Document 14 / 2007
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Maurice de Volder George Moerkerke Fred de Roode
Onderwijstechnologisch expertisecentrum
OUN
© 2005, Onderwijstechnologisch expertisecentrum, Open Universiteit Nederland, Heerlen. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking. De OTEC documenten kunnen worden besteld bij: Open Universiteit Nederland secretariaat OTEC Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tel. 045-5762317 Fax. 045-5762800 of opgehaald via Internet: http://www.ou.nl/otec
Inhoudsopgave Samenvatting..........................................................................................................................4 Inleiding ...............................................................................................................................4 DEEL 1 LITERATUUROVERZICHT ........................................................................................ 8 Botsende meningen over studiefraude ..................................................................................8 No time to waste? Copy-paste! .............................................................................................9 De gelegenheidstheorie ...................................................................................................... 10 Citaat of plagiaat? .............................................................................................................. 12 Plagiaatbestrijding in het Nederlandse hoger onderwijs ..................................................... 12 Plagiaatdetectieprogramma’s op de testbank ..................................................................... 13 DEEL 2 ONDERZOEK BIJ DE OPEN UNIVERSITEIT NEDERLAND ............................................. 16 1 Bevraging van de Commissie voor de Examens ............................................................... 16 1.1 Fraudegevallen sinds 1995 ......................................................................................... 16 1.2 Richtlijnen en beleid .................................................................................................. 18 2 Enquête bij docenten Psychologie en Actief Leren ........................................................... 18 2.1 Opzet van het vragenlijstonderzoek............................................................................ 18 2.2 Resultaten van het vragenlijstonderzoek .................................................................... 19 2.3 Samenvatting van de vaststellingen ........................................................................... 27 DEEL 3 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ........................................................................ 29 1 Definieer werkstukfraude concreet .................................................................................. 29 2 Doceer schrijfvaardigheden ............................................................................................. 30 3 Design fraudepreventief onderwijs .................................................................................. 31 4 Detecteer werkstukfraude ............................................................................................... 33 5 Deal met werkstukfraude op gepaste wijze ..................................................................... 33 Tot slot ............................................................................................................................... 34 LITERATUURVERWIJZINGEN .......................................................................................... 36 DEEL 4 BIJLAGEN ......................................................................................................... 40 Bijlage 1: Paper mills ......................................................................................................... 40 Bijlage 2: Beroepszaak m.b.t. plagiaat en identiteitswissel ............................................... 42 Bijlage 3 : Plagiaat voor beginners..................................................................................... 43 Bijlage 4: Voorbeeld van plagiaatdefinitie .......................................................................... 45 Bijlage 5: Antwoordsleutel bij tabel 3 (plagiaat, wat mag wel en wat mag niet?).............. 46 Bijlage 6: Uittreksel uit de Nadere regels inrichting tentamen en examen 2005-2006. ........... 47
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Samenvatting Voor het effectief tegengaan van werkstukfraude dient een holistische strategie te worden gevolgd die bestaat uit vijf facetten (door ons 5D strategie genoemd): 1. definieer werkstukfraude concreet, 2. doceer schrijfvaardigheden, 3. design fraudepreventief onderwijs, 4. detecteer werkstukfraude, 5. deal met fraude op gepaste wijze. Omdat voorkomen beter is dan genezen, zijn de eerste drie D’s belangrijker dan de twee laatste D’s. De huidige detectietechnologie is zeker geen wondermiddel. Immers, uit ons literatuuronderzoek blijkt dat antiplagiaatsoftware vooral als resultaat heeft dat daarmee domme fraude afneemt maar slimme fraude toeneemt. Werkstukfraude tegengaan is dus vooral een kwestie van preventie door goed te definiëren wat mag en niet, door praktisch schrijfvaardigheidsonderwijs te verzorgen, en door het onderwijs zodanig te ontwerpen dat werkstukfraude bijna of geheel onmogelijk wordt gemaakt. Het onderwijsdesign is in onze ogen de belangrijkste factor. De kostbare docenttijd is veel efficiënter besteed aan fraudevoorkomend en herbruikbaar onderwijsdesign vooraf dan aan het achteraf steeds opnieuw opsporen en corrigeren van gepleegde fraude. Deze conclusies worden ondersteund door ons empirisch onderzoek bij docenten van de Open Universiteit Nederland naar hun ervaringen en meningen met betrekking tot werkstukfraude.
Inleiding Bij de accreditatie van een opleiding wordt uitgegaan van een kritische zelfreflectie door de betreffende opleidingsfunctionarissen. De opleidingen Psychologie en Actief Leren van de Open Universiteit Nederland stelden zichzelf de vraag of bepaalde toetsvormen wel voldoende fraudebestendig zijn. Spieken in de tentamenzaal wordt behoorlijk moeilijk gemaakt, maar studiefraude kan zich vrij makkelijk voordoen wanneer opdrachten of werkstukken ongesuperviseerd thuis worden gemaakt en ter beoordeling worden ingestuurd. Deze fraude neemt twee vormen aan: plagiaat en identiteitsverwisseling. Plagiaat doet zich voor als een student zonder toestemming en zonder bronvermelding het werk van anderen als eigen werk presenteert. Identiteitsverwisseling doet zich voor als iemand anders het werk levert in plaats van de student. Over deze twee vormen van studiefraude handelt het voorliggende rapport. Om beschuldigingen van plagiaat aan ons adres te vermijden wordt altijd cursivering en/of aanhalingstekens gebruikt voor letterlijke citaten langer dan één zin. Ter afbakening van het onderwerp bespreken wij in voorliggend rapport alleen fraude bij summatieve beoordeling (waarbij cijfers zijn te verdienen). Plagiaat en identiteitsverwisseling in discussiegroepen en dergelijke worden dus niet meegenomen. Dit gedrag is wel storend voor het leerproces maar is stricto sensu immers geen fraude. In 2005 lieten de Nederlandse minister en staatssecretaris van OCW als reactie op Kamervragen weten dat zij plagiaat onder studenten ‘uit den boze’ vinden. De bewindslieden schreven: “Plagiaat is niets anders dan het voorwenden dat werk van een ander, eigen werk zou zijn. Het is dus bedrog, en als zodanig ontoelaatbaar.” (OCW, 2005). De wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, 1992) stipuleert wel de maximaal mogelijke sanctie voor fraude, maar definieert niet wat als fraude wordt gezien. Die taak geeft de WHW aan de examencommissie. Volgens WHW-artikel 7.12.4 stelt de examencommissie de regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens. In de praktijk blijkt dat deze regels vaak niet vast liggen of voor interpretatie vatbaar zijn. Wat betreft plagiaat, spreekt Power (2006) van een glijdende schaal gaande van frauderen tot inadequaat citeren (zie figuur 1). Plagiaatgedrag kan variëren van kopiëren van een volledige scriptie die onder de eigen naam wordt ingeleverd, tot het onzorgvuldig citeren van bronnen.
4
Een 5D strategie tegen werkstukfraude Onopzettelijk plagiaat kan het gevolg zijn van onduidelijke regels terzake, maar zou ook te wijten kunnen zijn aan cryptomnesie. Dit is een geheugenstoornis waarbij men zich niet bewust is dat de externe informatie reeds eerder is ontmoet en onthouden (Carpenter, 2002). Juridisch biedt cryptomnesie geen soelaas voor plagiaatplegers, althans niet in de Verenigde Staten, waar exBeatle George Harrison werd beschuldigd van plagiaat: “United States copyright law as of 2006 is to treat alleged cryptomnesia no differently from deliberate plagiarism. The seminal case is Bright Tunes Music v. Harrisongs Music, where the publisher of "He's So Fine", written by Ronald Mack, demonstrated to the court that George Harrison borrowed substantial portions of his song "My Sweet Lord" from "He's So Fine". The Court imposed damages despite a claim that the copying was subconscious.” (zie Cryptomnesia in Wikipedia). Zowel internationaal als in Nederland staat studiefraude de laatste jaren meer en meer in de belangstelling, niet alleen in het hoger onderwijs zelf maar ook in de media. Uit onderzoek in de Verenigde Staten en Canada bij meer dan 60.000 ‘undergraduate’ studenten blijkt dat 38% van hen toegeeft dat ze zinnen zonder bronvermelding hebben overgenomen en dat 42% toegeeft dat ze ongeoorloofd met anderen hebben samengewerkt aan een werkstuk (McCabe, 2005). Uit een enquête van het Tilburgse studentenblad Univers (2005) bleek dat ruim de helft van de studenten wel eens plagiaat pleegde tijdens het schrijven van een paper of scriptie. Dit wordt in de hand gewerkt door het bestaan van zogenaamde ‘paper mills’, dit zijn websites waar grote aantallen werkstukken downloadbaar zijn (zie bijlage 1). Uit onderzoek van SEO/Elsevier (2006) onder ruim 8.000 pas afgestudeerde Nederlandse hbo’ers en academici, bleek dat 51% van hen zegt studiefraude in de directe omgeving te hebben meegemaakt. En 16% geeft ook toe zelf gefraudeerd te hebben. De fraude betreft vooral het inleveren van deels of geheel door anderen gemaakte werkstukken en spieken. Het toegeven van zelfgepleegde studiefraude verschilt sterk per opleiding: tussen 0 en 40%. Naar eigen zeggen frauderen accountants, juristen en fiscalisten het minst. Enigszins ‘tongue in cheek’ noemt SEO/Elsevier dit, gezien hun studiekeuze, een geruststellende gedachte. Van Leeuwen (2006) oppert de vraag of deze beroepsgroepen misschien in gedeeld professioneel belang ernstige reputatieschade vrezen en liever zwijgen. De werkelijk gepleegde studiefraude komt wellicht dus vaker voor dan de plegers ervan willen toegeven. Daar komt nog bij dat de meningen over wat frauduleus wordt gevonden, kunnen verschillen tussen docenten onderling (Levin, 2003), tussen docenten en studenten (Bovenkerk, 2005; McCabe, 2005) en tussen verschillende culturen (Leask, 2006).
5
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Frauderen
Inadequaat citeren
Stelen van
Kopiëren en
Kopiëren en
Inadequate
Referentie
werkstuk
plakken van
plakken van
parafrasering
alleen aan
één website
diverse
eind van
websites
tekst geen citaties
Uitwisseling
Kopiëren van
Geheel her-
Kopiëren van
Heeft zelf
korte zinnen
een idee
Werkstukken
het grootste
formuleren
via studie/
deel van een
van de
ontwikkeld
studenten-
document
ideeën van
dat al
een bron,
bestond,
zonder
zonder
citatie
verwijzing
verenigingen
Oppervlakkige
Oppervlak-
Citeert niet
samenwerking
veranderingen
kige veran-
vaak genoeg
met vrienden
aanbrengen, in
deringen in
in een alinea
bron zonder
tekst met
verwijzing
citatie
Verregaande
Figuur 1: Plagiaat als continuüm van frauderen tot inadequaat citeren. Overgenomen van Drent c.s. (2006) die zich baseerden op Power (2006).
Volgens Drent c.s. (2006) verschilt de omvang waarin fraude bij studenten in het hoger onderwijs optreedt naargelang het gedrag dat men eronder verstaat. Opzettelijk en volledig het werk van anderen kopiëren komt minder frequent voor dan het, althans in de ogen van de student onschuldige, knip-en-plak-werk waarbij onzorgvuldig wordt gerefereerd naar de geraadpleegde bronnen. Lim (2007) concludeert dat studiefraude blijkbaar een groeiende epidemie is in het hoger onderwijs maar dat het probleem niet alleen bij onethische studenten ligt, maar bij alle betrokkenen. Pas wanneer zowel studenten, managers als docenten hun specifieke verantwoordelijkheden opnemen, kan de academische integriteit weer hersteld worden. We geven in deel 1 een beknopt overzicht van een aantal belangrijke publicaties op het gebied van studiefraude en onze visie op de geschetste problemen en oplossingen. Na het kritisch literatuuroverzicht, beschrijven we in deel 2 een onderzoek uitgevoerd in 2006 bij OUNL-docenten van Psychologie en Actief Leren. Ook wordt verslag gedaan van de ervaringen met plagiaat van de Commissie voor de Examens van de Open Universiteit. Tot slot worden in deel 3 conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor een werkstukfraudebeleid bij Psychologie en Actief
6
Een 5D strategie tegen werkstukfraude Leren, en worden mogelijke implicaties voor een instellingsbreed beleid besproken. In deel 4 worden een aantal bijlagen met aanvullende informatie toegevoegd.
7
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
DEEL 1 LITERATUUROVERZICHT Botsende meningen over studiefraude Ammerlaan (2003) brengt verslag uit van de Platformdag "Copy-Paste van het Internet" op 6 februari 2003 in Enschede. Vooral interessant is de samenvatting van een discussie onder studenten waarbij geen docenten aanwezig waren. Uit deze discussie kwam naar voren dat de studenten wisten dat spieken fraude is, maar zich niet schuldig voelen. De pakkans ervaren ze als gering en de consequenties schrikken niet af. Kopiëren van het internet vond men niet altijd fraude, vooral als de opdrachten elk jaar hetzelfde zijn. Waneer de werkdruk te hoog wordt gevonden door een teveel aan opdrachten, zou dit fraude in de kaart spelen. Volgens deze studenten is dit vragen om kopiëren. De rol van werkdruk wordt bevestigd door Finn en Frone (2004) die echter ook wijzen op uitstelgedrag of slechte planning door studenten. Studenten waren het oneens over wat fraude was en hadden de reglementen hierover nooit gezien of gelezen. Vooral de Aziatische studenten begrepen niet dat Engelse teksten ongewijzigd van internet kopiëren niet is toegelaten. Zij hebben moeite met de Engelse taal en vinden het ook een gebrek aan respect om een ‘gezaghebbende’ tekst zomaar te wijzigen. Leask (2006) schrijft: “Plagiarism is a complex, culturally loaded concept. Exactly what constitutes plagiarism is dependent on a number of contextual factors. Students from `other cultures' are frequently highlighted as being perpetrators of this crime against the academic community of enlightened Western scholars.”
Figuur 2: Bron (copyright-rechten te verwerven bij): http://www.cartoonstock.com/newscartoons/cartoonists/gri/lowres/grin388l.jpg
8
Een 5D strategie tegen werkstukfraude De studenten vonden dat docenten niet altijd duidelijk zijn in wat ze van de studenten verlangen. Soms mag je wel een open boek hebben bij een tentamen, dan weer niet. Soms mag men wel samenwerken maar soms ook weer niet. De definitie van fraude die de opleidingen hanteren is te vaag voor studenten, en verschilt ook nog per vak. De opleiding moet volgens de studenten duidelijker met hen communiceren over studiefraude door bij de start van de opleiding een cursus te geven waarin duidelijkheid wordt verschaft over de definitie van fraude, concrete voorbeelden worden gegeven van wat wel en niet mag en aangeleerd wordt hoe men bronteksten moet vermelden. Daarnaast moet duidelijk worden gemaakt welke sancties de examencommissie kan opleggen. Bovenal moet de student aangesproken worden bij vermoeden van fraude en gevraagd worden naar een reactie. Vervolgens moet de student extra opdrachten worden gegeven om het leerproces op gang te houden en gezichtsverlies te beperken. Met deze laatste suggestie zijn wij het niet eens: als enige sanctie extra opdrachten krijgen is niet echt afschrikwekkend voor studenten die opzettelijk frauderen. Het gebruik van antiplagiaatsoftware vinden de studenten onzinnig, maar het verslag maakt niet duidelijk waarom. Wij vermoeden dat studenten vinden dat met die sofware zoiets als een heksenjacht wordt ontketend, een mening die ook door sommige docenten wordt gedeeld (Levin, 2003). Levin hekelt de antiplagiaatindustrie in het Verenigd Koninkrijk die alle studenten als mogelijke bedriegers aanziet en systematisch controleert. Volgens de studenten is voorkomen beter dan genezen. Zij stellen daarom voor om het aantal mondelinge toetsen en vaardigheidstoetsen omhoog te brengen, en het aantal schriftelijke verslagen maken (reflecties, rapporten, werkplannen, logboeken, essays etc.) te verminderen, of deze niet te gebruiken als toetsmiddel maar als leermiddel.
No time to waste? Copy-paste! In 2003 schreef Van Nieuwkerk een rechtenscriptie aan de Universiteit van Tilburg met als titel: “No time to waste? Copy-paste!” (Nieuwkerk, 2003). Plagiaat blijkt geen wettelijke term te zijn gezien hij niet voorkomt in Nederlandse wetteksten, zelfs niet in het auteursrecht. Plagiaat wordt door Van Nieuwkerk als volgt gedefinieerd: “het zonder aanmerkelijke aanpassingen en zonder bronvermelding overnemen van (delen van) teksten van derden en de aldus verkregen 'nieuwe' tekst presenteren als zijnde eigen werk”. Vervolgens ondergraaft ze enigszins haar eigen definitie door te stellen: ”Plagiaat kent drie dimensies, ofwel men laat een ander een scriptie voor jou produceren, ofwel men gebruikt een scriptie van een ander, ofwel men heeft teksten van derden verwerkt tot een scriptie”. Wanneer men iemand anders een tekst laat produceren is er ons inziens immers geen nieuwe tekst die wordt verkregen door een bestaande tekst aan te passen. Daarenboven stemt die andere in met de studiefraude, terwijl de meeste definities van plagiaat uitgaan van het zich zonder toestemming toe-eigenen van andermans werk. Bijvoorbeeld, Van Dale geeft ‘letterdieverij’ als synoniem en omschrijft plagiaat als diefstal van geestelijke eigendom. Wij onderscheiden twee vormen van studiefraude die zich kan voordoen wanneer opdrachten of werkstukken ongesuperviseerd thuis worden gemaakt en ter beoordeling worden ingestuurd. Deze twee vormen van fraude zijn: plagiaat en identiteitsverwisseling. Plagiaat doet zich voor als een student zonder toestemming en zonder bronvermelding het werk van anderen als eigen werk presenteert. Identiteitsverwisseling doet zich voor als iemand anders het werk levert in plaats van de student. Dit onderscheid is niet alleen theoretisch van belang, maar ook praktisch want identiteitsverwisseling is met geen enkele plagiaatdetectiesoftware op te sporen (Clarke & Lancaster, 2006). De heden in zwang zijnde technologieën (Turnitin, Mydropbox, Ephorus, Urkund, enz.) staan dus machteloos bij deze vorm van studiefraude. Sommige auteurs (Park,
9
Een 5D strategie tegen werkstukfraude 2004; Mainka, Raeburn en Eral, 2006; Lancaster en Ulwin, 2007) maken nog onderscheid in twee soorten identiteitsverwisseling: het ongeoorloofd samenwerken (‘collusion’) en het werkstuk volledig door iemand anders laten maken (‘commissioned work’ or ‘contract cheating’). Plagiaat kan volgens het privaatrecht als een onrechtmatige daad worden beschouwd. Indien een student voor de rechtbank een plagiaatgeval zou betwisten, is het van belang dat de universiteit niet alleen het plagiaat kan aantonen maar ook dat zij schade lijdt hierdoor. Van Nieuwkerk schrijft hierover: “Schade als gevolg van plagiërende studenten die een universiteit eventueel zou kunnen aantonen is gezichtsverlies in relatie tot enerzijds potentiële studenten, er zullen wellicht minder studenten voor die betreffende universiteit kiezen, en anderzijds het bedrijfsleven, de vraag naar studenten van die betreffende universiteit zal mogelijkerwijs afnemen. Een dalend aantal studenten leidt sowieso tot dalende inkomsten. Bovendien kan het aanzien van een universiteit in de maatschappij als gevolg van de wetenschap dat studenten al plagiërend hun bul kunnen behalen, een deuk oplopen, hetgeen zal leiden tot (immateriële) schade. Zo zal het bedrijfsleven minder snel geneigd zijn mee te werken c.q. bij te dragen aan projecten, zal de (inter)nationale waardering afnemen, etc., etc. Het is moeilijk (in cijfers) aan te geven welke schade plagiaat in het onderwijs exact aanricht, duidelijk is wel dat universiteiten plagiaat liever zullen voorkomen dan bestrijden, omdat het kwaad dan feitelijk al is aangericht.”
De gelegenheidstheorie Eveneens uit de juridische hoek komt het perspectief van de gelegenheidstheorie die wordt toegepast op studiefraude door de Utrechtse criminoloog Bovenkerk (2005). Hij beschouwt studiefraude als een vorm van delinquentie en betoogt dat de lage pakkans bij studiefraude te vergelijken is met die van fietsdiefstal of belastingontduiking. In een onderzoek uit 1998 bij 72 Nederlandse faculteiten heeft Bovenkerk geprobeerd het zogenaamde ‘dark figure’ vast te stellen. Dit begrip staat voor het verschil tussen de omvang van opgemerkte en geregistreerde criminaliteit en de mate waarin misdaad in werkelijkheid wordt gepleegd. De faculteiten rapporteerden dat studiefraude niet of hooguit enkele malen bij hen was voorgekomen in de afgelopen vijf jaar. Uit een anonieme enquête bij studenten bleek daarentegen dat 66% zich wel eens schuldig had gemaakt aan één van de opgegeven fraudemogelijkheden (zie tabel 1). Het onderzoek van Bovenkerk gaat niet alleen over fraude bij ongesuperviseerde opdrachten. Het ongeoorloofd gebruik van studiemateriaal (notities en spiekbriefjes) blijkt het meest voor te komen bij tentamens met gesloten boek. Plagiaat bij schriftelijke werkstukken komt bij 10% der respondenten voor. Eén op drie studenten geeft toe dat ze ongeoorloofd profiteren van de inzet van anderen tijdens groepswerk (meeliften). Dit is een makkelijke vorm van identiteitsverwisseling: bij groepswerk weet de docent niet wie het werk echt heeft gepresteerd, ook niet waneer de studenten verklaren wie wat gedaan heeft. Een combinatie van plagiaat en identiteitsverwisseling is ook mogelijk zoals blijkt uit de casus beschreven in bijlage 2. Iemand anders tentamen laten afleggen is een huzarenstukje dat weinig voorkomt (0.7%). Iemand anders een opdracht laten maken is niet bevraagd in het onderzoek van Bovenkerk, maar komt volgens Lancaster en Culwin (2007) meer en meer voor.
10
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 1: Frauduleuze handelingen van studenten volgens Bovenkerk (2005)
De gelegenheidstheorie stelt dat er altijd gemotiveerde daders voorhanden zijn om het delict te plegen. Of dat ook werkelijk gebeurt, hangt af van de objectieve gelegenheid daartoe en het ontbreken van adequaat toezicht. Volgens Bovenkerk laat de gelegenheidstheorie voorspellen dat het probleem van de studiefraude wel toe moet nemen gezien de groeiende technische mogelijkheden die studenten hebben om te frauderen, en de ontwikkelingen in het onderwijs die de pakkans verkleinen. Docenten kennen hun studenten niet meer persoonlijk, het vaststellen van fraude brengt veel administratieve rompslomp mee die docenten liever vermijden en toepassing van de sancties (maximaal één jaar uitsluiting van het tentamen) verlaagt het studierendement, wat bestuurders niet op prijs stellen met het oog op de outputfinanciering. Nog erger is dat docenten soms zelf boter op hun hoofd hebben: plagiaat is ook hen niet vreemd, en zeker niet het fenomeen van zelfplagiaat waarbij men eindeloos dezelfde tekst herkauwt om het aantal publicaties op te kunnen drijven en makkelijker staande te blijven in de academische cultuur van ‘publish or perish’ (De Lange, 2005). Volgens de gelegenheidstheorie mag men weinig verwachten van lessen ethiek om moreel zwalkende studenten (en docenten) weer op het rechte pad te krijgen. Volgens deze theorie maakt de gelegenheid immers de dief. Trainingen ethiek zetten inderdaad geen zoden aan de dijk, melden Crown en Spiller (1998). Meer heil brengen preventieve maatregelen die het plegen van fraude bemoeilijken en die de pakkans verhogen. Van gepakt worden moet ook meer afschrikking uitgaan dan nu meestal het geval is. Frauderende studenten krijgen vaak alleen maar een onvoldoende voor het tentamen en recidivisme wordt gedoogd. De politiek heeft wel het idee geopperd om zwaardere sancties in de wet in te schrijven, maar Bovenkerk twijfelt of dit in de praktijk veel zal uithalen: “Tot nu toe kan een examencommissie niet verder gaan dan wat er in de Wet op Hoger Onderwijs in 1992 in artikel 7 is geregeld. Een frauderende student kan ten hoogste worden uitgesloten van het doen van tentamens voor de duur van één jaar. Meestal zal de sanctie veel minder zijn en proportioneel aan de overtreding. Wie te zwaar straft kan een juridische procedure verwachten waarbij de student een schadevergoeding eist ter hoogte van het bedrag dat hij niet kan verdienen zoveel als zijn afstuderen is vertraagd. Dat maakt examencommissies huiverig.”
11
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Citaat of plagiaat? Onder de titel ‘Citaat of plagiaat?’ rapporteerden Pieters c.s. (2005) over een onderzoek naar plagiaat bij studenten aan de Universiteit Utrecht, waarbij zowel studenten als docenten werden ondervraagd. Zo’n 78% van de studenten zegt informatie van het internet of van anderen te gebruiken bij het maken van opdrachten, terwijl docenten denken dat zoiets bijna nooit gebeurt. Uit het onderscheid dat de onderzoekers maakten in plagiaatvormen, bleek dat 10% van de studenten letterlijk tekst overschrijft, 31% enkele woorden vervangt, 14% de zinsconstructie verandert en 67% zegt de originele tekst te parafraseren. Op de vraag of zij het aldus verkregen werk overnemen als eigen werk, antwoordde 11% dat ze dat altijd deden, 15% vaak, 20% regelmatig, 23% soms en 31% nooit. Deze vraag naar het overnemen van eigen werk was jammer genoeg niet opgesplitst naar plagiaatvormen. Interessant is dat de percepties door studenten en docenten werden onderzocht. Gevraagd werd of ze het zeer onacceptabel vonden dat bepaalde plagiaatvormen werden gepresenteerd als eigen werk. Bij studenten is 65% en bij docenten 97% van mening dat het letterlijk overschrijven van tekst zeer onacceptabel is. Bij studenten is 17% en bij docenten 71% van mening dat het vervangen van enkele woorden in overgenomen tekst en dit presenteren als eigen werk zeer onacceptabel is. Bij studenten is 20% en bij docenten 78% van mening dat het veranderen van de zinsconstructie in overgenomen tekst en dit presenteren als eigen werk zeer onacceptabel is. Bij studenten is 3% en bij docenten 31% van mening dat het letterlijk overschrijven van tekst en dit presenteren als eigen werk zeer onacceptabel is. Docenten zijn dus duidelijk strenger in hun beoordeling van plagiaatvormen. Veelbetekenend is dat slechts 57% van de studenten aangeeft ooit instructies te hebben gekregen over wat plagiaat is en hoe het te vermijden. Bovenkerk (2005) schrijft dat hij zijn collega’s vaak heeft horen verzuchten dat studenten niet weten wat plagiaat is en niet fatsoenlijk kunnen citeren. Vooral het internet wordt als gemeenschappelijk goed aanzien. Harris (2004) wijst erop dat men niet zomaar mag aannemen dat studenten weten wat plagiaat concreet inhoudt. Een abstracte definitie geven is niet genoeg, studenten moeten voorbeelden krijgen van verboden en toegelaten manieren van bronnengebruik.
Plagiaatbestrijding in het Nederlandse hoger onderwijs Geïnspireerd door de aandacht voor softwarematige plagiaatbestrijding bij het Britse Joint Information Systems Committee (JISC, s.d.) is in opdracht van SURF een verkenning uitgevoerd naar de ervaringen met antiplagiaatsoftware in het Nederlandse hoger onderwijs (Roes, 2004). In 2004 bleek er nog maar weinig te gebeuren op dat gebied. Slechts bij één universiteit was er sprake van een instellingsbrede aanpak. Dit betrof de Vrije Universiteit die gekozen heeft voor SafeAssignment, een plagiaatdetectieprogramma dat zowel rechtstreeks via de server van de leverancier (MyDropBox) kan worden gebruikt maar ook via Blackboard kan worden benaderd. Bij hogescholen leek het onderwerp nog minder te leven dan aan universiteiten. Voorts bleek plagiaat geen onderwerp van betekenis te zijn bij de VSNU, HBO-Raad en de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. We hebben de SURF-verkenning niet overgedaan om te zien in welke mate de situatie in 2007 is veranderd ten opzichte van 2004. Op de Edusite van SURF was 2005 een productief jaar wat bijdragen betreft in het speciale plagiaatdossier van Edusite, maar in 2006 werd slechts één bijdrage op de website geplaatst (Edusite, s.d.). In opdracht van de Stichting Digitale Universiteit
12
Een 5D strategie tegen werkstukfraude hebben Drent c.s. (2006) bij vier universiteiten onderzocht hoe zij plagiaat bestrijden. Er bleek geen eensgezindheid wat betreft gebruikte antiplagiaatsoftware. De Vrije Universiteit gebruikte SafeAssignment en Wcopyfind, de Universiteit van Maastricht SafeAssignment , Pl@giarism, Wcopyfind en Quotefinder, de Erasmus Universiteit Rotterdam SafeAssignment en Codas, en de Universiteit van Tilburg Urkund. De rechtenfaculteit van de Universiteit van Tilburg (UvT, s.d.) heeft een uitgebreide informatiesite over plagiaat die deels open toegang biedt. Bij de Hogeschool Utrecht is geëxperimenteerd met Ephorus (Van der Aa c.s., 2005). Volgens Van der Linde en Siepman (2006) is Ephorus de marktleider en zij raadden aan dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Ephorus zou aanschaffen. Ephorus claimt dat zij de marktleider in Europa zijn (Ephorus, s.d.) en somt een groot aantal Nederlandse universiteiten en hogescholen op die hun software zouden gebruiken. Of die euforie gerechtvaardigd is, kunnen we niet met zekerheid beamen. Het is immers een bekende wijze om het klantenbestand op te smukken door de aanvrager van een testversie maar meteen als gebruiker op te voeren. Een mogelijk probleem op juridisch gebied is volgens Roes c.s. (2004) de vraag of studenten verplicht kunnen worden hun werk te laten opnemen in een database. Een student van de Canadese McGill University die hiertegen bezwaar aantekende kreeg van de rechtbank gelijk (CBC News, 2004). Ook in de VS protesteren studenten tegen het beschikbaar stellen van hun materiaal aan derden in verband met schending van intellectueel eigendom en privacy, melden Drent c.s. (2006) die terzake het advies hebben ingewonnen van een juridisch medewerker van de Vrije Universiteit. Uit dat advies blijkt dat, mits opleidingen dit in hun Onderwijs en Examen Regeling hebben vastgesteld, het uitwisselen met derden van studentwerkstukken geen probleem mag zijn. Door zich in te schrijven aan de opleiding geeft de student impliciet toestemming dat zijn werkstukken gescand worden. Een gelijkaardige vraag stelde zich bij de HBO-Kennisbank waarin afstudeerscripties van HBO-studenten online vrij toegankelijk zijn via het zogeheten DAREnet (s.d.). Op de website van DAREnet staat te lezen: “Het auteursrecht blijft bij de auteur. De HBO-instellingen vragen de auteur alleen toestemming om de scriptie online te zetten. In diverse reglementen van de betrokken HBO-instellingen is/wordt overigens opgenomen dat de student een digitale versie van zijn scriptie moet aanleveren ten behoeve van opname in de institutionele repository (een digitale bewaarplaats). In een beperkt aantal gevallen is het denkbaar dat er een embargo op een (deel van de ) scriptie wordt gezet, bijvoorbeeld als er een patentaanvraag is gedaan; als er privacygevoelige informatie in de scriptie staat of als een hoofdstuk uit de scriptie al eens eerder is verschenen in een tijdschrift, waarbij het auteursrecht is overgedragen aan dat tijdschrift.”
Plagiaatdetectieprogramma’s op de testbank Plagiaatdetectieprogramma’s kunnen in twee hoofdcategorieën worden ingedeeld: stand-alone programma’s en internetprogramma’s. Stand-alone programma’s vergelijken elektronische documenten onderling op tekstovereenkomst. Hieronder vallen de programma’s CODAS, CopyCatch, Pl@giarism en WCopyfind. Alle documenten zitten in een interne database die men zelf heeft gevuld. Internetprogramma’s daarentegen vergelijken documenten zowel met de interne database als met bronnen op het internet. Onder deze categorie vallen de programma’s MyDropBox (SafeAssignment), EVE2, Turnitin, Urkund en Ephorus. Uiteraard hebben internetprogramma’s een groter bereik dan stand-alone programma’s, waardoor ze meer plagiaat detecteren, maar daar hangt dan ook een prijskaartje aan.
13
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 2: Vergelijking van plagiaatdetectieprogramma’s door Reumer (2004), overgenomen van Linde en Siepman (2006).
Naam
Werkwijze
Kosten
Opmerkingen
CODAS http://www.andromatics.nl
vergelijken van ingeleverde documenten
~€ 7000 per jaar per faculteit
Pl@giarism http://www.plagiarisme.tk
vergelijken van ingeleverde documenten
Wcopyfind http://plagiarism.phys.virgin ia.edu/Wsoftware.html
vergelijken van ingeleverde documenten
~€ 0 (freeware George Span, Universiteit van Maastricht) ~€ 0 per kopies
EVE2 http://www.canexus.com/ev e/index.shtml
vergelijken met informatie op het Internet
~€ 20 per kopie
Turnitin http://www.turnitin.com
vergelijken met ingeleverde documenten en informatie op het Internet
~ € 2000 per jaar per faculteit ~€ 100 per docent
SafeAssignment http://www.mvdropbox.com http://www.safeassignment. com
vergelijken met ingeleverde documenten en informatie op het Internet
~€ 0,40 per student ~€ 80 per docent
Ephorus http://www.ephorus.com
vergelijken met ingeleverde documenten en informatie op het internet
~€ 1,00 – 1,50 per student ~€ 80 per docent
Urkund http://www.urkund.com
vergelijken met ingeleverde documenten en informatie op het Internet
~€ 2,- per student
- werkt erg goed en eenvoudig, ook omgevormde zinnen - steile leercurve - werkt erg goed en eenvoudig, ook omgevormde zinnen goed te detecteren - gebruiksvriendelijk - eenvoudig - omgevormde zinnen worden goed gedecteerd - zeer gebruiksvriendelijk - werkt eenvoudig en duideljk - redelijk traag (maar je kunt het zien gebeuren) - plagiaatpercentage onbetrouwbaar - werkt goed en eenvoudig - scant ook pdf documenten - inclusief kant-en-klare inleveromgeving, peer-review omgeving, GradeMark - koppeling met Blackboard in toekomst mogelijk - werkt goed en eenvoudig - Door integratie met BB nauwelijks beheerlast - scant ook pdf documenten - regelmatige snapshots van database te verkrijgen - MyDropbox + SafeAssignment maar dan ‘los’ - werkt goed en eenvoudig, plagiaat beoordeling moeizaam te interpreteren - doorzoekt geen pdf documenten2 - regelmatige snapshots van database te verkrijgen - werkt via e-mail - scant pdf documenten - regelmatige snapshots van database te verkijgen
Reumer (2004) heeft een vergelijking uitgevoerd van plagiaatdetectieprogramma’s. De conclusies zijn in tabel 2 weergegeven. Hij besluit dat er weinig verschillen zijn tussen internetprogramma’s wat betreft performance, dit wil zeggen het daadwerkelijk opsporen van plagiaat. Er zijn wel verschillen in gebruiksvriendelijkheid en prijs. Volgens Rienties en Arts (2004b) zijn in het algemeen de resultaten van de verschillende programma’s goed, maar zijn er onderling toch grote verschillen omdat niet ieder softwareprogramma toegang heeft tot dezelfde databases van documenten (uitgevers, universiteitsnetwerken, etc.). Wij vragen ons af of bepaalde programma’s meer geschikt zijn voor bepaalde vakgebieden, omdat ze meer vakspecifieke databases hebben ontsloten. Deze vraag blijft voorlopig onbeantwoord. Uit hun case studies in twee opeenvolgende studiejaren waarbij telkens 400 studenten internationale bedrijfskunde werden gecontroleerd op plagiaat, concluderen Rienties en Arts dat de pakkans fors toeneemt maar dat detectie een arbeidsintensief proces is. Drent c.s. (2006) namen interviews af van medewerkers van vier universiteiten die praktische onderwijservaring hebben opgedaan met plagiaatdetectiesoftware. Over het algemeen bleek men
14
Een 5D strategie tegen werkstukfraude redelijk tevreden. De programma’s worden doorgaans gemakkelijk in gebruik gevonden en de detectie kost niet erg veel tijd. Maar men benadrukt dat de software geen wondermiddel is: veel databanken zijn niet ontsloten en worden dus niet gecheckt, en letterlijke vertalingen worden ook niet ontdekt. Geconcludeerd kan worden dat alle plagiaatdetectieprogramma’s een aantal gemeenschappelijke zwakke punten vertonen. De lijst die Van Nieuwkerk (2003) opsomt is zo indrukwekkend dat men elke illusie moet laten varen dat met de komst van deze technologie studiefraude tot het verleden zal behoren. Eerder geldt het motto: “Al is de technologie nog zo snel, de student achterhaalt haar wel”. Kirschner (2006) vergelijkt het opsporen van plagiaat met Sisyfusarbeid: “De slimme student zal ons altijd een stapje voor blijven en wij zullen, evenals Sisyfus, de top nooit bereiken. Misschien moeten wij de oplossing in het onderwijs en de didactiek zoeken” . Studentenbladen publiceren tips (zie bijlage 3) die illustreren hoe makkelijk het is voor studenten om plagiaatsoftware te misleiden. Wij zetten de nadelen van antiplagiaatsoftware nog eens op een rijtje: a.
Plagiaatdetectie blijft ondanks alles mensenwerk. De software geeft slechts een eerste indicatie, maar het interpreteren van de signalen gebeurt door de docent. Correct geciteerde passages worden door de software herkend als letterlijke kopie, maar dit is geen geval van plagiaat. De software geeft percentages van overeenstemming met andere teksten aan, maar welke percentages kunnen nog door de beugel? En is de grens tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar misschien afhankelijk van het soort tekst (dus geen vast percentage)?
b.
De software is makkelijk om de tuin te leiden door studenten. Wanneer die weet dat het systeem reageert op overeenstemmende combinaties van zes woorden, is het simpel om die zinnen zodanig te herschrijven dat er steeds maximaal vijf opeenvolgende woorden in beide documenten voorkomen. De software is een handige tool voor studenten om gepleegd plagiaat te verbergen door net genoeg wijzigingen aan te brengen om niet meer gedetecteerd te worden. Drent c.s. (2006) melden dat studenten handiger worden in het omzeilen van de antiplagiaatsoftware.
c.
De database van documenten waarmee de software het ingeleverde document vergelijkt is niet oneindig. De student hoeft maar op zoek naar documenten die niet in de database zitten om ongestraft te kunnen plagiëren. Veel publicaties zijn alleen in drukvorm beschikbaar en zitten niet in digitale databases. Of ze zijn wel digitaal maar gewoon niet toegankelijk voor het antiplagiaatpakket dat de opleiding gebruikt.
d.
Wanneer het ingeleverde document in de Nederlandse taal wordt opgemaakt, kan de student ongestoord anderstalige documenten ongewijzigd vertalen. De antiplagiaatsoftware detecteert geen vertaalde teksten.
e.
Wie als een soort opdrachtgever zijn werkstuk op maat door iemand anders laat maken, al dan niet tegen betaling, fietst fluitend door de mazen van de plagiaatdetectieprogramma’s. Tenzij de opdrachtnemer zelf een plagiator is natuurlijk, of hetzelfde werk meermaals oplevert. Lancaster en Culwin (2007) noemen ‘contract cheating’ door commerciële firma’s het grootste studiefraudeprobleem van de moderne tijd. Een voorbeeld van zo’n firma is Rent A Coder (s.d.) waar, naast gewone legitieme klanten, ook informaticastudenten tegen betaling opdrachten kunnen uitbesteden.
15
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
DEEL 2 ONDERZOEK BIJ DE OPEN UNIVERSITEIT NEDERLAND Het onderzoek bij de Open Universiteit Nederland bestaat uit twee bevragingen: enerzijds van de Commissie voor de Examens en anderzijds van docenten bij twee faculteiten. Aan de Commissie voor de Examens (die bevoegd is voor alle faculteiten) werd gevraagd welke richtlijnen zij heeft uitgevaardigd met betrekking tot plagiaat en identiteitsverwisseling, met het oog op preventie, detectie en behandeling van studiefraude. Ook werd gevraagd om de fraudegevallen sinds 1995 te inventariseren en deze casussen beknopt te omschrijven. Bij de faculteiten Psychologie en Actief Leren werden de ervaringen en meningen van docenten met betrekking tot studiefraude onderzocht middels een schriftelijke vragenlijst. Studiefraude kan zich met name voordoen wanneer opdrachten of werkstukken ongesuperviseerd thuis worden gemaakt en ter beoordeling worden ingestuurd. Ter afbakening van het onderwerp wordt alleen fraude bij summatieve beoordeling (waarbij cijfers zijn te verdienen) onderzocht. Plagiaat en identiteitsverwisseling in discussiegroepen en dergelijke worden dus niet meegenomen. Dit gedrag is wel storend voor het leerproces maar is stricto sensu geen fraude.
1 Bevraging van de Commissie voor de Examens 1.1 Fraudegevallen sinds 1995 Uit gegevens van de Commissie voor de Examens blijken sinds 1995 de volgende fraudesituaties het meeste te worden geconstateerd: •
fraude bij tentamens, met name gebruiken niet toegestaan materiaal
•
fraude bij werkstukken: plagiaat of te vergaande samenwerking
•
vervalsen certificaten en fraude bij inschrijving en verzoek om vrijstelling/toelating (overleggen valse diploma’s)
De frequentie waarmee fraudecasussen optreden en de besluiten van de Commissie voor de Examens worden beschreven in tabel 3.
16
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 3: Overzicht fraudegevallen bij de Open Universiteit vanaf 1995 Jaar (aantal)
Casus
Besluit *)
1995 (1x)
Overschrijven antwoordmodel tijdens tentamen
2
1996 (1x) en 1998
Gebruiken ‘niet-schone’ wettenbundel tijdens tentamen
2
(1x)
(met eigen aantekeningen)
1997 (1x)
Gebruiken niet toegestaan cursusmateriaal tijdens
2001 (1x) en 2004
tentamen (spiekbriefjes)
2
(2x) 2006 (1x)
Gebruik spiekbriefjes bij tentamen; Bij herkansing weer betrapt met zelfde spiekbrieven
1999 (1x)
2 en bij recidive 3
Plagiaat bij scriptie, opdracht of werkstuk
4
Fraude bij het maken van een schrijfopdracht (plagiaat)
5
Plagiaat bij scriptie; oorzaak lag bij de werkgever die twee
1
2002 (1x) en2005 (4x) 1997 (1x) en 2001 (2x) 2005 (1x)
werknemers toestemming gaf eenzelfde onderwerp uit te werken (studeerden bij verschillende universiteiten); degene die als tweede inleverde pleegde formeel fraude. 2004 (1x) 1999 (1x)
Groep studenten pleegt fraude bij werkstuk (plagiaat)
6
Nadat diploma was verstrekt bleek plagiaat gepleegd te zijn
4
bij scriptie; diploma is ingenomen 2002 (1x)
Vals certificaat ingeleverd als ‘bewijs’ gemaakte opdracht
4
2006 (1x)
Toelating tot de master gevraagd met inlevering vals
7
diploma (diploma mill); 2000 en zelfde
Student beweert afgestudeerd te zijn en eist diploma; heeft
student nogmaals in
niet voldaan aan scriptieverplichting. In 2000 heeft hij bij
2006
ministerie ‘aangifte’ gedaan van fraude door de OUNL en in
8
2007 overlegt hij een vals certificaat als ‘bewijs’ van het slagen voor zijn scriptie. *) het nummer verwijst naar één van de volgende besluiten: 1.
geen sanctie
2.
niet vaststellen uitslag tentamen en ontnemen van één tentamenkans
3.
gedurende een jaar uitgesloten van deelname aan het tentamen waarbij de fraude geconstateerd was
4.
ongeldig verklaren van het werkstuk en verplicht een nieuwe opdracht maken
5.
ongeldig verklaren van het werkstuk, verplicht een nieuwe opdracht maken en ontnemen één tentamenkans
6.
extra mondeling tentamen voor alle betrokkenen
7.
toelating tot masteropleiding geweigerd (College van Bestuur sanctie)
8.
verzoek geweigerd
17
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
1.2 Richtlijnen en beleid De Commissie voor de Examens (CvE) heeft in het examenreglement een fraudeprotocol en instructies voor het surveilleren van tentamens opgenomen (zie bijlage 6). Er is geen systeem of software voorgeschreven voor detectie van werkstukfraude. De faculteiten gaan hier verschillend mee om. Wel is enkele jaren geleden door de CvE geadviseerd om het mondeling verdedigen van de scriptie te verplichten om zodoende te toetsen of student de scriptie zelf geschreven heeft. Onduidelijk is of dit ook altijd gebeurt. Om het vervalsen van OUNL-diploma’s tegen te gaan is in 2002 het watermerk ingevoerd. Het ontdekken dat een vals OUNL-certificaat voorgelegd wordt als tentamenbewijs hangt af van de opmerkzaamheid van de medewerkers. Het voorkomen dat valse diploma’s van elders worden aangeboden bij verzoeken tot toelating en vrijstelling zal de komende jaren de aandacht vragen: valse diploma’s zijn in het buitenland makkelijk verkrijgbaar. Medewerkers van studiecentra mogen een kopie waarmerken d.w.z. door een stempel bevestigen dat de kopie overeenkomt met het origineel. Momenteel wordt door Nuffic en IBG hard gewerkt aan het voorkomen van diplomafraude en kun je via hun websites nagaan van welke instellingen valse diploma’s afgegeven worden. Ook kan bij Nuffic in specifiek geval een toets naar de echtheid van een diploma aangevraagd worden. Hier is in het verleden al meerdere malen gebruik van gemaakt. De CvE is hier niet echt bevoegd en heeft ook geen maatregelen in de Nadere regels opgenomen. Aan het College van Bestuur is al eerder gevraagd om te voorzien in een sanctie in het Studentenstatuut.
2 Enquête bij docenten Psychologie en Actief Leren 2.1 Opzet van het vragenlijstonderzoek 2.1.1 Opdrachtgevers en respondenten De opdrachtgevers voor het vragenlijstonderzoek zijn de decaan voor de opleidingen Psychologie en de decaan voor de opleiding Actief Leren. Het vragenlijstonderzoek is uitgevoerd onder de door de decaan aangewezen docenten van deze opleidingen. 2.1.2 Methode De ervaringen en meningen van de docenten zijn onderzocht middels een schriftelijke vragenlijst die via email is verspreid en teruggezonden. De antwoorden werden anoniem verwerkt. Ter verhoging van de respons zijn de niet-responderende docenten een tweede maal aangeschreven. In de vragenlijst komen de volgende onderwerpen aan de orde: •
Opvattingen over plagiaat
•
Ervaringen met plagiaat
•
Ervaringen met detectiesoftware
•
Activiteiten ter voorkoming van plagiaat
•
Meningen over antiplagiaatbeleid
•
Ervaringen met en maatregelen tegen identiteitsverwisseling
De vragenlijst bestaat uit (a) een introductie, (b) een invulinstructie, (c) 15 gesloten vragen en (d) 9 open vragen. Met de gesloten vragen wordt getracht een totaalbeeld over alle docenten te verkrijgen. De open vragen dienen om – waar door de respondent gewenst – toelichting te geven op een antwoord uit de gesloten vraag.
18
Een 5D strategie tegen werkstukfraude 2.1.3 Analyse De analyse beperkt zich tot rechte tellingen van de antwoorden op de gesloten vragen. De informatie uit de open vragen wordt gebruikt daar waar deze illustratief is. Ten behoeve van de opdrachtgevers zijn de rechte tellingen uitgesplitst naar respondentgroep. In de bespreking speelt deze uitsplitsing alleen een rol als er een in het oog springend verschil is. In een enkel geval worden percentages gepresenteerd. Vanwege de geringe aantallen respondenten worden percentages afgerond op vijftallen. 2.1.4 Respons Bij Psychologie respondeerden 15 van de 33 aangeschreven docenten, bij Actief Leren 10 van de 14 aangeschreven docenten. In totaal respondeerden 25 van de 47 aangeschreven docenten (respons: 55%).
2.2 Resultaten van het vragenlijstonderzoek 2.2.1 Opvattingen over plagiaat De opvattingen van de docenten over plagiaat werden met vier vragen in kaart gebracht. De resultaten staan in de tabellen 4 tot en met 7. De meningen zijn duidelijk verdeeld over wat plagiaat is en wat acceptabel is. Het zonder bronverwijzing ongewijzigd overnemen van tekst, zelfs als het maar om belangrijke zinsfragmenten gaat, vindt 60% volstrekt onacceptabel. Toch vindt 40% het acceptabel dat hoogstens één zin zonder bronverwijzing wordt overgenomen. Vooral docenten bij Psychologie zijn op dit gebied minder streng. Het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen de volgorde van de tekstonderdelen heeft veranderd vindt 75% volstrekt onacceptabel. Dit wordt dus erger gevonden dan het ongewijzigd overnemen van belangrijke zinsfragmenten. Dat is begrijpelijk gezien de omvang van het plagiaat ook groter is en het de bedoeling lijkt het plagiaat te vermommen. Toch vindt 20% dit acceptabel, mits het meer is dan een ‘kosmetische’ ingreep in de volgorde van de tekstonderdelen. Het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen bepaalde tekstonderdelen heeft vervangen door eigen werk vindt 70% volstrekt onacceptabel. Toch vindt 30% dit wel acceptabel, mits minstens de helft van de onderdelen is vervangen. Het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student deze gewoon parafraseert (in eigen woorden navertelt) vindt maar 45% volstrekt onacceptabel. Dit parafraseren vindt 30% acceptabel, mits er ook veel nieuwe ideeën zijn toegevoegd en 25% is al tevreden mits er enkele nieuwe ideeën zijn toegevoegd.
19
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 4 Wat vindt u van het zonder bronverwijzing ongewijzigd overnemen van tekst: Actief
Psychologie Totaal
Leren Volstrekt onacceptabel, geldt zelfs voor belangrijke
7
8
15
3
6
9
0
0
0
0
1
1
10
15
25
zinsfragmenten Hoogstens één zin per bron ongewijzigd overnemen is acceptabel Twee à vier zinnen per bron ongewijzigd overnemen is acceptabel Vijf of meer zinnen per bron ongewijzigd overnemen is acceptabel
Tabel 5 Wat vindt u van het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen de volgorde van de onderdelen heeft veranderd: Actief
Psychologie Totaal
Leren Volstrekt onacceptabel, want dit is vermomd plagiaat
8
11
19
Acceptabel, mits de volgorde grondig is veranderd en de kwaliteit
0
1
1
2
3
5
minstens gelijk is gebleven Acceptabel, mits het meer is dan een ‘kosmetische’ ingreep in de volgorde Zonder meer acceptabel, want er is toch aan gewerkt
0
0
0
10
15
25
Tabel 6 Wat vindt u van het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen bepaalde onderdelen heeft vervangen door eigen werk: Actief Leren Psychologie Totaal Volstrekt onacceptabel, want dit is vermomd plagiaat
5
12
17
Acceptabel, mits minstens 50% van de onderdelen is vervangen 4
3
7
Acceptabel, mits minstens 25% van de onderdelen is vervangen 1
0
1
Acceptabel, mits minstens 10% van de onderdelen is vervangen 0
0
0
15
25
10
20
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 7 Wat vindt u van het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student deze gewoon parafraseert (in eigen woorden navertelt): Actief Leren Psychologie Totaal Volstrekt onacceptabel, want dit is vermomd plagiaat
4
7
11
Acceptabel, mits er ook veel nieuwe ideeën zijn toegevoegd
3
4
7
Acceptabel, mits er ook enkele nieuwe ideeën zijn toegevoegd 3
3
6
Zonder meer acceptabel, want parafraseren is creatief
0
1
1
10
15
25
2.2.2 Ervaringen met plagiaat De ervaringen van de docenten met plagiaat werden met vier vragen in kaart gebracht. De resultaten staan in de tabellen 8 tot en met 11. Het zonder bronverwijzing ongewijzigd overnemen van tekst is door 30% der docenten in minstens één geval met zekerheid vastgesteld. Dit percentage beloopt 40% bij Psychologie en slechts 20% bij Actief Leren. Een plausibele verklaring voor dit grote verschil is dat de opleiding Actief Leren jonger is en minder studenten heeft. Docenten hebben dus veel minder kans gehad om met zekerheid plagiaat vast te stellen. We vinden dit duidelijke verschil tussen beide opleidingen ook terug bij de andere plagiaatvormen. Het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen de volgorde van de tekstonderdelen heeft veranderd, is door 20% der docenten in minstens één geval met zekerheid vastgesteld. Het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen bepaalde tekstonderdelen heeft vervangen door eigen werk, is door 10% der docenten in minstens één geval met zekerheid vastgesteld. Het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student deze gewoon parafraseert (in eigen woorden navertelt), is door 25% der docenten in minstens één geval met zekerheid vastgesteld. We zien dat naarmate de plagiaat meer “verborgen” of “vermomd” raakt, het percentage docenten dat een geval ontdekte afneemt. Een laag percentage kan betekenen dat de plagiaatvorm minder vaak voorkomt of dat de ontdekkingskans lager ligt. Wanneer de zekerheid over de plagiaatvorm afneemt, nemen vooral de ernstige vermoedens toe. Zo heeft 45% der docenten ernstig vermoed dat de student zonder bronverwijzing alleen bepaalde tekstonderdelen heeft vervangen door eigen werk. Parafraseren neemt een tussenpositie is in qua detectie door docenten: iets minder vaak met zekerheid vastgesteld dan letterlijk overnemen maar vaker dan de andere plagiaatvormen. Het is mogelijk dat parafraseren zonder bronverwijzing niet als plagiaat wordt beschouwd door studenten en dat zij deze schrijfmethode frequent toepassen.
21
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 8 In hoeverre heeft u als OUNL-examinator te maken gehad met het zonder bronverwijzing ongewijzigd overnemen van tekst door studenten: Actief
Psychologie Totaal
Leren nog nooit met zekerheid vastgesteld en ook nooit ernstige
7
5
12
1
4
5
2
3
5
vermoedens gehad nooit met zekerheid vastgesteld maar wel soms ernstige vermoedens gehad één geval met zekerheid vastgesteld meer dan één geval met zekerheid vastgesteld
0
3
3
10
15
25
Tabel 9 In hoeverre heeft u als OUNL-examinator te maken gehad met het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen de volgorde van de onderdelen heeft veranderd: Actief
Psychologie Totaal
Leren nog nooit met zekerheid vastgesteld en ook nooit ernstige
9
6
15
1
4
5
0
2
2
vermoedens gehad nooit met zekerheid vastgesteld maar wel soms ernstige vermoedens gehad één geval met zekerheid vastgesteld meer dan één geval met zekerheid vastgesteld
0
3
3
10
15
25
Tabel 10 In hoeverre heeft u als OUNL-examinator te maken gehad met het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student alleen bepaalde onderdelen heeft vervangen door eigen werk: Actief
Psychologie Totaal
Leren nog nooit met zekerheid vastgesteld en ook nooit ernstige
7
4
11
3
8
11
één geval met zekerheid vastgesteld
0
1
1
meer dan één geval met zekerheid vastgesteld
0
2
2
10
15
25
vermoedens gehad nooit met zekerheid vastgesteld maar wel soms ernstige vermoedens gehad
22
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Tabel 11 In hoeverre heeft u als OUNL-examinator te maken gehad met het zonder bronverwijzing overnemen van tekst waarbij de student deze gewoon parafraseert (in eigen woorden navertelt): Actief
Psychologie Totaal
Leren nog nooit met zekerheid vastgesteld en ook nooit ernstige
5
5
10
3
6
9
1
1
2
vermoedens gehad nooit met zekerheid vastgesteld maar wel soms ernstige vermoedens gehad één geval met zekerheid vastgesteld meer dan één geval met zekerheid vastgesteld
1
3
4
10
15
25
2.2.3 Ervaringen met detectiesoftware Op basis van de tabel 12 concluderen we dat de bevraagde docenten geen noemenswaardige ervaring hebben met detectiesoftware. Slechts 1 van de 25 respondenten geeft aan dergelijke software bekeken en/of getest te hebben. In de toelichting geeft een enkeling aan rudimentaire ervaring te hebben met plagiaatdetectiesoftware. Respondent AL1 schrijft: “tot nu toe volstond het voor mij om af en toe een “verdachte” zin in te vullen in Google”; en respondent PS11 schrijft: “geen idee, is heel lang geleden” en “voorzover ik het nog weet, via anderen, die reacties waren beroerd” . Respondent PS5 stelt “bij mijn andere werkgever worden alle verslagen door de plagiaatscan gehaald en regelmatig lopen studenten tegen de lamp” maar ook “ik ben zelf niet bekend met de verschillende pakketten”.
Tabel 12 In welke mate bent u bekend met software om plagiaat te detecteren: Actief
Psychologie Totaal
Leren wel eens over gehoord of gelezen maar verder niet bekend
9
15
24
1
0
1
ermee ik heb wel eens zo’n software bekeken en/of getest ik gebruik die software af en toe wanneer ik plagiaat vermoed
0
0
0
ik gebruik die software redelijk systematisch en/of frequent
0
0
0
10
15
25
2.2.4 Activiteiten ter voorkoming van plagiaat De activiteiten van docenten ter voorkoming van plagiaat werden met twee gesloten en twee open vragen in kaart gebracht. De resultaten van de gesloten vragen staan in de tabellen 13 en 14. Aan de docenten werd gevraagd in hoeverre ze zelf informatie verstrekken aan de student over studiefraude en plagiaat. Inspectie van tabel 13 laat zien dat slechts 10% van de docenten aangeeft uitvoerig informatie te geven. Volgens 30% van de docenten krijgen studenten helemaal geen informatie, noch van de docent, van de faculteit of van de OUNL. Dit percentage ligt wel dubbel zo hoog bij Psychologie (40%) als bij Actief Leren (20%).
23
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Op de vraag of docenten andere maatregelen nemen om het plegen van plagiaat te bemoeilijken antwoordt een minderheid “ja” (30%). In een open vraag konden zij aangeven waaruit die activiteiten bestonden. De reacties hebben betrekking op de opdracht, op de begeleider, op het geheugen van de beoordelaar, op het aanleveren van de ruwe databestanden en onderzoeksmaterialen. Hier volgt een samenvatting van de reacties: •
Opdracht heeft betrekking op eigen situatie van student, plagiaat wordt hierdoor erg moeilijk (AL5)
•
Ik ben ook de begeleider, in het proces om tot het eindproduct dat ter beoordeling ingestuurd gaat worden kun je al veel sturen in het bronnengebruik en eerste (vaak onbedoelde) vormen van plagiaat (eigenlijk meer foutief bronnengebruik aangezien het onbedoeld is) herstellen en voorkomen voor de toekomst (AL4).
•
Ik wijs de student er op hoe ze moeten omgaan met bronverwijzing, maar dat is in een stadium dat ze hun werkstuk nog moeten verbeteren. Mijn vorige antwoorden hebben dus allemaal betrekking op de fase voordat ze hun werkstuk in definitieve vorm inleveren voor het tentamen! (PS8)
•
Bewaar alle werkstukken en kijk of student niets overschrijft van medestudent. Zoek
•
Studenten moeten bij bepaalde onderzoeksopdrachten altijd hun datafile mee inleveren.
sommige passages na waarvan ik vermoed dat het citaten/parafrasen zijn (PS15) Dit biedt een controlemogelijkheid op de data, hebben ze wel zelf een onderzoek uitgevoerd of de data van anderen gebruikt? Ook moeten ze hun vragenlijsten inleveren. (PS14)
Tabel 13 In welke mate bezorgt u zelf informatie aan studenten over studiefraude (bijvoorbeeld wat als plagiaat wordt beschouwd en welke sancties erop staan) :
Actief
Psychologie Totaal
Leren zelf bezorg ik geen informatie en de faculteit of OUNL ook niet
2
6
8
zelf bezorg ik geen informatie maar de faculteit of OUNL doet dat
4
4
8
3
4
7
1
1
2
10
15
25
wel ik heb in een aantal zinnen medegedeeld wat plagiaat is en dat het niet wordt gedoogd ik heb redelijk uitvoerige informatie over plagiaat bezorgd
Tabel 14 Heeft u zelf maatregelen genomen om het plegen van plagiaat te bemoeilijken (alleen informatie geven valt hier niet onder): Actief Leren Psychologie Totaal ja
3
4
7
neen
6
8
14
weet niet 1 10
3
4
15
25
24
Een 5D strategie tegen werkstukfraude De respondenten werd gevraagd of ze – ongeacht of ze nu wel dan niet preventieve activiteiten ondernamen – voorstellen hadden voor preventiemaatregelen met betrekking tot plagiaat. Een samenvatting van de reacties volgt hier: •
De opleidingsstudent aan het begin van een opleiding bewust maken van wat onder plagiaat verstaan wordt en aangeven wat dan wel van hen verwacht wordt. Deze informatie ook voor cursusstudenten beschikbaar maken. Database opbouwen met werkstukken die binnen een cursus en/of opleiding worden gemaakt om zo te controleren voor overnemen van medestudenten. Dit aan studenten laten weten. Studenten bij belangrijke werkstukken zoals een scriptie een verklaring laten bijvoegen dat de inhoud berust op origineel werk van henzelf en bronvermeldingen zijn gebruikt als verwezen wordt naar anderen (AL1).
•
De maatregelen betreffen vooral de individualisering van opdrachten waardoor plagiaat in de klassieke zin (integraal overnemen van stukken tekst van anderen) weinig zin heeft en helderheid scheppen over de eisen die aan de aard van de argumentatie worden gesteld. Zelden leidt een knip-en-plak strategie tot teksten die in een dergelijke context ook maar een beetje acceptabel zijn. Echter hoe vrijer de opdracht hoe groter de kans dat knippen en plakken van grote stukken wel succesvol kan zijn (AL2).
•
Zorg dat student een theorie of vraagstuk op een eigen situatie moet toepassen (AL5).
•
Goede voorlichting, begeleiding van proces, steekproeven in het ontwikkelproces van het einddocument (AL4).
•
Richting student een combinatie van voorlichting en sancties. Medewerkers voorzien van tools en technieken om plagiaat te voorkomen, waarbij ook moet worden gedacht aan de samenstelling van de taken. (AL9)
•
Er is informatie aanwezig op internet over wat al of niet als plagiaat moet worden beschouwd, daar zouden studenten naar verwezen kunnen worden. Ook kan gewaarschuwd worden dat onderdeel van de beoordeling is dat er gebruik wordt gemaakt van controlemogelijkheden via internet. (PS2)
•
De studenten expliciet kenbaar maken dat we controleren op fraude. Het zou mooi zijn als we daar ook echt goede softwareprogramma’s voor hadden (overname stukken van internet en stukken van andere studenten). (PS3)
•
Steekproefsgewijs computergestuurd controleren. (PS4)
•
Verslagen standaard door plagiaatscan halen. (PS5)
•
Evt. een computerprogramma om percentage overeenkomst tussen werkstukken van studenten onderling te vergelijken? En vaker wisseling van onderwerpen waarover werkstukken moeten gaan. (PS6)
•
Preventie lijkt mij erg moeilijk; ingrijpen wanneer het gebeurt is al moeilijk omdat het vaak erg moeilijk is plagiaat te ontdekken. (PS7)
•
Duidelijk waarschuwen, en er zijn programma's die op fraude controleren. (PS9)
•
Om heel eerlijk te zijn, ik heb er nooit over nagedacht, ik heb het zelden of nooit meegemaakt. En ik vrees dat hier een issue van gemaakt wordt, dat misschien helemaal geen issue is. (PS11)
•
Zwaardere sancties. Software om plagiaat te checken (PS12)
•
Studienet beter controleren op kant-en-klare werkstukken voor studenten: kunnen ze zo kopiëren! Anti-plagiaatsoftware installeren. (PS15)
We stellen vast dat waar de psychologen bij antiplagiaatbeleid vooral denken aan detectie van plagiaat en sancties die opgelegd worden, de onderwijskundigen daarnaast ook denken aan activiteiten als instructie over wat plagiaat is, het ondertekenen van verklaringen en individualiseren van opdrachten.
25
Een 5D strategie tegen werkstukfraude 2.2.5 Meningen over antiplagiaatbeleid De vraag naar de wenselijkheid van zwaardere sancties laat een enorm verschil zien tussen de docenten van de twee onderzochte opleidingen (zie tabel 15). Bij Actief Leren stemt een minderheid (20%) in met de stelling dat zwaardere sancties nodig zijn (2 van 10); bij Psychologie stemt een meerderheid (80%) in met die stelling (12 van 15). De gerelateerde vraag “Raadt u de faculteit aan om plagiaatdetectiesoftware aan te schaffen” laat dit verschil ook zien. Inspectie van tabel 16 laat zien dat 9 van de 15 psychologen deze vraag met “ja” beantwoordt (60%), terwijl slechts één onderwijskundige dat doet (10%) en onderwijskundigen vooral voor “geen mening” kiezen (60%) als het op dergelijk advies aankomt.
Tabel 15 Bent u het eens met de stelling dat zwaardere sancties nodig zijn bij bewezen plagiaat vanwege het afschrikkend effect ervan? Actief Leren Psychologie Totaal helemaal oneens 0
0
0
eerder oneens
0
4
4
weet niet
4
3
7
eerder eens
2
8
10
helemaal eens
0
4
4
10
15
25
Tabel 16 Raadt u de faculteit aan om plagiaatdetectiesoftware aan te schaffen? Actief Leren Psychologie Totaal ja
1
9
10
neen
3
2
5
geen mening 6
4
10
15
25
10
2.2.6 Vragen over identiteitsverwisseling Identiteitsverwisseling doet zich voor als iemand anders het werk levert en zich laat doorgaan voor de examinandus. Men hoort wel eens dat studenten hun familieleden of vrienden inschakelen om een opdracht of werkstuk in hun plaats te maken. Op internet zijn sites te vinden waar men tegen betaling deze klus kan laten opknappen door onbekenden. Uit tabel 17 blijkt dat 10% van de docenten weliswaar vermoedens heeft gehad van identiteitswisseling, maar dit niet kon bewijzen. Het gaat hier overigens exclusief over docenten psychologie. Uit tabel 18 blijkt dat heel weinig docenten maatregelen nemen tegen identiteitsverwisseling (10%). Een klein aantal respondenten gaf suggesties ter bestrijding van identiteitsverwisseling. Opvallend is dat de psychologen met harde technologie komen, terwijl de onderwijskundigen wat meer de docent als persoon een plaats toedichten. Eén van de docenten vindt het hele onderwerp niet relevant: •
Camera's installeren bij de studenten thuis, elektronische plagiaatchips installeren ? (PS11)
• •
Biodata (vingerafdruk, irisscan…) (PS9) Schrijfstijl e-mails vergelijken met werkstuk en eerdere werkstukken vergelijken met ingeleverde werkstuk, direct na inleveren werkstuk er een vraag over stellen? (AL6)
26
Een 5D strategie tegen werkstukfraude •
Eindresultaat mondeling laten verdedigen of bespreken (AL5)
•
Dit vind ik geen issue. Iemand die zelf het werk niet doet leert er ook niet van, in een masteropleiding lijkt het mij niet relevant (AL3)
Tabel 17 In hoeverre heeft u als OUNL-examinator te maken gehad met identiteitsverwisseling bij werkstukken of opdrachten: Actief
Psychologie Totaal
Leren nog nooit met zekerheid vastgesteld en ook nooit ernstige
10
12
22
0
3
3
één geval met zekerheid vastgesteld
0
0
0
meer dan één geval met zekerheid vastgesteld
0
0
0
10
15
25
vermoedens gehad nooit met zekerheid vastgesteld maar wel soms ernstige vermoedens gehad
Tabel 18 Heeft u zelf maatregelen genomen om identiteitsverwisseling te bemoeilijken (alleen informatie geven valt hier niet onder): Actief Leren Psychologie Totaal ja
1
2
3
neen
9
13
22
0
0
15
25
weet niet 0 10
2.3 Samenvatting van de vaststellingen Bij de bespreking van de vragenlijstgegevens hebben wij de volgende vaststellingen gedaan ten aanzien van plagiaat en identiteitswisseling: •
Een meerderheid van de docenten vindt plagiaat onacceptabel.
•
De docenten hebben weinig ervaring met het constateren van plagiaat. Een minderheid van de docenten heeft met zekerheid ooit vastgesteld dat plagiaat voorkwam in één of meer gevallen.
•
De docenten hebben geen noemenswaardige ervaring met detectiesoftware. Slechts 1 van de 25 respondenten geeft aan dergelijke software bekeken en/of getest te hebben.
•
Een minderheid van de docenten ontplooit activiteiten ter voorkoming van plagiaat.
•
Volgens 30% van de docenten krijgen studenten helemaal geen informatie, noch van de docent, van de faculteit of van de OUNL. Dit percentage ligt wel dubbel zo hoog bij Psychologie (40%) als bij Actief Leren (20%).
•
De docenten onderwijskunde denken bij antiplagiaatbeleid vooral aan een combinatie van instructie, detectie en sanctie. De docenten psychologie denken bij antiplagiaatbeleid vooral aan een combinatie van detectie en sanctie.
•
Er is geen eensluidende mening over zinvolheid van het aanschaffen van detectiesoftware. Bij Psychologie vindt 60% van wel, bij Actief Leren heeft 60% geen mening.
27
Een 5D strategie tegen werkstukfraude •
De verschillen tussen docenten van verschillende opleidingen zijn opvallend. De docenten psychologie zijn strikter in hun benadering van antiplagiaat dan de docenten onderwijskunde.
•
Geen van de docenten heeft identiteitswisseling kunnen bewijzen, al heeft een minderheid wel er een vermoeden van gehad. Docenten nemen nauwelijks zelf maatregelen tegen identiteitsverwisseling.
28
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
DEEL 3 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Vele auteurs bepleiten een holistische of multidimensionele aanpak van studiefraude in plaats van zich te beperken tot het opsporingsaspect (Harris, 2004; Martin, Stubbs, en Troop, 2006; MacDonald en Carroll, 2006). Harris (2004) maakt onderscheid tussen drie antiplagiaatstrategieën: bewustwording, preventie en detectie. Martin, Stubbs, en Troop (2006) beschrijven een 3D strategie om plagiaat te bestrijden: ‘deterrence, detection and dealing appropriately’. MacDonald en Carroll (2006) bevelen maatregelen aan op drie niveau’s: studenten moeten over de nodige informatie en vaardigheden beschikken, het curriculum en de toetsing moeten plagiaat ontmoedigen, de procedures en regels van de instelling moeten evenwichtig zijn (niet alleen bestraffend maar ook bijsturend). Wij hebben een synthese gemaakt van deze benaderingen en stellen een 5D-strategie voor om studiefraude bij werkstukken tegen te gaan: 1. Definieer werkstukfraude concreet, 2. Doceer schrijfvaardigheden, 3. Design fraudepreventief onderwijs, 4. Detecteer werkstukfraude, 5. Deal met fraude op gepaste wijze.
1 Definieer werkstukfraude concreet Uitgangspunt van een effectief antifraudebeleid is dat concreet gedefinieerd wordt wat onder werkstukfraude wordt verstaan en dat dit helder wordt gecommuniceerd naar studenten en docenten. Uit ons onderzoek bij docenten blijkt dat er onenigheid is tussen docenten over wat acceptabel is en wat niet. Tussen opleidingen bestaat er ook verschillende opvattingen, maar dat valt te verwachten gezien verschillende disciplines verschillende regels hanteren over wetenschappelijk verantwoord brongebruik. Medische wetenschappen, sociale wetenschappen, bedrijfswetenschappen, rechtswetenschappen, enz. hebben zo hun eigen geplogenheden op dat gebied. Behalve een algemene ethische gedragscode op instellingsniveau, dienen faculteiten concrete invulling te geven aan faculteitspecifieke gedragscodes bij werkstukken. Deze gedragscode vormt onderdeel van de Onderwijs en Examen Regeling (OER), wellicht in de vorm van een bijlage. In bijlage 4 wordt een voorbeeld gegeven van een plagiaatdefinitie die op instellingsniveau kan gebruikt worden. Voor faculteitspecifieke definities kan meestal worden verwezen naar een gezaghebbende organisatie, bijvoorbeeld de publicatierichtlijnen van de American Psychological Association. Wanneer de opleiding antiplagiaatsoftware wil gebruiken, is het nodig om in het Onderwijs Examen Regeling vast te stellen dat de student een digitale versie van zijn werkstuk moet aanleveren ten behoeve van opname in een databank die dient voor het uitwisselen met derden van studentwerkstukken. Door zich in te schrijven aan de opleiding geeft de student impliciet toestemming dat zijn werkstukken op plagiaat gescand worden. Alle regels en afspraken met betrekking tot werkstukfraude dienen op officiële wijze gecommuniceerd naar studenten en docenten. Naast opname in de algemene regels van de instelling en de opleiding, kan het ook handig zijn om specifieke communicatiekanalen te voorzien, zoals een website waarop alle relevante officiële en achtergrondinformatie gebundeld te vinden is. Een voorbeeld hiervan is de website van de rechtenfaculteit van de Universiteit van Tilburg: https://plagiaat.rechten.uvt.nl/ Bovenkerk (2005) oppert de mogelijkheid om studenten een erecode of convenant te laten onderschrijven zoals dat aan Amerikaanse topuniversiteiten gebeurt en goed schijnt te werken (McCabe, D.L., Butterfield, K.D. & Treviño, 2003). Bovenkerk schrijft : “Docenten moeten hun studenten ervan overtuigen dat zij aan een buitengewoon bevoorrechte opleiding deel mogen nemen en dat alleen dat al de verplichting schept om geen fraude te
29
Een 5D strategie tegen werkstukfraude plegen. De student stemt er mee in dat hij bij ontdekking van fraude van de opleiding zal worden uitgesloten en ook dat hij het aan zal geven wanneer een medestudent zich aan fraude schuldig maakt. Dit systeem wordt gehanteerd op instellingen die van hun studenten verlangen dat ze een erecode onderschrijven. In Amerika gebeurt dat op topuniversiteiten en bij ons ook in instellingen waar een loyale elite wordt opgeleid (militaire academie, priesteropleiding, school voor hogere ambtenaren, politieschool). Werkt zo’n erecode? Volgens Amerikaanse onderzoekers beslist wel. Op de KMA in Breda wordt me uitgelegd dat studiefraude daar eigenlijk geen probleem is, maar je moet met je tijd mee en er is ook hier een technologisch antifraudebeleid ontworpen. Vroeger, zegt men, werd de kwestie van fraude aan de studentenvereniging overgelaten. Wie op fraude werd betrapt, werd van lidmaatschap van het Corps uitgesloten en dat was absoluut dodelijk voor een militaire carrière. Dat werkte volgens hen uitstekend. Dit is een interessante mogelijkheid.” Volgens Drent c.s. (2006) echter, lijkt een erecode in het Nederlandse Hoger Onderwijs niet veel gehoor te krijgen omdat het ondertekenen van zo’n document waarschijnlijk teveel negatieve associaties oproept en zelfs een cultuur van wantrouwen zou creëren.
2 Doceer schrijfvaardigheden Doceren wordt hier uiteraard in de ruimste betekenis opgevat: van uitleggen en demonstreren tot laten oefenen en feedback geven. Alleen maar vertellen wat plagiaat is, is niet voldoende (Schuetze, 2004). Praktisch schrijfonderwijs vermindert de onzekerheid over het zelf goed en leesbaar kunnen schrijven, wat één van de redenen is om tekst te kopiëren in plaats van die zelf te componeren. Daarnaast moeten studenten leren hoe correct te citeren en bronnen te vermelden. Drent c.s. (2006) concluderen uit hun survey dat het geven van schrijfinstructie bij de Nederlandse faculteiten gemeengoed is, en op veel verschillende manieren plaats vindt: •
“Medewerkers van bibliotheek of het talencentrum geven cursussen op het gebied van citeren en plagiaat
•
Medewerkers van bibliotheek of het talencentrum beoordelen van de verslagen van studenten op stijl en referenties
•
Discussies met studenten
•
Geïntegreerd in het onderwijs bij schrijfopdrachten
•
Een vaardighedentraject waarin een student een aantal schrijfopdrachten expliciet moet laten beoordelen op vaardigheden waaronder citeren.“
Barrett en Malcolm (2006) stellen voor om de rapporten die geproduceerd worden door antiplagiaatsoftware te gebruiken in het vaardigheidsonderwijs om studenten aan te leren wat als plagiaat wordt beschouwd en wat niet. Drent c.s. (2006) hebben een handleiding voor studenten opgesteld, waarin onder andere een kleine zelftest is opgenomen (zie tabel 3). Een handleiding die door de concrete voorbeelden als exemplarisch kan beschouwd worden, is afkomstig van de Radboud Universiteit Nijmegen. Deze handleiding is te downloaden op: http://www.careljansen.nl/map1/studentenhandleiding.pdf Hoorn (2005) verwijst naar Erasmus om te onderbouwen dat je goed citeren kan leren: “Toen de boekdrukkunst opkwam, publiceerde Erasmus een verzameling met adagia. Door het publiceren van deze spreekwoorden wilde hij belangrijke kennis uit de oudheid beter beschikbaar maken. Als eerste spreekwoord koos hij “Amicorum communia omnia” ofwel “Onder vrienden is alles gemeenschappelijk”. In die geest zou met de wetenschappelijke rijkdom omgegaan moeten worden. Dit adagium kan vandaag de dag ook een goed uitgangspunt bieden als het gaat om
30
Een 5D strategie tegen werkstukfraude kopiëren van digitale bronnen. Studenten maken zich soms schuldig aan plagiaat, omdat ze niet inzien waarom citeren zo belangrijk is in het wetenschappelijke werk. Plagiaat voorkomen is niets anders dan leren goed te citeren.”
Tabel 3: Oefening voor studenten: Plagiaat, wat mag wel en wat mag niet?? Bron: Drent c.s. (2006). De antwoordsleutel vindt u in bijlage 5. Opdracht: Beoordeel de volgende situaties en zet steeds een X op de juiste
Mag wel
Mag niet
plek 1
Overnemen van een stukje tekst waarin je oppervlakkige veranderingen
2
Overnemen van een stukje tekst waarin je alle zinnen wat verandert, z.b.
3
Overnemen van een idee dat je geheel in eigen woorden weergeeft, z.b.
4
Overnemen van een plaatje van een site van een groot bedrijf, m.b./z.t.
5
Overnemen van een compleet gedicht van Vondel, m.b./z.t.
6
Overnemen van een foto van een schilderij van Rembrandt uit een
aanbrengt, z.b. *)
museumsite , m.b./z.t. 7
5 regels tekst uit een boek letterlijk overnemen, m.b./z.t.
8
De helft van een websitetekst letterlijk overnemen, m.b./z.t.
9
Een oud verslag van een vriend (met diens toestemming) inleveren onder je
10
Achter in een verslag staat als enige bronvermelding: “Bij dit verslag werd
eigen naam, z.b. gebruik gemaakt van de leerboeken van het tweede en derde studiejaar” *):
z.b. = zonder bronvermelding m.b. = met bronvermelding z.t. = zonder toestemming van degene die het auteursrecht heeft
3 Design fraudepreventief onderwijs Bepaalde typen werkstukken zijn fraudegevoeliger dan andere. Dit is het geval wanneer een grote groep studenten dezelfde schrijfopdracht krijgt, wanneer elk jaar identiek dezelfde opdrachten worden gegeven, en wanneer veel kleine schrijfopdrachten te maken zijn waar een gering aantal studiepunten mee kan worden verdiend. Deze situaties blijken erg verleidelijk om buiten de lijntjes te kleuren.
31
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Van Nieuwkerk (2003) betoogt dat plagiaat kan worden voorkomen door het onderwijs op bepaalde manieren te designen: •
studenten meer te begeleiden tijdens het schrijven van hun scriptie om zodoende de vorderingen van de student te kunnen controleren en tussentijds bij te kunnen sturen.
•
studenten actuele onderwerpen in hun scriptie te laten behandelen, dat voorkomt dat er 'tweedehands' materiaal wordt gebruikt.
•
studenten in hun scriptie een specifieke vraag te laten behandelen. De kans is klein dat precies dezelfde vraag ooit eerder onderwerp van een ander onderzoek is geweest. Indien de student in 'zijn' scriptie afwijkt van de eigenlijke vraagstelling, moeten er bij de docent al wat lichtjes gaan branden
•
studenten (een deel van) hun scriptie in een presentatie te laten toelichten, en eventueel inhoudelijke vragen te stellen. Dat voorkomt dat men zich er met wat knip- en plakwerk vanaf maakt, ofwel men valt door de mand doordat blijkt dat de 'kennis' slechts op papier staat, maar de student in feite van het onderwerp weinig of niets afweet.”
Walden & Peacock (2006) hebben het eerste designprincipe van Van Nieuwkerk ver doorgevoerd door te eisen dat studenten een I-map maken, dit is een grafische weergave van het zoek- en denkproces dat de student doorliep bij het tot stand komen van een werkstuk . Een I-map is opgebouwd uit korte teksten (trefwoorden, kopjes, definities, enz.), schema's, foto's en tekeningen. Harris (2004) heeft nog een aantal aanvullende suggesties voor onderwijsdesign: •
Verplicht specifieke componenten in het werkstuk. Bijvoorbeeld: dit werkstuk moet verwijzen naar twee tijdschriftartikelen, twee boeken, twee internetbronnen, en één persoonlijk interview. Het kan nog specifieker door bepaalde boeken te verplichten, gegevensbestanden te bezorgen die moeten worden opgenomen, enz.
•
Laat studenten een geannoteerde bibliografie toevoegen. Dit vereist voor elke bron een korte samenvatting, waar ze werd gevonden, en een evaluatie van de bruikbaarheid.
•
Eis dat de bronnen up-to-date zijn. Werkstukken in paper mills verouderen snel. In extremis kan men de leeftijd van bronnen beperken tot maximum één jaar oud.
MacDonald en Carroll (2006) raden aan om meer formatieve ‘low stakes’ oefenwerkstukken te laten maken, waarbij de nadruk ligt op het ontwikkelen van schrijfvaardigheden en brongebruik. Bij summatieve ‘high stakes’ werkstukken ligt volgens MacDonald en Caroll de nadruk meer op het slagen voor de cursus in plaats van op het leerproces. Die prestatiedruk bevordert een hetdoel-heiligt-de-middelen houding. Identiteitsverwisseling is moeilijk te voorkomen door redesign van het onderwijs. Alleen intensieve begeleiding kan spookauteurs op het spoor komen wanneer de student blijk geeft niet de echte auteur van het werkstuk te kunnen zijn. Zonder bekentenis is echter zeer moeilijk te bewijzen dat de student niet de echte werkstukauteur is. Intensieve begeleiding kost ook veel tijd. Het is mogelijk om bepaalde werkstukken te vervangen door opdrachten die gesuperviseerd worden gemaakt met ter beschikking gestelde bronnen, eventueel zelfs met een internetverbinding. Daardoor wordt identiteitsverwisseling praktisch onmogelijk gemaakt.
32
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
4 Detecteer werkstukfraude Het detecteren van werkstukfraude gebeurt niet alleen met technologische tools, maar vereist ook menselijke inzet. Zoals we reeds zagen, moeten de resultaten van antiplagiaatsoftware door docenten worden geïnterpreteerd. Software is overigens niet de enige manier om plagiaat te detecteren. Zo is intensieve begeleiding van werkstukken niet alleen een designaspect, maar eigenlijk ook een niet-technologische detectietool waarbij door gerichte vragen fraude kan worden gedetecteerd. Vaak wordt aangeraden om software te gebruiken die geïntegreerd is in de elektronische leeromgeving. Uit een vergelijking van verschillende softwarepakketten komt geen duidelijke voorkeurkandidaat naar voren. Het is mogelijk dat voor verschillende opleidingen verschillende pakketten het meest geschikt zijn, of dat de detectiegraad gebaat is bij het gebruik van twee of meer pakketten voor dezelfde opleiding. Barrett en Malcolm (2006) stellen voor om antiplagiaatsoftware beschikbaar te stellen aan studenten om te leren wat als plagiaat wordt beschouwd en wat niet. Al dan niet met toestemming van de opleiding, belet niets dat studenten zelf de door de opleiding gekozen software zullen gebruiken om te voldoen aan de eisen van die software. Zodoende kunnen zij alsnog op zoek naar bronnen die niet door de software worden gedetecteerd, of kunnen ze het werkstuk bewerken tot de software het plagiaat niet meer als dusdanig detecteert. Bovenkerk (2005) verwijst naar het onzekerheidsprincipe in de misdaadbestrijding: het publiek houdt zich beter aan de regels wanneer men niet weet hoe de overheid controleert. Aangekondigde snelheidscontroles op een bepaalde plaats en tijdstip zijn minder effectief dan onverwachte snelheidscontroles op variabele plaatsen en tijdstippen. Volgens Drent c.s. (2006) heeft het behoorlijk wat nadelige gevolgen wanneer men de plagiaatdetectie laat uitvoeren door individuele docenten. Het gevaar is groot dat zij de uitgestippelde procedures niet consistent uitvoeren. Het betekent ook een aanzienlijke verhoging van de werklast van deze docenten. Verwijzend naar Park (2004) stellen de auteurs voor om een plagiaatsteunpunt op te richten dat docenten ondersteunt bij de plagiaatdetectie om zodoende de werkdruk van docenten te verminderen en willekeur in uitvoering van beleid te voorkomen.
5 Deal met werkstukfraude op gepaste wijze Op gepaste wijze met werkstukfraude omgaan, betekent dat niet het bestraffen centraal dient te staan, maar wel het corrigeren of bijsturen van het ongewenste resultaat, met name dat de cijfertoekenning niet nauwkeurig is gebeurd door het gedrag van de student. De prestatiemeting is dus niet valide. Het in gesprek gaan met de student die de regels overtreedt om te kijken wat er aan de hand is en welke eventuele maatregelen opportuun zijn, blijkt in de praktijk veel voor te komen (Pieters c.s., 2005; Drent c.s. 2006). Standler (2000) waarschuwt echter ervoor dat het niet melden van kleine vergrijpen kan leiden tot onderdetectie van systematisch fraudegedrag door dezelfde student. Het is bekend dat docenten terugdeinzen voor het in gang zetten van tijdrovende procedures (Bovenkerk, 2005; Lim, 2007). Standler (2000) en Park (2004) bevelen daarom aan om bij de procedure zoveel mogelijk speciaal daarvoor aangewezen stafleden in te zetten (academic conduct officers, afgekort: ACO) die een plagiaatsteunpunt vormen voor de docenten. Volgens Park (2004) is vooral consistentie van belang bij het corrigerend en sanctionerend optreden tegen studiefraude. Bij de Erasmus Universiteit heeft men slechte ervaringen met het niet consistent toepassen van de regels door docenten. Het is namelijk zo dat wanneer een
33
Een 5D strategie tegen werkstukfraude student het besluit aanvecht, de universiteit vaak het pleit verliest omdat ze de eigen regels niet heeft gerespecteerd (Drent c.s., 2006). Het is dus belangrijk om alle, ook lichte, fraudegevallen te documenteren en volgens dezelfde regels te behandelen. Macdonald en Carroll (2006) houden bij het beoordelen van fraudegevallen rekening met vier factoren om de ernst van de overtreding vast te stellen op transparante en consistente wijze: -
Omvang: hoeveel van het werkstuk is niet het werk van de student? Een geplagieerde bijlage is bijvoorbeeld minder erg dan een geplagieerd essentieel hoofdstuk.
-
Niveau: hoever is de student gevorderd in de studie? Aan gevorderde studenten worden strengere eisen gesteld.
-
Intentie: zijn er aanwijzingen dat de fraude met opzet is gepleegd? Bijvoorbeeld: wanneer de student is gewaarschuwd en weer een vergelijkbaar vergrijp pleegt, speelt dat in zijn nadeel. Pas ingestroomde buitenlandse studenten daarentegen kunnen zich eerder beroepen op hun onvoldoende vertrouwd zijn met de voor hen nieuwe eisen.
-
Vakgebied: zijn er specifieke conventies voor een bepaald vakgebied? Bij juristen wordt er anders geciteerd dan bij psychologen en medici.
Carroll en Appleton (2005) stelden vast dat docenten meer dan vijftien verschillende sancties gebruikten voor studiefraude. Om meer consistentie mogelijk te maken, hebben zij het sanctietarief beperkt tot zes opties: -
een op band vastgelegd gesprek met de student gevolgd door een waarschuwing
-
alleen het niet geplagieerde deel van het werkstuk beoordelen
-
het betwiste deel laten herwerken en herindienen, maar met vooraf vastgestelde minuspunten
-
cijfer nul voor het betreffende werkstuk
-
cijfer nul voor de hele cursus of module
-
verwijzing naar disciplinaire commissie die zwaardere straffen kan uitspreken, zoals weigeren van credits tot verwijdering van de universiteit.
Tot slot De Britse Quality Assurance Agency (QAA, s.d.) hanteert een ‘Code of Practice for the Assurance of Academic Quality and Standards in Higher Education’. Hierin staat een paragraaf over hoe instellingen dienen om te gaan met studiefraude: “Institutions encourage students to adopt good academic conduct in respect of assessment and seek to ensure they are aware of their responsibilities. Students find it helpful to receive information and guidance about their responsibilities as active participants in assessment. This could include, for example: -
making sure that students are informed of the consequences of academic misconduct. It is important that procedures are applied consistently across an institution, to avoid the possibility of students in different departments or schools being treated differently for similar contraventions of rules covering cheating. The effects on students of academic misconduct may necessarily be harsher in some disciplines than others, for example, in programmes involving fitness to practice
-
accepted and acceptable forms of academic referencing and citation and advice which promotes good academic practice, for example, making clear the need to avoid any suspicion of plagiarism
-
the measures that can be taken to prevent fraudulent activities, including impersonation and the submission of work that is not that of the student. For example, institutions
34
Een 5D strategie tegen werkstukfraude should put in place administrative procedures to prevent cheating in formal examinations and also may find it helpful to design assessments to reduce opportunities for cheating -
definitions of academic misconduct in respect of assessment (and the related penalties incurred), such as any form of cheating, including plagiarism, collusion, impersonation and the use of inadmissible material (including any material that breaches confidentiality, or that is downloaded from electronic sources without appropriate acknowledgement).
Het valt te verwachten dat de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie mettertijd ook aandacht zal besteden aan dit aspect van de kwaliteitshandhaving en zal vragen welke maatregelen opleidingen hebben genomen om studiefraude tegen te gaan. Het is derhalve aanbevelenswaardig om beleid terzake uit te stippelen en te implementeren, in de context van een integraal kwaliteitsmanagement. Wij hopen dat de door ons beschreven holistische 5D strategie voor het effectief tegengaan van werkstukfraude, daarbij behulpzaam kan zijn.
35
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
LITERATUURVERWIJZINGEN Ammerlaan, T. (2003). Fraude en beroepsethiek. LOS Contact 23(1), 8-9. Accessed on February 5, 2007 at: http://www-dsz.service.rug.nl/los/LOSCON/Nr23/AF1/ammerl.htm Barrett, R. & Malcolm, J. (2006). Embedding plagiarism education in the assessment process. International Journal for Educational Integrity, 2 (1), 38-45. Accessed on February 23, 2007 at: http://www.ojs.unisa.edu.au/journals/index.php/IJEI/article/viewFile/23/18 Bovenkerk, F. (2005). Studiefraude: een criminologische beschouwing. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 23(2), 78-88. Accessed on February 23, 2007 at: http://www.tvhoonline.nl/publish/articles/000175/article.htm Carroll, J. & Appleton, J. (2005). Towards consistent penalty decisions for breaches of academic regulations in one UK university. International Journal for Educational Integrity, 1 (1), Accessed on February 23, 2007 at: http://www.ojs.unisa.edu.au/journals/index.php/IJEI/article/viewFile/15/5 Carpenter, S. (2002). Plagiarism or memory glitch? Monitor on Psychology, 33, No. 2. Accessed on February 3, 2007 at: http://www.apa.org/monitor/feb02/glitch.html CBC News (2004). McGill student wins fight over anti-cheating website. Accessed on February 9, 2007 at: http://www.cbc.ca/news/story/2004/01/16/mcgill_turnitin030116.html#skip300x250 Clarke, R. & Lancaster, T. (2006). Eliminating the successor to plagiarism? Identifying the usage of contract cheating sites. Proceedings of 2nd International Plagiarism Conference, Newcastle-Upon-Tyne, 19-21 June 2006, Northumbria Learning Press. Accessed on February 2, 2007 at: http://www.jiscpas.ac.uk/documents/papers/2006Papers05.pdf Crown, D.F. & Spiller, M.S. (1998). Learning from the literature on collegiate cheating: a review of empirical research. Journal of Business Ethics, 17, 683 – 700. DAREnet (s.d.). Hoe is het met copyright geregeld? Accessed on February 9, 2007 at: http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/language.view/hbo.page Draaijer, S., Gastel, L. van, Peeters, V., Frinking, P. & Reumer, C. (2004). Flexibilisering van toetsing. Utrecht: Stichting Digitale Universiteit. Accessed on February 9, 2007 at: http://www.digiuni.nl/digiuni//download/44BF7A14-ABA7-85FC-D42BC87C1819CFD4.pdf Drent, M., Boxem, B., Griep, E., Hilderink, M., Helden, H. van & Reumer, C. (2006). Op weg naar een instellingsbreed plagiaatbestrijdingsbeleid. Eindrapport DU-project plagiaatpreventie in de praktijk. Utrecht: Stichting Digitale Universiteit. Edusite (s.d.). Plagiaatdossier. Accessed on February 5, 2007 at: http://www.edusite.nl/edusite/internetplagiaat Ephorus (s.d.). Accessed on February 5, 2007 at: http://www.ephorus.nl/ref_hs.html
36
Een 5D strategie tegen werkstukfraude Finn, K.V., & Frone, M.R. (2004). Academic Performance and Cheating: Moderating Role of School Identification and Self-Efficacy. Journal of Educational Research, 97(3), 115-122+168. Harris, R. (2004). Anti-Plagiarism Strategies for Research Papers. Accessed on February 3, 2007 at: http://www.virtualsalt.com/antiplag.htm Hoorn, E. (2005). Goed citeren kun je leren. Accessed on February 3, 2007 at: http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/departments/Algemeen/Recht2/2005/goedciteren/ JISC (s.d.). Accessed on February 13, 2007 at: http://www.jisc.ac.uk/whatwedo/services/as_pas.aspx Kirschner, P. (2006). Sisyfusarbeid? Accessed on February 13, 2007 at: http://www.edusite.nl/edusite/columns/16155 Lancaster, T. & Culwin, F. (2007). Preserving academic integrity—fighting against nonoriginality agencies. British Journal of Educational Technology 38 (1), 153–157. Lange, J.W. de (2005). Software bindt de strijd aan met 'zelf-plagiaat'. Accessed on January 29, 2007 at http://www.edusite.nl/edusite/nieuws/14550 Levin, P. (2003). Beat the witch-hunt! Peter Levin’s guide to avoiding and rebutting accusations of plagiarism, for conscientious students. Accessed on February 5, 2007 at: http://www.student-friendly-guides.com/plagiarism/beat_the_witch-hunt.pdf Lim, C.L. (2007). Ethical misconduct; a question of accountability. Paper presented at the International Conference on College Teaching and Learning, January 2-5, Honolulu, Hawaii. Accessed on February 13, 2007 at: http://cluteinstitute.org/Programs/Hawaii2007/Article%20215.pdf Mainka, C., Raeburn, S. & Earl, S. (2006) A UK institution’s university-wide approach to plagiarism: First results and recommendations International Journal for Educational Integrity, 2 (1), 13-25. Accessed on February 5, 2007 at: http://www.ojs.unisa.edu.au/journals/index.php/IJEI/article/viewFile/27/16 Macdonald, R., & Carroll, J. (2006). Plagiarism--A Complex Issue Requiring a Holistic Institutional Approach. Assessment & Evaluation in Higher Education, 31(2), 233-245. Accessed on February 5, 2007 at: http://www.liu.se/content/1/c6/01/80/56/Jude%20Caroll.pdf Martin, I., Stubbs, M. & Troop, H. (2006). Weapons of mouse destruction: A 3D strategy for combating cut-and-paste plagiarism using the JISC Plagiarism Advisory Service. Paper presented at the 2nd International Plagiarism Conference, Gateshead 19-21 June. Accessed on February 13, 2007 at: http://www.jiscpas.ac.uk/2006abstract_14.php?s=8 McCabe, D.L. (2005). Cheating among college and university students: A North American perspective. International Journal for Educational Integrity, 1(1). Accessed on February 5, 2007 at: http://www.ojs.unisa.edu.au/journals/index.php/IJEI/article/viewFile/14/9
37
Een 5D strategie tegen werkstukfraude McCabe, D.L., Butterfield, K.D. & Treviño, L.K. (2003). Faculty and academic integrity: The influence of current honor codes and past honor code experiences. Research in Higher Education, 44 (3), 367-385. OCW (2005). Plagiaat onder studenten zeer verontrustend. Accessed on January 25, 2007 at: www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2005/08August/16/plagiaat.jsp Park, C. (2004). Rebels without a clause: Towards an institutional framework for dealing with plagiarism by students. Journal of Further and Higher Education, 28(3), 291-306. Accessed on February 10, 2007 at: http://www.lancs.ac.uk/staff/gyaccp/rebels%20without%20a%20clause.pdf Pieters, F., Frijhoff, L., Brenters, L., & Jacobs, F. (2005). Citaat of plagiaat? Een onderzoek naar plagiaat onder studenten aan de Universiteit Utrecht. Onderwijs Evaluatie Rapport. Accessed on February 5, 2007 at http://www.oer.studver.uu.nl/plagiaat.pdf Power, L. (2006). University students' perceptions of plagiarism. Poster presented at the Annual meeting of American Educational Research Association, San Francisco, CA., April Roes, H. (2004). Plagiaat en antiplagiaat in het Nederlands Hoger Onderwijs. Accessed on February 5, 2007 at : http://www.surf.nl/download/Rapport_Antiplagiaat.pdf Rent A Coder (s.d.). Accessed on February 13, 2007 at : http://www.rentacoder.com/RentACoder/default.asp Reumer, C. (2004). Plagiaatbestrijding: selectie van een systeem aan de Vrije Universiteit. Accessed on February 13, 2007 at : http://www.surf.nl/download/Christoffel_Reumer.pdf Rienties, B.B., & Arts, M. (2004a). Omgaan met plagiaat. Tijdschrift voor hoger onderwijs, 22(4), 251-264. Rienties, B.B., & Arts, M. (2004b). Plagiaat en antiplagiaat in het Nederlandse hoger onderwijs. Accessed on February 5, 2007 at: http://hive.e-merge.nu/cgi-bin/hive/hive.cgi/Emerge_Rapport_OP3.4.pdf?HIVE_REF=hdi%3A2778&HIVE_RET=ORG&HIVE_REQ=2001&HIVE_ PROD=0/E-merge_Rapport_OP3.4.pdf Schuetze, P. (2004). Evaluation of a brief homework assignment designed to reduce citation problems. Teaching of Psychology, 31(4), 257-259. Standler, R. (2000). Plagiarism in Colleges in USA. Accessed on February 10, 2007 at op http://www.rbs2.com/plag.htm Univers (2005). Ruim helft Tilburgse studenten pleegt plagiaat. Accessed on February 2, 2007 at http://www.uvt.nl/univers/nieuws/0506/05/plagiaat.html UvT (s.d.). Website over plagiaat Universiteit van Tilburg. Accessed on February 13, 2007 at: https://plagiaat.rechten.uvt.nl/
38
Een 5D strategie tegen werkstukfraude Van der Aa, P., Muizelaar, S., Vries, M. de, & Wal, B. van de (2005). Advies aanpak plagiaat in de Hogeschool Utrecht. Accessed on February 2, 2007 at http://du.onderwijsontwikkeling.net/download.php?id=228 Van der Linde, E. & Siepman, P. (2006). Advies Antiplagiaat. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Accessed on February 13, 2007 at http://www.han.nl/restyle/centraal/elearning/content/Wat_is_Ephorus_.xml_dir/adviesplagiaat2.pdf Van Leeuwen (2006). Een valse start. Elsevier Thema Carrière (week 21). Accessed on January 25, 2007 at: www.elsevier.nl/magazine/print/asp/artnr/100373/jaar/2006/maand/mei/thema/21/index.htm l Van Nieuwkerk, S. (2003). No time to waste? Copy-paste! Plagiaat bij scripties in het wetenschappelijk onderwijs. Tilburg: doctoraalscriptie. Accessed on January 29, 2007 at: http://plagiaat.rechten.uvt.nl/scriptie/ QAA (s.d.). Britse Quality Assurance Agency. Accessed on February 13, 2007 at: http://www.qaa.ac.uk/academicinfrastructure/codeOfPractice/section6/COP_AOS.pdf Walden, K., & Peacock, A. (2006). The i-Map: A Process-Centered Response to Plagiarism. Assessment and Evaluation in Higher Education, 31(2), 201-214. Accessed on February 16, 2007 at: http://www.art-design.herts.ac.uk/a/mihs/paper3.pdf WHW (1992) Wet van 8 oktober 1992 op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Accessed on January 25, 2007 at: http://www.stab.nl/wetten/0718_Wet_op_het_hoger_onderwijs_en_wetenschappelijk_onderzoek_WHW.htm
39
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
DEEL 4 BIJLAGEN Bijlage 1: Paper mills Bron: Deze informatie is overgenomen van de plagiaatsite van de Universiteit Tilburg . Accessed on January 29, 2007 at http://plagiaat.rechten.uvt.nl/scriptie De term paper mill (papiermolen) is voor het eerst gebruikt in de Verenigde Staten, maar wordt inmiddels ook in Nederland gebruikt om een website aan te duiden waarop door particulieren dan wel door commerciële organisaties (soms tegen betaling) scripties en werkstukken worden aangeboden. Veelal worden studenten aangemoedigd hun scripties en/of werkstukken (soms ook tegen betaling) op een dergelijke site te plaatsen zodat andere studenten daaruit kunnen putten. Onderstaand een aantal adressen van dergelijke paper mills. Let op: het 'gebruik' van deze sites is geheel op eigen risico! Nederlandstalige sites: http://www.studentsonly.nl/uittreksels/scripties.asp http://www.scriptie.nl http://www.werkstukken.nl http://www.collegenet.nl http://studenten.samenvattingen.nl http://www.stjoost.nl/uitgeverij/data/nmalfabt.htm http://www.jongerenonline.com/index.php?page=scriptie&style=0 http://www.uitreksels.nl http://www.huiswerk.scholieren.com/uittreksels/ http://www.studieinfo.nl/scripties/ http://www.accountancyinfo.nl/index.php3?page=scripties http://www.okidoki.com/nl/school/scripties.html
Engelstalige sites: http://www.freepapers.com http://www.cyberessays.com http://www.ezwrite.com http://www.a1-termpaper.com http://www.geniuspapers.com http://www.cheater.com http://www.paperstock.com http://www.sparknotes.com http://www.paperstore.com http://www.edlibrary.com http://www.schoolpaper.com http://www.mightystudents.com http://www.cheathouse.com http://www.essaymill.com http://www.screw-essays.com
40
Een 5D strategie tegen werkstukfraude http://www.academicpapers.com http://www.allpapers.com http://www.topessays.com http://www.pinkmonkey.com http://www.oppapers.com http://www.essaysonfile.com http://www.schoolsucks.com
41
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Bijlage 2: Beroepszaak m.b.t. plagiaat en identiteitswissel Bron: Advies aanpak plagiaat in de Hogeschool Utrecht. Accessed on February 2, 2007 at http://du.onderwijsontwikkeling.net/download.php?id=228 Uitspraak 02-031 Betreft: onregelmatigheid: plagiaat door een lid van een werkgroep, sanctie voor andere leden Drie studenten moeten een gezamenlijk rapport schrijven. Eén student pleegt plagiaat, en heeft dit ook erkend. Aan de gehele groep wordt een sanctie opgelegd: het werkstuk wordt niet beoordeeld en ze worden uitgesloten van deelname aan tentamens gedurende één periode. De twee studenten gaan hiertegen in beroep, en stellen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het plagiaat van het derde lid. Ze accepteren dat het werkstuk niet beoordeeld wordt, maar vinden de uitsluiting een te zware straf. De opleiding stelt dat de groep collectief verantwoordelijk is voor het werkstuk, en dat er dus aan de hele groep een sanctie is opgelegd. Het College onderzoekt wat in de OER (het Onderwijs- en Examenreglement) van de opleiding is opgenomen. Daarin staat dat de opleiding een student die zich schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden een sanctie kan opleggen. Dat hier sprake is van een onregelmatigheid is duidelijk. De vraag die het College moet beantwoorden is of de twee studenten ook "schuldig" zijn. Volgens het College is dat niet hetzelfde als "collectief verantwoordelijk". Het gaat erom of de twee studenten een individueel verwijt valt te maken. De opleiding heeft niet aannemelijk gemaakt dat de twee studenten (ook) bewust het werk van een ander hebben overgenomen. Dat de studenten onvoldoende op het werk van de derde student hebben gelet, is onvoldoende "schuld" om ze deze sanctie op te leggen. Het beroep is gegrond. Noot: het relevante WHW-artikel Artikel 7.12.4 De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. Die maatregelen kunnen inhouden dat in het geval van fraude door een student door de examencommissie, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar, aan die student het recht wordt ontnomen een of meer daarbij aan te wijzen tentamens of examens aan de instelling af te leggen.
42
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Bijlage 3 : Plagiaat voor beginners Bron: Trajectum, het studentenblad van de Hogeschool Utrecht, zoals geciteerd op http://www.ephorus.nl/ep_art10.html (accessed on January 29, 2007). Het valt tegenwoordig niet mee om onopvallend plagiaat te plegen. Er is steeds meer aandacht voor. Waar moet je rekening mee houden, als je je docenten wilt misleiden? Met andere woorden: hoe zorg je ervoor dat docenten je niet betrappen? Tip 1: vervang een paar woorden door een synoniem Het is een eenvoudige, maar effectieve truc. Gooi de woordvolgorde van een zin hier en daar om, of gebruik een paar andere woorden. Heb het bijvoorbeeld over ‘de rechtbank’ als er ‘de rechter’ staat. Zorg wel dat de zin nog steeds klopt en pas op met de ‘zoek & vervang-functie’ van je tekstverwerker. Een rechter kan een toga dragen, een rechtbank niet. Tip 2: koop je eigen plagiaatsoftware Docenten gebruiken niet alleen Google om plagiaat op te sporen. Soms zetten ze zwaarder geschut in, zoals plagiaatsoftware. Er zijn tientallen programma’s, zoals Pl@iarism, Ephorus en Codas. Het kost wat, maar je kunt je docenten voorblijven als je ze zelf aanschaft. Hoeveel moet je nog veranderen voordat het computerprogramma niet meer aan plagiaat denkt? Een druk op de knop en je krijgt vanzelf het antwoord. Maar trek niet onnodig de beurs: lang niet alle faculteiten hebben zo’n programma in huis. Tip 3: zoek uit hoeveel risico je loopt Op sommige faculteiten krijgen studenten die betrapt worden pas straf als ze voor de tweede keer betrapt worden. Tot die tijd kun je dus doen en laten wat je wilt. Bovendien bleek uit het Utrechtse onderzoek dat de examencommissie in minder dan eenderde van de gevallen wordt ingeschakeld als je betrapt wordt. Het enige risico dat je dan nog loopt, is een zware onvoldoende en reputatieschade. Tip 4: zoek een luie docent Sommige docenten hebben de neiging om je te begeleiden bij het schrijfproces. Aan hen moet je bijvoorbeeld eerste versies laten zien. Het kost veel moeite om een goed gekopieerde tekst dusdanig te bewerken dat hij eruit ziet als een eerste versie. Dan kun je beter een andere docent zoeken. Er hoeft er maar één naïef genoeg te zijn. Tip 5: koop een essay dat niet op internet staat In de Angelsaksische wereld zijn ze al razend populair: websites waar je essays en hele afstudeerscripties kunt kopen die nergens op het internet te vinden zijn. Die teksten zijn dus immuun voor anti-plagiaatsoftware. Betaal wel pas na afloop. Volgens het gerenommeerde Britse Times Higher Education Supplement kopen veel studenten een kat in de zak. Een scriptie die een negen waard zou zijn, scoort in de praktijk vaak een stuk lager. De inhoud van de scriptie kan na een tijdje ook verouderd zijn. ‘Niet goed, geld terug’ zit er vaak niet in. Als de verkopers immoreel genoeg zijn om hun scriptie te verkopen, dan zijn ze ook immoreel genoeg om je op te lichten. Ze geven van tevoren waarschijnlijk geen inzage, uit angst dat je de scriptie dan al overneemt. Een andere optie is natuurlijk een vriend van de middelbare school strikken, die aan een andere instelling dezelfde studie volgt.
43
Een 5D strategie tegen werkstukfraude Tip 6: zorg dat de tekst consequent is Wie van het betere sprokkelwerk houdt, wil wel eens vergeten om de verschillen tussen de teksten glad te strijken. Niet alleen hoort het eindresultaat in één enkel lettertype te staan, ook de manier van verwijzen naar andere teksten - dat doen de auteurs die je plagieert meestal wél hoort overal op dezelfde wijze te gebeuren. Tip 7: snap de tekst die je inlevert Ook als je alle tips braaf opvolgt, kunnen docenten argwaan krijgen. De tekst kan bijvoorbeeld iets té goed zijn. Wanneer ze het plagiaat niet kunnen aantonen, gaan ze vaak op andere manieren proberen om je onderuit te halen. Ze stellen bijvoorbeeld slimme vragen. ‘Erg interessant wat je schrijft, maar is Kripkes interpretatie van private language daadwerkelijk identiek aan Wittgensteins eigen idee?’ Dan moet je wel snappen waar het over gaat. Tip 8: zoek de schemerzone op Het is niet altijd eenvoudig om te beoordelen of iets plagiaat is en dat werkt in je voordeel. Maak gebruik van de schemerzone. Als je een lange lap tekst van een auteur letterlijk overneemt, kun je de bron tussen haakjes vermelden: (Janssen, A (1994)). Mocht de docent zich verbijsterd afvragen waarom die tekst niet tussen aanhalingstekens staat, dan zeg je met droge ogen: ik heb de bron toch vermeld? Je moet wel een heel hardvochtige examencommissie treffen als je daar niet mee wegkomt. Zie ook tip 10. Tip 9: plagieer geen al te oude teksten Als jouw paper voor economie plotseling oproept tot leninisties-marxistiese axie, dan snapt iedere docent dat je een tekst uit de jaren zeventig hebt overgenomen. En dit komt voor, vergis je niet. Het is ook wel begrijpelijk. Uit Canadees onderzoek is gebleken dat vooral domme studenten plagiëren. Tip 10: oefen een naïeve gelaatsuitdrukking Gewoon voor de zekerheid. Sommige docenten denken namelijk dat de studenten van nu helemaal niet beseffen dat ze plagiëren. De jongeren van tegenwoordig groeien op met internet, nietwaar? En daar is alles vrijelijk beschikbaar. In het studiehuis van de middelbare school mocht je alles kopiëren wat je maar wilde. Misbruik hun welwillendheid en hun al te grote inlevingsvermogen naar eigen goeddunken. De bonus-tip: doe het zelf Wie plagiëren te ingewikkeld of te riskant vindt, kan natuurlijk ook besluiten om zelf zijn essays, papers en scripties schrijven. Dat heeft een alleraardigste bijwerking: soms leer je er wat van.
44
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Bijlage 4: Voorbeeld van plagiaatdefinitie Bron: Plagiaat: wat is het, wat zijn de sancties, en hoe valt het te voorkomen? Studentenhandleiding Editie 2006-2007. Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen. Accessed on February 16, 2007 at: http://www.careljansen.nl/map1/studentenhandleiding.pdf
Wanneer is er sprake van plagiaat? Als plagiaat gelden alle gevallen waarin gesuggereerd wordt dat er sprake is van eigen werk terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. In de Nijmeegse Letterenfaculteit wordt het bijvoorbeeld als plagiaat beschouwd: •
als een tekst van iemand anders wordt ingeleverd alsof het om eigen werk gaat;
•
als een tekst die wordt ingeleverd geschreven is in samenwerking met anderen zonder dat dat expliciet wordt vermeld;
•
als een tekst die wordt ingeleverd al eerder door dezelfde student is ingeleverd in een andere cursus, zonder dat er toestemming is verleend om die tekst meer dan één keer in te leveren;
•
als delen van een tekst zonder bronvermelding uit een andere tekst (op papier of op het Internet) zijn overgenomen;
•
als wordt gesuggereerd dat het om eigen werk gaat, terwijl er in feite slechts enkele wijzigingen in een andere tekst zijn aangebracht;
•
als er woorden, ideeën, resultaten of conclusies uit andere bronnen zijn overgenomen zonder een volledige en correcte bronvermelding;
•
als er bij letterlijke citaten geen aanhalingstekens zijn gebruikt, of als de aanhalingstekens zo zijn geplaatst dat ten onrechte de indruk wordt gewekt dat een deel van de geciteerde passages eigen werk is;
•
als er wel naar bronnen wordt verwezen maar niet op alle plaatsen waar informatie uit die bronnen gebruikt is, met als gevolg dat een deel van de overgenomen informatie ten onrechte wordt gepresenteerd als eigen werk;
•
als bronvermeldingen zo onvolledig of incorrect zijn dat de gebruikte bronnen voor anderen niet terug te vinden zijn.
45
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Bijlage 5: Antwoordsleutel bij tabel 3 (plagiaat, wat mag wel en wat mag niet?). Bron: Drent c.s. (2006). Opdracht: Beoordeel de volgende situaties en zet steeds een X op de juiste
Mag wel
Mag niet
plek 1
Overnemen van een stukje tekst waarin je oppervlakkige veranderingen
x
aanbrengt, z.b. *) Plagiaat want je gebruikt het idee van een ander zonder dat te vermelden 2
Overnemen van een stukje tekst waarin je alle zinnen wat verandert, z.b.
x
Plagiaat want je gebruikt het idee van een ander zonder dat te vermelden 3
Overnemen van een idee dat je geheel in eigen woorden weergeeft, z.b.
4
Overnemen van een plaatje van een site van een groot bedrijf, m.b./z.t.
x
Plagiaat want je gebruikt het idee van een ander zonder dat te vermelden x
Zelfs met bronvermelding mag dit niet want met kopiëren van een compleet plaatje schend je Nederlands auteursrecht 5
Overnemen van een compleet gedicht van Vondel, m.b./z.t.
x
Mag zonder toestemming van de erfgenamen want de auteur is meer dan 70 jaar geleden overleden. Uiteraard moet je wel duidelijk maken dat het werk van Vondel is met een juiste bronvermelding 6
Overnemen van een foto van een schilderij van Rembrandt uit een
x
museumsite, m.b./z.t. Mag niet hoewel ook Rembrandt al lang geleden overleed. Op de foto rust auteursrecht van de fotograaf. De fotograaf hoefde geen toestemming te vragen aan de erfgenamen van Rembrandt 7
5 regels tekst uit een boek letterlijk overnemen, m.b./z.t.
x
Mag wel want er is bronvermelding en er is geen toestemming nodig van de rechthebbende want er wordt slechts een klein deel geciteerd. 8
De helft van een websitetekst letterlijk overnemen, m.b./z.t.
x
Mag niet want er is toestemming nodig van de rechthebbende omdat het gaat om citeren van een substantieel deel. (citeren van enkele regels van een klein document kan dus al teveel zijn!) 9
Een oud verslag van een vriend (met diens toestemming) inleveren onder je
x
eigen naam, z.b. Mag niet want de docent wordt misleid: dit is fraude. (Er wordt niet tegen het auteursrecht gezondigd, omdat de vriend toestemming gaf) 10
Achter in een verslag staat als enige bronvermelding: “Bij dit verslag werd
x
gebruik gemaakt van de leerboeken van het tweede en derde studiejaar” Mag niet want nu is niet na te gaan welke bewering uit welk boek afkomstig is. Dit is niet wetenschappelijk en niet zorgvuldig *): z.b. = zonder bronvermelding m.b. = met bronvermelding z.t. = zonder toestemming van degene die het auteursrecht heeft
46
Een 5D strategie tegen werkstukfraude
Bijlage 6: Uittreksel uit de Nadere regels inrichting tentamen en examen 2005-2006. Bron: Commissie voor de Examens OUNL Definitie Fraude Artikel 16 1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een tentamenkandidaat dat erop is gericht of er toe leidt het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. In het bijzonder worden de volgende gedragingen als fraude beschouwd: a.
het tijdens het tentamen bij zich hebben van boeken, syllabi, aantekeningen of andere geschriften, waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan krachtens de gepubliceerde bepalingen met betrekking tot toegestane hulpmiddelen;
b.
tijdens het tentamen bij mede-tentamenkandidaten afkijken of met hen, op welke wijze
c.
zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders;
d.
zich op het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen;
e.
de hem uitgereikte vragenformulieren en/of antwoordformulieren te verwisselen of met
dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uitwisselen;
anderen uit te wisselen; f.
zich vóór de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen;
g.
het tijdens het tentamen in bezit hebben van een andere type zakrekenmachine dan de toegestane, een buzzer, een mobiele telefoon of enig ander apparaat met een vergelijkbare functie;
h.
in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten van anderen over te nemen zonder bronvermelding.
Fraudeprocedure Artikel 16a 1. Wanneer tijdens, na of ten aanzien van een tentamen fraude wordt geconstateerd of ernstig vermoed, wordt dit door de examinator of surveillant zo spoedig mogelijk schriftelijk vastgelegd. Deze kan de student verzoeken eventuele bewijsstukken beschikbaar te stellen. Een weigering hiertoe wordt in het schriftelijk verslag vermeld. Het schriftelijk verslag en eventuele bewijsstukken worden zo spoedig mogelijk ter hand gesteld aan de Commissie. 2. Indien de Commissie tot het oordeel komt, dat er sprake is van fraude, wordt geweigerd de uitslag van het desbetreffende tentamen vast te stellen of wordt het afgelegde tentamen ongeldig verklaard, hetgeen schriftelijk aan de student wordt medegedeeld. De student verliest tevens een van de tentamenkansen, waarop krachtens de inschrijvingsvoorwaarden recht bestaat. 3. Indien de Commissie tot het oordeel komt dat sprake is van fraude kan de Commissie verder besluiten dat gedurende een door de Commissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar aan de student het recht wordt ontnomen een of meer bij het besluit aan te wijzen tentamens of examens aan de Open Universiteit Nederland af te leggen. 4. Voordat de Commissie enige beslissing als bedoeld in de leden 2 en 3 neemt stelt zij de student in de gelegenheid om naar keuze van de student schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen.
47
Een 5D strategie tegen werkstukfraude 5. Indien de Commissie tot het oordeel komt dat geen sprake is van fraude, stelt de examinator zo spoedig mogelijk de uitslag van het desbetreffende tentamen vast.
48