Duurzaamheid Aan de KU Leuven 2014 - 2017
Een duurzaamheidsbeleid voeren betekent waakzaam zijn voor de toekomst. En dan sijn alle dinghe te inghe. Vrij naar Hadewijch
Voorwoord Duurzaamheid aan de KU Leuven: we moeten het nu én anders doen Duurzaamheid, wat is dat eigenlijk? Duurzaamheid is een modewoord, een containerbegrip, veel gebruikt, makkelijk in de mond liggend maar tegelijkertijd o zo belangrijk als bezorgdheid voor de toekomst, als uitdaging om het anders te doen. Vooreerst is er de ecologische of milieuduurzaamheid, die zeker aan onze universiteit waakzame aandacht verdient. Dat wij hier in het Westen niet echt wakker liggen van de aankomende gevolgen van klimaatopwarming, is op zich merkwaardig: je kan de problemen voelen (de warmtepieken, de irritaties veroorzaakt door fijn stof), je kan ze in kaart brengen (denk aan de kaarten en beelden van een overstroomd Vlaanderen in 2050), en de schade is meetbaar en te vertalen in concrete uitstoot van CO2. Universiteiten hebben op dit domein een voorbeeldfunctie. Bij het neerzetten van nieuwe gebouwen en het restaureren van oude monumenten kunnen bijvoorbeeld ecologische zorg en economisch handelen in één bedding gebracht worden door het berekenen van de “terugverdientijd” van de investering, zoals reeds gebeurt in de bedrijfsvoering van de KU Leuven. Maar duurzaamheid gaat veel breder dan zorg voor het milieu, zeker in het kader van een universitair beleid. Het beleidskader Duurzaamheid van de KU Leuven wil bijzondere aandacht schenken aan duurzaam onderwijs en onderzoek, en het legt ook precies uit wat daarmee wordt bedoeld. Niet alleen werken de verschillende disciplines over duurzaamheid in hun eigen onderwijs- en onderzoeksdomein, maar duurzaam onderwijs en onderzoek betekent ook omgaan met andere methoden en transdisciplinaire benaderingen: systeemdenken, scenariodenken, het in kaart brengen van controversen.
1
Aan duurzame ontwikkeling werken vraagt denken in grotere gehelen: hoe voedsel samenhangt met ecologie, hoe we onze blik naar het internationale moeten opentrekken, en solidair zijn met onze medemensen in gebieden die zich omvormen tot woestijnen, of die getroffen worden door orkanen. Duurzaamheid betreft zo een bepaalde kijk op universitaire ontwikkelingssamenwerking. Duurzaamheid betreft ook het bewaren van vrede in het leven van mensen, groepen en maatschappijen. Universiteiten vormen de onderzoeksomgeving bij uitstek om aan duurzaam vredesonderzoek te doen.
© KU Leuven – Rob Stevens
De bij wordt de icoon voor het duurzaamheidsbeleid aan de KU Leuven. Bijen staan symbool voor ecologische duurzaamheid: als zij uitsterven is ons milieu ernstig in gevaar. Maar de symboliek gaat veel verder. Bijen zijn ook gemeenschapsdieren, die dank zij hun ingenieuze organisatie en communicatie het leven in en buiten de bijenkorf zorgvuldig plannen en uitvoeren. Zij werken voor de toekomst, zij staan ten dienste van mens en natuur, en hun arbeidsverdeling is een voorbeeld van “duurzaam personeelsbeleid”.
2
Eén ding is fundamenteel in het duurzaamheidsdenken: het steeds opnieuw in vraag stellen van ons tomeloos consumptiegedrag en van het groeimodel als paradigma. Wij zijn de rentmeesters van de aarde, en wij moeten daar voorzichtig en spaarzaam mee omgaan. Zorg dragen voor de mensen die daarop (zullen) leven is onze roeping. Evenwicht brengen is belangrijker dan een ongebreidelde ambitie, die alleen maar kan leiden tot een gevaarlijke Icarus-val. Maar dat precies is moeilijk voor onze westerse mens.
Prof. dr. Katlijn Malfliet Vicerector Duurzaamheidsbeleid December 2014
Inhoudsopgave Tabellen en figuren
4
Antecedenten
5
I.
Visie
7
II.
Strategisch beleid duurzaamheid
9
III. Identiteit en opdracht van de KU Leuven
10
IV. Onderwijs en duurzaamheid
11
V.
15
Onderzoek en duurzaamheid
VI. Internationalisering en duurzaamheid
19
VII. KU Leuven als duurzame instelling VII.A. ENERGIE EN GEBOUWEN VII.B. MOBILITEIT VII.C. AANKOOPBELEID VII.D. VOEDING VII.E. GROEN VII.F. GEZONDHEID EN WELZIJN VII.G. AFVAL
21 22 26 30 34 35 38 38
VIII. Structuur en organisatie van het duurzaamheidsbeleid aan de KU Leuven
40
IX. Positionering van de KU Leuven binnen de stedelijke en internationale ruimte 44 X.
Tijdstafel
45
Addendum 1. 46 Negen organisaties voor en door KU Leuven studenten die rond duurzaamheid werken Addendum 2. Duurzaamheidsbeleid van enkele toonaangevende buitenlandse universiteiten
47
3
Tabellen en figuren Tabel 1. 22 CO2-uitstoot door energieverbruik aan de KU Leuven uitgedrukt in ton CO2e (absoluut en relatief) en daarmee overeenstemmend energiegebruik (absoluut en relatief) per emissiepost. Tabel 2. 27 CO2-uitstoot door de mobiliteit van personeel van de KU Leuven uitgedrukt in ton CO2e (absoluut en relatief) en aantal verplaatste kilometers (absoluut en relatief) per emissiepost. Tabel 3. 28 CO2-uitstoot door de mobiliteit van studenten van de KU Leuven uitgedrukt in ton CO2e (absoluut en relatief) en aantal verplaatste kilometers (absoluut en relatief).
4
Tabel 4. Structuur en organisatie van het duurzaamheidsbeleid aan de KU Leuven.
43
Figuur 1. CO2-emissies van de KU Leuven per categorie.
21
Antecedenten Dit Beleidskader Duurzaamheid van de KU Leuven vertrekt niet vanuit een tabula rasa. Belangrijk werk werd in de voorbije twee jaar geleverd door de Metaforum werkgroep ‘KU Leuven Klimaatneutraal 2030’, die zich tot doel stelde een visie en een actieplan rond dit thema uit te werken. Al gauw werd duidelijk dat het thema ‘duurzaamheid aan de KU Leuven’ veel verder reikt dan milieuduurzaamheid. Uit dit Metaforum initiatief ontsproot een visietekst met beleidsaanbevelingen, die mede steunt op de resultaten van drie rondetafels die in het najaar 2013 plaatsvonden, één in elk van de drie groepen van onze universiteit. Deze tekst werd aan de rector en zijn beleidsploeg voorgesteld en overhandigd tijdens een symposium op 4 december 20131. De Metaforum werkgroep ‘KU Leuven Klimaatneutraal 2030’ werd opgericht in het kielzog van ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’ (LKN2030), maar ook op vraag van een groep sterk op duurzaamheid betrokken personeelsleden2. Het initiatief groeide snel breder uit dan louter de zorg voor het klimaatneutrale karakter van de KU Leuven (de CO2-voetafdruk). Het opzet werd om gedurende een periode van achttien maanden aan een visie op en een actieplan rond duurzaamheid aan de KU Leuven te werken en een eerste lijst met concrete suggesties voor maatregelen ter verbetering op te stellen. Van bij het begin werd de keuze gemaakt om de samenstelling van de werkgroep te baseren op drie principes: deelname van alle geledingen van de KU Leuven (studenten en leden van het technische, administratieve en academische personeel); deelname vanuit de drie groepen; en aandacht voor genderevenwicht. Naast een kerngroep van zestien leden, die het project droegen, werden waar nodig andere experten uitgenodigd. Het werkterrein betrof de universiteit vóór de integratie en beperkt tot de KU Leuven @ Leuven, maar regelmatig werden ook aspecten van de werking in de kullocs besproken en werden partners van de Associatie KU Leuven betrokken. In 2011 was de Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB) trouwens de eerste Belgische instelling voor hoger onderwijs die een duurzaamheidsrapport publiceerde volgens de richtlijnen van de Global Reporting Index (GRI). Toen HUB en KAHO samensmolten, werd CO2-reductie een strategisch doel voor de eengemaakte instelling3. De Metaforumwerkgroep ging ervan uit dat het vastleggen van een referentietoestand essentieel was om het effect van concrete maatregelen te kunnen meten. Exemplarisch werd daarom voor het referentiejaar 2010 een nulmeting van de CO2-uitstoot van de KU Leuven uitgevoerd, in aansluiting op de nulmeting van de CO2-uitstoot van de stad Leuven.
1 2 3
Metaforum Visietekst ‘KU Leuven Klimaatneutraal 2030’. Actieplan werkgroep Metaforum, voorgesteld op het symposium van 4 december 2013, Metaforum bijdrage tot intern debat 2. www.kuleuven.be/metaforum. Website van ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’ (LKN2030): www.leuvenklimaatneutraal.be. ‘Sustainability Report 2012’, Hogeschool-Universiteit Brussel, 2013, 55p.
5
Bovendien werd het ruime actieterrein van een duurzame campus ondergebracht in zeven themagroepen, opgedeeld in twee clusters: de kerntaken van de KU Leuven (onderwijs, onderzoek, studenten) en de algemene bedrijfsvoering (gebouwen & energie, mobiliteit, aankoopbeleid, groen & gezondheid). In de KU Leuven staat duurzaamheid reeds lang centraal bij de Technische Diensten onder leiding van Stefaan Saeys, bij VGM onder leiding van Lieven Put, bij de werkgroep ‘Duurzaamheid’, waar verschillende diensten vertegenwoordigd zijn die zich vooral bedrijfsmatig inzetten voor duurzaamheid, en bij Studentenvoorzieningen, waar de Cel Duurzaamheid sinds de jaren ’90 studenten sensibiliseert, informeert, proefprojecten opzet en studentenbeleid adviseert. Ook de studenten hebben een aantal groepen en organisaties gevormd die rond duurzaamheid werken4. Het CORE-initiatief, dat vooral door studenten van Groep T wordt gedragen, heeft de meest ontwikkelde werking op touw gezet met duurzaamheidsprojecten, die veelal aansluiten bij het onderwijscurriculum. Daarnaast hebben andere studenteninitiatieven zoals The Blue Academy elk hun eigen profiel. Het voorliggende ‘Beleidskader Duurzaamheid van de KU Leuven’ bouwt voort op de visietekst van Metaforum en op het goede, vaak baanbrekende en grensverleggende werk dat in het verleden al is verricht door de Technische Diensten, VGM, de werkgroep ‘Duurzaamheid’, Studentenvoorzieningen en de studenten zelf. Het beleidskader wil de prioriteiten scherp stellen, de gedragenheid van het universitaire duurzaamheidsbeleid verhogen (door er zoveel mogelijk leden van de academische gemeenschap bij te betrekken) en een kader scheppen waarin de haalbaarheid van maatregelen realistisch wordt ingeschat en creatief wordt vergroot. Het beleidskader wil ook de beleidslijnen uitzetten om het duurzaamheidsdenken structureel in te bedden in de kerntaken van de universiteit en om het, wat de bedrijfsvoering en het bestuur betreft, systematisch verder en steeds grondiger aan bod te laten komen bij het plannen, organiseren en uitvoeren op de verschillende niveaus. Het ‘verduurzamen’ van de KU Leuven vraagt heel wat meer dan klimaatneutraliteit, al is klimaatneutraliteit en milieuduurzaamheid ook voor een universiteit een conditio sine qua non om het waarmerk ‘duurzame universiteit’ te verdienen.
4
6
Zie Addendum 1.
I. Visie Een duurzaamheidsbeleid voeren betekent voor de KU Leuven mee leiderschap opnemen in het uittekenen van een ontwerp voor de toekomst en de brede universitaire gemeenschap samenbrengen rond het duurzaamheidsthema. Die toekomst geeft uitzicht op een zo evenwichtig mogelijke wereld, waar onderzoek en onderwijs bijdragen tot ontwikkeling en welzijn, waar geluk, gezondheid, vrede en rechtvaardigheid prioritair zijn, en waar honger, angst, geweld en armoede zo efficiënt mogelijk worden bestreden zonder het leefmilieu in gevaar te brengen. Duurzaamheid betekent in die zin naast de belangrijke zorg voor het milieu evenzeer de zorg voor het welzijn van huidige en toekomstige generaties op het gebied van gezondheid, onderwijs, sociale rechtvaardigheid en genderevenwicht, lokaal en globaal. Duurzaamheidsbeleid steunt daarom op een basisfilosofie over omvattende en globale duurzaamheid: het gaat om de verstrengeling van economie, ecologie, gender, armoedebestrijding, implicaties van globalisering, verwevenheid van het lokale, het regionale, het nationale en het internationale. Duurzaamheidsbeleid vertrekt vooral vanuit een bepaalde visie op ontwikkeling. Het begrip ‘Duurzame Ontwikkeling’ (DO) werd bedacht door de ‘Wereldcommissie voor het Milieu en Ontwikkeling’ (WCMO) van de Verenigde Naties, de Brundtlandcommissie5. Centraal is de gedachte dat milieu en ontwikkeling innig met elkaar verweven zijn en dat intergenerationele billijkheid zeer belangrijk is. Het rapport Brundtland erkent ook dat er milieugrenzen bestaan aan economische groei in ontwikkelde en zich ontwikkelende maatschappijen. Duurzaamheid is dus niet louter een analytisch concept, maar ook een normatief ethisch verantwoord utopia, waarbij een toestand van economie, gemeenschap, gendergelijkheid en milieu wordt beoogd die als optimaal wordt aanzien. Een universiteit die het waarmerk ‘duurzaam’ als kernwaarde erkent, kiest er voor om in te zetten op dit utopische toekomstdenken en -handelen. Het denken over duurzaamheid noopt ons ertoe het concept ‘groei’ te herdenken en te herijken. In de laatste 20 jaar heeft milieubescherming sterk aan belang gewonnen met de ontwikkeling van ecovriendelijke urbanisatie, hernieuwbare energie en de aandacht voor natuurbescherming. Toch blijven meer dan ooit de waarschuwingen geldig over de grenzen van de groei, zoals ze vervat zijn in de studie van ‘planetary boundaries’ onder leiding van Johan Rockström (Stockholm Resilience Centre) en Will Steffen (Australian National University) (2009)6.
5 6
Brundtland et al. (1987) Our common future. Report of the World Commission on Environment and Development. Oxford University Press. Zie www.nature.com/news/specials/planetaryboundaries/index.html.
7
Duurzame ontwikkeling geldt als een sleutelbegrip in de 21e eeuw en als een alomvattend beleidsparadigma, dat is opgenomen in de doelstellingen van o.a. de Europese Unie en de VN (Rio+20; het VN Decennium voor Duurzame Ontwikkeling, 2005-2014). De KU Leuven kiest ervoor om zich, als vooraanstaande onderzoeks- en onderwijsinstelling, niet te onttrekken aan de prangende nood om duurzaamheid te verankeren in haar onderzoek en onderwijs en om zelf een voorbeeld te zijn van duurzame bedrijfsvoering en duurzaam bestuur. Bovendien heeft de KU Leuven de ambitie om niet alleen te verduurzamen als instelling, maar om ook het voortouw te nemen in het denken over een duurzame toekomst. Daartoe is een grensverleggend paradigma nodig, dat het waarmerk ‘duurzame universiteit’ gestalte kan geven. Een universiteit die duurzaamheid beoogt, houdt zich ook bezig met vraagstukken van menselijk geluk en met kwesties van oorlog en vrede. Wat het menselijke geluk betreft, kan concreet worden gewerkt aan een verduurzaming van het personeelsbeleid: wat is een goed personeelsbeleid anders dan zorg voor veerkracht en continuïteit van de dienst maar ook voor een tevreden personeel (zie Beleidskader Personeelsbeleid)7? Ook de strijd tegen administratieve ballast is een aspect van duurzaam beleid. Duurzaamheid gaat eveneens over het bewaren van vrede in het leven van mensen, groepen en maatschappijen. Duurzame vrede is een vrede die op hechte grondslagen rust, die rechtvaardigheid nastreeft, die niet met oorlog wordt bevochten, maar die beseft dat militair geweld met alle middelen vermeden moet worden. Vredesonderzoek is daarom een basisvoorwaarde voor een duurzame universiteit. Aan duurzaamheid werken vraagt denken in grotere gehelen, vandaar de nood aan systeemdenken en aan ontmoeting van disciplines in onderwijs en onderzoek: hoe we kunnen aantonen dat voedsel wel degelijk samenhangt met ecologie, hoe we onze blik naar het internationale moeten opentrekken, en solidair kunnen zijn met onze medemensen in gebieden die zich omvormen tot woestijnen of getroffen worden door natuurrampen. Vanuit christelijk perspectief blijft het rentmeesterschap een richtinggevende inspiratie voor de KU Leuven om over een duurzame toekomst te reflecteren en zelf te verduurzamen. Rentmeesterschap betekent zorg dragen voor de mensen die op de aarde (zullen) leven, en ook respectvol en spaarzaam met die aarde omgaan.
7
8
In 2013 werd de KU Leuven verkozen tot ‘Employer of the Year’ in de categorie non-profit: www.kuleuven.be/campus/english/news/ku-leuven-named-non-profit-employer-of-the-year, en UZ Leuven in 2014 in de categorie social profit: www.uzleuven.be/node/22550, maar duurzaamheidselementen kunnen zeker nog toegevoegd worden.
II. Strategisch beleid duurzaamheid Om een strategisch beleid rond duurzaamheid te ontwikkelen is het noodzakelijk dat de KU Leuven duurzaamheid in haar missie en visie als een kernwaarde omarmt. De KU Leuven gaat zo een langdurig engagement aan voor duurzaamheid, zowel op het vlak van onderzoek en onderwijs als op het vlak van operationele uitmuntendheid. Bovendien engageert de KU Leuven zich om met heel haar potentieel te werken aan een toekomstvisie over duurzaamheid. De KU Leuven erkent dat zij zowel intern als extern een verantwoordelijkheid heeft wat duurzame ontwikkeling betreft, mede door haar relaties met een aanzienlijk aantal belanghebbenden. De KU Leuven leidt huidige en toekomstige generaties op, van wie velen in spitsonderzoek (zullen) werken, ondernemingen (zullen) leiden of een belangrijke rol (zullen) spelen in de politiek, het onderwijs of het maatschappelijke middenveld. Een universitaire instelling beïnvloedt haar studenten door haar onderwijs en onderzoek, en ook door haar omgeving: door de campuservaring en door het leiderschap dat zij opneemt. De universiteit is ook een belangrijke regionale werkgever; haar beslissingen beïnvloeden haar ruimere omgeving en worden beïnvloed door o.m. het regionale beleid rond stedenbouw en duurzame ontwikkeling8. Om een instelling als de KU Leuven te verduurzamen moet een strategisch proces uitgetekend worden en moeten prioriteiten gesteld worden. Maatregelen worden ingevoerd op korte termijn (tegen het Utopia-jaar 20169), middellange termijn (2025: 600 jaar universiteit; 2030: aansluitend bij ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’ en bij de EU doelstellingen voor 203010) en lange termijn (2050: 625 jaar universiteit). Als basis om de gedragenheid te vergroten kiest de KU Leuven voor de universitas-idee. Betrokkenheid van de top en van de basis (a sense of community) zijn essentieel om een dergelijk project te realiseren. Daarom steunt het Beleidskader Duurzaamheid sterk op het universitas-concept, te begrijpen als de ‘universitaire gemeenschap’ die alle geledingen van de universiteit omvat: studenten, academisch personeel, administratief en technisch personeel, alumni en emeriti. De gemeenschap van de KU Leuven telt een zeer grote groep studenten, allen potentiële ambassadeurs voor een duurzame toekomst. Academisch, administratief en technisch personeel kunnen door engagement en expertise een duurzame visie op onderzoek en onderwijs dragen.
8 9
Zie www.buur.be/ en www.leuvenklimaatneutraal.be/. Utopia is een stadsbreed cultureel project ter nagedachtenis van Thomas Morus, gecoördineerd door KunST Leuven, waarin de KU Leuven en de stad Leuven elk voor de helft participeren. 10 Zie http://ec.europa.eu/clima/policies/2030/.
9
Alumni en emeriti worden actief betrokken bij deze strategische beleidslijn en kunnen ook als gemotiveerde achterban het universitaire duurzaamheidsbeleid ondersteunen. Initiatieven zoals de Kinderuniversiteit zetten het intergenerationele aspect van de universitas verder in de kijker11. Het spreekt voor zich dat het beleidskader Duurzaamheid universiteitsbreed in de KU Leuven wordt uitgerold. Bij de geplande instellingsreview kan het duurzaamheidsbeleid van de KU Leuven trouwens een belangrijke troef betekenen. Alumni en voormalige docenten van de KU Leuven bekleden topfuncties aan Europese instellingen, zoals de Europese Commissie en het Europese Milieuagentschap, waar ze bekommernissen rond duurzaamheid supranationaal vorm geven. Dit betekent voor de KU Leuven een belangrijke impuls voor een eigen duurzaamheidsbeleid met grensoverschrijdende input en bekommernissen. Er bestaan mooie buitenlandse voorbeelden van een academisch beleid rond duurzame ontwikkeling. Aan de Universiteit van Uppsala (UU) werd in 1992 het ‘Uppsala Centre for Sustainable Development’ opgericht met als doel een interdisciplinaire samenwerking te bewerkstelligen tussen UU en de Swedish University of Agricultural Sciences (SUAS) op het vlak van duurzame ontwikkeling. Recenter werd in 2010 aan de Universiteit van Maastricht (UM) ‘The Green Office’ opgericht12. Dit is een afzonderlijk departement, dat grotendeels door studenten wordt geleid en dat zich toelegt op het onderwijsaanbod binnen de universiteit en op de verduurzaming van de operationele activiteiten (o.a. energieverbruik en afvalstromen). Zo ontving de UM in 2012 de Sustainability Award voor haar doortastende en transparante beleid op het vlak van duurzame ontwikkeling.
III. Identiteit en opdracht van de KU Leuven De opdrachtverklaring verwijst vooralsnog niet expliciet naar duurzaam onderwijs en onderzoek in het kader van een duurzame omgeving en bedrijfsvoering. Nochtans zou de KU Leuven daarin lokaal, nationaal en internationaal een voortrekkersrol moeten spelen, gezien haar wetenschappelijke reputatie. Duurzaamheid wordt daarom, zodra de gelegenheid zich voordoet, ingeschreven in de opdrachtverklaring en visietekst van de KU Leuven (de aanpassing is in vet opgelicht): “[De KU Leuven] stimuleert het persoonlijke initiatief en de kritische reflectie in een cultuur van overleg, samenwerking, solidariteit en academische vrijheid. Zij voert een proactief duurzaamheids- en diversiteitsbeleid ten aanzien van haar studenten en medewerkers.”
11 Zie www.kuleuven.be/kinderuniversiteit/. De workshop ‘Warm water met de zon?’ die de Faculteit Ingenieurswetenschappen er in 2013 aanbood, is een goed voorbeeld van een initiatief rond duurzaamheid. 12 www.greenofficemaastricht.nl/.
10
IV. Onderwijs en duurzaamheid Het onderwijsaanbod aan de KU Leuven is breed en uitgebreid. Aan de KU Leuven zijn er reeds programma’s die op het milieu en in zekere mate op duurzaamheid gericht zijn, bijvoorbeeld in de Ingenieurswetenschappen (Milieutechnologie; Duurzame Architectuur), Industriële Ingenieurswetenschappen, Bio-ingenieurswetenschappen (Milieutechnologie), Geografie, Geologie, Biologie, Economie en Bedrijfswetenschappen (Milieu-economie; Milieu- en Preventiemanagement) en Sociale Wetenschappen (Global Environmental Politics). Daarnaast bestaat er een aanbod aan keuzevakken rond duurzaamheid; een inventaris daarvan volgt. Als inleidende lessenreeks stoelt het ‘Interdisciplinair College Duurzame Ontwikkeling’ (ICDO) op een stevige traditie. De transversale coördinatie tussen programma’s en vakken blijft echter beperkt, ondanks de inspanningen van heel wat docenten om dit te realiseren. Het belangrijkste onderscheid dat hier kan worden gemaakt is dat tussen onderwijs over duurzaamheid (met een nadruk op het inhoudelijke, het vaktechnische) en onderwijs voor duurzaamheid (met een nadruk op het methodologisch gefundeerde, het didactische). Beide concepten, die nog verder duidelijk onderscheiden moeten worden, moeten cumulatief het duurzame karakter van universitair onderwijs schragen. De op te richten creatieve denken werkgroep of Werkgroep Labo ‘Onderwijs en Duurzaamheid’ zal de Duurzaamheidsraad adviseren over duurzaamheid en onderwijs.
UITDAGINGEN De uitdagingen voor een onderwijs dat het waarmerk ‘onderwijs over en voor duurzaamheid’ en dus ‘duurzaam onderwijs’ verdient, bevinden zich op drie vlakken. (i)
Het onderwijsaanbod over duurzaamheid (vakinhoudelijk aanbod, met vakken die inhoudelijk over duurzaamheid gaan) evolueert naar een volwaardige ontmoeting van disciplines. Die inter- en transdisciplinariteit genereert een universiteitsbrede onderzoeksdynamiek, een aanbod aan het maatschappelijke forum in Vlaanderen en de ontwikkeling en ondersteuning van een pakket voor het secundair onderwijs (via de lerarenopleiding).
(ii) Bij onderwijs voor duurzaamheid (methodologisch aanbod) is de doelstelling dat de KU Leuven over een methodologisch pakket over systeemdenken en transdisciplinariteit beschikt dat universiteitsbreed via een speciale module wordt aangeboden en dat in het onderwijsportfolio kan worden opgenomen. Op die wijze kunnen jonge docenten, bij het begin van hun universitaire carrière, in het duurzaamheidsdenken worden ingeleid.
11
Onderwijs voor duurzaamheid slaat dus op een benadering onder meer vanuit systeemdenken en transdisciplinariteit, transitiedenken en visieontwikkeling. Systeemdenken, dat niet intrinsiek is verbonden aan het thema duurzaamheid, maar vooral in dit domein als conditio sine qua non geldt, verwijst naar het proces van begrijpen hoe elementen die in onderling verband als systemen worden beschouwd, elkaar beïnvloeden in het kader van een geheel. Bekende voorbeelden zijn ecosystemen, het militair-industriële complex of de verantwoordelijkheid van multinationale holdings. (iii) Ten slotte bouwt de KU Leuven zowel interne als externe samenwerkingsverbanden uit in verband met onderwijs en duurzaamheid (zie verder punt (iii)).
CONCRETE STAPPEN (i)
In eerste instantie worden de vakken en opleidingsonderdelen in het bestaande (toegepaste, vaktechnische) onderwijsaanbod over duurzaamheid geïnventariseerd. Op basis daarvan worden, in samenspraak met de vicerector Onderwijsbeleid en de Onderwijsraad, de mogelijkheden verkend voor: (a) een aanbod voor alle studenten van de KU Leuven om tijdens hun opleiding één opleidingsonderdeel te volgen uit een reeks opleidingsonderdelen over duurzaamheid (een vrij aanbod dus, geïntegreerd in het keuzevakkenpakket van alle opleidingen aan de universiteit). Het ‘Interdisciplinair College Duurzame Ontwikkeling’ (ICDO), dat vooralsnog overwegend door ingenieursstudenten wordt gevolgd en waarover nadrukkelijker gecommuniceerd kan worden, is een voorbeeld van zo’n keuzevak. Een ander spoor op weg naar een onderwijsaanbod over duurzaamheid vertrekt bij de studenten, die voor 2014-15 al een initiatief van Peer Assisted Learning rond duurzaamheid voorbereiden. (b) een aanbod van permanente vorming over duurzaamheid, bijvoorbeeld een postgraduaat. (c) de uitbouw van een transdisciplinair curriculum ‘duurzaamheid’. Of dit gebeurt in het kader van een nieuwe masteropleiding, een manama, dan wel een postgraduaat, zal nog moeten worden uitgemaakt (de Onderwijsraad is de locus bij uitstek om dit te bespreken). Eveneens zal duidelijk moeten worden in welke opleiding(en) zo’n curriculum past. Dit betekent ook dat institutioneel de mogelijkheden verbeterd worden om transdisciplinair en universiteitsbreed, op bachelor, master, en doctoral school niveau, onderzoeks- en onderwijsinitiatieven aan te bieden. Dit kan alleen indien het onderzoek hierover verder wordt ontwikkeld.
12
(ii) Het is cruciaal dat de disciplines in de groepen Humane Wetenschappen, Biomedische Wetenschappen en Wetenschap & Technologie samen bij (de didactiek van) onderwijs voor duurzaamheid worden betrokken. Systeemdenken over de groepen heen is een onmisbaar methodologisch en vakdidactisch aspect van onderwijs dat duurzaam kan worden genoemd. Hier worden de mogelijkheden verkend voor: (a) een opleidingsonderdeel rond systeemdenken en transdisciplinariteit dat de duurzaamheidsproblematiek kan uitdiepen op basis van reële situaties en met studenten van diverse faculteiten of groepen. Een dergelijke opleiding is trouwens een voorafspiegeling van de professionele maatschappij waar specialisten in teamverband werken met vakspecialisten uit andere disciplines. Een internationaal sterk voorbeeld is Linköping University (Zweden), waar onderwijs en onderzoek feitelijk geïntegreerd zijn rond duurzaamheid13. (b) de opleiding en onderwijskundige professionalisering van docenten, met name jonge beginnende docenten, en van studenten in de lerarenopleiding, in transdisciplinaire kennisontwikkeling en systeemdenken. (iii) De volgende samenwerkingsverbanden kunnen onderwijs voor en over duurzaamheid ondersteunen: (a) interne samenwerking, die verloopt via de uitbouw van een transdisciplinair samenwerkingsverband binnen het kader van de universitas. (1) Een op te richten Werkgroep Labo ‘Onderwijs en Duurzaamheid’ van de Onderwijsraad kan de visie op duurzaam onderwijs in de praktijk omzetten. De Werkgroep Labo is samengesteld uit onderwijsexperten, docenten, een aantal vicedecanen Onderwijs en studenten van Humane Wetenschappen, Biomedische Wetenschappen en Wetenschap & Technologie. Daarbij wordt zowel aandacht besteed aan inspireren en ondersteunen als aan benchmarking, kwaliteitsanalyse en jaarlijkse rapportering. (2) Via de stuurgroep ‘Onderwijs’ van de lerarenopleiding wordt het gesprek aangegaan met de vakdidactici. (b) externe samenwerking, die in de eerste plaats kan gebeuren via samenwerking met andere universiteiten in binnen- en buitenland of met het Ecocampusinitiatief van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, dat sinds 2007 instellingen van hoger onderwijs rond het thema duurzaamheid begeleidt. Sinds 2011 is het accent er verschoven van de interne bedrijfsvoering van de instellingen naar de heroriëntatie van het onderwijsaanbod in de richting van duurzame ontwikkeling14.
13 Zie www.liu.se/om-liu/strategi/miljoarbete?l=en. 14 Voor Ecocampus, zie www.lne.be/doelgroepen/onderwijs/ecocampus.
13
PRIORITEITEN Op korte termijn •
inventariseert de KU Leuven het aanbod van onderwijs voor en over duurzaamheid;
•
bouwt de KU Leuven een Werkgroep Labo ‘Onderwijs en Duurzaamheid’ uit (als subcommissie van de Onderwijsraad);
•
verkent ze de mogelijkheden voor: - de samenstelling van een reeks opleidingsonderdelen over duurzaamheid, te integreren in het keuzevakkenpakket van de universiteit, en de introductie van een transdisciplinair (basis-)curriculum over duurzaamheid; het ‘Interdisciplinair College Duurzame Ontwikkeling’ wordt meer onder de aandacht van de studenten gebracht; - de samenstelling van een methodologisch pakket, waarbij de nadruk ligt op systeemdenken, transitiedenken, transdisciplinariteit en visieontwikkeling.
14
V. Onderzoek en duurzaamheid Een duurzame en dus ook klimaatneutrale samenleving heeft zowel (toegepaste) wetenschap over duurzaamheid als (fundamentele) wetenschap voor duurzaamheid nodig. Beide benaderingen vormen samen de weg naar ‘duurzaam onderzoek’. Onderzoek voor duurzaamheid is een recent onderzoeksveld dat gekenmerkt wordt door zijn normatieve karakter (omdat duurzaamheid een normatief concept is) en zijn geïntegreerde aanpak, waarbij niet alleen disciplines worden geïntegreerd, maar ook kennis en wetenschap, en actie en beleid. Beide vormen van wetenschap rond duurzaamheid zijn nodig. De ontwikkeling van wetenschap voor duurzaamheid is essentieel om grote, weerbarstige (‘wicked’), complexe maatschappelijke problemen op te lossen zoals klimaatsverandering, waar wetenschap over duurzaamheid door haar partiële aanpak nog tekort komt. Andere voorbeelden van zulke weerbarstige problemen zijn epidemieën, de onrechtvaardige verdeling van rijkdom en de toekomst van de democratie. Veelal ontstaan knelpunten voor duurzaamheidsonderzoek door de manier waarop wetenschap tot nu toe is georganiseerd, namelijk hoofdzakelijk in disciplinaire onderzoeksgroepen en departementen. Het disciplinaire kader kan op drie verschillende manieren overstegen worden: bij multidisciplinair onderzoek worden de resultaten samengebracht van onderzoek dat elke onderzoeker binnen de eigen discipline verricht; interdisciplinair onderzoek vereist zowel disciplinaire excellentie als ‘geletterdheid’ in andere disciplines; transdisciplinair onderzoek overschrijdt echt de disciplines. Het nieuwe Beleidskader Onderzoek van vicerector Liliane Schoofs biedt mogelijkheden om transdisciplinair te werken15. Zowel bij de Interdisciplinaire Onderzoeksprogramma’s (IDO)16 als bij de Geconcerteerde Onderzoeksactie-projecten (GOA)17 gebeurde in het voorbije decennium de samenwerking in hoofdzaak binnen de exacte wetenschappen; duurzaamheid kwam daarbij slechts uitzonderlijk aan bod. Bij het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) kwam duurzaamheid al iets meer voor ; in de financiering van de Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (IRO) is duurzame ontwikkeling wel prominent aanwezig. Er zijn significante evoluties in de wetenschappelijke wereld die de trend naar duurzaamheidsonderzoek ondersteunen. Nieuwe tijdschriften zoals Nature Climate Change (dat de interdisciplinaire aspecten van het klimaatveranderingsvraagstuk bespreekt), Sustainability Science, Environmental Innovation and Societal Transitions, Sustainability: Science, Practice and Policy en Ecology & Society werden opgestart en hun impact neemt toe.
15 Zie www.kuleuven.be/onderzoek/ en https://www.kuleuven.be/gedocumenteerd/k/d/news/2014/jan14/ edit_jan14.html. 16 Zie https://www.kuleuven.be/gedocumenteerd/k/d/evaluatie/IDOtoek.php. 17 Zie https://www.kuleuven.be/gedocumenteerd/k/d/evaluatie/GOAtoek.php. 18 Zie https://www.kuleuven.be/industrieelonderzoeksfonds/projecten/.
15
Maar ook een gerenommeerd tijdschrift als Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America heeft een aparte rubriek Sustainability Science geopend. Internationale topuniversiteiten zoals Harvard University en Massachusetts Institute of Technology (MIT) zetten in op duurzaamheidsonderzoek. Econome Elinor Ostrom kreeg als duurzaamheidsonderzoeker de Nobelprijs voor de Economie in 2009. De Europese Unie besteedt in haar laatste kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 (2014-2020) zeer veel aandacht aan duurzaamheid. Om een paradigmaverschuiving naar duurzaamheidsonderzoek mogelijk te maken is een breed spectrum aan initiatieven nodig die niet vertrekken vanuit disciplines maar vanuit maatschappelijke uitdagingen (cfr. Beleidskader Onderzoek). Die uitdagingen maken interdisciplinaire platformen noodzakelijk.
UITDAGINGEN De KU Leuven staat met betrekking tot duurzaamheid en onderzoek voor een drietal uitdagingen. 1. Een eerste uitdaging is de organisatie van de projectfinanciering op een manier die transdisciplinariteit beter aan bod laat komen. Dat kan op verschillende manieren gerealiseerd worden, bijvoorbeeld door, naast multidisciplinariteit, ook transdisciplinariteit als meerwaarde of bonus te benoemen. 2. Gekoppeld hieraan is ook de vraag hoe de potentiële bijdrage van een project aan duurzame ontwikkeling gemeten kan worden, net zoals er een probleem is om de maatschappelijke bijdrage in het algemeen te meten. De huidige indicatoren die aan de KU Leuven in voege zijn, de Key Performance Indicators (KPI’s), vermelden het aspect duurzaamheid niet. Maar duurzaamheid kan wel in rekening worden gebracht om de meerwaarde van een project te beargumenteren. Het Vlaams Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) heeft reeds geruime tijd aandacht voor een expliciete kwantificatie van de vooropgestelde gevolgen van een project bij succesvolle invulling. 3. Een derde uitdaging slaat op het overstijgen van de manier waarop de universiteit is georganiseerd, namelijk in disciplinair relatief homogene eenheden. Initiatieven die nu al de disciplines overstijgen zijn de onderzoekscentra in de Groep W&T, zoals het Leuven Sustainable Earth Research Center (LSUE), en een aantal instituten en centra, zoals het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA, het vroegere Hoger Instituut voor de Arbeid) en het Leuven Centre for Global Governance Studies in de Groep Humane Wetenschappen.
16
CONCRETE STAPPEN De volgende initiatieven kunnen, in overleg met de vicerector Onderzoeksbeleid en met de Raad voor Onderzoeksbeleid, uitgroeien tot een antwoord op de hierboven geschetste uitdagingen. 1. Er wordt een Werkgroep Labo ‘Onderzoek en Duurzaamheid’ opgericht, als subcommissie van de Raad voor Onderzoeksbeleid, die specifieke aandacht schenkt aan onderzoek voor en over duurzaamheid. De samenstelling van de Werkgroep Labo moet de ambitie om inter- en transdisciplinair te werken, vanuit een systeemtheoretische benadering, zo goed mogelijk belichamen. Om een dynamische strategie te ontwerpen, op te volgen en bij te sturen ontwikkelt de Werkgroep Labo een aantal hulpmiddelen (zie verder punt 4). Er wordt een inventaris opgemaakt van expertise, thesissen en projecten met betrekking tot onderzoek over en voor duurzaamheid. 2. De academische gemeenschap wordt gesensibiliseerd over het belang van duurzame ontwikkeling in het onderzoek. Dat kan door conceptuele kaders aan te reiken waarin wetenschappers hun onderzoek kunnen situeren. Met de onderzoeksmasters en doctoral schools wordt overlegd over de ontwikkeling van modules, seminaries of masterclasses rond duurzame ontwikkeling. 3. Het ‘Leuven Sustainable Earth Research Center’ (LSUE) bouwt als penvoerend onderzoekscentrum vanuit de groep Wetenschap en Technologie een universiteitsbreed Expertisecentrum Duurzaamheid uit, waar onderzoek gebeurt over en voor duurzaamheid, voor interne en externe opdrachtgevers. Dit Expertisecentrum coördineert, via een sterk netwerk, aan de KU Leuven bestaande en op te richten onderzoeksinitiatieven rond duurzaamheid. De expertise die in dit onderzoek opgebouwd wordt komt intern ter beschikking binnen de KU Leuven en wordt extern uitgedragen op regionaal, nationaal en internationaal vlak. 4. Er wordt onderzocht hoe duurzame ontwikkeling en andere factoren die een toekomstgericht denken kunnen bevorderen (zoals bijvoorbeeld transdisciplinariteit) als meerwaarde of bonus in rekening kunnen worden gebracht bij de beoordeling van een project. 5. Het is belangrijk om, gezien hun beperkte aanwezigheid in interdisciplinaire projecten, een extra impuls te geven aan onderzoek over en voor duurzaamheid binnen de humane wetenschappen. 6. De overdracht van kennis tussen universiteit en maatschappij gebeurt nu al via Vlaamse ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’. Van de 21 Vlaamse ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’ zijn er twee volledig gestoeld op duurzaamheid, het ‘Steunpunt Transities voor Duurzame Ontwikkeling’ (TRADO) en ‘Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer’ (SuMMa), die allebei getrokken worden door KU Leuven19.
19 Zie http://steunpunttrado.be/ en http://steunpuntsumma.be/.
17
Intern is het op te richten Duurzaamheidspunt een rechtstreeks aanspreek- en meldpunt voor alles wat met duurzaamheid te maken heeft. Het Duurzaamheidspunt fungeert als ontmoetingsplaats en als plek waar eerste bijdragen tot analyse, remediëring en implementering vorm krijgen. Als extern laagdrempelig contactpunt speelt het Duurzaamheidspunt ook in op de grote regionale vraag naar de toepassing van academische kennis. Het Duurzaamheidspunt bevindt zich in de Centrale Bibliotheek en is verbonden met een Duurzaamheidsincubator elders in of rond Leuven.
PRIORITEITEN Op korte termijn
18
•
wordt een inventaris opgemaakt van expertise, thesissen en projecten met betrekking tot onderzoek over en voor duurzaamheid;
•
richt de KU Leuven een Werkgroep Labo ‘Onderzoek en Duurzaamheid’ op (als subcommissie van de Raad voor Onderzoeksbeleid);
•
neemt het onderzoekscentrum LSUE de uitbouw van het Expertisecentrum Duurzaamheid op zich; maakt LSUE zo snel mogelijk gebruik van de kans om een IOF-manager aan te vragen in het kader van de nieuwe mogelijkheden om IOFmiddelen te gebruiken voor maatschappelijk relevant onderzoek;
•
wordt de academische gemeenschap gesensibiliseerd rond het belang van duurzame ontwikkeling in het onderzoek;
•
wordt verkend hoe onderzoek over en voor duurzaamheid binnen de humane wetenschappen een extra impuls kan krijgen;
•
opent het Duurzaamheidspunt en wordt een Duurzaamheidsincubator ingericht.
VI. Internationalisering en duurzaamheid UITDAGINGEN Internationale samenwerking laat individuen en groepen uit de hele universitas rechtstreeks in contact komen met de complexe werkelijkheid wereldwijd. Zo kan internationale samenwerking sterk bijdragen tot een open samenleving met een genuanceerde kijk op de uitdagingen in de wereld, met inbegrip van de uitdagingen rond duurzaamheid. Op die manier situeert internationalisering zich binnen de kerntaken van de universiteit, door de vorming van kritische en competente individuen en groepen, die lokaal en globaal maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen. Binnen het ruimere domein van internationale samenwerking is universitaire ontwikkelingssamenwerking (UOS) bijzonder goed geplaatst om een antwoord te bieden aan de uitdagingen die duurzame ontwikkeling stelt. In de klassieke definitie moet duurzame ontwikkeling aansluiten op de behoeften van het heden, zonder toekomstige generaties de mogelijkheid te ontnemen om in hun eigen behoeften te voorzien. Vanuit het perspectief van ontwikkelingssamenwerking kan daar aan worden toegevoegd: 1.
De grote uitdagingen voor deze wereld kunnen niet langer binnen de landsgrenzen aangepakt worden. Het lot van de toekomstige generaties hier zal beïnvloed worden door evoluties in de rest van de wereld. Een duurzaam beleid kan dan ook niet zonder een internationale dimensie. De missieverklaring van de Vlaamse Interuniversitaire Raad voor Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS) verwoordt dit treffend: “We staan voor globale uitdagingen zoals armoede, migratie en klimaatverandering. De effecten zijn lokaal voelbaar, maar de oorzaken en oplossingen zijn globaal. Het gaat om uitdagingen die ons allen aangaan en die we enkel samen kunnen oplossen”. Onder andere op het vlak van milieu, veiligheid, welvaart, mobiliteit, kennis en gezondheid hebben we als samenleving belang bij stabiliteit en evenwichtige groei in ontwikkelingslanden. Een lokaal gedragen en rechtvaardig beleid, met een globaal perspectief, is daarvoor zowel het ideale middel als het uiteindelijke doel. Alleen door internationale samenwerking kunnen oplossingen gevonden worden die de generaties van vandaag en morgen wereldwijd ten goede komen. Universitaire ontwikkelingssamenwerking is een ideaal instrument aan om internationale duurzaamheid te bouwen.
2. In de ontwikkelingssamenwerking gaat het er niet alleen om de toekomst niet te hypothekeren (“do no harm”), er wordt ook verwacht dat de positieve effecten van bestaande samenwerkingen hun eigen looptijd overstijgen. Een project kan dus pas duurzaam heten als de externe steun en de expertise die erin geïnvesteerd worden, zichzelf op termijn overbodig maken.
19
De criteria van VLIR-UOS voor het beoordelen van duurzaamheid van een project nemen daarom niet alleen de milieugerelateerde, maar ook de financiële, institutionele en beleidsmatige duurzaamheid van een project in acht. Zo kunnen ontwikkelingslanden vanuit een dynamiek van afhankelijkheid evolueren naar zelfredzame samenlevingen die volwaardig geïntegreerd functioneren in een geglobaliseerde wereld.
INTERNATIONALE SAMENWERKING ALS GOOD PRACTICE Verschillende internationale samenwerkingsprojecten aan de KU Leuven richten zich specifiek op globale uitdagingen. Ze doen dat in een kader van duurzaamheid en op een manier die verdere ondersteuning en navolging verdient. Langetermijndenken en spiegelstructuur in de coördinatie (waarbij beslissingen in onderling overleg genomen worden) zijn twee succesvolle strategieën om duurzaamheid te bereiken in deze projecten. Belangrijke voorbeelden uit het onderzoeksveld zijn het programma in Ethiopië dat de KU Leuven jarenlang mee heeft gecoördineerd en dat oplossingen heeft gevonden voor de oprukkende droogte, en KLIMOS, een interdisciplinair en interuniversitair onderzoeksplatform rond klimaatadaptatie en -mitigatie in ontwikkelingssamenwerking, ondersteund door de Vlaamse Interuniversitaire Raad voor Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS); de opvolger ‘KLIMOS. Generating Capacity for the Sustainability Transition’ zal door de KU Leuven gecoördineerd worden. In het onderwijsveld springen International Course Programmes (ICPs) in het oog, Engelstalige masteropleidingen over een ontwikkelingsrelevant thema aan een Vlaamse universiteit, hoofdzakelijk voor deelnemers uit ontwikkelingslanden (met aan de KU Leuven de MSc in Water Resources Engineering, de MSc in Human Settlements en de MSc in Food Technology), en de drie masteropleidingen over duurzame ontwikkeling, het beheer van natuurlijke rijkdommen en alternatieve energie die in Suriname georganiseerd worden. Een breder kader voor verdere initiatieven van de KU Leuven op dit gebied zijn de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, die in 2015 gelanceerd worden. De KU Leuven kan, dankzij de reeds opgebouwde expertise in dit domein, een voortrekkersrol spelen in het onderschrijven en realiseren van deze doelstellingen.
20
VII. KU Leuven als duurzame instelling In haar bedrijfsvoering is de KU Leuven het zichzelf verplicht om een voorbeeldfunctie op te nemen inzake duurzaam handelen. Om wetenschappelijk gefundeerde voorstellen te kunnen formuleren, was het met het oog op de visietekst ‘KU Leuven Klimaatneutraal 2030’ aangewezen om over een accuraat overzicht van de toenmalige toestand te beschikken. In die optiek heeft het Leuvense bedrijf Futureproofed, in samenwerking met de Metaforumwerkgroep, een nulmeting van de CO2-uitstoot uitgevoerd. De scope 1 & 2 & 3-nulmeting van de KU Leuven voor het referentiejaar 2010 werd georganiseerd per emissiepost (bijvoorbeeld mobiliteit personeel, energieverbruik gebouwen en voeding studenten). Deze nulmeting van de broeikasgasemissies van de KU Leuven dient als objectieve basis voor een grondige analyse die verdere evaluaties kan ondersteunen. De emissie-inventaris is volgens de Bilan Carbone-methode opgesteld, in combinatie met het Greenhouse Gas Protocol, internationaal aanvaarde gidsen voor rapportering van de koolstofvoetafdruk. De realisatie van de CO2e-nulmeting van de KU Leuven voor het referentiejaar 2010 geeft een duidelijk en betrouwbaar overzicht van de CO2-emissies20. De koolstofvoetafdruk van de KU Leuven bedraagt in totaal 193.360 ton CO2e, wat overeenstemt met het equivalent van de totale klimaatimpact van 18.000 EU-burgers. De categorie energieverbruik neemt met 102.220 ton CO2e 53% van de totale nulmeting in, op de tweede plaats gevolgd door de categorie transport van personen met 47.294 ton (24% van de totale nulmeting). Op de derde plaats vinden we de categorie materialen en diensten met 31.765 ton (16% van de totale nulmeting). De verhoudingen tussen de verschillende categorieën worden weergegeven in figuur 1. Figuur 1.
CO2-emissies van de KU Leuven per categorie.
20 CO2e staat voor CO2-equivalenten, wat betekent dat naast CO2 ook andere broeikasgassen bekeken werden en omgerekend naar CO2-equivalenten. Omdat het aandeel van die andere gassen voor de KU Leuven onder de 0,5% ligt, wordt in wat volgt de term CO2 gebruikt, behalve in tabellen en bij cijfermateriaal. 21
In de resultaten per emissiepost domineert de impact van de studenten de top vijf: drie van de grootste emissieposten zijn studentgebonden. Op de eerste plaats staat het energieverbruik van de privé-koten in Leuven (stookolie, aardgas en elektriciteit) met 55.755 ton CO2e (29%). Meteen daarna komt het energieverbruik op de campussen en in studentenresidenties in eigendom van KU Leuven (46.462 ton CO2e of 24%). Op de derde plaats staan de verplaatsingen van de studenten tussen hun woonst en Leuven (23.653 ton CO2e of 12%). Tabel 1.
CO2-uitstoot door energieverbruik aan de KU Leuven uitgedrukt in ton CO2e (absoluut en relatief) en daarmee overeenstemmend energiegebruik (absoluut en relatief) per emissiepost.
CO2 uit energie Stookolie eigen gebouwen Aardgas eigen gebouwen Elektriciteitsverbruik eigen gebouwen Stookolie privé-koten Aardgas privé-koten Elektriciteit privé-koten Totaal
ton CO2e absoluut relatief % 26.493 26 19.271 19 701 1 33.814 33 14.781 14 7.160 7 102.220 100
absoluut 82,0 80,9 65,4 104,7 62,0 27,5 422,5
GWh relatief % 19 19 15 25 15 7 100
De Metaforumwerkgroep ‘KU Leuven Klimaatneutraal 2030’ heeft zich, na een initiële analyse op basis van een nulmeting van CO2-uitstootgegevens, vooral toegelegd op een projectie naar de toekomst met mogelijke suggesties voor bijsturingen. De conclusie van deze oefening geeft aan de werkgroep redenen tot optimisme: de integratie van milieuduurzaamheid in een academische omgeving is een – ook economisch – zeer doenbare onderneming, die het imago van de KU Leuven en het profiel van haar alumni ongetwijfeld ten goede zal komen. Een Werkgroep Labo ‘Bedrijfsvoering en Duurzaamheid’, samengesteld uit leden van de Technische Diensten, het AP, ATP en de studenten, werkt beleidsvoorbereidend voor de sector bedrijfsvoering.
VII.A. GEBOUWEN EN ENERGIE UITDAGINGEN De universiteit bezit een uitgebreid patrimonium, met een belangrijk aantal beschermde monumenten en/of gebouwen die in een beschermd landschap liggen. Ze streeft ernaar om dit patrimonium zo duurzaam mogelijk te beheren en te gebruiken. Het gebouwenpark van de KU Leuven (ca. 100 ha bebouwde oppervlakte) is daarbij erg divers samengesteld, zowel naar typologie en bouwjaar als naar bezetting en gebruik.
22
Inzake nieuwbouw en grondige verbouwingen zal de Vlaamse regelgeving verstrengen, zodat wie de wetgeving volgt steeds korter bij ‘energieneutraal’ zal handelen21. De gemiddelde leeftijd van de gebouwen van de universiteit is meer dan honderd jaar, en 33% van het patrimonium geniet minstens gedeeltelijk het statuut ‘beschermd onroerend erfgoed’. Voor die gebouwen is het moeilijk maar niet onmogelijk om een energie-upgrade te (mogen) realiseren. Indien de universiteit erin slaagt om het effectieve verbruik in haar gebouwen nog verder terug te dringen, zal dit bijkomende interessante financiële besparingen opleveren. Het patrimonium van de KU Leuven is verstrengeld met de stad Leuven. De invloed van de ‘onderneming’ KU Leuven op de Leuvense omgeving is onmiskenbaar groot. In totaal is 26% van de tewerkstelling en 10% van het gebouwenpatrimonium verbonden met de universiteit. Zo’n 40.000 studenten bevolken het stedelijke weefsel, bovenop een bevolking van 97.000 inwoners. In die zin is het patrimoniumbeheer van de KU Leuven, inclusief UZ Leuven, ook onmiddellijk verbonden met ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’.
CONCRETE STAPPEN 1. Voor de periode 2014-2018 heeft de KU Leuven een ‘Energiebeleidsplan gebouwen’ goedgekeurd, dat op korte termijn een antwoord wil bieden op de hierboven geschetste uitdagingen22. Dit plan verhoogt de kredietlijn voor de interne REG-leningen tot 3 miljoen euro. Die leningen worden toegekend op basis van terugverdientermijnen die hoger liggen dan algemeen gangbaar. Het plan faciliteert een nog meer versnelde omschakeling naar (CO2-zuiniger) aardgas; het stimuleert, via een nieuw energiefonds, isolatiemaatregelen die niet voldoen aan de interne terugverdientermijnen; het zorgt voor energievriendelijke investering van de inkomsten uit hernieuwbare energieprojecten; het reserveert voor de periode 2014-2016 een budget t.b.v. 250.000 euro/ jaar voor structurele duurzaamheidsrenovaties met grote visibiliteit; het legt collectieve brugdagen vast waarop de installaties niet ingeschakeld worden. In de eigen gebouwen kan de universiteit aan versnelde renovatie werken en wordt energiezuinigheid standaard opgenomen bij elke renovatie; bij verdere renovatie worden minimaal de klassieke energiebesparende maatregelen, zoals isolatie, warmteterugwinning en intelligente stuursystemen die rekening houden met het gebruikersprofiel geïmplementeerd. Warmtepompen en hernieuwbare energieinstallaties worden steeds structureel onderzocht op hun haalbaarheid.
21 De huidige wetgeving vereist een E-peil E60; in 2021 wordt BEN (bijna energieneutraal) met een E-peil E30 de norm; klimaatneutraal (eigenlijk energieneutraal) is gelijk aan E0. 22 Energiebeleidsplan gebouwen 2014-2018, goedgekeurd op het Gebu (nr. 898) van 18 maart 2014 en nadien door de Raad van Bestuur (nr. 471) van 25 maart 2014.
23
Voor planning op de middellange (2025-2030) en lange (2050) termijn biedt een nieuwe benadering van (ver-)bouwen zich aan. In een vernieuwd beslissingssysteem voor (ver)bouwen zitten niet alleen de initiële financiële aspecten maar ook het energieverbruik, de CO2-uitstoot, terugverdientijden en andere milieu- en gezondheidscriteria vervat; dat kan via een ingebouwde levenscyclusbenadering23. In deze context kan reeds verwezen worden naar het gebouw van Energyville te Waterschei. De KU Leuven bouwt daar, samen met VITO en IMEC, het eerste CO2-neutrale laboratoriumgebouw in België en mogelijk zelfs in Europa. Door het nastreven van een BREEAM-score “Outstanding” is de KU Leuven hier een voortrekker en pionier in het duurzaam bouwen in de breedst mogelijke context. 2. Op het vlak van studentenhuisvesting zet de KU Leuven in de eerste plaats in op de 5.700 kamers in eigen beheer. Door een doorgedreven vernieuwingsprogramma voor efficiëntere warmteopwekking en isolatie worden aan de aanbodzijde reeds belangrijke maatregelen getroffen24. Om ook op de markt van privé-koten een kentering op gang te brengen, kunnen studenten uitgenodigd worden (het liefst door hun eigen studentenverenigingen en collega’s) om duurzame keuzes te maken. De grootste daling van de CO2-uitstoot van studenten valt echter te bereiken door een combinatie van een fundamentele mentaliteitswijziging in het consumptiepatroon inzake wonen en een rits aan energiebesparende maatregelen in de studentenverblijven. Om het draagvlak voor duurzaamheid te vergroten ondersteunt het bestuur bestaande studentengroepen en moedigt het de vorming van nieuwe groepen aan. Studenten sensibiliseren en responsabiliseren medestudenten rond het duurzaamheidsthema. Deze initiatieven kunnen vanuit het technisch gerichte CORE komen. Ook The Blue Academy kan hierin een rol spelen. Daarnaast zijn er, verspreid over de campus, losse kleinschalige initiatieven die duurzaamheidsaspecten in de (dagelijkse) werking opnemen en daarbij een voorbeeldfunctie hebben en een trigger kunnen zijn. Studentenkringen en de studentenkoepels LOKO en STURA zijn momenteel nog afwezig in het duurzaamheidsdebat. Kringen kunnen in hun ‘fakbars’ en op de grote evenementen die zij organiseren maatregelen treffen om o.a. hun energiehuishouding te rationaliseren, medestudenten te sensibiliseren en projecten op te zetten25. Rond dit thema kan worden samengewerkt met de vicerector Studentenbeleid en met de Studentenraad.
23 Allacker K. (2010) Sustainable building. The development of an evaluation method. Doctoraatsproefschrift KU Leuven, bespreekt opties zoals Life Cycle Assessment (LCA) en Life Cycle Costing (LCC). 24 Recente voorbeelden van efficiëntere warmteopwekking zijn overschakeling op aardgas in de Woonwijk Arenberg en de warmtepomp in de Regaschool; voorbeelden van isolatie zijn de uitwendige isolatie van de residentie Edith Stein en de Regaschool, vernieuwde dubbele beglazing in Wisteria, gedeeltelijk nieuwe ramen met dubbele beglazing of voorzetramen in het Amerikaans College en voorzetramen in de residentie Leo XIII. 25 Het Pulse Transitienetwerk Cultuur biedt ondersteuning aan bij de duurzame organisatie van culturele manifestaties, zie bijvoorbeeld www.lne.be/themas/natuur-en-milieueducatie/nme-evenementen/ vlaamse-nme-dag-2014/sessieronde-1/bij-sessie-21-transitie-iets-voor-culturos-kl.pdf.
24
Daarnaast kan de KU Leuven naar studenten, eigenaars en overheden de volgende stappen zetten: - Indien een meting van het energieverbruik per kamer of per unit mogelijk is, onder een bepaald verbruik een standaard huurprijs aanrekenen. Zo wordt de huurder beloond voor minder verbruik en gestraft voor meer verbruik. De realisatie van de meting kan ondersteund worden door onderzoek. Met het oog daarop wordt de elektriciteit in de studentenhuisvestingen van de KU Leuven reeds per leefunit gemeten en verrekend. De sociale component van deze maatregel (iedereen is verantwoordelijk voor het gezamenlijke verbruik) heeft hierbij een nog versterkend sensibiliserend effect. - Lobbyen bij de bevoegde overheden om stimulansen te organiseren die de eigenaars aanmoedigen om verduurzaming ter harte te nemen, bijvoorbeeld via premies voor isolatie, voor thermostatische kranen, voor vernieuwing van stookinstallaties, voor overschakeling op CO2-armere installaties. - Lobbyen voor verhoging van de isolatienormen voor koten door de (Leuvense en Vlaamse) overheid, met een bovengrens inzake uitstoot per kubieke meter. - Koten evalueren en controleren op energievriendelijkheid en studenten sensibiliseren rond keurmerken voor een energievriendelijk kot, zoals het Energie Prestatie Certificaat (EPC), om hen zo aan te moedigen op zoek te gaan naar een energiezuinige kamer. - Het gedrag van de studenten bijsturen: graadje lager, licht uit, verwarming afzetten als je er niet bent, alleen kortstondig verluchten als je er bent, sluipverbruik tegengaan. De Cel Duurzaamheid van Studentenhuisvesting doet dit o.a. via tweejaarlijkse energiewedstrijden voor de 820 studenten in de 14 woonblokken van de Arenbergwijk. - In de eigen residenties een voorbeeldfunctie opnemen en goede praktijken delen met eigenaars en met de stad in het kader van ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’; op de privé-markt kan de KU Leuven immers geen normen opleggen. De bekendmaking in de pers van de resultaten van de eigen energiewedstrijden is voor de privé-markt een aansporing om ook rationeler met energie om te springen. 3. Op het vlak van erfgoed is een dialoog opgestart tussen de KU Leuven ‘Technische Diensten - Divisie Monumenten’ en de verantwoordelijke overheden. De ‘Technische Diensten - Divisie Monumenten’ blijft, zoals in het verleden, in overleg met het Agentschap Onroerend Erfgoed streven naar een optimale balans tussen de erfgoedwaarden, functionele noden, energiebesparing en aan monumenten gerelateerde subsidiëring; de verbouwing van het Farmaceutisch Instituut naar Leercentrum AGORA is daarvan een toonbeeld26.
26 Voor de restauratie van het voormalig Farmaceutisch Instituut tot leercentrum AGORA, een “mix van authentieke elementen en hypermoderne architectuur”, zie http://nieuws.kuleuven.be/node/11831. Ook in het Collegium Veteranorum, de Universiteitshal en het College van Premonstreit werden recent duurzaamheidsingrepen uitgevoerd.
25
De adviserende betrokkenheid van academici-specialisten in duurzame architectuur en de terugkoppeling naar de Duurzaamheidsraad zijn essentieel om deze aandacht voor duurzaamheid en erfgoed door de universitas te laten dragen. De KU Leuven zal ook een breder overleg initiëren en dit onderwerp samen met de stad Leuven (ook eigenaar en beheerder van waardevolle historische gebouwen), de vzw LKN2030, het Agentschap Onroerend Erfgoed en andere belanghebbenden vanuit verschillende invalshoeken bekijken om op een langere termijn tot verdere optimalisatie te komen. 4. Via het systeem van de interne REG-leningen en de uitbouw van een energiefonds is recent een aantal innovatieve vormen van financiering van REG-maatregelen goedgekeurd. Belangrijk daarbij is dat voor het eerst een deel van de return van de besparingen van de REG-maatregelen terugvloeien naar het energiefonds om nieuwe REG-maatregelen, die minder economisch rendabel maar daarom niet minder duurzaam zijn, te financieren. De financiële uitdagingen van (ver)bouwen zijn zo groot dat nieuwe visies op financiering zullen moeten worden gezocht.
PRIORITEITEN Op korte termijn •
realiseert de KU Leuven het Energiebeleidsplan gebouwen 2014-2018;
•
ontwikkelt ze verder haar visie op duurzaam (ver-)bouwen en innovatieve manieren van financiering, met 2025-2030 en 2050 als horizon;
•
ondersteunt ze (deels via de studentengroepen) verdere sensibilisering en responsabilisering bij alle geledingen van de universitas;
•
neemt ze binnen de eigen residenties een voorbeeldfunctie op;
•
stimuleert ze samen met de bevoegde overheden de terbeschikkingstelling van energievriendelijke kamers op de privé-markt;
•
blijft ze zoeken naar optimale duurzame oplossingen voor concrete projecten en gaat ze het debat aan met bevoegde instanties over de energiezuinigheid van beschermd erfgoed.
VII.B. MOBILITEIT Mobiliteit vertegenwoordigt met 25% van het totaal het tweede grootste aandeel in de CO2-uitstoot van de KU Leuven. Daarbij zijn personeels- en studentenmobiliteit verantwoordelijk voor een nagenoeg even groot deel van de totale uitstoot (met een verhouding van 1 personeelslid per 4 studenten).
26
UITDAGINGEN Personeelsmobiliteit omvat naast woon-werkverplaatsingen ook dienstgebonden verplaatsingen en wordt gerekend tot de ‘eigen’ uitstoot van de KU Leuven. Dit is dan ook de post waarop de meeste invloed kan worden uitgeoefend. De uitstoot door studentenmobiliteit wordt beschouwd als indirecte impact en omvat zowel thuis-kot, thuisles als kot-lesverplaatsingen. Binnen de personeelsmobiliteit zijn de belangrijkste vijf categorieën: woon-werkverkeer met de auto (9.390 ton), buitenlandse reizen met het vliegtuig (6.340 ton), vliegtuigverplaatsing thuis-Leuven van buitenlands personeel (4.131 ton), woon-werkverkeer met de trein (1.502 ton) en dienstverplaatsingen met de eigen wagen (935 ton). Daarbij is niet enkel de uitstoot door verbranding van de brandstof meegerekend, maar ook de fabricatie van het voertuig en de aanmaak van de brandstof. Niet gekwantificeerd, maar snel uitvoerbaar met grote visibiliteit zijn beslissingen in verband met de kilometers die het personeel aflegt voor logistiek (bijvoorbeeld interne postbedeling en afvalophaling). Kilometers afgelegd bij leveringen door externen zijn evenmin gekwantificeerd. Tabel 2.
CO2-uitstoot door de mobiliteit van personeel van de KU Leuven uitgedrukt in ton CO2e (absoluut en relatief) en aantal verplaatste kilometers (absoluut en relatief) per emissiepost.
Emissiepost Woon-werkverkeer met auto Buitenlandse reizen met vliegtuig Buitenlands personeel woonst-Leuven vliegtuig Woon-werkverkeer trein Dienstverplaatsingen met eigen auto Totaal
ton CO2e absoluut relatief % 9.390 42,1 6.340 28,4 4.131 18,5 1.502 6,7 935 4,2 22.298 100,0
km x 1000 absoluut relatief % 35.117 25,4 41.440 30,0 27.000 19,6 31.033 22,5 3.495 2,5 138.085 100,0
Binnen studentenmobiliteit onderscheiden we: autoverplaatsingen thuis-Leuven (9.384 ton), vliegtuigverplaatsingen thuis-Leuven van buitenlandse studenten (6.162 ton), treinverplaatsingen thuis-Leuven (6.118 ton), busverplaatsingen thuis-Leuven (1.496 ton) en lesgebonden autoverplaatsingen in Leuven (373 ton) (tabel 3). De hoge score van de trein moet in relatie met het aantal afgelegde kilometers bekeken worden. Indien deze verplaatsingen met de auto afgelegd zouden worden, dan zou dit resulteren in een uitstoot van 33.797 ton, of ongeveer vijf keer meer.
27
Tabel 3.
CO2-uitstoot door de mobiliteit van studenten van de KU Leuven uitgedrukt in ton CO2e (absoluut en relatief) en aantal verplaatste kilometers (absoluut en relatief).
Emissiepost Woonst-Leuven auto Buitenlandse studenten woonst-Leuven vliegtuig Woonst-Leuven trein Woonst-Leuven bus Verplaatsingen in Leuven auto Totaal
ton CO2e absoluut relatief % 9.384 39,9 6.162 26,2 6.118 26,0 1.496 6,4 373 1,6 23.533 100,0
km x 1000 absoluut relatief % 35.095 15,5 40.273 17,8 126.396 56,0 22.664 10,0 1.394 0,6 225.822 100,0
CONCRETE STAPPEN Vier mogelijke acties en projecten kunnen verder onderzocht worden. 1. Mobiliteitsvraag verminderen. Mogelijke maatregelen om de mobiliteitsvraag te verminderen zijn thuiswerk en jobwissels. Door de integratie ontstaan meer mogelijkheden om bijvoorbeeld onderzoekers meer ‘decentraal’ te laten functioneren. Waarom zou een personeelslid uit Antwerpen of Brussel dat nu nog elke dag naar Leuven pendelt zijn/haar werk niet (eventueel deels) kunnen uitvoeren op een locatie in de buurt van de woonplaats, eventueel met ter beschikkingstelling van een ‘clean desk’? Dit vergroot het potentieel van fietsmobiliteit aanzienlijk. Het nieuwe Lynctelefoonsysteem vergroot ook de mogelijkheden om via tele-conferencing te vergaderen in plaats van alle deelnemers naar één plaats te laten komen. 2. Het inperken van de woon-werkverplaatsingen met de auto. Het gaat hier om de grootste uitstootpost binnen mobiliteit, waar ook de grootste winsten te halen zijn. Kosten zichtbaar maken kan een belangrijk hulpmiddel zijn om de bereidheid tot gedragsverandering te verhogen. - Zowel reële als afgeleide kosten (bijvoorbeeld milieukosten) moeten zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt worden, zodat personeelsleden zich bewust worden van de werkelijke kostprijs van hun verplaatsingsgedrag. - Parkeerplaatsen worden nu gratis ter beschikking gesteld, maar zijn voor de universiteit duur in aanleg en opportuniteitskost (in het bijzonder in het stadscentrum). Het zichtbaar maken van deze kosten en, in tweede instantie, het gedeeltelijk aanrekenen ervan zou tot een aanzienlijke verandering in vervoerskeuze kunnen leiden (op voorwaarde dat er voldoende aantrekkelijke alternatieven zijn). Deze maatregel sluit aan bij de plannen van de stad Leuven om het stadscentrum autoluw te maken.
28
- In verband met de parkeeroverlast die auto’s van studenten in Leuven veroorzaken, kan met De Lijn, de NMBS en de stad Leuven een gesprek worden aangegaan over beter openbaar vervoer. - De KU Leuven kan duidelijk maken welk vervoermiddel welke hoeveelheid CO2uitstoot per km produceert. Hierdoor kan ieder voor zich zien hoeveel CO2-uitstoot een verplaatsing veroorzaakt. Beter zichtbare (externe) kosten kunnen ook helpen om de vervoerswijze bij internationale verplaatsingen te sturen en, indien mogelijk, de trein tot de standaardoptie te maken voor reizen naar de buurlanden. - De KU Leuven kan onderzoeken of de introductie van een (virtueel) mobiliteitsbudget de personeelsleden er toe aanzet hun mobiliteitskeuzes beter af te wegen. 3. De trend keren van dalend fietsgebruik. Studentenfietsen zijn een begrip in Leuven. De studentenbuspas is dat ook. Ondertussen gebruiken meer studenten in Leuven de bus dan de fiets. Vanaf het academiejaar 2013-2014 wordt voor de (voorheen gratis) buspas een remgeld gevraagd van € 20. Enerzijds maakt dat de keuze voor een buspas bewuster en anderzijds kunnen met het geld dat deze maatregel opbrengt andere maatregelen genomen worden die de mobiliteit van studenten ten goede komen. De universiteit heeft beslist om mee te investeren in een fietsproject. Met VELO werd in die zin een contract gesloten over een nieuw huurkoopsysteem voor ‘LeV’ fietsen voor studenten27. Een andere maatregel is de terbeschikkingstelling van ‘Fixstations’ waar men zelf zijn/haar fiets kan herstellen28. Verder te onderzoeken is of een uitbreiding van het systeem van bedrijfsfietsen en de invoering van bakfietsen (bijvoorbeeld voor de bedeling van de binnenpost) binnen de KU Leuven wenselijk en mogelijk zou zijn. 4. In voldoende degelijke fietsstallingen voorzien. Misschien wel de belangrijkste faciliteit voor het aanmoedigen van het gebruik van de fiets is een voldoende groot aanbod aan goede fietsstallingen. Op eigen terrein kunnen tekorten actief worden opgespoord en kan een oplossing worden voorgesteld. Ook daarbuiten moeten we problemen (capaciteitstekorten en stallingen zonder mogelijkheid tot verankering) signaleren en helpen oplossen door overleg met de bevoegde instanties (bijvoorbeeld over “geparkeerde” fietsen die voor overlast zorgen in de Naamsestraat in de buurt van het STUK). Dergelijke problemen kunnen nu reeds via de suggestiebox duurzaamheid worden gemeld29. Suggesties inzake mobiliteit worden opgevolgd door de mobiliteitscoördinator Jan Paesen. Het voorgestelde Meldpunt Duurzaamheid (ingebed in het Duurzaamheidspunt) zal hierin ook een belangrijke rol spelen.
27 De student kan de fiets voor vier jaar kan huren en hem daarna voor een geringe som aankopen: www.kuleuven.be/velo/Lev.html. 28 Het eerste Velo Fixstation werd op 5 mei 2014 samen met andere nieuwe mobiliteitsinitiatieven op een pers-evenement voorgesteld; zie http://nieuws.kuleuven.be/node/13426: “KU Leuven schakelt duurzame mobiliteit in hogere versnelling”. 29 Zie www.kuleuven.be/duurzaamheid of www.kuleuven.be/duurzaamheid/suggesties.
29
PRIORITEITEN Op korte termijn •
zet de KU Leuven in op een vermindering van de mobiliteitsvraag en in het bijzonder op een vermindering van de woon-werkverplaatsingen met de auto;
•
neemt de KU Leuven maatregelen om fietsen aantrekkelijker te maken, zowel voor studenten als voor personeel.
VII.C. AANKOOPBELEID De omvang van een organisatie als de KU Leuven leidt onvermijdelijk tot grote aankoopvolumes voor een aantal essentiële benodigdheden. Die aankopen van materialen en diensten staan volgens de nulmeting in het referentiejaar 2010 in voor 16% van de totale impact op het vlak van CO2-uitstoot. Daarnaast is de KU Leuven onrechtstreeks verantwoordelijk voor een groot aantal aankopen door de studenten louter wegens het feit dat zij onderwijs volgen. De beleidsruimte van de KU Leuven in de impact van deze aankopen staat in dit onderdeel van de tekst centraal.
UITDAGINGEN Het aankoopbeleid staat voor een belangrijk deel onder de rechtstreekse controle van de KU Leuven, hetzij via de Centrale Aankoopdienst, hetzij via de departementen en gespecialiseerde ondersteunende diensten. Naast het aankoopbeleid voor de dagelijkse werking van de academische en ondersteunende eenheden is er ook de dienstverlening aan studenten. Zo wordt bijvoorbeeld via grootschalige raamcontracten toegang tot goedkope IT-hardware gegarandeerd. Het faciliteren van eenvoudige toegang tot producten tegen lage prijzen is een van de kerntaken van de aankoopdienst. Een neveneffect is een mogelijke stimulus tot verhoogd verbruik, zowel voor de eigen diensten als voor de studenten. Een gericht en doordacht aankoopbeleid is dus aangewezen. Via het onderwijs heeft de KU Leuven een grote invloed op het aankoopgedrag van studenten, bijvoorbeeld vrij rechtstreeks wat betreft papierverbruik. Studenten maken immers gebruik van syllabi, hand-outs en boeken, en leveren zelf papers en verhandelingen in. Ook hier kan de KU Leuven een aangepast beleid gaan voeren. In volgorde van belangrijkheid leveren de volgende rubrieken de voornaamste bijdragen tot de milieu-impact:
30
•
De IT-aankopen van studenten: 7.385 ton CO2e of 3,8%.
•
IT-apparatuur voor het personeel: 4.097 ton CO2e of 2,1%: desktops, notebooks en printers.
•
Kantoor- en labomateriaal: 1.048 ton CO2e of 0,5%, waarvan papierverbruik 442 ton en aankoop van (bio-)chemische producten 240 ton CO2e.
•
Schoonmaakdiensten: 484 ton CO2e of 0,3 %.
Het aankoopbeleid van de universiteit kan niet alleen verder uitgebouwd worden op het vlak van de CO2e-effecten, maar ook op het vlak van andere duurzaamheidselementen zoals social return, biobased inkopen en Cradle to Cradle-aankopen: 1. Social return of “sociale opbrengsten” verwijst naar alle maatregelen die de naleving van grondrechten en beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, sociale cohesie en solidariteit moeten bevorderen. Door toepassing van sociale voorwaarden in aanbestedingen wordt de naleving van internationaal geaccepteerde arbeidsnormen en mensenrechten nagestreefd, kan een opdrachtnemer verplicht worden ook kwetsbare groepen bij het arbeidsproces te betrekken en kunnen positieve acties en/of positieve discriminatie van bepaalde doelgroepen gerealiseerd worden. Voorbeelden daarvan aan de KU Leuven zijn de samenwerking met Velo (in het kader van het 2WD-project), het SPIT (voor herstellingswerken), sociale werkplaatsen (voor het leveren van meubilair voor studentenkamers) en de Leuvense gevangenis (voor eenvoudig post- en sorteerwerk). 2. Biobased zijn de aankopen waarbij hernieuwbare grondstoffen fossiele grondstoffen vervangen (met bijvoorbeeld suikerbieten als grondstof voor koffiebekers en bladeren van landbouwgewassen voor gevelplaten). Biobased aankopen ondersteunen verduurzaming, economische kansen voor nieuwe producten, energie- en grondstofzekerheid en verbetering van de economie in de landbouw. 3. Cradle to Cradle (C2C) zijn de aankopen waarbij alle gebruikte technologische materialen na hun leven in het ene product nuttig kunnen worden ingezet in een ander product (technologische ‘kringloop’) en alle biologische materialen naar de natuur terugkeren (biologische kringloop): afval wordt opnieuw voedsel. Voor specifieke productgroepen kan overwogen worden om enkel C2C-gecertificeerde producten aan te kopen, voor zover deze voldoen aan de gestelde gebruikscriteria.
CONCRETE STAPPEN 1. Aankopen IT-uitrusting. De efficiëntie van de productiesystemen die voor het fabriceren van de aangekochte IT-uitrusting gebruikt worden, varieert behoorlijk tussen producenten. Om zeker te zijn dat aangekochte toestellen met de ‘best beschikbare technologie’ op dit vlak geproduceerd zijn, is het aangewezen om enkel een beroep te doen op producenten die een geschikt ecolabel kunnen voorleggen. Bij het afsluiten van raamcontracten moet hier expliciet rekening mee gehouden worden door een voldoende hoge equivalente economische waarde toe te kennen aan het kunnen voorleggen van relevante ecolabels. Daarvoor staan een aantal relevante certificeringschema’s ter beschikking, waaronder het EU Ecolabel (EU) en Der Blaue Engel – Blue Angel (D). Ecolabels kunnen ook de nodige zekerheid verschaffen rond de energie-efficiëntie van de aangekochte toestellen in gebruik, wat het energieverbruik in de universitaire gebouwen ten goede kan komen. Een op energieverbruik toegespitst certificeringsysteem, waarnaar ook verwezen wordt door het EU Ecolabel, is het Energy Star label.
31
De impact van de productie van IT-apparatuur wordt typisch afgeschreven over een relatief korte productlevensduur. Snel evoluerende verwachtingen wat betreft interfacemogelijkheden, rekenkracht en opslagmogelijkheden leiden tot een relatief vroege vervanging. Een systematische verlenging van de levensduur zou toelaten om de impact van IT-gebruik in verhouding te verlagen (uiteraard behalve wanneer vervanging door zuinigere apparatuur aangewezen is). Dat kan door verder gebruik door personeelsleden in een privé-context of verkoop aan studenten te faciliteren, op voorwaarde dat een minimale gebruiksduur in de universiteit is gerespecteerd. Deze praktijk is nu reeds in voege voor IT-apparatuur van de centrale administratieve diensten. Voor de uitbreiding van deze aanpak tot apparatuur van de onderzoeksgroepen is een actief inzamelbeleid nodig. Waar een onevenwicht tussen vraag en aanbod voor tweedehandstoestellen zou ontstaan, kan samenwerking met derden worden overwogen: ngo’s zoals Close the Gap nemen ook systematisch afgeschreven IT-apparatuur over en staan, na nazicht en een eventuele upgrade, in voor een sociale herbestemming. Meestal gebeurt dat in het kader van ontwikkelingsondersteunende projecten in het Zuiden. Een organisatie zoals Worldloop garandeert bovendien systematisch een eindelevensbehandeling met minimale milieu-impact. Gezien de grootschaligheid waarmee de KU Leuven toestellen aankoopt (ongeveer 3.000 notebooks, desktops, servers en printers per jaar) – naast een geraamde aankoop van zo’n 5.750 notebooks per jaar door studenten – kan worden gedacht aan een systematisch terugnameprogramma. Voor toestellen die niet meer geschikt zijn voor hergebruik kan een tijdige inzameling, gericht op verwerking als afzonderlijke afvalstroom, soelaas bieden. Het herwinnen van de zeldzame metalen laat immers een substantiële impactreductie toe ten opzichte van productie op basis van nieuw gewonnen grondstoffen, en ook wat betreft de vereiste energie voor de aanmaak van deze grondstoffen kan hier een gunstig effect worden verwacht. Voor energieverbruik in de gebruiksfase is het belangrijk dat aangekochte toestellen goed geoptimaliseerd zijn en over de nodige energiebesparende instellingen beschikken. Moderne kantoorgebouwen lijden immers tijdens een belangrijk deel van het jaar onder oververhitting door het normale gebruik en warmte-uitstoot door IT-uitrusting heeft daarin een belangrijk aandeel. 2. Papierverbruik. Hoewel het papierverbruik binnen de KU Leuven niet de impact heeft die men er spontaan aan zou toeschrijven (volgens de inventarisatie voor 2010 is slechts 0,2% van de totale CO2-impact gekoppeld aan papieraankopen), stuurt de universiteit onrechtstreeks een heel groot verbruik van papier aan. In het onderwijs gebruiken we cursusmateriaal (boeken of syllabi), stellen we afdrukken ter beschikking of gaan ervan uit dat onze studenten cursusmateriaal printen dat via het digitale leerplatform ter beschikking gesteld wordt.
32
Een tweede belangrijke vorm van papiergebruik die we initiëren, zijn de papers en verhandelingen. Hoewel het wenselijk kan zijn om het resultaat van deze opdrachten in afgedrukte versie te ontvangen, is het aangewezen om personeel en studenten te sensibiliseren om daar verstandig mee om te springen. Keuzes die overwogen moeten worden zijn onder meer: het aantal exemplaren, het dubbelzijdig afdrukken, het afdrukken van bijlagen en de manier van inbinden. Een sterk doorgedreven informatisering doet het gebruik van papier allicht dalen. De papierzuinige administratie is reeds een feit. Verder moeten we de oefening doen de impact van het gebruik van IT-apparatuur tegen het gebruik van afgedrukte syllabi, studentencursussen en hand-outs af te wegen. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat internetgebruik een grotere voetafdruk heeft dan algemeen wordt vermoed, met gemiddeld 9-16 kWh aan energieverbruik per gigabyte aan informatieoverdracht. Het papierverbruik binnen de universitaire diensten kan systematisch worden beperkt door dubbelzijdig kopiëren als standaardinstelling te gebruiken en afdruk- en kopieerfaciliteiten te centraliseren (in plaats van ze binnen handbereik te plaatsen). Gebruik van kleurenafdrukken kan het best zo veel mogelijk worden beperkt. Wat betreft papierkeuze ondersteunt de Aankoopdienst reeds jarenlang enkel gerecycleerd en ecolabel-gecertifieerd papier. De meerkost van deze maatregel is beperkt en een keuze tussen gebleekt en niet-gebleekt recylagepapier laat toe om zonder kwaliteitsproblemen aan alle functionele behoeften tegemoet te komen. Ook cursusdiensten georganiseerd door studentenverenigingen verbruiken veel papier. Gegeven hun omzet moet de KU Leuven de verenigingen sensibiliseren om daar verstandig mee om te springen. De KU Leuven moet er ook op aandringen dat de studenten met de drukkers onderhandelen over gebruik van ecolabel-gecertificeerde druktechnieken en gerecycleerd of ecolabel-gecertifieerd papier. Als coöperatieve vennootschap kan ACCO hier een belangrijke rol vervullen.
PRIORITEITEN Op korte termijn •
verkleint de KU Leuven de impact van (de productie) van haar IT-apparatuur;
•
voert de KU Leuven een gecoördineerd beleid voor het afdrukken van rapporten, thesissen en publicaties;
•
worden verdere stappen gezet in de integratie van duurzaamheidsaspecten in het aankoopbeleid van de KU Leuven.
33
VII.D. VOEDING UITDAGINGEN De Leuvense student besteedt de helft van het weekbudget aan voeding. In de nulmeting van 2010 zijn de maaltijden van studenten goed voor een uitstoot van 18.037 ton CO2e of 9,3%. Dat maakt van de maaltijden van studenten de op twee na grootste post binnen hun energieverbruik (na energieverbruik in de privé studentenverblijven en transport tussen de woonst en Leuven). 1.951 ton CO2e (of 10,8% van het totaal van de maaltijdimpact van studenten) wordt via Alma ingevuld.
CONCRETE STAPPEN Met Alma dient overlegd te worden hoe de studentenrestaurants een voortrekkersrol kunnen spelen in het aanbieden van duurzame voeding. De opties met een kleinere voetafdruk zijn trouwens meestal ook gezonder. Verduurzamen kan door regionaal in te kopen, seizoensgroenten in plaats van serregroenten te gebruiken (2 tot 4 maal minder CO2), een groter aandeel van groenten per portie aan te bieden (een half bord), runds- of varkensvlees vaker te vervangen door kip of ander gevogelte, enkel duurzaam gevangen of gekweekte vis op het menu te plaatsen en de voedselvoetafdruk (voedselkilometers, waterverbruik en CO2-uitstoot) van de maaltijden bekend te maken30. De prijszetting van de maaltijden kan daarbij een duidelijk sturend effect creëren; een vegetarische dagschotel kan bijvoorbeeld als goedkoopste maaltijd worden aangeboden. Daarnaast kan ook de presentatie de aangewezen keuze stimuleren. De studentenvereniging CORE, de Dienst Studentenvoorzieningen en Ecolife vzw gaven in 2013, tijdens de Leuvense Klimaatweek, de aftrap voor het 'KoOkT' project, een geslaagde actie rond duurzaam koken31. Vanuit de positieve dynamiek die deze campagne genereerde, kunnen andere initiatieven rond duurzame voeding samen met ALMA verder verkend worden. In de Almavestigingen is het gebruik van waterfonteintjes reeds verspreid. De KU Leuven kan waterfonteintjes ook stimuleren buiten die vestigingen, ter vervanging van gebottelde drank uit automaten of flessen32.
30 Vzw Ecolife berekende het verschil in kg CO2 tussen de populaire Almaschotel ‘stoofvlees op z’n Vlaams’ en de aangeboden vegetarische schotel van dezelfde dag. Stoofvlees kost 4,36 kg CO2–uitstoot, tegenover 0,86 kg CO2–uitstoot voor de vegetarische nasirolletjes. In de studie Virtanen, Y., Kurppa, S., Saarinen, M., Mäenpää, I., Mäkelä, J., & Grönroos, J. (2010) Carbon footprint of food-an approach from national level and from a food portion, Proc. 9th European IFSA Symposium, Vienna (Austria), p1143-9, werd een grootteordeverschil in CO2-uitstoot van bijna factor zeven vastgesteld tussen de meest en de minst impactvolle voedselportie. 31 Voor het KoOkT project, zie http://nieuws.kuleuven.be/node/12526 en https://www.facebook.com/ Kooktopkot. 32 Zie ook het initiatief van studentenvereniging CORE over kraantjeswater als duurzaam alternatief: www.thinkcore.be/kraanwater.php.
34
Het assortiment van voedingsproducten voor dagelijks gebruik (zoals koffie en thee) dat de Almashop aanbiedt, bevat reeds een uitgebreid aanbod Fairtrade-producten. In het kader van een verdere verduurzaming kan geopteerd worden om dat gamma aan Fairtradeproducten verder uit te breiden. Ook bij de catering die Alma verzorgt kan duurzaamheid een troef zijn en kan het duurzame aanbod verruimd worden. Zulke maatregelen met grote visibiliteit leiden ook tot een verdere sensibilisering bij de basis. Alleszins dienen dergelijke acties gekaderd te worden in het globale beleid van Alma, met bijzondere aandacht voor de continuïteit en de rendabiliteit.
Op korte termijn •
neemt de KU Leuven maatregelen om de voedselvoetafdruk van maaltijden in de studentenrestaurants te doen dalen;
•
wordt het assortiment aan Fairtrade-producten uitgebreid.
VII.E. GROEN Werken en leven in een gezonde omgeving is een basisrecht voor iedereen. De Verenigde Naties beschouwen milieu en gezondheid als topprioriteiten van duurzame ontwikkeling33. Daarbij wordt de positieve invloed van een groene omgeving op de gezondheid stilaan algemeen erkend. De KU Leuven maakt gebruik van een uitgebreid patrimonium aan gebouwen en infrastructuur voor onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. In dit micromilieu gaat de primaire bezorgdheid uit naar het scheppen en onderhouden van een veilige, toegankelijke en functionele leef- en werkomgeving. Hoewel een groene omgeving een heilzaam effect heeft op het algemene welzijn van medewerkers en studenten, en een groen kader omgevingsgerelateerde ziekten tot een minimum herleidt, blijkt de keuze voor groen steeds moeilijker te realiseren. Nochtans bevestigt een recente enquête onder studenten het belang van de factor ‘groene omgeving’ bij hun keuze voor de KU Leuven.
UITDAGINGEN Uit de nulmeting van de CO2-uitstoot valt op te maken dat de bijdrage van bomen en bossen aan klimaatmitigatie door koolstofvastlegging binnen de stadsgrenzen klein is; uiteraard kan wel onderzocht worden of de CO2-uitstoot deels (en associatiebreed) gecompenseerd kan worden door de aanplanting van bossen. Maar naast CO2-assimilatie levert de natuur in een verstedelijkte omgeving zoals die van de KU Leuven een brede waaier aan ecosysteemdiensten, zoals de buffering van de hitte ‘s zomers, de beheersing van fijn stof, recreatie en mentale ontspanning, en het draagvlak voor een duurzame natuur.
33 Griggs D., Stafford-Smith M., Gaffney O., Rockström J., Öhman M.C., Shyamsundar P., Steffen W., Glaser G., Kanie N., Noble I. (2013) Sustainable development goals for people and planet. Nature 495: 305–307.
35
Onderzoek en onderwijs aan de KU Leuven grijpen plaats in een spanningsveld tussen kortetermijnbehoeften en langetermijnevenwichten tussen mens en omgeving. De relatie tussen mens en omgeving is uit evenwicht, wanneer de groene leefomgeving wordt opgeofferd aan de uitbreiding van de infrastructuur. Deze vaststellingen leidden in Metaforum tot de oprichting van een themagroep ‘Groen & Gezondheid’. De ‘Visie op ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit in de regio Leuven’, opgemaakt door BUUR (Bureau Urbanisme: Johan Van Reeth) kan voor de universiteit een belangrijke inspiratiebron zijn om een kwalitatief verantwoord ruimtelijk beleid in de regio op een toekomstgerichte wijze te benaderen. De stad Leuven heeft een aanzienlijk groenpatrimonium dankzij de aanwezigheid van vijf ‘groene lobben’. De KU Leuven heeft gebouwen in een van deze lobben: de campus Wetenschappen is ondergebracht in de zeer waardevolle omgeving van het Kasteelpark Arenberg en het daarbij aansluitende kwetsbare overstromingsgebied van de Dijle (campus Celestijnenlaan). In een andere lob participeert de universiteit in het renovatieproject van de Parkabdij met de Molenbeek. Binnen de Leuvense ring en tussen de universitaire gebouwen ligt een relatief beperkt aanbod van publieke groene ruimte (St-Donatuspark, Keizersberg, Mariapark, Van Dalecollege en Kruidtuin) en privétuinen van kloosters en stadswoningen. De campussen van de KU Leuven zijn ingebed in het Ruimtelijk Structuurplan Leuven. De Directie Technische Diensten beheert de diverse sectoren zoals urbanisatie, parken en tuinen, groendaken en waterbeheersing. Op de verschillende campussen is er aandacht voor natuurwaarden, bijvoorbeeld voor de merkwaardige bomen en het oud bos in het Kasteelpark Arenberg en de waardevolle biotopen langs de Dijle. De uitdaging blijft om de systematische uitbreiding van het gebouwenpatrimonium en de verhoogde gebruiksintensiteit niet te laten resulteren in een degradatie van het natuurpatrimonium. Een nog niet aangesneden potentieel is dat van stadslandbouw op de campussen34. In dit kader kan ook verwezen worden naar het Ecologisch laboratorium KULAK, Ecolab35.
CONCRETE STAPPEN 1. De aandacht voor kwaliteitsvolle open groene ruimte moet gestaag groeien. De groei van de universiteit oefent onvermijdelijk druk uit op de groene ruimte van de campussen, maar deze ruimte verdient onvoorwaardelijk respect. Voor de Campus Celestijnenlaan is een masterplan uitgewerkt voor verdichting van de bebouwing met creatie of behoud van de groene ‘longen’. De inrichting werd toevertrouwd aan een gespecialiseerd bureau dat zorgt voor een kwaliteitsvolle en duurzame ontwikkeling van het groen op de campus. Te allen tijde moet bewaakt worden dat verdichting niet gepaard gaat met ondoordachte verzegeling door wegen, parkings en gebouwen, wat een sluipende invloed heeft op de waterbalans (met een groeiende oppervlakkige afstroom). 34 Voor het inspirerende verhaal van een ecologische groenten- en kruidentuin van 350 m2 op het dak van de Koninklijke Bibliotheek van België in hartje Brussel, zie www.potage-toit.be/?page_id=274&lang=nl. 35 Zie https://www.kuleuven-kulak.be/kulakbiocampus/ecolab/index.htm.
36
2. Een bijzondere uitdaging voor groenbeleid is de Campus Gasthuisberg. Deze site in ontwikkeling kent een hoge densiteit aan grote gebouwen, verharde wegen en parkeerterreinen, maar rustige groene ruimtes voor patiënten, bezoekers, studenten en personeel mogen er niet ontbreken. Ook hier werd een gespecialiseerd bureau aangesteld dat moet instaan voor de kwaliteitsvolle en duurzame ontwikkeling van het groen op de campus. Recent is al bereikt dat de terreinen van de Watermaatschappij aan de bovenrand van de campus ingericht kunnen worden als parkzone voor studenten en personeel. Het voorontwerp wordt in nauw contact met de academische experten opgemaakt. 3. Een duidelijke en doortastende visie op groen, de groene open ruimte en de rol ervan in relatie tot infrastructuurprojecten (gebouwen, ontsluiting) is nodig. Dat kan verschillende vormen aannemen, gaande van specifieke groennormen (oppervlakte- en afstandsnormen), groentoetsen (waar niet alleen kwantiteit, maar ook kwaliteit wordt meegenomen), instrumenten om ecologische efficiëntie van nieuwbouwprojecten te evalueren (bijvoorbeeld Biotopflächenfaktor in Berlijn, Seattle Green Factor), tot algemene analyse van de ecosysteemdiensten van groen in relatie tot de activiteiten en functies van de infrastructuur en kwantificering van ecosysteemdiensten door groen, inclusief economische analyse. In principe wordt bij ingrepen afgewogen wat de voordelen van groen zijn op korte en lange termijn. Daarbij kan het academische potentieel ingeschakeld worden om wetenschappelijk onderbouwd advies te leveren en als voorbeeld te dienen voor de stad Leuven, maar evengoed voor het internationale netwerk van universiteiten met een groene (historische) campus. Deze aanpak heeft natuurlijk pas kans op succes als hij in nauwe samenwerking met de beheerders, de gebruikers en de stad Leuven gebeurt. Voorbeelden zijn beschikbaar in een stedelijke context (bijvoorbeeld in Kopenhagen en Zürich) en een academische context (bijvoorbeeld aan Linköping University en Nottingham University).
PRIORITEITEN Op korte termijn •
zet de KU Leuven aandacht voor het milieu op het voorplan door academische expertise te betrekken bij de ontwikkeling van een kwaliteitsvolle en duurzame groenomgeving op de Campussen Heverlee en Gasthuisberg;
•
versterkt de KU Leuven haar visie op de rol van groen (ook in relatie tot infrastructuurprojecten); die visie maakt, via de koppeling van top-down en bottom-up benaderingen, een groene campus waar.
37
VII.F. GEZONDHEID EN WELZIJN Een duurzame KU Leuven impliceert ook aandacht voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van personeel en studenten. De voorbije jaren werd geïnvesteerd in een systeembenadering waarin via audits, procedures, interne VGM-plannen van departementen en faculteiten een integratie in de bedrijfsvoering nagestreefd en steeds meer bereikt wordt. Zo wordt niet enkel de invulling van de wettelijke verplichtingen georganiseerd, maar ook het ‘welzijn’ van personeel en studenten bevorderd. De dienst VGM en de arbeidsgeneeskundige dienst IDEWE zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van dit beleid en voor de bijhorende implementatie en advisering. Daarnaast zijn er de initiatieven naar studenten via het Medisch Centrum Studenten (MCS). Er werd zowel voor personeel als studenten een ‘Opvang schokkende gebeurtenissen’ voorbereid. Op het vlak van gezondheidspromotie werd onder andere al aandacht besteed aan rookbeleid, promotie van beweging en sport (UniefActief), ergonomie van de werkplek en alcoholbeleid. Een aanbod met betrekking tot preventie van burn-out en work-life balance wordt voorbereid. De KU Leuven kan ongetwijfeld een nog gerichter, coherenter en structureler beleid voeren om het psycho-sociale welzijn van personeel en studenten te bevorderen en problemen ter zake vroegtijdig te monitoren. Het verdient aanbeveling om bestaande initiatieven verder uit te bouwen en beter bekend te maken zodat de diverse kanalen voldoende laagdrempelig toegankelijk worden.
PRIORITEITEN Op korte termijn •
implementeert de KU Leuven het VGM-beleid verder zoals geformuleerd in de VGMbeleidsplannen 2006-2010 en 2011-2015;
•
neemt de KU Leuven, waar nodig, bijkomende initiatieven om het psycho-sociale welzijn van personeel en studenten te bevorderen.
VII.G. AFVAL De omvang van een organisatie als de KU Leuven betekent onvermijdelijk de productie van relatief grote volumes afval en afvalwater. In het verleden is daar op een aantal sites onzorgvuldig mee omgegaan, waardoor in het belang van mens en milieu bodemsaneringen noodzakelijk waren en zijn.
UITDAGINGEN Alleen al door de bedrijfsvoering heeft de KU Leuven in 2013 meer dan 200 ton afval geproduceerd. 38
De universiteit heeft sterk geïnvesteerd in een logistieke organisatie om een doorgedreven selectieve afvalinzameling mogelijk te maken. Voorbeelden daarvan zijn afvalzones in gebouwen, een containerpark en een afvalgebouw. De uitwerking en implementatie van het afvalbeleid van de KU Leuven is toevertrouwd aan de dienst VGM in samenwerking met de facilitaire diensten. Daarbij is er voor geopteerd maximaal samen te werken met eenzelfde externe partner voor het ophalen en verwerken van dit afval. Via het concept van Integraal Afvalbeheer wordt samen met deze externe partner verder gezocht naar verbeteringen in logistiek, selectieve inzameling en verwerking. Deze verbeteringen in de hele keten worden bij uitstek gezocht in de richting van verdere recycleerbaarheid, grondstoffenwinst en CO2-reductie. Daartoe is een afvalbarometer ontwikkeld die ook voor KU Leuven toegepast wordt. Daaruit blijkt dat de KU Leuven reeds goed scoort, ook in vergelijking met andere universiteiten: 48 % van het ingezamelde niet-gevaarlijke afval wordt omgezet in nieuwe grondstoffen; 24 % naar groene energie; 18 % naar grijze energie; slechts 10 % blijft onherroepelijk afval. In 2013 werd hierbij een CO2-reductie van 425 ton gerealiseerd ten opzichte van volledige afvoer als restafval. De KU Leuven kan in die lijn verder gaan dan de strikt wettelijk verplichte inzameling door ook de duurzaamheid van de totale keten in rekening te brengen. Daarbij zijn naast economische ook milieuwinsten realiseerbaar. Het risico-afval wordt vanzelfsprekend volledig selectief ingezameld met inachtname van alle veiligheidsvoorschriften. Het merendeel wordt verbrand met energierecuperatie. Ook hier werd de inzameling verder verbeterd, met een gunstig effect op de afvalwaterkwaliteit.
CONCRETE STAPPEN 1. Een betere selectieve inzameling door personeel, studenten en onderhoudsdiensten kan gerealiseerd worden via doorgedreven communicatie en sensibilisering. 2. Consequente keuzes met betrekking tot de afvalverwerking kunnen gemaakt worden door dit aspect in de toekomst als gunningscriterium in bestekken te integreren. 3. Consequente keuzes in het aankoopbeleid kunnen zowel de afvalpreventie als de impact van de uiteindelijke afvalverwerking in belangrijke mate sturen.
PRIORITEITEN Op korte termijn •
realiseert de KU Leuven, via doorgedreven communicatie en sensibilisering, een betere selectieve inzameling door personeel, studenten en onderhoudsdiensten;
•
zet de KU Leuven in op de verdere verduurzaming van de afvalinzameling en -verwerking.
39
VIII. Structuur en organisatie van het duurzaamheidsbeleid aan de KU Leuven De huidige organisatie van de KU Leuven is van die aard dat het duurzaamheidsdenken op acht niveaus structureel kan worden ingebed en systematisch aan bod kan komen bij het plannen, organiseren en uitvoeren. Leidraad daarbij blijft het universitas concept. 1. De vicerector en de Vicerectorale Dienst Duurzaamheid van de Rectorale Diensten. De Vicerectorale Dienst Duurzaamheid beschikt over minstens twee voltijdse stafmedewerkers, met standplaats in de Centrale Bibliotheek. Samen met de vicerector Duurzaamheid zetten zij alle activiteiten betreffende duurzaamheid op de kaart, waken zij over de aandacht voor duurzaamheid als een universitaire topprioriteit, en stimuleren zij de aandacht voor duurzaamheid in de werking van de bestaande diensten en faculteiten. 2. De Duurzaamheidsraad. Voortbouwend op de dynamiek van de Metaforum werkgroep ‘KU Leuven Klimaatneutraal 2030’ werd een Platform rond duurzaamheid opgericht, waar een brede waaier aan thema’s aan bod kwam. Alle geledingen van de KU Leuven namen deel aan het Platform. Na goedkeuring van het Beleidskader Duurzaamheid door het Gebu, de Academische Raad en de Raad van Bestuur heft dit Platform zichzelf op, om over te gaan in een Duurzaamheidsraad, voorgezeten door de vicerector Duurzaamheidsbeleid. De Duurzaamheidsraad geeft vanaf 2014-15 vorm aan het duurzaamheidsbeleid van de KU Leuven, ondersteunt het, en bereidt nota’s en richtlijnen voor. Richtlijnen zijn qua te bereiken resultaten bindend, maar de manier waarop ze geïmplementeerd worden is vrij (cfr. EU-richtlijnen). 3. Naast de Duurzaamheidsraad wordt ook een Duurzaamheidsforum KU Leuven sensu lato opgezet, voor overleg binnen de Associatie. Het Duurzaamheidsforum voert zelf geen beleid op de campussen, maar biedt de gelegenheid om, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, de visie en het beleidskader af te toetsen, informatie uit te wisselen, netwerken te vormen, elkaar te leren kennen en elkaar vooral te inspireren. De vicerector Duurzaamheidsbeleid zit het Duurzaamheidsforum voor. 4. Een Werkgroep Labo per sleutelsector. Per sleutelsector garandeert een Werkgroep Labo dat specifieke onderwerpen, eigen aan de sector, aan bod komen: (1) Werkgroep Labo ‘Onderwijs en Duurzaamheid’ (als subcommissie van de Onderwijsraad), (2) Werkgroep Labo ‘Onderzoek en Duurzaamheid’ (als subcommissie van de Raad voor Onderzoeksbeleid) en (3) Werkgroep Labo ‘Bedrijfsvoering en Duurzaamheid’.
40
Deze laatste Werkgroep Labo rapporteert aan de Directie Algemeen Beheer en staat in rechtstreeks contact met de bestaande werkgroep ‘Duurzaamheid’ (www.kuleuven.be/ duurzaamheid/werkgroepduurzaamheid). De directeur van de Directie Stafdiensten Algemeen Beheer en de directeur van de Directie Technische Diensten zijn leden van deze Werkgroep Labo. Elke Werkgroep Labo bestaat zowel uit experten van het academisch personeel en het administratief en technisch personeel als uit gebruikers (studenten en personeel); zo nodig wordt een Werkgroep Labo aangevuld met externen. De voorzitter van elke Werkgroep Labo rapporteert aan de Duurzaamheidsraad en wordt bijgestaan door de staf van de Vicerectorale Dienst Duurzaamheid. 5. Het Duurzaamheidspunt. Het Duurzaamheidspunt is een centraal en laagdrempelig aanspreekpunt met grote visibiliteit. Verankerd in de Centrale Bibliotheek, verzorgt het Duurzaamheidspunt niet alleen de interne interactie, maar ook de communicatie naar buiten toe. Het Duurzaamheidspunt (a) speelt nieuwe nota’s en richtlijnen door, informeert, promoot en stimuleert activiteiten; (b) herbergt een Meldpunt dat voorstellen en opmerkingen verzamelt; (c) biedt aan heel de universitas en de ruimere omgeving een plaats voor ontmoeting en netwerking rond het thema duurzaamheid en (d) is tenslotte ook de uitvalsbasis voor de Ecoteams: personeel en studenten die in hun eigen faculteit of dienst monitoren, coachen en een draagvlak creëren. Zij vertalen de specifieke bekommernissen naar het beleid, en faciliteren de implementatie van het beleid in een vertrouwde omgeving. Bij de Ecoteams sluiten ook nieuwe ‘Ambassadeurs / Ambassadrices Duurzaamheid’ aan; deze eretitel kan o.a. verleend worden aan REG-promotoren. Dit aanspreekpunt of loket met doorverwijsfunctie biedt een permanentie met een stafmedewerker, jobstudenten en stagiairs die universiteitsbreed gerekruteerd worden. 6. De Duurzaamheidsincubator biedt aan de hele universitas ruimte voor experiment en voor ontmoeting tussen mensen en disciplines. 7. Het Expertisecentrum Duurzaamheid. In het Expertisecentrum Duurzaamheid gebeurt onderzoek over en voor duurzaamheid, voor interne en externe opdrachtgevers. Het Expertisecentrum coördineert en promoot de initiatieven in het onderzoek rond duurzaamheid die aan de KU Leuven bestaan. Het Expertisecentrum bestaat uit een academisch kader van zelfstandig en ander academisch personeel en ook administratief en technisch personeel. Het ontwikkelt en verleent expertise, intern aan elke Werkgroep Labo, extern op regionaal, nationaal en internationaal vlak. Het Expertisecentrum rapporteert aan de Duurzaamheidsraad.
41
Het onderzoekscentrum Leuven Sustainable Earth Research Center (LSUE) is kandidaat om dit Expertisecentrum te dragen en verder uit te bouwen, in akkoord met het Platform Duurzaamheid. Het Expertisecentrum bouwt universiteitsbreed een sterke netwerkstructuur op voor de onderzoekers en centra die rond duurzaamheid werken, zoals de Steunpunten ‘Transities voor Duurzame Ontwikkeling’ (TRADO) en ‘Duurzaam Materialenbeheer’ (SuMMa), de interdisciplinaire onderzoekscentra zoals LONDO, en de clusters (o.a. KU Leuven participatie in het EIT KIC InnoEnergy netwerk met een Master in Energy en de ontwikkeling van Energyville, de SIM² KU Leuven cluster rond duurzaam materialenbeheer). 8. Klankbordgroepen waar duurzaamheidsthema’s besproken worden, zowel binnen de universitas als met externe experten en internationale collega’s. De klankbordgroepen kunnen ad hoc samenkomen, maar ook met regelmaat, bijvoorbeeld op een KU Leuven Dag van de Duurzaamheid. De klankbordgroepen rapporteren aan de Vicerectorale Dienst Duurzaamheid.
42
Tabel 4.
Structuur en organisatie van het duurzaamheidsbeleid aan de KU Leuven.
1. Beleidscoördinatie Vicerector Duurzaamheidsbeleid en Vicerectorale Dienst Duurzaamheid Samenstelling: vicerector Duurzaamheidsbeleid Katlijn Malfliet, secretariaat en minstens twee VTE stafmedewerkers 2. Bepaling van de strategie en opstellen van richtlijnen Duurzaamheidsraad Samenstelling: AP, ATP en studenten uit verschillende disciplines en sectoren, voorgezeten door de vicerector Duurzaamheidsbeleid 3. Netwerking Duurzaamheidsforum KU Leuven sensu lato Samenstelling: AP, ATP en studenten uit de Associatie KU Leuven, voorgezeten door de vicerector Duurzaamheidsbeleid 4. Beleidsvoorbereidend voor sectorieel beleid Een Werkgroep Labo per sleutelsector: ‘Onderwijs en Duurzaamheid’ (binnen de Onderwijsraad) ‘Onderzoek en Duurzaamheid’ (binnen de Raad voor Onderzoeksbeleid) ‘Bedrijfsvoering en Duurzaamheid’ (rapporteert aan de Directie Algemeen Beheer) Samenstelling: een deeltijdse VTE stafmedewerker van de Vicerectorale Dienst Duurzaamheid; per Werkgroep Labo: AP, ATP en studenten (en eventueel externen) Rapporteert aan: Duurzaamheidsraad 5. Communicatie en sensibilisering Duurzaamheidspunt, met Meldpunt en Ecoteams Samenstelling: een stafmedewerker van de Vicerectorale Dienst Duurzaamheid, bijgestaan door jobstudenten en stagiairs Rapporteert aan: Duurzaamheidsraad 6. Experiment en ontmoeting Duurzaamheidsincubator Samenstelling: de hele universitas 7. Onderzoek Expertisecentrum Duurzaamheid Samenstelling: AP en ATP, uit te bouwen vanuit LSUE Rapporteert aan: Duurzaamheidsraad 8. Klankbord Klankbordgroepen Samenstelling: de universitas, externe experten en buitenlandse collega’s Rapporteert aan: Duurzaamheidsraad
43
IX. Positionering van de KU Leuven binnen de stedelijke en internationale ruimte In haar beleid rond duurzaamheid weet de KU Leuven zich uitdrukkelijk geplaatst in haar onmiddellijke en wijdere omgeving. In de directe omgeving zijn de stad Leuven en de vzw ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’ partners bij het realiseren van duurzaamheid. De KU Leuven was op 9 november 2013 stichtend lid van de vzw, die zij als een bevoorrechte externe partner beschouwt. Het Duurzaamheidsforum KU Leuven sensu lato biedt een inspirerende plek waar medewerkers van de Associatie KU Leuven elkaar kunnen leren kennen, netwerken en informatie uitwisselen. Het Duurzaamheidspunt ondersteunt samen met de Dienst Communicatie van de KU Leuven de communicatie over duurzaamheid naar de regio. Voor onderwijsaangelegenheden werkt de KU Leuven samen met andere universiteiten en met het Ecocampusinitiatief van de overheid. In verband met de interne bedrijfsvoering worden contacten onderhouden met de stad Leuven, de vzw LKN2030 en het Agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid. Leden van de universitas, externe experten en collega’s uit binnen- en buitenland bespreken duurzaamheidsthema’s in de klankbordgroepen. Voor de KU Leuven is haar internationale karakter (zoals dat ervaren wordt op de eigen campus en op verplaatsing) een bron van inspiratie en een troef in de ontwikkeling van een duurzaamheidsbeleid. Zij onderhoudt de contacten met andere universiteiten (bijvoorbeeld in het kader van LERU) die duurzaam onderwijs, duurzaam onderzoek en duurzame bedrijfsvoering waarmaken.
44
X. Tijdstafel Op korte termijn (2016), middellange termijn (2025-30) en lange termijn (2050) biedt het onderstaande kader de mogelijkheden om aan de KU Leuven een effectief duurzaamheidstraject te realiseren. Op korte termijn, tegen 2016, voert de KU Leuven institutionele maatregelen door, met de oprichting van de hierboven voorziene instellingen: een Vicerectorale Dienst Duurzaamheid, een Duurzaamheidsraad, een Werkgroep Labo per sleutelsector, een Duurzaamheidspunt (met Meldpunt), een Duurzaamheidsincubator en een universiteitsbreed Expertisecentrum voor Duurzaamheid. De KU Leuven inventariseert haar onderzoek, onderwijs, organisaties, diensten en concrete acties rond het thema duurzaamheid. Het Beleidskader wordt voorzien van een Actieplan; de realisatie van goed zichtbare en snel uitvoerbare sleutelprojecten volgt. De Duurzaamheidsraad formuleert richtlijnen die aan het Gebu worden voorgelegd. Netwerken zijn een belangrijk onderdeel van dit beleid, zowel intern als extern (niet alleen met de stad Leuven en de Vlaamse overheid, maar ook met gerenommeerde groene universiteiten). Het eerste Duurzaamheidsrapport ziet het licht in 2016. Op middellange termijn, tegen 2025-30, verwezenlijkt de KU Leuven een verdere uitdieping van haar duurzaamheidsbeleid, met acties in de richting van de doelstellingen op lange termijn. Op lange termijn, tegen 2050, is er een groot aanzuigeffect voor de realisatie van onderwijs en onderzoek over en voor duurzaamheid en voor een duurzame bedrijfsvoering; de KU Leuven wordt als voortrekker en gerespecteerd gesprekspartner op het gebied van duurzaamheids- en transitiedenken erkend.
45
Addendum 1 Negen organisaties voor en door KU Leuven studenten die specifiek rond duurzaamheid werken
46
•
Humasol, met Kenneth Van den Bergh: duurzame energie in ontwikkelingslanden; www.humasol.be/
•
Noord-Zuidstudenten, met Marijke Doms: mondiale thema's van duurzaamheid; www.noord-zuidstudenten.be/leuven
•
The CleanTech Challenge, met Matthias Pletinckx: internationale ondernemingswedstrijd rond duurzame technologie; http://cleantechchallenge.be/
•
Academics For Development (AFD), met Bram Van Meldert: sociale impact in ontwikkelingslanden, sociaal ondernemerschap, social profit; www.academicsfordevelopment.be/
•
CORE, met Wouters Aerts: rationeel energiegebruik; www.thinkcore.be/website/index.php
•
The Blue Academy, met Matthias Floru: duurzaam innoveren en ecologisch ondernemen; www.theblueacademy.be/
•
UP, met Ilse Hoeven: zingeving, gemeenschap en solidariteit; www.kuleuven.be/up
•
YERA, met Giel Van den Broeck: denktank over energie; www.yera.be/
•
LOKO, met Mathias Bruyninckx: KU Leuven, KHL, Luca Lemmens en Groep T; http://loko.be/nieuws/
Addendum 2 Duurzaamheidsbeleid van enkele toonaangevende buitenlandse universiteiten UNIVERSITY OF NOTTINGHAM •
Strategisch plan 2010-2015: www.nottingham.ac.uk/about/values/universityvalues.aspx Duurzaamheid is prominent aanwezig met o.a. deze opdrachtsverklaring: “Our vision is to be recognised around the world for our signature contributions, especially in global food security, energy and sustainability, and health.”
•
Duurzaamheid: www.nottingham.ac.uk/sustainability/index.aspx Een uitgebreide en aantrekkelijke webpagina groepeert alle diensten en activiteiten. UN staat aan de top van UI GreenMetric World University Rankings voor 2013.
•
Mecenaat (‘Impact campaign’): ‘sustainable futures’ is 1 van de 5 onderwerpen: www.nottingham.ac.uk/impactcampaign/campaignpriorities/sustainablefutures/ sustainable-futures.aspx
UNIVERSITEIT GRONINGEN •
Strategisch plan 2010-2015: www.rug.nl/about-us/who-are-we/strategy/ strategischplan.pdf Duurzaamheid wordt één keer vermeld.
•
Duurzaamheid in de missie: www.rug.nl/about-us/who-are-we/sustainability met beleidsverklaring rond energie en milieu: “The University of Groningen is the most sustainable university in the Netherlands. The University has reached place 53 in the world-wide UI Greenmetric Ranking of World Universities 2012, the highest of all five Dutch universities that participated in the ranking programme this year.”
•
Getuigenis van initiator: www.rug.nl/about-us/who-are-we/sustainability/ dick-jager-sustainablility
LINKÖPING UNIVERSITEIT •
Strategisch plan: www.liu.se/om-liu/strategi?l=en
•
Duurzaamheid: sterk verankerd met o.a. een milieustrateeg en communicatieplatform: www.liu.se/sustainable?l=sv
47
UNIVERSITY OF CONNECTICUT •
Strategisch plan: http://advance.uconn.edu/2006/060424/06042407.htm = zeer compact zonder expliciete vermelding van duurzaamheid.
•
Duurzaamheid: goed georganiseerd en zeer zichtbaar met o.a. ‘Office of Environmental Policy’: www.ecohusky.uconn.edu/policystate.html UConn stond in 2012 aan de top van UI GreenMetric World University Rankings.
•
Mecenaat: ‘Sustainability Fund’ www.ecohusky.uconn.edu/CSF.html
HARVARD UNIVERSITY •
Duurzaamheid: http://green.harvard.edu/
•
Mecenaat (‘Climate Change Solutions Fund’): http://vpr.harvard.edu/internal-fundingopportunities-1
YALE UNIVERSITY •
48
Duurzaamheid: http://sustainability.yale.edu/ Office of Sustainability opgericht in 2005, met als doel de CO2-uitstoot tegen 2020 met 43% te reduceren.
RECTORALE DIENST DUURZAAMHEID Zwartzustersstraat 2 bus 5008 3000 LEUVEN tel + 32 16 32 93 01
[email protected] www.kuleuven.be/duurzaamheid