/// *^
<>
•
PRIJS 10 C E N t s f ^ ^ ^
IR
'
B
-
DRANKZUCHT EN HOE DIE TEGEN TE GAAN DOOR
FELIX ORTT
1
\
\
UlïQAVE VAN DEN „NEDERLANDSCHE VEQETARIÊRSBOND" 1911
S
a
\
Nederlandsche, Vegetariërsbofldl , , ,
^\'X
HOOFDBESTUUR.^
^.X^\] ' ^ . ' % <\
Vooraitter: H- NObTHE^Niys, 27 Adm. v. Ghent-V , ^ n ^ ' ; ptmat, UWecht. , ^ ' ^^^^Mj^' Vice-Voorsitier: M. > VALK .L2I»^,, ^24 Nleuwstraat,,?^/, Y^YI' 'V«i , Den Haag. ^ ' ' K^^CxJ ^ ^Secreia^ns: , ^ ^T V ^ i/>^ 0^ 'Penningmeester: M. L. VAN DEl^ ES, Höorn-.j^iC .Cf^^^'^' ^'' | ( D. DE CLERCQ, Bloemendaal. '^} \ <MJ ' 1 Leden: \ G. A, OOTMAR, arts, Schotersingel, Haarlem j ) ' ^ Mevr. M.A.ORTT-SCHULLE'R'TOITPEURSUM, < "> "i| , ^ 383 Laan van Meëi'dervóort, Den Haag. ;l i 1
^n Soest.
^IBLIOTHBEK
w ^
F E Ü X QRTT,
VEGETARISCH
I
BUREAU:
Il, V E Q E T A W S C H E
1 '(^
BODE.
Reductie: FELIX ORTT, Soest. Administratie: M, L. VAN DER Es, Hoorn. Maaildelijksch Bondsorgaan: Prij3^f2,— per jaar. Wie op de hoogte wenscht te blijvfen' van de vege^tarische bewegihg in ons land en in het buitenland, léze dit tydschnft.
•
L / /
^.
DRANKZUCHT EN HOE ^ DIE TEGEN TE GAAN
^
'^1^ !
'^t^A
DOOR
FELIX ORTT
> i f, 't
,1
I
„La lutte pour Ie vegetarisme est aussi la lutte contre l'alcoolisme." Dr. HUCHARD, Memhre de l'Academie de Médecme de France.
t
.f t-^l
I
-H
K
^^\
UITGAVE VAN DEN „NEDERLANDSCHE VEQETARIËRSBOND' 1911
I (4
'i. t
Terwijl het vroeger, zoowel bij lichaamsziekten als bij maatschappelijke kwalen, gebruikelijk was de onaangename verschijnselen zoo goed mogelijk weg te nemen en onhinderlijk te maken, heeft men in de laatste tijden meer en meer begrepen dat dit niet de goede manier is die op den duur de gewenschte resultaten geven kan. Thans is men er op uit om van de aan 't licht tredende ziekteverschijnselen de dieper-liggende oorzaken op te sporen en die oorzaken weg te nernen — de rationeele ziektebehandeling. En daarnaast tracht men, voor zoover dit mogelijk is, door doeltreffende maatregelen de ziekte-oorzaken verwijderd te houden, gedachtig aan het wijze gezegde: voorkomen is beter dan genezen. Dit beginsel ligt ten grondslag aan de hygiëne, de gezondheidsleer, welke dan ook meer en meer op alle gebieden van persoonlijk en maat3
schappelijk leven gewaardeerd en bestudeerd wordt. Bij den strijd tegen de drankellende, met hoeveel warmte en toewijding die ook gestreden wordt, schijnt men echter nog niet voldoende van de bovengenoemde nieuwere beginselen doordrongen te zijn. Leest men de geheelonthoudersbladen, hoort men de lezingen en voordrachten der drankbestrijders, let men op de onderwerpen die op anti-alcoholcursussen ter sprake worden gebracht, dan ziet men weinig of geen aandacht geschonken aan datgene wat toch de grondoorzaak is van het alcoholisme, dat zulk een diep-invretende ziekte in individu en samenleving geworden is — namelijk de drankzucht. Want als er geen dranksuckl bestond, zou het zeer weinig inzicht en inspanning vereischen om den alcohol te laten staan. Als niet het lichaam schreeuwde om drank, zooals dat van den verslaafden rooker om tabak, zooals dat van den morphinist om opium of morphine, dan zou toch waarlijk het voor de hand liggend inzicht dat men als alcoholgebruiker zijn geld uitgeeft om er onvrede, armoede, ziekte, huiselijke ellende, een gedegenereerd nageslacht mee te koopen, voldoende zijn om verreweg de meeste drankgebruikers te nopen dat ellendige vergif voorgoed te laten staan. Maar 't is anders gesteld bij zeer velen. Er bestaat een tegenwerkende kracht waarop alle redeneeringen afstuiten; een kracht zoo sterk dat 4
zij vaak zelfs de overtuigden, de geredden, terugdringt in den jammerpoel en onredbaar ten gronde doet gaan — en die kracht is de drankzucht. Wil de anti-drankbeweging dus duurzaam succes hebben — in veel meerdere mate dan tot dusver; wil zij haar propaganda klemmender, haar arbeid vruchtbaarder, haar resultaten duurzamer doen zijn, dan behoort zij, veel meer dan tot dusver 't geval is, aandacht te wijden aan de drankzucht, en de middelen aan te prijzen en toe te passen welke de drankzucht kunnen wegnemen, of, beter nog, kunnen voorkomen. Daartoe willen we eenige opmerkingen maken, eenige gegevens bijeenbrengen, in de hoop dat zij de ernstige drankbestrijders mogen nopen tot meerdere belangstelling in en een dieper onderzoek van dit allergewichtigste onderdeel van het alcoholvraagstuk. Behalve een aangeboren drankzucht, ontstaan door oorzaken die vóór de geboorte reeds werkzaam waren, schijnen er twee groote oorzaken te zijn welke tijdens het leven van den mensch de drankzucht kunnen doen ontstaan. De eerste oorzaak is ondervoeding. Om kort, en toch duidelijk-overtuigend te zijn, wil ik mij hier bepalen tot een aanhaling uit het bekende werk van den Russischen arts W. Weressajew (pseudoniem van Dr. Smidowitch), dat in 't Duitsch verschenen 5
is onder den titel ^Beichten eines praktischen Arzteï' en ook in 't Nederlandsch vertaald is. De schrijver was, na kort in de praktijk te zijn geweest, tot het inzicht gekomen dat hij de allernoodigste ervaring miste; hij wenschte die aan een ziekenhuis op te doen, doch kon daar geen andere plaats krijgen dan als volontair zonder honorarium. Daar hij zelf geen middelen had, leefde hij uiterst armoedig. Hij vertelt daarvan: „Ik moest mij tot het allernoodigste beperken, 's Avonds sneed ik de franjes van mijn broekspijpen en naaide met zwart garen de gaten in mijn bottines ; als ik de rantsoenen aan de zieken voorschreef, las ik het voorschrift met afgunstige oogen, daar ik mij met een mengsel van thee en bloed moest voeden (een praeparaat tot tichelvormige steenen geperst). In dezen moeilijken tijd ondervond en begreep ik het' verschijnsel dat mij vroeger totaal onbegrijpelijk was, n.l. dat men zich wegens honger bedrinkt. Wanneer ik nu langs een herberg ging, werd ik met onweerstaanbare kracht daarheen getrokken; het scheen mij als de hoogste zaligheid om aan het helverlichte buffet, rijk voorzien van smakelijke spijzen, een paar borrels te kunnen drinken; en merkwaardigerwijze was het de drank en niet de spijs, die mij, halfverhongerde, het meest aanlokte, ofschoon ik volstrekt geen alcoholicus was. „Wanneer eens een roebel in mijn zak verdwaalde, kon ik de verzoeking niet weerstaan en bedronk me. „Toen ik mij later weder behoorlijk voedde, had evenmin als te voren de drank eenige bekoring voor mij."
Dit getuigenis van een medicus, geen alcoholist, 6
op eigen ervaring gegrond, schijnt mij zoo afdoende mogelijk toe, en zal waarschijnlijk geen ernstige tegenspraak ontmoeten. Doch wat we er uit leeren is dit: dat de drankellende onder het lompen-proletariaat niet maar afdoende te bestrijden is door geheelonthouders-propaganda alleen, zelfs niet door 't opzenden van de meest verslaafde dronkaards naar asylen; en evenmin alleen door de macht der religieuze opwekking zooals het Leger des Heils met zooveel toewijding tracht te bewerken. De tegenwerkende kracht is voor hen bij wie de drankzucht reeds te diep geworteld is, te groot; de verleiding loert eiken dag, elk uur, en vindt in het zwakke, onvoldoend gevoede vleesch een te machtigen bondgenoot. Behalve zedelijke verheffing moet men zulke menschen brengen een gezonde, voldoende voeding; dan eerst bestrijdt men hun alcoholisme met kans op duurzaam succes. Dit is echter een raad, die gemakkelijker te geven dan te volbrengen is; zij wijst er echter op dat het drankvraagstuk onafscheidelijk samenhangt met de vraagstukken van den arbeid en het pauperisme; en dat de waarachtige drankbestrijder behoort mede te arbeiden aan het tot stand brengen van een betere, rechtvaardiger samenleving, waar geen klasse van hongerlijders meer zal zijn. De tweede oorzaak van drankzucht is vleesch7
voeding. Ik vermoed dat deze stelling meer tegenspraak zal uitlokken dan de vorige; ik zal er daarom uitvoeriger bij stilstaan en meer argumenten ervoor aanvoeren. Vooraf wil ik de opmerking maken, dat ongeloovig schouderophalen van leeken of zelfs van geneesheeren niet de minste waarde heeft. Wie op dit punt nooit heeft nagedacht, niet heeft gestudeerd of geen ervaring heeft opgedaan en verzameld, heeft geen recht van meespreken, en zijn ongeloovigheid heeft geen waarde, onafhankelijk van den titel dien hij voor zijn naam schrijft. Wil men weten wat er van deze bewering waar is, dan moet men te rade gaan of bij medici die dit punt ernstig hebben bestudeerd en onderzocht en krachtens hun lijn van studie en hun ervaring tot gezaghebbende conclusies zijn gekomen; óf wel bij intelligente leeken, die aan eigen gestel, of door 't waarnemen van anderen een bepaalde ervaring dienaangaande hebben opgedaan. Vooral is van waarde het oordeel van leiders van dronkaards-asylen, die in deze richting ondervinding hebben verkregen. In de desbetreffende literatuur heb ik nooit een uitspraak van deskundige of ervaringrijke personen ontmoet, die beweerden dat ten opzichte van drankzucht het vleeschgebruik een onverschillige zaak was; maar talrijk zijn de getuigenissen dat vleeschgebruik den trek naar alcohol in de hand werkt en 8
dat omgekeerd onthouding van vleeschspijzen — het vegetarisch dieet — zeer gunstig is om de drankzucht te verminderen en weg te nemen. Alvorens eenige van deze getuigenissen aan te voeren, wil ik met enkele woorden een bedenking wegnemen, die mogelijk bij sommigen zou kunnen oprijzen, n.l. deze: of onthouding van vleesch geen middel is dat even erg is als de kwaal. Of de mensch inderdaad op den duur zonder vleeschspijzen kan leven, en of het ontberen van dit smakelijke voedingsmiddel niet een te harde eisch is om aan de patiënten te mogen stellen. Het antwoord kan kort zijn. Vleesch is een voedingsartikel dat zonder eenig bezwaar voor gezondheid of levensgenot kan gemist worden. Tal van personen in de beschaafde wereld, van de oudste tijden tot op heden, die vegetariër geworden zijn, hebben getuigd en getuigen nog dagelijks, dat door het weglaten van vleesch uit hun dieet hun gezondheid niet geleden heeft, doch veeleer verbeterd is; dat hun leven niet armer, maar veeleer rijker geworden is. Tal van volken, volkstammen en klassen, overal, in alle landen en klimaten over de wereld verspreid, leveren 't onweerlegbaar bewijs dat de mensch physiologisch geen behoefte heeft aan vleeschvoedsel om gezond, sterk en volhardend te zijn. En de nieuwere medische en physiologische wetenschap, die zich op 't punt van een zuivere plantenvoeding 9
nog aarzelend uitlaat, erkent in ieder geval algemeen, bij monde van haar meest uitstekende vertegenwoordigers, dat een lacto-vegetabiel dieet — een voeding bestaande uit producten van het plantenrijk, vermeerderd met zuivelproducten (melk, boter, kaas), eieren en honig — in geen enkel opzicht voor een vleesch-bevattend dieet behoeft onder te doen. Bovendien is vleesch een duur voedingsmiddel; vervanging van het vleesch door passende zuivelproducten en plantaardige voedingsstoffen geeft, bij een volkomen gelijke voedingswaarde, een belangrijke besparing aan kosten (volgens mijn berekening en ervaring een besparing van ruim 15%).*) Zoo mogen dan de onkundigen of twijfelmoedigen verzekerd zijn dat er tegen een vervanging van het gewone vleeschhoudende door een lacto-vegetabiel dieet geen enkel wetenschappelijk of redelijk argument is aan te voeren — een waarheid waarvan men zich in de talrijke nieuwere lectuur over 't vegetarisme desverkiezend verder kan doordringen, — zoodat daarmee ook de bedenking vervallen is als zou het weglaten van 't vleesch tot vermindering of opheffing der drankzucht in eenig opzicht gevaarlijk of nadeelig kunnen zijn. Het groote voordeel eraan verbonden, moge uit de volgende getuigenissen blijken : *) Zie F. Ortt. Het vegetarisme bezien van de economische en de ethische zijde. 1911. Prijs 5 cents.
10
r } 1
A
j '
^
Allereerst dan dat van Dr. James C. Jackson, oudste geneesheer van een asyl voor drankzuchtigen te Dansville, Livingston County, New-York. Dit getuigenis is niet van recenten datum (uit de 2e helft der 19e eeuw), maar omdat het oud is is het allerminst waardeloos; integendeel zijn waarde stijgt nu het door vele anderen in den loop der jaren een stellige bevestiging gevonden heeft. Het is derhalve passend met het getuigenis van dezen baanbreker, in ,The Laws of Life'' gegeven, te beginnen : „Tallooze onderzoekingen heb ik gedaan" zoo schrijft hij „waartoe ik speciaal in de gelegenheid was, en ik heb nooit iemand ontmoet, die aan den drank verslaafd was, of hij was min of meer een gulzigaard; en nooit heb ik vaneen dronkaard gehoord, die zorgvuldig een goede voedingswijze in acht nam. Wanneer iemand zich gulzig en overdadig begint te voeden, ontstaat bij hem een bijna of dikwijls een geheel-onoverkomelijke zucht naar prikkelende dranken. Het komt er daarom zeer op aan voor degenen, die de matigtigheid in drinken willen bevorderen, dat zij ook letten op matigheid in 't eten. Onze dronkaards worden niet gevormd in de kroegen, zij worden daar alleen maar ingewijd in 't gild der dronkaards. De ware opleiding tot dronkaards ontvangen zij aan hun tafel tehuis." „Het eten van prikkelend voedsel werkt op de zenuwen van de maag, en door deze worden de smaakzenuwen wederkeerig geprikkeld, wat de behoefte doet geboren worden om het gevoel van uitputting, dat ontstaat, tegen te gaan en aldus tot drankgebruik leidt." Evenwel is volgens Dr. Jackson het gebruik van prikkelend voedsel niet de eenige reden voor de drankzucht.
11
Deze ontstaat ook als ons voedsel niet die bestanddeelen bevat, die noodig zijn om in het verbruik van zenuwweefsel te voorzien. Onze zenuwen moeten evenzeer gevoed worden als onze spieren; ze slijten evenzeer af door gebruik en moeten door geschikt voedsel weer worden aangevuld en versterkt. Nu is 't opmerkelijk dat de zucht naar prikkelende stoffen en dranken juist ontstaat doordat de zenuwen niet genoeg gevoed zijn. Krijgen zij deze prikkels, dan is het gevoel van uitputting tijdelijk verbeterd; maar 't is maar voor korten tijd; dan hebben die prikkels uitgewerkt en wordt de uitputting erger dan te voren. Maar geeft men aan dit uitgeputte lichaam het voedsel, noodig om het zenuwweefsel weer te versterken, dan houdt de zucht naar die prikkels van zelf op. Dit is bij dronkaards ook het geval. Elke verslaafde dronkaard verkeert in dezen toestand, doordat zijn zenuwweefsel niet genoeg gevoed is en als 't ware uitgehongerd is. Dit geldt zoowel voor dronkaards, die aan den drank verslaafd zijn uit ondeugd, uit boosheid, als voor hen, die 't zijn uit zwakheid; zoowel dus voor hen bij wie 't in de eerste plaats een kwaad is als bij degenen, bij wie het meer een ziekte is." Dit inleidend betoog geeft Dr. Jackson om begrijpelijk te maken wat hij verder aanvoert. .Sedert 25 jaar kwam ik," zoo schrijft hij, .tot de overtuiging dat dronkenschap een ziekte is, die ontstaat door 't verbruik van 't zenuwweefsel, en die gewoonlijk haar hoofdzetel heeft in het netwerk van zenuwen dat achter de maag ligt. Sedert dien tijd heb ik niet minder dan een honderdtal verslaafde dronkaards onder behandeling gehad, waarvan sommigen zoo'n neiging tot drank hadden dat zij altijd-door dronken zouden geweest zijn als 't hun maar mogelijk was geweest; anderen hadden bij buien
12
regelmatig terugkeerende aanvallen van dronkenschap, en bleven dan een week of 14 dagen in dien toestand." .Elk van deze ong elukkigen had de achting voor zichzelf, zijn betrekking en zijn karakter verloren, en sommigen hunner zelfs aanzienlijke bezittingen. Alleen maar in twee gevallen van allen, die onder mijne behandeling waren, is het mij niet gelukt hun de lichamelijke gezondheid terug te geven; en onder alle middelen die aan hen beproefd zijn, zijn er (behalve de psychologische) geene, die zulk een krachtige uitwerking hadden als een vegetarische levenswijze en baden." „Het is onmogelijk dat iemand een dronkaard kan blijven, wanneer hij er toe kan besluiten om het gebruik van tabak, thee, koffie, specerijen, keukenzout, vleeschspijzen en medicijnen na te laten. Indien hij zijn voeding beperkt tot granen, vruchten en groenten, zoo eenvoudig mogelijk gekookt, en indien hij zijn huid rein houdt, kan hij op den duur zijn neiging tot drank niet behouden, maar moet hij die van lieverlede verliezen. In plaats van die neiging ontstaat een afkeer; zoowel zedelijk als wat zijn smaak betreft. Van de waarheid van deze bewering kan men zich in ons gesticht overtuigen, waar wij altijd personen onder behandeling hebben, die de slachtoffers zijn geworden van hunne onmatigheid." ,De patiënten zelve erkennen, dat de eerste aanleiding van hun terugkeer tot de matigheid niet moet gezocht worden in overwegingen van zedelijken aard, maar dat door hunne levenswijze die neiging hare kracht verloor en eindelijk uitstierf. Hieruit blijkt ten duidelijkste, dat wij in ons dagelijksch leven zeer kunnen meewerken om de neiging tot drankgebruik tegen te gaan." „Kinderen, die alleen opgevoed worden met melk en brood, vruchten en groenten, en die geen gebruik maken van vleeschspijzen, specerijen als peper en mosterd, en
13
van de prikkelende dranken als wijn en bier, die men gewoonlijk onder 't eten drinkt, worden nooit dronkaards. Wat een kind aldus smakelijk leert vinden blijit hem zijn verder leven bij. Die eenvoudige gezonde kost zal zijne zenuwen zoo gezond houden, dat hij nooit neiging zal krijgen tot bedwelmende of prikkelende dranken. Ik geloof niet, dat het mogelijk is den lust daarin op te wekken bij een kind, een jongen of een man^ die altijd voedzaam brood gegeten heeft en zich onthouden heeft van vleesch en specerijen. Houdt men deze van hem verwijderd, dan zal hij nooit naar drank talen. Als hij vermoeid en uitgeput is, zal hij vragen naar voedsel, niet naar prikkeling. Als hij dorst heeft verlangt hij water, geen bedwelmende dranken. En wanneer men daarbij rekent dat een der beste middelen om den dorst weg te nemen het vrije gebruik van vruchten is, dan zal men zien, dat in brood en vruchten het beste voorbehoedmiddel is. Een dronkaard, die dat een half jaar volhoudt, heeft zijn smaak voor drank verloren: mits hij in dien tijd ook niet rookt, geen medicijnen of specerijen gebruikt. „Hoe jammer is het, dat wij integendeel door onze verkeerde voeding aan onze kinderen de neiging tot drank opwekken; dat we onze jongelieden leeren steunen op opwekkende en prikkelende dranken, waarvan het einde zoo dikwijls dronkenschap is — wanneer men dit zoo gemakkelijk zou kunnen voorkomen. Het is mij onmogelijk gebleken dronkaards te genezen als ik hen toestond vleeschspijzen te gebruiken. Het vleeschgebruik houd ik voor een der grootste hinderpalen voor de genezing. Behalve de voedende bestanddeelen bevat het eenige stoffen of zelfstandigheden, die het zenuwstelsel zeer sterk aangrijpen, zoodat het op den langen duur daardoor wordt uitgeput, het weefsel verbruikt wordt en het niet meer in staat is zijn natuurlijke werkzaamheden te vervullen. Op
14
dezen toestand volgt een reactie, een terugwerking, die abnormaal is en zich openbaart in het hunkeren naar bedwelmend vocht, welke begeerte zoo sterk wordt, dat zij alle zedelijke banden verscheurt, het oordeel verduistert, den wil verzwakt en den mensch verlaagt tot een wezen met overprikkelde hartstochten, zonder eenige macht tot zelfbeheersching." „Daarom moet elke dronkaard, die zich aan onze behandeling toevertrouwt en in onze geneesinrichting wordt opgenomen, er in toestemmen het gebruik na te laten van tabak, thee, koffie, vleeschspijzen van welken aard ook en keukenzout — echter niet dadelijk den eersten dag van zijn aankomst — en — welke ziekte heiri ook treffe — afstand doen van gebruik van medicijnen ; volgt hij eenmaal deze bepalingen dan geschiedt zijn genezing langs den natuurlijken weg."
Tot zoover Dr. Jackson. Een andere bekende persoonlijkheid, die het verband tusschen het vegetarisme en de onthouding heeft uitgesproken, is Dr. J. Clark, in een voordracht, gehouden te Manchester 9 Februari 1887, die, toen hij zijn voordracht hield, elf jaar lang vegetariër en tevens geheel-onthouder was. Wel had het hem eerst moeite gekost, het vegetarisme vol te houden en het had een jaar geduurd voordat hij er goed aan gewend was; doch nu betreurde hij dat hij het niet zijn geheele leven lang gedaan had. Hij beschouwt vegetarisme en geheel-onthouding als de twee rails van een spoorweg, die naast elkaar loopen en bij elkaar hooren, en betoogt dat zij die zoowel onthouders als vegetariërs zijn, in veel veiliger omstandigheden
15
zijn wat betreft hun zedelijke en lichamelijke kracht dan hun broeders die maar één van de beide paden volgen. Wanneer onze vrienden de vraag stellen „Wat is de beste manier om menschen tot geheel-onthouders te maken en ze er bij te houden" antwoordt hij: „maak hen vegetariërs en zij zullen onthouders worden." Ook Dr. Clark wijst erop, dat door 't eten van vleesch dorst ontstaat, niet alleen naar alcoholische, maar naar alle dranken. Vergelijkt hij de menschen, die dierlijk voedsel gebruiken met zichzelf, dan ziet hij dat de eersten veel meer drinken dan hij, zoowel onder 't eten als tusschen de maaltijden. Voorts spreekt hij over de wijze, waarop vegetariërs staan tegenover het drankgebruik. „Ik heb een groote ondervinding gehad omtrent vegetariërs" zegt hij, „zoo groot misschien als die van één uwer in de zaal (waar hij zijn redevoering hield) en ik heb er maar drie gekend die alcoholischen drank gebruikten. Van deze drie hield één het een tijdje vol, en gaf toen het drinken op, omdat hij 't onmogelijk vol kon houden; het smaakte hem niet meer. De tweede gebruikte alleen nu en dan voor den vorm een glas wijn, en de derde gaf er zijn vegetarisme aan." Van hen, die zoowel vegetariërs waren als geheelonthouders, breken volgens Dr. Clark slechts zeer enkelen hunne belofte; maar wanneer iemand weder vleesch gaat eten, keert hij ook bijna altijd tot den drank terug. Daarom bestaat er geen vegetariër-dronkaard. Hij heeft vegetariërs gekend die in maanden lang niet gedronken hadden. Vegetariërs behoeven niet te vreezen voor de verieiding om te drinken, behalve misschien als de keukenmeid bij vergissing te veel zout in hun eten heeft gedaan.
In haar werkje , Vegetarianism the radical cure for intemperance" New-York 1890, haalt Harriet P. 16
Fowler den inhoud aan van een voorlezing door Ch. O. Groom Napier, F. G. S. gehouden voor de sub-sectie Physiologie van de British Association te Bristol, over de toepassing van een vegetarisch dieet bij drankzuchtigen. Hij heeft dit met succes in 27 gevallen toegepast, waarvan hij in zijn voordracht de beschrijving geeft (in genoemd boekje ook te vinden). Het voedsel dat hij vooral antagonistisch ten opzichte van alcohol beschouwt, is macaroni en verschillende soorten van boonen en linzen; verder niet-zuur brood met hoog gluten-gehalte. Hij verklaart opgemerkt te hebben dat de smaak voor specerijen, vleesch en alcoholische dranken samengaat, evenals daartegenover die van groenten, vetten en oliën te zamen behoort. Dat vleesch een prikkelende werking op het zenuwstelsel heeft en den weg bereidt voor onmatigheid, wordt in ditzelfde boekje o.a. gesteund door een mededeeling van Dr. Dundas Thomson in zijn geschrift „Experimental Researches on the Food of Animals", waarin hij de uitwerking verhaalt van een vleeschmaaltijd op Indiaansche inboorlingen welke gewoonlijk alleen plantaardig voedsel nuttigden. „Zij aten in volle weelde en propten zich vol alsof zij nooit meer eten zouden krijgen. Na een paar uur toonde, tot zijn (des reizigers) groote verrassing en vermaak, de uitdrukking van hun gezichten, hun gebabbel en gezwaai, duidelijk dat het feestmaal dezelfde uitwerking had als een bedwelmende drank of medicijn. De tweede tractatie werd door hetzelfde resultaat gevolgd."
17
Nog een argument voert Harriet Fowler aan, n.l. dat dronkaards bijna altijd aan gastritis (ontsteking van het maagslijmvlies) lijden, en dat vleeschvoedlng volgens Dr. Austin Flint {Practice of Medicine) bij chronische gastritis niet goed verdragen wordt en verboden behoort te worden. Vleesch verergert die kwaal en veroorzaakt ergen dorst, wat natuurlijk de drankverleiding tot het hoogste punt opvoert. In zijn rede gehouden bij gelegenheid van het 2e Nationaal Congres voor geheelonthouding te Amsterdam op 23 en 24 Mei 1899 herinnerde D. de Clercq aan de uitspraak van den bekenden drankbestrijder Dr. Richardson (2 Maart 1890): „De vegetariërs hebben groote diensten aan de zaak der geheelonthouding bewezen. Ook ik heb nog geen vegetariër ontmoet die sterken drank dronk."
Verder aan den zin in het niet-vegetarische tijdschrift Medical Visitor (Dec. 1898): „Het gebruik van vruchten doet de behoefte aan alcoholische dranken verdwijnen. Sinaas- en gewone appelen vormen de krachtigste bestrijdingsmiddelen van de drankzucht; hoe meer de dronkaards er toe gebracht kunnen worden deze vruchten te gebruiken, hoe minder behoefte ze aan iets anders zullen gevoelen."
Ook haalde hij de woorden aan van Dr. Dujardin— Beaumetz (geen vegetariër-uit-beginsel) die in zijn „Lessen in klinische Therapie" zegt: „Indien men veel vleesch eet, moet men er voor zorgen, dat het maagsap in overvloed aanwezig en behoorlijk zuur
18
is. Indien men bij het vleesch wijn drinkt, is dit logisch. Gij weet dat de alcoholische dranken het maagsap zuurder maken, dus moeten de zware eters ook drinkers zijn, dat verlangt de physiologie. Dit hebben zij, die zich minder uitsluitend met stikstofhoudende stoffen voeden, niet noodig. Uit dit oogpunt heeft dus de geheelonthouderssecte in Amerika, die zich „legumisten" (vrucht- en groenteneters) noemen en die zoowel alcohol als vleesch in den ban gedaan hebben, getoond een juist inzicht te bezitten."
Het is 12 jaar geleden sinds De Clercq een en ander onder de aandacht der geheelonthouders bracht, maar zijn woorden schijnen weinig blijvenden indruk gemaakt te hebben; nergens blijkt uit, dat onze Nederlandsche drankbestrijders zich meer dan vroeger hebben toegelegd op bestrijding der drankzucht met behulp van een vegetarische voedingswijze. Het is dus noodig deze getuigenissen te herhalen en met nieuwe te versterken, opdat er aan dit betreurenswaardig verzuim een eind kome. Dr. Jules Grand schrijft in zijn ^Philosophie de r Alimentation:' 1901 blz. 36, dat het ingewortelde alcoholisme zeer moeilijk te genezen is. „De geneesheeren die zich in 't bizonder met de genezing van 't alcoholisme bezig houden weten het wel; eenige dier specialisten die de leiding hebben van inrichtingen waar deze ongelukkigen aan hun toezicht onderworpen zijn hebben erkend dat, om hen op een duurzame en beslissende wijze te genezen, allereerst het vleesch en alle prikkelende spijzen of toevoegsels uit hun voeding ver-
19
wijderd moeten worden. Ziedaar een bemoedigend feit, een zwakke blauwe schemering in den somberen nacht dier hel welke drankzucht heet. — Waarom dan, nu hun statistieken zoo ontmoedigend zijn, hebben de directeuren van alle inrichtingen ter genezing van alcoholisten niet eenparig een zoo eenvoudigen maatregel beproefd, welke reeds in de handen van sommigen hunner zoodanige resultaten heeft afgeworpen dat zij haar zijn gaan beschouwen als een onmisbaar en onafscheidelijk deel der behandeling?"
Aldus vraagt Dr. Jules Grand terecht, die in zijn zelfde werk op een andere plaats opmerkt: „het alcoholisme is onder de vegetariërs onbekend."
Een waarheid waarvan ieder zich door navraag bij vegetariërs gemakkelijk overtuigen kan, en die toch tot nadenken behoorde te stemmen, waar 't te doen is, niet alleen om enkele personen tot onthouders te maken, maar om het alcoholisme als maatschappelijk verschijnsel uit te roeien. Volkomen hetzelfde, in andere woorden, zegt zijn nog meer bekende landgenoot Dr. Huchard, lid van de Académie de Médecine de France, een klinicus van Europeesche vermaardheid, die in het openingswoord bij gelegenheid van het vegetarisch congres te Brussel (1910) verklaarde: „het vleesch is geen opwekkend middel (tonique) maar een prikkelend middel (excitant)";
en ook: ,de strijd voor het vegetarisme is ook de strijd tegen
20
het alcoholisme, dien geesel der moderne tijden; en in een werk van Eduward Raoux dat niet genoeg wordt aangehaald {Manuel d' hygiene et de Vegetarisme; dajigers de la zoophagie, Lausanne 1881) is gezegd en bewezen dat de onmatigheid in vleescheten tot de onmatigheid in alcoholgebruik en allerlei buitensporigheden leidt."
Gaan we over tot andere autoriteiten. Dr. Jos. Oldfield zegt in de Herald of the Golden Age Jan. 1909 kort maar kernachtig: „Vleescheten en dronkenschap gaan hand aan hand."
Dr. H. C. Menkel verklaart in de Oriental Watchmann, Maart 1909: ,Het Tehuis voor Werklieden te Chicago, een inrichting waar jaarlijks duizenden dronken menschen komen, volgt een streng vegetarisch dieet."
Dezelfde Dr. Menkel, superintendent van het Mussoorie Sanatorium, schreef in een brief (opgenomen Veg. Bode 1909 blz. 376): „Er is geen twijfel aan de innige betrekking tusschen vleescheten en de drankgewoonte. Dit is herhaaldelijk in ons Sanatorium aangetoond. Wij vinden dat er maar één weg is, om duurzaam het lichaam te bevrijden van de zucht naar drank, en dat is door uit het dieet al zoodanige zelfstandigheden te verwijderen die een koortsigen toestand van het bloed in de spijsverteringsorganen teweegbrengen, welke toestand alleen door alcohol gestild kan worden. Vleesch is een der meest werkzame middelen om deze zucht in het gestel te voorschijn te roepen. Ik heb tal
21
van ervaringen met patiënten gehad die voor dit doel aan mijn zorg waren toevertrouwd."
Dr. med. Alfr. Pfleiderer te Ulm schrijft in zijn opstel „De principieele voorwaarden der geheelonthouding" {Zur Sonnenseite des Lebens): .Anderzijds geeft echter de vegetarische leefwijze een vergemakkelijking voor de geheelonthouding, welke niet naar waarde te schatten is. Niets geeft meer dorst dan vleeschkost.Doorde zoogenaamde .vleeschbasen" (alcalische stoffen welke het vleesch bevat) en die verwant zijn met het urinezuur, wordt het bloed van den vleescheter rijk aan urinezuur en scherp. Dat wekt het verlangen om deze stoffen door grootere hoeveelheden vloeistof te verdunnen, bij hem op. Nog erger wordt de behoefte aan geestrijke dranken daardoor, dat vleeschspijzen met zout en specerijen moeten toebereid worden, opdat zij niet laf zullen smaken. De door zout, peper en kruiden veroorzaakte scherpte verlangt nu door overvloedige hoeveelheid vloeistof weer uit het organisme weggespoeld te worden."
De uitspraak, waarmee hij zijn opstel begint, is de samenvatting van alle daarin voorkomende argumenten. Zij luidt: „Tusschen de beide strevingen eener hoogere beschaving: vegetarisme en onthouding van alcohol, bestaat de nauwste verwantschap."
Dr. Alex. Haig, de vermaarde Engelsche onderzoeker op 't gebied van voeding en aangaande den invloed van urinezuur op het gestel, schreef dd. 18 Dec. 1908 het volgende: „Het is de grondtoon van mijn onderzoekingen en erva-
22
ringen dat alle vormen van dorst naar prikkelende, opwekkende middelen rechtstreeks of zijdelings toe te schrijven zijn aan onnatuurlijk voedsel; en een feit is dat de groote meerderheid dergenen die tot een natuurlijk dieet overgaan en er eenige jaren lang trouw aan blijven, uit eigen beweging het gebruik van alle prikkelende middelen, die zij vroeger gewoon waren te nemen, opgeven."
In het werkje van de National Food Reform Association" „The Dietetic Treatment of Inebriety'' waarin bovenstaande uitspraak voorkomt, leest men ook de volgende verklaring van Dr. J. H. Kellogg, den bekenden leider van het Battle Creek Sanatorium, een medicus met reusachtige, ruim 30-jarige ervaring: „Vleeschspijzen bevatten urinezuur en verscheiden andere vergiftige bestanddeelen die den bloeddruk verhoogen door samentrekking der kleine slagaderen te veroorzaken. De onverteerde resten van vleeschspijzen ondergaan een rotting in den dikken darm en brengen nog andere vergiften voort, welke, wanneer zij in 't bloed worden opgenomen, de kleine bloedvaten doen samentrekken en verwoesten, waardoor ook de bloeddruk stijgt. Alcohol veroorzaakt door zijn werking op de vasomotorische centra, verlamming en verwijding dier kleine bloedvaten, waaruit aanstonds blijkt dat alcohol een soort van physiologisch tegengif is ten opzichte der vergiften die rechtstreeks of zijdelings uit vleeschspijzen voortkomen. Dit is de reden waarom de vleescheter zulk een trek naar alcohol heeft. Deze geeft verlichting van de abnormale spanning en prikkelbaarheid welke deze vergiften doen ontstaan. „Wij hebben hier aan het Battle Creek Sanatorium (Michigan U. S. A.) honderden personen behandeld die aan 't gebruik van alcohol verslaafd waren, en nog een veel
23
grooter aantal die verslaafd waren aan tabak. We bevinden bijna zonder uitzondering dat ons vleeschloos, vergiftiging tegengaand dieet den trek zoowel naar alcohol als tabak wegneemt." 19 Jan. 1909.
Dr. Paulsen bevestigt dit {The Aristocracy of Health bij M. F. Anderson) aldus: „Onze persoonlijke ervaring aan het Battle Creek Sanatorium leerde ons dat, wanneer wij een dronkaard op eenvoudig dieet van vruchten en granen stellen, zijn dorst naar sterken drank bijna met een tooverslag verdwijnt, en ook dat anderen die schijnbaar van deze gewoonte genezen zijn, onveranderlijk weer beginnen te drinken zoo zij tot het vleeschgebruik terugkeeren."
Hierboven is gesproken over het Leger des Heils, welks godsdienstige opwekking alléén niet bij machte is de drankzucht afdoende te bestrijden. We kunnen hier gelukkig aan toevoegen, dat de leiders van het Leger dit zelf beseffen, en dat zij aan hun geestelijke behandeling der lijders een Hchamelijke op vegetarischen grondslag toevoegen. Het resultaat daarvan drukt de British Health Review van 15 April 1909 in 't kort aldus uit: „De actie van het Leger des Heils, 't welk in zijn Huizen voor Drankzuchtigen een vleeschloos dieet invoert, verdient de grootste opmerkzaamheid met het oog op de uitstekende resultaten daarbij verkregen."
de
Iets naders hieromtrent kan men vernemen uit rede gehouden door de stafkapitein Helen 24
Hudson, Directrice van het Tehuis voor drankzuchtige vrouwen van het Leger des Heils. Deze rede is zoo belangrijk dat wij haar, ofschoon minstens 5 jaar oud, in haar geheel overnemen. „Men heeft mij verzocht hier enkele woorden te zeggen over het resultaat van onzen maatregel, om in ons Tehuis voor drankzuchtige vrouwen het vegetarisch dieet in te voeren. Ik kan in 't algemeen zeggen, dat de weldaden ervan onberekenbaar zijn, te veel om in het kwartier, dat mij is toegestaan om te spreken, recht te doen wedervaren. Ongeveer drie jaar geleden werd ik door invloed van Mevrouw Booth ertoe gebracht met deze voeding de proef te nemen. Laat mij vooraf zeggen, dat ik in het Tehuis vier jaren lang het gewone vleeschdiëet had gebruikt: ossenrib, ham, gezouten visch, zuur, peper, mosterd, oesters en azijn, enz. enz. en dat ik heel weinig vertrouwen had in het succes van dit nieuwe denkbeeld. Sedert dien tijd zijn honderd-en-tien vrouwen uit alle klassen der maatschappij door ons Tehuis gegaan; twee derden daarvan behoorden, voor zoover de gewoonte van drinken en bedwelmende middelen betreft, tot de allerergste gevallen; de meesten waren tusschen veertig en zestig jaar oud en waren sinds tien tot zelfs vijf en twintig jaar aan den drank verslaafd; sommigen zoo erg, dat andere tehuizen hun opname weigerden. Er waren er, die aan delirium tremens leden, en aan morphine verslaafden, die tijden hadden van woeste begeerte naar dit vergif, welke bij tijden tot krankzinnigheid steeg. Anderen waren zoo ontzenuwd en lichamelijk zoo achteruitgegaan doordat ze sinds weken of zelfs maanden geen behoorlijk voedsel gegeten hadden, dat ik er een heel zwaar hoofd in had wat wel 't gevolg zou zijn, als
25
wij hen dit nieuwe dieet gaven. Ik ben overtuigd dat ge 't met mij eens zult zijn dat ik een groote verscheidenheid van werkmateriaal had. — En nu de resultaten. Vooreerst — met de officieren. Zoowel ikzelf als mijne helpsters waren spoedig overtuigd dat wij een goeden stap gedaan hadden. We merkten dat de voortdurende spanning en zorg over ons werk plaats maakte voor een veel rustiger en vrediger gemoedsgesteldheid, en ook dat we beter konden denken en slapen. Dat was een groote winst, vooral voor mij zelf, daar ik, menschelijkerwijs gesproken, mijn plichten zeer zwaar was gaan vinden. Enkelen van ons hadden jaren lang geleden aan zeer hevige hoofdpijnen, welke langzamerhand verdwenen. We merkten ook dat we minder geneesmiddelen noodig hadden, en dat was iets nieuws voor mij, die mijn gansche leven bij dokters gezworen had, dank zij mijn opleiding als hospitaalverpleegster. Het duurde niet lang of ik zag dat de verandering, die bij ons plaats had, ook bij de verpleegden snellen voortgang maakte, doch hun treurige toestand maakte de verandering veel opvallender. Luie, ondeugende, opgezwollen, gulzige, slecht gehumeurde vrouwen, die log waren van jarenlang zuipen, wier lichamen allerlei vuile geuren uitwasemden, en die tot dusver weken en zelfs maanden verpleging vereischten, na in het tehuis te zijn opgenomen, herstelden tot mijn verbazing en vreugde spoedig, zoodat velen van hen zelfs in tien of veertien dagen in vrij normalen toestand waren. Een voorbeeld: — Het bleek, toen zij bij ons werd opgenomen, dat vrouw K. sinds zestien weken niet nuchter was geweest, en dat zij vijf en twintig jaar lang erg aan den drank geweest was. Op een donderdag kwam zij bij ons, woest door delirium tremens, zoo ziek, dat zij naar bed gedragen en gedurende acht en veertig uur zorgvuldig bewaakt worden moest; en desondanks was zij den volgenden
26
maandag op de been en na een week volkomen in staat om haar plaats bij de andere huisgenooten in te nemen. Na verloop van vier maanden hadden wij, praktisch gesproken, het vleeschdiëet met toebehooren afgeschaft. Over 't algemeen zijn de menschen veel gelukkiger. "^^ hebben niet meer dezelfde hevige buien van boosheid. Ze zijn tevredener, gemakkelijker voldaan en veel gehoorzamer. Een van onze grootste moeilijkheden was haar veranderlijk humeur tengevolge van de vreeseüjke neerslachtigheid waaraan zij lijden; dat is nu veel minder dan ooit te voren, en de algemeene gezondheidstoestand van allen is iets waar ik mij meer en meer over verbaas. Ziekten komen niet voor, wat onze medicus getuigen kan, en we hebben slechts één ernstig geval van ongesteldheid gehad te .Hillsboro' House" in vier jaar tijds, en dat betrof een officier, die de ziekte opdeed terwijl zij met verlof afwezig was. Gedurende de zeven jaren dat ik in het tehuis dienst heb gedaan, is er nooit een sterfgeval voorgekomen, zonder dat wê verplicht zijn geweest patiënten ten spoedigste naar het hospitaal te zenden om dit te voorkomen. Het is altijd mijn doel geweest een opgeruimden en hoopvollen geest in het Tehuis te doen heerschen, wat ik werkelijk als noodig beschouw. Vele vroegere verpleegden zijn nog vegetariërs en trachten deze voedingswijze in haar eigen huis en bij haar kennissen in te voeren, waartoe ze mij om recepten, kookboeken, enz. vragen. Ik zou gaarne eindigen met in enkele woorden eenige voorbeelden hiervan aan te voeren. No. I. Verliet ons met 't voornemen om haar hart flink aan spek en lappen vleesch op te halen, maar merkte dat alle trek daarnaar verdwenen was — en schreef om een kookboek. II. Zeer bevooroordeeld, maar nadat ze weg was schreef
27
beter v.eldl
'
" " ' " " " '« '"» " ' « " i veel
Vleël'ch^» w L ï t'"""'Psboaten r T " ' "'=met™'"" °- »='»<'sterken drank qe-
leefd h.7 . f
» 1 ten" ;%•" Tt'^H '"•" '"° "» ' - ' ™
j're.ïï:r;tnT.rLr:te:'rrir'' -i .e„,. errttr::"?" "'"•""""'"• ^.-«a..ketv,ee..„.d.e.r:tCn.™'=vaf d
r r r » : : : " " " " " ' *-««-i.werk.n,
="»-„,deeri;.\:r;n^-;-:-:'"
°'°^"=°°' Square 26 Fabr. 1908. „,at s i ™
'S 'S:1.:ÜX:'T vroeger v e " C e n ••
V
-=*•-»'-W"<-hebben
" " ' = " ™ ' " " ° ' ~ ^ " •"- " „
28
Hiermede kunnen wij de lijst van getuigenissen dergenen, die recht hebben tot meepraten in deze kwestie, besluiten. Wie nog niet overtuigd is dat hier een hoogst belangrijk, zoo niet het belangrijkste wapen in den strijd tegen het alcoholisme te vinden is, is gebonden door sleur of vooroordeel. Maar sleur en vooroordeel passen niet in de drankbestrijding. — „Ja maar de eisch van vegetarisme is toch overdreven . . . . " 't Eenige wat „overdreven" is, is de drankellende; en niets is overdreven wat hierboven is aangevoerd om aan die overdrijving een eind te helpen maken. — „Ja maar 't is toch wel wat al te erg, als men het vleesch moet verbieden " Hoe luidt de mooie leus der kloeke drankbestrijders? „Geen middel te kras!" En vooral geen middel dat bovendien alles vóór en niets van beteekenis tegen zich heeft. — „Ja maar het vegetarisme is impopulair, en we zullen de sympathie voor de drankbestrijding afbreuk doen als wij die koppelen aan een impopulaire beweging als 't vegetarisme " Dus het deugdelijk wapen tegen de diepste oorzaak der drankellende ongebruikt laten uit vrees voor impopulariteit! Waren de eerste voorgangers in den drankstrijd ook zoo bang om impopulaire dingen te zeaqen en te doen? Sinds wanneer is een kwaad 29
als het alcoholisme overwonnen door bange, waarheidschuwe, struisvogelachtige strijders? — .Ja maar mijn dokter hecht er weinig waarde " aann Sedert wanneer kijken de echte alcoholbestrijders door de oogen van ouderwetsche, bekrompen vakgeleerden ? Komt, drankbestrijders, geen „ja-maren" meer. Weest dankbaar dat ge een beter inzicht hebt in de grondoorzaak van 't kwaad dat ge bestrijdtweest dankbaar dat er door tal van bevoegden een krachtig middel gevonden is om dien wortel van 't kwaad uit te roeien; weest dankbaar dat gij nu weet hoe gij den drankstrijd in nieuwe, veelbelovende banen kunt leiden; weest dankbaar dat gij, behalve door uw persoonlijke onthouding van alcohol, ook nog door persoonlijke onthouding van vleesch, of, beter nog, door toetreding tot de vegetarische beweginj meer dan tot dusver uw persoonlijk leven kunt wijden aan dezen grooten, zoo bitter-zwaren, zoo dringend noodigen strijd onzer dagen. Geen middel te kras; geen poging te zwaar! Laat het niet langer gezegd mogen worden wat de vegetariër Gustav Debes terecht zeide: „Het onderscheid tusschen ons en de onthouders is dit • WIJ vegetariërs bestrijden de hoofdoorzaalc der alcoholellende en de geheelonthouders bestrijden slechts het direct té voorschijn tredende symptoom."
30
Laat het zóó worden dat wij niet langer spreken kunnen van een „onderscheid tusschen ons en de onthouders", maar dat van beide zijden alle, alle krachten ingespannen worden tot wegneming van de drankzucht zoowel als van de daaruit voortspruitende persoonlijke en maatschappelijke ellende. Nog een slotopmerking ter verheldering van 't bovenstaande: Onthouding van vleeschgebruik is een eisch geblekeft, door de physiologie gesteld en door de ervaring bekrachtigd, tot opheffing van de drankzucht. Het vegetarisme stelt als beslissende voorwaarde: onthouding van vleeschgebruik; dus het vegetarisme beantwoordt hiermede aan den gestelden eisch. Maar het vegetarisme omvat veel méér dan het volgen van een vleeschloos dieet. Het vegetarisme is de leefwijze die tot strekking heeft: vermeerdering van gezondheid en levensgeluk en toeneming van beschaving en menschelijkheid. Als zoodanig brengt het vegetarisme reeds vanzelf mede: onthouding van alcoholische dranken en bedwelmende genotmiddelen. De welbewuste vegetariër is vanzelf reeds daarmede geheelonthouder. Maar krachtens zijn beginsel ijvert het vegetarisme nog bovendien voor een hygiënische leefwijze, voor overvloedig genot van frissche lucht, zon en zuiver water, voor algemeene verbetering van voeding en kleeding, voor een menschwaardiger ar31
beidsleven, verbetering van woningtoestanden, tuinsteden, terugkeer tot het land, — in één woord: voor verheffing van het ware mensch-zijn: lichamehjk, intellectueel en geestelijk. En 't is niet te ontkennen dat al deze goede dingen, die het vegetarisme nastreeft, alle hun gunstigen invloed moeten hebben op den strijd tegen het alcoholisme. Hoe hygiënischer de mensch leeft, hoe gezonder hij zich voedt, kleedt en woont — des te minder vat heeft de alcoholverzoeking op hem. Hoe zuiverder en menschwaardiger de arbeidsvoorwaarden zijn, des te minder ontstaat reden voor ondervoeding als gevolg van werkeloosheid en de andere omstandigheden welke in onze tegenwoordige maatschappij tot pauperisme leiden. Hoe meer de mensch zich ontwikkelt en behagen vindt in geestelijk verheffende lectuur, in strevingen met een ideaal doel, des te minder zal hij zijn genoegen zoeken in beuzelarijen en ledigheid, die alleen „gezellig" worden door er bij te drinken. Zoo geeft het vegetarisme nog veel méér in den strijd tegen drankzucht en drankgewoonten dan vleeschonthouding alleen. Het voert den strijd tegen het alcoholisme over de geheele linie. Komt dan, geheelonthouders en vegetariërs — de handen inéén. FELIX
32
>
ORTT.
^r'ni'^v; i
-irf
mm
'^i/^r f
^v:.^.*
Lectuur over het Vepètansme" A 1 « verkrijgbaar aan den BROCHURENHANDEL te
., -^jW.
M
SOEST, tegen toezending van het vermelde bedrag i '^^•-^'^'^« 1
. '. f o.o! ^^4 F.iÖRTT. Wat is Vegetarisme?^ . F. ORTT. Propagandageschrift voor het vegetarisme '. 0,05 fDrie Stuivers Kookboek v .' - 0 4 5 , J - ^ J ^ ' Ï ^ Dr. F. SCHONENBERGER. Licht-luchtbaden. - 0,10 !%Wl'''w J. SPONHEIMER, Het Vegetarisme een econo-jf, ^^-^C '^S^-^W^MAZ'' mische noodzakehjkheid . . . . ^. ^'-^pWf ê k t f t ^ B SYBRANDY, arts. Wat men noodig heeft om gezond en krachtig tfe bhjven volgens gegevens der nieuwere wetenschap . , ^ 0.05 T LUIKJES, Waarom z;ijn wij^ ziek? Hoe kunnen wij gezond worden . . . . Is het voor den vegetariër moeihjk zich voldoende te voeden? J. HOWARD MOORE. Onze voeding in hefV ^^^l VW''^'^'^V% licht der Nieuwe Ethiek . \ . . . - 025 F. ORTT. Brieven oyer Gezondheid'>7', ^Cv^'.- 0.10 hwJê-., Dr. A N N A KINGSFORD. K I N O S F O R D . De D A ware ware voedirm Dr. ANNA voeding . - 0.75 - ^ * 'Y Het Vegetarisch Kookboek (Mevr. Valk) geb. f 1.25 ing - 0.90 M. SCHWANTJE. Humanitaire Ethieli^ . , v - 0.05 •"ir TOLSTOY. De eerste stap . . . '^'fi^'^^jVA't.-- ^•'^^ FELIX ORTT. Het Vegetarisme, bezien van de economische en de ethische zijde . - 0.t)5, x^ <
(•