EDISCH
OFFICIEEL O R G A A N
VAN
DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ
T
TOT BEVORDERING
T
DER GENEESKUNST
Hoofdredacteur: W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, voorzitter; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzitter; Dr. C. de Groot, Rotterdam, secretaris; Dr. M. van der Stoel, Voorschofen, penningmeester; A. Taminiau, Tilburg - Redactie en abonnementenadministratie Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel..242535.
EIGEN RISICO EN TICKET MODERATEUR DE eigen bijdrage van de ziekenfondsverzekerde staat weer in het middelpunt van de belangstelling. De opmerkingen, door de directeur-generaal der volksgezondheid in zijn rede te Assen hierover gemaakt, hebben, hetgeen ook wel in de bedoeling zal hebben gelegen, van verschillende kanten reacties ontketend. Ook in het Parlement is, zoals men in ons blad heeft kunnen lezen, daarover uitgebreid gesproken. Gebleken is dat de minister van Sociale Zaken over dit onderwerp zijn gedachten thans laat gaan en dat hij bet onderwerp niet zo eenvoudig vindt. Dit laatste behoeft niemand te verbazen. Sinds lang bestaan over dit onderwerp de meest uiteenlopende meningen, van overtuigde voorstanders tot felle tegenstanders. Her ziet er niet naar uit, dat het meningsverschil hierover spoedig tot bet verleden zal behoren. Dit verschil van mening wordt ongetwijfeld in de hand gewerkt door het feit, d a t e r verschillende uitgangspunten zijn van waaruit men het vraagstuk van de eigen bijdrage der verzekerden kan bezien. Sommigen zien namelijk deze bijdrage in de eerste plaats van belang, omdat deze het element van eigen risico in het ziekenfondswezen invoert. Zij gaan er van nit dat het ontbreken hiervan een zwakke plek is in her
INHOUD ! 5e Jaargang
-
6 mei 1 9 6 0
Eigen risico en ticket mod6rateur . Portret mevr. J. W. van den Blink-Rolder .
No. 1 9
283 285
Van het hoofdbestuur:
Beschrijvingsbrief Alg. Vergadering . Uit de praktijk Uit de afdelingen . Ingezonden stukken . . . . . Varia . . . . .
285 294 295 297 297
ziekenfondswezen hier te lande, omdat dit ontbreken een psychologisch effect heeft in die zin, dat de noodzaak om in voorkomende gevallen persoonlijk de beslissing te nemen of een bepaalde klacht of afwijking tot her inroepen van geneeskundige behandeling moet leiden, door het ontbreken van iedere financi~Ie belemmering praktisch ge~limineerd wordt. Zij die zo denken menen, dat deze gang van zaken voert tot vermindering van het beset van verantwoordelijkheid voor eigen beslissingen op een terrein waar dit zeer wel mogelijk is, tenslotte overgaande in een verlies aan lust en zeifs aan capaciteit zulks te doen. Het antwoord daarop van de tegenstanders is dan, dat een verantwoorde beslissing op dit terrein voor de betrokkenen uiterst moeilijk en zelfs onmogelijk kan zijn vanwege het gebrek aan deskundigheid en zij menen dat de moderne mens van een gevoel van verantwoordelijkheid juist blijk geeft door snel een arts te raadplegen. ledere belemmering op de wag naar de arts achten zij om die reden ongewenst. De consequentie van de eigen bijdrage wat de kosten voor het ziekenfonds betreft achten zowel voor- als tegenstanders, die van dit uitgangspunt uitgaan, van secundair belang. Voor anderen is echter bij de beoordeling van de waarde van de eigen bijdrage het d r u k k e n van de k o s t e n van het ziekenfonds her voomaamste uitgangspunt. Zij menen, dat een eigen bijdrage een aantal verzekerden ervan zal weerhouden voor ,,bagatel-gevallen" de hulp van de arts in te roepen en dat bierdoor een belangrijke daling der kosten, ook op ander terrein dan dat van huisartsenhulp, zal worden bereikt. Tegenstanders die in dit vlak redeneren voeren dan weer aan, dat nog te bezien staat of de kosten in totaal genomen hierdoor wel ,,gedrukt" zuUen worden en dat een dergelijke ,,rem" (,,ticket moderateur") een uiterst gevaarlijke methode is voor de gezondheid van het individu, eventueel voor de gemeenschap. Het zijn echter rdet alleen de verschillen in uitgangspunten, die aanleiding zijn tot de uitgebreide en weer actueel geworden discussie over de eigen bijdrage der verzekerden. E r komt ook nog bij een zeer uiteenlopende visie op de praktische uitvoerbaarheid 283
van een dergelijke maatregel, op de administratieve consequenties en op de waarschijnlijkheid van het al of niet bereiken van het beoogde effect."9
Daar ook onder artsen op het gebied van de eigen bijdrage der verzekerden geen communis opinio bestaat is de vraag gerechtvaardigd in hoeverre de Maatschappij voor Geneeskunst inzake dit onderwerp al of niet een standpunt heeft ingenomen, c.q. naar buiten bekend heeft gemaakt. Zoekt men daarnaar, dan zal men niet verder kunnen komen dan hetgeen te vinden is in het in 1953 uitgebrachte rapport van de Commissie inzake Richtlijnen Ziekenfondswet. Deze commissie werd door het Hoofdbestuur ingesteld en heeft getracht richtlijnen te geven voor een Ziekenfondswet, die geacht konden worden, de mening van de Maatschappij weer te geven. Dit rapport*) dat destijds de instemming van de grote meerderheid van bet Hoofdbestuur heeft verworven, werd in de Algemene Vergadering behandeld op 3 juli 1954 en is met 30 tegen 7 stemmen aangenomen. Onder het hoofdstuk ,,Rem op de verstrekkingen" herinnert dit rapport aan hetgeen in 1947 door de Maatschappij in de toenmalige conclusies is vastgelegd, namelijk dat ,,er een systeem zal moeten worden ontwikkeld, waardoor de individuele verantwoordelijkheid van verzekerden en medewerkers voor de goede gang van zaken in her ziekenfonds wordt vastgelegd en dat een hernieuwd ziekenfondswezen slechts bevredigend zal kunnen functioneren, indien van den beginne af een regeling wordt aanvaard, waardoor de thans bestaande verspilling in de ruimste zin wordt tegengegaan." Na dit geconstateerd te hebben, vervolgt het rapport: ,,De Commissie heeft zich, evenals reeds zovele artsen v66r haar deden, nog eens intensief met dit vraagstuk beziggehouden. Zij meent, dat bij het zoeken naar een rem op overdadig inroepen van geneeskundige hulp, de gezondheidsbelangen steeds voorop moeten blijven staan. Zij meent, dat een bijbetaling als rem pas effect heeft, wanneer deze voor de verzekerde duidelijk merkbare financi~le gevolgen met zich meebrengt. Dit criterium kan echter de oorzaak zijn, dat gezondheidsbelangen van de verzekerde geschaad worden. De grootst mogelijke meerderheid der Commis* Een zeer uitvoerige opsoming van al deze aspecten kan men aantreffen in het Sociaal Maandblad Arbeid van 25 maart j.1. van de hand van J. de Wit, algemeen adviseur van het bureau van de Ziekenfondsraad. ** Gepubliceerd in M.C. 1954, pag. 214. 284
sie acht een bijbetaling voor de huisartsenhulp op het spreekuur en aan huis, behalve voor de avond- en nachtvisites, ongewenst. Bijbetaling voor de genees- en verbandmiddelen acht de Commissie, met enige restrictie voor de chronische zieken, echter wel aanvaardbaar. Over bijbetaling voor specialistische hulp zijn de meningen in de Commissie eveneens verdeeld." Ook na deze uitspraak is in de kring der artsen het vraagstuk van de eigen bijdrage van de verzekerde van tijd tot tijd aan de orde geweest. Op deze uitspraak, die door het aannemen van het betreffende rapport in de Algemene Vergadering der Maatschappij een officieel karakter heeft gekregen, is echter niet meer teruggekomen. Zolang dit niet is geschied, ligt de conclusie voor de hand, dat deze uitspraak gezien moet worden als antwoord op de vraag, welk het standpunt is, dat door de Maatschappij voor Geneeskunst inzake de eigen bijdrage der verzekerde wordt ingenomen. Nu de discusise over dit onderwerp weer actueel is geworden, is het van belang, dat het standpunt van de mene bekendheid heeft. Verwacht mag worden, dat Maatschappij naar binnen en naar buiten meer algede minister bij het laten gaan van zijn gedachten over dit onderwerp, ook dit standpunt in zijn overwegingen zal betrekken. R.
MEDEDELING
INZAICE
BESCHRIJVINGSBRIEF ALG. V E R G A D E R I N G Het voorgaande nummer van Medisch Contact moest, in verband met het wegvallen van postbestellingen op koninginnedag, iets vroeger worden gedrukt. Dientengevolge konden daarin niet meer worden opgenomen die stukken voor de agenda van de Algemene Vergadering op 2 juli a.s., welke zaterdag 23 april het hoofdbestuur waren gepasseerd. Men vindt die stukken - - rapport van de Commissie zondags-, avonden nachtdienst en betreffende erkenning en registratie van medische specialisten - - in dit nummer. Het hoofdbestuur vertrouwt dat men geen bezwaar zal aantekenen tegen het felt, dat de termijn van twee maanden, die voor publikatie van agendastukken voor een Algemene Vergadering in acht moet worden genomen, ten aanzien van de in dit hummer gepubliceerde stukken tengevolge van maatregelen, waartoe de posterijen noopten, met enkele dagen is bekort.
Mevr. J. W. van den Blink-Rolder In de Hoofdbestuursvergadering van 23 april 1960 heeft een korte plecbtigbeid plaats gebad, waarbij het Hoofdbestuur en de Centrale Besturen der L.H.V., L.S.V. en L.A.D. aan Mevrouw van den Blink-Rolder een portret aanboden, dat door Professor Sierk Schr6der werd geschilderd. De gedachte dit portret te doen schilderen werd geboren uit de behoefte Mevrouw van den Blink hulde en dank te betuigen voor de wijze waarop zij in her jaar 1958 het voorzitterschap der Maatschappij heeft vervuld. Voorzitter de Vries stelde in zijn toespraak in het licht, dat de wens leefde deze gelegenheid aan te grijpen om de grote indruk die haar persoonlijkheid gemaakt heeft, voor de komende tijden vast te leggen. Hij memoreerde hoeveel moeite het gekost heeft Mevrouw van den Blink bereid te vinden haar medewerking te verlenen en hoe dankbaar iedereen is, dat zij uiteindelijk daartoe bereid is gevonden. A a n bet doen voortleven van de eerste vrouwelijke voorzitter der Maatschappij voor de na ons komende geslachten in de door de schilderende kunstenaar gegeven gestalte, ligt zeker ook de wens ten grondslag van het markeren van de belangrijke ontwikkelingsgang, waardoor aan de vrouwelijke beroepsgenoten een volwaardige plaats in ons midden is gegeven. De voorzitter zag aldus in dit schilderij ook een huldebetoon aan allen, die in de afgelopen jaren de lange weg van eerste - gehoonde - ,,blauwkous" in de collegezaal tot volwaardig erkende vrouwelijke medewerker hebben gebaand. Dat deze weg niet alleen op wetenschappelijk, maar ook op organisatorisch gebled met succes is bekroond, daarvan is dit portret een levend getuigenis. Zo gezien was dit plechtig moment in de Hoofbestuursvergadering dan ook m6~r dan de hulde aan 66n persoon. Het is bekend, dat ook de niet-medische wereld de verkiezing van de eerste vrouwelijke voorzitter destijds in deze geest heeft opgevat, waardoor aan deze verkiezing
alom in den lande grote aandacht is geschonken. Het zal niemand verbazen, dat Mevrouw van den Blink in haar antwoord uiting gaf aan ontroering en dankbaarheid en dat zij daarbij zeide, dat in deze situatie woorden te kort moesten schieten. Haar besluit om dit portret aan de Maatschappij ten geschenke te geven werd met luid applaus beantwoord. De verzekering van de voorzitter dat het een ereplaats in het gebouw aan de Keizersgracht zal krijgen, zat zeker in overeenstemming zijn met de wens van alle leden van de Maatschappij.
VAN HET HOOFDBESTUUt~:
B ESC H RIJVI N G S B RI E F (vervolg van de in M . C . no. 17 en no. 18 gepubliceerde delen)
Punt V I I
VII a Voor de verkiezing van drie Ieden van het hoofdbestuur zijn alsnog twee kandidaten gesteld, zodat voor benoeming thans door afdelingen zijn voorgedragen (in alfabetische volgorde): E. N. van den Bergh, huisarts, Amersfoort. C. A. C. Bosch, specialist, Amsterdam P. J. Kaiser, arts in dienstverband, Leiden. Dr. J. Visser, huisarts, Delft. VII g Verkiezing van een lid van de commissie van uitvoering voor de steunregeling aan Oorlogsslachtoffers. Op 31 december 1960 treedt reglementair af Dr.
J. J. Brutel de la Rivi~re, 's-Gravenhage. Het hoofdbestuur heeft, in overleg met de commissie, de volgende voordracht opgemaakt: 1. J. H. Pannekoek, Deventer. 2. Dr. J. C. P. Eeftinck Schattenkerk, Zwolle. VII h Verkiezing van een lid van de W.M.A.-commissie. Op 31 december 1960 treedt af Dr. A. A. J. Govaert, Stein, die niet herkiesbaar is. Her hoofdbestuur heeft in overleg met de commissie, de volgende voordracht opgemaakt: 1. G. C. M. van Maarsseveen, Venlo. 2. F. Koch, Geldrop. 285
Punt I X / .
Balans per 31 december 1959 van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (in ruimere zin)
Activa
Passiva
Gebouwen . . . .
Mij.
Inventaris . . . .
Mij.
f
1,I
L.H.V.
,,210.681,07
L.H.V.
,~
1,--
L.S.V.
,151.399,45
L.S.V.
L.A.D.
,, 52.384,16
L.A.D.
F.v.B.N.
,,127.179,94
F.v.O.
,,480.124,17
M~.
f
20.162,58 5.093,87
Beleggingen
.
Hypotheken Deposito
311.900,--
L.H.V.
,, 121.629,69
L.S.V.
,, 250.565,50
L.H.V.
,,
L.A.D.
,, 48.706,50
L.S.V.
,, 53.733,13
F.v.B.N,
,, 1 0 0 . 6 1 6 , - -
L.A.D.
,,
F.v.O.
,, 440.380,13
f 1.672.837,66 A l g e m e n e reserve
,, 1.322.208,36
Mij.
,,
36.307,42 100.000,i
P.M.
Leningen en voorschotten aan artsen F.v.B.N. Nederlands Huisarts e n g e n o o t s c h a p . . Mij.
,,
2.753,89
,,
5.444,41
12.015,82 ,,
R e s e r v e v o o r displaced p e r s o n s . F.v.B.N.
91.005,40
,,
1.071,40
. Mij.
,,
39.346,65
F o n d s v o o r grote herstellingen en vernieuwingen . Mij.
,,
4.008,43
R e s e r v e v o o r economische e n statistische onderzoekingen en adviezen . . . . UH.V.
,,
16.426,39
Spaarfonds
f
20.766,40
L.H.V.
,,
8.334,10
Centraal Bureau voor de a d m i n i s t r a tie der spec. h o n o r e ring . . . . . . US.V.
L.S.V.
,,
4.786,90
Pincet en P e n s e e l
. Mij.
306,87
L.A.D.
,,
1.269,10
F.v.O.
,,
3.528,90
Ondersteuningsfonds v o o r W e d u w e n en Wezen . . . . . Mij.
38.689,94
Mij.
f
33.499,01
T e v o r d e r e n contributies . . . . . Mij.
L.H.V.
,,
38.685,40
,, 30.129,67
L.S.V.
,, 100.658,66
L.A.D.
,,
17.191,61
F.v.B.N.
,,
2.422,97
F.v.O.
,,
2.968,36
Mij.
f
47.29O,56
L.H.V.
,,
6.650,35
L.S.V.
,,
9.530,17
L.A.D.
,,
420,05
F.v.B.N.
,,
1.506,75
F.v.O.
,,
9.695,25
Bibliotheek
Mij.
Nadelig saldo.
9Mij.
f
79.023,17 6.375,07
T e b e t a l e n e n gereserveerde posten. 9Mij.
186.870,28
138.256,32
f
80.978,47
L.H.V.
,,
3.389,83
L.S.V.
,, 26.223,96
L.A.D.
,,
F.v.B.N.
,,
150,--
F.v.O.
,,
3.167,50
2.986,50
116.896,26
\,
75.093,13 1, I
L.H.V.
,,
L.S.V.
,, 34.643,60
L.A.D.
,,
1.572,93
39.577,43
f 2.118.845,32 286
f 651.068,87
f 360.310,54
Overgenomen erediet v a n de M i d d e n standsbank F.v.B.N.
V o o r u i t b e t a a l d e en te v o r d e r e n p o s t e n
M~.
9Mij.
,,
Geldmiddelen
. . . .
4,m
. Mij.
. . . .
Kapitaal
\,,,
f 2.118.845,32
hepar ra forte bij
hyperchrome macrocytaire anemie~n
per 2 cm3: geconcentreerd leverextract bevattende ten minste 10 T vitamine B12; 3 0 0 Y foliumzuur ampullen 2 cm3; dozen inh, 6, 25 en 100 flacons 10 cm3; dozen inh. 1, 6 en 50
Q
PHILIPS.DUPHAR NEDERLAND n.v. AMSTERDAM
Voor elke anemie-pati@nt het juiste preparaat HI~R ~r
ACTIMIN
FERRO ACTIMIN
BECOMPAR
per dragee : vitamine Bl2 met ,,intrinsic factor" concentraat equivalent aan 0,2 U.S.P. eenheid (oraal) 0.5 mg foliumzuur 75 mg leverfractie
per dragee : vitamine BI2 met .intrinsic factor" concentraat equivalent aan 0,5 U.S.P. eenheid (oraal) 2 mg foliumzuur 25 mg vitamine C 75 mg ferrosulfaat exsicc.
per 2 cm3: geconcentreerd leverextract bevattende ten minste 10 Y" vitamine Bf~; 30 rng vitamine B! 2 mg vitamine BI 8 mg vitamine B~ 100 mg nicotine. zuuramide 8 mg d-panthenol
fl. il 25, 60 en 500 dr.
fl. ~ 25 en 60 dr.
flacons 10 cm3; dozen inh. 1 en 6
Punt X.
Rapport van de Commissie Zondags- avond- en nachtdienst In 1948 verscheen in Medisch Contact een artikel van de Raad van Beroep in zake zondagsdiensten, waarin de Raad van Beroep richtlijnen gaf. Dit artikel luidde:
,,Regeling van de zondagsdienst Daar er in verschillende plaatsen van ons land in de laatste jaren zondagsdiensten zijn en er nu en dan klachten over de functie van deze diensten zijn voorgekomen, acht de Raad van Beroep het nodig het volgende te publiceren, te meer daar in ,,Medische Ethiek", verschenen in 1936, de zondagsdiensten, die toen nog niet zo ingeburgerd waren, niet besproken worden. De Raad van Beroep is van oordeel: le. dat de insteUing van een zondagsdienst de arts, voor wie wordt waargenomen geen onvoorwaardelijke onthefring geeft van de plicht om, indien voor een zijner patiEnten zijn hulp wordt ingeroepen, deze te verlenen; 2e. dat, indien zijn hulp wordt ingeroepen voor een ernstig geval, dat bezwaarlijk uitstel kan lijden, hij de plicht heeft die hulp te verlenen, tenzij hij er zich van overtuigd heeft, dat zijn waarnemer met de noodzakelijke spoed deze taak van hem zal overnemen, en hij aan deze, alle hem bekende, gegevens verstrekt heeft, die voor een juiste beoordeling van het geval noodzakelijk zijn; 3e. dat de arts, die waarneemt, als zijn hulp wordt ingeroepen over het algemeen de plicht heeft om mee te gaan; 4e. dat hij er ernstig rekening mede moet houden, dat hij de patiEnten veelal niet kent en daarom slechts d~in bet recht heeft om aan her verzoek, om patient te bezoeken niet te voldoen, indien hij na rijp beraad tot de conclusie komt, dat dit volledig verantwoord is." Sedert dien is, naar aanleiding van binnengekomen klachten, de zondagsdienst nog enkele malen ter sprake gekomen en in 1956 besloot bet hoofdbestuur bij de afdelingsraden een enqu&e in te stellen of aan de afdelingsraden klachten bekend waren over de zondagsdiensten. Uit de ontvangen antwoorden bleek, d a t e r maar weinig klachten waren. In 1958 werd bet hoofdbestuur weer met het vraagstuk geconfronteerd, naar aanleiding van een klacht ingediend bij een afdelingsraad. Er bleken meer klachten te zijn, o o k over ingestelde avond- en nachtdiensten. Op advies van de Raad van Beroep heeft het hoofdbestuur toen besloten een commissie in te stellen ter bestudering van her vraagstuk van de zondags-, avond en nachtdienst. Tot leden van de r werden aangewezen: Dr. Mr. H. de Boer, arts te Wassenaar, lid van het hoofdbestuur, W. Hoekstra, arts te Schiedam, lid van het centraal bestuur der L.S.V., C. Landheer, arts te Amsterdam, voorzitter van de L.H.V. Col!ega Landheer heeft, wegens drukke werkzaamheden, als lid van de commissie moeten bedanken; in zijn plaats werd aangewezen: J. F, Dungelmann, arts te Rotterdam, lid van her centraal bestuur der L.H.V. 288
De commissie heeft zich niet begeven in meer algemene beschouwingen over de zondags-, avond- en nachtdiensten. Deze zijn te vinden in ,,Medische Ethiek en Gedragsleer", bladz. 115 e.v., de tekst ervan luidt:
Zondagsdienst, weekend-diensten en dergelijke. Als wij ons afvragen in hoeverre zondagsdiensten, weekenddiensten en dergelijke noodzakelijk, gewenst of toelaatbaar zijn, dan dient men uit te gaan van de regel, dat het de plicht is van de arts zoveel mogelijk voor zijn patient klaar te staan, m a a r tevens van de noodzaak van en bet recht op rust, zowel voor de betrokken arts als voor zijn collega's. Het is duidelijk, dat een arts in verband met bestaande of op te richten zondagsdiensten, weekenddiensten enz., in het algemeen gesproken de vrijheid moet hebben al o f niet aan deze regelingen deel te nemen. Verder heeft in principe een groep van artsen her recht een andere arts in hun zondagsdienst enz. te weigeren. Wil men echter bij toepassing hiervan niet in moeilijkheden komen, waardoor de goede naam van de artsen in de omgeving zou kunnen worden geschaad, dan is het nodig, dat men er begrip voor heeft, dat zowel her weigeren om aan een bepaalde afspraak in dit verband mee te doen, als het geweigerd worden om er aan mee te mogen doen, belangrijke consequenties kan hebben en dus moet berusten op gegronde redenen; hierbij dienen de belangen van de patiEnten voorop te staan en bovendien ook de collegiale verhoudingen niet te worden geschaad. Men bedenke daarbij, dat b.v. een jong collega, die (nog) niet tot de regeling is toegelaten, praktisch wordt gedwongen onafgebroken bereikbaar te zijn. Men verklare zich dan bereid op verzoek incidenteel waar te nemen. Betreft het iemand, die om reden van oncollegiaal gedrag niet in de regeling is betrokken, dan verdient een gelijke opvatting aanbeveling. In bijzondere gevaUen kan men, liefst gesanctionneerd door de afdelingsraad, van ,,waarneming" afzien, mits men maar bedenkt, dat men steeds verplicht is in noodgevallen iedereen te behandelen, die hulp nodig heeft. Als er in dit verband een geschil ontstaat, legge men dit voor aan de afdelingsraad. Het spreekt van zelf, dat men de arts, die waarneemt, op de hoogte moet stellen van alles wat nuttig is voor de behandeling van patiEnten, die hem vermoedelijk nodig zullen hebben; in het bijzonder geldt dit voor ernstige patiEnten. Of men tijdens een vrij weekend of zondag toch hulp wil verlenen, moet ter beoordeling van de arts zelf blijyen. Welke patiEnten men zelf wil behandelen en welke niet, staat ter eigen keuze. Het kan echter wel eens geboden zijn, dat men, als men bereikbaar is, zelf een ernstige patient bezoekt, die men onder behandeling heeft, indien de meerdere eigen kennis omtrent de patient het verloop zou kunnen be'/nvloeden; men vermijde hierbij echter zelfs de schijn bij de pati~nten in het gevlei te willen komen. Bij het opstellen van een zondagsdienst, weekenddienst, en dit geldt in sterkere mate voor avond- en nachtdiensten, houde men altijd in het oog, dat het werkelijk belang van de patiEnten niet in het gedrang mag komen. De patient immers wenst en verwacht zijn eigen behandelen-
de arts te vinden en voorzover dit mogelijk is, moet aan die wens worden voldaan; de verschillende regelingen, die getroffen worden, zijn uitzonderingen op deze regel, waarvoor dus een positieve indicatie moet bestaan. Met name moet ook niet worden vergeten, dat elke regeling af en toe onvolkomenheden vertoond of niet werkt; iedere arts moet daarom steeds bereid zijn, in deze onvolkomenheden te voorzien, met andere woorden moet, zo mogelijk, steeds bereid zijn om handelend op te treden. Bij ernstige twijfel moet de regel gelden: eerst de patient helpen. Wie het beroep van huisarts of specialist kiest, wie dus de voordelen van het vrije beroep wenst te genieten, moet tonen, dat hij bereid is de verplichtingen en eventueel de nadelen, die het meebrengt, te aanvaarden. Praktisch is het zo, dat het maken van regelingen als hier besproken geheel in handen ligt van de betrokken artsen. Dit maakt de verantwoordelijkheid derhalve des te groter. Men zorge steeds voor een voldoende bezetting met waarnemende artsen, zodat overbelasting worde voorkomen." De commissie heeft achtereenvolgens besproken de avond- en nachtdienst, de zondagsdienst en de waarneming bij vakanties. De avond- en nachtdienst.
Hierover wil de commissie het volgende opmerken. 1. Tussen de patient en zijn huisarts bestaat een band, welke is gelegd doordat de patient juist deze arts als zijn huisarts heeft gekozen en doordat de arts, door deze keuze te accepteren, de patient toezegt te allen tijde hulp te verlenen. Indien dan de arts door middel van een georganiseerde avond- en nachtdienst zich gedurende de helft van het etmaal geheel of vrijwel geheel onttrekt aan zijn toezegging hulp te zullen verlenen, is dit feitelijk een wanprestatie van de arts. De commissie acht het dan ook onjuist, dat in een van de grote steden een avond- en nachtdienst is ingesteld, w e l k e ' s avonds om 8 uur ingaat en gedurende welke dienst de eigen arts zich niet beschikbaar stelt, zodat de patient dan is aangewezen op de arts, die volgens rooster dienst heeft. 2. Ook om een andere reden is een georganiseerde avonden nachtdienst, waarbij de artsen van hulpverlening in de avond en de nacht zijn vrijgesteld en volgens rooster
MAATSCHAPPIJ
- AGENDA
1960
Ledenvergadering L.S.V, Utrecht, 2 uur. Ledenvergadering L.H.V., Utrecht, 2 uur. Alg. Vergadering der Maatschappij, Utrecht. 6 , 7 e n 8 : Ledencongres der Maatschappij te oktober i Eindhoven. 26 november Congres Nederlands Huisartsen Genootschap, Utrecht. 10 december Ledenvergadering L.S.V., Utrecht, 2 uur. 17 december Alg. Vergadering der Maatschappij, Utrecht. 28 mei 18 juni 2 juli
door een andere arts worden vervangen, bezwaarlijk. Indien de artsen zich als beoefenaren van een vrij beroep, stoelend op de vertrouwensrelatie arts-patiEnt, willen handhaven, is de instelling van een georganiseerde avond- en nachtdienst een vrijwillige stap in de richting van een gezondheidsdienst met een acht-urige werkdag. Zij halen dan, terwille van hun eigen gemak, langs een achterdeur binnen wat zij thans met nadruk, met een beroep op hun verantwoordelijkheid tegenover hun patiEnten, de voordeur uitwijzen. De commissie vreest dan ook, dat het organiseren van avond- en nachtdierlsten als argument zal worden gebruikt tegen de artsen in hun verzet tegen de instelling van een Health-service. 3. Het is gebleken, dat een georganiseerde avond- en nachtdienst tot gevolg kan hebben, dat de collegae, die er niet aan willen medewerken, ook verstoken blijven van vakantiewaarnemingen omdat zij niet in de waarnemersgroepen worden opgenomen. 4. De hulp, welke de waarnemende arts geeft, is niet altijd gelijkwaardig aan de hulp van de eigen arts. Dit te m e e r ' s avonds e n ' s nacht, wanneer de patient hulp inroept op grond van plotselinge verontrustende symptomen. Juist in deze gevallen speelt de kennis van het gezin en van de voorgeschiedenis van de patient een grote rol. Deze kennis bezit de waarnemer meestentijds niet en hij zal ze dikwijls ook niet kunnen verkrijgen. Sommige artsen toch plegen, als zij geen dienst hebben geen telefonische boodschappen aan te nemen, hoewel zij thuis zijn, zodat de waarnemer geen ruggespraak kan houden met de eigen arts van de patient. De commissie is van oordeel, dat dit niet geoorloofd is. 5. De berichtgeving van de dienstdoende arts aan de eigen arts over de waargenomen gevallen laat soms te wensen over, vooral indien het druk is geweest. 6. Van de arts kan evenwel niet worden geeist, dat hij steeds gedurende alle 24 uur van de dag en de nacht beschikbaar is. Ook een arts heeft nu en dan recht op een nacht, waarin hij niet gestoord kan worden; hij heeft bovendien het recht, indien hij een avond of een nacht afwezig wenst te zijn, zijn praktijk door een eollega te laten waarnemen. In dit opzicht is er geen principieel verschil tussen een avond- en nachtdienst en een zondagsdienst. De commissie wil haar inzichten ten aanzien van de avond- en nachtdienst in de volgende conclusies weergeven: le. Een georganiseerde avond- en nachtdienst, waardoor de arts steeds of vrijwel altijd niet te bereiken is, is onjuist. Wat de reeds bestaande diensten in enkele plaatsen van Nederland betreft, dient men opheffing ernstig te overwegen; het instellen van dergelijke diensten in andere plaatsen moet dus in hoge mate ongewenst worden geacht. 2e. In onderling overleg kunnen de artsen incidenteel, of met regelmatige tussenpozen, 's avonds e n ' s naehts voor elkaar waarnemen, onder voorbehoud dat de arts, indien hij thuis is, beschikbaar is voor zijn eigen patignten. De zondagsdienst.
Van de artsen kan niet worden verlangd, dat zij 7 dagen per week beschikbaar zijn, ook zij hebben evenals 289
ieder ander, recht op rust. De commissie is dan ook van oordeel, dat de zondagsdienst niet kan worden gemist. Wel zal deze aan strenge eisen moeten voldoen, waarvan de belangrijkste zijn: 1. Een zondagsdienst, waarbij bepaald is dat het de arts verboden is zijn eigen pati~nten hulp te verlenen, is zonder meer verwerpelijk. 2. Het moet de arts, die geen dienst heeft, geoorloofd zijn toch aan zijn eigen patiSnten hulp te verlenen, indien hij dit nuttig of nodig acht. 3. Heeft de arts, die geen dienst heeft, aan 66n zijner patienten hulp verleend, dan zal het nodig kunnen zijn, dat hij hiervan aan de waarnemende collega kennis geeft. Dit zal het geval kunnen zijn, als de arts een patient heeft bezocht, die later op de dag, als de arts afwezig is, mogelijk opnieuw geneeskundige hulp zal behoeven: vanzelfsprekend is de aard van de ziekte, waarvoor geneeskundige hulp was ingeroepen, hier van belang. 4. Het spreekt vanzelf, dat de waarnemende arts er mede in kennis wordt gesteld welke ernstige pati~nten onder behandeling van hun arts zijn. 5. De patient moet weten of gemakkelijk te weten kunnen komen tot welke waarnemers hij zich kan wenden. 6. Steeds moet een voldoende aantal waarnemers beschikbaar zijn; dit gel& niet alleen voor de grote steden, waar het meestal bet geval is, maar ook voor de zondagsdienst ten plattelande. 7. Bij de meeste thans bestaande zondagsdienstregelingen valt de verloskundige hulp niet onder de zondagsdienst, hetgeen juist is. Vooral bij de verloskundige hulp is de persoonlijke band tussen de arts en de patient zeer belangrijk; de eigen arts van de patient zal daarom zoveel mogelijk de bevallingen, waarvoor hij zijn hulp heeft toegezegd, zelf verrichten. De vakantiewaarneming.
De eommissie is van oordeel, dat er geen bezwaren tegen bestaan, dat tijdens de vakanties de artsen onderling voor elkaar waarnemen. Zij aeht her echter nodig, dat hiervoor tijdig goede afspraken worden gemaakt en dat ook voor de vakantiewaarneming de eisen genoemd bij de zondagsdienst, voorzover deze toepasselijk zijn, worden gesteld. Bij de vakantiewaarneming is het onjuist een stringente wijkindeling, waarbij bet voor de patient onmogelijk is een keuze te doen, toe te passen. Het verdient aanbeveling, dat de patient, in bijzondere gevallen, uit twee waarnemers kan kiezen. Tenslotte wil de eommisise nog enkele algemene opmerkingen maken. 1. In eentra, waar een aantal huisartsen werkzaam is, kan het zijn voordeel hebben dat een oudere collega de zondagsdienst in de vakantiewaarneming organiseert. 2. Deze oudere collega zal de taak op zieh kunnen nemen een vraagbaak te zijn bij klachten de waarneming betreffende. Hierdoor zullen waarsehijnlijk scherpere procedures kunnen worden vermeden. 3. In de grotere steden en in buitengemeenten kan het voorkomen, dat een waarnemer een patient moet bezoeken, die tamelijk ver buiten het werkgebied van de eollega, voor wien hij waarneemt, woont. De waarnemer 290
kan hiertegen wel bezwaar maken, hij mag daar echter tegenover de patient niet over reppen en hij dient het bezoek of te leggen. Na beSindiging van de dienst kan hij zich met de huisarts van de patient in verbinding stellen en zijn bezwaren kenbaar maken. Veelal betreft dit pati~nten, die uit het werkgebied van hun huisarts naar de nabije omgeving zijn verhuisd en bijzondere redenen hadden hun oude huisarts te houden. 4. De eommissie is zich ervan bewust, dat de gestelde regels voornamelijk voor de huisartsen van toepassing zijn; de werkomstandigheden van de speeialisten zijn anders dan die van de huisartsen. Toch zullen de specialisten zich in de meeste gevallen ook aan de gestelde regels kunnen houden. Wel is het wenselijk, dat een meer gedetailleerde regeling voor de specialisten wordt opgesteld en het is de commissie bekend, dat de L.S.V. dit commissoriaal zal bestuderen. De eommissie, H. de Boer, voorzitter J. F. Dungelmann Amsterdam, 25 april 1960.
Prae-advies van het hoo[dbestuur aan de Algemene Vergadering van 2 juli 1960 over het rapport zondags- avond- en nachtdienst.
Het hoofdbestuur acht dit rapport zo belangrijk, dat bet heeft gemeend dit ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering te moeten voorleggen. In de loop der laatste jaren zijn inzake de bestaande zondagsdiensten, weekend-diensten, nacht- en avonddiensten af en toe moeilijkheden gerezen, die het nodig maakten de ook in het boekje Medische Ethiek en Gedragsleer vermelde algemene, reeds door de Maatschappij aanvaarde richtlijnen aan te vullen en uit te werken. Het rapport, thans uitgebracht door de commissie, welke door het hoofdbestuur met deze opdracht was belast, bevat een nadere uitwerking en precisering van boven bedoelde richtlijnen. Dit rapport is uitvoerig besproken in de vergadering van het hoofdbestuur van 9 april 1960, in aanwezigheid van de commissie. De daarbij gemaakte opmerkingen zijn vervolgens door de commissie in het rapport verwerkt, waarna het hoofdbestuur zich in zijn vergadering van 23 april 1960 geheel met het thans aan de Algemene Vergadering voorgelegde rapport heeft kunnen verenigen. De algemene richtlijnen, die voor de leden der Maatschappij en voor de afdelingen zullen gelden, zijn hierin duidelijk geformuleerd, zodat moeilijkheden, die zich in dit opzicht voordoen, kunnen worden opgelost aan de hand van deze richtlijnen, in de toepassing ervan kunnen ook regionale verschillen en plaatselijke opvattingen tot hun recht komen. Het hoofdbestuur stelt de Algemene Vergadering voor dit rapport te aanvaarden. Namens het hoofdbestuur, G. Dekker, arts secretaris-penningmeester
'I have known a
grammar-school boy's school attendance transformed by carrying 'Migril '.' Practitioner 182, 379 (1959)
' M I G R I L' brengt een ommekeer teweeg in het leven van vele migrainelijders, want de patii~nt, die 'Migril' bij zich draagt, heeft de geruststellende zekerheid, dat 1 of 2 tabletten, onmiddellijk ingenomen bij de eerste waarschuwende symptomen, de meeste migraine aanvallen zuUen voorkomen. Elke 'Migril' tablet bevat 2 mg ergotamine tartraat tegen de hoofdpijn en de gezichtsstoornissen, door :nigraine veroorzaakt. Het innemen van een dergelij kehoge dosis is mogelij k gemaakt door de toevoeging van 50 mg van het zeer snel werkende anti-emeticum cyclizine hydrochloride ('MARZINE'): dit neemt iedere neiging tot misselijkheid en
'MIGRIL'
braken weg, veroorzaakt door de ergotamine of door de migraine zelf. De formule bevat tevens 100 mg coffeine, dat de werking van het ergotamine versterkt. 'Migril' kan, in vele gevallen, de plaats innemen van ergotamine injecties. 'Migril' is verkrijgbaar in flesjes van 10 en 100 tabletten.
ergotaminecompositum
het wapen tegen migraine
BURROUGHS WELLCOME & CO (The Wellcome
Foundation
Ltd.) LONDEN
Vertegenwoordiging voor Nederland: N. V. Pizarro. Handelsafd. v/h KERKHOFF & CO., N A S S A U K A D E 373, A M S T E R D . 4 M - W
Punt XI.
De erkenning en registratie van medische specialisten Toen de Algemene Vergadering van juli 1930 op voorstel van het hoofdbestuur besloot tot het aanleggen van een register van erkende specialisten, geschiedde dit omdat men reeds toen begreep, dat een goede ontwikkeling van de onderscheiden specialismen alleen mogelijk zou zijn, indien de opleidingen aan bepaalde eisen zouden voldoen, waarbij de inschrijving in een register van de volgens deze eisen opgeleide specialisten aan de gemeenschap zoveel mogelijk waarborgen zou bieden omtrent de kwaliteit van de ingeschrevenen. De Maatschappij stelde hiermede een daad, die van grote historische betekenis was. Aanvankelijk waren in de Specialisten Registratie Commissie vijftien specialismen vertegenwoordigd, het thans bestaande aantal specialismen is 23. Het behoeft geen betoog, dat deze snelle ontwikkeling haar eigen problemen met zich heeft medegebracht en tevens aanleiding is geweest voor een bezinning over de vraag of de destijds opgestelde regels, die bij de erkenning en registratie in acht moesten worden genomen, niet aan een aanpassing c.q. herziening moesten worden onderworpen. Vergelijkt men de omvang van de specialistische hulp in 1930 met die van nu en verdiept men zich in de vele met de opleiding van de specialisten samenhangende problemen, dan zal het geen verwondering wekken, dat ook de overheid zich gaandeweg meer voor deze specialistenopleiding ging interesseren. Zo kwam in 1952 een Staatscommissie tot stand, die zeer breed was samengesteld en die tot opdracht had het gehele vraagstuk van de vorming en erkenning van medische specialisten in studie te nemen. Deze Staatscommissie, waarin ook vertegenwoordigers van de Maatschappij zitting hadden, bracht in 1956 een rapport uit, waarin werd voorgesteld de verantwoordelijkheid voor de erkenning en registratie niet meer te doen dragen door de Maatschappij alleen, m a a r door een Stichting, waarin de Maatschappij en de medische faeulteiten gezamenlijk vertegenwoordigd zouden zijn. Her hoofdbestuur kon zich uiteindelijk niet met de conclusies van de Staatscommissie verenigen; het was namelijk van oordeel, dat de noodzaak voor deze drastisehe verandering van de bestaande regeling slechts zwak in het rapport van de Staatscommissie werd geargumenteerd. Voorts bleken er ook tegen de stichtingsvorm bezwaren te bestaan. Het hoofdbestuur had in afwachting van bet te verschijnen rapport van de Staatscommissie zelf ook herhaalde malen zijn gedachten laten gaan over het onderhavige vraagstuk. Het meende, nadat het besloten had niet a a n de oprichting van de bedoelde stichting te kunnen medewerken, in eigen kring de bestudering van het probleem ter hand te m0eten nemen en bet stelde in 1956 een studiecommissie in met de opdracht zo nodig een nieuwe regeling te scheppen, binnen de Maatschappij, die rekening zou houden met de sinds de oprichting van de Specialisten Registratie Commissie gegroeide omstandig292
heden en inzichten en met de historische positie; die,de Maatschappij sedert 1930 hierbij had ingenomen. Het rapport, in her begin van 1957 uitgebracht door deze studiecommissie, was voor her hoofdbestuur aanleiding tot diepgaand intern- en extern beraad. Zowel met de overheid als met vertegenwoordigers van de medische faeulteiten werd vele malen overlegd. Ook de ziekenhuisorganisaties werden gehoord. Tijdens dit overleg bleek, dat de verschillende standpunten aanvankelijk ver uiteen lagen, maar geleidelijk aan groeide in de vele gesprekken een wederzijds begrip. Tijdens de slotbespreking van maart 1960 ten Departemente, waarbij aanwezig waren de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, vertegenwoordigers van her Interfacultair Overleg en de delegatie van het hoofdbestuur van de Maatschappij, is tenslotte overeenstemming bereikt over de grote lijnen van een nieuwe ~egeling. Indien de Algemene Vergadering deze regeling aanvaardt, ligt her in de bedoeling deze in de Statuten en het Huishoudelijk Reglement van de Maatschappij op te nemen. Een overzicht van deze nieuwe regeling moge hieronder volgen. In dit overzicht wordt een opsomming gegeven van de verschillende organen der Maatschappij, die betrokken zullen worden bij de erkenning en registratie van medische specialisten en van de onderscheiden taken, waarmede deze organen in de toekomst zullen worden belast. A.
HET CENTRAAL
COLLEGE Taak
1. N a de Specialisten Registratie Commissie te hebben gehoord, stelt het Centraal College vast de eisen, te stellen aan opleiders, opleidingsinrichtingen, enz., benevens de opleidingsprogramma's. 2. Her Centraal College kan zelfstandig opleidingsvraagstukken ter hafid nemen en suggusties doen toekomen a a n de Concilia van de Wetenschappelijke Verenigingen en aan de Specialisten Registratie Commisie. De besluiten van het Centraal College zullen zijn onderworpen aan bet vetorecht van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Een veto dient met redenen omkleed te zijn. Het voorstel, waartegen her veto wordt uitgesproken, evenals het veto, zullen worden gepubliceerd. De besluiten van het Centraal College gaan zowel rechtstreeks naar de Minister, als naar de Maatschappij. De Maatschappij heeft binnen een nader te bepalen termijn de gelegenheid advies uit te brengen aan de Minister. Als de Maatschappij van die gelegenheid geen gebruik maakt, blijft de bevoegdheid bij de Minister, binnen een nader vast te stellen termijn van zijn vetorecht gebruik te maken, onverkort gehandhaafd. Samenstelling. I. Gewone leden: a. Hoogleraren. Iedere medische faculteit benoemt een lid.
b. Een gelijk aantal niet-universitaire specialisten, benoemd door het hoofdbestuur van de Maatschappij.
2. ,4dviserende leden: a. Twee vertegenwoordigers, aangewezen door de overheid: 66n door het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 66n door het Departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid. b. Twee vertegenwoordigers van de beide grote ziekenhuis organisaties. (door iedere organisatie 66n aangewezen). Deze zullen in het Centraal College alleen die besprekingen bijwonen, wanneer het gaat over opleidingseisen, waarbij de ziekenhuizen direct zijn betrokken. De leden van bet Centraal College worden benoemd voor een periode van vijf jaar. Zij zijn terstond herkiesbaar. Het voorzitterschap van bet Centraal College zal bij toerbeurt worden waargenomen, telkens voor een periode van 6~n jaar, door ~6n van de door de faculteiten benoemde leden of door 66n van de door het hoofdbestuur van de Maatschappij benoemde leden. B.
DE SPECIALISTEN COMMISSIE
REGISTRATIE
De taak van de S.R.C. zal zijn te beoordelen of een aanvrager, op grond van de vastgestelde eisen, recht heeft op inschrijving in het specialistenregister of op erkenning als opleider c.q. opleidingsinrichting, en verder de inschrijving in het specialistenregister en de afvoering daarvan (huidige artt. 537, 538, 539, 540, 547, 548 en 549 H.R. der Mij). Het vaststellen van de opleidingsprogramma's en van de eisen betreffende de inschrijving in het specialistenregister en de erkenning als opleider e.q. opleidingsinrichting, zal door het Centraal College plaats vinden, waarbij de S.R.C. aan het Centraal College gevraagd of ongevraagd advies geeft. De samenstelling van de S.R.C. verandert niet. C.
COMMISSIE VAN BEROEP
Taak Behandeling van alle beroepen tegen weigeringen door de S.R.C. van verzoeken tot inschrijving in het specialistenregister of tot erkenning van een opleider of opleidingsinrichting. Samenstelling. Voorzitter: Als voorzitter wordt gedacht een hoge rechterlijke funetionaris. Gewone leden: Drie leden, benoemd door de medische faculteiten; drie leden benoemd door het hoofdbestuur van de Maatschappij; twee kroonleden. De vertegenwoordigers van de ziekenhuisorganisaties (van iedere organisatie 66n) zullen in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord, wanneer aangelegenheden aan de orde zijn, die de ziekenhuizen betreffen.
De voorzitter en de leden van de Commissie van Beroep worden benoemd voor de periode van 5 jaar. Zij zijn terstond herkiesbaar. De landelijke wetenschappelijke specialistenverenigingen zijn thans maar weinig bij de erkenning en registratie van medische specialisten betrokken; het huishoudelijk reglement kent alleen de bepaling dat zij, indien zij op vertegenwoordiging in de S.R.C. prijs stellen, een lid voor de S.R.C. kunnen aanwijzen. (art. 533 lid 2 H.R.) Het hoofdbestuur acht het gewenst, dat bij de nieuwe regeling aan deze verenigingen meet invloedt wordt gegeven; het stelt zich voor zich daaromtrent met de verenigingen te verstaan. De gedachten van het hoofdbestuur zijn de volgende: iedere landelijke wetenschappelijke specialistenvereniging is in de S.R.C. vertegenwoordigd; de verenigingen stellen, voor zover niet reeds gedaan, een concilium in, bestaande uit universitaire opleiders, nietuniversitaire opleiders en andere specialisten; de concilia doen voorstellen omtrent eisen voor opleiders en opleidingsinrichtingen en omtrent opleidingsprogramma's; het Centraal College kan zich rechtstreeks tot de concilia wenden. Wordt een vergelijking gemaakt tussen bovenstaande hoofdlijnen van een nieuwe regeling en de bestaande regeling, dan komen de volgende hoofdpunten naar voren: 1. De nieuwe regeling blijft in haar aard, evenals de bestaande, een regeling binnen de Maatschappij. De bestaande regeling is opgenomen in het H.R. der Maatschappij en kan bij gewone reglementswijziging worden veranderd. Het ligt in de bedoeling, dat bij de nieuwe regeling in de Statuten een artikel wordt opgenomen, waarin staat dat de erkenning en registratie van medische specialisten wordt geregeld in een apart hoofdstuk van het H.R., en waarin wordt vastgesteld dat wijziging van bepaalde artikelen van dit hoofdstuk is onderworpen aan dezelfde procedure als is vastgesteld voor de omschreven verplichtingen (een meerderheid van 3~4 der uitgebrachte stemmen in de Algemene Vergadering en een eindstemming onder de leden, eveneens met een meerderheid van ~ der uitgebrachte stemmen, art. 23 der Statuten). De bedoelde artikelen zijn die, betreffende de taak en samenstelling van het Centraal College en de Commissie van Beroep en het vetorecht van de minister. 2. In de bestaande regeling stellen de S.R.C. en bet hoofdbestuur de eisen vast voor inschrijving in het specialistenregsiter en voor erkenning van een opleider of opleidingsinrichting (art. 544 lid 1 en art. 547 lid 1, 2 en 3 H.R. der Maatschappij). In de nieuwe regeling zal bet Centraal College de eisen vaststellen, waaraan opleidingen, opleiders en opleidingsinrichtingen moeten voldoen, zulks op advies van de S.R.C. (en eventueel van het concilium van de betreffende landelijke wetenschappelijke specialistenvereniging). In het Centraal College zullen evenwel stemhebbende vertegenwoordigers van de medische faculteiten zitting hebben als van de Maatschappij. Namens de overheid zullen 2 adviserende leden in het Centraal College zitting hebben. 293
3. Nieuw is het veto-recht van de Minister op de besluiten van het Centraal College. De Minister zal zelf geen nieuwe voorstellen kunnen doen of veranderingen in de voorstellen kunnen aanbrengen. 4. Alle besluiten van het Centraal College komen in her hoofdbestuur van de Maatschappij, dat over deze besluiten advies aan de Minister kan uitbrengen. Het onder 2, 3 en 4 gestelde heeft tot gevolg, dat in de nieuwe regeling de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de opleidingseisen niet meet zal berusten bij het hoofdbestuur. Het hoofdbestuur zal hierbij slechts een adviserende taak hebben. 5. In de nieuwe regeling zal tot de taak van de S.R.C. niet behoren de vaststelling van de eisen, maar wel het daarover, gevraagd of ongevraagd, uitbrengen van advies aan het Centraal College. 6. Als beroepsinstantie tegen weigeringen tot inschrijving in het specialistenregister en tot erkenning van een opleider of opleidingsinrichting wordt het hoofdbestuur vervangen door een Commissie van Beroep. Thans moet beroep worden ingesteld bij het hoofdbestuur volgens art. 541 en 550 H.R. der Maatschappij. 7. Zowel in het Centraal College als in de Commissie
I
UIT DE'p R AKTIJK Hetgeen ,,Huisarts" in M.C. no. 15 van 8 april in deze rubriek schrijft over de pati~nte, die na lange jaren van behandelingen toch nog weer eens naar een internist werd verwezen, is wel begrijpelijk, doch m.i. toch niet geheel juist. Huisarts vertoont n.1. dezelfde psychische constellatie, die wij bij vele pati~nten aantreffen, die zich voor onderzoek melden, maar die reeds tevoren, in meer of mindere mate bewust, een bepaalde uitspraak uit dokters mond verwachten. Indien deze uitspraak dan anders uitvalt, is er een gevoel van teleurstelling en wrevel te overwinnen. Huisarts heeft zich ongeveer het volgende voorgesteld: de patient, die hij reeds jaren kent, maar bij wie nooit organische gebreken zijn aangetoond, wordt naar de internist verwezen, deze vindt, na een meer of minder uitgebreid onderzoek natuurlijk geen afwijkingen en zendt patifinte terug naar de huisarts, met een geruststellend schouderklopje, en de mededeling d a t e r werkelijk niets aan schort. De internist in kwestie echter, ziet een geheel andere patient voor zich. Hem wordt gevraagd bij iemand, met weliswaar een gevarieerde voorgeschiedenis, een on294
van Beroep zullen de Ziekenhuisorganisaties worden ingeschakeld als het aangelegenheden betreft, waarbij de ziekenhuizen zijn betrokken.
VOORSTEL VAN HET HOOFDBESTUUR Het hoofdbestuur heeft, met algemene stemmen, besloten de volgende voorstellen aan de Algemene Vergadering voor te leggen: 1. De Algemene Vergadering besluit bovenstaande nieuwe regeling inzake de erkenning en registratie van medische specialisten in principe te aanvaarden; 2. De Algemene Vergadering gaat akkoord met een verdere uitwerking van deze nieuwe regeling. Indien de Algemene Vergadering van 2 juli a.s. deze voorstellen aanvaardt, ligt het in de bedoeling, zo mogelijk bij de Algemene Vergadering van december a.s., nadere voorstellen omtrent wijzigingen en aanvullingen van Statuten en Huishoudelijk Reglement in te dienen.
Amsterdam, april 1960
Namens het Hoofdbestuur, G. Dekker, arts secretaris-penningmeester
derzoek te verrichten in verband met galblaasklachten. Hij zal zich van deze taak volledig moeten kwijten, wil hij zijn naam waard zijn, en er niet mee kunnen volstaan de patient na een oppervlakkig onderzoek terug te zenden. De twijfel, die gelukkig niet alleen jonge collegae sores bekruipt, zal hem er toe gebracht hebben de patient nog 66nmaal terug te laten komen. Tevens heeft hij medicamenteus getracht de patient enige verlichting van de klachten te bezorgen. Hij heeft dus eigenlijk niets misdaan, en toch wordt zijn optreden in het kader van de gehete behandeling tegenover de patient niet geapprecieerd. Verstandig is in dergelijke gevallen, als specialist niet teveel te zeggen of te doen, maar de patient mee te delen, dat men het hele geval nog eens met de huisarts zal bespreken. Deze houding komt niet tegemoet aan het verlangen van de patient, die een onmiddellijke uitspraak verwacht, maar Verstevigt wel zijn verfrouwen in de huisarts, die immers nogmaals medezeggenschap verleend wordt, en brengt hem tevens het besef bij, - en niet ten onrechte dat zijn zaak nauwkeurig gewogen wordt. De specialist heeft van zijn kant het voordeel, dat hem bij direct overleg vaak dingen bekend worden, die zelfs bij uitgebreide inlichtingen bij de verwijzing niet bevroed konden worden. Huisarts had echter zelf wel iets kunnen voorkomen in de door hem betreurde situatie. Hij had beter gedaan, vooral toen hij op het punt stond naar een ,,nieuwe" man te verwijzen, van tevoren eens op te bellen, en de specialist ook mondeling enigszins wegwijs te maken over deze ingewikkelde patient. Op het moment dat hij verwijst moet hij de specialist echter zijn eigen onderzoek- en beoorc~elingsbev0egdheid laten, anders kan de gehele verwijzing beter achterwege blijven, Specialist.
U I T DE A F D E L I N G E N
's-Gravenhage en Omstreken MEN kan niet zeggen, dat Den Haag nog veel reden heeft om trots en chauvinistisch te zijn. Sedert het geen hofstad meer is, geen eigen opera- of congresgebouw heeft, en voor alle - grote en kleine K - kunstprestaties eigenlijk alleen het versleten, aftandse ,,Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen", allerongelukkigst gelegen aan een smalle gracht, is hier dan ook weinig aanleiding toe. Gelukkig echter hebben wij onze d6pendance, Scheveningen, nog achter de hand- en sedert het Kurhaus niet alleen voor zijn bar, maar ook voor zijn feestzalen ,,het gehele jaar geopend" adverteert, is dit toch weer een moreel steuntje - jegens landgenoten en vreemdelingen, wanneer wij hen er kunnen ontvangen, als gewone bezoekers of als congressist, en bij allerlei feestelijke gelegenheden. Het is dan ook geen wonder, dat de ,,Plaatselijke Huisartsen Vereniging voor 's-Gravenhage en Omstreken" zijn 50-jarig jubileum op zaterdag 19 maart in het Kurhaus vierde, door zijn leden en verder alle andere Haagse artsen met hun echtgenoten, in de gelegenheid te stellen, mede te genieten van de cabaret-voorstelling van het ,,Haagse Studentencabaret", gevolgd door een ,,Bal met koud buffet". Het eerste trok een uitverkocht huis in het Paviljoen het vroegere ,,Kurhaus cabaret" - en voldeed aan de aan een cabaret te stellen eisen: het deed ons, oudere en jongere artsen en artsenvrouwen, lachen en soms ook hartelijk lachen. In zoverre was het wel echt Haags, dat de humor zich bijna geheel in Haags-Scheveningse sfeer, of in politieke en ministeri~le grappen, ook met vaak geestige woordspelingen ~ la Wim Kan, afspeelde - zonder medische mopjes en artsen-nabootsingen - en ook niet al te studentikoos. De opwekkende invloed en de guile lach in de zaal werd door velen onzer te meer geapprecieerd, omdat wij nog een ietwat wrange herinnering bewaren aan het werkelijk volledig 6chec van een ander cabaretgezelschap (beroeps), dat optrad bij het medisch festijn ter gelegenheid van het Maatschappij Congres in Den Haag - toen de medische grappen en ,,geestigheden", of in het geheel niet 6f met averechts effect over het voetlicht kwamen - zodat de zaal half leeg liep en de stemming voor de gehele avond bedorven was. Bij latere Maatschappij Congressen is wel gebleken, dat deze specifiek medische humor, veel beter door eigen krachten kan worden aangevoeld en gebracht - en het pleit voor het inzicht dezer Haagse studenten, dat zij zich vrijwel geheel onthielden van pogingen in deze richting. In zijn welkomstwoord memoreerde voorzitter Lammerts van Beuren het feit, dat enige Haagse artsen 50 jaar geleden reeds een groter contact tussen de huisartsen, in verenigingsverband, gewenst achtten, toen er nog geen sociale af materi~le redenen hiervoor aanwezig schenen. Met de Amsterdamse - n o g iets ouder naar wij menen behoort onze huisartsenvereniging tot de oudste in den
lande - terwijl, naar bekend is, het Geneeskundig Gezelschap de oudste artsenvereniging is - ouder zelfs dan de Maatschappij. Maar bovendien, naast dit reeds zo oude medische bezit, hebben wij dan ook nog de wel zeer unieke Haagse Studenten Vereniging, met eigen Senaat, Commissies, Erevoorzitter en Soci~teit - en eigen studenten cabaret - met inplaats van 66n universiteit, wel drie: Leiden, Delft en A m s t e r d a m . . . Tenslotte, last but not least, het bal, dat tot de vroege Zondagochtend duurde, waarbij m6t de consumptie van de onuitputbare voorraad der buffetten en een enkel hartverwarmend goed glas, de stemming zo mogelijk nog steeg - vooral ook door de even stijlvolle als gezellige sfeer op en rond de ruime dansvloer. Hiertoe droegen vooral ook de met gratie gedragen strapless en andere elegante avondjaponnen der dames bij - rondwervelend in een echte Wiener Walzer en voortzwevende in een slowwals, of gracieus het hoofd neigend naar de soms zoete, vaak vurige klanken der czardas van Bela Bub en zijn amateur tziganen - onder welke, reeds algemeen gerenommeerde, naam collega Elias schuilgaat. Een dergelijk uitstekend voorbereid en geslaagd feest is een belangrijke bijdrage tot het onderhouden van oude banden en het leggen van nieuwe contacten, welke juist in de grote steden soms vrij moeilijk tot stand komen niet alleen tussen de huisartsen onderling, maar ook met de specialisten, die in groten getale dit festijn bezochten. Mede door hun aanwezigheid werd dit tot een hoogtepunt in bet winterseizoen van onze gehele afdeling. Nog een enkele opmerking - en wel over een onderdeel van het jubileum zelf, in tegenstelling met die over de feestelijkheid, ietwat in mineur. Zij betreft d e ' s middags door het bestuur gehouden receptie, waar naast de offici~le vertegenwoordigers van Maatschappij, Gemeente en Gemeentediensten, zusterverenigingen enz. slechts enkelen van de 300 huisartsen de gelegenheid aangrepen, om door hun aanwezigheid en gelukwens niet alleen hun belangstelling in de vereniging en haar jubileum te tonen, maar ook het bestuur een bewijs van waardering te geven voor het inderdaad in een grote stad zeer vele en tijdrovende werk, dat her voor hen en hun belangen verricht. Hierop werd zowel door de Wethouder, de heer van den Oever, die in zijn gelukwens de prettige samenwerking tussen en met de Haagse huisartsen en memoreerde, als door de afdelingsvoorzitter, collega Steehouwer, en collega Obbink, voorzitter van de Bond van Haagse Medische Specialisten, gewezen. Zij noemden zowel de reeds bereikte verbeteringen, als de nog bestaande desiderata ten opzichte van de uitoefening der huisartsenpraktijk - waarbij de laatste vooral ook de in het algemeen zeer goede samenwerking met de specialisten roemde. Menigeen der afwezige huisartsen zal geheel geoccupeerd zijn geweest door zijn talrijke griep-visites en misschien gepreoccupeerd door zorg om een ernstige hepatitis - of - bof - of ulcuspati~nt - maar zelfs zijn overbelasting en chronisch tekort aan tijd is vermoedelijk niet de enige oorzaak van zijn absentie. Is dit niet ook te beschouwen als een verschijnsel van meer algemene aard - een zekere nonchalance ten opzichte van maatschappelijke vormen en vormelijkheid ook in het hedendaagse verenigingsleven? Zijn absenteisme, b.v. wat de 295
meestal toch interessante kringvergaderingen betreft is, in een stad als Den Haag ook, althans gedeeltelijk, te wijten aan een teveel van bet goede - in allerlei opzichten. O6k war bijeenkomsten en vergaderingen betreft waarbij, naar weer duidelijk bleek, het feestelijk element en ,,das ewig Weibliche" - gelukkig! - hog in staat waren vele belemmeringen en remmen te overwinnen. F. H. Glastra van Loon.
Dr. M r . H. DE B O E R ONDERSCHEIDEN
Haarlem en Omstreken DE agenda voor de vergadering op 20 april vermeldde een voordracht door Dr. J. C. M. Hattinga Verschure over ,,Nieuwere onderzoekingen over galsteenziekten en hun therapie." Het breed-ministerie van predikanten van de Ring Haarlem der Hervormde Kerk zal op woensdag 11 mei, des avonds te 20.15 uur, in het Jeugdhuis, Herenweg 1 ! 1 te Heemstede, de film ,,Jonas" vertonen. Deze film is gemaakt door de Duitse psychiater Dr. Ottemar Domnich. Hij stelt daarin een diagnose en wel die van de moderne, eenzame mens, die zonder religieuze of sociale binding, een ,,vluchtend" bestaan leidt. Behalve om het belang van het probleem zelf, bezit dit filmwerk zeer bijzondere kwaliteiten en is het een voorbeeld van zuivere filmexpressie, die het zien, en niet minder het horen, tot een bijzondere belevenis maakt. Aangezien bij de Ring Haarlem het verlangen be~taat naar een ontmoeting met de artsen rondom de vragen, waarmee zowel de medicus als de theoloog dagelijks te maken heeft, worden de leden van de kring Haarlem e.o. van de Maatschappij voor Geneeskunst m& hun dames uitgenodigd voor deze filmavond, waarbij tevens verschillende predikanten van andere kerkgenootschappen zullen worden uitgenodigd. Dr. R. Vedder is bereid gevonden een korte inleiding of toelichting op het door de film gestelde probleem te geven. Daarna is er gelegenheid tot gedachtenwisseling. Belangstellenden zijn welkom. M . J . Nub6, Haarlem
Tiel en Omstreken Op de agenda voor de vergadering van 14 april 1.1.stond een voordracht door collega G. H. Bonnet over longfunctieonderzoek (recente ervaringen met moderne diagnostische en therapeutische methoden bij de behandeling van longziekten). Voor de dames was een voordracht aangekondigd door de Nijmeegse kunstschilder Emil Sichers, getiteld: ,,Kunst willen zien voor wat het is." W. G. Lubbers, Tiel.
Utrecht en Omstreken De agenda voor de vergadering van 29 april vermeldde o.m. een voordraeht van P. Haverkamp, arts voor hart- en vaatziekten, over: ,,Afwijkingen t.g.v, veneuze insufficientie aan de onderste extremiteiten." J. J. Werner, Utrecht.
Hunsingo - Fivelingo - W e s t e r k w a r t i e r Op de agenda voor de vergadering van 27 april 1.1. stond het vertonen van enkele films door de Ciba. P. Baggerman, Ezinge. 296
Het is voor de oud-voorzitter der Maatschappij, collega Dr. Mr. H. de Boer, geen zeldzaamheid wanneer hem wordt verzocht ten departemente een medisch-ethische kwestie persoonlijk te willen kornen bespreken. Niettemin kreeg zijn markant gelaat een verbaasde uitdrukking toen hij, desgevraagd, op 29 april 1960 de kamer van Prof. Muntendam binnentrad voor een gesprek over een ,,moeilijk medischethisch probleem", en daar ook zijn vrouw, collega Stal, directeur van de Volksgezondheid en een kleine delegatie van het hoofdbestuur der Maatschappij aantroL De directeur-generaal der Volksgezondheid wees in een toespraak op de betekenis van het werk van de Boer voor de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en voor de volksgezondheid in Nederland, memorerende dat de Boer twee maal vice-voorzitter en eenrnaal voorzitter der Maatschappij is geweest, lid en dikwijls voorzitter was, en nog is, van vele commissies en dat hij vooral als voorzitter van de commissie Medische Ethiek belangrijk werk tot stand heeft gebracht in de vorm van de nieuwe uitgave van ,,Medische Ethiek en Gedragsleer", dat dezer dagen aan alle artsen is toegezonden. Prof. Muntendam, die de betekenis van dit boekje zowel voor de artsen als voor de gehele volksgezondheid in Nederland van groot belang achtte, deelde daarop mede dat het de Koningin had behaagd Dr. Mr. H. de Boer te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en wilde de eerste zijn de Boer met deze onderscheiding te complimenteren, de hoop uitsprekende dat de Boer ook in de toekomst nog veel goed werk in bet belang van de volksgezondheid zou mogen doen. Robert en Noome lieten daarop onmiddellijk, namens de gehele Maatschappij, gelukwensen volgen en Frese, voorzitter van de L.H.V., de drie Maatschappelijke Verenigingen vertegenwoordigende, bleef daarbij niet ten achter. Robers zeide overtuigd te zijn dat zeer veel leden van de Maatschappij, die de Boer in zijn vele activiteiten voor de Maatschappij hebben leren kennen, grote voldoening zullen gevoelen over deze onderscheiding, overtuigd zijnde dat zij zelden met meer recht werd toegekend. Dat dit ook door de Regering zo werd gezien, moge blijken uit de bijzondere wijze, waarop de uitreiking daarvan geschiedde.
INGEZONDEN STUKKEN Z I E K E N F O N D S PROBLEMATIEK. E6n van mijn Joodse leermeesters had een felle afkeer van Kabbalistiek. ,,Eerst de feiten en dan de theorie", was zijn devies, dat op mij, als zijn leerling, altijd een gezonde indruk heeft gemaakt. E n sinds ik er naar handel, sedert ruim 25 jaar, durf ik er ook naar te leven. Met voldoende positieve resultaten, in alle bescheidenheid vermeld, o m aan te durven raden, dat men nu eens ophoudt met er, overigens sinds omstreeks 1904, over te theoretiseren, hoe men een aantal problemen in de ziekenfondssfeer al of niet zal oplossen. Men make adequate ,,proefopstellingen" en passe die in 66n district toe, enz. Ik verwacht niet, d a t e r doden van zullen vallen, maar ~ la guerre comme ~t la guerre: n~ doodt men de geest! Niet alleen een directeur-generaal bespreekt kort, (gelukkig!) deze problematiek al officieel, een minister getuigde kortelings in de Tweede Kamer, dat hij al tien maanden over de ticket-moderateur dacht (langer kon nog niet, want z6 lang is hij nog m a a r Excellentie). Dr. A. W. M. Pompen. Amsterdam, 18 april 1960.
VARIA In de Ziekenfondsgids van april 1960 kan men een artikel aantreffen dat een
Fr
samenvatting geeft van een studie van het Internationale Arbeidsbureau te Gen~ve, waarin betoogd wordt dat het met de stijging van de kosten voor medische hulp nogal los loopt. Een van de uitgangs punten voor het onderzoek was, dat stijgingen van uitgaven en kosten die even groot zijn als de stijgingen van het nationaal inkomen, geen echte stijgingen zijn. Anders gezegd; de stijgingen, die het gevolg zijn van inflatie of deflatie, loonronden, veranderingen in de arbeidsproduktiviteit en dergelijke mogen niet meetellen. Wel mogen meetellen de stijgingen, die het gevolg zijn van veranderingen in de omvang van de verstrekking en van prijsstijgingen, die groter zijn dan de stijgingen van het algemeen welvaartspeil. Wil men langs deze weg alleen ,,echte" stijgingen van de kosten in ogenschouw nemen, dan moet men de uitgaven uitdrukken in een percentage van het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking. Doet men dit voor Nederland, dan zou, volgens de laatstbekende cijfers berekend, de stijging in ons land lopen van 1,78% (van het inkomen per hoofd) in 1951 tot 2,02% in 1957. De schrijver van het artikel voegt daar aan toe dat de schattingen voor 1960 op een percentage van 2,36% komen en vermeldt dat Nederland in vergelijking met andere landen in het algemeen niet tot de duurste, noch tot de goedkoopste stelsels van de wereld behoort.
MEDISCH
Het Bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde bestaat thans uit Dr. J. Jongh, Utrecht, voorzitter; J. Wouters, Emmen, secretaris; A. C. Harting, Veenendaal, 2de secretaris; J. de Koning, Amstelveen, penningmeester; K. R. Koopmans, Heerlen, F. Bezemer, Den Haag, P. J. E. Hovingh, Utrecht, J. Veenenbos, Twello, leden. Het secretariaat is gevestigd: Dennenlaan 31, Emmen.
Ondersteuningsfonds weduwen en wezen: postgiro 111950, Keizersgracht 327, Amsterdarn-C., seer.: Dr. A. C. M. Beukers, Prof. Dondersstraat 52, Tilburg. Raad van beroep: secretaris Ph. J. Hoedemaker, Harlingerstraatweg 13, Leeuwarden.
De artsen in Saskatchewan - Canada zijn voornemens een hoofdelijke omslag van $ 100 te betalen, teneinde een strijdfonds van circa $ 90.000 te vormen. Doel: 14et bestrijden van de plannen van de provinciale overheid om een gezondheidsdienst g la Groot-Brittanni~ op te richten.
"Mrs. Jones, I'm afraid you have one of the worst female complaints known to the medical profession--idleness, t" (J.A.M.A.)
De S.E.R. heeft een Commissie Economische Factoren Ziekenfondsverzekering in het leven geroepen, die als volgt is samengesteld: J. G. Suurhoff, voorzitter, A. A. Boersma, Prof. Dr. 14. W. J. Bosman, Drs. H. A. M. Elsen, Prof. Mr. N. E. H. van Esveld, Mr. G. Hekkelman,
CONTACT
Versehijnt wekelijks A b o n n e m e n t voor niet-leden .f 2 0 . - Losse hummers f 0,50 REDACTIE EN ADMINISTRATIE De redaetie en administratie is gevestigd: Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Telefoon 242535 - Postgiro 58083. ADVERTENTIES De advertentie-exploitatie Mediseh Contact is gevestigd: V a n Ostadestraat 233, A m s t e r d a m - Z , Telefoon 719911; postgiro 58083 ten name v a n d e Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst onder vermelding: advertentie-exploitatie Mediseh Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redaetie en kunnen zonder opgaaf van reden worden geweigerd. ADRESSEN VAN DE MAATSCHAPPIJ, HAAR O R G A N E N , ENZ. Gevestigd: Keizersgraeht 327, A m s t e r d a m - C , Telefoon 242535. Bureau Hoofdbestuur, Dagelijks Bestuur, Boekhouding, Bureau voor Waarneming e n Vestiging (9-18 uur, zondags telefoon 79.89.84) - - Landelijke Huisartsen Vereniging - - Landelijke SpeeiaUsten Vereniging - - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - - Speeialisten Registratie Commissie - - L.A.C.C.
Drs. J. P. de Heij, Mr. M. G. van de Kaa, Drs. H. H. de Klerk, J. Landman, Mr. C. E. J. Maitland, P. J. J. Mertens, K. Oosterhuis, 14. R. Plomp, Prof. Dr. F. de Roos, M. A. Schouten, Mevr. Dr. H. Verwey-Jonker. Deze commissie zal een studie wijden aan de factoren welke de hoogte van de premie voor de ziekenfondsverzekering beinvloeden.
De Market Research Society heeft besloten haar n o r m e n betreffende onderzoekingsmethoden te wijzigen. Hypnose als hulpmiddel bij ,,movitation research" zal nadrukkelijk worden uitgesloten, omdat men meent dat deze methode indruist tegen het recht van her individu zich op ieder ogenblik uit de ,,interview-situatie" op een vraag te weigeren, hetzij door her terug te trekken, hetzij door ziin antwoord interview te be~indigen. 297
FISCAAL-ECONOMISCHE DIENST V O O R DE ARTSENSTAND
Mr. A. P. J. Fortuin
afdeling van ACCOUNTANTSKANTOOR J. FORTUIN UITSLUITEND BELASTINGCONSULENTEN UTRECHT - 's-GRAVENHAGE - NIJMEGEN
Mr. F. Smit J. H. J. van der 5teen P. G. Weynands
Utrecht, tel. 030/20241 Koningslaan 62
"s-Gravenhage, tel. 184940/toestel 172 Tournooiveld 5 (gebouw De Twentsche Bank)
Nijmegen, tel. 08800/32132 Barbarossastraat 54
VEI~RICHTINGEN :
1. 2. 3. 4.
Behandeling belasfingzaken in abonnemenfsfarief
Boekhoud-centrale voor de medische beroepen Praktijk-overdracht, associatie en financiering
Verzekerings-Advies-Dienst
Wilt U na een vermoeiende d weer even tot rust komen, geniet dan van de z ~ r mooie droge
/
Internationale Auto-emblemen
CLASICA
SHERRY MANZANILLA
zijn voor de leden van de Maatschappij verkrijgbaar op her Bureau der Maalschappij, Keizersgracht 327, Amsterdam-C. De prijs van her Maafschappij-embleem (infernafionaal model) vervaardigd van aslralon, inclusief een klein ter bevesfiging, is ,[ l,m. Het embleem zonder klem kost / 0,75. Ook is verkrijgbaar een embleem van plak-plastic ad. / 0,40. Men wordt verzocht bij beslelling de kosten fe voldoen door overschrijving op posfgiro 58083 der Maafschappij.
\
\ van f 6.50 p. fles her huis Florido Hermanos Franco in dozen van SanlOcar de Barrameda 12 flessen f 6.25 p. ftes Gei"mporteerd en gebotteld door:
C O N
T A CTEN HET GEMEENTEBESTUUR TE DORDRECHT
vraagf voor indiensttreding op korte fermijn Bij het Rijksarbeidsbureau kunnen op korfe termijn enkele arisen worden geplaafst in de functie van:
EEN ASSISTENT-GENEESHEER voor de CHIRURGISCHE AFDELINO (Aoopleiding)
MEDISCH ADVISEUR De faak omvat het geneeskundig onderzoek van minder validen en andere bij de gewesfelijke arbeidsbureaus ingeschreven werkzoekenden. Kennis van revalidafie en bedrijfsgeneeskunde sfrekf to! aanbeveling. Salaris nader overeen fe komen. Standplaafsen in heI Weslen en Zuidwesten van her land. Nadere inlichfingen bij bet Hoofd van de afdeling Arbeidsmedische aangelegenheden van her Rijksarbeldsbureau, Zeestraaf 73, Den Haag. Eigenh. geschr, soil. onder no, 03643/7448 (in linker bovenhoek env. en brief) fe richten aan heI bureau Personeelsvoorziening v.d, Rijksoverheid, Prins Maurifslaan 1, Den Haag.
\
f
Sollicitalies met opgave van referenties te richten aan de @eneesheer-direcfeur, Dr. J. 8ok, Bankastraat 57.
Das St. Marien-Hospifal Wanne-Eickel (Westdeufschland nahe d. holl. Grenze) suchf zum 1.6 oder 1.7.60 f~ir die chirurgische Abfeilung
ASSISTENZARZT .)
Verg~tung nach TO.A. III resp. II mit erhebl. Nebeneinnahmen. ~, Bewerbungen erbefen an den Chefarz| Dr. AIfers.
.)