drempelgebed
Wanneer Gij zelf niet bij ons zijt, blijft dit huis leeg, en als Gij zelf niet met ons gaat, zijn wij vergeefs bijeen; wanneer Gij zelf ons niet verlicht, weten wij geen raad. Breng ons dan tot waar Gij zijt, tot voor uw lichtend aangezicht. Verdrijf het donker waarmee wij U bedekken. Maak dan uw stem hoorbaar, ons lied waarachtig en ons gebed bezield. Amen.
kyriegebed Niet alleen voor onszelf komen wij hier als geroepen, maar bovenal als mensen die weet hebben van uw beloften voor heel deze aarde, die het verlangen naar een nieuwe schepping koesteren. Waarom God, blijft er zo veel dat daarmee vloekt? Zo roepen wij samen: HEER, ONTFERM U! Waarom nog altijd mens en dier gekneveld, onder de voet gelopen, terzijde geschoven in die eeuwige jacht op roem, gewin, succes, macht? Waarom nog steeds ‘ mensen in de bang van de angst, in doodsnood? Zo roepen wij samen: HEER, ONTFERM U! Zo velen die moeten gaan verdwaald in donkere nacht, en zo velen die het hoofd afwenden. Hoe lang nog, Heer? Vanwege uw beloften roepen wij samen: HEER, ONTFERM U! Vanwege uw beloften blijven wij zingen: …… 1
zondagsgebed Onze tijden, eeuwige God, zijn in uw hand. Om ons riep Gij de dag uit de nacht, en ons hebt Gij het leven ingeademd, opdat het niet vervliegt tot niets. Gij, vaste bodem onder onze voeten, en hemel van bescherming boven onze hoofden, wat ons toevalt – leer ook ons onze dagen te tellen, om wijs van hart te worden, vrolijk van geest en getroost onze weg te kunnen gaan. Laten daartoe uw woorden in ons branden als een vuur voor hart en handen. Door Jezus Christus, onze Heer. Amen. Oud én wijs? In mijn Amsterdamse tijd Jarenlang werkte ik lang samen met de kerkmusicus Willem Vogel. (Zijn naam komt u veelvuldig tegen in het vorige zowel als het nieuwste Liedboek) Hij vertelde mij eens – hij was de tachtig al voorbij -‐ : ‘het is gek, maar hoe ouder ik word, hoe scherper ik in de verte kan kijken. Daar heb ik geen bril meer voor nodig.’ ‘Dat is – reageerde ik – opdat je straks ook scherp in de oneindigheid kan zien!’ Een oogarts vertelde mij eens, dat het inderdaad vaak voorkomt bij ouderen: dichtbij wordt het moeilijker, maar in de verte steeds scherper. Het is een mooi beeld, alsof op hoge leeftijd de onthechting van wat voorhanden is, toeneemt. Alsof de relativering van het nu steeds sterker wordt, en je er steeds meer van losraakt. Willem Vogel was overigens erg gestel dop het boek Prediker, en citeerde graag het door dit hoofdstuk geïnspireerde gezang Een ieder vecht zich moe aan onkruid ruig en sterk, en d’ opbrengst van ons werk valt straks een ander toe. En dan bedoelde hij ook de royalty’s voor al zijn bijdragen aan dat nieuwe liedboek… 2
Ervaringsdeskundige De mens, die wij “Prediker’ noemen, was zo’n oude man. Een mens die aan het einde van zijn leven de rekening opmaakt: wat heeft het allemaal voorgesteld? Wat is het waard geweest? Hij was wat je noemt een ervaringsdeskundige. Om hem te begrijpen, hoef je geen theoloog te zijn – want over God spreekt hi j nauwelijks, en gelovig hoef je ook niet te zijn, want tot Hem spreekt hij al helemaal niet. Je hoeft alleen maar de grote hoogten en diepe diepten van het leven verkend en gekend te hebben, geproefd en beproefd. Ervaringsdeskundigen van het leven, we zijn het allemaal. We hebben het allemaal meer of minder meegemaakt. Wij zijn alleen lang zo radicaal niet, en hangen niet al onze was zo buiten als Prediker. Wij ontleden onszelf niet zo naakt tot op het bot, geven niet zo onze diepste gedachten en twijfels bloot als hij. En gooien evenmin alles zo weg als waardeloos, lucht, damp, ijdel en leeg. Recht van spreken? Maar, de eerlijkheid gebiedt het te zeggen: deze woorden zijn koning Salomo in de mond gelegd; en wie zijn biografie kent, heeft gelijk als hij zegt, dat deze man wel erg gemakkelijk praten had, want hij kon het zich ook allemaal mooi permitteren, veel meer dan wie ook van ons. En klinken zijn woorden dán ook niet wat goedkoop, té gemakkelijk? Heeft hij recht van spreken? Maar ja, hij is geweest, waar wij graag zouden willen komen: macht, geld, seks, weelde, bezit – dat alles in overvloed. Maar ook de hoogste idealen en de diepste wijsheid staan in zijn rijtje. En allemaal denken we toch – stiekem of openlijk – dat veel daarvan ons geluk kan bieden, of nog groter kan maken. Niet dus – zegt deze ervaringsdeskundige. Hij gooit het ons meteen voor de voeten: mijn conclusie: het meeste van het leven is gebakken lucht! Heel dat leven van zoeken en experimenteren, van willen weten en beproeven, van zwoegen en sloven, van zwelgen en slempen, uitdagend klinkt het: het stelt helemaal niets voor. Zinloosheid Als je nadenkt over Predikers conclusie, is die van een huiveringwekkende bodemloosheid. ‘Waar doe je het dan allemaal nog voor?’ roepen we. En ook: hij zal toch wel wat overdrijven!’ Want zo beschermen we onszelf tegen die gapende leegte, dat lokkende ravijn van de absurditeit, van de zinloosheid. 3
Ik werd al als kind met deze ‘ levensvraag’ geconfronteerd. Ik hielp mijn moeder bij de afwas (het was nog ver vóór het vaatwasmachinetijdperk) en op een gegeven moment liet ze haar handen in het sop rusten, staarde in de keukenkastjes en mompelde: ‘waar doe ik het toch allemaal voor?’ Maar ze herpakte zich én evenzo de afwaskwast, en ging voort. Ze telt inmiddels 93 jaar….. Het feit, dat ik heel mijn leven dit incidentje heb onthouden, geeft wel aan hoe ik als kind al iets proefde van ‘’s levens raadsel.’ Prediker deed niet zelf de afwas, maar hij heeft alles, maar dan ook alles uitgeprobeerd. Hij heeft gepakt, wat hij pakken kon, genoten wat er te genieten valt. Alles gedaan – om het in de taal van vandaag te zeggen – ‘om er een kick van te krijgen’, om ‘zijn grenzen te verleggen’. Wat maakt het leven de moeite waard om geleefd te worden? Zelfs alle moeite waard? In het vergaren van veel kennis, in wetenschappelijk onderzoek? In een leven dat uit arbeid en werken bestaat? Of juist in het plukken van de dag, met de geneugten van ‘Wein, Weib und Gesang’? In het maken van verre reizen? In sparen en vergaren, het beleggen en uitbouwen van je hebben en houden? In nageslacht, waarin je denkt voort te leven? Elk sentiment, ieder ideaal, alle opsmuk en cosmetica, alle bezit en rijkdom – hij wijst het aan als maskerade van onze leegheid. Het stelt niks voor, want er blijft niets van over. Het is geen diepe Godsopenbaring, waar we hier de vinger bij leggen. Het is enkel er-‐varing – maar voor hem toch ook ‘Gods-‐ervaring’. Daarover straks nog…. Leraar – doorgeven van ervaring? Wat bezielt dan zo’n oude man om die ervaringen op te schrijven, en meer nog dit weten dat je aan het einde met lege handen staat, dat overheersende gevoel van vergeefsheid door te willen geven? Om zich op te werpen als een leraar? Met name ook van jonge mensen! Juist aan hen gunt hij – als je verder naar hem luister -‐ meermalen het plezier in het moment van het nu en hier; hij beveelt het zelfs aan: ‘geniet van je jeugd, van je lief, eet je brood met vreugde, koop die tijd uit! Want er komen dagen…..’ Gebruik de gelegenheid, zodat je nooit met spijt terug hoeft te kijken. Waarom zulke radicale ervaringen doorgeven? 4
Is het leven zelf niet de enige leerschool? Met alle builen, die we er aan vallen? Er zelf aan moeten vallen? Alle littekens die we oplopen? Maar ook alle geluksmomenten die we ervaren? En zeker de jongste generaties van onze dagen zijn niet meer gewend, dat levenswijsheid en ouderdom hand in hand gaan. ‘Dat zoeken we zelf wel uit, opa! U bent niet meer van deze tijd….’ Waarom in de Schrift? (Je kunt je ook afvragen: wat heeft ooit de oude rabbijnen en vervolgens ook onze kerkvaderen bewogen zijn woorden op te nemen in de Schriften, ze aan te wijzen als bronnen voor wie dorst heeft?) Niet om antwoorden te geven, maar meer misschien om vragen te leren stellen bij die dingen die zo ‘normaal’ heten: roem, geld, succes, macht? Wat is het doel, wat is de bedoeling van je leven? De immer terugkerende vraag van mijn moeder? God als bron, maar waarvan? Juist deze grote man die het grootste, het mooiste en het hoogste heeft gekend en in handen heeft gehad, legt tenslotte zijn vinger bij het kleinste dat hij kan aanwijzen. Dáár ligt de bron van je geluk. En dat is niet wat je zelf kunt bereiken, zelf kunt organiseren, nee, dat is wat je durft ontvangen. Klein geluk, dat kunnen oprapen in dankbaarheid. Dat – zegt Prediker – komt van God! Niet de grote dingen, de grote vragen, alle leed in de wereld, alle rampspoed moeten allemaal op zijn rekening geschoven. Maar alleen wat je wijs maakt, inzicht geeft en vreugde verschaft. ‘Wijsheid, kennis en vreugde’ (Stel je toch voor, dat dat bv. ééns ons televisieaanbod bepaalde….) Dat is een levenshouding, die specifiek mag zijn voor gelovige mensen. Gelovig is dan: vertrouwend, dat wie zijn hand op durft houden die ook gevuld zal zien. Jezus heeft – zo lazen we – die levenshouding nader ingevuld: hij tekent ons een man die heet in de kracht van zijn leven te zijn: hij vergaart, investeert, pot op, breidt uit, maakt winst, ziet dat alles als zijn grote streven en is daar ook zeer tevreden en gelukkig mee. Hij verschijnt nog altijd in de nieuwsrubrieken op de tv, zijn foto staat voortdurend in onze kranten. Hij is een wandelende successtory, bewonderd én jaloers bekeken. Hij feliciteert zichzelf: ‘Ziel, nog vele jaren!’ ( Statenvertaling) Die ‘ziel’ houd ik er er graag in, omdat dan ook in dat slotzinnetje staat: ‘die nacht eiste God zijn ziel op.’ 5
Wat is dat, des mensen ziel? Dat is wat je bent, je hachje, je zelfbewustzijn, onze ziel is ons ‘zelf’, onze eigenheid, \ Karel Deurloo zei van deze man eens: hij telt in jaren, maar heeft vergeten zijn dagen te tellen. -‐ naar de bekende regel uit psalm 90. Elke dag ontvangen als een uit te pakken cadeau, elke dag genieten van het licht dat over je is opgegaan, elke dag het dagelijks brood delen, het kleine geluk durven oprapen. Prediker rammelt met zijn woorden aan veel waaraan wij onze zekerheid ontlenen. Hij duwt ons terug in de zinloosheid van veel dingen, in de vluchtige nietigheid van het mensenleven. Zijn het dan alleen maar vraagtekens vanmorgen? Het is geen kant en klare boodschap. Noch in positieve, noch in negatieve zin. U kunt vanmorgen niet in één enkele zin verder vertellen, waar de dominee over gepreekt heeft…. Het zijn woorden, gedachten, ervaringen die tot nadenken willen stellen, die erom vragen bemediteerd te worden, overwogen, beproefd. Die vragen oproepen, zelfonderzoek vereisen, in de zoektocht naar de bronnen van ons leven, naar de bron van ons eigen zelf. Naar onze ‘ziel’. Wat zoek ik? Waarnaar streef ik? Wat is de zin van dit alles? Met deze woorden staan we behoorlijk dwars is op veel van wat onze tijd aanprijst. Haaks ook op veel van wat we zelf vaak ‘eigenlijk’ vinden. Wan wie vindt macht, voorspoed, status, bezit, rijkdom, niet belangrijk? Is het dan een troostrijke gedachte, dat je daar niet zo nodig achter aan hoeft? Dat er wezenlijker waarden zijn om je leven te leven, om je ziel te laten glanzen? Wat baat het je – zal Jezus elders zeggen – als je de wereld wint, maar daarmee je ziel beschadigt? Ik besef het, ik laat u vanmorgen vooral met vragen achter. Maar… Hebben wij misschien toch al iets van die blik die steeds scherper in de verte kan kijk? 6
Gebeden Goede en barmhartige God, naar U gaat onze dankbaarheid uit, als van U ontvangen wij de vreugde, -‐ als een kind naar ons lacht, -‐ als de zon naar ons knipoogt, -‐ als de geur van brood door ons huis trekt, -‐ als iemand het brood met ons deelt. U, grote God, danken wij voor al de kleine dingen die ons gelukkig maken, en waarin wij uw milde hand herkennen, -‐ als een omarming ons goed doet, -‐ als goede wijn ons verheugt, -‐ als wij in vrede bijeen zitten, U, Bron van ware rijkdom, u moeten wij zegenen met het lied op onze lippen om het ruisen van rivieren en het wuiven van de bomen, om al de goede vruchten in geuren en kleuren. En wij bidden: genees ons als we verslingerd raken aan macht, verblind worden door bezit, bevrijd ons als we verslaafd zijn aan jaloezie, aan afgunst, aan bezitsdrang, geef ons rust, als wij rusteloos zijn, zoekers, die het nergens kunnen vinden, als onze ziel zwerft, leer ons onze dagen tellen, elke dag een gegeven licht geef ons het genot van de jeugd, en de wijsheid van de ouderdom. gun ons de genade van de dankbaarheid – die immers maakt ons gelukkig, maakt ons open en ontvankelijk. Laat Christus in dit alles blijvend onze baken zijn. 7