DUIKREIS PALAU - FILIPPIJNEN MAART - APRIL 2013 Op 21 Maart, de dag dat de lente begon, verzamelden we met z’n veertienen* in de grote vertrekhal van het treinstation van Brussel-Zuid. Het was geen sinecure om er op tijd te zijn want alle werkverplichtingen moesten eerst nog worden nagekomen. Echter, éénmaal in Brussel-Zuid aangekomen hadden we wel een zee van tijd om van deze drukte van jewelste te bekomen. We moesten immers eerst de trein nemen naar Schiphol, nadien zouden we een vlucht nemen naar Manilla (Filippijnen), met eerst een tussenstop in Taipei (Taiwan), en tenslotte ook nog een tweede vlucht van Manilla naar Koror, de hoofdstad van Palau. Met andere woorden, we zouden zo’n slordige 26 uren onderweg zijn, en eenmaal ter plekke tegen een behoorlijke jetlag moeten aankijken (8 uur tijdsverschil met België). De reis verliep vlot maar desalniettemin waren we allemaal opgetogen wanneer we, in het holst van de nacht van 23 (!) Maart, voet aan de grond zetten op dit kleine eilandengroepje in de Westelijke Stille Oceaan. Even situeren: Palau ligt zo’n 1000 km ten Oosten van de Filippijnen en zo’n 1200 km ten Noorden van Indonesisch Papoea, ietsje ten Noorden van de evenaar. Palau heeft een bewogen geschiedenis achter de rug en heeft onder Britse, Spaanse, Duitse, Japanse en Amerikaanse invloed geleefd. Nu, anno 2013, zijn ze eigenlijk onafhankelijk maar feitelijk zijn ze nog steeds heel erg verbonden – lees afhankelijk – van de Verenigde Staten van Amerika. De munteenheid is er de US Dollar en de tweede taal – na het Palauaans – is er het Engels. De temperatuur is er het hele jaar door aangenaam warm, zo’n 24 °C à 32 °C en de duiken zijn er dus ook bijzonder aangenaam! Maar vooraleer verder uit te wijden over het duiken, nog snel één bijzonderheid van Palau meegeven: gezien Japan veel dichterbij gelegen is dan de Verenigde Staten van Amerika en tevens gezien de goedkopere prijzen van Japanse wagens en de grotere beschikbaarheid van wisselstukken, is momenteel het gros van het Palauaans wagenpark Japans. De wagens in Japan hebben, net zoals in Engeland, hun stuur aan de rechterkant, maar gezien de historische Amerikaanse invloed wordt er ook nog steeds rechts gereden. Voor zover ik weet is dit de enige plaats ter wereld waar je rechts rijdt en waar de overgrote meerderheid van de wagens hun stuur aan de rechterkant hebben, op enkele oudere of luxueuzere Amerikaanse wagens na die hun stuur aan de linkerkant hebben. Palau is geen goedkope bestemming en om de prijs wat te drukken opteerden we voor een eenvoudig hotelletje. Wat telde was dat het linnen proper was, de douches functioneerden en vooral de AIRCO de kamer koel hield, en zo geschiedde. Ons hotelletje lag op zo’n 10 minuutjes rijden van het duikcentrum “Fish ’n Fins”. Dit duikcentrum werd gesticht door Francis Toribiong, nog een oudgediende van Cousteau en diens Calypso. Hij was het die zo goed als alle wrakken van de tweede wereldoorlog, bijna uitsluitend Japanse, in kaart bracht. Hij verkocht nadien zijn centrum door aan Tova en Navot Bornowski, de huidige eigenaars. Het is het grootste duikcentrum van Palau en het is zeer goed georganiseerd. De boten zijn geschikt voor zo’n 20 duikers en worden voortgestuwd door 2 motoren van elk 225 PK. Vaarsnelheden van 70 à 80 km/u zijn bij rustige zee geen uitzondering. * Koen, Caroline, Winand, Lieven, Ronnie, Pieter, Joeri, Jochen, Paul, Ria, Frans, Carlo, Gino en Alain. We vertrokken ’s morgens omstreeks 7.30 u met de boot, met drie volle flessen per persoon, al dan niet met nitrox gevuld, en ’s avonds kwamen we terug met drie lege flessen, zo eenvoudig
1
was het. Je bent begeleid door twee duikinstructors en een stuurman. De dag voordien spreek je af welke duiken je de volgende dag wenst te maken. De reistijden per boot draaien meestal rond de 45 à 60 minuten. Zo goed als al onze duiken gingen vanuit Koror, waar de duikbasis lag, zuidwaarts, naar de mooiste eilanden van het archipel. Het zijn allemaal kalksteenformaties die als paddenstoelen uit de zee schieten en mooi begroeid zijn met tropische vegetatie. Ze worden bewoond door grote kolonies sternen en af en toe zie je ook de fotogenieke keerkringvogels, met hun lange witte staartpennen, overvliegen. Ook de wolkenformaties zijn er prachtig en niet zelden sta je in de zon en wat verder zie je een fikse regenbui, of omgekeerd. De onderwaterwereld is er feeëriek met een afwisseling van groot en klein leven, van mooi begroeide drop-offs maar ook van intrigerende grotsystemen, van smalle kanalen waar je je door de stroming aan een verbazingwekkende snelheid laat meevoeren over de koraalformaties maar ook van tal van wrakken uit de tweede wereldoorlog, getuige van de verbeten strijd die er tussen de Japanners en Amerikanen geleverd werd van September tot November 1944 met als trieste balans meer dan 12.000
doden. De duiken die zeker indruk maakten waren de grotten van “Chandelier”, “Siaes” en “Blue Hole”. De “Ulong Channel” was dan weer zalig zweven, door de stroming meegevoerd, over een weelde aan mooie koralen, zonder te hoeven palmen, alleen maar sturen. De plaats waar haaien, schildpadden, grote Napoleons en af en toe ook een grote mantarog konden worden bewonderd was “Blue Corner”, “Peleliu Cut”, “Siaes Corner” en “German Channel”. De prachtige mandarijnpitvissen moet je dan weer dichter bij Koror zoeken, namelijk nabij de “Chandelier Cave” of zelfs gewoon in de haven van “Fish ’n Fins”. Daar tref je ook een hele resem kardinaalvisjes aan, de ene nog fotogenieker dan de andere. En dan zijn er nog de wrakken. Die liggen zo goed als allemaal in de nabijheid van de hoofdstad Koror. We doken er op het wrak van de “Iro”, een Japanse oorlogsbodem van 140 m lang, en op een niet geïdentificeerd wrak welke het “Helmet Wreck” genoemd wordt gezien de talrijke helmen die er nog op het dek liggen. Wat Palau echter wereldberoemd gemaakt heeft bij de duikers, maar ook bij het grote publiek, ondermeer door de films van Cousteau, is “Jellyfish Lake”. Dit is een klein zoutwatermeertje, binnen zo’n kalkstenen eilandje gelegen, alwaar miljoenen kwallen ronddobberen. Over de jaren heen verloren de kwallen, mogelijks door gebrek aan belagers, hun netelcellen, waardoor het perfect mogelijk is om te snorkelen tussen al deze pulserende wezentjes, zonder zich ook maar druk te hoeven maken om niet gestoken te worden. Wat mij betreft was dit zeker een
2
hoogtepunt van de reis, meer nog, het is een absolute must voor elkeen die het geluk heeft om ooit in
Palau te gaan duiken. Een pluim voor Koen die de organisatie van deze reis op zich genomen had! Van Palau ging het dan voor het tweede deel van de reis terug naar de Filippijnen. We vlogen allen samen terug naar Manilla waar we afscheid namen van Carlo, die reeds naar België terugvloog, en tevens van Joeri en Jochen die, omwille van een overlijden in de familie, onverwachts ook moesten terugvliegen. Ondertussen waren m’n vrouw Krista en m’n dochters Lhasa en Noumea evenals mijn moeder en ook Anne-Marie vanuit België overgevlogen en zij vervoegden ons voor de rest van de reis in de Filippijnen. We namen heel vroeg ’s morgens het vliegtuig naar Dumaguete op het eiland Negros Oriental gelegen, zo’n uurtje vliegen vanuit Manilla. Van daaruit voerde een taxi ons naar de “Pura Vida Dive Resort” in Dauin. In tegenstelling tot Palau kunnen we hier gerust spreken van een heel wat luxueuzere setting. Mooie bungalowtjes gebouwd in lokale stijl met inheemse materialen, een mooie tuin, een mooi zwembad en dit alles aan een idyllisch strand gelegen met zicht op de ons omringende eilanden (Apo, Cebu, Bohol en Siquijor). Ideaal voor de kinderen om te spelen, ideaal voor de volwassenen om te rusten... Maar, u raadt het al, we kwamen helemaal niet om te rusten! Neen hoor, met zo’n schat aan vissen en koralen van allerlei allooi en pluimage zou er gedoken worden en dit met een grote “G”. Het leuke aan deze lokatie is dat je er zowel “muckdives” kan doen als de meer klassieke kleurrijke “koraalrifduiken”. Muckdives zijn duiken op een ogenschijnlijk steriele en desolate bodem, vaak van lava of van slib, waar je, mits goede ogen (of een goede duikgids), de meest bizarre schepseltjes kunt tegenkomen: dwergvleugelpaardvissen, harlekijn- of zeegras spookfluitvissen, zeepaardjes, naaldpaardjes, zeenaalden, buisalen, slangalen, duivelsvissen, bladvissen, schorpioenvissen, hengelaarsvissen, octopussen, zeekatten, pijlinktvissen, dwerginktvissen, sterrenkijkers, hagedisvissen, scheermeslipvissen, scheermesvissen, panterbotten, spinkrabben, orang-oetan krabben, blaaskoraalgarnalen, haarstergarnalen en –galathea’s, heremietkreeften, ... Het is begrijpelijkerwijze een zeer gegeerde omgeving voor de macro-onderwaterfotograaf. Daarnaast heb je de prachtige koraalriffen, met hun onuitputtelijke vormen en kleuren van zowel zachte- als harde koralen en al de vissen die er hun huisje van gemaakt hebben. Het is haast ondenkbaar om nog iets
3
mooiers te kunnen scheppen! Ook hier gaat de onderwaterfotograaf letterlijk “in trance” en het is slechts de harde realiteit van een zich progressief ledigende duikfles die hem ertoe noopt om dit aardsparadijs te verlaten. Gelukkig herbeleeft deze duiker nadien, bij het overlopen van de foto’s, opnieuw deze wonderbaarlijke wereld. De mooiste koralen zagen we in de omgeving van Apo Island, een piepklein eilandje ten zuiden van Dauin gelegen. Deze koraaltuinen waren ook de thuis van talrijke groene schildpadden evenals van de uiterst giftige doch vredelievende geellipzeecobra’s. Om dan nog maar te zwijgen over de talrijke soorten anemoonvissen die drukdoend fladderen boven hun anemoon. Echte rakkers die vissen want ze deinzen er niet voor terug om tegen de duikbril aan te zwemmen van eenieder die zich ook maar te dicht bij de anemoon waagt. En zeggen dat ze op en al een 10-tal centimeter groot (klein?) zijn. Van een ander allooi, en hier moet je echt wel voor opletten zijn de trekkersvissen, die zich erg territoriaal gedragen in de buurt van hun nest. Zij kunnen de nietsvermoedende duiker ècht wel toetakelen met een lelijke beet, ongeacht of je nu een duikpak
aanhebt of niet. Na drie prachtige duikdagen in Dauin en omgeving namen we allen de boot, zo’n lokale trimaran voorzien van een afgeleefde doch functionele camionmotor, voor een vier uur durende oversteek langsheen de eilanden van Cebu en Siquijor tot aan het schiereiland Panglao, verbonden met twee bruggen aan het grotere eiland Bohol. Dit was alweer een unieke, luidruchtige en vooral doorweekte ervaring! We belanden op Alona Beach, een heel wat toeristischere plek dan Dauin, en “palmen” al gauw onze nieuwe vertrekken in. Ook hier weer een leuk hotelletje met klein zwembadje en functionele kamertjes, net wat de kinderen nodig hebben. Om aan de drukte van Alona Beach te ontsnappen verkoos Koen om de meerderheid van de duiken op Balicasag, een piepklein eilandje gelegen zo’n 5 kilometer voor de kust van Panglao, te doen. Een schitterende duikplaats alweer met deze keer impressionante drop-offs mooi begroeid met grote, kleurrijke koraalbladen waar de reuzenhengelaarsvissen het er blijkbaar ècht naar hun zin hebben. Ook de mooie Lamarck’s lierstaart keizersvissen evenals schitterende naaktslakken waren er in overvloed aanwezig. De kindjes mochten er ook snorkelen en de eerste keer dat Lhasa onderwater keek had ze al direct prijs: er zwom een mooie groene schildpad onder haar door. Enthousiasme alom! Helaas zat het duiken er voor een deel van de groep na twee dagen al op want zij hadden nog iets te goed, namelijk een bezoek aan het noorden van de Filippijnen. De andere helft van de groep had
4
geopteerd om het volledige duikprogramma af te werken en had het geluk om nog door te varen naar een derde duikresort, namelijk Cabilao. Onderweg kwamen zij een school grienden tegen, kleine walvisachtigen, die blijkbaar helemaal niet schuw waren. Ook nog een bezienswaardigheid van Cabilao waren de pygmeezeepaardjes, de Hippocampus Bargibanti, kleine zeepaardjes die wanneer ze volwassen zijn niet veel groter zijn dan één à twee centimeter. De kunst is om ze te vinden en ook weer hier heb je een goede duikgids voor nodig. Zelf ga je ze nooit vinden! Wij opteerden om nog op ontdekking te gaan naar het Noorden van de Filippijnen en hadden dus een “rustdag” ingelast in afwachting van onze avondvlucht die ons terug naar Manilla zou brengen. Gezien het eiland Bohol heel wat te bieden heeft, trokken wij er op uit om ondermeer de “Chocolate Hils” te gaan ontdekken. Dit zijn meer dan 1000 kegelvormige heuveltjes van zo’n 30 à 50 m hoog die het landschap een heel bijzonder aanzien geven. Onderweg gingen we ook een kijkje nemen in een “vlinderboerderij” waar heel wat kleurrijke vlinders rondfladderen in een groot, met netten afgezet park. Ook een bezoek aan de charmante spookdiertjes, piepkleine halfaapjes ter grootte van een gebalde vuist, drong zich op. Het zijn nachtdiertjes voorzien van grote ogen en heel tengere, ja bijna menselijke voetjes en handjes. Speciale beschermingsprogramma’s werden opgezet om te voorkomen dat ze zouden uitsterven gezien de grote druk van de mens op het natuurlijke biotoop van deze fragiele wezentjes.
Onze terugvlucht van Tagbilaran (Bohol) naar Manilla verliep vlekkeloos en na een rustig (voor sommigen) of minder rustig (voor anderen) nachtje, stapten we de volgende ochtend gezwind het busje in welke ons 10 u later en 300 kilometer noordwaarts zou afzetten aan ons hotel in Banaue. Dit dorpje staat bekend voor zijn mooie, eeuwenoude rijstvelden en is gelegen in een bergachtig landschap met pieken tot boven de 2000 m. Het is UNESCO werelderfgoed en het loont inderdaad meer dan de moeite om er eens een kijkje te gaan nemen. Je moet er wel een ganse dag bus voor over hebben maar ook weer hier is dit perfect te doen gezien het je een goed idee geeft van hoe het Filippijnse hinterland van Noord-Luzon er uitziet. We maakten zelfs een wandeling naar Batad, misschien wel hèt meest pittoreske dorpje uit de regio, en bleven er ook overnachten in een lokaal pensionnetje. Het dorpje is omgeven door fabelachtige rijstveldterrassen die je kan verkennen langsheen kleine, smalle paden. Wat verderop ligt er ook een imposante waterval die je kan bereiken
5
door het volgen van een stijl, glad en bijwijlen niet ongevaarlijk pad. Ook mamy, met haar 81 lentes de kranigste van de groep, overleefde deze wandeling en kocht meteen bij aankomst een T-shirt met de gevleugelde woorden “I survived the Batad rice terraces”. De dag erop reden we met ons busje alweer 300 kilometer, doch deze keer in omgekeerde richting, en stopten even voor Manilla, in Angeles. Na en kort nachtje waren we reeds om 5 u paraat om naar de vertrekplaats van Mount Pinatubo te rijden. Van hieruit stapten we over in twee afgeleefde Jeeps, elk zo’n 30 à 40 jaar oud, waarmee we gedurende twee uren doorheen een mineraal landschap ploeterden, omhoogrijdend naar de rand van de vulkaan. Sommigen herinneren zich misschien nog de uitbarsting van Mount Pinatubo in 1991. Dit was de op één na grootste vulkaanuitbarsting van de 20ste eeuw. Wel, 22 jaar na de eruptie is een groot gebied rondom de vulkaan nog steeds bedekt met een metersdikke stoflaag en probeert de natuur stilletjesaan weer de bovenhand te halen. Zo’n twee uren durende “gymkhana” met aftandse Jeeps zorgt er enerzijds voor dat je fantastische foto’s kunt maken maar ook dat je longen, keel, mond, neus en sinussen een stofkuur krijgen om nooit meer te vergeten. Een week na thuiskomst ben je nog steeds stof aan het opniezen. Het laatste stukje van de tocht leg je te voet af en je krijgt dan uiteindelijk de caldera te zien. Waar ooit eens een inferno heerste staat nu een rustig bergmeertje te kabbelen. Je zou er haast nog nostalgisch van worden. De terugweg met de Jeeps was al even fabuleus als de heenweg en halfweg mochten we zelfs twee uren wachten, orders van de kolonel, want een divisie van de U.S. Marines was er grondoefeningen aan het houden met Filipijnse grondtroepen zodoende dat we bijna te laat aankwamen aan de luchthaven van Manilla om onze internationale retourvlucht naar België te nemen. Echter, eind goed, al goed, we geraakten allen veilig terug in België en kunnen terugblikken op een onvergetelijke vakantie alwaar de natuurpracht, weze het onder, weze het boven water, welke we te zien kregen ons zowel dankbaar als nederig stemt. Een mens zou er haast stil van worden! Alain Melis
6