Diefstal van het volk Een hoofdstuk uit
De bouwbeerput Van
Joep Dohmen en Jos Verlaan (Prometheus, 2004)
Diefstal van het volk `Ramoncito Booi is corrupt. Schrijf dat maar op: Ramoncito Booi is fucking corrupt.' In het bestuurskantoor op Bonaire, een paar honderd meter van het strand aan de Caraïbische Zee, spreekt partijleider en Statenlid Jopie Abraham van de Democratische Partij van Bonaire (PDB) onverbloemd als het gaat om zijn rivaal Ramoncito Booi van de Union Patriotico Boneriano (UPB). Booi is de populairste politicus van het eiland. Hij won in mei 2003 glansrijk de verkiezingen voor het eilandbestuur. Met zes van de negen zetels in de eilandsraad kreeg de UPB zelfs een absolute meerderheid. Booi is partijleider, lid van de Staten van de Nederlandse Antillen en adviseur van de Antilliaanse regering, die zetelt in Willemstad op het naburige eiland Curaçao. Kortom een machtig man in de lokale én in de landelijke, Antilliaanse politiek. Abraham en Booi houden als Statenleden kantoor in het bestuursgebouw van Bonaire, ogenschijnlijk broederlijk naast elkaar. Booi in een comfortabel ingerichte kamer met donkere houten lambrisering langs de wanden. Het steekt af tegen de met dossiers en affiches volgepakte werkplek van Abraham. Booi oogt als een tropenvariant van de Italiaanse minister-president Berlusconi. Goed in het pak, joviaal en innemend. Maar achter dat imago schuilt een corrupte politicus, verzekert opponent Abraham. Een man die voortdurend zijn eigen financiers tevreden stelt en de zakken van zichzelf en zijn familie vult. `Booi is een van de weinige politici die wél met naam en toenaam voorkomt in het justitiële dossier naar fraude en corruptie maar niet vervolgd wordt,' verzucht Abraham. Abraham doelt op het onderzoek van het Openbaar Ministerie op Curaçao naar corruptie- en omkooppraktijken in het openbaar bestuur op dat eiland. De dossiers bevatten aanwijzingen die het door Abraham geschetste beeld van Booi ondersteunen. En niet alleen het beeld van Booi.
De bouwbedrijven, en andere ondernemingen die zaken doen met de overheid, betalen sinds jaar en dag politici en politieke partijen. De praktijk is ontaard in een cultuur van fraude en corruptie. Officieel worden alleen verkiezingscampagnes gesponsord. Maar de vanuit Nederland aangestuurde bouwbedrijven blijken ook te betalen om overheidsopdrachten veilig te stellen of om vertrouwelijke overheidsinformatie te bemachtigen. Het geld wordt rechtstreeks overhandigd aan partijprominenten. Het Justitie-onderzoek leverde in 2003 een groot aantal verdachten op: politici van bijna alle partijen, ambtenaren, maar ook topmannen uit het bedrijfsleven, vooral uit de bouwsector. Zoals De Antillen NV, een dochterbedrijf van het Nederlandse bouwconsortium Koninklijke Wegenbouw Stevin (KWS). Dat bedrijf kocht ambtenaren en politici om, zoals kopstukken van de grootste partij op Curaçao, de Frente Obrero i Liberashon (FOL). Het ging om FOLpolitici als Nelson Monte, maar ook om politici van veel andere partijen en om ambtenaren. Ze werden, samen met De Antillen NV en haar toenmalige directeur, Cees Lutgendorff, in december 2003 veroordeeld. Enkele politici, zoals Ramoncito Booi, werden niet vervolgd. In de politiedossiers, behorend tot het Justitie-onderzoek, werd Booi door getuigen en verdachten genoemd als betrokkene bij smeergeldpraktijken. Ook hij kreeg geld. In een brief aan het Antilliaanse parlement meldde premier Ys in augustus dat Booi geen verdachte was. Dat klopte. Dat was Booi ook niet. In zijn kantoor haalt Booi zijn schouders op over alle beschuldigingen. Ach, hij kent de verhalen van Abraham. `Dat roept die man elke week.' Booi vindt zichzelf een integer politicus die al jaren geleden de partijfinanciering door het bedrijfsleven aan de kaak heeft gesteld. In 1988 kwam Booi in opspraak toen hij als gedeputeerde op kosten van het bestuurscollege zijn plantage met insecticiden liet bespuiten en een zandweg naar zijn plantage liet verharden zonder voorafgaand besluit van het eilandbestuur. Voor het wegschrijven van de kosten zette hij een ambtenaar aan tot valsheid in geschrifte, zo concludeerde de rechtbank op Bonaire in 1991. Ook de toenmalig gezaghebber vond dat Booi onzorgvuldig gehandeld had door zijn privé-belangen niet adequaat te scheiden van de publieke belangen. Justitie ging niet over tot strafrechtelijke vervolging. Politieke tegenstanders vochten dat besluit in 1992 aan bij de rechtbank. Rechter Bob Wit oordeelde dat een strafrechtelijk onderzoek naar het aanzetten tot valsheid in geschrifte in 1988 inderdaad op zijn plaats zou zijn geweest. Hij betreurde het dat het Openbaar Ministerie niet `zonder blikken of blozen' had ingegrepen. Wit in zijn vonnis: `Immers, zeker in kleine gemeenschappen als die van de Nederlandse Antillen (doch overigens overal elders ter wereld) dienen gezagsdragers tot op het hinderlijke toe kritisch in hun doen en laten te worden gevolgd, aangezien niet iedereen _ dit zeer in het algemeen gesproken _ de weelde van de macht, waarmee hij wordt bekleed, kan dragen. Waar gezagdragers, voor iedereen zichtbaar, strafrechtelijk over de schreef gaan en vervolgens ongemoeid worden gelaten, kan dit uiteindelijk leiden tot een normvervaging binnen het aan die gezagsdragers ondergeschikte ambtenarencorps en ten slotte ook bij de bevolking zelf.' Het feit dat het aanzetten tot valsheid in geschrifte al vier jaar oud was, leidde er bij rechter Bob Wit toe om het Openbaar Ministerie niet te bevelen alsnog een strafrechtelijk onderzoek te beginnen.
En dan is er twaalf jaar later dat corruptiedossier op Curaçao waarin de naam van Booi voorkomt. In zijn kantoor aarzelt hij als hem gevraagd wordt naar zijn betrokkenheid bij het dossier. Eerst ontkent Booi dat hij in de smeerboekhouding van De Antillen NV staat. Daarna zegt hij dat de betalingen op zijn naam niet gezien moeten worden als steekpenningen, maar als partijdonaties. En daar doen alle partijen aan mee, verzekert hij. Bovendien, kon hij er wat aan doen dat directeur Lutgendorff van De Antillen NV cheques van 5000 Antilliaanse guldens uitschreef of soms zelfs gewoon cash geld kwam brengen? `Lutgendorff wilde dat zo' (100 Antilliaanse gulden is 47,85 euro, red.). Booi kan zich herinneren dat hij in anderhalf jaar tijd vijf keer zo'n cheque van Lutgendorff had gekregen. Al het geld was voor zijn partij, nooit voor hem zelf, zegt hij nog maar eens. Het strafdossier biedt een ander beeld. Lutgendorff verklaarde tijdens zijn verhoren dat Booi zelf om het geld gevraagd had. De administrateur van De Antillen NV, Erik Zwarts, was van de betalingen op de hoogte. Vijf tot zes keer had hij cheques ter waarde van 5000 gulden uitgeschreven voor Booi. Met de verkiezingskas van de UPB hadden die donaties volgens Zwarts weinig te maken. Booi speelde in ruil projecten door aan De Antillen NV, zo verklaarde Zwarts tegen de politie. `Booi zou projecten gunnen, dan wel zou de heer Booi zorgdragen dat de regering onze openstaande rekening zou betalen.' In de administratie van De Antillen NV zijn alle betalingen aan Booi terug te vinden. Ze werden afgeschreven als acquisitiekosten, wist Zwarts. Lutgendorff verklaarde ook dat Booi eveneens geld had aangenomen van het Nederlandse bouwbedrijf Janssen de Jong. Hij had met zijn collega van Janssen de Jong een afspraak gemaakt over het bij toerbeurt betalen van Booi. De politicus nam ook geld aan van Koop Tjuchem, volgens Lutgendorff. Dat zou gebeurd zijn in het najaar van 2002, tijdens de aanbesteding voor het vliegveld van Bonaire. Booi was er als toenmalig gedeputeerde verantwoordelijk voor. Lutgendorff had vernomen dat Booi in Nederland door Koop overladen was met cadeaus. Booi noemt het allemaal uit de lucht gegrepen verdachtmakingen. Zou hij werkelijk zo dom zijn om met koffers vol cadeaus terug te keren uit Nederland? Booi weet ook zeker dat hij niet op uitnodiging van Koop Tjuchem naar Nederland is gereisd. Toegegeven, hij kwam directeur Fred Veerman van Koop Tjuchem een keer tegen in het vliegtuig. Daarna was hij inderdaad bij Koop Tjuchem in Nederland geweest. Dat was voor besprekingen over dat vliegveldproject. Booi wilde dat project uitbesteden. De Antillen NV en de Bonairiaanse Wegenbouwmaatschappij (BWM). Maar de opdracht ging uiteindelijk naar Koop, want die had met 6 miljoen gulden het laagst ingeschreven. De andere bedrijven vroegen 8 miljoen. Goed onderhandeld, toch? Een boekhouding van de sponsoring van zijn partij kan Booi niet overhandigen. Dat hoeft ook niet, want integriteit heeft volgens Booi alles te maken met `karakter'. Hij had zelf het voorbeeld gegeven toen hij midden jaren negentig in de politiek ging en al zijn zakelijke belangen had afgestoten. Booi reageert ontwijkend als hij geconfronteerd wordt met gegevens uit het handelsregister van de kamer van koophandel op Bonaire. Daaruit blijkt dat hij tot 2001, lang na zijn intrede
in de politiek, nog ingeschreven stond als mededirecteur van de Bonaireaanse Prefab NV. Een bedrijf dat zich bezighoudt met het beheer, de exploitatie en de financiering van onroerend goed. En dan is er nog Carpintera Zona Industrial NV, later opererend onder de handelsnaam Bonaireaanse Bouw Combinatie. Volgens het handelsregister trad Booi pas op 21 september 2001 uit die NV. Geconfronteerd met die informatie weet Booi zich opeens te herinneren dat hij nog eigenaar is van twee NV's: Tashenta en Constructora Technica Silvousa. `Maar die stellen in de praktijk niets voor, die zijn uitsluitend voor het beheer van een paar panden.' Na enig nadenken herinnert Booi zich dat een van die NV's bij het eilandbestuur de opdracht in de wacht had gesleept om Fort Oranje, het regeringsgebouw op Bonaire, te verbouwen. En het klopt inderdaad dat hij via een andere NV kantoorruimte verhuurt aan de Antilliaanse overheid, voor het Antilliaans pensioenfonds, de douane en de politie. Overigens schrijft de regeling van de eilandsraad voor dat leden geen directe of indirecte belangen mogen hebben bij bedrijven die overheidsopdrachten krijgen. Booi geeft ook toe dat hij bevriend is met de Nederlandse onroerendgoedhandelaar Niek Sandmann, een van de grote projectontwikkelaars op Bonaire. Ze hadden samen een paardenranch in Venezuela. Wat wil je, zegt Booi, Bonaire is een klein eiland, iedereen kent elkaar. Zijn relatie met Sandman is zó goed dat de dochters van Booi in Amsterdam in een pand van de projectontwikkelaar aan het Vondelpark wonen. Voor niets, geeft Booi toe. Voor Sandmann is het een vriendendienst. Booi kan model staan voor de bestuurscultuur op de Antillen. Een cultuur waar warme banden tussen politici, ambtenaren en zakenmensen praktijk zijn. Zo betaalde De Antillen NV niet alleen op Bonaire politici, het bedrijf deed dat ook op Curaçao en Sint-Maarten. De Antilliaanse dochterbedrijven van Koop Tjuchem en die van het Limburgse aannemersconcern Janssen de Jong deden dat ook, volgens Lutgendorffs verklaring. De Antillen NV en andere bouwbedrijven zien het betalen van politici en ambtenaren als `een noodzaak'. Ministers en gedeputeerden bepalen welke bedrijven belangrijke opdrachten krijgen en ambtenaren gehoorzamen loyaal. Aanbestedingsprocedures, als ze al plaatsvinden, zijn een farce. Het bedrijf met de beste contacten in het politieke en ambtelijke circuit `koopt' de opdrachten. Kartelvorming en smeerpraktijken hebben de Antilliaanse overheid de afgelopen jaren vele miljoenen gekost. De bouwbedrijven dicteerden de prijs en boekten de `smeerkosten' op de projecten die door de overheid betaald werden. De praktijk van voorfinanciering maakte de Antilliaanse bouwmarkt voor de Nederlandse moederbedrijven extra lucratief. Zelf hebben de Antilliaanse eilanden geen financiële armslag om grote projecten te financieren. Het is daarom gewoonte dat het bouwbedrijf dat een opdracht krijgt, de voorfinanciering voor die opdracht voor zijn rekening neemt. Tegen rentepercentages die oplopen van 7 tot meer dan 9 procent, altijd hoger dan die op de reguliere kapitaalmarkt in Nederland. Voor de Nederlandse bouwbedrijven waren de Antillen luilekkerland. Hoge prijzen en weinig controle door politiek en ambtenarij. Die werden afgekocht. Totdat het aannemersparadijs onder vuur kwam te liggen.
Het was toenmalig premier Pourier, die op 8 november 2001 de procureur-generaal in Willemstad verzocht om onderzoek te doen naar corruptie en fraude bij de privatisering van overheidsinstanties (Post en Girobank) én bij de aanleg van nieuwe wegen rond luchthaven Hato. Vermoedens van fraude, waarbij politici van de FOL betrokken waren, hadden in juni 2001 al geleid tot een kabinetscrisis waarna de FOL uit de landsregering en het eilandbestuur stapte. Vijf maanden later vroeg Pourier, door de FOL beschuldigd van pensioenfraude, om een onderzoek en om een speciaal rechercheteam. Dat werd het zogeheten `Cliffhangeronderzoeksteam' waarin leden van het recherchesamenwerkingsteam (RST), het Belastingaccountantsteam en andere politiediensten samenwerkten. Zoals in het begin van dit hoofdstuk beschreven legde `Cliffhanger' na anderhalf jaar speuren een complex netwerk van omkoping en fraude bloot. Het onderzoek naar de aanbesteding van het vliegveldproject leverde drie Nederlandse verdachten op: directievoorzitter Henk de Vos van het bouwconcern KWS, Henk Lutgendorff, toenmalig directeur van De Antillen NV en Erik Zwarts, de administrateur van dat bedrijf. De Antillen NV had in drie jaar tijd, met medeweten van het moederbedrijf KWS, 1,4 miljoen gulden smeergeld betaald, zo was in het onderzoek gebleken. Het merendeel was betaald aan partijadviseur Nelson Monte. In eerste instantie richtte het onderzoek zich op Monte, Godett en de FOL. Zij werden verdacht van het aannemen van steekpenningen. Monte was volgens Justitie de godfather en de spin in het web. Hij had de touwtjes in de partij in handen, ondanks het feit dat hij in juli 2000 als ambtenaar al veroordeeld was wegens corruptie en exportfraude tot 12 maanden voorwaardelijke cel. `Het is ongelofelijk triest dat Monte als ambtenaar deze financieel creperende samenleving misbruikt voor eigen profijt,' merkte de officier van justitie destijds op in zijn requisitoir. `Hij pretendeert een voortrekker, een leider van het volk te zijn. Maar hij misbruikt zijn politieke invloed en gooit de integriteit van de Nederlandse Antillen te grabbel. (...) De samenleving moet aan dit soort figuren duidelijk maken dat er voor hen geen plaats is in enige overheidsof politieke functie.' Monte kon ondanks de veroordeling tot medio 2001 verdergaan als adviseur van het bestuurscollege van Curaçao. Het eilandbestuur kende hem in augustus 2002 zelfs eervol ontslag toe, inclusief wachtgeld. Als adviseur bouwde Monte, samen met partijleider Anthony Godett, zijn imperium verder uit. Waar lucratieve deals werden afgesloten en de politiek het laatste woord had, wisten Monte en Godett die naar hun hand te zetten. Wie niet meedeed, liep het risico dat hij bedreigd en geïntimideerd werd. Dat bleek uit een groot aantal bij de politie afgelegde verklaringen: `Ik ben doodsbang voor hem,' zei de financieel directeur van de Post NV. `Iedere ochtend, voordat ik in mijn auto stap, controleer ik alle auto's bij mijn huis en kijk ik bijvoorbeeld de remslangen na. Want ik ben doodsbang dat Monte me zal straffen als ik iets doe wat hij niet wil.' De manager van het luchthavenproject noemde het tegenspreken van Monte `politieke zelfmoord'. Belastende informatie over Monte zou hij altijd voor zich houden. Want hij achtte hem in staat een mannetje naar Nederland te sturen om een flink pak rammel, `of erger', te geven: `Monte is wat mij betreft een zware jongen.'
Monte en Godett waren voor directeur Lutgendorff en KWS-directievoorzitter Henk de Vos belangrijke zakenrelaties. De Vos bezocht het duo in 2000, tijdens zijn eerste werkbezoek op Curaçao, nadat hij bij KWS verantwoordelijk werd voor De Antillen NV. In dat jaar ontving hij in Nederland ook een Curaçaose delegatie. Godett en Monte waren er bij. Lutgendorff herinnerde zich, tegenover de politie, dat ze gingen borrelen in een oud Haags café, vlak bij het Binnenhof. Hij was er verbaasd over hoeveel Nederlandse politici Monte kenden en hem aanspraken. Monte en Godett waren in 2001 opnieuw in Nederland en De Vos ontving ze op het hoofdkantoor in Utrecht. Het eilandbestuur had aan Godett 2997 dollar voor de overtocht, 2000 dollar daggeldvergoeding en 1000 dollar representatiekosten beschikbaar gesteld, zo blijkt uit een document waarin het eilandbestuur de reis goedkeurde. Volgens Lutgendorff kreeg Godett die bedragen dubbel. KWS had via De Antillen NV immers alle reis- en verblijfskosten voor het bezoek uit Curaçao betaald. Voor De Antillen NV was in het jaar 2000 het binnenhalen van dat luchthavenproject (een opdracht van de overheids-NV Curinta) belangrijk. De orderportefeuille was mager, er lag een belastingaanslag van meer dan een miljoen gulden en een bouwproject bij het grootste openluchtbordeel van Curaçao was uitgelopen op een fiasco. Het bordeel weigerde de rekening van één miljoen gulden voor het asfalteren van het parkeerterrein te betalen. Monte was als commissaris bij Curinta de man die bepaalde wie de opdracht voor dat luchthavenproject zou krijgen. Terwijl De Antillen NV Monte en de FOL tonnen betaalde, eiste Monte dat De Antillen NV ondershands de opdracht voor het project zou krijgen. Daarmee week hij af van de opzet om drie voorgeselecteerde aannemers prijsopgave te laten doen. Lutgendorff kreeg de toezegging dat hij de opdracht binnen had. Maar het duurde nog tot juni 2001 voordat hij definitieve overeenstemming had bereikt over de aanneemsom. Een periode waarin De Antillen NV nog een aantal keer de beurs moest trekken om Monte en de FOL tevreden te stellen. Het definitieve besluit viel in de kamer van Anthony Godett. Dat was vlak voordat de FOL uit de regering zou worden gezet. De verantwoordelijk gedeputeerde was er niet bij, net zomin als de directeur van Curinta NV, de financier van het project. Godett had als gedeputeerde het project niet eens in zijn portefeuille maar voerde wel het hoogste woord, herinnerde Lutgendorff zich achteraf. Godett vond dat De Antillen NV het project voor 7,2 miljoen gulden mocht uitvoeren. Toen Lutgendorff voorstelde om daar nog 50.000 gulden bovenop te doen, ging Godett akkoord. Maar niet nadat Monte zelf eerst instemmend had geknikt. Enkele maanden na de overeenstemming over het Curinta-project, werd het rechercheteam `Cliffhanger' actief. Henk de Vos, Cees Lutgendorff en Erik Zwarts kwamen al snel in beeld als verdachten. Op verdenking van omkoping en valsheid in geschrifte. Voor De Vos kwam daar nog de verdenking bij, als hoogst verantwoordelijke bij De Antillen NV, leiding te hebben gegeven aan valsheid in geschrifte. Lutgendorff kon zich zijn eerste verhoor op 25 oktober 2002 op Curaçao nog goed herinneren. Hij kwam net terug uit Nederland, waar hij behandeld was wegens hartklachten. Hij wist ook dat hij vanwege die klachten de gang naar de beruchte Bon Futuro-gevangenis in Willemstad
moest voorkomen. Dat maakten de rechercheurs hem tijdens het gesprek ook duidelijk. Een verblijf in die gevangenis zou hij misschien niet overleven. Het onderzoek draaide om Curinta, Monte, Godett en de FOL kreeg hij te verstaan. De rechercheurs hadden op 22 oktober 2003 huiszoekingen gedaan op 12 adressen, waaronder het KWS-hoofdkantoor in Utrecht en de vestiging van De Antillen NV in Willemstad. Bij de huiszoeking bij het bedrijf in Willemstad was het `bingo'. De speurders troffen een complete administratie aan van (smeer)geld, onder meer via acquisiteur Roberto Salas betaald aan politici, ambtenaren en politieke partijen. Niet alleen op Curaçao, maar ook op Sint-Maarten en Bonaire. Het was niet voor het eerst dat De Antillen NV grote geldsommen betaalde aan politici op de Antillen. Daar kwam voormalig directeur, Arie van Os, in 1992 achter toen hij vanuit Nederland aantrad in Willemstad. Zijn voorganger zat `in de klauwen' van politici als Monte, verklaarde Van Os toen hij als getuige gehoord werd door de politie. `Zorg dat je daar niet in belandt,' kreeg hij tevoren nog als waarschuwing mee. Want de directie van KWS in Nederland was op de hoogte van de omkooppraktijken. Iedereen vond het normaal dat er betaald werd, zo verklaarde Van Os tegenover de politie. Hij maakte in 1992 naar eigen zeggen schoon schip. Dat lukte hem toen bij cwm, dochter van Janssen de Jong, ook een nieuwe directeur was aangetreden, Ton Rijn. Ook hij had forse bedragen aan de politiek betaald. De twee directeuren besloten gezamenlijk om daar iets aan te doen. De bijdragen aan de verkiezingskassen werden niet helemaal gestaakt. De twee bedachten een systeem waarbij partijen betaald kregen naar rato van het aantal zetels: 2000 gulden voor elke zetel. Toen Van Os in 2001 terugkwam in Willemstad, als tijdelijk waarnemer voor de zieke Lutgendorff, trof hij dezelfde situatie aan als van voor 1992: de politiek liet zich weer op grote schaal omkopen. Lutgendorff, zo was zijn overtuiging, had zich volledig laten inpakken. Van Os rapporteerde in 2001 aan KWS-Nederland over zijn bevindingen op Curaçao. In november van dat jaar belde hij KWS-directievoorzitter Henk de Vos met het dringende verzoek om onmiddellijk over te komen. De Vos kwam in november 2001 naar Willemstad en kreeg van Van Os te horen dat de verhalen die de ronde deden over betalingen aan politici klopten. `Doe er iets mee,' bezwoer Van Os. Maar De Vos deed de verhalen over omkoperij af als een lastercampagne uit de koker van de concurrent. In februari 2002 stuurde Van Os opnieuw een rapport naar De Vos, opnieuw met de boodschap dat er actie moest worden ondernomen. In dat rapport schreef Van Os over de rol die acquisiteur Roberto Salas van De Antillen NV op het eiland speelde en dat de verhalen over het omkopen van politici geen geruchten waren maar werkelijkheid. `Hebben we Salas wel voldoende in onze greep,' vroeg Van Os zich af. Ook de bedrijfsadministrateur van De Antillen NV, Erik Zwarts, zette vraagtekens bij het functioneren van hun `lokale man', acquisiteur Salas. Zwarts was verantwoordelijk voor het uitbetalen van de cheques en overboekingen aan Salas. Maar die rekeningen waren torenhoog, terwijl de aangeleverde projecten verliesgevend waren, of voor grote problemen zorgden. Het was Zwarts ook nooit duidelijk geworden wat er met die uitgeschreven cheques gebeurde.
Ook Lutgendorff had daar eigenlijk nauwelijks zicht op. Hij had Salas in drie jaar tijd 1,4 miljoen gulden betaald, maar het luchthavenproject was het enige tastbare resultaat. Lutgendorff had Salas betaald omdat het nu eenmaal gebruikelijk was om zo te werken. Zonder smeergeld was niet aan overheidsopdrachten te komen op de Antillen, zou hij later in verhoren verklaren. `Je betaalde voor vergunningen en diensten van de overheid, meestal 5 procent van het bedrag. Dat is een cultuur die begint aan de top, de minister-president, en eindigt bij de ambtenaar achter het loket. En niet alleen de FOL vroeg om geld, daar deden alle politieke partijen aan mee.' De Antillen NV betaalde niet alleen aan politici of hoge ambtenaren. Het hele `apparaat' moest gesmeerd worden, van hoog tot laag. Zoals de ambtenaren van de Dienst Openbare Werken (DOW) in Willemstad. De in beslag genomen administratie van De Antillen NV, opgesteld door Zwarts, bood daar inzicht in. In die administratie stonden bedragen die opliepen van 250 tot 5000 gulden. Voor bedrijfsfeestjes, telefoonrekeningen, autoverzekeringen, laptops en etentjes. Niet alleen De Antillen NV ging zo te werk, ook andere aannemers betaalden volgens Zwarts dergelijke bedragen. De kosten werden verdisconteerd in de aanneemsom, uiteindelijk kwam de rekening bij de belastingbetaler terecht. Sinds 1988 bestond er voor een deel van die betalingen een formele basis, zo blijkt uit het in dat jaar opgestelde document `Standaard Algemene Administratieve Bepalingen voor werken uitgevoerd in het kader van het meerjarenplan Nederlandse Antillen en andere overheidsprojecten'. Aannemers waren (en zijn) verplicht om auto- en ongevallenverzekeringen te betalen voor ambtenaren die bij de uitvoering van projecten betrokken zijn. In de loop der jaren bleek de regeling een voedingsbodem voor fraude. Ambtenaren haalden bij aannemers cheques op. Lutgendorff gaf dat tijdens een verhoor ook toe, toen hij moest uitleggen waarom zijn bedrijf de telefoonrekening van een topambtenaar van de dow had betaald. Ook Zwarts had het vaak meegemaakt. Hij had regelmatig cheques aan DOW-ambtenaren uitgeschreven voor autoverzekeringen. En hij wist dat die DOW'ers tegelijkertijd ook bij andere aannemers geld ophaalden. De Antillen NV betaalde in 2000 20.000 gulden aan 9 DOW-ambtenaren. In 2001 ging het om 36.000 gulden aan 14 ambtenaren van die dienst. Openbare werken is een FOL-bolwerk, zei een oud-ambtenaar met een jarenlange staat van dienst bij de DOW tegen NRC Handelsblad. De oud-DOW'er maakte het in zijn jaren mee hoe het van kwaad naar erger ging: ambtenaren eisten van aannemers procenten van de aanneemsom. Er moest betaald worden aan stichtingen die als dekmantel fungeerden voor fondsenwerving van politieke partijen. Er werd binnen de DOW gemanipuleerd met opdrachten. Interne controle ontbrak nagenoeg geheel. Terwijl de dienst op jaarbasis zo'n 65 miljoen gulden te besteden heeft aan opdrachten voor civiele techniek, wegenbouw, rioolwerkzaamheden en zuiveringsprojecten. Alle aannemers deden volgens hem mee aan het vergoeden van laptops, telefoonrekeningen en verzekeringen. Dat was nodig om opdrachten binnen te halen of goed bevriend te blijven met ambtenaren die orders te verdelen hadden. Sommige collega's kregen acht keer per jaar
cheques voor autoverzekeringen. `Er was een constante stroom contante betalingen en niemand controleerde.' Het `Clifhanger-team' had in oktober 2002, na de huiszoekingen in Nederland en op Curaçao, veel bewijs vergaard. Maar was De Vos of het moederbedrijf KWS betrokken geweest bij de omkooppraktijken? De Vos ontkende, tijdens zijn verhoren. Hij ontkende ook toen hij op 5 september 2002 onder ede ondervraagd werd door Kamerlid Gijs de Vries (VVD) tijdens de openbare verhoren van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid. `We zijn een koninklijk bedrijf,' bezwoer De Vos toen. Aan omkoping deed zijn bedrijf niet en hij had er in zijn dertigjarige loopbaan ook nooit van gehoord dat ambtenaren `gunstig gestemd' werden. Of, zoals De Vos letterlijk verklaarde tijdens dat verhoor voor de enquêtecommissie: De Vries: `Bent u in uw loopbaan, hetzij bij uw vorige werkgever, hetzij thans, ooit situaties tegengekomen waarin ambtenaren gunstig zijn gestemd?' De Vos: `Ik niet en ik doe er niet aan mee ook.' De Vries: `Is u dat ooit gerapporteerd uit uw vorige [Heijmans, red.] of huidige bedrijf?' De Vos: `In het geheel niet.' De Vries: `Zijn er op dat punt richtlijnen binnen uw huidige bedrijf?' De Vos: `Bij Volker Stevin zijn daar richtlijnen voor, met name de gedragscode over integriteit. Wij zijn een koninklijk bedrijf.' De Vries: `Dat is helder. Nogmaals, een gedragscode is één, de naleving daarvan en de controle daarop is twee.' De Vos: `Dat is bij ons niet aan de orde.' In november 2002 werd de directievoorzitter van KWS opgepakt en zat hij op verzoek van de Antilliaanse justitie in Nederland vast op verdenking van omkoping en valsheid in geschrifte. In die periode werd De Vos dertien keer verhoord. In eerste instantie ontkende De Vos elke betrokkenheid bij de omkoopaffaire. Ondanks belastende verklaringen van Lutgendorff, Zwarts en een kpmg-accountant op Curaçao die de boeken van De Antillen NV had onderzocht. De Vos hield zich aan de instructies die alle topfunctionarissen van grote bouwbedrijven van hun juridische adviseurs hadden gekregen in geval van invallen door de mededingingsautoriteit NMa of Justitie: zwijgen of ontkennen. De Vos had zo'n lijstje met instructies vanaf de zomer 2002 altijd bij zich in zijn koffer. Dat Lutgendorff die code tijdens zijn eerste verhoor op Curaçao had doorbroken en opening van zaken had gegeven, werd hem tijdens een ontmoeting op 5 december 2002 op het KWShoofdkantoor in Nederland zwaar aangerekend. Het was Lutgendorffs schuld dat zijn baas nu in de problemen was gekomen.
Lutgendorff werd tijdens de ontmoeting in het hoofdkantoor onder druk gezet om te verklaren dat hij eigenmachtig had gehandeld. Dat weigerde hij. De directie van KWS wist immers dat het dochterbedrijf politici had moeten omkopen om aan werk te komen. Lutgendorff had De Vos daar najaar 2000 zelf over verteld, tijdens diens eerste werkbezoek in Willemstad. De Vos wist ook welke rol acquisiteur Salas speelde. Volgens Lutgendorff had De Vos regelmatig managementteamvergaderingen bijgewoond als hij op het eiland was en kon het voor hem geen geheim zijn wat Roberto Salas voor De Antillen NV deed. Maar ook andere verklaringen, zoals de al genoemde waarschuwingen uit 2001 van interimmanager Van Os, en diens dringende verzoek om op Curaçao orde op zaken te stellen, wezen op De Vos' bekendheid met de gang van zaken bij De Antillen NV. Volgens Salas zelf had hij altijd goede banden met De Vos gehad. Hij trok met hem over het eiland als Lutgendorff geen tijd had. `Hij [De Vos, red.] kwam een paar keer per jaar langs om te golfen en te zwemmen en was blij als ze met een resultaat van een miljoen winst weer konden teruggaan.' Salas had ook contact gehad met andere leden van de raad van bestuur van KWS, zoals Hans Lucas en Herman Hazewinkel. Ook zij gingen amicaal met hem om. Ook directeur Annemarie Van der Horst van kpmg-Curaçao vertelde de politie dat ze ervan overtuigd was dat KWS in Nederland wist wat zich op de Antillen afspeelde. Zij had het jaarverslag over 2000 van De Antillen NV geschreven en kritische opmerkingen gemaakt over de hoge acquisitiekosten voor het project op de luchthaven. Lutgendorff herinnerde haar eraan dat ze in een Zuid-Amerikaans land was. Daar was dat normaal. Van der Horst stuurde in februari 2001 een rapport over haar bevindingen aan de concernaccountant en de divisiecontroller van KWS-Nederland. De Vos werd voor het eerst verhoord op 15 november 2002 in het politiebureau Marco Polo in Utrecht. Hij was goed voorbereid. Hij wist van niets, hield hij staande. Hij had bij zijn eerste werkbezoeken op Curaçao wel gesproken met Lutgendorff en Salas. Maar hij was er pas in oktober 2003 achter gekomen dat De Antillen NV ook de politiek betaalde. Pas tijdens het derde verhoor, De Vos slikte inmiddels medicijnen wegens hartklachten, gaf hij iets toe. Hij had inderdaad met Salas gesproken en had de indruk gekregen dat er aan de politiek betaald werd. Ook Lutgendorff had hem wel eens verteld dat de politiek geld wilde hebben. Hij kon alleen niets met die mededeling, want als nieuwkomer bij KWS zat hij in 2000 `op een rijdende trein'. Lutgendorff was er neergezet door een andere directeur en hij was toen intern niet in de positie om dat besluit terug te draaien. Op 16 december 2002 gaf De Vos zijn verzet op, na 20 dagen cel. Hij bekende dat Lutgendorff hem inderdaad tijdens zijn eerste dienstreis in oktober 2000 op Curaçao al verteld had over de omkooppraktijken en de rol van Salas daarin. De Vos bevestigde ook dat hij in 2001 van interim-manager Van Os op Curaçao gehoord had over het omkopen van politici door De Antillen NV. Toen het verhoorteam hem vervolgens vroeg welke politici voor omkoping in aanmerking kwamen, antwoordde De Vos: `Dat zijn personen die op dat moment aan de politieke macht zijn, die een relatie hebben met de infrastructuur van het eiland, dan wel dat in hun portefeuille hebben. Dat zijn de personen die dan betaald werden.' Zoals Anthony Godett, aldus De Vos. Die had de infrastructuur in zijn portefeuille en werd dus betaald. En dat die betalingen via Salas verliepen, had Van Os hem in 2001 inderdaad verteld.
`Heeft u tijdens dit verhoor het gevoel gekregen onder druk te zijn gezet,' luidde de laatste vraag `Nee, ik heb deze verklaring in alle vrijheid afgelegd.' Op 22 december 2003 veroordeelde de rechtbank op de Antillen op één na alle 18 verdachten in een corruptieproces waar het Curinta-onderzoek deel van uitmaakte. Cees Lutgendorff kreeg 15 maanden cel, waarvan 5 voorwaardelijk. Een naar verhouding zware straf. Rechter Willem Foppe noemde Lutgendorff een omkoper. `Iemand die heeft bijgedragen aan het verzieken van de ambtelijke en politieke cultuur en daarmee de verloedering van de samenleving.' Salas kreeg 12 maanden cel, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Anthony Godett kreeg ook 12 maanden. De zwaarste straf was voor Nelson Monte: 3,5 jaar cel. Het bedrijf De Antillen NV kreeg een geldboete van 40.000 gulden. Foppe sprak zich ook uit over de vraag of het Nederlandse moederbedrijf, KWS, wist wat er op Curaçao gebeurde. Dat was volgens Foppe wel degelijk het geval. `Het beeld van de keurige, onwetende moeder die uitroept: ``Zulke dingen doet mijn kind niet'', staat in schril contrast met de feiten zoals daarvan is gebleken in het dossier.' De baas van de niet onwetende moeder, Henk de Vos, was niet gedagvaard in het proces. Hem hing medio 2004 nog steeds een strafzaak op Curaçao boven het hoofd. De Vos was ook in Nederland, samen met een tweede directeur van de driekoppige KWS-directieraad, hoofdverdachte in de bouwfraudezaak die het Openbaar Ministerie in het najaar van 2004 voor de rechter wilde brengen. Dat ging om de bouwfraudezaak die voortkwam uit de schaduwadministratie van Koop Tjuchem. KWS behoorde, net als Koop, BAM en Heijmans, tot de belangrijkste verdachten. Bovendien was er kans op een meineedprocedure tegen De Vos. Want in september 2002 had hij mogelijk gelogen tegenover de enquêtecommissie bouwnijverheid, toen hij onder ede verklaarde geen enkele kennis te hebben omtrent het betalen van politici. Rechter Foppe had in zijn vonnis een expliciet oordeel over de handelwijze van de veroordeelden in deze omkoopaffaire: `Corruptie is stelen van het volk,' klonk het in de rechtbank. En wie waren het die zich met dit soort praktijken hadden beziggehouden, vroeg hij zich af. Armoedzaaiers die de verleiding niet konden weerstaan? Kanslozen die hun toevlucht zoeken tot de criminaliteit? Nee, het waren stuk voor stuk welgestelde, welopgeleide heren. `En deze heren hebben bijgedragen aan het bestelen van het Curaçaose volk.' Het argument dat omkoping en smeergeld nu eenmaal deel uitmaken van de dagelijkse praktijk op Curaçao, wees hij af. Al die delicten hadden immers stiekem, achter gesloten deuren, plaatsgevonden. `Kennelijk kan de bovenwereld dit verschijnsel nog steeds niet verdragen.' Foppe stond uitvoerig stil bij de rol van Anthony Godett en Nelson Monte van de FOL. Godett had met zijn corruptiepraktijken de idealen van zijn partij verloochend. Hij had immers gestolen van uitgerekend het volk voor wiens belangen de partij zegt op te komen. `Godett heeft veel macht en dus ook veel verantwoordelijkheid. Hij heeft die macht verkeerd gebruikt. Een leider van de grootste partij is niet per definitie een groot leider.'
Monte maakte gebruik van zijn macht, aldus Foppe. Maar dan wel macht met een ranzig luchtje, gebaseerd op angst. Corruptie was bij hem verworden tot een way of doing business. Monte kreeg van alle verdachten de zwaarste straf: 3 jaar en 6 maanden, onvoorwaardelijk. In hoger beroep zouden de straffen voor de hoofdverdachten zwaarder uitvallen. Op 16 juli 2004 veroordeelde het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Nelson Monte tot 4 jaar cel. Het Hof nam het hem kwalijk dat hij, om zijn doel te bereiken, anderen voor zijn karretje had gespannen. Het Hof in de uitspraak: `Dat gebeurde op een, minst genomen, onaangename manier. De manier van optreden van verdachte was immers telkens zodanig dat zijn gesprekspartners het gevoel kregen dat ze maar beter konden meewerken, anders zouden ze hun baan kunnen verliezen of anderszins nadeel ondervinden van hun gebrek aan medewerking. Door anderen bij zijn corrumptieve praktijken te betrekken is het overheidsapparaat nog verder geïnfecteerd geraakt door het corruptievirus dat zich van verdachte had meester gemaakt. (...) Waar een virale infectie gebruikelijk door tijdsverloop pleegt over te gaan, geldt dat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte inmiddels is genezen.' Anthony Godett kreeg 15 maanden, waarvan 5 voorwaardelijk, acquisiteur Roberto Salas 12 maanden waarvan 3 voorwaardelijk. Ook de stichting Papa Godett, die de FOL financieel ondersteunt, werd opnieuw veroordeeld. De stichting moest een boete betalen van 40.000 gulden wegens valsheid in geschrifte en het witwassen van smeergeld. Met het geld had de stichting grond gekocht voor een nieuw partijkantoor van de FOL. Eind juli 2004 besloot Godett om cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad in Nederland. Hij beschouwt zichzelf als onschuldig, als slachtoffer van een door Nederland aangestuurd `politiek proces'. Aannemingsmaatschappij De Antillen NV werd ook in hoger beroep schuldig bevonden aan omkoping van politici en het vervalsen van de bedrijfsadministratie. Voor dat eerste feit kreeg het bedrijf de maximale straf van 300 gulden. Voor het tweede feit zei het Hof geen straf te kunnen opleggen. Volgens het Hof bood het Wetboek van Strafrecht alleen de mogelijkheid voor een gevangenisstraf en die kan aan een rechtspersoon niet worden opgelegd. Een geldboete, zoals de rechtbank had opgelegd, was niet mogelijk. Premier Ys maakte in juli, na de uitspraak in hoger beroep, bekend dat de Antilliaanse regering had besloten om De Antillen NV op een zwarte lijst te plaatsen en uit te sluiten van overheidsopdrachten. Nederlandse politici reageerden opgelucht na afloop van de strafprocessen. De aanhoudende stroom van corruptieschandalen had de Nederlandse Antillen neergezet als een nauwelijks hanteerbare bananenrepubliek binnen het koninkrijk. De aandacht van de media in Nederland ging vooral uit naar de rol van partijkopstukken van de FOL, zoals Monte en Godett, die bijna premier was geworden. Maar de rol van Nederlandse bouwbedrijven in de georganiseerde `diefstal van het volk' bleef onderbelicht. Een hypocriete houding, liet rechter Bob Wit, inmiddels vice-voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, zich in 2004 ontvallen in NRC Handelsblad. Nederland was toch na de parlementaire enquêtecommissie ook in de ban geweest van bouwfraude? Maar hoeveel betrokkenen van de bouwfraude werden eigenlijk in Nederland vervolgd? Hoeveel hoge ambtenaren of politici zaten daartussen, vroeg hij zich af. Wit sprak het niet uit, maar het was waar. Ook in Nederland waren hoge politici genoemd. Ruud Lubbers en Annemarie Jorritsma waren respectievelijk
voormalig minister-president en minister en tegelijk (mede)eigenaar van ondernemingen die hadden meegedaan aan de fraude in de bouw. Op het parket in Willemstad werd tijdens de onderzoeken wel eens de vergelijking gemaakt tussen de corruptiepraktijken op Curaçao en die in Limburg van begin jaren negentig. Corruptie, fraude, valsheid in geschrifte en nauwe relaties tussen politici en bouwbedrijven waren net als op Curaçao de ingrediënten in de Limburgse bouwfraude. Net als in Limburg was het voor Justitie moeilijk om het hele steekpenningencircuit bloot te leggen. Zo had Anthony Godett in januari 2001 30.000 gulden cash betaald voor een nieuwe auto. Vlak daarvoor had Monte via acquisiteur Salas nog 100.000 gulden gekregen van De Antillen NV. Was die auto betaald met geld van De Antillen NV? Justitie had haar vermoedens, maar bewijzen ontbraken. Ook Monte kocht in december 2000 een nieuwe auto met een stapeltje bankbiljetten. Ook toen was Salas vlak daarvoor langs geweest om 100.000 gulden te overhandigen. Ook in Limburg kreeg Justitie in de jaren negentig geen vat op alle betalingen (zie `Reislust en smeerkunst'). Zoals Godett tijdens het onderzoek riep dat hij al die contante bedragen had gewonnen in de loterij (`Justitie heeft het winnende lotnummer van me gekregen'), wilde de Maastrichtse ex-wethouder Jo In de Braekt Justitie doen geloven dat cashstortingen op buitenlandse bankrekeningen geld van zijn schoonmoeder was geweest. Toen provincieambtenaar Piet Dohmen opheldering moest geven over een storting van 7000 euro op zijn bankrekening, daags nadat wegenbouwer Baars eenzelfde bedrag van zijn steekpenningenrekening had gehaald, was de verklaring dat het ging om geld uit een oude sok. De corruptiepraktijken van Limburg en de Nederlandse Antillen vertonen meer overeenkomsten. De belangrijkste is die van de nagenoeg ongecontroleerde geldstromen vanuit Den Haag. Na de mijnsluitingen investeerde het Rijk tussen 1965 en 1990 in Limburg zo'n 4,7 miljard euro in de herstructurering van het voormalige mijngebied. De Limburgers wilden hun `eigen boontjes doppen' en Den Haag ging daarin mee. Die autonomie gecombineerd met de grote geldstroom, het groepsgevoel in Limburg en het afzetten tegen `Den Haag', de gebrekkige aanbestedingsregels en het ontbreken van een integriteitsbeleid en integriteitsbesef waren de belangrijkste impulsen voor de regionale corruptie (zie `Onverwerkt verleden'). Op de Antillen bestond de voedingsbodem voor corruptie uit dezelfde ingrediënten. Ook daar speelde een ongecontroleerde geldstroom de hoofdrol. Den Haag investeerde alleen al afgelopen tien jaar ruim 1 miljard euro op de eilanden, in de vorm van leningen en projectfinanciering. Controleren deed Nederland niet of nauwelijks. Dat werd in Willemstad ook niet gewaardeerd. Het werd opgevat als paternalistische, of erger, koloniale bemoeizucht. Controle op die geldstromen kon ook niet bogen op veel belangstelling vanuit de Tweede Kamer. Drie leden van de vaste Kamercommissie voor Nederlands Antilliaanse en Arubaanse Zaken namen op 8 juni 2004 de moeite om met minister De Graaf (Koninkrijksrelaties, D66) te debatteren over het jaarverslag 2003 van Koninkrijksrelaties. Terwijl de inhoud ervan dramatisch was. `In 2003 hebben de Nederlandse Antillen wederom niet aan hun aflossingsverplichtingen op in het verleden verstrekte begrotings- en kapitaalmarktleningen voldaan.' Het totaalbedrag aan niet voldane achterstanden was inmiddels opgelopen tot meer dan 110 miljoen euro.
Willemstad komt haar financiële verplichtingen niet na als het gaat om terugbetalen en Nederland controleert niet hoe al die leningen besteed worden. Dat wordt overgelaten aan het Antilliaanse ministerie van Financiën. Zo is Nederland aandeelhouder van Antilliaanse overheids-NV's, waaronder Curinta NV. Dat is de uitbater van het vliegveld waarmee Monte afgelopen jaren ongehinderd zijn zakken kon vullen. Nederland levert ook commissarissen voor een aantal overheids-NV's. `Voormalig staatssecretaris Gijs de Vries heeft met de Tweede Kamer afgesproken de participaties af te bouwen, vooral omdat ze niet meer van deze tijd zijn. Aan de afbouw van de participaties wordt momenteel uitvoerig gegeven,' was het commentaar van Koninkrijksrelaties in juni 2004. Had Nederland vóór 2002 kunnen weten van de praktijken op de Antillen? Zijn waarschuwingen in de wind geslagen? Het was in ieder geval op het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al lang bekend wat er gaande was op de Antillen, blijkt uit onderzoek ten behoeve van dit boek. Een eerste waarschuwing kwam al in 1975 van de toenmalige vertegenwoordiger van Nederland voor Ontwikkelingshulp aan de Nederlandse Antillen, Bart Bredero. `In de afgelopen jaren is mij gebleken dat Nederlandse ontwikkelingshulp parallel loopt met de belangen van grotere in Nederland gevestigde bouw- en aannemingsfirma's,' schreef hij in juli 1975 aan de minister van Nederlands-Antilliaanse Zaken, Wim De Gaay Fortman. Bouwprojecten werden tegen buitensporige prijzen en honoraria aan deze bedrijven toegespeeld, meldde Bredero. `In mijn werk kom ik de ``smeerdaalder'' vooral tegen in de aannemerij. De woeker en de prijsopdrijving die je bij bouwwerken vaak lijdelijk moet aanzien, maken je kotsmisselijk.' Het waren ontboezemingen die de toenmalige vertegenwoordiger zijn kop kostte. Hij kreeg per ommegaande bericht van de minister dat hij kon opstappen. Ook staatssecretaris Gijs de Vries (VVD) kreeg in november 2001 opmerkelijke post uit Curaçao. Een anonieme persoon, die zei te spreken namens een groep ambtenaren, maakte in een e-mail melding van grootschalige corruptiepraktijken door politici, ambtenaren en het bedrijfsleven. In de e-mail werd gesproken over een elite van zeven groepen die ervoor verantwoordelijk waren dat er jaarlijks voor miljoenen aan overheidsgeld verduisterd werd. In bijgevoegde diagrammen werden namen genoemd van politici, zakenlui en anderen die later ook in de politiedossiers zouden opduiken. Met de inhoud van de e-mail deed De Vries niets. Want de aangekaarte informatie wees niet op een structureel probleem, `het incidenteel disfunctioneren van een landsorgaan is niet voldoende', luidde de conceptbeantwoording van de e-mail van bzk na overleg met het ministerie van Justitie. De Vries stuurde de mail door naar de toenmalig gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen. Ook een ander aspect bleef tijdens de corruptieprocessen onderbelicht: die van de betrokkenheid van Nederlandse bouwbedrijven bij de opmars van de FOL. Mede door de smeergelden van de Nederlandse bouwers kon de FOL uitgroeien tot grootste regeringspartij. Het corruptiedossier van Justitie bevat bewijzen en aanwijzingen dat niet alleen De Antillen NV, maar ook andere Nederlandse wegenbouwers en aannemers de politiek, en vooral de FOL, geld toeschoven.
Lutgendorff maakte tijdens zijn verblijf op de Antillen drie verkiezingen mee en betaalde zo'n 1,4 miljoen gulden. Alle partijen vroegen om sponsoring, maar de FOL kreeg het meest. De partij maakte sinds medio 2001 weliswaar geen deel meer uit van de regering, maar scoorde voorafgaand aan de verkiezingen van januari 2002 en mei 2003 hoog in de opiniepeilingen. De Partido Antias Restrictura (PAR) van eerst premier Pourier en later premier Ys, was uitgeregeerd en scoorde slecht in de verkiezingsprognoses. Een omvangrijk, door Nederland gedicteerd, bezuinigingsprogramma had niet geleid tot extra ontwikkelingsgeld vanuit Nederland, terwijl die bezuinigingen wel een spoor hadden getrokken in de Antilliaanse samenleving: oprukkende armoede, een verloederd straatbeeld en torenhoge overheidsschulden. De FOL voerde fel campagne tegen het `pro-Nederlandse beleid' van premier Pourier. Het verwijt dat kopstukken van de FOL betrokken waren bij corruptieonderzoek kon gemakkelijk gepareerd worden. Want dat was politici van de PAR immers ook overkomen. De verkiezingskas van de FOL en de kas van de aan de partij gelieerde stichting Papa Godett, waren goed gevuld dankzij de bijdragen van het bedrijfsleven. Politieke analisten schatten dat het verkiezingsbudget van de FOL ruim drie keer zoveel was als dat van de PAR en andere partijen. Voorafgaand aan de Statenverkiezingen van januari 2002 kon Anthony Godett, inmiddels exgedeputeerde, dankzij de royale fondsen regelen dat alle betonnen paaltjes in het centrum van Willemstad oranje geverfd werden, de partijkleur van de FOL. Kiezers werden gepaaid door het betalen van achterstallige gas- en waterrekeningen. Op Curaçao gingen verhalen over hoe FOL-aanhangers potentiële stemmers gratis benzine gaven in ruil voor stemtoezeggingen. De FOL won veel stemmen van kiezers in arme wijken door sponsoring van initiatieven in die wijken. Net als in het Maastricht in de jaren tachtig en negentig (zie `Voor wat hoort wat') werkte hier de `cirkel'. De FOL hielp bouwbedrijven aan opdrachten, die op hun beurt de FOL en hun politici betaalden. De partij kon daarmee populariteit `kopen' bij kiezers, hetgeen verkiezingsoverwinningen betekende en politieke macht opleverde. Dat leidde weer tot bestendiging van het systeem. Iedereen profiteerde: politici, partij en bedrijven. Slachtoffer was de belastingbetalende kiezer op Curaçao en de Nederlandse overheid die subsidieerde. Die kregen via duurdere bouwprojecten de rekening gepresenteerd. De FOL won de verkiezingen in 2002, haalde 5 zetels in de Staten. De PAR hield 4 zetels over. Premier Ys formeerde vervolgens een regeringscoalitie zonder de FOL. Maar een jaar later, in mei 2003, haalde de FOL opnieuw een verkiezingsoverwinning. Weer was het verkiezingsbudget drie keer hoger dan dat van de PAR en andere partijen. Het gaat overigens om schattingen aan de hand van de omvang en ingrediënten van de campagnes en aan de hand van de informatie die Justitie ontdekte, onder meer in de boekhouding van de Antillen NV. De exacte inhoud van de verkiezingskassen is onbekend. Politieke partijen hoeven geen registratie bij te houden van hun inkomsten. Dat is overigens in Nederland niet anders. De partij van Anthony Godett haalde tijdens de verkiezingen in mei 2003 8 van de 21 zetels in het eilandbestuur van Curaçao. Dat Godett een maand voor de verkiezingen was gearresteerd op verdenking van corruptie en fraude, mocht niet deren. Daags voor de verkiezingen had
rechter Bob Wit Godett in vrijheid gesteld. Hij vierde zijn vrijlating als een overwinning in de overtuiging dat zijn arrestatie het gevolg was van machinaties door het Openbaar Ministerie om zijn partij kapot te maken. Machinaties die aangestuurd waren vanuit Nederland. De Antillen zullen niet meer aan de rokken van Nederland hangen, beloofde Godett na afloop van de verkiezingsoverwinning. `Posities die nu nog door Nederlanders worden ingenomen, zullen door Curaçaoënaars terug worden ingenomen,' beloofde hij in het Antilliaanse dagblad Amigoe. Terwijl Godett zijn overwinning vierde, was het ook feest op Bonaire. Daar had Ramoncito Booi, geholpen met donaties van onder meer De Antillen NV, Koop en Janssen de Jong, een stevige verkiezingswinst geboekt. Op Curaçao had Godetts verkiezingsoverwinning verstrekkende gevolgen voor de samenstelling van de Antilliaanse landsregering. Anthony Godett wilde de uitslag gelijk verzilveren met een plaats in het kabinet. Met zijn persoon in de functie van ministerpresident. Dat kabinet kwam er in juli 2003, maar zonder Godett als premier. Hij kwam niet door de integriteitsscreening van de Antilliaanse veiligheidsdienst omdat hij verdachte was in het lopende corruptieonderzoek. Godett pareerde die blokkade door zijn zus, Mirna Louisa-Godett, als kandidaat-premier naar voren te schuiven. Met hemzelf als belangrijkste adviseur. `Zie je Louisa-Godett, dan hoor je Anthony Godett,' maakte hij meteen na de beëdiging van het kabinet duidelijk. Het mede door Nederlandse bouwbedrijven in het zadel geholpen kabinet van Mirna LouisaGodett zou negen maanden aanblijven. Het was een periode waarin de rechtsstaat op de Antillen, in de woorden van Bob Wit, langs de rand van de afgrond balanceerde. Vanaf het aantreden van het FOL-kabinet werd niets nagelaten om het Openbaar Ministerie, dat voor een belangrijk deel uit Nederlandse officieren van justitie bestaat, te breken. Het ging van lastercampagnes via de media tot en met de opdracht van de partijleiding aan FOL-minister Ben Komproe om de invloed van Nederlandse rechters en officieren van justitie te reduceren. Partijadviseur Nelson Monte bleef in die negen maanden aan de touwtjes van de FOL trekken, ondanks een veroordeling en verblijf in de gevangenis. In de regeringsverklaring werden passages opgenomen over het `structureel vervolgen' van normafwijkende Nederlandse officieren van justitie. Anthony Godett was het formele gezicht van de FOL. Maar in de praktijk maakte Monte de dienst uit. Godett was zijn marionet, net als de minister van Justitie, Komproe. Kopstukken van de FOL liepen de gevangenisdeur plat om met Monte te overleggen over de regeringsverklaring, de samenstelling van het kabinet en andere actuele politieke zaken. Toen hij vanwege een hartkwaal werd overgeplaatst naar het ziekenhuis in Willemstad had hij de beschikking over een kamer met uitzicht op zee, drank en grote sigaren. Dat had zijn achterban geregeld. Ook in het ziekenhuis was het een komen en gaan van partijgenoten. Eind december was er geen medische indicatie meer om het verblijf in het ziekenhuis te rechtvaardigen. Hij mocht toch blijven, op last van Komproe. Die zag daarvoor een `sociale indicatie'. Komproe struikelde in april 2004 over zijn bemoeienis met het verblijf van Monte in het ziekenhuis. De overige regeringspartijen zegden het vertrouwen in hem op, daarna viel ook het kabinet van Louisa-Godett.
In december 2003 bleek ook hoe Komproe zijn positie gebruikte om te interveniëren in lopend strafrechtelijk onderzoek. Toen het recherchesamenwerkingsteam op het punt stond om zijn broer op te pakken op verdenking van fraude, gaf hij de opdracht om het rst-team van alle fraudezaken af te halen. Nog geen halfjaar na het aantreden van het kabinet van Louisa-Godett werd Justitie duidelijk dat kopstukken van de FOL hun positie misbruikten voor criminele activiteiten. Het is een politieke partij met de trekjes van een criminele organisatie, volgens bronnen rond het opsporingsonderzoek. `Het gaat om lieden die de eilandpolitiek gebruiken voor hun eigen doeleinden.' Wat was er gebeurd? Begin 2004 kwamen honderden Zuid-Amerikaanse prostituees zonder verblijfsvergunning Curaçao binnen. Ze beschikten over een door FOL-minister Komproe ondertekende `vrijbrief' die hen in staat stelde om zonder de benodigde vergunningen aan de slag te gaan in het grootste openluchtbordeel van Curaçao, Campo Alegre. De vrijbrieven bleken opgesteld in de gevangenis door advocaat Lesly F. van de bordeelhouder, Giovanni van I. Advocaat en bordeelhouder waren in 2003 veroordeeld wegens drugshandel en witwaspraktijken. Ze beschikten in de gevangenis over laptops en mobiele telefoons en wisten van daaruit te regelen dat Komproe de brieven ondertekende, zo ontdekte Justitie. Het Openbaar Ministerie deed begin mei 2004 huiszoekingen in de cel van Monte, Giovanni van I. en Lesly F. Een week later volgden huiszoekingen bij Komproe zelf en zijn ambtelijk adviseur. Justitie trof aanwijzingen aan dat Komproe zich had laten omkopen. In ruil had Komproe hand- en spandiensten verleend aan Giovanni van I. en Lesly F. Zo had hij geprobeerd beiden vervroegd in vrijheid te stellen. Vlak voor zijn aftreden had Komproe de procureur-generaal daartoe opdrachten verstrekt. De instructies voor die vervroegde invrijheidstelling waren, net als de tekst van de vrijbrieven van de Zuid-Amerikaanse prostituees, in de cel opgesteld. In juni 2004 trad een nieuw kabinet aan onder minister-president Etienne Ys van de PAR. Een kabinet dat schoon schip wilde maken met het verleden. Een integriteitscode, de verplichting voor Statenleden of bewindslieden om af te treden na een strafrechtelijke veroordeling en een zwarte lijst voor bedrijven en personen die aantoonbaar politici en ambtenaren hebben omgekocht, maakten onderdeel uit van een pakket maatregelen dat het kabinet-Ys bij haar aantreden bekendmaakte. Maar daarmee was nog niet gegarandeerd dat corruptie verbannen was. De onderzoeken van Justitie hadden een diepgewortelde cultuur van fraude en corruptie blootgelegd, niet alleen bij de FOL, ook bij andere partijen. `Schoon schip' had Justitie niet kunnen maken en het was volgens rechter Bob Wit ook maar de vraag of het Openbaar Ministerie energie moest blijven steken in het onderzoeken van oude zaken. Zoals die van Ramosito Booi op Bonaire, maar ook die van oud-premier en gedeputeerde, Maria Liberia-Peters. Zij werd ook genoemd in de politiedossiers, onder meer met de beschuldiging dat ze begin jaren negentig op de loonlijst van De Antillen NV zou hebben gestaan. Volgens Lutgendorff kreeg Liberia-Peters tussen 1988 en 1992 5000 gulden per maand. Van Os had het in zijn
verklaring over de periode van begin jaren negentig als de tijd dat het gemeengoed was om politici te betalen. `Dat was in de tijd van Maria Liberia-Peters, beide partijen vonden dat normaal.' En uit de boekhouding van De Antillen NV blijkt dat haar partij, de PNP (Volkspartij), na de FOL het meeste geld had gekregen. Net als Booi ontkent ook Liberia-Peters in alle toonaarden, in haar bestuurskantoor in Willemstad waar ze de functie van gedeputeerde van openbare werken (DOW) vervult. Kleuterleidster Liberia-Peters stapte begin jaren tachtig in de politiek. Ze klom op tot minister-president (1984-1985 en 1988-1993). De hoogtepunten van haar carrière hangen aan de muren van haar kantoor: oorkonden, onderscheidingen en foto's van haarzelf op bezoek bij de paus, koningin Beatrix en prins Claus, Nelson Mandela en Jesse Jackson. Liberia-Peters werd gedeputeerde van de DOW nadat haar partijgenoot Hendrik Abraham in december 2003 opgepakt was in het grote corruptieonderzoek op Curaçao. Bij haar partij is het gebruik om in zo'n geval als minister of gedeputeerde terug te treden. `Zover zijn de andere partijen nog niet,' aldus Liberia-Peters. Ze geeft toe dat ook voor haar partij fundraising bij het bedrijfsleven normaal was. Maar daar zou de PNP niet meer aan meedoen. De vraag of ze zelf ooit benaderd was door aannemers om iets `te regelen' of geld te accepteren, is voor haar `niet aan de orde'. `Ik zit 29 jaar in de politiek. Dan zou ik het nooit zo lang hebben kunnen volhouden.' Net als Booi noemt ze de praktijken van Godett en Monte incidenten. `Ik geloof in de integriteit van het openbaar bestuur op de Nederlandse Antillen. Eén appel kan rot zijn, maar niet de hele mand.' Het dossier Liberia zal niet worden uitgezocht. Zelfs als Justitie de tijd zou hebben om de verklaringen van Lutgendorff en Van Os over Liberia-Peters te onderzoeken, zouden verjaringstermijnen strafrechtelijk onderzoek uitsluiten. Dat geldt niet voor de aanwijzingen voor corruptie elders op de Antillen, die ook in het strafdossier staan. Curaçao was de afgelopen twee jaar mikpunt van het Openbaar Ministerie omdat het justitieel apparaat daar gehuisvest is. Op Bonaire bestaat nauwelijks een opsporingsapparaat en voor Justitie op Curaçao is Sint-Maarten al helemaal `een brug te ver'. Dat eiland ligt op duizend kilometer afstand van Willemstad, en dat is te ver voor Justitie om zicht te hebben op wat zich daar afspeelt. `Een bordeel, een bordeel! Wat ís een bordeel?' klinkt het in het bestuurskantoortje vol scheuren in het plafond. In Philipsburg, hoofdstad van Sint-Maarten, zetelt gedeputeerde Roy Marlin (dp Sint-Maarten). Hij is verantwoordelijk voor openbare werken. Bordeelbezoeken, omkoping en bouwfraude op Sint-Maarten? Marlin kijkt zijn gesprekspartners argwanend aan. Van de schaduwadministratie van Koop Tjuchem, waarin ook projecten op Sint-Maarten worden genoemd, heeft hij gehoord. Maar hij heeft nooit uitgezocht wat er aan de hand was. Dat beschouwt hij ook niet als zijn taak, maar die van Justitie. Marlin zegt niets te weten van prijsafspraken of kartelvorming door Nederlandse bouwbedrijven als Janssen de Jong, Koop Tjuchem en De Antillen NV. Net zomin als van clubbezoeken of omkoopsommen voor politici of ambtenaren op rekening van de Nederlandse bouwers.
Volgens Marlin bestaan er op Sint-Maarten geen bouwkartels. `Wie zegt me dat die schaduwadministratie klopt?' Want de offertes van de bedrijven laat Marlin altijd napluizen door ingenieursbureaus. En hij gaat ervan uit dat die integer zijn. `Dat zijn onafhankelijke bureaus die hun werk goed doen, zwaar over de prijzen onderhandelen en vervolgens rapporteren aan mijn ambtenaren.' Cees Lutgendorff van De Antillen NV en Ad Bos van Koop Tjuchem wisten beter. Op SintMaarten geldt volgens Lutgendorff sinds jaar en dag de `tienprocentsregeling'. 10 procent van elk project gaat naar politici of hun politieke partijen. Die 10 procent werd op de projectkosten gezet. De rekening kwam uiteindelijk bij de belastingbetaler. Lutgendorff kreeg, met het door hem opgerichte Sint-Maarten Roads NV, zijn eerste opdracht in 2002. Het ging om het herstel van een kademuur van de begraafplaats in Cape Bay, die na een orkaan zwaar beschadigd was. `Voor die opdracht hebben wij aan bewindsvrouwe Sarah Wescott, en aan haar partij, betaald. Sarah Wescott kreeg het geld via onze middleman Silvio Matser.' Silvio Matser is een broer van Gary Matser, de echtgenoot van de dochter van Sarah Wescott. Lutgendorff: `Silvio Matser, die optrad namens Wescott, vertelde ons van die 10 procent. Hoe het verrekend is, weet ik niet meer.' Het ging om een opdracht van 1,3 miljoen gulden. Wescott zegt dat ze nooit zelf geld aangenomen heeft. Volgens haar accepteerde haar partij, net als andere partijen, wel donaties. Ook van Antillen NV en Koop. Ze ontkent ook direct betrokken te zijn geweest bij het project. Inzage in de partijadministratie over ontvangen donaties wil ze niet geven. Silvio Matser was een van de directeuren van Richmat Consultants, een bedrijfje dat ook optrad als tussenpersoon voor bouwer Koop, bekende Ad Bos aan NRC Handelsblad. Bos meldde dat hij via zijn tussenpersoon toenmalig gedeputeerde William Marlin (geen familie van Roy Marlin) en diens partij, de National Alliance, moest betalen. Daarbij ging het volgens Bos niet alleen om `partijsponsoring'. In een fax van Simatko Constructions NV (een bedrijf van Koop op Sint-Maarten) van 23 juli 1998, wordt het hoofdkantoor van Koop in Nederland gevraagd om een appartement te regelen in Leiden. `Gaarne 2 slp.kamers,' was het verzoek. Dat was voor een vriendin van William Marlin, meldt Ad Bos. Zij ging in Nederland studeren en zo'n appartement op kosten van Koop zou het verwerven van opdrachten ten goede komen. `Het is voor de machtigste persoon op het eiland voor projecten op dit moment,' vermeldt de fax. `Hij zal er eindeloos gelukkig mee zijn en wij zullen er ons voordeel mee doen.' William Marlin zegt Ad Bos wel te kennen, maar ontkent dat hij zich heeft laten omkopen. Het is hem een raadsel wie bedoeld wordt in de fax van Bos. Bos werkte van 1997 tot 1998 voor Koop op Sint-Maarten. Sint-Maarten gold als een goudmijn, herinnerde hij zich als hij mei 2004 op uitnodiging van NRC Handelsblad terugkeerde naar zijn oude werkplek. Hij glimlacht om de beweringen van gedeputeerde Roy Marlin. Dat is naïviteit of erger. Want het was op Sint-Maarten zoals elders op de Antillen: politici werden betaald om opdrachten binnen te halen.
Bos herinnert zich een van de eerste projecten die hij voor Koop op Sint-Maarten bemachtigde: de verharding van zandwegen op het eiland. Met gedeputeerde William Marlin had hij daar al snel overeenstemming over. Er was 4 miljoen gulden mee gemoeid, schreef William Marlin in mei 1998 in een notitie voor het eilandbestuur. Simatko (Koop) zou de opdracht krijgen. De opstelling van directieramingen en bestekken werd aan Bos zelf overgelaten. Hij inventariseerde samen met zijn vrouw de technische gegevens en liet vervolgens een bevriende ambtenaar van Rijkswaterstaat in Nederland de bestekken maken. Toen die waren opgesteld, had Bos de opdracht rond. Over de kosten, ruim 4,5 miljoen gulden, werd verder niet meer onderhandeld. Terwijl de werkelijke kostprijs volgens Bos nog geen 3 miljoen gulden was. Koop verdiende ook aan de voorfinanciering van het project. Het eilandbestuur had het geld niet om het project te betalen. De financiering werd via Koop in Nederland geregeld, tegen rentepercentages die opliepen tot 12 procent. Van de winst op dat project betaalde Bos zijn lokale man. Deze tussenpersoon verstrekte informatie over komende projecten en had zijn contacten in het bestuurskantoor. Simatko (Koop) betaalde de acquisiteur door hem leningen te verstrekken. Op die manier had Bos schuldverklaringen die hij in zijn administratie kon verantwoorden. De leningen werden later verrekend met de projectkosten. Een andere methode was het accepteren van rekeningen voor advieswerk. Bos had daarmee rekeningen in zijn boekhouding waarmee hij acquisitiekosten kon verantwoorden. Een willekeurige kasstaat van Simatko over de maanden april en mei 1998 is een bewijs van dat lobbywerk. Op de kasstaat staan de bedragen voor partijfinanciering, nachtclubbezoek, dure dineetjes, bordeelbezoek en het betalen van een bekeuring van een relatie. Toen Ad Bos zich had ingevochten, volgde vanuit Nederland de strategie van prijsafspraken en vooroverleg met de overige `concurrenten'. Want het bleef niet alleen bij het omkopen van politici. Op Sint-Maarten, en elders op de Antillen, ging corruptie hand in hand met heimelijke werk- en prijsafspraken tussen de bouwondernemingen. Net als in de rest van het koninkrijk. Dat bleek voor het eerst in 2001 toen de schaduwadministratie van Koop Tjuchem in de openbaarheid kwam. Daaruit bleek dat de Nederlandse (wegen)bouwbedrijven die de markt op de Antillen in handen hebben, samenspanden en geheime afspraken maakten bij de aanleg van wegen en waterbouwkundige projecten. Koop Tjuchem en De Antillen NV deden er aan mee, net als de Antilliaanse bedrijven van het Limburgse bouwconcern Janssen de Jong: de Curaçaose Wegenbouw Maatschappij (CMW), het Curaçaose hccc (waterwerken en aannemerij) en Windward Roads (wegenbouw op Sint-Maarten). Dat gold ook voor Curcon NV, een bouwbedrijf van de familie Aan de Stegge van bouwconcern Aan de Stegge Nederland bv. Een voorbeeld uit 1994: bij een opdracht van 1,1 miljoen gulden van de dienst openbare werken van Curaçao keerde Koop 55.000 gulden uit aan cwm, 55.000 gulden aan De Antillen NV en 33.300 gulden aan Curcon NV. Al het overheidswerk op de Boven- en Benedenwindse eilanden werd stelselmatig verdeeld onder de Nederlandse aannemers en wegenbouwers. Dat bevestigden niet alleen Ad Bos van Koop Tjuchem en Cees Lutgendorff van De Antillen NV, maar ook Maarten Swart. Hij was
tot 1991 directeur van wegenbouwbedrijf Hollebeek en Vens. Swart werkte van 1983 tot 1988 op Curaçao en van 1988 tot 1991 op Sint-Eustatius. Bos in 1997 en 1998 op Sint-Maarten. Maarten Swart: `De toenmalige voorzitter van de Curaçaose Aannemersbond (cab) bewaarde alle afspraken in een kluis op kantoor. De cab was een dekmantel voor het maken van prijsafspraken. In het kantoor van de cab in Willemstad vergaderden wij over het verdelen van het werk en de prijzen.' Op Curaçao hadden De Antillen NV en Janssen de Jong, zo bekende Lutgendorff bij de politie, al meer dan twintig jaar een herenakkoord over de werkverdeling op het eiland. De Curaçaose Wegenbouwmaatschappij had het raffinaderijcomplex Isla (voormalige Shellcomplex). De Antillen NV mocht de luchthaven als haar territorium beschouwen. Uit de schaduwadministratie van Koop Tjuchem en andere documenten blijkt hoe de drie grote wegenbouwers _ Koop, De Antillen NV en cwm _ ook de prijzen op Curaçao dicteerden. Vaak in nauw overleg met de Nederlandse moederbedrijven. Tot op de dag van vandaag betaalt, volgens Lutgendorff, Bos en Swart, de Antilliaanse overheid te veel. Bovendien hebben bouwbedrijven op de Antillen niets te vrezen van opsporingsautoriteiten als de NMa. Want Europese of Nederlandse mededingingswetten gelden niet op de Nederlandse Antillen. Lutgendorff legde over de werkverdeling een reeks verklaringen af bij de rechtercommissaris: `Het verbaasde me destijds [na aankomst op Curaçao in 1999, red.] dat De Antillen NV geen werk had bij de raffinaderij. CMW had daar het alleenrecht. Wij waren in die tijd vooral afhankelijk van werk bij de overheids-NV's. Het bleek dat er een stilzwijgende afspraak was dat De Antillen NV op Curinta [de luchthaven, red.] werkte en CMW op de raffinaderij.' Ook de acquisiteur van De Antillen NV, Roberto Salas, bevestigde die werkafspraken. Salas was de `lokale man' die in opdracht van De Antillen NV de politiek en de ambtenarij `bewerkte' en ervoor zorgde dat er smeergeld betaald werd. Hij was degene die de omkooppraktijken voor zijn rekening nam. `Er waren geografische afspraken met de DOW [Dienst Openbare Werken, red.] gemaakt,' zei Salas tegen de politie. `De kartelvorming die je in Nederland hebt, heb je hier ook. Alleen is het in Nederland strafbaar, hier niet.' Alle opdrachten op Curaçao werden onderling verdeeld. Janssen de Jong had van oudsher de beste positie op de Antillen. Het bedrijf bezat een groeve in de Tafelberg op Curaçao en had een monopolie op grind, zand en kalk. Daarnaast had Janssen de Jong van het eilandbestuur het monopolie gekregen op de invoer van cement. Voor Nederlandse mededingingsbegrippen misschien onvoorstelbaar, maar niet zo vreemd op de Antillen. De overheid was er volgens Lutgendorff in minstens één geval ook van op de hoogte dat de drie bedrijven onder één hoedje speelde. Dat was het geval bij het `herstelplan Curaçaose wegen', een project van 45 miljoen gulden. CMW, Koop en De Antillen NV zouden dat herstelplan uitvoeren en voorfinancieren. Tegen een rentepercentage van 7 procent met een looptijd van 10 jaar. Het werk werd onderling verdeeld. De overheid nam er genoegen mee dat het project veel duurder was omdat elke onderlinge concurrentie ontbrak. Op Sint-Maarten verdeelden de belangrijkste aannemers, Janssen de Jong, Koop en De Antillen NV, de markt. Aanvankelijk had Janssen de Jong, die op Sint-Maarten opereert onder
de naam Windward Roads, de lokale markt voor zich alleen. Daarna kwam Koop Tjuchem in 1997 en later De Antillen NV/KWS met als werkmaatschappij Sint-Maarten Roads NV. De komst van meer bedrijven leidde uiteindelijk niet tot meer concurrentie en dus lagere prijzen. Janssen de Jong en Koop sloten een pact en hielden in onderling overleg de prijs hoog. In de loop der jaren paste het eilandbestuur de ramingen daarop aan. Een alternatief was er toch niet. Op Sint-Maarten hadden de bouwbedrijven ook het monopolie op de asfaltproductie. Asfaltprijzen tot 425 gulden per ton waren normaal. `Voor Nederlandse begrippen onvoorstelbaar. Maar dáár was het mogelijk. De markt was gemakkelijk dicht te houden.' De winstmarges op Sint-Maarten waren hoger dan op Curaçao. Minimaal 50 procent, volgens Ad Bos. Maar winstmarges van 100 procent kwamen ook voor. In onderling overleg dreven de Nederlandse bouwers de prijzen op en het eilandbestuur paste haar ramingen daar weer op aan. Zoals de aanleg van de `Link 1, fase 2'. Dat is de nieuwe verbindingsweg van Philipsburg naar Juliana Airport International. Koop Tjuchem en Windward Roads verdeelden hierbij 900.000 gulden, het verschil tussen werkelijke kosten en aanneemsom. Ze dicteerden de aanneemprijs, maar beschikten ook over interne vertrouwelijke informatie uit het bestuurskantoor, zo blijkt uit een mail op 22 april 1998 van Koop-directeur Fred Veerman aan directeur Wiel Janssen van Janssen de Jong: `Onze kostenbegroting bedraagt 1.510.000 gulden,' schreef Veerman. `Om allebei onder de raming te blijven, moet de laagste naar mijn mening voor 2.483.000 gulden inschrijven. Ik heb uit welingelichte bron vernomen dat fase 2 [van dat wegenproject, red.] aan de aannemer van fase 1 gegund wordt (raming 4.726.000 gulden). Ik zou het redelijk vinden om dit in de deal mee te nemen.' In zijn kantoortje zegt gedeputeerde Roy Marlin op te kijken van de fax. `Misschien moeten we toch maar eens een onderzoek laten doen.' Gezaghebber Franklyn Richards reageert behoedzaam. Gesjoemel bij aanbestedingen? Hij zegt er niets van te weten. `Maar ik wil zo snel mogelijk een transparant en openbaar aanbestedingsbeleid.' De corruptieaffaires op Curaçao zijn voor zijn eiland een les, zegt de gezaghebber. Richards kondigt een onderzoek aan van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (wodc) van het Nederlandse ministerie van Justitie en de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Centrale vraag is of de georganiseerde criminaliteit geïnfiltreerd is in het openbaar bestuur. `We willen weten of zulke praktijken hier voorkomen, want dat weten we gewoon niet.'