Doorbraak toen en nu ¬ zestig jaar Partij van de Arbeid De oprichting van de PvdA in 1946 markeerde een historisch moment dat bekend is komen te staan als de Doorbraak: een poging om progressieven van uiteenlopende levensbeschouwelijke signatuur te verenigen in één partij. Herman Noordegraaf beschrijft de omwenteling, de feitelijke betekenis en de actuele relevantie van de Doorbraak: ‘Met het principe van de scheiding tussen kerk en staat moet de PvdA, zonder het los te laten, niet krampachtig omgaan.’
herman noordegraaf Het is niet gebruikelijk dat op een congres van de Partij van de Arbeid een dominee de hoofdtoespraak houdt. Toch was dat wat er gebeurde, zestig jaar geleden op het stichtingscongres van de PvdA, op 9 februari 1946. De vrijzinnig hervormde predikant dr. W. Banning deed dat in zijn hoedanigheid als voorzitter van de studiecommissie politieke partijen van de Nederlandse Volksbeweging, een uit de oorlog voortgekomen vernieuwingsbeweging die wat de politiek betreft een doorbreking van het vooroorlogse verzuilingswezen nastreefde. Maar dat een dominee dat deed en nog wel in zijn persoon was niet toevallig en was tekenend voor het nieuwe begin dat de nieuwe partij beoogde te zijn. In zijn slotwoorden, waarvan vooral de laatOver de auteur Herman Noordegraaf is socioloog en theoloog. Hij is voorzitter van het Trefpunt van Socialisme en Levensovertuiging in de Partij van de Arbeid. Noten zie pagina 15
ste zin lang zou blijven hangen, verwoordde Banning de bezieling van de nieuwe partijformatie: ‘Wij hebben ons laten leiden door een sterke verantwoordelijkheid: er móést een doorbraak komen, er móést een nieuw begin worden gemaakt, er moest aan ons volk een nieuwe weg worden gewezen. Nu wij hier samen de PvdA voorstellen aan ons Nederlandse volk (…) mag ik het dankbaar uitspreken: er is een doorbraak, er wordt een nieuw begin gemaakt, een nieuwe weg wordt geopend. Hier: de Partij van de Arbeid!’ De dag daarvoor hadden de sdap, de Vrijzinnig-Democratische Bond (vdb) en de ChristelijkDemocratische Unie (cdu) besloten zich op te heffen en op te gaan in de nieuwe partij. Voorts traden toe onder meer een groep uit de Christelijk Historische Unie (chu) en een van roomskatholieken rond het katholieke verzetsblad Christofoor. Waar lag nu dat nieuwe in, dat wordt aangeduid met dat woord ‘doorbraak’? De ‘doorbraakformule’, die ik verderop nader zal toelichten,
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 9
31-01-2006 18:17:50
Herman Noordegraaf Doorbraak toen en nu — zestig jaar Partij van de Arbeid beoogde de politieke verzuiling te doorbreken door de relatie tussen partij en levensbeschouwing anders te formuleren en vorm te geven dan én in de sdap én in de confessionele partijen gebeurd was. sdap en kerk en godsdienst
10
Bekend is de uitspraak van Marx dat godsdienst opium van het volk is. Godsdienst werd door hem ¬ evenals politiek, recht, cultuur, enzovoort ¬ gezien als een afgeleide van de sociaaleconomische verhoudingen. De keuze voor het socialisme was geen morele keuze, maar vloeide voort uit inzicht in de sociaal-economische verhoudingen. Een weerslag van deze opvatting vinden we in het eerste programma van de sdap, dat van 1895, als gesproken wordt over arbeiders die tot bewustzijn van hun taak in de klassenstrijd zijn gekomen. Opvallend is dat we de uitdrukking ‘godsdienst is een privézaak’ niet letterlijk terugvinden, terwijl we deze wel aantreffen in het programma van Gotha (1875) en Erfurt (1891) van de Duitse sociaaldemocratie. Dit laatste programma was het referentiekader geweest voor het programma van de sdap. Vanuit deze opvatting wilde men, evenals de liberalen, de scheiding tussen kerk en staat doorvoeren en de invloed van de kerk op het openbare leven en de bevoorrechting van de kerk beëindigen. Zoals het in het Erfurter programa stond (in de Nederlandse vertaling van 1901): ‘De godsdienst wordt privaatzaak. Geen staatsgelden worden meer besteed voor kerkelijke en godsdienstige doeleinden. De kerkelijke en godsdienstige gemeenschappen zijn als private gemeenschappen te beschouwen, die haar aangelegenheden geheel zelfstandig regelen.’ In het sdap-programma wordt kort en krachtig gesteld ‘scheiding van kerk en staat’. De partij sprak zich als zodanig niet uit over godsdienst, wat impliceerde dat zij in dit opzicht neutraal wilde zijn. Dit betekende ook dat zij het militante atheïsme van het vroege socialisme, mede omdat dit anarchistisch van aard was, niet
overnam. Impliciet speelde echter wel degelijk het historisch materialisme een levensbeschouwelijke rol door de daarin vervatte visie op de ontwikkeling van de geschiedenis en de rol van de arbeidersklasse. Waarschijnlijk hebben twee redenen een rol gespeeld bij deze officieel neutrale opstelling. Er was de strategische overweging dat als de sdap aan invloed wilde winnen, zij ook de protestants-christelijke en rooms-katholieke arbeiders moest zien te bereiken. Ten tweede gold het principe van de geestelijke vrijheid. Deze lijn werd ook als officiële partijlijn vastgehouden in reacties op verzoeken van de vrijdenkersvereniging De Dageraad om kerk en godsdienst te bestrijden, omdat deze obstakels waren op de weg van de vooruitgang. In een motie aangenomen op het partijcongres van 1897 sprak de partij uit dat het socialisme alle arbeiders ongeacht hun geloof kon omvatten. Zij hadden immers dezelfde economische belangen.
Men zou kunnen zeggen: was voor de confessionelen de godsdienstige antithese het belangrijkst, voor de sdap was dat de sociale Met dat alles was er onmiskenbaar ruimte binnen de partij voor degenen die zich op hun godsdienstige overtuiging beriepen. Maar tegelijkertijd bestond er een groot verschil in geestessfeer tussen de sdap en godsdienstige kringen. En dat werd stevig gevoed door kerken en kerkelijke leidslieden. Abraham Kuyper, de leider van het gereformeerde volksdeel proclameerde een antithese tussen de ware gelovigen en niet-gelovigen en wierp deze gedachte onverkort ook in de politieke strijd. In navolging van de pauselijke encyclieken veroordeelde de rooms-katholieke kerk scherp het socialisme vanwege zijn revolutionaire, op de klassenstrijd gebaseerde, inzet en ongodsdienstig karakter.
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 10
31-01-2006 18:17:50
Herman Noordegraaf Doorbraak toen en nu — zestig jaar Partij van de Arbeid Men zou kunnen zeggen: was voor de confessionelen de godsdienstige antithese het belangrijkst, voor de sdap was dat de sociale. religieus-socialisme Een kleine minderheid binnen de kerken weigerde zich bij het volkomen antithetische ‘christen óf socialist’ neer te leggen. De eerste georganiseerde beweging van christenen die voor het socialisme kozen vormde een groep van vrijzinnig hervormde predikanten in Friesland rondom het blad De Blijde Wereld, dat in 1902 voor het eerst verscheen. Zij sloten zich na enige tijd aan bij de sdap. Deze ‘rode dominees’ wilden binnen kerken en de partij opkomen voor het goed recht van de formule ‘christen én socialist’. Uitdrukkelijk wilden zij de partij niet op confessionele grondslag plaatsen. Zij wilden zich solidariseren met de arbeidersklasse op grond van bijbelse motieven als gerechtigheid (dat een keuze inhield voor armen en verdrukten). Hoewel zij veel van de socialistische maatschappij-analyse overnamen, was hun socialisme toch een ander gekleurd socialisme dan dat van aanhangers van het historisch materialisme. Dat kwam goed tot uitdrukking in een discussie bij de herziening van het partijprogramma. De marxist Van der Goes stond met betrekking tot het kapitalisme een formulering voor waarin werd uitgesproken dat dit ‘economisch verouderd en daarom zedelijk veroordeeld’ was. Met succes verzette de Blijde Wereld-dominee J. A. Bruins zich tegen het woordje ‘daarom’. Daarmee was de mogelijkheid opengehouden dat leden op morele gronden het kapitalisme veroordeelden. De voorman van het religieus-socialisme zou W. Banning (1888-1971) worden. Na een predikantschap was hij werkzaam als directeur van de Vereeniging Woodbrookers in Nederland, dat in haar centrum te Barchem religieus georiënteerd vormingswerk organiseerde dat zich kenmerkte door de methode van de dialoog met het oog op religieuze en culturele ontwikkeling en de versterking van maatschappelijke betrokkenheid.
Binnen de vereniging was er een afzonderlijk werkverband dat zich op de arbeiders richtte, de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers (de ag), die in de jaren dertig eigen centra kreeg in Bentveld en Kortehemmen. Met de ag was Banning in het bijzonder verbonden. In de jaren dertig werd hij partijbestuurslid. Een belangrijk medium dat Banning ter beschikking had was De Blijde Wereld, waarvan hij vanaf 1926 redactielid was en dat in 1932 de naam Tijd en Taak kreeg (de oorspronkelijke naam was nu toch wel te idyllisch!).
De ‘rode dominees’ wilden binnen kerken en de partij opkomen voor het goed recht van de formule ‘christen én socialist’ Vanuit zijn religieus-socialistische inzichten heeft Banning een belangrijke bijdrage geleverd aan de heroriëntatie van de sdap. Hij had het werk van Marx grondig bestudeerd en onderkende het belang ervan. Het had het vertrapte proletariaat een perspectief geboden. Voorts deelde hij het inzicht dat grondige analyse van de samenleving noodzakelijk was voor adequaat politiek handelen. Maar bij het socialisme ging het ten diepste om een levensbeschouwelijkmorele keuze. Het historisch materialisme was in zijn dogmatische vorm wetenschappelijk niet houdbaar. Bovendien wilde Banning het bereik van de sdap verbreden: deze moest niet alleen arbeiders aantrekken, maar ook andere sociale groepen. Juist door te beklemtonen dat het om een morele keuze ging, die belangen oversteeg, konden ook die andere groepen aangesproken worden. Voorts konden zo ook mensen die op confessionele partijen stemden, bereikt worden. Dit alles was strategisch van groot belang: de sdap kreeg maar een minderheid van de kiezers achter zich en bevond zich in een isolement. Verdieping en verbreding ¬ daar ging het Ban-
11
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 11
31-01-2006 18:17:50
Herman Noordegraaf Doorbraak toen en nu — zestig jaar Partij van de Arbeid ning om. Een eerste vrucht van zijn inzet en die van anderen was de heroriëntatie die het partijprogramma van 1937 te zien gaf door expliciet morele motieven te noemen als grondslag voor het socialisme. In de jaren dertig organiseerde Banning op de Woodbrookerscentra ontmoetingen tussen mensen uit verschillende levensbeschouwelijke kringen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam er een nieuwe dynamiek op gang, toen in een
Aan de Doorbraak lag de over tuiging ten grondslag dat levens beschouwing en moraal van wezenlijk belang waren voor het democratisch socialisme
12
mate die nog niet eerder was vertoond in het verzet en de gijzelaarskampen gesprekken tussen personen uit de rooms-katholieke, protestants-christelijke, socialistische en progressiefliberale elites plaatsvonden over de vernieuwing van Nederland na de oorlog. Daarbij lag uiteraard ook de ontreddering van de crisisjaren nog vers in het geheugen, toen de regering-Colijn een in wezen conservatief kapitalistisch beleid voerde. Die ontreddering mocht nooit meer terugkeren. Daarom zouden conservatieve en progressieve christenen niet in één politieke partij moeten blijven, maar zouden progressieven ook bij verschil in levensbeschouwing zich in één partij moeten verenigen om zo politieke machtsvorming, die zich richtte op constructief beleid, mogelijk te maken. de doorbraak-gedachte De Doorbraak is niet te begrijpen zonder deze kort aangeduide historische achtergrond en de context van de eerste naoorlogse jaren. Eraan ten grondslag lag de overtuiging dat levensbeschou-
wing en moraal van wezenlijk belang waren voor het democratisch socialisme. Wat waren hiervan de implicaties? > Een expliciete formulering van grondslagen en doeleinden van het democratisch-socialisme, ook in morele termen (zoals sociale gerechtigheid en vrijheid). > Een verwerping van confessionele partijvorming, maar ook van de in de sdap heersende gedachte van godsdienst als privézaak. Dat wat mensen ten diepste drijft en wezenlijk voor hen is, moet ook binnen de partij tot gelding kunnen komen. In het eerste beginselprogram, dat van 1947, werd dat geformuleerd in artikel 35. Vanwege het belang daarvan citeer ik het integraal: ‘De Partij staat open voor personen van zeer verschillende levensovertuiging, die instemmen met haar beginselprogram. Zij erkent het innig verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht en waardeert het in haar leden, als zij dit verband ook in hun arbeid voor de Partij duidelijk doen blijken. Zij verwerpt echter principieel, en voor de tegenwoordige verhoudingen in Nederland ook practisch, de organisatie van het politieke partijleven op de grondslag van een godsdienstige belijdenis (antithese).’ > Expliciete erkenning van het recht van kerken om ‘ter wille van het geestelijk en zedelijk heil van het volk, hun woord te spreken met betrekking tot het staatkundig en maatschappelijk leven’ (artikel 34). Scheiding tussen kerk en staat impliceert dus niet dat kerken zich niet in het publieke domein zouden mogen begeven. > De partij verwierp de gedachte dat de staat op de grondslag van een kerkelijke belijdenis moest staan (zoals in bepaalde theocratische opvattingen werd bepleit), maar deze diende zich wel mede verantwoordelijk te stellen ‘voor het beste geestelijk erfgoed van ons volk’ en was zelf gebonden aan zedelijke normen (zie artikel 23). De Doorbraak was met dit alles een principieel en een strategisch concept in de context van het verzuilde Nederland. Daarbij kwamen heel verschillende culturen bij elkaar. Om het
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 12
31-01-2006 18:17:50
Herman Noordegraaf Doorbraak toen en nu — zestig jaar Partij van de Arbeid beeldend uit te drukken: sommige mensen zongen de Internationale, anderen psalmen en weer anderen gregoriaans. De doordenking van dat ‘innig verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht’ kreeg vooral gestalte in de zogeheten werkgemeenschappen, te weten de Katholieke Werkgemeenschap (kwg), de Protestants-Christelijke Werkgemeenschap (pcwg) en de Humanistische Werkgemeenschap (hw). Daarnaast werkten de werkgemeenschappen naar buiten toe door propaganda en actie. Ze werden door de partij gefaciliteerd met subsidies, spreektijd op het congres en dergelijke. feitelijke betekenis van de doorbraak Wat is naast de principiële nu de feitelijke betekenis geweest van de Doorbraak? In electoraal opzicht bleef de betekenis beperkt. De eerste naoorlogse verkiezingen, die van 1946, vormden een grote teleurstelling: de PvdA haalde minder zetels ¬ 29 stuks ¬ dan haar drie voorgangers, terwijl de confessionele partijen hun kiezers-
De grootste betekenis van de Doorbraak is geweest dat zij het confessionele partijmodel fundamenteel ter discussie heeft gesteld aandeel behielden. Wel steeg het stemmental op de PvdA in 1952 en 1956 (toen zij de grootste partij werd). Vooral in het zuiden won de PvdA ten koste van de kvp. Pas in de jaren zestig begon echter de leegloop van de confessionele partijen. Voor zover deze naar de PvdA plaatsvond, had dit voor velen eerder te maken met ontkerkelijking en afname van de betekenis van het christelijk geloof voor het individuele leven, dan met een bewuste keuze voortvloeiend uit de godsdienstige overtuiging, zoals beoogd in de Doorbraak. Aan dit alles moet echter worden toegevoegd
dat de Doorbraak het mogelijk heeft gemaakt voor die mensen uit confessionele kring die een progressieve politiek voorstonden om de overstap naar de PvdA te maken. Voor wie niet uit die kringen afkomstig is, is nauwelijks meer invoelbaar hoe diep de antithese ook innerlijk bij mensen erin zat! De vraag of een christen lid kon zijn van de PvdA was in die tijd niet voor niets een veel besproken thema. Dankzij de Doorbraak kreeg de PvdA ook een breder recruteringsveld voor haar volksvertegenwoordigers en bestuurders. We kunnen denken aan mensen als P. Lieftinck, G.E. van Walsum, A.A. van Rhijn, G. Ruygers, J. Willems, Sj. Tans en nog vele anderen. De grootste betekenis van de Doorbraak is geweest dat zij het confessionele partijmodel fundamenteel ter discussie heeft gesteld.1 De vanzelfsprekendheid hiervan kwam in het gedrang. De confessionele partijen moesten nadrukkelijker argumenteren en konden alleen al vanwege het feit dat overtuigde en meelevende kerkleden deel uitmaakten van de PvdA deze niet meer zo eenvoudig als ‘onchristelijk’ in de ban doen. De Doorbraak vormde een zeer heftig strijdpunt bij de verkiezingen van 1952 en 1956. De reacties vanuit de gereformeerde en de rooms-katholieke wereld waren fel. De Gereformeerde Synode wees in 1946 uitdrukkelijk het lidmaatschap van haar leden van niet-confessionele organisaties af. Tekenend is dat een theologisch kandidaat die sympathiseerde met de PvdA niet tot het predikantsambt werd toegelaten. 2 Mensen in het bijzonder onderwijs konden problemen krijgen. Veel deining veroorzaakte het Bisschoppelijk Mandement uit 1954, De Katholiek in het openbare leven van deze tijd, waarin de rooms-katholieke bisschoppen het lidmaatschap van socialistische verenigingen en het bezoeken van vergaderingen ongeoorloofd noemden, evenals het lezen van de socialistische pers en het luisteren naar de v. a. r. a. ¬ dit alles op straffe van de zwaarste sancties die er waren: het weigeren van de sacramenten en van een kerkelijke begrafenis. Wat betreft het lidmaatschap van de PvdA was de opstelling iets terughoudender. De bisschoppen
13
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 13
31-01-2006 18:17:51
Herman Noordegraaf Doorbraak toen en nu — zestig jaar Partij van de Arbeid
14
vroegen de leden persoonlijk in geweten ernstig na te gaan of zij de verantwoordelijkheid van zo’n steun konden dragen. Daarmee bracht zij de leden van de kwg in grote problemen. Deze hielden echter hun rug recht. 3 Binnen de Nederlandse Hervormde Kerk lagen de zaken anders. In deze pluriforme kerk, die leden van zeer orthodox tot zeer vrijzinnig omvatte, was het nooit tot veroordeling gekomen van leden die lid waren van socialistische of zelfs communistische partijen. De vrijzinnigen waren wat politieke overtuiging betreft liberaal of socialist. Onder invloed van de theologie van Karl Barth koos nu ook een deel van de orthodoxe leden voor het socialisme. Deze kerk kwam na 1945 tot een actieve deelname aan het publieke debat door middel van kanselboodschappen, herderlijke schrijvens, conferenties en dergelijke zonder zich te binden aan confessionele partijvorming. ‘Wij menen (…) met nadruk te moeten stellen, dat het beginsel, dat christenen zich op alle terreinen des levens in afzonderlijke organisaties dienen te verenigen, niet als een volstrekte en te allen tijde geldende toepassing van het gebod Gods mag worden beschouwd.’, zo stond geschreven in het destijds eveneens geruchtmakende Herderlijk schrijven van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk Christen-zijn in de Nederlandse samenleving. 4 Daarbij wees de Synode ook op het ‘euvel der vereenzelviging’, waarbij een bepaald politiek gezichtspunt vereenzelvigd werd met de gehoorzaamheid aan Christus, terwijl daarbij ook allerlei menselijke factoren een rol spelen. Het spreken over ‘christelijke politiek’ is daarom altijd een hachelijke zaak.5 actualiteit De Doorbraak-beweging verliep. Nader onderzoek en analyse moeten hier meer licht op werpen. De Doorbraak had, zoals gezegd, een principiële en een strategische component. Wat betreft de strategische component: vanaf de jaren zestig voltrok zich een sterke deconfessionalisering in de samenleving. Zo beschouwd
was de Doorbraak niet meer nodig. Wat betreft het principiële aspect: voor een nieuwe generatie, die de pijn en opoffering van ‘Doorbrekers’ niet had meegemaakt, was met de secularisering en het zich willen ontdoen van de knellende banden van kerk en godsdienst de principiële kern van de Doorbraak niet van belang of zelfs te verwerpen. De werkgemeenschappen leken te behoren tot een voorbije tijd, die van de opbouw van de verzorgingsstaat met haar consensuspolitiek. Ze hadden uitgediend en werden in de loop van de jaren zestig opgeheven.
De PvdA moet niet het Franse model van het weren van de religie uit het publieke domein hanteren, maar het model van de ‘actieve pluriformiteit’ Wel zagen latere partijvoorzitters als Ien van den Heuvel en Max van den Berg het belang van levensbeschouwelijke bezinning. Dat leidde na enige tussenformaties begin jaren tachtig tot de oprichting van het Trefpunt van Socialisme en Levensovertuiging als officieel adviesorgaan van de partij. Dit had en heeft echter niet de draagwijdte van de vroegere werkgemeenschappen. Bevat de Doorbraak in al haar tijdgebondenheid nu nog een kern die actueel is in deze tijd die radicaal verschilt van die eerste naoorlogse periode, maar waarin religie nationaal en internationaal weer volop op de politieke en maatschappelijke agenda staan? De Doorbraak-gedachte is voor onze gehele samenleving van belang vanwege de vraag hoe in een pluriforme samenleving een vreedzaam en rechtvaardig samenleven mogelijk gemaakt kan worden. Dit is te illustreren aan de hand van de ontwikkeling in inzichten van de filosoof John Rawls: zette hij in zijn inmiddels klassieke werk A Theory of Justice (1971) religie tussen haakjes, vanuit het inzicht dat levensbeschouwing
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 14
31-01-2006 18:17:51
Herman Noordegraaf Doorbraak toen en nu — zestig jaar Partij van de Arbeid fundamenteel is voor mensen betrok hij religie later nadrukkelijk in zijn beschouwingen en pleitte hij voor een ‘overlapping consensus’: vanuit verschillende fundamentele overtuigingen kunnen mensen basisprincipes van bijvoorbeeld de rechtsstaat onderschrijven en ook wat betreft het praktisch beleid tot overeenstemming komen. De door de dissidente rooms-katholieke theoloog Hans K∑ng voorgestane beweging voor een ‘Weltethos’ is een ander voorbeeld: het komen tot overeenstemming over fundamentele morele gezichtspunten, waarbij een ieder zijn eigen levensbeschouwelijke overtuiging niet hoeft op te geven. Ontmoeting en dialoog, die kritisch kan en moet zijn, zijn hierbij onontbeerlijk. Met het principe van de scheiding tussen kerk en staat moet de PvdA, zonder het los te laten, niet krampachtig omgaan. Zij zou de deelname van levensbeschouwelijke instituties aan het publieke debat moeten verwelkomen. Deze bijdragen hebben op zich geen meerwaarde boven die van andere groepen, maar zullen op hun inhoudelijke merites moeten worden beoordeeld. Ook zal zij oog moeten hebben voor maatschappelijke activiteiten van kerken (inclusief de migrantenkerken), humanistische beweging, islamitische groeperingen, enzovoort. Zij moet
Noten 1 Ik deel hier de analyse van James C. Kennedy in zijn Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig, Amsterdam/Meppel 1999 (derde druk), pp. 30 e.v.. 2 G. Dekker, De stille revolutie. De ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken in Nederland tussen 1950 en 1990, pp. 167/168. 3 Wat rooms-katholieke leden van de PvdA hebben moeten doormaken, is goed te lezen in de biografie van één van hen,
niet het Franse model van het weren van de religie uit het publieke domein hanteren, maar het model van de ‘actieve pluriformiteit’: zonder bevoorrechting van één specifieke levensbeschouwelijke groepering, voorwaarden helpen scheppen voor levensbeschouwelijke groeperingen en instituties om binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat present te zijn in het publieke domein. De PvdA erkent ook in haar functioneren als partij de intrinsieke betekenis van religie. Zij zou bijvoorbeeld moeten laten zien aan moslims dat zij, als zij zich met de politieke beginselen en het praktisch beleid kunnen verenigen, ook als moslim welkom zijn. Nadat in het beginselprogramma van 1977 vrijwel elke verwijzing naar levensbeschouwing was verdwenen, is er in het Beginselenmanifest uit 2005 weer een passage daarover opgenomen: ‘Sociaal-democratische idealen binden en inspireren mensen met de meest uiteenlopende achtergronden en levensovertuiging al meer dan een eeuw. De Partij van de Arbeid wil al deze mensen mobiliseren en een plek bieden van waaruit zij zich voor hun idealen kunnen inzetten, binnen en buiten de politiek maar altijd langs democratische weg.’6 Aan dit streven zou een actieve invulling gegeven moeten worden.
Sjeng Tans: Annemieke Klijn, Onze man uit Maastricht Sjeng Tans 1912/1993. Een biografie, Nijmegen 2001. 4 Herderlijk schrijven van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk Christen-zijn in de Nederlandse samenleving, ’s Gravenhage 1955, p. 29. 5 Dit wil niet zeggen dat dit plaatselijk niet heel anders kon liggen. Zo vertelt Piet Stoffelen, jarenlang Kamerlid voor de PvdA en belijdend lid van de Nederlandse Hervormde Kerk, dat de
predikant van zijn hervormde gemeente hem vroeg om ouderling te worden. De kerkenraad had na langdurige, moeizame discussie zijn voorstel om hem te vragen aanvaard ‘ondanks het feit dat ik socialist was.’ Dit griefde hem diep (P.R. Stoffelen, ‘Geloof en politiek’, in: Herman Noordegraaf (red.), Geloof en po litieke keuze, ’s Gravenhage 1986, pp. 73-81; zie i.h.b. pp. 74/75). 6 Beginselmanifest Partij van de Ar beid, 29 jan 2005, par. 1.4.
15
s & d 1 / 2 | 20 0 6
S&D1_2-2006.indd 15
31-01-2006 18:17:51