Rechtrichten
Marijke de Jong
DIT IS VERSIE 2.2 VAN DIT EBOOK Dit eBook is het resultaat van vele jaren onderzoek en studie en ik hoop dat je veel baat zult hebben bij dit eBook. Hierbij het vriendelijke verzoek om onderstaand formeel copyright te respecteren om het ook in de toekomst mogelijk te maken om meerdere van deze publicaties voor je samen te stellen. Je sportiviteit in deze en daarmee je waardering voor de toegevoegde waarde van dit werk voor je eigen ontwikkeling stel ik zeer op prijs. COPYRIGHT Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Paarden Begrijpen – Marijke de Jong worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm, of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) worden gereproduceerd ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is of worden overgenomen in enig dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift (al of niet in digitale vorm of online).Tegen overtreders zullen altijd juridische stappen worden ondernomen. DISCLAIMER Bij het samenstellen van dit eBook is de grootste zorg besteed aan de juistheid van de hierin opgenomen informatie. Marijke de Jong kan echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor enige onjuist verstrekte informatie in dit document. Marijke de Jong stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van eventuele onjuistheden, onvolkomenheden en/of onvolledigheden in dit document. Het is belangrijk dat je deskundige begeleiding zoekt, als je geen of onvoldoende ervaring hebt opgedaan in het rechtrichten.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 2 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ............................................................................................................................................ 4 1.1. Opzet ............................................................................................................................................. 4 2. WAT IS RECHTRICHTEN? .................................................................................................................. 5 2.1. Lateraal rechtrichten ................................................................................................................... 6 2.2. Horizontaal in balans brengen .................................................................................................... 9 2.3. Voorhand gelijkmatig ontwikkelen ........................................................................................... 10 2.4. Achterhand gelijkmatig ontwikkelen........................................................................................ 11 2.5. De voorhand ten opzichte van de achterhand richten ........................................................... 14 2.6. Diagonaal herbalanceren .......................................................................................................... 15 2.7. Verticale balans.......................................................................................................................... 16 2.8. Onder en boven correct laten samenwerken .......................................................................... 17 2.9. 100% symmetrie bestaat niet .................................................................................................... 19 2.10. Samenvatting ........................................................................................................................... 20 3. DE ZES STAPPEN VAN HET RECHTRICHTEN ............................................................................... 21 3.1. Stap 1: Lengtebuiging ............................................................................................................... 22 3.2. Stap 2: Voorwaarts neerwaarts ................................................................................................ 23 3.3. Stap 3: Ondertreden .................................................................................................................. 24 3.4. Stap 4: Buiging binnenachterbeen ........................................................................................... 26 3.5. Stap 5: Buiging buitenachterbeen ............................................................................................ 27 3.6. Stap 6: Buiging beide achterbenen .......................................................................................... 30 3.7. Samenvatting ............................................................................................................................. 31 4. DRIE TRAININGSVORMEN ............................................................................................................... 32 4.2. Longeren..................................................................................................................................... 35 4.2. Werk aan de hand ...................................................................................................................... 37 4.3. Rijden .......................................................................................................................................... 39 5. TOT SLOT .......................................................................................................................................... 41
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 3 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
1. INLEIDING In het eBook over de natuurlijke scheefheid heb je de uitleg over alle dimensies van de natuurlijke scheefheid kunnen lezen. De natuurlijke scheefheid of asymmetrie bestaat uit de volgende dimensies: 1. De links- of rechtsgebogenheid in het lichaam: de zogenaamde laterale scheefheid 2. Het meer gewicht dragen op de voorbenen dan op de achterbenen: de zogenaamde horizontale scheefheid 3. De links- of rechtshandigheid in de voorbenen 4. De links- of rechtshandigheid in de achterbenen 5. Het schraag bewegen van het paard, omdat de voorhand smaller is dan de achterhand 6. Het zwaartepunt dat zich niet precies in het midden van het paard bevindt, maar meer richting één van de twee voorbenen: de zogenaamde diagonale scheefheid 7. De verticale scheefheid, zoals hiernaast op de foto is te zien 8. Als deze dimensies niet rechtgericht worden, ontstaat er een verkeerde verhouding in het gebruik van rug- en buikspieren Als deze scheefheden niet gecorrigeerd worden, kan dat tot problemen leiden. Om problemen te voorkomen dient het paard te worden rechtgericht. Het rechtrichten komt in dit deel aan de orde. 1.1. OPZET De opzet van het eBook Rechtrichten is als volgt: •
Hoofdstuk 2 beschrijft wat rechtrichten precies is en hoe het ideale symmetrische paard er uitziet.
•
In hoofdstuk 3 komen de zes stappen van het rechtrichten aan bod.
•
In hoofdstuk 4 worden de drie trainingsvormen toegelicht om je paard te kunnen rechtrichten.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 4 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2. WAT IS RECHTRICHTEN? De natuurlijke scheefheid is een spiertechnisch probleem, dat door training van de spieren opgelost kan worden. Deze training heet ''rechtrichten''. Het eindresultaat is een rechtgericht paard. Een rechtgericht paard: 1. is symmetrisch ontwikkeld in lijf en ledematen; 2. is symmetrisch in beweging en kan alle oefeningen zowel linksom als rechtsom gelijkmatig uitvoeren; 3. laat zich verzamelen en oprichten.
Het rechtrichten bestaat uit het in evenwicht brengen van het paard op alle fronten: •
Lateraal
•
Horizontaal
•
Voor
•
Achter
•
Diagonaal
•
Verticaal
•
Onder en boven
Dus laten we in het volgende hoofdstuk bekijken WAT er precies moet gebeuren om het paard recht te richten. In het hoofdstuk daarna kijken we dan naar HOE we dat kunnen realiseren.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 5 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.1. LATERAAL RECHTRICHTEN Lateraal rechtrichten heeft met de lichaamsbuiging van het paard te maken. Een niet rechtgericht paard buigt makkelijk naar de ene kant en moeilijk naar de andere kant. Een rechtgericht paard kan naar beide zijdes gemakkelijk inbuigen en heeft naar beide zijdes een juiste lengtebuiging. Het eindresultaat is een paard dat volkomen recht rechtuit kan lopen.
Niet rechtgericht linksgebogen paard
Rechtgericht linksgebogen paard dat ook volmaakt naar rechts kan buigen
Lengtebuiging De rijkunst verlangt altijd dat het paard naar twee kanten kan inbuigen en dat het paard zich in de lengte als het ware om het binnenbeen van de ruiter buigt.
Met lengtebuiging wordt bedoeld de zoveel mogelijk gelijkmatige en doorgaande zijdelingse welving in de wervelkolom van de eerste halswervel (atlas draaier) tot de staartwervels.
Door een correcte lengtebuiging komt de binnenheup van het paard naar voren, zodat het binnenachterbeen precies onder de massa kan treden. Zo kan het binnenachterbeen tot dragen worden gebracht, waardoor het paard beter controleerbaar wordt en zich laat verzamelen. De achterhand kan dan gewicht opnemen om de voorhand te ontlasten.
De wervelkolom Met lengtebuiging wordt bedoeld de zoveel mogelijk gelijkmatige en doorgaande zijdelingse welving in de wervelkolom van de eerste halswervel tot de laatste staartwervel. De wervelkolom bestaat uit 54 tot 58 wervels. Het paard heeft zeven halswervels, achttien borstwervels, vijf of zes lendenwervels, vergroeide kruiswervels en ongeveer twintig staartwervels. Deze wervels vormen tezamen de wervelkolom. De wervelkolom kan naar links en naar rechts inbuigen. Maar de wervelkolom is niet overal even buigzaam. ©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 6 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Halswervels De halswervels vormen het meest beweeglijke deel van de wervelkolom. Omdat de zeven halswervels zo beweeglijk zijn kunnen ze alle zijdelingse buigingen uitvoeren. Het paard kan door de beweeglijke hals helemaal bij zijn ribben komen om zich daar bijvoorbeeld te krabben. Op de foto is te zien dat de hals in verhouding tot het lichaam veel meer buigt. Bij het rijden wordt echter een gelijkmatige buiging nagestreefd. Borstwervels De borstwervels vormen een zeer stijf gebied. De buiging van dit deel van de wervelkolom wordt beperkt door het volgende: •
•
De eerste acht paar ribben zitten vast aan de eerste acht borstwervels aan de bovenzijde en aan het borstbeen aan de onderzijde. Dit is zo star, dat daarin geen zijdelingse beweging mogelijk is. Niet veel meer zijbuiging is te verwachten van de overige tien wervels en tien ademribben. Dit komt omdat de ribbreedte 4 à 5 cm bedraagt en de tussenribruimte 3 à 4 cm. Door de tussenribspieren die gerekt worden aan die kant is een maximale ribbenbuiging van 2 à 3 centimeter mogelijk.
Als het paard inbuigt worden de ribben aan de binnenkant tezamen geschoven en de buitenribben gaan open. Lendenwervels De lendenwervels liggen vlak achter het zadel. De zichtbare lengtebuiging voltrekt zich in de overgang van de achttien borstwervels naar de zes lendenwervels (vijf bij sommige Arabieren en Andalusiërs). Deze overgang is zeer beweeglijk, door de mogelijkheid van het opwaarts welven en roteren in de wervelkolom in dit bereik. Dit gebied is ook beweeglijk omdat het geen verbindingen aan de onderkant heeft, dwz er is geen verbinding met ribben. Door de rotatie in het bereik van de lendenwervels kan het ook tot ''travers'' komen. Daardoor ontstaat de indruk dat het paard om het binnenbeen van de ruiter en in de ribben buigt. Kruiswervels De kruiswervels zijn vergroeid tot het heiligbeen (sacrum). Dit bereik is daardoor niet beweeglijk en heeft geen wezenlijk aandeel in de lengtebuiging, maar is wel belangrijk voor de verzameling: • •
Hier zit de verbinding met de achterbenen via het kruisbeen/darmbeengewricht. De schwung die ontstaat via de achterhand wordt hier overgebracht op de wervelkolom. Hier vindt ook het kantelen van het bekken plaats bij het verzamelen.
Staartwortel De ongeveer twintig staartwervels maken deel uit van de staartwortel. Bij een oefening in een linksbuiging hangt de staart naar links en vice versa. De staart verraadt of het paard in de juiste lengtebuiging loopt. Als de staart naar de verkeerde kant hangt in een bepaalde oefening, beweegt het paard niet in een correcte buiging.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 7 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Conclusie Hoewel we vaak het idee hebben dat het paard van de nek tot aan de start kan buigen, gebeurt dit niet over de hele lengte evenveel. De flexibiliteit van de ruggengraat varieert per gebied. De hals is het meest beweeglijke deel. Daarna de lendenwervels. Ribbenbuiging is bijna niet mogelijk en de kruiswervels, die met elkaar vergroeid zijn, kunnen al helemaal niet inbuigen. Zoals je op het plaatje ziet is het dus bij een te kleine volte voor een paard niet mogelijk om de buiging van de volte aan te nemen. Probeer altijd een zo gelijkmatige lengtebuiging na te streven. De spieren Het vermogen van een paard om te buigen wordt niet alleen bepaald door de wervelkolom, maar ook door de spieren. De lange rugspier, de longissimus dorsi, speelt bij de lengtebuiging een belangrijke rol. Het is de langste spier van het paardenlichaam en deze loopt over de hele rug, vanaf de laatste paar halswervels tot aan het heiligbeen.
Longissimus dorsi
Deze spier ligt over de wervels, aan weerskanten van de doornuitsteeksels van de wervels en bestaat uit de longissimus atlantis, capitis, cervicis, thoracis en lumborum.
Veel van de laterale buiging in het gebied van de ribben- en lendenwervels ontstaat door het samentrekken van de longissimus dorsi aan een bepaalde zijde. •
Bij tweezijdige aanspanning van de longissimus dorsi kan het paard steigeren, bokken en slaan.
•
Bij eenzijdige aanspanning kan het paard in de lengte inbuigen. Bij een linksbuiging trekt de groep spieren aan de linkerkant samen om het lichaam te laten buigen. Intussen strekt de groep spieren aan de rechterkant zich om de bedoelde buiging toe te staan.
Spanning in de spieren kan het vermogen tot buigen beïnvloeden. Als het paard bijvoorbeeld linksgebogen is en een natuurlijke basisspanning heeft op de linkerspieren, vindt hij het moeilijker om naar rechts te buigen. De oplossing is rechtrichtende buigingsarbeid: •
De korte spieren van de stijve korte kant moeten gestretcht worden
•
De slappe spieren aan de lange kant moeten zich leren aanspannen
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 8 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.2. HORIZONTAAL IN BALANS BRENGEN Horizontaal rechtrichten heeft te maken met het gelijkmatig verdelen van het lichaamsgewicht over de vier benen van het paard. Een niet rechtgericht paard loopt van nature op de voorhand. Het ultieme doel is om meer gewicht op de achterhand te krijgen, om de fragiele voorhand tijdens het rijden te kunnen ontlasten. Een paard moet zich van een natuurlijk evenwicht naar een rijkunstig evenwicht ontwikkelen. Eerst is het belangrijk dat het paard daartoe horizontaal evenwicht bereikt.
Natuurlijk evenwicht
Rijkunstig evenwicht
Horizontaal evenwicht
Het paard moet leren om extra ruitergewicht te dragen zonder dat dit gaat leiden tot lichamelijke overbelasting van de voorhand. De achterbenen zullen uiteindelijk de last de meeste last moeten gaan dragen. Om dit doeltreffend en zonder schade te kunnen doen, moet het paard eerst horizontaal in evenwicht gebracht worden, zodat hij de last gebalanceerd kan dragen. Elk been draagt dan evenveel gewicht. Een goed uitgebalanceerde last is veel gemakkelijker te dragen en te ondersteunen dan een last die ''uit het lood'' is. Het gaat er uiteindelijk niet om, om alle vier de hoeven precies evenveel gewicht te geven: dat zou alleen goed zijn als alle benen even sterk zouden zijn. Het is veel belangrijker dat de last over de vier benen verdeeld wordt in verhouding tot de natuurlijke geschiktheid ervan. Dus dat het sterkere deel met zijn grotere kracht overeenkomstig zwaarder belast wordt en het zwakkere deel navenant ontlast. De achterhand is van nature krachtiger dan de voorhand. De botten zijn sterker en de gewrichts- en spierconstructie is krachtiger en het achterbeen heeft bij zwaardere belasting het vermogen om te buigen in de springveerachtige gewrichten. Deze eigenschappen hebben de voorbenen niet. De ruiter moet er daarom naar streven om zijn paard op de achterhand te zetten en het van voren lichter te maken. Het doel is een rijkunstig evenwicht, waarbij 3/5 van het gewicht door de achterbenen gedragen wordt.
Natuurlijk evenwicht ©2010 Marijke de Jong
Rijkunstig evenwicht www.rechtrichten.com
Pag. 9 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.3. VOORHAND GELIJKMATIG ONTWIKKELEN De voorbenen moeten gelijkmatig ontwikkeld worden qua coördinatie en het dragen van gewicht. De meeste paarden zijn rechtshandig, d.w.z. dat ze met hun rechtervoorbeen sterker zijn dan met hun linkervoorbeen. Ook bezit dit voorbeen een betere coördinatie. Beide voorbenen moeten gelijkmatig ontwikkeld worden qua kracht en coördinatie. Ze moeten evenveel gewicht opnemen en in dezelfde mate schoudervrijheid ontwikkelen via de rechtrichtende buigingsarbeid.
Schoudervrijheid is niet de mate waarin de schouder naar voren grijpt in de lucht, maar de mate waarin het voorbeen naar voren op de grond wordt gezet.
Bij ''schijn''schoudervrijheid kan het been enorm opgezwaaid worden, maar bijna op dezelfde plek op de grond weer neergezet worden. Het paard kantelt dan te veel over dit voorbeen heen, waardoor er teveel gewicht komt op deze schouder. Dus in uitgestrekte draf is het niet het uitgestrekte voorbeen in de lucht wat duidelijk maakt of het paard correct strekt in de draf, maar waar het voorbeen landt.
Bij ''echte'' schoudervrijheid zet het paard zijn voorbeen richting zijn neus. Het paard zet zijn voorbeen vanuit de loodlijn naar voren, onder zijn neus. Het paard is voldoende bergopwaarts vanuit de achterhand en grijpt naar het zwaartepunt toe.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 10 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.4. ACHTERHAND GELIJKMATIG ONTWIKKELEN De achterbenen moeten gelijkmatig ontwikkeld worden. Elk paard heeft van nature een meer stuwend c.q. steil achterbeen en een meer dragend cq buigend achterbeen. De buiging van het achterbeen moet bij beide achterbenen gelijk ontwikkeld worden. Beide achterbenen moeten gelijkmatig leren buigen middels de rechtrichtende buigingsarbeid. Stuw-, draag- en veerkracht De achterbenen van een paard kunnen stuwen, dragen en veren: • • •
Stuwkracht is nodig om vooruit te komen, om snelheid te maken. Draagkracht is nodig om te kunnen tillen, om iets omhoog te kunnen brengen. Veerkracht is het vermogen om schokken op te vangen.
De voorbenen hebben voornamelijk draagkracht en heel weinig veerkracht (alleen in de kwetsbare ondervoet). De voorbenen vormen alleen een ondersteuning voor het lichaam en werken niet echt mee aan het voortbewegen daarvan. Doordat de achterbenen zich kunnen buigen, kan het paard steeds meer draagkracht in zijn achterhand ontwikkelen en gewicht overnemen van de voorhand, om de voorbenen te ontlasten. Van stuwkracht naar draagkracht Het hoofddoel van de rijkunst is het volledig ontwikkelen van de draagkracht van de achterhand. Het gewicht dat van nature op de voorhand rust, wordt zoveel mogelijk naar achteren verplaatst, om de fragiele voorbenen zoveel mogelijk te ontlasten.
Stuwkracht
Draagkracht
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 11 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
De gewrichten van het achterbeen Een achterbeen heeft door de vele gewrichten een constructie van een ’’harmonica’’ of ’’springveer’’. Daardoor kan een achterbeen goed buigen en gewicht dragen. De achterhand bestaat uit zeven gewrichten:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
het SI-gewricht het heupgewricht het kniegewricht het spronggewricht het kootgewricht het kroongewricht het hoefgewricht
Een gewricht is een beweeglijke verbinding tussen twee botten waarvan de uiteinden zijn bekleed met kraakbeen. Dit kraakbeen is glad elastisch weefsel. Samen met gewrichtsvocht kan hierdoor een soepele beweging gemaakt worden en worden schokken opgevangen. SI-gewricht (sacro-iliacaal gewricht) Het achterbeen is met de wervelkolom verbonden via het SI-gewricht. Het bekken van het paard is via het SI-gewricht verbonden met het heiligbeen. Heupgewricht Vaak wordt het benige uitsteeksel van het bekken als heup gezien. Het heupgewricht ligt echter diep in de spieren van de achterhand en verbindt het achterbeen via het dijbeen aan het bekken. Het dijbeen is een van de sterkste en zwaarste botten van het skelet. Kniegewricht Het kniegewricht vormt het scharnier tussen het bovenbeen (dijbeen) en het onderbeen (schenkelbeen). Het heup- en het kniegewricht zijn het krachtigst, omdat de botten sterk en groot zijn en deze omgeven worden door krachtige spierpartijen. De achterhand moet voornamelijk in deze gewrichten buigen om gewicht te kunnen gaan dragen. Spronggewricht Het spronggewricht is zwakker en minder stug dan het knie- en heupgewricht. Het paard zal zich bij slechte training alleen in het spronggewricht buigen, en niet in knie- en heupgewricht, waardoor allerlei kwalen kunnen ontstaan. Geen enkel gewricht kan zoveel kwalen ontwikkelen als het spronggewricht: spat, piephak, hazenhak, reebeen en gallen komen nogal eens voor. Die kwalen ontstaan door overbelasting. Overbelasting ontstaat als de spieren van de bovenste gewrichten nog niet voldoende ontwikkeld zijn en het paard toch al wordt opgericht. Koot-, kroon- en hoefgewricht Het koot-, kroon- en hoefgewricht zijn erg gevoelig voor de kwaliteit van de ondergrond waarop getraind wordt en het terrein waarin gereden wordt. Binnen- en buitenmaneges met een harde diepe hoefslag vragen om problemen aan spieren en pezen van deze gewrichten! Het paard kan kreupel worden door een verstuiking of verrekking en ook kunnen de pezen gaan ontsteken bij slechte bodem.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 12 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
De spieren Elk gewricht met de twee botstukken wordt bijeengehouden door pezen, banden en spieren. Door het samentrekken en ontspannen van spieren opent en sluit een gewricht en buigt of strekt het achterbeen. Het heup- en het kniegewricht zijn het krachtigst, omdat de botten sterk en groot zijn en deze omgeven worden door krachtige spierpartijen. De ruiter dient deze krachten spiertechnisch te ontwikkelen en te beheersen. Voor het buigen van de belangrijkste gewrichten en het dragen van gewicht spelen de volgende spiergroepen een belangrijke rol: •
De hamstrings (groen) spelen een belangrijke rol bij het buigen van het kniegewricht.
•
De quadriceps (blauw) spelen een belangrijke rol bij het buigen van het heupgewricht.
•
Sterke bilspieren (rood) vergemakkelijken het dragen van gewicht.
Als deze spierkrachten sterk ontwikkeld zijn kan het voorbeen ontlast worden en kunnen de onderste gewrichten van het onderbeen ontzien worden. Ook is de ruiter dan in staat om het ene moment de achterhand te laten stuwen en dan weer dragend te laten werken, zodat totale beheersing ontstaat. Het is echter niet gemakkelijk voor een paard om het heup- en kniegewricht te buigen. Het vraagt tijd om spieren sterker te maken. Vergelijk het met de kozakkendans voor een mens, dat zijn ook zware buigingsoefeningen die evenwicht en kracht vergen en die niet van de ene op de andere dag mogelijk zijn.
Onbelast, ongebogen,stijf
Belast, gebogen, elastisch
Door paarden met een verstijfde voorhand, een harde rug, overbelasting op een voorbeen op de juiste manier te trainen, kunnen zij hun schoudervrijheid en ontspanning terug krijgen en verlost worden van de overbelasting. Door dressuuroefeningen als bijvoorbeeld schouderbinnenwaarts kan de ruiter het paard in de lengte laten buigen, het binnenachterbeen laten buigen en gewicht laten dragen. Door de juiste verzameling en oprichting, ontlasting van de voorhand en ontspanning van de rugspieren, kan het paard zijn natuurlijke bewegingen terugkrijgen en soepel door zijn lichaam gaan bewegen.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 13 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.5. DE VOORHAND TEN OPZICHTE VAN DE ACHTERHAND RICHTEN Het rechtrichten zorgt ervoor dat de voorhand correct gericht wordt ten opzichte van de achterhand. De voorhand is van nature smaller dan de achterhand en het paard loopt van nature ook nog met zijn voorhand enigszins ook nog scheef geplaatst t.o.v. de achterhand.
Door de schouders iets naar binnen te plaatsen tijdens de training, worden de schouders correct t.o.v. de achterhand gericht.
Zeker als het paard over de hoefslag langs de wand wordt gereden, moet de ruiter de voorhand goed voor de achterhand plaatsen. De oefening ‘schoudervoor’ is DE remedie en richt de schouders voor de achterhand.
Rechtrichten is dus niet hetzelfde als recht rijden. Rechtrichten is het richten van de voorhand t.o.v. de achterhand om het paard symmetrisch te ontwikkelen. Door de schouders correct t.o.v. de achterhand te richten (bv. via schoudervoor en schouderbinnenwaarts) en de achterhand t.o.v. de voorhand (bv. via travers) wordt het paard recht gericht. Het eindresultaat van jarenlang rechtrichten is een paard dat kaarsrecht over de AC-lijn kan lopen.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 14 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.6. DIAGONAAL HERBALANCEREN Het rechtrichten voorkomt dat het paard op de binnenschouder of over de buitenschouder valt en zorgt er dus voor dat er geen diagonale verschuiving van het gewicht naar een bepaalde schouder plaatsvindt. Door de natuurlijke scheefheid verschuift het zwaartepunt vaak richting een bepaald voorbeen. •
Bij een linksgebogen paard verschuift het zwaartepunt vaak naar het rechtervoorbeen.
•
Bij een rechtsgebogen paard verschuift het zwaartepunt vaak naar het linkervoorbeen.
Dit voorbeen draagt dus het meeste gewicht van alle vier de benen. Door het gewicht gelijkmatig over de vier benen te gaan verdelen, wordt voorkomen dat het paard op de binnenschouder of over de buitenschouder valt. Laten we naar het linksgebogen paard kijken om te zien wat er moet gebeuren:
1.
2.
3.
4.
1. Het paard bij plaatje 1 is scheef en naar links gebogen. Het meeste gewicht wordt op rechtsvoor gedragen. 2. Bij plaatje 2 wordt het paard gevraagd naar rechts te buigen. Het paard moet dus zijn korte linkerzijde stretchen en zijn rechterkant aanspannen. Het paard zal echter naar binnen vallen vanwege het gewicht wat op rechtsvoor ligt. 3. Daarom moet het gewicht diagonaal van rechtsvoor naar linksachter verhuizen. 4. Vervolgens kan de rechterheup naar voren komen en het rechterachterbeen ondertreden. Dit achterbeen kan dan gewicht op gaan nemen. Zo komt het paard diagonaal weer in balans en het lichaamsgewicht wordt gelijkmatig verdeeld over alle vier de benen.
Een niet rechtgericht linksgebogen paard met het zwaartepunt diagonaal verschoven naar het rechtervoorbeen. ©2010 Marijke de Jong
Een rechtgericht linksgebogen paard met het zwaartepunt in het midden
www.rechtrichten.com
Pag. 15 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.7. VERTICALE BALANS Het rechtrichten zorgt ervoor dat het paard verticaal in balans komt. Als voorkomen wordt dat het paard op de binnenschouder of over de buitenschouder valt, zal het paard ook verticaal recht ten opzichte van de grond blijven. De ruiter moet leren het onderscheid te voelen en het paard te corrigeren waar nodig. Scheef t.o.v. de grond: Op de binnenschouder:
Scheef t.o.v. de grond: Over de buitenschouder:
Verticaal recht:
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 16 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.8. ONDER EN BOVEN CORRECT LATEN SAMENWERKEN
Het rechtrichten zorgt ervoor dat het paard zijn rug- en buikspieren correct gebruikt. Het is voor zowel de psyche als het lichaam van een paard belangrijk dat het tijdens het werk in een voorwaarts neerwaartse houding beweegt: •
In de natuur heeft een hoge oprichting van hoofd en hals met psychische opwinding, stress en vluchten te maken. Een laag gehouden hoofd is te zien bij ontspannen paarden die grazen of slapen. Het voorwaarts neerwaarts rijden van een paard imiteert als het ware de slaap- en graashouding en in deze houding kan het paard niet het stresshormoon adrenaline aanmaken.
•
Lichamelijk werkt het zo, dat door een hoog gedragen hoofd de rug naar beneden zakt en aan kracht verliest. Als het paard zijn hoofd en hals omlaag brengt, gaat de rug omhoog en wordt deze sterker.
Strek- en buigspierketens De houding van het hoofd en de hals van het paard heeft alles te maken met het gebruik van de spieren in zijn lichaam. Spieren werken in schakels, die samen een spierketen vormen. Er is een strekketen en een buigketen: •
De strekketen bestaat uit de strekspieren van de hals, de lange rugspier, de heupstrekkers (de bilspieren en hamstrings).
•
De buigketen bestaat uit de buigspieren van de hals, de borstspieren, de buikspieren en de heupbuigers. Daarbij is het een gegeven dat als de ene groep spieren samentrekt en verkort, de andere groep strekt en ontspant. Spieren werken dus altijd in groepen. Het is vooral belangrijk dat de buikspieren van het paard zich aanspannen en de rugspieren zich ontspannen (rechterplaatje). Alleen in deze verhouding zal het paard zijn hoofd voorwaarts neerwaarts kunnen laten zakken.
Zwakke buikspieren laten de rug inzakken en kunnen leiden tot een hangbuik en een verkeerde hoofd/halshouding (linkertekening). De bijbehorende gespannen rugspier brengt het hoofd dan omhoog, en een gespannen rug en hoge hoofd/halshouding zijn niet comfortabel voor het dragen van gewicht. Het paard kan zijn hoofd voorwaarts neerwaarts brengen als het zijn bovenlijn lang en zijn onderlijn kort maakt (rechtertekening).
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 17 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Voordelen Het voorwaarts neerwaarts rijden van een paard zorgt voor de volgende positieve effecten: • • • • • • • •
Het paard kan zich fysiek en mentaal ontspannen. De lange rugspier wordt losgelaten, waardoor de rug soepel wordt en kan swingen. Het paard laat de ruiter zitten. De spieren van de bovenlijn ontwikkelen zich met behoud van soepelheid en ontspanning De rug komt omhoog en gaat werken als een brug i.p.v. als een hangmat. Het paard kan ruimere passen maken. De doornuitsteeksels worden naar voren en omhoog getrokken zodat het risico op kissing spines vermindert. De achterbenen kunnen goed ondertreden. Een paard dat voorwaarts neerwaarts komt vanwege de lengtebuiging, hoeft niet aan de teugel gereden te worden: het paard komt vanzelf in de hand. Een niet rechtgericht paard dat aan de teugel gereden wordt, krijgt een verkeerde houding in zijn wervelkolom. Ook wordt de onderhals aangespannen. Aan de teugel
In de hand
Ook in de verzameling behoudt het paard een lange bovenlijn. Het paard loopt dan meer voorwaarts-opwaarts dan voorwaarts-neerwaarts, maar behoudt de stretching in de bovenhals.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 18 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.9. 100% SYMMETRIE BESTAAT NIET Het is een utopie om te denken dat een paard 100% rechtgericht kan worden.
Het is belangrijk om de extremiteiten in de spieren weg te trainen, maar er zal altijd een ''restscheefheid'' blijven bestaan. De 80-20 regel gaat naar alle waarschijnlijkheid op: 20% van de scheefheid zorgt voor 80% van de problemen. M.a.w. de extremiteit van de scheefheid zorgt voor de meeste problemen. Aangezien er altijd een mate van scheefheid zal blijven bestaan, heeft de ruiter ook bij een paard dat in principe ''klaar'' is nog werk te doen. En paarden hebben de neiging om ondanks een goede opleiding altijd weer in hun oorspronkelijke scheefheid terug te vallen. Het is belangrijk dat de ruiter vooral de ongelijke aanleg in de achterbenen vanaf het begin van de opleiding herkent. Door het paard steeds weer recht te richten kan het zwakke been in de loop van de opleiding sterker worden, zodat het paard uiteindelijk in staat is zijn ledematen volkomen symmetrisch te gebruiken. Hoe verder het paard in de opleiding is, hoe meer het paard uitgebalanceerd raakt. Elke keer als de oefeningen moeilijker worden zal er weer een tendens van scheefheid zichtbaar worden. Dan lijkt het paard perfect symmetrisch op de volte - linksom gaat net zo gemakkelijk als rechtsom – maar blijkt in schouderbinnenwaarts dat er toch nog verschil is. Dan kan een paard uiteindelijk een perfect rechte piaffe op de middenlijn, maar blijkt rechtsom in de levade dat het rechterachterbeen toch iets minder dragend is dan het linker. Dan lijn je dat uit in de levade, maar komt het weer terug in de courbette waar de scheefheid weer zichtbaar wordt: Bij de schoolsprongen is het noodzakelijk dat beide achterbenen gelijktijdig en op volkomen identieke wijze zowel dragend als verend actief zijn. Heel weinig paarden beschikken echter over volmaakt symmetrisch ontwikkelde achterbenen. De meeste paarden zijn geneigd het zwakkere achterbeen te ontzien in een schoolsprong en dus het sterkere meer te belasten door het verder naar voren te plaatsen. Rechtrichten duurt een leven lang en dat maakt het boeiend!
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 19 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
2.10. SAMENVATTING De natuurlijke scheefheid is een spiertechnisch probleem, dat door training van de spieren opgelost kan worden. Deze training heet ''rechtrichten''. Het eindresultaat is een rechtgericht paard. •
Een rechtgericht paard is symmetrisch ontwikkeld in lijf en ledematen.
•
Een rechtgericht paard is ook symmetrisch in beweging en kan alle oefeningen zowel linksom als rechtsom gelijkmatig uitvoeren.
Een rechtgericht paard is op alle fronten in evenwicht: Lateraal: •
Een rechtgericht paard laat zich naar twee zijdes gelijkmatig inbuigen. Qua buiging in het lichaam kan het paard dus soepel naar zowel links als rechts inbuigen.
Voor / achter: •
Beide achterbenen kunnen in gelijke mate stuwen en dragen.
•
Beide voorbenen vertonen een gelijke mate van schoudervrijheid.
•
Tijdens het werk houdt het paard altijd zijn voorhand goed voor de achterhand.
Diagonaal: •
Het rechtrichten voorkomt dat het paard op de binnenschouder of over de buitenschouder valt en zorgt er dus voor dat er geen diagonale verschuiving van het gewicht plaatsvindt.
Verticaal: •
Het rechtrichten zorgt ervoor dat het paard verticaal in balans blijft.
Horizontaal: •
Het lichaamsgewicht wordt gelijkmatig verdeeld over alle vier de benen. Het zwaartepunt wordt altijd op de juiste plaats gehouden, zodat het paard altijd in balans blijft.
Onder en boven: •
Het rechtrichten zorgt ervoor dat het paard zijn rug- en buikspieren correct gebruikt. Het is voor zowel de psyche als het lichaam van een paard belangrijk dat het tijdens het werk in een voorwaarts neerwaartse houding beweegt.
Het doel van de dressuur is een rijkunstig evenwicht, waarbij 3/5 van het lichaamsgewicht door de achterbenen gedragen wordt. Alleen een rechtgericht paard laat zich verzamelen en oprichten. Het is een utopie om te denken dat een paard 100% rechtgericht kan worden. Het is belangrijk om de extremiteiten in de spieren weg te trainen, maar er zal altijd een ''restscheefheid'' blijven bestaan.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 20 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3. DE ZES STAPPEN VAN HET RECHTRICHTEN Het rechtrichten in de praktijk bestaat uit zes stappen, die ervoor zorgen dat het paard zich symmetrisch ontwikkelt in lijf en ledematen: Stap 1: Lengtebuiging
Stap 2: Voorwaarts neerwaarts
Stap 3: Ondertreden
Stap 4: Buiging van elk achterbeen afzonderlijk
Stap 5: Buiging buitenachterbeen
Stap 6: Buiging van beide achterbenen tegelijk
Het resultaat van deze zes stappen is dat een paard symmetrisch ontwikkeld is in lijf en ledematen en dat het paard op alle fronten in balans komt: Het paard laat zich naar beide zijdes inbuigen, heeft gelijkmatige schoudervrijheid, stuwt en draagt gelijkmatig met de achterbenen, en neemt gewicht over op de achterbenen.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 21 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.1. STAP 1: LENGTEBUIGING De eerste stap is het paard gelijkmatig te laten inbuigen naar links en naar rechts. Met lengtebuiging wordt bedoeld de zoveel mogelijk gelijkmatige en doorgaande zijdelingse welving in de wervelkolom van de eerste halswervel tot de laatste staartwervel. De volte is hier een goede oefening voor. Door de korte spieren te rekken en de lange spieren te laten aanspannen, kan het paard op beide zijdes de juiste lengtebuiging aannemen en de volte kogelrond lopen. Oefeningen Er zijn diverse oefeningen voor het creëren van lengtebuiging: Als je voor het eerst met een paard begint te trainen, kun je als eerste met een wortel vragen of je paard vrijwillig in de lengte wil buigen naar beide kanten. Dit doe je slechts eenmalig om te testen of het paard uit vrije wil kan inbuigen naar beide zijdes en er geen blokkades zijn. Daarna kun je je paard in stilstand vragen om in de lengte te buigen:
In beweging is de volte de eerste oefening van het rechtrichten. Je start deze oefening eerst aan de hand en later aan de longe in stap, draf en galop.
In het verdere verloop van de opleiding van het paard komt de lengtebuiging steeds weer terug: in schouderbinnenwaarts, in travers en alle andere zijgangen. Maar ook in bv. een piaffe of passage linksom is een correcte lengtebuiging vereist. Een correcte lengtebuiging naar beide zijdes blijft door de hele opleiding heen een belangrijke rode draad. N.B. Net zoals wij niet in een dag de spagaat kunnen leren, kost het ook bij het paard tijd om zijn korte spieren te stretchen en zijn lange aan te spannen. En deze aanspanning kan leiden tot spierpijn, waar je dus op bedacht moet zijn de volgende dag.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 22 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.2. STAP 2: VOORWAARTS NEERWAARTS Doordat het paard zich in de lengte heeft leren stretchen in stap 1, heeft hij zijn lange rugspier naar beide zijdes gestretcht. Een lange rugspier kan het hoofd en de hals van het paard niet omhoog houden. Zo belanden we automatisch in stap 2 van het rechtrichten: de voorwaarts neerwaartse houding.
Maar het is een beetje een kip–ei verhaal. De buigingsoefeningen zorgen voor het stretchen van de lange rugspier, waardoor hoofd en hals van het paard voorwaarts neerwaarts zakken. Maar een paard dat zijn hoofd en hals te hoog houdt, kan niet in de lengte buigen. Dus beide elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het creëren van een voorwaarts neerwaartse houding
Tijdens het werk aan de hand, het longeren en het rijden zal het paard, door het vragen van lengtebuiging, in een voorwaarts neerwaartse tendens komen.
Door het vragen van stelling en buiging, ontspant het paard zijn bovenlijn en het paard komt vanzelf voorwaarts neerwaarts in de hand. Het paard moet dus niet aan de teugel worden gereden maar moet in de hand leren komen en naar de hand toe worden gereden. Tijdens het rijden moet de ruiter niet in de verleiding komen om met een weerstand biedende hand het paard aan de teugel te vragen. Dit kan een korte hals en valse knik veroorzaken. Ook tijdens de latere oprichting moet een voorwaartse tendens behouden blijven en mag het paard niet kort worden in de nek. De voorwaarts neerwaartse tendens is een rode draad gedurende de gehele opleiding van het paard.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 23 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.3. STAP 3: ONDERTREDEN De derde stap is het ondertreden. Elk paard heeft van nature een meer stuwend achterbeen en een meer dragend achterbeen. Het ene been is wat steiler dan het andere been. Het ene been beweegt meer naast de massa, het andere meer onder de massa. Het paard moet leren om gelijkmatig te stuwen en te dragen met zijn beide achterbenen. Daartoe moeten beide achterbenen gelijkmatig leren inbuigen in de gewrichten.
Omdat we het paard niet kunnen laten gewichtheffen, zoals wij dat kunnen in het fitnesscentrum, moeten we hem zijn eigen gewicht laten gebruiken om zijn achterbenen te laten inbuigen.
Het paard moet eerst met zijn achterbeen zijn zwaartepunt vinden, om vervolgens zijn massa boven dit achterbeen te kunnen plaatsen en met zijn achterbeen dit gewicht te kunnen dragen. Het paard moet dus eerst goed leren ondertreden naar het zwaartepunt. En dat is dus de derde stap. De stip op het paard geeft het zwaartepunt weer. Om een achterbeen te kunnen laten inbuigen is het exact ondertreden naar dit punt heel erg belangrijk. Een ondertredend achterbeen betekent echter niet dat dit been meteen veel gewicht opneemt. Kijk naar deze olifant: hij treedt wel onder zijn massa met zijn achterpoot, maar zijn beide voorpoten dragen het meeste gewicht.
Samenhang stap 1, 2 en 3 De lengtebuiging (stap 1) de voorwaarts neerwaartse tendens (stap 2) en het ondertreden (stap 3) hangen nauw samen. Het één kan niet zonder het ander. Stap 1, 2 en 3 zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 24 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Om een binnenachterbeen te laten ondertreden hebben we de lengtebuiging van het paard nodig (stap 1). Door een correcte lengtebuiging komt de binnenheup van het paard naar voren, zodat het achterbeen precies onder de massa gaat treden. Hoe vollediger de wervelkolom kan inbuigen naar beide zijdes, des te beter het paard kan ondertreden en des te specifieker de ruiter op het betreffende achterbeen kan inwerken.
De voorwaarts neerwaartse tendens (stap 2) van het paard animeert het achterbeen tot doorswingen naar voren richting het zwaartepunt en zorgt ervoor dat het paard ruim met zijn achterbeen naar voren grijpt.
LVO De eerste drie stappen noem ik ook wel de ‘’LVO’’ van het paard: • • •
de L staat voor lengtebuiging, de V voor voorwaarts neerwaarts en de O voor ondertreden
De LVO is de rode draad gedurende de hele opleiding van het paard van de volte tot de pirouette. Zelfs de piaffe, passage en levade kunnen in een linksbuiging of een rechtsbuiging uitgevoerd worden en ook in die oefeningen is de voorwaarts neerwaartse neiging van het paard en het ondertreden van wezenlijk belang. Volte De volte is de eerste oefening om het paard te leren ondertreden. Via deze oefening kan de ruiter het binnenachterbeen van het paard gaan bewerken doordat het paard de lengtebuiging aanneemt en in een voorwaarts neerwaartse tendens beweegt. Belangrijk is dat de ruiter steeds van hand verandert. Doordat de ruiter eerst met het ene achterbeen werkt en dan met het andere, kan het paard als het van hand is veranderd, het eerder bewerkte been ontlasten. Er wordt eerst aan de hand gewerkt, daarna aan de longe in stap en draf en ten slotte worden de voltes rijdend uitgevoerd. Als het goed gaat worden de voltes daarna vergroot en verkleind. Voltes worden uiteindelijk uitgevoerd in alle mogelijke formaten en op elke willekeurige plek in de rijbaan, zodat de coördinatie van het binnenachterbeen steeds beter wordt. Vanuit de volte ontwikkelt zich de schouderbinnenwaarts, de oefening die het binnenachterbeen een stuk buigzamer maakt. ©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 25 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.4. STAP 4: BUIGING BINNENACHTERBEEN De vierde stap is het buigzaam maken van het binnenachterbeen door middel van schouderbinnenwaarts, de belangrijkste oefening van de rechtrichtende buigingsarbeid. Zorgt de volte voor buiging in het lichaam, de schouderbinnenwaarts zorgt voor de buiging van de ledematen. Bij de schouderbinnenwaarts wordt het binnenachterbeen van het paard meer belast, waardoor dit achterbeen buigzaam wordt gemaakt. Zonder lichaamsbuiging geen buiging van het achterbeen Om het binnenachterbeen buigzaam te maken, moet ook het lichaam buigzaam zijn. De bewerking van de wervelkolom en het binnenachterbeen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is niet mogelijk om deze twee onderdelen afzonderlijk aan te pakken. Buigt het paard namelijk correct in de wervelkolom, dan buigt het paard ook zijn binnenachterbeen. Via de volte is het paard buigzaam geworden in zijn lichaam en heeft hij leren ondertreden met zijn binnenachterbeen. Vervolgens kan dit ondertredende achterbeen gewicht op over gaan nemen van de voorhand en daardoor buigzamer worden. Dit gebeurt via de oefening schouderbinnenwaarts. In schouderbinnenwaarts wordt de massa voor de bewegingsrichting van het binnenachterbeen geplaatst. Daardoor komt het binnenachterbeen de massa als het ware steeds tegen en moet het deze last iedere keer op zich nemen. Schouderbinnenwaarts is het fitnessapparaat voor het trainen van het binnenachterbeen. Schouderbinnenwaarts maakt het paard leniger, omdat er een sterkere buiging van de wervelkolom en een sterkere buiging in het binnenachterbeen voor nodig is. De achterbenen worden via schouderbinnenwaarts eerst onafhankelijk van elkaar aan een sterkere buiging gewend, door de achterbenen steeds apart te oefenen. Dus de schouderbinnenwaarts linksom en rechtsom wordt steeds afwisselend aangeboden. De oefening wordt aan de hand aangeleerd en wordt vervolgens rijdend uitgevoerd. Schouderbinnenwaarts wordt in alle natuurlijke gangen uitgevoerd. Bij aanvang wordt het beste tempo gekozen, waarbij de meeste kwaliteit ontstaat. In het begin wordt weinig oprichting gevraagd. Gedurende de opleiding wordt steeds meer verzameling gevraagd. Door toename van de oprichting wordt het gewicht op en de buiging van het betreffende achterbeen vergroot. De schouderbinnenwaarts is tot slot DE rechtrichtende buigingsoefening voor de galop. Als het paard zijn binnenachterbeen buigzaam heeft gemaakt kan dit achterbeen ook in zijn functie van buitenachterbeen worden getraind.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 26 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.5. STAP 5: BUIGING BUITENACHTERBEEN De vijfde stap is het buigzaam maken van het buitenachterbeen via de travers. Travers is een andere belangrijke pijler van de rijkunst. Travers zorgt ervoor dat de stuwkracht van het buitenachterbeen verminderd wordt en dat dit achterbeen meer tot dragen wordt gebracht. De travers komt tot stand als de achterhand naar binnen wordt gericht, terwijl de voorhand op zijn eigen lijn blijft. De massa van het paard wordt dan voor het buitenachterbeen gericht. Het buitenachterbeen komt zo onder de massa, waardoor dit been buigzaam kan worden gemaakt.
Bij travers moet er echter wel op gelet worden dat het binnenachterbeen zich niet aan zijn last gaat onttrekken door teveel naar binnen uit te wijken. Ook het binnenachterbeen moet de massa ondersteunen in travers. Vier achterbenen Door de oefening schouderbinnenwaarts linksom en rechtsom te rijden, wordt het paard gevraagd om met het betreffende binnenachterbeen onder de massa te treden en gewicht op te nemen. Door de travers linksom en rechtsom te trainen, wordt het paard gevraagd om met het betreffende buitenachterbeen onder te treden en gewicht op te nemen. Dat betekent dat het paard eigenlijk vier achterbenen heeft, die door de betreffende oefeningen gegymnastiseerd worden: 1 Linkerachterbeen als binnenachterbeen 2 Rechterachterbeen als buitenachterbeen 3 Linkerachterbeen als buitenachterbeen 4 Rechterachterbeen als binnenachterbeen In schouderbinnenwaarts treden de binnenbenen voor de buitenbenen langs. In travers treden de buitenbenen voor de binnenbenen langs. Zo traint het paard niet alleen zijn kracht en buigzaamheid maar ook zijn coördinatie. Afgeleiden oefeningen De renvers, het appuyeren en de (werk)pirouettes zijn van de travers afgeleid en zorgen er ook voor dat lichaam en ledematen steeds buigzamer worden. Trapsgewijs wordt de moeilijkheidsgraad verhoogd. Renvers ©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 27 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Bij de travers loopt het paard met de voorhand langs de wand. Bij de renvers loopt het paard juist met zijn achterhand langs de wand. De renvers is een goede test om te kijken of het paard werkelijk zijn achterbenen buigzamer heeft gemaakt en gewicht heeft overgenomen van de voorhand. Zo niet, dan valt het paard vaak over de buitenschouder (dat is op de tekening de rechterschouder) naar binnen. Samenhang schouderbinnenwaarts – travers - renvers Bij schouderbinnenwaarts treedt het binnenachterbeen onder de massa, bij de travers en renvers treedt het buitenachterbeen onder de massa.
Schouderbinnenwaarts
Travers
Renvers
Door in schouderbinnenwaarts de buiging van achteren naar voren te wisselen, ontstaat de renvers. Door in travers de buiging van voren naar achteren te wissen, ontstaat de renvers.
Samenhang travers – renvers De renvers is het spiegelbeeld van de travers en heeft precies dezelfde gymnastiserende werking als de travers. De renvers is een oefening op twee hoefslagen en drie of vier hoefsporen. Het paard kijkt in de richting waarin hij heen loopt. Het paard is van nek tot staart in de lengte gebogen en het buitenachterbeen treedt onder het zwaartepunt. De achterhand loopt op de hoefslag, de voorhand loopt op de tweede hoefslag.
Travers
Renvers
Dit in tegenstelling tot de travers, waarbij de voorhand op de hoefslag loopt en de achterhand op de tweede hoefslag.
Wissel Door het paard in het galopzweefmoment van licht renvers naar licht travers te wisselen ontstaat de vliegende galopwissel. De wissel ontstaat doordat de ruiter zijn nieuwe zitbeenknobbel belast, die daardoor druk uitoefent op de binnenste rugspier. Deze trekt samen, waardoor de nieuwe binnenheup naar voren komt en het nieuwe buitenachterbeen onder de massa komt. De wissel is een mooie test om te kijken of het paard is rechtgericht. Als het paard makkelijk de ene kant op wisselt en moeilijk de andere kant, dan is dat het bewijs dat het paard nog niet voldoende is rechtgericht. De ruiter moet dan teruggrijpen naar de basis: de schouderbinnenwaarts en travers in stap, draf en galop en deze gelijkmatiger ontwikkelen.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 28 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Appuyeren Bij het appuyeren beweegt het paard op een voorwaarts zijwaartse manier en in lengtebuiging over de diagonaal waarbij hij kijkt in de richting waar hij heen gaat. Tijdens het appuyeren treedt het paard afwisselend met het binnenen het buitenachterbeen onder het zwaartepunt. De buitenbenen treden voorlangs en voorbij de binnenbenen. Appuyeren start altijd met enkele passen schouderbinnenwaarts, waarna het buitenachterbeen erbij gevraagd wordt. Travers over de diagonaal Appuyeren is een travers over de diagonaal. Bij het appuyeren heeft het paard helemaal geen steun meer van de wand, zodat hij geheel op eigen benen deze traversmatige oefening moet uitvoeren. Stel je voor dat de wand over de diagonaal loopt en rijdt langs die denkbeeldige wand travers, dan ontstaat vanzelf het appuyement. Schouderbinnenwaarts opzij Bij het appuyeren moeten de schouders altijd voor de achterhand uitgaan. Op elk moment tijdens het appuyeren moet het paard schouderbinnenwaarts rechtuit kunnen lopen. Je weet dan zeker dat het paard de juiste vorm heeft tijdens het appuyeren. Dat is ook een goede oefening als het paard te veel opzij valt door het binnenbeen van de ruiter heen. Voor paarden die nog niet sterk genoeg zijn en hun balans snel verliezen is het dus raadzaam om het appuyeren af te wisselen met het rechtuit rijden in schouderbinnenwaarts. Werkpirouette Bij een werkpirouette loopt het paard traversmatig op een kleine volte. De voorbenen beschrijven een grotere cirkel dan de achterbenen. De kortere stappen van de achterbenen op de kleinere cirkel vergen een sterkere belasting van de achterbenen, waardoor de voorhand vrijer en lichtvoetiger kan bewegen.
Door geduldig, consequent oefenen en langzaam opvoeren van de moeilijkheidsgraad wordt het paard steeds soepeler, leniger, buigzamer en krachtiger. Ook in deze oefeningen is het heel belangrijk dat het binnenachterbeen zich niet aan zijn last gaat onttrekken door te veel naar binnen uit te wijken. De volgende stap is het gelijktijdig laten inbuigen van beide achterbenen. ©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 29 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.6. STAP 6: BUIGING BEIDE ACHTERBENEN Het hoofddoel van de rijkunst is het volledig ontwikkelen van de draagkracht van de achterhand door het buigzaam maken van de achterbenen. Het gewicht dat van nature op de voorhand ligt wordt door training zoveel mogelijk naar achteren verlegd, om de fragiele voorbenen te ontlasten. In de voorgaande stappen moest telkens één achterbeen meer buigen dan het andere. Door de schouderbinnenwaarts en de traversmatige oefeningen is ieder achterbeen afzonderlijk aan de sterkere buigingen gewend geraakt, zowel in functie van binnenbeen als van buitenbeen. Stap 6 houdt zich vervolgens bezig met het vergroten van de buiging van beide achterbenen tegelijk. De grootst mogelijke gelijktijdige buiging van de achterbenen in de draf wordt gevraagd in de piaffe en passage. In galop is de grootste buiging te zien in de galoppirouette. In deze oefeningen moeten beide achterbenen gelijktijdig in de gewrichten buigen. Omdat het grootste deel van de totale last gedragen wordt door de achterbenen, hoeven de voorbenen de last nog maar heel licht te ondersteunen.
Piaffe
Pirouette
Levade
Hoe zwaarder de belasting, hoe meer buiging het achterbeen zal aannemen en hoe lichter de voorhand wordt. 100% gewicht op de achterhand is te zien in de levade. De levade staat voor de ultieme verzameling en oprichting. De achterhand van het paard is de motor van alle prestaties. De rijkunst heeft als doel deze motor krachtiger, buigzamer en verender te maken. Door een logisch geordend systeem van paardengymnastiek kan dit doel bereikt worden.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 30 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
3.7. SAMENVATTING Het rechtrichten in de praktijk bestaat uit zes stappen, die ervoor zorgen dat het paard zich symmetrisch ontwikkelt in lijf en ledematen. Stap 1: Lengtebuiging De eerste stap van het rechtrichten is het vragen van lengtebuiging aan het paard. Met lengtebuiging wordt bedoeld: de zoveel mogelijk gelijkmatige en doorgaande zijdelingse welving in de wervelkolom. Door de korte spieren te rekken en de lange spieren te laten aanspannen, kan het paard op beide zijdes de juiste lengtebuiging aannemen. Stap 2: Voorwaarts neerwaarts Als het paard zijn rug loslaat door het stretchen in stap 1, kan hij zijn hals voorwaarts neerwaarts laten zakken. Door het stretchen van de buitenkant van het lichaam wordt de rugspier aan die kant lang. Een lange rugspier kan het hoofd niet omhoog houden, waardoor het paard zijn hals als het ware laat ''vallen'' in een voorwaarts neerwaartse houding. Stap 3: Ondertreden Door een correcte lengtebuiging komt de binnenheup van het paard naar voren, zodat het binnenachterbeen precies onder de massa kan treden. De voorwaarts neerwaartse tendens van het paard animeert het achterbeen tot doorswingen naar voren. Het correct ondertreden is een voorwaarde om het achterbeen in de volgende stappen te kunnen laten buigen. Stap 4: Buiging binnenachterbeen Als het paard de juiste lengtebuiging kan aannemen, is het in staat zijn binnenachterbeen onder de massa te plaatsen. Vervolgens kan dit ondertredende achterbeen gewicht over gaan nemen van de voorhand en daardoor buigzamer worden. Dit gebeurt via de oefening schouderbinnenwaarts. Stap 5: Buiging buitenachterbeen De volgende stap is om het achterbeen buigzaam te maken in de functie van buitenachterbeen. Dit gebeurt via de travers. Het buitenachterbeen komt in deze oefening onder de massa, waardoor dit been buigzaam wordt gemaakt. De travers zorgt ervoor dat de stuwkracht van het buitenachterbeen verminderd wordt en dit achterbeen meer tot dragen gebracht wordt. Stap 6: Buiging van beide achterbenen tegelijk Als het paard geleerd heeft zijn lichaam te buigen en vervolgens ieder achterbeen, dan kan hem gevraagd worden beide achterbenen tegelijk te buigen. Hier voorgebruiken we de pirouette en de piaffe. Een rechtgericht paard laat zich verzamelen en oprichten, zodat de voorhand ontlast wordt. De eerste drie stappen worden ook wel de ‘’LVO’’ van het paard genoemd. De L staat voor lengtebuiging, de V voor voorwaarts neerwaarts en de O voor ondertreden. Het resultaat van alle zes stappen is dat een paard symmetrisch ontwikkeld is in lijf en ledematen en dat hij in balans komt.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 31 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
4. DRIE TRAININGSVORMEN Het rechtrichten bestaat uit een reeks gymnastiekoefeningen voor het paard om spieren te rekken en te strekken, aan te spannen en weer te ontspannen, zodat hij fit, soepel, buigzaam, gespierd en sterk wordt om de ruiter goed te kunnen dragen. De ruiter is daarbij de persoonlijke fitnesstrainer van het paard. Het paard kan via drie trainingsvormen worden rechtgericht: 1. Longeren 2. Werk aan de hand 3. Rijden
Longeren
Werk aan de hand
Rijden
Via deze trainingsonderdelen ontwikkelt het paard zich symmetrisch in lijf en ledematen. Bij alledrie de trainingsvormen wordt gebruik gemaakt van een kaptoom. Daarover gaat de volgende paragraaf.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 32 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
DE KAPTOOM Tijdens het rechtrichten maken we gebruik van een kaptoom. Via de kaptoom kun je het paard in de gehele lengte in zijn wervelkolom laten inbuigen, van de eerste halswervel tot de staartwervels. Deze lengtebuiging wordt in alle rechtrichtende buigingsarbeid gevraagd, zowel tijdens het longeren, het werk aan de hand als het rijden. De kaptoom bestaat uit een flexibele metalen neusbeugel die met leer is omwikkeld en die zich naar de neus vormt. Aan de neusbeugel zijn drie ringen zijn bevestigd. Deze ringen zijn beweeglijk, wat gemakkelijk is bij het van hand veranderen. Verder verhindert een kaakriem dat de bakstukken in de ogen kunnen komen. De kaptoom werd in vroeger eeuwen al gebruikt om paarden mee te trainen. Grootmeester François Robichon de la Guérinière (1688-1751) schrijft er over in zijn boek ''Ecole de Cavalerie''. Ook de Duke of Newcastle en De la Broue (rond 1600) kenden grote voordelen toe aan de kaptoom. Voordelen
Het jonge of scheve paard is nog niet gewend om zijn lichaam te buigen en zal voortdurend proberen rechtuit te lopen. De kaptoom is uitgevonden om het paard te leren wenden, halt te leren houden, het hoofd en de achterhand correct te kunnen plaatsen, lijf en leden soepel en buigzaam te maken, zonder de mond te benadelen.
Door het gebruik van de kaptoom wordt je paard een stuk soepeler in zijn lichaam.
Met de kaptoom kunnen ook de fouten die andere ruiters hebben toegebracht via de trens, hersteld worden.
Bij een eventuele overgang van kaptoom naar trens of kandare zal het paard attent reageren op het effect van het bit en het paard zal als resultaat lichter in de hand zijn.
De kaptoom helpt je optimaal bij het rechtrichten. Het is heel eenvoudig om de kaptoom te gebruiken in de training.
De kaptoom is eenvoudig in het hoofdstel te integreren met het bit.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 33 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Hoe moet de kaptoom passend gemaakt worden? •
De neusriem moet vast aangesloten liggen, zodat de kaptoom goed aansluit en niet over de neus heen en weer glijdt tijdens de rechtrichtende buigingsarbeid. Een goed aangesloten kaptoom maakt een exacte inwerking mogelijk.
•
De kaakriem wordt zo gesloten, dat deze goed aanligt en functioneert als een stabilisator. De kaakriem moet dus niet als een keelriem gesloten worden (vuist tussen riem en kaak), maar strakker aangelegd worden.
•
Hoe dieper de kaptoom op de neus ligt, hoe specifieker de kaptoom inwerkt. Bij gevoelige paarden wordt de neusbeugel wat hoger geplaatst. In ieder geval mag de kaptoom niet zo laag liggen, dat de neusvleugels ingedrukt worden of de ademhaling bemoeilijkt wordt.
•
De gemiddelde positie is die hoogte waar ook een Engelse neusriem ligt, ongeveer 2 à 3 vingerbreedtes onder het jukbeen.
Longeren Tijdens het longeren moet het paard leren om op een cirkel te lopen en in de lengte te buigen. Het paard wordt bij het rechtrichten aan de kaptoom gelongeerd aan een enkele longe. De longe wordt aan de middelste ring van de kaptoom bevestigd. Bij het longeren is het aan te raden om een kaptoom te gebruiken om zo de mond te sparen en deze sensibel te houden. De longe werkt zo indirect op het minder gevoelige neusbeen in, terwijl een longe die bevestigd is aan een bit direct op de gevoelige mond inwerkt. Werk aan de hand Het werk aan de hand kan met de kaptoom worden uitgevoerd of met een combinatie van kaptoom met bit. Het werk aan de hand wordt gedaan met de teugel bevestigd aan de twee buitenste ringen van de kaptoom. Indien ook met het bit wordt gewerkt, wordt met twee teugels gewerkt. Via de kaptoom kun je het paard tijdens de rechtrichtende buigingsarbeid in de gehele lengte in zijn wervelkolom laten inbuigen, van de eerste halswervel tot de staartwervels. Rijden Het jonge paard kan ingereden worden aan de kaptoom, omdat hij inmiddels gewend is met dit hulpmiddel bestuurd te worden vanaf de grond. Ook verreden paarden reageren goed op de kaptoom. Het rijden kan met de kaptoom worden uitgevoerd of met een combinatie van kaptoom met bit.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 34 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
4.2. LONGEREN Het doel van het longeren is het paard op beide zijdes te gymnastiseren. Het paard wordt gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waarbij het zijn binnenachterbeen onder de massa plaatst en door het stretchen van de buitenkant van zijn lijf zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen.
Door het longeren raakt het jonge paard vertrouwd met het werken met de mens en hij leert op te letten en te gehoorzamen. Het longeren maakt het paard sterker en het verbetert de coördinatie. Ook kan het paard conditie opbouwen. Het paard leert zijn rugspieren te ontspannen en zijn buikspieren aan te spannen. De ruiter kan het paard van de grond af zien bewegen en observeren in al zijn gangen en kan hem paard vanaf de grond begeleiden in zijn ’’fitness-training’’ Rode draad Rode draad bij het longeren is de LVO, dus stap 1, 2 en 3: • • •
Lengtebuiging Voorwaarts neerwaartse tendens Ondertreden
Op beide zijdes wordt het paard gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waardoor het zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen en zijn binnenheup naar voren brengt zodat het achterbeen onder de massa gezet kan worden. Zowel in stap, draf als galop. Als het paard deze drie elementen - de LVO - geleerd heeft aan de longe, is een grote stap in de opleiding gemaakt. Als de LVO in orde is, loopt het paard in balans en in een correcte en ontspannen voorwaarts neerwaartse houding. Bijzetteugels zijn daarom niet nodig. Als je nog niet bekend bent met longeren is het ten zeerste aan te raden om deskundige begeleiding te zoeken om dit trainingsonderdeel onder de knie te krijgen.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 35 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Oefeningen Aan de longe leert het paard de volgende oefeningen: 1. Voorwaarts neerwaarts in stilstand De eerste oefening die het paard geleerd wordt, is het voorwaarts neerwaarts brengen van zijn hoofd en hals. Vraag het paard in stilstand te wijken voor druk achter de oren. Als het paard zijn hoofd laat zakken, haal je de druk weg en beloon je het paard. Deze oefening wordt ook wel ‘wijken voor druk’ genoemd. 2. Stelling & buiging in stilstand In de tweede oefening wordt stelling en buiging gevraagd. Stelling is de buiging van het hoofd/halsgebied naar links of rechts. Je vraagt beetje bij beetje stelling, waarbij het paard stil moet blijven staan. Als het paard de stelling in losgelatenheid aanneemt, laat je zelf de druk los. Als het goed gaat, zie je dat door het vragen van stelling de buiging doorwerkt in de gehele wervelkolom, waardoor de heup iets naar voren komt. 3. LVO aan de hand De derde oefening is het paard laten bewegen op een cirkel met lengtebuiging, een voorwaartse neerwaartse tendens en een ondertredend binnenachterbeen. Tijdens de oefening vraag je stelling via de kaptoom. Je vraagt tegelijkertijd het hoofd voorwaarts neerwaarts en met een ‘vriendelijke’ zweep kun je het binnenachterbeen animeren om onder te treden.
4. LVO op de grotere cirkel Het paard heeft via de eerste drie oefeningen geleerd voorwaarts neerwaarts te lopen, in de lengte te buigen en met zijn binnenachterbeen onder de massa te treden. Nu kan het paard op de grotere cirkel geplaatst worden.
5. Overgangen Als het paard in stap de LVO behoudt, kan hem gevraagd worden dit ook in draf te laten zien en later ook in galop. Niet progressieve overgangen, zoals halt-draf, galop-stap kunnen aan het paard gevraagd worden als hij bevestigd is in alledrie de gangen. ©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 36 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
4.2. WERK AAN DE HAND Het doel van het werk aan de hand is het paard op beide zijdes te gymnastiseren, het paard de rechtrichtende buigingsarbeid aan te leren en het paard voor te bereiden op het rijden. De ruiter kan het paard alle zijgangen vanaf de grond aanleren. De ruiter kan het paard daarbij van de grond af zien bewegen en observeren in al zijn gangen en bijvoorbeeld zien welk achterbeen zwakker is. Rode draad Rode draad bij het werk aan de hand is de LVO, stap 1, 2 en 3: • • •
Lengtebuiging Voorwaart neerwaartse tendens Ondertreden
In elke oefening wordt het paard gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waardoor het zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen en zijn binnenheup naar voren brengt zodat het achterbeen onder de massa gezet kan worden. Maar via het werk aan de hand kunnen ook stap 4, 5 en 6 uitgevoerd worden: het buigzaam maken van het binnenachterbeen (4) , het buigzaam maken van het buitenachterbeen (5) en het buigzaam maken van beide achterbenen tegelijk (6) zodat de voorhand ontlast wordt. Als je nog niet bekend bent met het werk aan de hand is het ten zeerste aan te raden om deskundige begeleiding te zoeken om dit trainingsonderdeel onder de knie te krijgen. Oefeningen Via het werk aan de hand leert het paard de volgende oefeningen: Volte In de volte leert het paard naar beide zijdes in te buigen, in een voorwaarts neerwaartse houding en met een ondertredend binnenachterbeen. De ruiter vraagt stelling met de binnenteugel en vraagt het binnenachterbeen onder te treden doordat de zweep het binnenachterbeen ’aanwijst’ op het moment dat dat been in de lucht is. Schouderbinnenwaarts Als het paard nageeflijk aanvoelt aan de binnenteugel, kan via de buitenteugel het paard gevraagd worden zijn schouders naar binnen te brengen. Zo wordt de massa voor de bewegingsrichting van het binnenachterbeen geplaatst, waardoor dit been meer gewicht gaat opnemen. De wand begrenst het buitenachterbeen, zodat dit niet kan uitzwaaien.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 37 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Travers Via de travers wordt het buitenachterbeen buigzaam gemaakt. De ruiter loopt in deze oefening achteruit en maakt het paard hol in de hals. Als reactie komt de achterhand naar binnen.
Renvers Om de travers meer op eigen benen uit te laten voeren, wordt de renvers aangeboden. Deze oefening wordt opgezet vanuit een schouderbinnenwaarts op vier sporen. Dan wordt de buiging gewisseld en zo ontstaat de renvers.
Appuyeren Het appuyement aan de hand is een renvers op de diagonaal, waarbij het paard totaal geen steun meer heeft van de wand en dus op eigen benen moet lopen. De inzet is als volgt: de ruiter wendt af op een kwartlijn (lijn tussen de hoefslag en de middellijn) en wisselt de buiging. Belangrijk is om de voorhand goed voor de achterhand te houden, zodat beide achterbenen het zwaartepunt kunnen blijven vinden. Werkpirouette De werkpirouette aan de hand wordt uitgevoerd met de ‘renvershulpen’. Om het aan te leren is de volgende oefening praktisch: Maak een grote volte bij A. Wissel op X de buiging en maak een volte bij C waarbij het paard de houding van de renvers aanneemt. Door de volte vervolgens te verkleinen, en het paard als het ware een wending om de achterhand te laten maken, ontstaat een werkpirouette. Piaffe Alle oefeningen die hierboven beschreven zijn, kunnen ook in draf worden uitgevoerd. Door de draf steeds meer te verzamelen ontstaan zogenaamde ‘halve passen’ in de draf. Uiteindelijk, na een langdurige trainingsperiode, is het paard zo sterk geworden dat hij kan ‘draven op de plaats’ en zo ontstaat de piaffe. In deze oefening worden beide achterbenen tegelijk buigzaam gemaakt. ©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 38 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
4.3. RIJDEN Alle zijgangen die het paard van de grond af heeft aangeleerd kan de ruiter rijdend vervolmaken. Rode draad Rode draad bij het rijden is de LVO, stap 1, 2 en 3: • • •
Lengtebuiging Voorwaart neerwaartse tendens Ondertreden
In elke oefening wordt het paard gevraagd in de juiste lengtebuiging te lopen, waardoor het zijn rug loslaat en voorwaarts neerwaarts gaat lopen en zijn binnenheup naar voren brengt zodat het achterbeen onder de massa gezet kan worden. Rijdend kunnen ook stap 4, 5 en 6 uitgevoerd worden: het buigzaam maken van het binnenachterbeen, het buigzaam maken van het buitenachterbeen en het buigzaam maken van beide achterbenen tegelijk zodat de voorhand ontlast wordt. Als je nog niet bekend bent met de rechtrichtende buigingsarbeid te paard is het ten zeerste aan te raden om deskundige begeleiding te zoeken om dit trainingsonderdeel onder de knie te krijgen. Oefeningen Via de volgende oefeningen kan het paard worden rechtgericht tijdens het rijden. Volte De volte is ook de basisoefening bij het rijden. Via deze oefening leert het paard correct te buigen onder de ruiter. Ook moet het paard in een voorwaarts neerwaartse houding lopen om de ruiter met een juist ruggebruik te kunnen dragen. Belangrijk is dat het paard met zijn binnenachterbeen onder de ruiter treedt, om zo de ruiter beter te kunnen dragen.
Schouderbinnenwaarts De volte heeft ervoor gezorgd dat het paard zijn lichaam leert buigen. De schouderbinnenwaarts is belangrijk om het binnenachterbeen buigzamer te maken. De ruiter gebruikt hierbij de zogenaamde versale hulpen. Versale hulpen zijn de volgende diagonale hulpen: •
©2010 Marijke de Jong
Binnenbeen in combinatie met de buitenteugel
www.rechtrichten.com
Pag. 39 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Travers Via de travers wordt het buitenachterbeen buigzaam gemaakt. De ruiter gebruikt hierbij de zogenaamde traversale hulpen. Traversale hulpen zijn de volgende diagonale hulpen: •
Buitenbeen in combinatie met de indirecte binnenteugel
Renvers Om de travers meer op eigen benen uit te laten voeren, wordt de renvers aangeboden. Deze oefening wordt opgezet vanuit een schouderbinnenwaarts op vier sporen. Dan wordt de buiging gewisseld en zo ontstaat de renvers.
Appuyeren Het appuyement wordt rijdend uitgevoerd als een travers die gereden wordt op de diagonaal. De inzet is als volgt: de ruiter rijdt eerst een paar passen schouderbinnenwaarts om vervolgens het buitenachterbeen erbij te vragen en de travers uit te voeren over de diagonaal. Werkpirouette De werkpirouette wordt rijdend uitgevoerd als een travers op de volte. Om het aan te leren is de volgende oefening aan te bevelen: De ruiter rijdt een volte in travers en verkleint spiraalsgewijs de volte. De 1/2 pirouette in stap is een wending om de achterhand en wordt ook wel keertwending genoemd. Piaffe Uiteindelijk is het paard zo sterk dat hem gevraagd kan worden beide achterbenen tegelijk te buigen in de piaffe.
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 40 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
5. TOT SLOT Tot slot zet ik nog even de voordelen van het rechtrichten voor jou en je paard op een rij: •
Je kunt je paard met (rijkunstige) problemen ontwikkelen naar een fijn, meewerkend rijpaard.
•
Je leert te trainen in een logisch systeem van goed doordachte gymnastiserende oefeningen en kunt jezelf zo ontwikkelen tot persoonlijke fitnesstrainer van je paard.
•
Dit baanbrekende trainingssysteem zorgt er gegarandeerd voor dat je je rijproblemen voor altijd kunt elimineren.
•
Je krijgt steeds meer inzicht in het ontstaan van rijkunstige problemen, leert deze te verhelpen en te voorkomen.
•
Dankzij het heldere systeem heb je altijd een goede basis om op terug te vallen, om van daaruit oplossingen te vinden, welk rijkunstig probleem je ook tegenkomt.
•
Met rechtrichten als ‘heilgymnastiek’ kun je rugproblemen en overbelasting wegnemen en voorkomen.
•
En je kunt daarnaast nog een stapje verder gaan: je kunt de talenten van je paard tot volle bloei laten komen
•
Je paard ontwikkelt zich fysiek, wordt soepeler en wendbaarder, sterker en buigzamer in de achterhand en laat zich makkelijk lichtvoetig verzamelen.
•
Je paard wordt mentaal sterker, zelfverzekerder en zal niet snel meer schrikken. Je paard wordt steeds loyaler en aanhankelijker naar je toe en zal geen verzet meer tonen.
•
Als ik kijk naar al mijn andere eigen paarden en de vele andere paarden die met deze methode enorm zijn opgeknapt, dan is dat het bewijs dat rechtrichten werkt! Ook voor jouw paard.
•
De methode is heel diervriendelijk.
•
In de afgelopen jaren heb ik veel mensen ontmoet die niet happy waren met het rijden op hun paard en die nu met veel plezier en met goede resultaten elke dag hun paard rijden.
•
De trainingsonderdelen kunnen door iedereen worden uitgevoerd, het maakt niet uit of je een beginnend ruiter bent of gevorderd.
Veel succes!!!
Marijke de Jong
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 41 van 42
Rechtrichten
Marijke de Jong
Wil je optimaal rechtrichten? Dat kan met deze speciale kaptoom met bijpassende teugel. De kaptoom en de teugel zijn verkrijgbaar in bruin en zwart.
Bestel nu de speciale kaptoom en teugel
P P P P P P P P P
De kaptoom is speciaal ontwikkeld voor het longeren, werk aan de hand en het rijden Door het gebruik van deze kaptoom wordt je paard een stuk soepeler in zijn lichaam Door de teugelclips kun je gemakkelijk de teugels aan de verschillende ringen bevestigen De kaptoom en teugel zijn van hoge kwaliteit en gaan heel lang mee De kaptoom en teugel behoeven nauwelijks onderhoud Het leer is soepel, ligt fijn in de hand en sluit heel fijn om het hoofd van het paard Het neusstuk is verstevigd, maar blijft soepel voor optimaal contact tussen paard en ruiter Deze kaptoom en teugel helpen je optimaal bij het rechtrichten De kaptoom is eenvoudig in het hoofdstel te intergreren met het bit
Je kunt deze kaptoom en teugel bestellen op:
http://www.kaptoom.nl
©2010 Marijke de Jong
www.rechtrichten.com
Pag. 42 van 42