Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355) Strategische visie ‘Werk maken van duurzame energie’ Docuvitnr: 570678 1.
Doel 1
In het Hoofdlijnenakkoord hebben we gekozen voor een ambitieuze doelstelling op het gebied van duurzame energie. Deze stellen we nu op 60% van het energieverbruik (exclusief transport) in 2013. Ook willen we duurzame energie nog meer bij laten dragen aan de groei van de Flevolandse economie, de werkgelegenheid en een vitaal platteland. Deze doelen moeten worden bereikt met behoud en waar mogelijk verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In deze visie geven wij aan welke accenten we willen leggen om de ambities op het gebied van duurzame energie, economie en werkgelegenheid verder vorm te geven. Het toont aan gemeenten en marktpartijen welke kant we op willen met duurzame energie in Flevoland. De strategische visie ‘Werk maken van duurzame energie’ zal, na bespreking in de Provinciale Staten, worden uitgewerkt tot een concreet actieplan dat onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2008 – 2011. 2.
Inleiding
Flevoland loopt voorop in Nederland met de productie van duurzame energie. Bij klimaat- en energiebeleid gaat het om het beperken van de uitstoot van broeikasgassen. CO2 (koolstofdioxide) is het broeikasgas dat verantwoordelijk is voor het overgrote deel van het klimaatprobleem. Daarom drukken we de hoeveelheid geproduceerde duurzame energie in Flevoland uit in (vermeden) kiloton CO2. De productie van duurzame energie in kiloton CO2 geeft feitelijk aan hoeveel CO2 er zou zijn vrijgekomen wanneer eenzelfde hoeveelheid energie was opgewekt in een conventionele energiecentrale op fossiele brandstof. De doelstelling van 60% duurzame energie uit het Hoofdlijnenakkoord is gerelateerd aan het totale energieverbruik in Flevoland exclusief transport. Het energieverbruik zal de komende jaren toenemen als gevolg van het toenemend inwonersaantal en de groeiende economie. In onderstaande figuur staat weergegeven hoe het energieverbruik zich tot 2015 ontwikkelt (figuur 1). Hierbij is gebruik gemaakt van een recente scenarioberekening van het Centraal Planbureau, Milieu- en Natuurplanbureau en Ruimtelijk planbureau.
Doelstelling 60% duurzame energie in 2013 (uitgedrukt in kton CO2) Scenario energieverbruik 2000
Kton CO2
1500
60% van energieverbruik in 2013 = 900 kton CO2
1000 500 0 2000
2002
2004
2006
2008 Jaar
2010
2012
2014
Figuur 1: CO2-emissie behorend bij stijgend energieverbruik in Flevoland en de emissiereductiedoelstelling in 2013 1
Hoofdlijnen Akkoord 2007-2011, Flevoland Dynamiek in Balans
1
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355) In de figuur is aangegeven wat de doelstelling van 60% duurzame energie (exclusief transport) in 2013 naar verwachting betekent voor de hoeveelheid kton CO2 die dan moet worden vermeden. Volgens de scenarioberekening zal de CO2-emissie van Flevoland in 2013 1500 kton CO2 bedragen. Hiervan moet Flevoland volgens de doelstelling 60% duurzaam opwekken, wat overeenkomt met 900 kton. De volgende vraag die wij ons hebben gesteld is waar Flevoland op dit moment staat. Gebaseerd op de meest recente doorrekening van alle duurzame energieprojecten en rekeninghoudend met de effecten van energiebesparing is de hoeveelheid vermeden CO2 680 kton (figuur 2). Afgezet tegen het huidige energieverbruik van Flevoland van 1350 kton CO2 betekent dit dat de hoeveelheid in Flevoland opgewekte duurzame energie op dit moment voorziet in 50% van de totale Flevolandse energiebehoefte (exclusief het energiegebruik voor transport). De hoeveelheid in Flevoland opgewekte duurzame energie voorziet op dit moment in 50% van de totale Flevolandse energiebehoefte (exclusief het energiegebruik voor transport).
Stand van zaken duurzame energie (in Kton CO2) 1600 1400
1500
1350
Kton CO2
1200 1000 800
900 680
Energieverbruik Duurzame energie
600 400 200 0 2007
2013 Jaar
Figuur 2: Stand van zaken productie duurzame energie en doelstelling 2013 Onze inspanning op het gebied van duurzame energie is er op gericht om op lange termijn de energievoorziening geheel te verduurzamen. Onlangs is in het Hoofdlijnenakkoord de doelstelling daarom opgehoogd naar 60% in 2013. Flevoland zal zowel qua inwonersaantal als economisch sterk blijven groeien. Hierdoor neemt de energievraag ook sterk toe. Dat betekent dat onze huidige score van 50% zou dalen bij gelijkblijvende hoeveelheid duurzame energie. Het is dan ook van belang vol in te blijven zetten op een verdere verduurzaming van onze energievoorziening. Niet alleen tot 2013, maar ook daarna. Deze strategische visie geeft de keuze aan via welke hoofdsporen verder gewerkt wordt aan de verduurzaming van de energievoorziening. Dat betekent niet dat wij initiatieven die niet binnen deze sporen passen afkeuren. Het geeft aan op welke sporen wij als Provincie inzetten, omdat die naar onze mening op den duur substantieel bijdragen aan de verduurzaming van onze energievoorziening. Onze duurzame energie ambitie overtreft in hoge mate de nationale doelstelling. Daarom willen we met vergelijkbare buitenlandse regio’s de Europese dimensie zoeken. Duurzame energie staat in Flevoland volop in de belangstelling. Veel partijen benaderen ons met initiatieven die variëren van het kweken van algen tot het opzetten van een toepassingscentrum duurzame energie. Zij vragen daarvoor vaak op enigerlei wijze onze ondersteuning. Voor het bepalen welke initiatieven we willen stimuleren is een helder toetsingskader nodig. Dit moet er toe leiden dat met de beschikbare middelen en menskracht een zo hoog mogelijke bijdrage aan het bereiken van de doelen duurzame energie, economie en werkgelegenheid wordt bewerkstelligd.
2
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355)
3.
Het probleem of beter: De uitdaging
Duurzame energie kan op vele verschillende manieren worden opgewekt: bijvoorbeeld door windturbines in het landelijk gebied of door zonnecellen op daken in de gebouwde omgeving. Om op een efficiënte en effectieve wijze de doelstellingen duurzame energie, economie en werkgelegenheid te behalen zijn de verschillende vormen van duurzame energie met elkaar vergeleken op de mogelijke bijdragen die zij in Flevoland kunnen leveren aan: o de toename van de duurzame energie productie; o de groei van de economie; o de directe en indirecte werkgelegenheid; o en de termijn waarop die bijdragen geleverd kunnen worden. Onze conclusie is dat wij ons als provincie Flevoland moeten concentreren op de thema’s windenergie, bio-energie & groene grondstoffen en duurzame stedenbouw: o Windenergie is technisch volwassen en kan binnen het nieuwe beleidskader - zie vervolg – beheerst verder groeien; o Bio-energie en groene grondstoffen bieden nieuwe kansen voor de agrarische sector om voorop te lopen in deze ontwikkeling; o De omvangrijke bouwopgave voor de komende decennia en de al opgebouwde expertise maken dat Flevoland binnen Nederland toonaangevend kan worden op het gebied van duurzame stedenbouw. Hoewel onze scope is gericht op deze thema’s betekent dat niet dat we initiatieven die daar buiten vallen zullen ontmoedigen. Het doelgericht ontwikkelen van deze thema’s zal resulteren in een omvangrijke groeimarkt in de provincie. We willen het Flevolandse bedrijfsleven aanmoedigen deze markt te benutten maar ook nieuwe bedrijven aantrekken. De vraag die we ons vervolgens hebben gesteld is ‘welke knelpunten belemmeren de ontwikkeling van deze duurzame energie bronnen en welke rol dient de provincie te spelen om deze knelpunten op te heffen?’ In de volgende drie hoofdstukken beschouwen we deze vraagstelling voor de drie prioritaire thema’s wind, biomassa en groen grondstoffen en duurzame stedenbouw. 4.
Windenergie We geven medewerking aan het plan Noordoostpolder dat valt onder het ‘oude’ beleid. We geven medewerking aan twee projecten in Zeewolde die het nieuwe beleid in praktijk zullen beproeven. We voeren krachtig de regie om binnen het nieuwe beleidskader gemeenten, initiatiefnemers en het rijk te betrekken bij het landschappelijk ontwerp en de realisatie van vervangingslocaties.
Het speelveld Windenergie levert op dit moment verreweg de grootste bijdrage aan de productie van duurzame energie in Flevoland. Inclusief de nog in aanbouw zijnde projecten bedraagt het windvermogen 625 MW verdeeld over 600 windturbines. Deze turbines leveren duurzame elektriciteit voor 380.000 huishoudens en vormen een jaarlijkse inkomstenstroom van ca € 20 mln. die voor 80% naar de eigenaren in de agrarische sector vloeit. Daarmee levert windenergie een compensatie voor de inkomensdaling die onder meer het gevolg is van de concurrentie binnen de Europese Unie. Verder biedt de windsector op dit moment 310 vaste arbeidsplaatsen in Flevoland. Naast deze positieve effecten heeft de sterke groei van windenergie in Flevoland geleid tot een, door velen ervaren, ‘verrommeling’ van het landschap. Provinciale Staten heeft daarom in 2005 een tijdelijke stop gezet op de plaatsing van windturbines en gevraagd om de ontwikkeling van nieuw beleid voor windenergie. Met de vaststelling van het Omgevingsplan 2006 is dit beleid in werking getreden. De belangrijkste elementen van dit beleidskader zijn:
3
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355) o o o o
het herstel van het oorspronkelijke open landschap door concentratie van windmolens; nieuwe windmolens dienen bestaande te vervangen; door opschaling – nieuwe windmolens hebben een groter vermogen – zal het aantal windmolens in 2020 met 50% zijn afgenomen; nieuwe projecten moeten voldoen aan eisen ten aanzien van vermogen per windmolen, ashoogte en projectomvang en een financiële bijdrage leveren aan gebiedsgebonden projecten.
Minister Cramer heeft onlangs aangegeven de productiecapaciteit van windenergie op land ruim te willen verdubbelen van 1.500 naar 3.500 MW. Zij ziet verantwoorde ruimtelijke inpassing en een goed investeringsklimaat als belangrijke opgaven voor het rijk. De kansen We denken dat het nieuwe provinciale beleid in de eerste plaats zal resulteren in een verhoging van de landschappelijke kwaliteit door sanering van die (solitaire) windmolens die het landschapsbeeld verstoren. Daarnaast zal zowel het totale windvermogen als de opbrengst per MW toenemen bij een sterk afnemend aantal windmolens. We verwachten een ontwikkeling die in 2020 leidt tot 320 windmolens met een totaal vermogen van 1350 MW en een 20% hogere opbrengst per MW. Daardoor zal de betekenis van windenergie als bron van neveninkomsten voor de agrarische sector verder toenemen en bijdragen aan de vitaliteit van het platteland en de kleine kernen. Maar ook het aantal tijdelijke en vaste arbeidsplaatsen in de Flevolandse windsector zal groeien naar 550 fte in 2010 en mogelijk 700 fte in 2020. Flevoland wordt een aantrekkelijke provincie voor de vestiging van windenergiebedrijven. Voorbeelden daarvan zijn de recente vestiging van producent Harakosan en geplande vestiging van onderhoudsbedrijf De Wolff. De uitdagingen Gezien de bijdragen die windenergie kan leveren aan de doelen duurzame energie, economie en werkgelegenheid is het belangrijk dat het nieuwe windenergiebeleid succesvol wordt. Dit beleidskader stelt echter nieuwe en grote uitdagingen aan alle partijen. Het vormt namelijk een breuk met de tot nu toe gangbare praktijk van projectontwikkeling bij windenergie. We zien onder meer de volgende uitdagingen: o Samenwerking tussen initiatiefnemers; de omslag van eigenaar van een windmolen naar deelnemer in een windpark; o De inkomsten uit nieuwe windmolenparken komen zoveel mogelijk ten goede aan de Flevolandse partijen; o Ontwerp vervangingslocaties, ruimtelijke reservering en planvorming in relatie tot nationale doelen zoals radarbeschermingszones en wetgeving op het gebied van natuur en fauna; o Regionale en intergemeentelijke samenwerking bij het opschalings- en saneringsbeleid. De rol van de provincie In de overgangsperiode van het oude naar het nieuwe beleid zullen we medewerking geven aan o de realisatie van het bestaande plan in de Noordoostpolder, dat valt onder het oude beleid; o twee projecten in Zeewolde die het nieuwe beleid in praktijk zullen beproeven. Om het nieuwe beleid samen met gemeenten en initiatiefnemers tot een succes te maken zal meer dan nu het geval is regie van onze kant noodzakelijk zijn. We willen actief sturing geven aan het proces en dit aanjagen. Van groot belang daarin is het gezamenlijk ontwikkelen van een (wind)landschapvisie. Gezien de ambities van de minister zullen we ook een beroep doen op het rijk voor onder meer inhoudelijke ondersteuning. Daarbij denken we vooral aan het betrekken van de rijksadviseur voor het landschap bij het ontwerp en realisatie van het windlandschap. In Europees verband willen we nagaan welke regio’s voor vergelijkbare uitdagingen staan en op welke wijze we elkaar daarin kunnen ondersteunen. 5.
Bio-energie en groene grondstoffen We richten ons primair op Innovatie (productie, distributie en afzet bio-aardgas, hoogwaardige verwerking van rest- en afvalstromen en bioraffinage) en Clustervorming (industrie, toeleveranciers en afnemers van reststromen, de agrarische sector en kennisinstellingen).
4
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355)
We zetten ons in om locaties te vinden voor grotere bio-energie productie-eenheden en om experimenteerruimte te bieden voor innovatieve ontwikkelingen. We promoten Flevoland als bio-energieland, faciliteren bedrijven in dat kader bij vestiging en ondersteunen innovatieve starters bij de zoektocht naar kapitaal en experimenteerruimte. Het speelveld Bio-energie is sterk in opkomst in Flevoland. Er is een aantal co-vergistingsinstallaties gerealiseerd. Dit aantal zal nog uitbreiden door reparatie van de subsidieregeling Milieukwaliteit 2 Elektriciteitsproductie (MEP). De Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL) inventariseerde 34 bio-energie initiatieven. Dit varieerde van kleine individuele installaties op het boerenerf tot grote industriële productie-units. De vier grotere industriële en, naar het zich laat aanzien, haalbare initiatieven zijn goed voor totaal ca 200 arbeidsplaatsen en een investering van € 70 mln. Twee van deze initiatieven hebben zich inmiddels gemeld voor vestiging in Flevoland en nieuwe initiatieven dienen zich aan. In april 2007 heeft de Wageningen Universiteit Research Centrum (WUR) in Lelystad 3 ACRRES , het toepassingscentrum voor duurzame energie en grondstoffen, opgericht. Twee externe ontwikkelingen zullen medebepalend zijn voor de verdere ontwikkeling van bio-energie. In de eerste plaats is dit de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie; de opvolger van de vorig jaar stopgezette MEP-regeling. Deze regeling, waarvan de details nog niet bekend zijn, zal zich richten op een kosteneffectieve stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie. Om volumegroei te bereiken wordt daarin gekozen voor opties met een lage onrendabele top. Dit maakt het waarschijnlijk dat kleinere (co-)vergistingsinitiatieven, die een grote onrendabele top hebben, geen subsidie zullen ontvangen. Er zullen dus initiatieven voor grotere vergistingsinstallaties ontstaan. Verder zal deze regeling nu ook de productie van groen gas (biogas) en innovaties stimuleren. 4 In de tweede plaats noemen we als externe ontwikkeling de aanbevelingen in het Groenboek aan de regering om voor 2030 30% van het energie- en materialengebruik in Nederland te baseren op groene grondstoffen. De adviezen betreffen onder meer: o Het vergroten van het binnenlandse aanbod van biomassa door optimaal gebruik van reststromen, ontwikkeling van gewassen en teelt op land en in water; 5 o De versnelde ontwikkeling en toepassing van bioraffinage (zie figuur).
Bioraffinage: er uithalen wat er in zit Biomassa GFT, teelt, import, agro-residuen
Omzetting fermentatie, vergisting, vergassing, torrefactie, pyrolyse, …..
Producten energie, chemicaliën en voeding
producten
Elektriciteit Groen Gas Bio-brandstoffen: • bio-ethanol • bio-diesel 2
Aan pak duurzame energie in Flevoland, Inventarisatie en begeleiding van en initiatieven rond bio-energie in Materialen Flevoland, Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland BV, mei 2007 Bio-chemicaliën 3 ACCRES staat voor Application Centre for Renewable RESources en is een initiatief van Wageningen UR. Het Voedingsbestandelen centrum richt zich op experimenteren, demonstreren en leren op het gebied van regionale energieconcepten, sluiten van kringlopen en biomassabenutting. 4 Groenboek Energietransitie, Platform Groene Grondstoffen, in opdracht van de Interdepartementale Projectdirectie Energietransitie, april 2007 5 Uit het Groenboek: Bioraffinage: de toekomst van de agro: Planten bestaan vooral uit cellulose en eiwitten en daarnaast in wisselende hoeveelheden stoffen als oliën, suikers en organische zuren. Bioraffinage is een concept dat zich richt op de scheiding en vermarkten van al deze onderdelen van de plant. Een voorbeeld hiervan is de bioraffinage van gras zoals ontwikkeld door Avébé. In ruwe vorm breng gras als veevoer niet meer op dan €5070 per ton. Na scheiding in de afzonderlijke componenten bedraagt de waarde € 700-800 per ton. Plantveredeling is tot nu toe vooral gericht op de verhoging van de voedselproductie. De kennis over plantveredeling in Nederland behoort tot de wereldtop. Deze expertise is dan ook een uitnemend vertrekpunt voor de ontwikkeling en teelt van groene grondstoffen voor bioraffinage.
5
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355)
De kansen Onze provincie heeft een sterke agro focus en biedt ruimte voor agrarisch ondernemen. De rentabiliteit van deze sector staat echter ook in Flevoland onder druk. Anderzijds is de sector zeer innovatief en maken kennisinstellingen en opleiding prominent deel uit van het agro-cluster in Flevoland. Gezien het voorgaande hebben we de ambitie om de ontwikkeling van bio-energie en groene grondstoffen in Flevoland met kracht te stimuleren. De sterkten van onze provincie op dit gebied, de initiatieven van marktpartijen en de kansen geboden vanuit het rijk vallen hier perfect samen. De accenten ten aanzien van bio-energie/groene grondstoffen zullen liggen op: 6 7 o Innovatie : productie, distributie en afzet bio-aardgas (rapport FAPS) , hoogwaardige verwerking van rest- en afvalstromen en bioraffinage. o Clustervorming: aantrekken en samenbrengen van industrie, toeleveranciers en afnemers van reststromen, de agrarische sector en kennisinstellingen, tot een robuuste bedrijfstak. Het afval van de één is grondstof voor de ander. Door het aanbrengen van deze accenten willen we Flevoland laten uitgroeien tot een toonaangevende regio voor bio-energie en groene grondstoffen binnen Nederland. De uitdagingen Om deze ambitie tot een succes te maken zien we ons voor een aantal uitdagingen geplaatst. Om efficiënt en rendabel te werken en om gebruik te kunnen maken van de nieuwe rijkssubsidies, zijn er grote bio-energie productie-eenheden nodig. Het provinciale locatiebeleid biedt hiervoor ruimte op bedrijventerreinen en industrieterreinen. Bij grote productie-eenheden met import van grondstoffen en eventueel afzet van producten naar het buitenland is een havenfaciliteit van groot belang. Voor innovatieve projecten is het bovendien van belang dat er ‘experimenteerruimte’ kan worden geboden. Sommige gemeenten stellen voor bedrijventerreinen en industrieterreinen in het stedelijk gebied eisen aan het aantal arbeidsplaatsen per ha. Om de productie van bio-energie te stimuleren zal de provincie daarom actief op zoek gaan naar mogelijkheden voor vestiging en zich inspannen om, eventueel in afwijking van de eisen met betrekking tot het aantal arbeidsplaatsen per hectare op bedrijventerreinen en industrieterreinen, voor deze initiatieven ruimte te vinden. De rol van de provincie De provincie gaat zich samen met gemeenten inspannen om het vestigen van grotere bio-energie productie-eenheden op bedrijventerreinen of industrieterreinen mogelijk te maken, om experimenteerruimte te bieden voor innovatieve ontwikkelingen en om samen met de gasbedrijven (lokaal en regionaal) mogelijkheden te zoeken voor distributie en afzet van bio-aardgas. Daarnaast willen we inzetten op een promotionele en coördinerende rol van de Provincie: o promotie van Flevoland als bio-energieland binnen en buiten Nederland; o bedrijven interesseren voor en faciliteren bij vestiging in Flevoland; o ondersteuning van innovatieve starters bij de zoektocht naar kapitaal en experimenteerruimte.
6.
Duurzame stedenbouw We willen onze voorlopersrol op het gebied van duurzame stedenbouw en de bouwopgave, alsmede de toepassingsmogelijkheden voor duurzame energie in de bouw voor de komende decennia benutten voor de verdere kennisontwikkeling en bedrijvigheid op dit gebied. We willen de werkgroep Nieuw Flevolands Peil (NFP) in korte tijd laten uitgroeien tot een slagvaardige projectorganisatie van markt en overheid die in staat is om verbreding en verdieping te geven aan duurzame stedenbouw.
6
Omgevingsplan 2006, blz 103: Innovatiebevordering richt zich ondermeer op de ontwikkeling van duurzaame innovatie energiedragers. 7 Potentie biogasproductie in Flevoland ter vervanging van aardgas, Flevo Advice& Project Service, maart 2007
6
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355)
Het speelveld In het Hoofdlijnenakkoord stelden we als thema vijf: ‘Flevoland wil een duurzame samenleving zijn; een samenleving die bouwt voor toekomstige generaties, die oog heeft voor een gezond leefmilieu en die investeert in kwaliteit’. Dit willen we nader uitwerken waar het gaat om energie en klimaat. De bouwopgave in Flevoland voor de periode 2010 tot 2030 bedraagt 5.600 woningen per jaar. Dat betekent dat de woningvoorraad zal groeien van ongeveer 150.000 woningen in 2007 naar 270.000 in 2030. Deze nieuwbouwwoningen zullen qua energieprestatie het Bouwbesluit ruimschoots 8 overtreffen . Dit levert niet alleen een belangrijke CO2-reductie maar ook zijn de toekomstige bewoners van deze woningen minder afhankelijk van energieprijsstijgingen door uitputting van fossiele bronnen en/of politieke spanningen. Milieu en kwaliteit gaan hier hand in hand. Dat wij dat niet alleen zien maar ook andere partijen, blijkt uit het succes van het project Nieuw Flevolands Peil. In het manifest 'Nieuw Flevolands Peil' legden 45 partijen uit overheid en markt de ambitie vast te streven naar een duurzame en hoge kwaliteit van bouwen met bijzondere aandacht 9 voor onder meer energie. Dit heeft geresulteerd in een aantal grensverleggende projecten . De kansen De initiatieven die we hier in Flevoland hebben genomen krijgen ook op nationaal niveau steeds meer weerklank. Zo stelt het landelijk Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving zich tot doel om in 5 jaar 5 à 6.000 energetisch hoogstaande woningen te realiseren door uitvoering van Innovatieplan energie-efficiency nieuwbouw en renovatie. Hierin willen wij als Flevoland een toonaangevende rol spelen. Daarvoor zien we een aantal redenen: o met het project Nieuw Flevolands Peil hebben we al de basis gelegd en ervaring opgedaan met publiek-private samenwerking op het gebied van duurzame stedenbouw, o onze erkende voorlopersrol op dit gebied kunnen we benutten en uitbouwen naar nieuwe kennisontwikkeling en bedrijvigheid geconcentreerd in Flevoland. Maar ook draagt duurzame stedenbouw aan ons streven naar een duurzame energievoorziening: o door zeer energiezuinige bouw beperken we de groei van de energievraag zodat minder energie duurzaam hoeft te worden opgewekt, o duurzame energieproductie door warmtepompen, warmte/koudeopslag en zon-PV/zonneboilers vormen een integraal onderdeel van duurzame stedenbouw en dragen bij aan de verduurzaming van de energievoorziening. De uitdagingen We zijn op de goede weg maar zien ook dat er meer nodig is om onze ambities waar te maken. Om duurzame stedenbouwkundige concepten te realiseren is samenwerking tussen alle disciplines vroegtijdig in het planproces vereist. Hoewel dit besef er is zien we dit nog onvoldoende in de praktijk. Hier zullen we met de gemeenten aan moeten werken. Het verbreden en opschalen van enkele proefprojecten nu naar de duizenden woningen straks vergt een krachtige organisatie die initieert en stuurt en daarmee invulling geeft aan de gezamenlijke ambitie. De omvang en ambitie van de bouwopgave bieden kansen om de ontwikkeling van een kennis- en bedrijvencluster duurzame stedenbouw tot stand te brengen. Rol van de provincie In ons Hoofdlijnenakkoord geven we aan dat we het NFP-project continueren. We willen de NFP organisatie in korte tijd laten uitgroeien tot een slagvaardige projectorganisatie tussen markt en overheid die in staat is de genoemde uitdagingen aan te gaan.
8
Omgevingsplan Flevoland 2006, blz. 78 Duurzame Stedebouw 60 Passiefwoningen in de sociale woningbouw en 120 Passiefwoningen in de reguliere sector, renovatie woningen in Stedewijk Almere Stad 9
7
Bijlage bij Statenvoorstel 6 december 2007 (docuvit: 597355)
7.
Het vervolg
Op basis van bespreking van de strategische visie in de Commissie Ruimte en Werk is het stuk aangepast en voor voorlopige vaststelling aangeboden aan Gedeputeerde Staten. De visie zal daarna voor definitieve vaststelling worden aangeboden aan PS. Onze ambities kunnen slechts gerealiseerd worden als de strategische visie ‘Werk maken van duurzame energie’ draagvlak heeft bij gemeenten, marktpartijen en kennisinstellingen. Daarom is ook bij het opstellen van deze visie al met diverse externe partijen gesproken. Dit spoor willen we doortrekken door in het vervolg met relevante partijen een gezamenlijk actieplan op te stellen. Daarin maken we afspraken over de taken en organisatie die de publieke sector – provincie en gemeenten – en de private sector – marktpartijen en kennisinstellingen willen uitvoeren voor de periode 2008-2013. Dit actieplan zal integraal onderdeel uitmaken van het nieuwe Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid Flevoland 2008-2011. We kijken daarbij ook over de grens naar Europese programma’s en regio’s die mogelijk financieel en inhoudelijk bij kunnen dragen aan de uitvoerbaarheid en kwaliteit van het plan.
8