delta lloyd pensioenfonds
Hoe is je pensioen geregeld
Pensioen 1-2-3 bestaat uit 3 lagen. Dit is laag 3 In laag 1 lees je wat je wel en niet krijgt in je pensioenregeling. In laag 2 vind je meer informatie over de onderwerpen in laag 1. Kijk dan bij hetzelfde onderdeel en icoon in laag 2. In laag 3 vind je de meest uitgebreide beschrijving van de pensioenregeling, het pensioenreglement. Je kunt laag 1, 2 en 3 vinden op www.deltalloydpensioenfonds.nl of opvragen bij Delta Lloyd Pensioenfonds door het sturen van een mail naar
[email protected] of te bellen met 0492-575 454. Pensioenreglement Uitvoeringsovereenkomst Jaarverslag Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn)
Ben je benieuwd naar je totale pensioen? Kijk op www.mijnpensioenoverzicht.nl. Vragen over je pensioen? Kijk op onze website www.deltalloydpensioenfonds.nl 1/1
Delta Lloyd Pensioenfonds Maart 2016
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd 1 januari 2016)
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
1. Begripsomschrijvingen 2. Deelnemerschap 3. Pensioenaanspraken 3A. Persoonsgegevens 4. Verzekeringen en aanspraken 4a Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten 5. Grondslag voor de berekening van de pensioenen 6. Ouderdomspensioen 7. Arbeidsongeschiktheidspensioen 8. Partnerpensioen 9. Wezenpensioen 9a. Anwhiaatpensioen 10. Deeltijd dienstverband 11. Vervroegingen van de pensioendatum 12. Uitstel van de pensioendatum 13. Deeltijdpensionering 14. Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen 15. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen 15a. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum Artikel 16. Hoog-laag ouderdomspensioen Artikel 17. Uitbetaling Artikel 18. Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum Artikel 18a. Langdurig onbetaald verlof Artikel 19. Waarde-overdracht Artikel 20. Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding Artikel 21. Verevening ouderdomspensioen Artikel 22. Afkoop gering pensioen Artikel 23. Kosten van de pensioenregeling Artikel 24. Algemene bepalingen Artikel 25. Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid Artikel 26. Aanpassingen van de pensioenen Artikel 27. Plichten van de deelnemer Artikel 28. Verbod op vervreemding Artikel 29. Eenzijdige wijzigingsbevoegdheid Artikel 30. Onvoorziene gevallen Artikel 31. Overgangsbepaling Artikel 32. Woonplaats, geschillen Artikel 33. Inwerkingtreding Bijlage 1 Overgangsbepaling deelnemers 31 december 2005, 31 december 2013
2 5 5 6 6 8 8 11 11 12 13 14 14 14 16 17 18 18
Bijlage 2
Flexibiliserings- en afkooptabellen
36
Bijlage 3
Eigen bijdrage voortgezette pensioenopbouw en onbetaald verlof
60
Addendum Regeling directeuren en leden raad van bestuur
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
19 20 21 21 22 23 24 25 26 26 27 27 29 29 30 30 30 30 30 31 32
62
1
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd 1 januari 2016)
Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder: Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd, gevestigd te Amsterdam; Werkgever: Delta Lloyd Services BV, gevestigd te Amsterdam; Werknemer: de persoon die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft, met uitzondering van de vakantiewerker en de stagiaire; Deelnemer: de werknemer die is opgenomen in het pensioenfonds; Ook de persoon die geen werknemer is en op grond van vrijstelling van premiebetaling pensioen opbouwt in het pensioenfonds is deelnemer voor dit pensioenreglement; Gewezen deelnemer: de persoon die wegens beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, anders dan door overlijden, geen deelnemer meer is, met uitzondering van de persoon die geen werknemer is en op grond van vrijstelling van premiebetaling pensioen opbouwt in het pensioenfonds; Bestuur: het bestuur van het pensioenfonds; Verzekeraar: Delta Lloyd Levensverzekering NV, gevestigd te Amsterdam; Pensioenovereenkomst: de afspraken die de werkgever collectief met werknemers heeft gemaakt, zoals in de CAO en de directieregeling; Pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin het ouderdomspensioen volledig ingaat; Deeltijdpensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin het ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaat; Richtpensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 67 jaar heeft bereikt;
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
2
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Flexperiode: de flexperiode gaat in op de dag waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 57 jaar bereikt en eindigt op de dag waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 70 jaar bereikt; Normuren: onder normuren wordt verstaan het maximale aantal uren per jaar dat de deelnemer met de werkgever als arbeidsduur in de arbeidsovereenkomst kan overeenkomen; Betaaluren: onder betaaluren wordt verstaan het op voorhand aantal overeengekomen uren per jaar waarvoor de deelnemer wordt beloond, met in achtneming van zijn keuze met betrekking tot (tijdelijke) aanpassing arbeidsduur; Variabele beloning: onder variabele beloning wordt verstaan de uitgekeerde Garantieprovisie; Vereveningstoeslag; Garantiebonus; Vaste toelage inspecteurs; Voorschot bonus inspecteurs; Afrekening bonus inspecteurs. Partner: als partner wordt beschouwd: 1. de persoon met wie de (gewezen) deelnemer voor de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap heeft; 2. de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer onmiddellijk voor diens overlijden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd mits aan alle navolgende voorwaarden is voldaan: a de partner is niet een bloed- of aanverwant van de (gewezen) deelnemer in de rechte linie of in de tweede graad zijlinie; b de (gewezen) deelnemer en de partner zijn beiden ongehuwd of ongeregistreerd c de (gewezen) deelnemer en de partner voeren uitsluitend met elkaar en eventueel met hun kinderen een gemeenschappelijke huishouding; d de (gewezen) deelnemer en de partner hebben een samenlevingsovereenkomst in de vorm van een notariële akte, waarin tenminste zijn opgenomen: de volledige namen en de geboortedata van de (gewezen) deelnemer en de partner; een regeling met betrekking tot de verdeling van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding; e de gemeenschappelijke huishouding is begonnen vóór de pensioendatum en heeft, na het notarieel verlijden van de samenlevingsovereenkomst, tenminste zes volle maanden geduurd; f de (gewezen) deelnemer en de partner hebben zich uitsluitend wegens de tussen hen bestaande affectieve relatie tegenover elkaar verbonden elkaar het nodige te verschaffen;
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
3
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Nabestaande: indien de (gewezen) deelnemer getrouwd is: de weduwe/ de weduwnaar; indien de (gewezen) deelnemer voor de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap is aangegaan: de partner; indien de (gewezen) deelnemer een gezamenlijke huishouding met een partner voert: de partner; indien de (gewezen) deelnemer getrouwd is geweest of een geregistreerd partnerschap, dan wel een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd: de gewezen echtgenoot of de gewezen partner; Arbeidsongeschiktheid: ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, die geacht wordt aanwezig te zijn indien en zolang er recht bestaat op een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO alsmede gedurende de wachttijd voorafgaand aan de uitkering, een en ander als vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UVW), en die is aangevangen tijdens het deelnemersschap; AOW: Algemene ouderdomswet; Aow-datum; Datum waarop het recht op een uitkering op grond van de AOW ingaat; WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; WAZ: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen; Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten; WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; WW: Wet op de werkloosheidsuitkering; Anw: Algemene nabestaandenwet; UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst van de Delta Lloyd Groep.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
4
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Artikel 2. Deelnemerschap 1. Alle werknemers die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, zullen als deelnemers in de pensioenregeling worden opgenomen. 2. Opname in de pensioenregeling vindt plaats op de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan de gestelde voorwaarden voldoet, doch niet eerder dan per de datum van indiensttreding. 3. Werknemers, die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement al aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden per die datum in de pensioenregeling opgenomen. 4. Elke deelnemer ontvangt op aanvraag een exemplaar van dit reglement en van eventueel daarin aangebrachte wijzigingen. 5. In ieder geval eenmaal per jaar ontvangt de deelnemer een Uniform pensioenoverzicht. 6. Het pensioenfonds verstrekt een opgave als bedoeld in lid 5 van dit artikel éénmalig. Op verzoek verstrekt het pensioenfonds nogmaals een opgave en kan daarvoor een kostenvergoeding vragen. 7. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds ten behoeve van de deelnemer éénmalig de aan het betreffende jaar, dan wel, indien de opgave na afloop van het jaar wordt verstrekt, aan het voorafgaande jaar, toe te rekenen waarde-aangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 8. Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer verstrekt het pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde aanspraken. Het pensioenfonds kan hiervoor een kostenvergoeding vragen. 9. Het deelnemerschap eindigt: a door het ingaan van het volledige ouderdomspensioen; b door het overlijden van de deelnemer; c door beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever voor de pensioendatum, anders dan door het overlijden van de deelnemer. Artikel 3. Pensioenaanspraken 1. Aan de deelnemers worden pensioenaanspraken toegekend onder de voorwaarden in dit reglement omschreven. Deze pensioenaanspraken omvatten: a ouderdomspensioen voor alle deelnemers; b partnerpensioen voor alle deelnemers; c wezenpensioen voor alle deelnemers; d arbeidsongeschiktheidspensioen voor deelnemers met een pensioengevend inkomen dat meer bedraagt dan het maximum loon op jaarbasis waarop de uitkering uit hoofde van de WIA of WAO wordt gebaseerd; e Anwhiaatpensioen, tenzij de deelnemer daarvan afstand heeft gedaan, met instemming van zijn partner, indien hij die heeft. 2. De aanspraak op ouderdomspensioen kan niet zonder instemming van de echtgenoot of partner met een geregistreerd partnerschap worden verminderd op grond van een afspraak tussen het pensioenfonds en de (gewezen) deelnemer tenzij de (gewezen) deelnemer en de hier bedoelde partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. 3. De aanspraak op partnerpensioen kan niet zonder instemming van de echtgenoot of partner worden verminderd op grond van een afspraak tussen het pensioenfonds en de (gewezen) deelnemer anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. 4. Elk beding dat in strijd is met het bepaalde in lid 2 en lid 3 van dit artikel is nietig.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
5
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Artikel 3A.
2016
Persoonsgegevens
Het pensioenfonds verzamelt gegevens van (gewezen) deelnemers uitsluitend voor de uitvoering van hun pensioenovereenkomst, waarop dit pensioenreglement is gebaseerd. Artikel 4. Verzekeringen en aanspraken 1. Ter waarborging van de aanspraken, die voor de deelnemers uit dit reglement voortvloeien, worden door het pensioenfonds bij de verzekeraar op het leven van de deelnemers pensioenverzekeringen gesloten. Van de verzekeringen is het pensioenfonds bevoordeelde. De bij de aanvraag van de verzekering verstrekte persoonsgegevens worden door de verzekeraar verwerkt ten behoeve van het aangaan en uitvoeren van overeenkomsten, ter voorkoming en bestrijding van fraude jegens financiële instellingen, voor statistische analyse en om te kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen. 2. De verzekeringen van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen op het leven van de deelnemers zullen tegen betaling van periodieke stortingen gesloten worden. Zolang het deelnemerschap voortduurt, wordt telkens wanneer een aanspraak ontstaat of verhoogd wordt en vervolgens ieder jaar op 1 januari een deel ingekocht van het op de richtpensioendatum te bereiken pensioen. Het in te kopen deel bestaat uit een pensioendeel ter grootte van 1/n-gedeelte van het aan de nog toekomstige jaren toe te rekenen gedeelte van het pensioen, waarbij n het aantal nog toekomstige jaren tot de richtpensioendatum is, berekend op de datum waarop de aanspraak ontstaat of verhoogd wordt, in dagen nauwkeurig. Indien de aanspraak ontstaat of wordt verhoogd op een andere datum dan 1 januari, wordt het in te kopen pensioen vastgesteld naar evenredigheid van de tijd verstreken sedert de ingangs- of wijzigingsdatum tot aan de eerstvolgende 1 januari. Verzekeringen van aanpassing van opgebouwde en ingegane pensioenen worden tegen betaling van éénmalige koopsommen gesloten. Voor zover het partnerpensioen en wezenpensioen niet overeenkomstig het bovenstaande is ingekocht, wordt dit van jaar tot jaar verzekerd op risicobasis. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt van jaar tot jaar verzekerd op risicobasis. Het Anwhiaatpensioen wordt van jaar tot jaar verzekerd op risicobasis. 3. Indien er sprake is van misbruik bestaat geen aanspraak op partnerpensioen, wezenpensioen en ANWhiaatpensioen. Van misbruik kan sprake zijn bij overlijden in − het eerste jaar van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding indien het overlijden, gezien de gezondheidstoestand van de deelnemer, redelijkerwijs te verwachten was ten tijde van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of het aangaan van de gezamenlijke huishouding; of
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
6
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
het eerste jaar van de verzekering, indien het overlijden, gezien de gezondheidstoestand van de deelnemer, redelijkerwijs te verwachten was ten tijde van opname in het pensioenfonds. Dit jaar wordt verminderd met de periode dat de deelnemer direct voorafgaand aan opname in het pensioenfonds al was verzekerd voor dezelfde pensioenen van vergelijkbare hoogte. Onder direct voorafgaand wordt ook verstaan een onderbreking van dekking van dezelfde pensioenen met maximaal vier weken. De Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens kan worden verzocht te toetsen of er sprake was van een overlijden dat bij aanvang van het deelnemerschap, huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding te verwachten was. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap geheel arbeidsongeschikt is, bestaat er geen recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voor ouderdomspensioen, partnerpensioen, Anwhiaatpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, bestaat geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, bestaat slechts recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voor ouderdomspensioen, partnerpensioen, Anwhiaatpensioen, wezenpensioen voor het gedeelte waarvoor de werknemer niet arbeidsongeschikt is. Indien uit een eerdere pensioenovereenkomst nog recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voor een toename van de arbeidsongeschiktheid bestaat bij een vorige pensioenuitvoerder, heeft de deelnemer uit hoofde van een toename van arbeidsongeschiktheid geen recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voor ouderdomspensioen, partnerpensioen, Anwhiaatpensioen, wezenpensioen, voorzover voor de toename van de arbeidsongeschiktheid recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid bestaat bij een vorige pensioenuitvoerder. Het in de voorgaande vier leden bepaalde is niet meer van toepassing met ingang van de datum waarop de deelnemer zijn werkzaamheden vier weken aaneengesloten volledig heeft hervat. Indien de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, bestaat slechts aanspraak op verhogingen van pensioen en, met inachtneming van het bepaalde in lid 7 van dit artikel, dekking van het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid, voorzover de verhoging betrekking heeft op het pensioen waarvoor geen vrijstelling van premiebetaling is verleend of het arbeidsongeschiktheidspensioen dat niet is ingegaan en het gevolg is van een loonstijging van maximaal 15%. Er bestaat geen recht op vrijstelling van premiebetaling in verband met arbeidsongeschiktheid of recht op arbeidsongeschiktheidspensioen voor de deelnemer die in het eerste half jaar van het deelnemerschap recht verkrijgt − op (gedeeltelijke) loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek − op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de Ziektewet en vervolgens aansluitend arbeidsongeschikt wordt in de zin van de WIA dan wel de WAO en indien de ziekte kennelijk te verwachten was gelet op de gezondheidstoestand van de deelnemer bij aanvang van de verzekering. Dit half jaar wordt verminderd met de periode dat de werknemer direct voorafgaand aan het aangaan van de verzekering al was verzekerd voor hetzelfde risico van vergelijkbare hoogte. Onder direct voorafgaand wordt verstaan een onderbreking van verzekering van het risico van maximaal vier weken. −
4.
5. 6.
7.
8.
9.
10.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
7
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Hierbij gaat het pensioenfonds uit van de WIA-beoordeling van het UWV. Indien het UWV deze beoordeling niet uitvoert, wordt dit onderzoek door het pensioenfonds uitgevoerd. 11. Geen aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen of verhoging daarvan of recht op vrijstelling van premiebetaling bestaat ter zake van overlijden en arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een oorzaak die is uitgesloten bij een voor 01.01.1998 bij de verzekeraar gesloten verzekering ter dekking van pensioenaanspraken. 12. Voor de bepalingen in dit artikel geldt dat een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is indien de deelnemer volledig (80% of meer) of gedeeltelijk (35%-80%) arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA dan wel (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is in de zin van, dan wel recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WAO, de WAZ of de Wajong, dan wel recht heeft op (gedeeltelijke) loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek of op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de Ziektewet. Artikel 4a Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. Het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de eisen voor het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het korte termijn herstelplan. 2. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. Artikel 5. Grondslag voor de berekening van de pensioenen 1. Bij de berekening van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen wordt uitgegaan van de dienstjaren van de deelnemer; de pensioengrondslag van de deelnemer. Dienstjaren 2. De voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen dienstjaren zijn de jaren in dienst van de werkgever doorgebracht tussen de datum waarop de deelnemer wordt opgenomen in het pensioenfonds en de richtpensioendatum, met uitzondering van perioden van onbetaald verlof, niet zijnde ouderschaps- of palliatief verlof. Perioden van onbetaald verlof, niet zijnde ouderschaps- en palliatief verlof, worden voor de pensioenberekening alleen als dienstjaren in aanmerking genomen, indien de werknemer een bijdrage voldoet ter vervanging van de volledige premie voor het pensioen over deze perioden.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
8
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Het aantal dienstjaren wordt bepaald in jaren en volle maanden; een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Over het deel van de pensioengrondslag dat betrekking heeft op de variabele beloning die in het voorafgaande jaar is uitgekeerd worden volledige dienstjaren in aanmerking genomen. Pensioengrondslag 3. De pensioengrondslag is een bedrag gelijk aan het pensioengevend inkomen van de deelnemer, verminderd met een franchise. De vaststelling van de pensioengrondslag vindt voor het eerst plaats per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks per 1 april. De pensioengrondslag zal ook per 1 januari worden aangepast, indien op grond van wettelijke voorschriften of de CAO de franchise dan moet worden aangepast en indien het maximale pensioengevend loon dan wordt aangepast. 4. Bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt ten hoogste een grondslag in aanmerking genomen ter grootte van € 256.152,00. Pensioengevend inkomen 5. Voor de bepaling van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen wordt onder pensioengevend inkomen verstaan het uurloon maal het aantal normuren per jaar, vermeerderd met de daarbij horende vakantietoeslag de jaarlijkse uitkering en toeslagen die tot het pensioengevend inkomen horen volgens de CAO of de arbeidsovereenkomst die geldt tussen de werkgever en de werknemer. Het pensioengevend inkomen bedraagt niet meer dan het bedrag dat volgens de Wet op de loonbelasting 1964, zoals die luidt op 1 januari 2015, ten hoogste als pensioengevend loon in aanmerking mag worden genomen. Op 1 januari 2015 bedraagt het pensioengevend inkomen ten hoogste € 100.000,00. Vanaf 2016 wordt dit per 1 januari bedrag verhoogd met de verhoging van het maximale pensioengevend loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. 6. Indien het aantal betaaluren meer bedraagt dan het aantal normuren wordt bij toepassing van het bepaalde in het vorige lid van het aantal betaaluren uitgegaan. Indien het aantal betaaluren minder bedraagt dan het aantal normuren is artikel 10 van toepassing. Voor perioden van onbetaald verlof, met uitzondering van ouderschaps-, en palliatiefverlof, wordt het aantal betaaluren op 0 gesteld, tenzij de deelnemer er voor kiest een bijdrage voor de premie (het werkgevers en het deelnemersdeel) tijdens de periode van onbetaald verlof aan de werkgever te betalen op een door de werkgever aan te geven wijze.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
9
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
7. Voor de bepaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt onder pensioengevend inkomen verstaan het uurloon maal het aantal betaaluren per jaar dat tussen de werkgever en de deelnemer is overeengekomen, vermeerderd met de daarbij horende vakantietoeslag, de jaarlijkse uitkering en toeslagen die tot het pensioengevend inkomen horen volgens de CAO of de arbeidsovereenkomst die geldt tussen de werkgever en de werknemer. 8. Het pensioengevend inkomen wordt voor het eerst vastgesteld per de datum van aanvang van het deelnemerschap op basis van de uiterlijk twee maanden na de datum van aanvang van het deelnemerschap bij het pensioenfonds bekende gegevens en vervolgens per 1 april op basis van de uiterlijk op 15 juni van het betreffende jaar bij het pensioenfonds bekende gegevens. 9. Voor een deelnemer die buitengewoon-, zwangerschaps-, bevallings–, palliatief-, of ouderschapsverlof opneemt, wordt uitgegaan van het pensioengevend inkomen dat voor de deelnemer gegolden zou hebben indien dat verlof niet was opgenomen. 10. Voor een deelnemer die onbetaald verlof opneemt met uitzondering van ouderschaps- en palliatief verlof en het werkgevers- en deelnemersdeel van de bijdrage voldoet ter vervanging van de premie voor de pensioenen over deze perioden, wordt uitgegaan van het pensioengevend inkomen dat voorafgaand aan het verlof is vastgesteld. 11. In afwijking van lid 5, eerste zin van dit artikel, wordt voor een deelnemer van 57 jaar of ouder die conform het bepaalde in de geldende cao een lichtere functie aanvaardt in het kader van loopbaanombuiging, uitgegaan van het pensioengevend inkomen dat laatstelijk voorafgaand aan het betrekken van de lichtere functie gold, vermeerderd met de loonrondes op grond van de cao na aanvaarding van de lichtere functie, tenzij het pensioengevend inkomen uit hoofde van de lichtere functie meer bedraagt. 12. Voor een deelnemer op wie een regeling inzake variabele beloning buitendienst van toepassing is, wordt tot het pensioengevend inkomen ook gerekend het bedrag van de variabele beloning dat in het voorafgaande kalenderjaar aan de deelnemer is uitgekeerd. In aanvulling op het voorgaande wordt voor de deelnemer waarvoor het deelnemerschap wordt beëindigd door: a. het ingaan van het volledige ouderdomspensioen, b. beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever voor de pensioendatum, anders dan door het overlijden van de deelnemer, over de som van de in het jaar van beëindiging van het deelnemerschap uitgekeerde variabele beloning per de datum van uitdiensttreding, ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen toegekend en verzekerd op basis van artikel 6, 8 en 9 van dit pensioenreglement. De eindafrekening van deze variabele beloning moet binnen zes maanden na het einde van het deelnemerschap bij het pensioenfonds bekend zijn. Franchise 13. De franchise voor de bepaling van de pensioengrondslag voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op een bedrag ter grootte van a. € 14.000,00 op 1 januari 2015 en b. € 13.000,00 op 1 januari 2016. Dit bedrag wordt vanaf 1 januari 2017 en daarna jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het percentage waarmee de lonen op grond van de cao wijzigen. Het bedrag van de franchise zal nooit minder bedragen dan het bedrag dat volgens de Wet op de loonbelasting 1964 in het betreffende jaar gehanteerd mag worden voor middelloonregelingen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
10
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
14. De franchise wordt normaal afgerond op een veelvoud van € 1,00. Artikel 6. Ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen gaat in op de richtpensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt aan de deelnemer of gewezen deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden. 2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt bij onafgebroken dienstverband tot de richtpensioendatum per dienstjaar 1,875% van de pensioengrondslag. 3. Wijzigingen van de pensioengrondslag worden uitsluitend in aanmerking genomen over de dienstjaren vanaf de datum van wijziging. Artikel 7. Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Met inachtneming van het hierna volgende gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen in op de dag, waarop de deelnemer onafgebroken gedurende een periode van 104 weken aaneengesloten arbeidsongeschikt is, dan wel na het later gelegen moment waarop de (verlengde) loondoorbetalingsverplichting op grond van het Burgerlijk Wetboek eindigt, mits aan de deelnemer op het moment van het verstrijken van bovenbedoelde periode een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WIA of WAO is toegekend, horend bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van tenminste 35%. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag waarop de deelnemer geen recht meer heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WIA of WAO, horend bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van tenminste 35%, doch tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin hij de 67-jarige leeftijd bereikt, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de overlijdensdatum van de deelnemer, zo deze dag eerder valt. Indien de datum van ingang van de AOW-uitkering voor de richtpensioendatum van de deelnemer ligt, wordt voor deze periode uitgegaan van het arbeidsongeschiktheidspercentage op de laatste dag voor de datum van ingang van de uitkering van de AOW. 2. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 75% van de per 1 april voorafgaande aan de ingangsdatum van de gehele of gedeeltelijke uitkering ingevolge de WIA vastgestelde grondslag. Bij het vaststellen van deze grondslag wordt rekening gehouden met artikel 4, lid 11 en artikel 5, lid 4 van dit reglement. Deze grondslag is het verschil tussen: a. het pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 5, lid 7 van dit reglement van de deelnemer en b. het maximum jaarloon, waarover de uitkeringen ingevolge de WIA dan wel de WAO worden berekend, dat geldt op 1 januari van het betreffende jaar, afgerond op een veelvoud van € 1,00. Indien in de wijze waarop in of krachtens de WIA of WAO het begrip "jaarloon" wordt gehanteerd wijziging wordt aangebracht, is het bestuur bevoegd deze wijziging van toepassing te verklaren bij de vaststelling van het pensioengevend inkomen als in dit lid bedoeld. 3. Het verzekerde pensioen wordt - al naar gelang de grootte van het arbeidsongeschiktheidspercentage dat hoort bij de arbeidsongeschiktheidsuitkering die op grond van de WIA dan wel de WAO is toegekend - uitgekeerd tot de hieronder volgende percentages.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
11
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
4.
5. 6.
7.
8.
2016
Bij een bij de uitkering horend arbeidsongeschiktheidspercentage van: bedraagt de jaarlijkse uitkering: 80 - 100 100% van het verzekerde pensioen 65 - 80 72,5% van het verzekerde pensioen 55 - 65 60% van het verzekerde pensioen 45 - 55 50% van het verzekerde pensioen 35 - 45 40% van het verzekerde pensioen 0 - 35 0% van het verzekerde pensioen. Indien het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan het percentage horend bij de uitkering op grond van de WIA of WAO, dan bepaalt het pensioenfonds naar gelang van de grootte van het arbeidsongeschiktheidspercentage de jaarlijkse uitkering, volgens de percentages van het vorige lid. Het bestaan van arbeidsongeschiktheid en de mate daarvan worden vastgesteld aan de hand van en overeenkomstig een overlegde beslissing van het UWV. Indien de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door opzet of grove schuld van de deelnemer, is het bestuur bevoegd het arbeidsongeschiktheidspensioen niet of slechts ten dele toe te kennen. Indien na de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt, zal het pensioen met inachtneming van het in lid 3 bepaalde worden herzien per de datum waarop blijkens de beschikking van het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt. Voor de deelnemers die a. op 01.01.2005 als deelnemer in het pensioenfonds zijn opgenomen en b. op 31.12.2005 recht hadden op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WAO en op basis hiervan recht hebben op een arbeidsongeschiktheidspensioen zijn de bepalingen met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidspensioen uit het pensioenreglement van het pensioenfonds van kracht zoals dat tot 01.01.2006 luidde. In afwijking hiervan geldt het volgende. Met ingang van de datum waarop een deelnemer als in de alinea hierboven genoemd gedurende een periode van vier weken aaneengesloten zijn werkzaamheden volledig heeft hervat, is met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidspensioen het huidige pensioenreglement van toepassing.
Artikel 8. Partnerpensioen 1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan de nabestaande uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden. 2. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 60% van het volgens artikel 6 van dit pensioenreglement berekende ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum bedraagt het partnerpensioen 60% van het ouderdomspensioen, dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de richtpensioendatum in dienst van de werkgever had kunnen blijven, en voor de deelnemer de pensioengrondslag had gegolden op grond waarvan het ouderdomspensioen laatstelijk berekend was. 3. Het volgens lid 2 berekende partnerpensioen wordt verminderd met het pensioen waarop een voorgaande echtgenoot of partner van de deelnemer ingevolge het bepaalde in artikel 20 van dit pensioenreglement aanspraak heeft verkregen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
12
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
4. Voor het verkrijgen van de uitkering van partnerpensioen voor een partner als omschreven in artikel 1, definitie van ‘Partner’, onder 2, dient het pensioenfonds in het bezit te zijn van: a. een uittreksel uit het bevolkingsregister en –indien de werkgever of het pensioenfonds dat verlangt- uit de registers van de burgerlijke stand, waaruit blijkt dat aan de in artikel 1 bij de definitie van ‘Partner’ onder 2, sub a t/m f omschreven voorwaarden is voldaan; b. een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of een gewaarmerkt uittreksel hiervan waarin tenminste zijn opgenomen de volledige namen en de geboortedata van de (gewezen) deelnemer en de partner; een regeling met betrekking tot de verdeling van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. 5. De gewezen deelnemer verkrijgt geen aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot of partner met wie de gewezen deelnemer huwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren op of na de richtpensioendatum dan wel de eerder gelegen pensioendatum. Artikel 9. Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan elk van de kinderen van de deelnemer of de gewezen deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de overlijdensdatum van het kind, zo deze dag eerder valt. 2. Het wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand, waarin een kind invalide of studerend is in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, doch niet eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt noch ook eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind. De uitkering wordt voortgezet tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt of ophoudt invalide te zijn of te studeren. 3. Onder kinderen wordt verstaan: kinderen die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek; pleegkinderen en kinderen die tot de echtgenoot of partner van de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. Pleegkinderen en kinderen die tot de echtgenoot of partner van de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan dienen door de (gewezen) deelnemer te worden opgevoed en geheel of nagenoeg geheel door de deelnemer te worden onderhouden. Kinderen dienen voor de richtpensioendatum, dan wel tot de eerder gelegen pensioendatum aan deze voorwaarden te voldoen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
13
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
4. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van de wezenpensioengrondslag. De wezenpensioengrondslag is gelijk aan het ouderdomspensioen dat de deelnemer verkregen zou hebben, als de deelnemer tot de richtpensioendatum in dienst van de werkgever zou zijn gebleven en voor de deelnemer de pensioengrondslag had gegolden op grond waarvan het ouderdomspensioen laatstelijk berekend was. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt zonder een pensioengerechtigde weduwe, weduwnaar of partner na te laten of indien de pensioengerechtigde weduwe, weduwnaar of partner overlijdt. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling. Artikel 9a. Anwhiaatpensioen 1. Het Anwhiaatpensioen is gelijk aan het bedrag van de uitkering ingevolge de Anw voor een nabestaande zonder kinderen, dat geldt op de eerste januari in het jaar van overlijden van de deelnemer. 2. Het Anwhiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt aan de weduwe, weduwnaar of partner uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de weduwe, weduwnaar of partner 67 jaar wordt, doch uiterlijk tot een van de volgende dagen, indien die eerder valt: − de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de weduwe, weduwnaar of partner overlijdt, − de eerste dag van de maand waarin de weduwe, weduwnaar of partner de AOWleeftijd bereikt. 3. Voor het verkrijgen van de aanspraak op Anwhiaatpensioen voor een partner als omschreven in artikel 1, definitie van ‘Partner’, onder 2, gelden dezelfde voorwaarden als vermeld in artikel 8, lid 4 van dit pensioenreglement. Artikel 10. Deeltijd dienstverband 1. Indien tussen de deelnemer en de werkgever is overeengekomen dat het aantal betaaluren minder bedraagt dan het aantal normuren, is er sprake van deeltijddienstverband en wordt voor de berekening van het ouderdomspensioen, en het daarvan afgeleide partnerpensioen en wezenpensioen gehandeld als aangegeven in dit artikel. 2. Bij het van toepassing worden van het deeltijd dienstverband en bij iedere wijziging in het aantal betaaluren wordt voor de betrokken deelnemer een deeltijdfactor vastgesteld. 3. De deeltijdfactor is gelijk aan het aantal betaaluren per jaar gedeeld door het aantal normuren en bedraagt maximaal 1. Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet. 4. Voor de berekening van het ouderdomspensioen, en het daarvan afgeleide partnerpensioen en wezenpensioen wordt de deeltijdfactor toegepast op het percentage van artikel 6, lid 2 van dit pensioenreglement. Artikel 11. Vervroegingen van de pensioendatum 1. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen binnen de flexperiode op een vroeger tijdstip dan de richtpensioendatum laten ingaan, onder de voorwaarde dat hij of zij vanaf dat tijdstip geen arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
14
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2. 3.
4.
5.
6. 7. 8.
9.
2016
De overheid stelt de voorwaarde dat de (gewezen) deelnemer vanaf het tijdstip van vervroeging geen inkomsten ontvangt uit arbeid of andere inkomensgenererende activiteiten, indien het pensioen ingaat voor een bepaalde leeftijd. Indien de (gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen binnen de flexperiode op een vroeger tijdstip laat ingaan dan die leeftijd, geldt deze door de overheid gestelde voorwaarde. Gebruikmaking van de mogelijkheid van vervroeging is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. Voor de deelnemer wordt per de vervroegde pensioendatum conform artikel 18 van dit pensioenreglement een tijdsevenredig ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen en wezenpensioen vastgesteld. De (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer voor wie conform artikel 25 van dit pensioenreglement in verband met arbeidsongeschiktheid vrijstelling van premiebetaling is verleend en die het ouderdomspensioen wenst te vervroegen, kan slechts het ouderdomspensioen binnen de flexperiode op een vroeger tijdstip dan de richtpensioendatum laten ingaan, indien hij geen uitkering uit hoofde van de WIA of WAO meer ontvangt en voldoet aan de voorwaarde als genoemd in lid 1, de eerste volzin, dan wel, indien van toepassing, de tweede volzin, van dit artikel. Voor deze (gewezen) deelnemer wordt per de vervroegde pensioendatum een premievrij ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen en wezenpensioen vastgesteld. In het in dit artikel genoemde geval dient in de leden 3 en 7 in plaats van het woord ‘tijdsevenredig’ gelezen te worden ‘premievrij’. Het partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden voor de richtpensioendatum is per de vervroegde pensioendatum gelijk aan het partnerpensioen en wezenpensioen dat conform lid 3 van dit artikel is vastgesteld. Bij gebruikmaking van de mogelijkheid van vervroeging vervallen de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en Anwhiaatpensioen. Bij gebruikmaking van de mogelijkheid van vervroeging stopt de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Indien van de mogelijkheid van vervroeging van de pensioendatum gebruik wordt gemaakt, wordt het bereikte tijdsevenredige ouderdomspensioen aan de hand van de in de tabel, die staat vermeld in bijlage 2, vermelde factoren voor ouderdomspensioen herrekend naar een direct op de vervroegde pensioendatum ingaand ouderdomspensioen. De periode van vervroeging dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt tenminste zes maanden. Bij een vervroeging naar de eerste van de maand waarin recht ontstaat op een AOW-uitkering geldt de termijn van tenminste zes maanden niet. Ook een vervroeging naar de eerste van de maand waarin recht ontstaat op een AOW-uitkering dient in volle maanden te worden vastgesteld. De (gewezen) deelnemer die het voornemen heeft om van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik te maken, dient dit voornemen schriftelijk uiterlijk zes maanden voor de gewenste pensioendatum bij het pensioenfonds te melden. De (gewezen) deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik wil maken, dient dit schriftelijk uiterlijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum bij het pensioenfonds te melden, met daarbij de schriftelijke bevestiging van zijn werkgever of de werkgever als omschreven in artikel 1 van dit pensioenreglement dat de arbeidsovereenkomst uiterlijk op de gewenste pensioendatum eindigt. De (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer voor wie conform artikel 25 van dit pensioenreglement in verband met arbeidsongeschiktheid vrijstelling van premiebetaling is verleend en die het ouderdomspensioen wenst te vervroegen, dient dit voornemen schriftelijk uiterlijk zes maanden voor de gewenste pensioendatum bij het pensioenfonds te melden.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
15
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
De (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik wil maken dient dit schriftelijk uiterlijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum bij het pensioenfonds te melden met daarbij de schriftelijke bevestiging van de uitkeringsinstantie en/of zijn werkgever of de werkgever als omschreven in artikel 1 van dit pensioenreglement dat de uitkering en/of arbeidsovereenkomst uiterlijk op de gewenste pensioendatum eindigt. Indien de overheid aan de vervroeging voorwaarden stelt, verschaft de (gewezen) deelnemer of de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer die het ouderdomspensioen op een vroeger tijdstip wil laten ingaan, het pensioenfonds voorafgaand aan de gewenste pensioendatum een door hem ondertekende schriftelijke verklaring die door het pensioenfonds is opgesteld. Artikel 12. Uitstel van de pensioendatum 1. De deelnemer kan het ouderdomspensioen binnen de flexperiode op een later tijdstip dan de richtpensioendatum laten ingaan, mits tot dat tijdstip de arbeidsovereenkomst met de werkgever in stand blijft en de deelnemer ten minste het aantal uren blijft werken dat hij werkte voorafgaand van de richtpensioendatum. 2. Gebruikmaking van de mogelijkheid van uitstel is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. 3. Indien van de mogelijkheid van uitstel van de pensioendatum gebruik gemaakt wordt, zal dit uitsluitend leiden tot herrekening van de tot de richtpensioendatum opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. Over de diensttijd na de richtpensioendatum vindt geen verdere pensioenopbouw plaats. 4. Het partnerpensioen en wezenpensioen is gelijk aan het partnerpensioen en wezenpensioen dat voor de deelnemer op de richtpensioendatum aanwezig is. 5. Bij gebruikmaking van de mogelijkheid van uitstel vervallen de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en Anwhiaatpensioen op de richtpensioendatum. 6. Het op de richtpensioendatum aanwezige ouderdomspensioen wordt aan de hand van de in bijlage 2 vermelde tabel herrekend naar een op de uitgestelde pensioendatum ingaand ouderdomspensioen. De periode van uitstel dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt tenminste zes maanden. 7. .Indien het ouderdomspensioen vermeerderd met de uitkering uit hoofde van de AOW, gebaseerd op een verzekering van 50 jaren voor die wet, bij uitstel na de 67-jarige leeftijd van de deelnemer 100% van het pensioengevend inkomen bedraagt, gaat de uitkering van het ouderdomspensioen direct in. Indien een deelnemer in deeltijd heeft gewerkt en artikel 10 van toepassing is geweest, bepaalt het pensioenfonds het pensioengevend inkomen aan de hand van het inkomen dat hoort bij het aantal normuren en een over het totale aantal jaren dat de deelnemer heeft deelgenomen in het pensioenfonds bepaalde gewogen deeltijdfactor. 8. Indien de arbeidsovereenkomst met de werkgever na de richtpensioendatum maar vóór het bereiken van de pensioendatum wordt beëindigd, wordt het ouderdomspensioen herrekend naar een op de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst direct ingaand ouderdomspensioen. 9. De deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van uitstel gebruik wil maken, dient dit uiterlijk vóór de door het pensioenfonds opgegeven datum schriftelijk bij het pensioenfonds te melden, onder vermelding van de overeengekomen pensioendatum met daarbij de schriftelijke bevestiging van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst op de gewenste pensioendatum eindigt.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
16
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Artikel 13. Deeltijdpensionering 1. De deelnemer kan zijn ouderdomspensioen gedeeltelijk tot uitkering laten komen indien dit samenhangt met een vermindering van de arbeidsduur. De deelnemer heeft hierbij de keuze of hij zijn ouderdomspensioen a. vanaf de deeltijdpensioendatum tot de richtpensioendatum, dan wel b. vanaf de richtpensioendatum tot de pensioendatum gedeeltelijk tot uitkering laat komen. De voorwaarden die staan vermeld in artikel 11, lid 1 en lid 9, zijn ook van toepassing voor gedeeltelijke vervroeging. 2. De deelnemer kan éénmaal per jaar het aantal uren waarmee hij met deeltijd pensioen gaat verhogen, onder de in dit artikel genoemde voorwaarden. 3. De deelnemer dient het hierna volgende voornemen aan het pensioenfonds te melden minimaal zes maanden voorafgaande aan − de deeltijdpensioendatum, indien de deelnemer het voornemen heeft te kiezen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub a; − de richtpensioendatum, indien de deelnemer het voornemen heeft te kiezen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub b. De deelnemer die van de in lid 1 sub a of sub b genoemde mogelijkheid gebruik wil maken, dient dit schriftelijk uiterlijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum bij het pensioenfonds te melden, met daarbij de schriftelijke bevestiging van de werkgever dat de deelnemer met de werkgever gedeeltelijke aanpassing van het aantal betaaluren is overeengekomen, indien de deelnemer heeft gekozen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub a, dan wel gedeeltelijke voortzetting van zijn arbeidsovereenkomst na de richtpensioendatum te zijn overeengekomen, indien de deelnemer heeft gekozen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub b. Daarbij dient de deelnemer aan te geven wat de gewenste deeltijdpensioendatum of, de gewenste pensioendatum is en voor welk percentage de deelnemer deeltijdpensionering wenst. Het percentage is gemaximeerd op de procentuele vermindering van het aantal betaaluren. De periode van deeltijdpensionering dient in volle maanden te worden vastgesteld, bedraagt minimaal 6 maanden en eindigt op de richtpensioendatum indien de deelnemer heeft gekozen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub a, dan wel de pensioendatum indien de deelnemer heeft gekozen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub b. Indien de deelnemer, die al met deeltijdpensioen is, nog minder betaaluren gaat werken, verhoogt het pensioenfonds de uitkering van het pensioen per de eerste dag van de maand nadat het pensioenfonds de verlaging van het aantal betaaluren heeft vernomen. 4. Indien de deelnemer heeft gekozen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub a wordt per de deeltijdpensioendatum conform het bepaalde in artikel 18 van dit pensioenreglement het tijdsevenredige ouderdomspensioen vastgesteld. Voor het gedeelte van het ouderdomspensioen dat voor de richtpensioendatum ingaat, wordt de herrekening naar een direct op de deeltijdpensioendatum ingaand ouderdomspensioen bepaald conform artikel 11 van dit pensioenreglement.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
17
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Indien de deelnemer heeft gekozen voor de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub b wordt op de richtpensioendatum conform het bepaalde in artikel 18 van dit pensioenreglement het tijdsevenredige ouderdomspensioen vastgesteld en voor het gedeelte van het ouderdomspensioen dat niet op de richtpensioendatum ingaat wordt de herrekening naar een op de uitgestelde pensioendatum ingaand ouderdomspensioen bepaald conform artikel 12 van dit pensioenreglement. 5. Tijdens de periode van deeltijdpensionering tot de richtpensioendatum vindt de pensioenopbouw plaats conform het pensioenreglement als deelnemer met een deeltijd dienstverband. Tijdens de periode van deeltijdpensionering vanaf de richtpensioendatum vindt geen pensioenopbouw meer plaats. 6. Na gebruikmaking van de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub a gaat het ouderdomspensioen volledig in op de richtpensioendatum. Na gebruikmaking van de mogelijkheid zoals genoemd in lid 1 sub b gaat het ouderdomspensioen volledig in op de pensioendatum. 7. De deelnemer voor wie het bepaalde in artikel 25 van dit pensioenreglement van toepassing is, kan voor het gedeelte van de aanspraken waarvoor vrijstelling van premiebetaling is verleend, geen gebruik maken van de mogelijkheid van lid 1. Artikel 14. Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer kan (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen op de pensioendatum uitruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer heeft hierbij de keuze om 100%, 75%, 50% of 25% van de bovengenoemde aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen. Het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 20 van dit pensioenreglement kan niet worden uitgeruild. 2. Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen op de pensioendatum. 3. Uitruil van (een deel van) de aanspraak op partnerpensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. 4. De (gewezen) deelnemer die (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen dient ervoor te zorgen dat het verzoek hiertoe uiterlijk op de pensioendatum door het pensioenfonds is ontvangen. 5. De keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. De echtgenoot of partner van de (gewezen) deelnemer dient het verzoek tot uitruil van de (gewezen) deelnemer mede te ondertekenen. 6. De aanspraak op partnerpensioen kan op de pensioendatum aan de hand van de in bijlage 2 vermelde tabel geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen. 7. Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op de pensioendatum vindt plaats nadat een eventuele omzetting van de aanspraken naar een andere pensioendatum dan de richtpensioendatum heeft plaatsgevonden. Artikel 15. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen 1. De (gewezen) deelnemer kan een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen op de pensioendatum uitruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
18
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
2. Het deel van het ouderdomspensioen waarop de (gewezen) echtgenoot of gewezen partner als bedoeld in artikel 21 van dit pensioenreglement jegens het pensioenfonds recht op uitbetaling heeft in verband met toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kan niet worden uitgeruild voor partnerpensioen. 3. Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen. 4. Uitruil van de aanspraak op ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. 5. De (gewezen) deelnemer die een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen dient ervoor te zorgen dat het verzoek hiertoe schriftelijk voor de door het pensioenfonds aangegeven datum door het pensioenfonds is ontvangen. 6. De keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. 7. Een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen kan op de pensioendatum aan de hand van de in bijlage 2 vermelde tabel worden omgezet in een aanspraak op partnerpensioen. 8. Na uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. Indien een gewezen echtgenoot of partner conform artikel 20 van dit pensioenreglement een aanspraak op partnerpensioen heeft, bedraagt het partnerpensioen ná uitruil samen met het partnerpensioen voor de gewezen echtgenoot of partner ten hoogste 70% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. 9. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de pensioendatum vindt plaats nadat een eventuele omzetting van de aanspraken naar een andere pensioendatum dan de richtpensioendatum heeft plaatsgevonden. Artikel 15a.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum
1. Binnen een maand na aanschrijving van het pensioenfonds van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum, anders dan door diens overlijden terwijl er geen (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling is verleend, kan de (gewezen) deelnemer een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen uitruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen. 2. De (gewezen) deelnemer die een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen dient ervoor te zorgen dat het verzoek hiertoe schriftelijk uiterlijk vóór de door het pensioenfonds opgegeven datum is ontvangen. 3. Het deel van het ouderdomspensioen waarop de (gewezen) echtgenoot of gewezen partner als bedoeld in artikel 21 van dit pensioenreglement jegens het pensioenfonds recht op uitbetaling heeft in verband met toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kan niet worden uitgeruild voor partnerpensioen. 4. Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen. 5. De keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. 6. Een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen kan op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de hand van de in bijlage 2 vermelde tabel worden omgezet in een aanspraak op partnerpensioen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
19
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
7. Na uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bedraagt het partnerpensioen 70%, van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. Indien een gewezen echtgenoot of partner conform artikel 20 van dit pensioenreglement een aanspraak op partnerpensioen heeft, bedraagt het partnerpensioen ná uitruil samen met het partnerpensioen voor de gewezen echtgenoot of partner ten hoogste 70% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. Artikel 16. Hoog-laag ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in twee tijdvakken in hoogte laten variëren. 2. De (gewezen) deelnemer die het ouderdomspensioen in hoogte wil laten variëren dient ervoor te zorgen dat het verzoek hiertoe schriftelijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum door het pensioenfonds is ontvangen. De (gewezen) deelnemer dient daarbij aan te geven welke verhouding dient te bestaan tussen de uitkering van het ouderdomspensioen in het eerste en in het tweede tijdvak. 3. De laagste uitkering van het ouderdomspensioen bedraagt 75% of 85% van de hoogste uitkering van ouderdomspensioen. 4. Het eerste tijdvak bedraagt 5 of 10 jaar. 5. Vaststelling van het in hoogte variërend ouderdomspensioen geschiedt door omrekening per de pensioendatum van het ouderdomspensioen aan de hand van de in bijlage 2 vermelde tabellen.6.Indien het ouderdomspensioen ingaat voordat de (gewezen) deelnemer de Aow-datum bereikt, mag de (gewezen) deelnemer de uitkering voor en na de Aow-datum buiten de verhouding 100:75 laten variëren. De verhoging mag ten hoogste gelijk zijn aan tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag. Bij de bepaling van de AOW-uitkering wordt rekening gehouden met het aantal jaren dat de (gewezen) deelnemer tot de Aow-datum verzekerd is op grond van de AOW. Deze verhoging eindigt op de eerste dag van de maand waarop (gewezen) deelnemer de Aow-datum bereikt. Voor de omzetting wordt de factor uit de tabel gehanteerd die hoort bij de ingangsdatum in maanden nauwkeurig van het ouderdomspensioen. De tabel staat vermeld in bijlage 2 bij dit pensioenreglement 7. Indien de (gewezen) deelnemer van zowel de mogelijkheid in lid 5 als lid 6 van dit artikel gebruik maakt, dan wordt eerst de verhoging in lid 6 doorgevoerd. 8. De keuze om het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in hoogte te laten variëren is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. 9. Omzetting van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in hoogte variërend ouderdomspensioen vindt plaats nadat een eventuele omzetting van de aanspraken naar een andere pensioendatum dan de richtpensioendatum en of een eventuele omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen of vice versa heeft plaatsgevonden.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
20
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Artikel 17. Uitbetaling De verzekerde pensioenen zullen gedurende de periode dat tussen het pensioenfonds en de verzekeraar een overeenkomst van collectieve verzekeringen geldt door de verzekeraar in maandelijkse termijnen bij nabetaling rechtstreeks worden uitgekeerd nadat de door de verzekeraar nodig geachte stukken terzake van de pensioenuitkeringen zijn overlegd en in orde bevonden. De verzekeraar zal op de uitkering de wettelijk voorgeschreven inhoudingen verrichten. Artikel 18. Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum 1. Indien de deelneming voor de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door overlijden van de deelnemer geldt het in dit artikel bepaalde. 2. De aanspraak op Anwhiaatpensioen vervalt. De aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen vervalt. De aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen blijft echter volledig in stand voor de deelnemer die op de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst a. recht heeft op loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek uit hoofde van hun dienstverband met de werkgever, dan wel b. recht heeft op een uitkering verband houdend met dat dienstverband uit hoofde van de Ziektewet. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld conform het artikel ‘Arbeidsongeschiktheidspensioen’ op basis van het op de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst verzekerde bedrag. De aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen komt te vervallen als de gewezen deelnemer gedurende vier weken geen recht meer heeft op loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek dan wel gedurende vier weken geen recht meer heeft op een uitkering uit hoofde van de Ziektewet. 3. Indien de gewezen deelnemer aansluitend op het einde van het deelnemerschap een uitkering op grond van de WW ontvangt, blijft in afwijking van het vorige lid het Anwhiaatpensioen in stand, op basis van het quotiënt van het aantal jaren dat de gewezen deelnemer in het pensioenfonds heeft deelgenomen en het aantal jaren dat hij vanaf aanvang van de deelname in het pensioenfonds had kunnen deelnemen, indien het deelnemerschap niet was beëindigd. Het pensioenfonds kan de hoogte van het Anwhiaatpensioen verminderen als de gewezen deelnemer gebruik heeft gemaakt van het bepaalde in artikel 15a van dit pensioenreglement. De premies voor het Anwhiaatpensioen kan het pensioenfonds in rekening brengen bij de werkgever. De aanspraak op Anwhiaatpensioen vervalt indien de WW-uitkering vervalt 4. De beëindiging van de dienstbetrekking is niet van invloed op de uitkering van een daarvoor ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen en op een daarvóór verleende vrijstelling van premiebetaling in verband met arbeidsongeschiktheid. Hierbij blijft de aanspraak op een verhoging van het arbeidsongeschiktheidspensioen als gevolg van een toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage in stand. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld conform het artikel ‘Arbeidsongeschiktheidspensioen’. 5. De beëindiging van de dienstbetrekking is niet van invloed op een daarvóór verleende vrijstelling van premiebetaling in verband met arbeidsongeschiktheid. Er bestaat echter geen recht op verhoging van het recht op vrijstelling van premiebetaling op grond van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
21
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Als op een later tijdstip het arbeidsongeschiktheidspercentage daalt, wordt de vrijstelling verlaagd conform artikel ‘Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid’. Als het arbeidsongeschiktheidspercentage vervolgens weer wordt verhoogd, dan wordt de vrijstelling conform artikel ‘Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid’ verhoogd tot maximaal het niveau dat gold bij beëindiging van de dienstbetrekking. 6. De dekking van het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid komt te vervallen. De dekking van het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid blijft echter gedeeltelijk in stand voor de deelnemer die op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking: a recht heeft op loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek uit hoofde van hun dienstverband met de werkgever, dan wel b recht heeft op een uitkering verband houdend met dat dienstverband uit hoofde van de Ziektewet. De mate van vrijstelling wordt vastgesteld conform artikel ‘Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid’ op basis van het arbeidsongeschiktheidspercentage dat wordt vastgesteld bij de eerste toekenning van de WIA-uitkering. Als op een later tijdstip het arbeidsongeschiktheidspercentage daalt, wordt de vrijstelling verlaagd conform artikel ‘Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid’. Als het arbeidsongeschiktheidspercentage vervolgens weer wordt verhoogd, dan wordt de vrijstelling conform artikel ‘Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid’ verhoogd, maar tot maximaal het niveau dat gold bij de eerste toekenning van de WIAuitkering. De dekking van het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid komt te vervallen als de gewezen deelnemer gedurende vier weken geen recht meer heeft op loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek dan wel gedurende vier weken geen recht meer heeft op een uitkering uit hoofde van de Ziektewet. 7. De gewezen deelnemer heeft aanspraak op een tijdsevenredig ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Daaronder wordt verstaan het verschil tussen: a. het pensioen verzekerd op het tijdstip van de beëindiging van het deelnemerschap en b. het pensioen, dat verkregen zou worden indien de deelnemer op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap in de pensioenregeling zou worden opgenomen, een en ander berekend op basis van de gegevens die de werkgever voorafgaand aan de datum van beëindiging van het deelnemerschap aan het pensioenfonds heeft gegeven. Voor de gewezen deelnemer op wie de regeling variabele beloning buitendienst van toepassing is (zie artikel 5, lid 12), geldt ten aanzien van het onder b bedoelde tijdstip voor het in het pensioengevend inkomen opgenomen bedrag aan variabele beloning, 1 januari volgend op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. 8. De gewezen deelnemer ontvangt een opgave ter zake van de tijdsevenredige pensioenen waarop de gewezen deelnemer aanspraak behoudt. Artikel 18a. Langdurig onbetaald verlof 1. Tijdens de periode van langdurig onbetaald verlof, met uitzondering van ouderschaps- en palliatief verlof, houdt het pensioenfonds het partnerpensioen en Anwhiaatpensioen gedurende maximaal 18 maanden in stand. Het pensioenfonds houdt dan het partnerpensioen en Anwhiaatpensioen in stand tot het bedrag dat gold direct voorafgaand aan het begin van het verlof.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
22
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Het pensioenfonds doet dit op risicobasis voorzover het partnerpensioen niet premievrij in stand is gebleven. 2. Het pensioenfonds zal de werkgever voor het bepaalde in lid 1 van dit artikel een bedrag in rekening brengen. De werkgever kan hiervoor een bijdrage van de werknemer verlangen. 3. Indien de werknemer de volledige bijdrage voldoet, zoals genoemd als tenzij in artikel 2, lid 9 onder d van dit pensioenreglement en zoals genoemd in artikel 5 lid 9 van dit pensioenreglement, verlangt het pensioenfonds voor het bepaald in lid 1 geen bijdrage van de werkgever. Artikel 19. Waarde-overdracht 1. De deelnemer heeft het recht pensioenaanspraken uit een vorige arbeidsovereenkomst in te brengen in de pensioenregeling van het pensioenfonds door middel van waardeoverdracht indien de vorige arbeidsovereenkomst op of na 8 juli 1994 individueel is beëindigd. De deelnemer heeft het recht de waarde van pensioenaanspraken uit een beroepspensioenfonds in te brengen in de pensioenregeling van de werkgever door middel van waarde-overdracht indien de vorige deelname aan het beroepspensioenfonds op of na 1 januari 2007 is beëindigd. Degene die op of na 1 januari 2015 deelnemer is geworden dient zich daartoe via de werkgever bij het pensioenfonds te melden. Indien de deelnemer van zijn recht gebruik maakt, zal de waarde-overdracht geschieden per de datum van aanvang van het deelnemerschap. De overdrachtswaarde van de in te brengen pensioenaanspraken zal worden aangewend voor extra pensioenaanspraken conform de onderhavige pensioenregeling. Op de waardeoverdracht zijn de wettelijke bepalingen omtrent waarde-overdracht van toepassing. 2. Indien het deelnemerschap van de deelnemer voor de pensioendatum individueel wordt beëindigd anders dan door overlijden van de deelnemer heeft de gewezen deelnemer het recht de premievrije pensioenaanspraken die hij jegens het pensioenfonds heeft behouden, om te laten zetten in pensioenaanspraken jegens de pensioenuitvoerder (pensioenfonds of verzekeraar) van een nieuwe werkgever of het beroepspensioenfonds waarin hij op of na 1 januari 2015 gaat deelnemen. Bij omzetting van partnerpensioen dient de echtgenoot of partner toestemming te verlenen. De gewezen deelnemer die overweegt van dit recht gebruik te maken, dient zich ná opname in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever, bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever te melden. Indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van zijn recht op waarde-overdracht, zal de waarde-overdracht plaats vinden volgens de wettelijke bepalingen omtrent waardeoverdracht. 3. Indien de (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is en gebruik maakt van zijn recht op waardeoverdracht vervalt, in afwijking van het bepaalde in artikel ‘Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum’: het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid een verleende vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen een ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
23
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
4. De deelnemer heeft het recht de waarde van pensioenaanspraken uit een lidstaat in te brengen in de pensioenregeling van de werkgever door middel van waarde-overdracht indien de vorige deelname aan pensioenregeling in een lidstaat op of na 1 januari 2007 is beëindigd, mits: - de partner die begunstigde is voor de aanspraak op partnerpensioen instemt met de overdracht van de waarde van die aanspraak; - geen voorwaarden in verband met de waarde-overdracht worden gesteld die in strijd zijn met Nederlandse wetten. Onder lidstaat wordt hier verstaan: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte. 5. De deelnemer en gewezen deelnemer hebben geen recht op waardeoverdracht, indien het pensioenfonds of de andere pensioenuitvoerder op grond van de Pensioenwet niet de plicht heeft aan de waardeoverdracht mee te werken, omdat de werkgever niet bereid is een hoger bedrag te betalen voor de waardeoverdracht dan het grensbedrag dat in of bij de Pensioenwet is bepaald. Artikel 20.
Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding
1. Indien het huwelijk van een deelnemer wordt beëindigd door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd, verkrijgt de gewezen echtgenoot of partner aanspraak op het gedeelte van het partnerpensioen, waarop de deelnemer aanspraak zou hebben behouden indien op het tijdstip van de huwelijksontbinding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deelnemerschap zou zijn beëindigd anders dan door het bereiken van de pensioendatum of het overlijden van de deelnemer. 2. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer op vorenomschreven wijze wordt beëindigd, dan wel indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd verkrijgt de gewezen echtgenoot of gewezen partner de aanspraak op partnerpensioen die de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap heeft behouden. 3. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en diens gewezen echtgenoot bij huwelijkse voorwaarden of bij een echtscheidingsconvenant anders zijn overeengekomen, dan wel indien de (gewezen) deelnemer en diens gewezen partner bij voorwaarden van partnerschap of bij een overeenkomst met het oog op beëindiging van het partnerschap anders zijn overeengekomen. Aan de overeenkomst moet een verklaring van het pensioenfonds zijn gehecht, waarin deze verklaart dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Het pensioenfonds zal de hiervoor bedoelde verklaring afgeven indien ook de verzekeraar met de afwijking instemt. 4. Indien de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden van de deelnemer wordt beëindigd, is de hierboven beschreven regeling betreffende echtscheiding van overeenkomstige toepassing. Voor echtgenoot dient dan gelezen te worden: partner. 5. Als einddatum van de gezamenlijke huishouding geldt de in een aan het pensioenfonds gerichte schriftelijke verklaring van de deelnemer en diens partner opgenomen datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding. 6. De uitruilregeling zoals omschreven in artikel 14 van dit pensioenreglement is niet van toepassing op het partnerpensioen als bedoeld in de voorgaande leden.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
24
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
7. Indien het huwelijk van een deelnemer wordt beëindigd door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding wordt beëindigd, vervalt het Anwhiaatpensioen voor de gewezen echtgenoot of gewezen partner. Artikel 21.
Verevening ouderdomspensioen
1. Indien op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding pensioenverevening plaatsvindt, kan een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) echtgenoot of gewezen partner worden uitgekeerd, onder de voorwaarden als in deze wet omschreven. Onder gewezen partner wordt in dit artikel verstaan: de persoon waarmee de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap heeft gevoerd. De wet is alleen van toepassing indien de scheiding plaatsvindt, dan wel indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd. Onder scheiding wordt verstaan echtscheiding of scheiding van tafel en bed. 2. Voor de toepassing van dit artikel geldt als: - scheidingsdatum: de datum van inschrijving van de beschikking van echtscheiding of van scheiding van tafel en bed in de registers van de burgerlijke stand respectievelijk in het huwelijksgoederenregister; - datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap: de datum van inschrijving van de rechterlijke uitspraak in de registers van de burgerlijke stand of de datum van inschrijving van een door beide partners ondertekende verklaring in de registers van de burgerlijke stand. 3. Er vindt geen verevening plaats, indien op de scheidingsdatum, dan wel op de datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van het ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat het in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat. 4. In geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap kunnen het recht van de gewezen echtgenoot, of gewezen partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en de in artikel 20 van dit pensioenreglement bedoelde aanspraak op partnerpensioen worden geconverteerd in een eigen recht op ouderdomspensioen op het leven van de gewezen echtgenoot of gewezen partner, onder de voorwaarden als omschreven in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De echtgenoten of partners dienen de bovengenoemde conversie bij huwelijkse voorwaarden, dan wel voorwaarden van geregistreerd partnerschap, of bij een echtscheidingsconvenant, dan wel overeenkomst met het oog op beëindiging van het geregistreerd partnerschap overeen te komen. Deze overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het pensioenfonds is gehecht waarin het pensioenfonds instemt met de conversie. Het pensioenfonds zal aan de conversie haar goedkeuring verlenen indien ook de verzekeraar met de conversie instemt. 5. Het pensioenfonds kan de kosten van een verevening voor de helft aan ieder van de echtgenoten of partners in rekening brengen dan wel in mindering brengen op de aan hen uit te betalen bedragen. 6. De (gewezen) echtgenoten of gewezen partners ontvangen ieder een schriftelijke opgave ter zake van het pensioen waarop zij aanspraak hebben. 7. Indien de gepensioneerde (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen conform het bepaalde in artikel 14 van dit pensioenreglement heeft omgezet in een aanspraak op hoger ouderdomspensioen en hierna een scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in lid 1 plaatsvindt, is de verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen onderwerp van verevening.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
25
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
8. Indien het ouderdomspensioen wordt uitgesteld, vervroegd, gedeeltelijk ingaat, gedeeltelijk wordt uitgesteld, of in hoogte varieert, wordt het deel dat aan de gewezen echtgenoot of partner wordt uitgekeerd ook uitgesteld, vervroegd, gedeeltelijk uitgekeerd, gedeeltelijk uitgesteld, of varieert het in hoogte. Artikel 22. Afkoop gering pensioen 1. Het pensioenfonds heeft vanaf twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het recht om zonder instemming van de gewezen deelnemer het ouderdomspensioen (en partnerpensioen en wezenpensioen) binnen zes maanden af te kopen. 2. Het pensioenfonds heeft vanaf de datum van echtscheiding, beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding het recht om zonder instemming van de gewezen echtgenoot of partner het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen. 3. Het pensioenfonds heeft vanaf het overlijden van de (gewezen) deelnemer het recht om zonder instemming van de gewezen echtgenoot of partner het partnerpensioen, wezenpensioen en Anwhiaatpensioen binnen zes maanden af te kopen. 4. Het pensioenfonds heeft dit recht in de bovengenoemde gevallen indien het pensioen per jaar minder bedraagt dan bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen. 5. Vaststelling van het afkoopbedrag geschiedt per de afkoopdatum van het ouderdomspensioen of partnerpensioen, wezenpensioen of Anwhiaatpensioen aan de hand van de in de bijlage 2 vermelde tabellen.
Artikel 23. Kosten van de pensioenregeling 1. De deelnemers zijn de werkgever een bijdrage in de kosten van de pensioenregeling verschuldigd. De berekening van de bijdrage op jaarbasis is geregeld in de cao. Voor het Anwhiaatpensioen geldt het bepaalde in lid 7 van dit artikel. 2. De deelnemer voor wie vrijstelling van premiebetaling is verleend is een bijdrage in de kosten van de pensioenregeling verschuldigd ter grootte van een percentage van het volgens dit artikel vastgestelde bedrag. Dit percentage wordt bepaald door 100% te verminderen met het vrijstellingspercentage zoals dat is vastgesteld. 3. De overige kosten van de pensioenregeling zijn voor rekening van de werkgever. 4. In afwijking van het voorgaande is de deelnemer die onbetaald verlof opneemt, niet zijnde ouderschaps- of palliatiefverlof, en de pensioenopbouw wenst voort te zetten een bijdrage verschuldigd als omschreven in bijlage 3 bij dit reglement. 5. De jaarlijkse bijdrage van iedere deelnemer wordt door de werkgever in evenveel termijnen op diens salaris ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De deelnemer wordt geacht de werkgever tot inhouding te hebben gemachtigd. 6. De werkgever behoudt zich de bevoegdheid voor tot vermindering of beëindiging van de betaling van de kosten van de pensioenregeling, indien zijn financiële toestand van dien aard is, dat hij de kosten van de pensioenregeling slechts gedeeltelijk of niet meer kan dragen. Indien de werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal de werkgever de deelnemers en het pensioenfonds daarvan onverwijld schriftelijk in kennis stellen en zal het pensioenreglement worden aangepast aan de gewijzigde situatie. 7. De deelnemers zullen, als bijdrage in de kosten van het Anwhiaatpensioen, aan de werkgever tot aan de richtpensioendatum jaarlijks een bedrag verschuldigd zijn ter grootte van 80% van de voor hen vastgestelde premie. De premie voor het Anwhiaatpensioen is voor alle deelnemers gelijk.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
26
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Artikel 24.
2016
Algemene bepalingen
1. De in dit reglement neergelegde pensioenregeling kan worden gewijzigd, dan wel beëindigd: a. indien zich een ontwikkeling of situatie voordoet die gezien doel en strekking van de regeling, naar het oordeel van het pensioenfonds, een wijziging nodig maakt; b. indien tijdens het deelnemerschap nieuwe wettelijke voorzieningen met betrekking tot de verzorging van de oude dag, de nabestaanden en/of wezen worden ingevoerd of bestaande voorzieningen worden gewijzigd; c. indien de bedrijfsresultaten hiertoe aanleiding geven en de betalingen van de werkgever dientengevolge moeten worden verminderd of gestaakt; d. indien de werkgever ten aanzien van zijn personeelsleden verplicht wordt toe te treden tot een bedrijfstak - of beroepspensioenfonds. 2. Indien op grond van het in lid 1 bepaalde tot vermindering van pensioenaanspraken wordt besloten, zal dit slechts geschieden op grond van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden, terwijl geen inbreuk zal worden gemaakt op het gedeelte van de aanspraken, dat correspondeert met het gedeelte van de verzekeringen, dat tot de datum van vermindering van de toegekende pensioenen is verkregen uit de betalingen, welke tot die datum aan de verzekeraar zijn gedaan of nog verschuldigd zijn. 3. Een beslissing tot vermindering van de pensioenaanspraken wordt genomen door het bestuur en zal zo spoedig mogelijk aan de deelnemers worden medegedeeld. Artikel 25.
Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
1. Indien de deelnemer gedurende een periode van 104 weken aaneengesloten arbeidsongeschikt is dan wel na het later gelegen moment waarop de (verlengde) loondoorbetalingsverplichting op grond van het Burgerlijk Wetboek eindigt, wordt met inachtneming van het hierna volgende vrijstelling van premiebetaling verleend. De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend, mits aan de deelnemer op het moment van het verstrijken van bovenbedoelde periode een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WIA of WAO is toegekend. De vrijstelling van premiebetaling wordt slechts verleend voor de aanspraken die zijn verleend voorafgaand aan het verstrijken van de hiervoor bedoelde periode. De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend met ingang van het moment waarop de deelnemer 104 weken arbeidsongeschikt is, dan wel vanaf het later gelegen moment als hierboven omschreven of als bedoeld in de voorwaarden van de verzekeraar. De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend zolang de in de vorige volzin bedoelde arbeidsongeschiktheid voortduurt. Indien de datum van ingang van de AOW-uitkering voor de richtpensioendatum van de deelnemer ligt, wordt voor deze periode uitgegaan van de verleende vrijstelling op de laatste dag voor de datum van ingang van de AOW-uitkering. Onder de WIA en de WAO wordt verstaan de wet zoals bedoeld in artikel 1 van de voorwaarden die op de verzekeringen van toepassing zijn. Deze voorwaarden worden desgewenst door het pensioenfonds ter inzage verstrekt. 2. Wat onder arbeidsongeschiktheid wordt verstaan, hoe deze wordt vastgesteld en de omvang van de vrijstelling wordt omschreven in de in lid 1 bedoelde voorwaarden.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
27
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
3. De vrijstelling wordt - naar gelang van de grootte van het arbeidsongeschiktheidpercentage, dat hoor bij de arbeidsongeschiktheidsuitkering die op grond van de WIA dan wel de WAO is toegekend – en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 7, verleend tot de hieronder volgende percentages: Bij een bij de uitkering horend arbeidsongeschiktheid-
0-35%
percentage van:
35%-
45%-
55%-
65%-
80%-
45%
55%
65%
80%
100%
en bij aanvang van het deelnemerschap een bij de uitkering
bedraagt de vrijstelling:
horend arbeidsongeschiktheidspercentage: 0-35%, of geen WIA-uitkering bij
0%
40%
50%
60%
72,5%
100%
35-45%
0%
0%
16,7%
33,3%
54,2%
100%
45-55%
0%
0%
0%
20%
45%
100%
55-65%
0%
0%
0%
0%
31,3%
100%
65-80%
0%
0%
0%
0%
0%
100%
aanvang
van de verschuldigde premies.
Onder verschuldigde premies wordt verstaan: de premies die de werkgever verschuldigd is direct voorafgaand aan het verstrijken van de periode waarin de verplichting bestaat tot loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek. 4. Indien het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan het percentage horend bij de uitkering op grond van de WIA of WAO, dan bepaalt het pensioenfonds naar gelang van de grootte van het arbeidsongeschiktheidspercentage de vrijstelling, volgens de percentages van het vorige lid. 5. Zolang de bij aanvang van de vrijstelling bestaande pensioenaanspraken in stand blijven, althans niet premievrij worden gemaakt, expireren, tot uitkering komen of anderszins worden beëindigd, worden in deze pensioenaanspraken a. gedurende volledige vrijstelling geen wijzigingen aangebracht, b. gedurende gedeeltelijke vrijstelling slechts wijzigingen aangebracht voor het gedeelte van pensioenaanspraken dat verband houdt met het gedeelte waarvoor de deelnemer niet arbeidsongeschikt is. Het bepaalde in lid 12 van artikel 4 van dit pensioenreglement is van toepassing op de bovengenoemde wijzigingen van pensioenaanspraken. 6. Gehele of gedeeltelijke beëindiging van de vrijstelling als gevolg van revalidatie leidt tot de gevolgen omschreven in artikel 18 van dit pensioenreglement, tenzij de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt hersteld of in stand blijft.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
28
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
7. Voor deelnemers a. die op 01.01.2005 als deelnemer in de pensioenregeling van de werkgever zijn opgenomen en b. die op 31.12.2005 recht hadden op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WAO en op basis hiervan recht hebben op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid, zijn de bepalingen van kracht met betrekking tot vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid uit hoofde van het pensioenreglement dat de tot 01.01.2006 gold. In afwijking hiervan geldt het volgende. Met ingang van de datum waarop een deelnemer als in de alinea hierboven genoemd gedurende een periode van vier weken aaneengesloten zijn werkzaamheden volledig heeft hervat, is met betrekking tot vrijstelling van premiebetaling in verband met arbeidsongeschiktheid het huidige pensioenreglement van toepassing. Artikel 26.
Aanpassingen van de pensioenen
1. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de loonontwikkeling. Voor de loonontwikkeling hanteert het pensioenfonds het percentage van de ontwikkeling van de CAO-lonen van het voorafgaande jaar. Dit geldt niet voor de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers − voor wie volledige vrijstelling van premiebetaling is verleend, en − voor wie gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend en waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is beëindigd. 2. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van − gewezen deelnemers − deelnemers voor wie volledige vrijstelling van premiebetaling is verleend, en − deelnemers wie gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend en waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is beëindigd, en op pensioenrechten, wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de prijsontwikkeling. Voor de prijsontwikkeling hanteert het pensioenfonds de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid (2006=100). Hierbij wordt uitgegaan van de eerst gepubliceerde cijfers per ultimo oktober van het voorgaande jaar. 3. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. 4. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd Artikel 27. Plichten van de deelnemer 1. De deelnemer is verplicht: het pensioenfonds alle gegevens te verschaffen, dan wel te doen verschaffen, die het pensioenfonds en/of de verzekeraar nodig acht voor het toekennen van aanspraken en uitkeringen en/of het sluiten en verhogen van de verzekeringen, dan wel voor het doen van uitkeringen of het in hoogte laten variëren van uitkeringen; het pensioenfonds zo spoedig mogelijk mededeling te doen van de beëindiging van de gezamenlijke huishouding, alsmede van andere feiten waarvan het bestaan van enige pensioenaanspraak afhankelijk is.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
29
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Het niet (doen) verschaffen van gegevens kan leiden tot - het niet toekennen van aanspraken, - afwijzen van aanvaarding van het risico van verzekeringen of verhogingen daarvan, - opschorting of het niet verrichten van uitkeringen en/of - opschorting of het niet verlenen van vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. 2. De (gewezen) deelnemer staat in voor de juistheid van de gegevens. 3. Indien de pensioenaanspraken van een deelnemer of gewezen deelnemer niet of onvolledig verzekerd zijn doordat de deelnemer niet aan diens verplichtingen heeft voldaan, zullen de aanspraken de voor de deelnemer verzekerde bedragen niet overtreffen. Artikel 28. Verbod op vervreemding De uit deze pensioenregeling voortvloeiende aanspraken zijn niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, bezwaring op welke wijze dan ook, kunnen niet feitelijk voorwerp van zekerheid worden en kunnen niet worden prijsgegeven. Indien en voor zover in strijd hiermede wordt gehandeld, alsmede indien en voorzover op die aanspraken op pensioen in enige vorm, in of buiten faillissement, beslag wordt gelegd, vervallen alle verdere aanspraken. De betrokkene wordt voor de toekomst in zijn rechten hersteld, zodra de reden van het verval niet meer bestaat. Behoudens het bepaalde in de Pensioenwet kan pensioen of een aanspraak op pensioen niet worden afgekocht. Artikel 29.
Eenzijdige wijzigingsbevoegdheid
De werkgever kan de pensioenregeling zonder instemming van de deelnemer en/of de werknemer wijzigen, indien sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van de werkgever dat het belang van de deelnemer en/of de werknemer dat door de wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Artikel 30. Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur. Artikel 31. Overgangsbepaling De bedragen van de tussen 1 januari 2014 en 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers blijven in stand en maken deel uit van het pensioen dat op grond van dit pensioenreglement wordt opgebouwd. Artikel 32. Woonplaats, geschillen 1. Voor de uitvoering van de pensioenregeling heeft het pensioenfonds woonplaats te Amsterdam.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
30
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
2. Geschillen naar aanleiding van de in dit pensioenreglement genoemde aanspraken kunnen naar keuze worden voorgelegd aan: De Geschillencommissie van het pensioenfonds; De Stichting Klachteninstituut Verzekeringen, waaronder ressorteren de Ombudsman Pensioenen, Postbus 93560, 2509 AN Den Haag; De Rechtbank Amsterdam, sectie Kanton. 3. Op de pensioenregeling is Nederlands recht van toepassing. Artikel 33. Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2006 en vervangt het tot die datum geldende reglement en is laatstelijk gewijzigd op 17 december 2015, welke wijziging op 1 januari 2016 is ingegaan.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
31
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Bijlage 1
2016
Overgangsbepaling deelnemers 31 december 2005, 31 december 2013
Artikel 1 Voor 1 januari 2014 premievrij gemaakte aanspraken Ingang op de oorspronkelijke datum 1. De (gewezen) deelnemer kan de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien hij toen deelnemer was, de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen en prepensioen in laten gaan op de daarvoor geldende richtpensioendatum en daarbij in hoogte laten variëren conform de bepalingen van dit pensioenreglement, met inachtneming van de factoren in deze bijlage. Het tot die data opgebouwde ouderdomspensioen en partnerpensioen kan de (gewezen) deelnemer uitruilen conform de bepalingen in dit pensioenreglement. Ingang op dezelfde datum als het ouderdomspensioen uit het pensioenreglement Vervroegen 2. De (gewezen) deelnemer kan de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien hij toen deelnemer was, de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op ouderdomspensioen, overbruggingspensioen en prepensioen slechts gezamenlijk vervroegd laten ingaan, gedeeltelijk laten ingaan, vanaf dezelfde datum waarop en op dezelfde wijze waarmee hij het vanaf 1 januari 2014 uit hoofde van het pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen vervroegd laat ingaan, gedeeltelijk laat ingaan en in hoogte laat variëren. Het maximum dat in artikel 16, lid 6 staat genoemd geldt niet voor de verhoging van pensioenen afzonderlijk. De deelnemer dient het verzoek hiertoe schriftelijk bij het pensioenfonds in samen met het verzoek tot vervroeging, gedeeltelijke pensionering en in hoogte laten variëren van het vanaf 1januari 2014 uit hoofde van het pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen. Uitstellen 3. De deelnemer kan de ingangsdatum van de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien hij toen deelnemer was, de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op ouderdomspensioen, overbruggingspensioen en prepensioen slechts gezamenlijk uitstellen, deze aanspraken slechts gezamenlijk gedeeltelijk laten ingaan en slechts gezamenlijk op dezelfde wijze laten uitkeren als waarmee hij het vanaf 1 januari 2014 uit hoofde van het pensioenreglement opgebouwd ouderdomspensioen laat ingaan, gedeeltelijk laat ingaan en in hoogte laat variëren tot uiterlijk: de richtpensioendatum die geldt voor het vanaf 1 januari 2014 uit hoofde van het pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen, danwel de vóór of na de hiervoor bedoelde richtpensioendatum gelegen datum waarop het vanaf 1 januari 2014 uit hoofde van het pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen door vervroeging of uitstel ingaat. De deelnemer dient het verzoek tot gebruikmaking van een of meer van de hiervoor vermelde mogelijkheden schriftelijk bij het pensioenfonds in, uiterlijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum. Voor de (gedeeltelijke) vervroeging, het (gedeeltelijk) uitstel, variatie in hoogte van de uitkering van de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op ouderdomspensioen, overbruggingspensioen en prepensioen gelden de voorwaarden van het pensioenreglement waaraan deze bijlage is gehecht.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
32
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
4. Deelnemers die op of na 1 januari 2014 gewezen deelnemer worden, kunnen het ouderdomspensioen dat is opgebouwd op grond van het tot 1 januari 2014 geldend pensioenreglement uitstellen naar de eerste van de maand waarin zij recht krijgen op een AOW-uitkering, of alle ouderdomspensioenen die op grond van voor 1 januari 2014 geldende pensioenreglementen zijn opgebouwd gezamenlijk uitstellen naar de eerste van de maand waarin zij recht krijgen op een AOW-uitkering met dien verstande dat in afwijking van artikel 12 van het pensioenreglement: vanaf de datum waarop het betreffende ouderdomspensioen zou ingaan onafgebroken tot de datum waarnaar het betreffende ouderdomspensioen wordt uitgesteld een arbeidsovereenkomst met een werkgever in stand blijft en de deelnemer ten minste het aantal uren blijft werken dat hij werkte voorafgaand van de richtpensioendatum; indien de arbeidsovereenkomst met een werkgever na de datum waarop het betreffende ouderdomspensioen zou ingaan maar vóór het bereiken van de uitgestelde datum wordt beëindigd, het ouderdomspensioen wordt herrekend naar een op de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst direct ingaand ouderdomspensioen; de gewezen deelnemer die van de in dit lid genoemde mogelijkheid van uitstel gebruik wil maken, dient dit uiterlijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum schriftelijk bij het pensioenfonds te melden, onder vermelding van de overeengekomen pensioendatum met daarbij de schriftelijke bevestiging van een werkgever dat de arbeidsovereenkomst op de gewenste pensioendatum eindigt en door het pensioenfonds opgestelde en door de gewezen deelnemer ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat hij aan de door de overheid gestelde voorwaarden van uitstel van pensioen zal voldoen. Pensioendatum nog niet bekend 5. Indien de deelnemer de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien hij toen deelnemer was, de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen en prepensioen niet wenst in te laten gaan op de daarvoor geldende richtpensioendatum en de datum van vervroeging van het ouderdomspensioen uit hoofde van het pensioenreglement niet heeft bepaald, kan hij de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien hij toen deelnemer was, de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken gezamenlijk uitstellen tot de richtpensioendatum zoals gedefinieerd in artikel 1 van het pensioenreglement. De deelnemer die van de in dit lid genoemde mogelijkheid gebruik wil maken, dient dit schriftelijk uiterlijk voor de door het pensioenfonds opgegeven datum bij het pensioenfonds te melden.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
33
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Bij uitstel 6. Indien op de datum waarop de AOW-uitkering is ingegaan, na uitstel van de vanaf 1 januari 2014 opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen en de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien aanwezig de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraak op ouderdomspensioen, samen met de AOW-uitkering, 100% bedraagt van het pensioengevend inkomen, gaan de uitkeringen van de uitgestelde pensioenen direct in evenals de omgezette op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op overbruggingspensioen en prepensioen. Indien na de datum waarop de AOW-uitkering is ingegaan, na uitstel van de vanaf 1 januari 2014 opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen en de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien aanwezig de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraak op ouderdomspensioen, samen met de AOW-uitkering, 100% bedraagt van het pensioengevend inkomen, gaan de uitkeringen van de uitgestelde pensioenen direct in evenals de omgezette op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op overbruggingspensioen en prepensioen. Voorwaarden 7. Voor vervroeging en uitstel van de pensioendatum, deeltijdpensioen, hoog-laagpensioen gelden de voorwaarden die daarvoor in het pensioenreglement zijn gesteld, tenzij in deze bijlage andere voorwaarden zijn gesteld. 8. Indien de (gewezen) deelnemer zijn ouderdomspensioen dat is opgebouwd op grond van het pensioenreglement waar deze bijlage aan gehecht is, vervroegt naar een tijdstip dat is gelegen voor de datum waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt en de uitkering in hoogte laat variëren met een verhoging die gelijk is aan tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag, die eindigt op de dag waarop (gewezen) deelnemer de Aow-datum bereikt, houdt het pensioenfonds bij de vaststelling van deze verhoging rekening met het overbruggings- en prepensioen dat het pensioenfonds uitkeert. Voor 1 januari 2014 opgebouwde en/of ingegane pensioenen 9. De bedragen van de tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers blijven premievrij in stand. Op deze aanspraken is het bepaalde in het pensioenreglement en daarbij horende bijlagen van toepassing. Voor 1 januari 2014 ingegane Anwhiaatpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen en verleende (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling 10. Een uitkering van Anwhiaatpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen die is ingegaan op een datum gelegen voor 1 januari 2014, eindigt op de dag volgens het voor 1 januari 2014 geldende pensioenreglement op grond waarvan het recht op de uitkering is ontstaan. 11. Een (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid die is verleend vanaf een datum gelegen voor 1 januari 2014, eindigt na de dag waarop de deelnemer niet meer arbeidsongeschikt is of is overleden, doch uiterlijk op de dag waarop de uitkering van het ouderdomspensioen, danwel het overbruggingspensioen en/of het prepensioen ingaat volgens het voor 1 januari 2014 geldende pensioenreglement, op grond waarvan de vrijstelling is verleend. 12. De flexperiode van dit pensioenreglement geldt ook voor pensioenen die op grond van een voor 1 januari 2015 geldend pensioenreglement zijn opgebouwd en die de deelnemer of gewezen deelnemer op grond van dat betreffende pensioenreglement vervroegd of uitgesteld kan laten ingaan.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
34
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
13. De tabellen in bijlage 2 zijn ook van toepassing op voor 1 januari 2014 op grond van een eerder pensioenreglement opgebouwd pensioen van deelnemers en gewezen deelnemers danwel het pensioen van hun partners en kinderen. Artikel 2
Pensioenen met voor 1 januari 2015 ingegane vrijstelling van premiebetaling
In afwijking van het pensioenreglement baseert het pensioenfonds de vrijstelling van premiebetaling, die vanaf een datum gelegen voor 1 januari 2015 wordt verleend, op de bedragen en uitgangspunten op grond waarvan het pensioenfonds de vrijstelling van premiebetaling op 31 december 2014 verleent. Artikel 3
Factoren
1. In afwijking van het pensioenreglement gelden voor de op 31 december 2013 premievrijgemaakte aanspraak op ouderdomspensioen en, indien hij toen deelnemer was, de op 31 december 2005 premievrij gemaakte aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggings- en prepensioen de in bijlage 2 vermelde factoren. 2. Na uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bedraagt het partnerpensioen 70%, van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. Indien een gewezen echtgenoot of partner conform artikel 20 van dit pensioenreglement een aanspraak op partnerpensioen heeft, bedraagt het partnerpensioen ná uitruil samen met het partnerpensioen voor de gewezen echtgenoot of partner ten hoogste 70% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. 3. Bij de berekeningen wordt in afwijking van de toegezegde pensioenen de hoogte van het levenslange ouderdomspensioen, het overbruggings- en prepensioen als volgt bepaald. a. Vergeleken wordt het totaal van het bedrag van alle pensioenen die tegelijkertijd voor de leeftijd van 65 jaar ingaan en het totale bedrag van alle pensioenen die worden uitgekeerd nadat de gewezen deelnemer 65 jaar is geworden. b. Voorzover het totaal van het bedrag dat voor 65 jaar wordt uitgekeerd gelijk is aan het bedrag dat na 65 jaar wordt uitgekeerd, is op dat het bedrag de factor van ouderdomspensioen van toepassing, die hoort bij de leeftijd waarop de eerste uitkering plaatsvindt. c. Voorzover het totaal bedrag dat voor 65 jaar meer bedraagt dan het bedrag dat na 65 jaar wordt uitgekeerd, is op dat bedrag de factor van overbruggings- of prepensioen van toepassing, die hoort bij de leeftijd waarop de eerste uitkering plaatsvindt. d. Voorzover het totaal bedrag dat na 65 jaar wordt uitgekeerd meer bedraagt dan het bedrag dat voor 65 jaar wordt uitgekeerd, is op dat bedrag de factor van ouderdomspensioen van toepassing, die hoort bij de leeftijd waarop de verhoogde uitkering plaatsvindt. 4. Voor de omzetting in partnerpensioen bij uitdiensttreding van ouderdomspensioen dat vanaf of na 1 januari 2006 is opgebouwd en voor 1 januari 2014 is premievrij gemaakt, gelden de in bijlage 2 vermelde factoren .
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
35
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Bijlage 2 Artikel 1
2016
Flexibiliserings- en afkooptabellen Algemene bepalingen
1. De in deze bijlage vermelde tabellen gelden vanaf 1 januari 2016 tot 1 januari 2019 voor de (gewezen) deelnemers die in deze periode −
met pensioen gaan en van de in het pensioenreglement of bijlage 1 daarbij vermelde recht op vervroeging, uitstel, hoog-laag ouderdomspensioen, uitruil van partner- in ouderdomspensioen of uitruil van ouderdoms- in partnerpensioen gebruik willen maken;
−
met pensioen gaan dan wel uit dienst treden, van de echt scheiden, het huwelijk beëindigen na scheiding van tafel en bed, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding beëindigen of overlijden en van wie het pensioen wordt afgekocht.
2. Het pensioenfonds heeft het recht de in deze bijlage vermelde tabellen te wijzigen indien: −
de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
−
de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling;
−
de verzekeraar de tabel herziet;
−
de actuarieel adviseur van het pensioenfonds daartoe adviseert.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
36
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Tabellen Artikel 11
2016
Vervroegingen van de pensioendatum, lid 8
Vervroegde pensioenleeftijd
Vervroegingsfactor
57
0,600
58
0,627
59
0,657
60
0,689
61
0,723
62
0,759
63
0,798
64
0,841
65
0,895
66
0,945
67
1,000
Een vervroegingsfactor van 0,841 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen op de richtpensioendatum € 841,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden. Komt de vervroegde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor. Tabellen Artikel 12. Uitstel van de pensioendatum, lid 6
Uitgestelde pensioenleeftijd
Uitstelfactor
67
1,000
68
1,049
69
1,116
70
1,190
Een uitstelfactor van 1,190 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen op de richtpensioendatum € 1.190,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden. Komt de uitgestelde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
37
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabellen Artikel 14. Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen, lid 6
Pensioenleeftijd
Ruilvoet
57
0,136
58
0,142
59
0,148
60
0,155
61
0,161
62
0,168
63
0,175
64
0,183
65
0,190
66
0,198
67
0,206
68
0,215
69
0,223
70
0,232
Een ruilvoet van 0,206 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 partnerpensioen € 206,00 ouderdomspensioen kan worden verkregen. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
38
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabellen Artikel 15. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen, lid 7
Leeftijd
Ruilvoet
57
4,43
58
4,22
59
4,02
60
3,83
61
3,65
62
3,48
63
3,32
64
3,17
65
3,02
66
2,89
67
2,76
68
2,64
69
2,52
70
2,41
Een ruilvoet van 2,76 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen € 2.760,00 partnerpensioen kan worden verkregen. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
39
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabellen Artikel 15a. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum, lid 5
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
18
3,64
31
3,32
44
2,97
57
2,68
19
3,61
32
3,29
45
2,95
58
2,67
20
3,59
33
3,26
46
2,92
59
2,66
21
3,57
34
3,24
47
2,89
60
2,66
22
3,54
35
3,21
48
2,87
61
2,66
23
3,52
36
3,18
49
2,84
62
2,66
24
3,50
37
3,16
50
2,82
63
2,67
25
3,47
38
3,13
51
2,79
64
2,68
26
3,45
39
3,10
52
2,77
65
2,70
27
3,42
40
3,08
53
2,74
66
2,73
28
3,40
41
3,05
54
2,72
67
2,76
29
3,37
42
3,02
55
2,70
30
3,34
43
3,00
56
2,69
Een ruilvoet van 2,82 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen € 2.820,00 partnerpensioen kan worden verkregen. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt lineair geïnterpoleerd naar de bij die leeftijd behorende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
40
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabellen Artikel 16. Hoog-laag ouderdomspensioen, lid 4 Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen (in de verhouding 100 : 75) Pensioe nleeftijd
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 10 jaar
57
1,236
1,167
58
1,234
59
Pensioen -leeftijd
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 10 jaar
64
1,219
1,140
1,163
65
1,216
1,135
1,232
1,160
66
1,213
1,130
60
1,230
1,156
67
1,209
1,125
61
1,227
1,153
68
1,205
1,119
62
1,225
1,149
69
1,201
1,113
63
1,222
1,144
70
1,197
1,107
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen (in de verhouding 100 : 85)
Pensioenleeftijd
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar
Factor bij Pensioeneen eerste leeftijd tijdvak van 10 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 10 jaar
57
1,124
1,089
64
1,116
1,075
58
1,123
1,087
65
1,114
1,072
59
1,122
1,085
66
1,113
1,070
60
1,121
1,084
67
1,111
1,067
61
1,120
1,082
68
1,109
1,064
62
1,119
1,079
69
1,107
1,061
63
1,117
1,077
70
1,104
1,057
Indien gekozen wordt voor de verhouding 100:75 betekent een factor van 1,119 dat in het eerste tijdvak 111,9% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 75% van het ouderdomspensioen in het eerste tijdvak. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
41
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabel voor de eerste periode laag en de tweede periode hoog ouderdomspensioen (in de verhouding 75 : 100)
Pensioenleeftijd
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 10 jaar
57
0,790
0,832
58
0,791
59
Pensioenleeftijd
Factor bij een eerste tijdvak van 5 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 10 jaar
64
0,800
0,851
0,834
65
0,801
0,854
0,792
0,836
66
0,803
0,858
60
0,794
0,839
67
0,806
0,862
61
0,795
0,842
68
0,808
0,867
62
0,796
0,845
69
0,810
0,871
63
0,798
0,848
70
0,813
0,876
Tabel voor de eerste periode laag en de tweede periode hoog ouderdomspensioen (in de verhouding 85 : 100)
Pensioenleeftijd
Factor bij PensioenFactor bij een eerste Factor bij leeftijd een eerste een eerste tijdvak tijdvak van van 10 tijdvak 5 jaar jaar van 5 jaar
Factor bij een eerste tijdvak van 10 jaar
57
0,877
0,903
64
0,883
0,915
58
0,877
0,905
65
0,884
0,917
59
0,878
0,906
66
0,885
0,920
60
0,879
0,908
67
0,887
0,922
61
0,880
0,909
68
0,888
0,925
62
0,881
0,911
69
0,890
0,927
63
0,882
0,913
70
0,891
0,930
Indien gekozen wordt voor de verhouding 75:100 betekent een factor van 0,810 dat in het eerste tijdvak 81% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 100/75 van het ouderdomspensioen in het eerste tijdvak. Komt de leeftijd en/of duur van het eerste tijdvak op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd en/of duur, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd en/of duur horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
42
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabellen Artikel 22. Afkoop gering pensioen, lid 5 Tabel a1 Indien het ouderdomspensioen ingaat binnen twee jaar na einde van het deelnemerschap, geldt bij afkoop voor het ouderdomspensioen dat en voor het bij het op leeftijd ingaat een afkoopvoet van ouderdomspensioen horende partnerpensioen een afkoopvoet van 67
17,566
5,199
Een afkoopvoet van 17,566 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 1.756,00 bedraagt.
Tabel a2
Bij afkoop van een ingaand ouderdomspensioen dat binnen twee jaar na einde van het deelnemerschap ingaat op de leeftijd van
geldt voor het bij dat ouderdomspensioen horende partnerpensioen een afkoopvoet van
61
4,886
62
4,961
65
5,134
Bij afkoop van een ingaand overbruggingspensioen, prepensioen of tijdelijke ouderdomspensioen die eindigen op 65-jarige leeftijd, met richtpensioenleeftijd van
geldt een afkoopvoet van
61
3,944
62
2,969
Een afkoopvoet van 3,944 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 394,00 bedraagt.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
43
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabel b1 Voor het partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen dat ingaat geldt bij afkoop op leeftijd
een afkoopvoet van
bij afkoop op leeftijd
een afkoopvoet van
bij afkoop op leeftijd
een afkoopvoet van
18
37,561
46
30,005
74
12,701
19
37,419
47
29,551
75
12,029
20
37,270
48
29,082
76
11,367
21
37,116
49
28,599
77
10,720
22
36,954
50
28,099
78
10,090
23
36,785
51
27,584
79
9,477
24
36,608
52
27,055
80
8,880
25
36,423
53
26,511
81
8,304
26
36,230
54
25,951
82
7,753
27
36,028
55
25,376
83
7,221
28
35,816
56
24,788
84
6,714
29
35,595
57
24,186
85
6,231
30
35,363
58
23,571
86
5,773
31
35,121
59
22,943
87
5,344
32
34,869
60
22,302
88
4,942
33
34,605
61
21,651
89
4,570
34
34,330
62
20,989
90
4,228
35
34,043
63
20,318
91
3,910
36
33,744
64
19,639
92
3,615
37
33,432
65
18,953
93
3,345
38
33,107
66
18,261
94
3,099
39
32,769
67
17,566
95
2,876
40
32,417
68
16,866
96
2,676
41
32,051
69
16,166
97
2,495
42
31,671
70
15,466
98
2,332
43
31,276
71
14,765
99
2,185
44
30,867
72
14,071
45
30,443
73
13,383
Een afkoopvoet van 28,099 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 partnerpensioen de afkoopsom € 2.810,00 bedraagt.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
44
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabel b2 Voor het wezenpensioen dat ingaat geldt bij afkoop op leeftijd
een afkoopvoet van
bij afkoop op leeftijd
een afkoopvoet van
0
20,071
14
8,342
1
19,337
15
7,395
2
18,572
16
6,434
3
17,794
17
5,462
4
17,003
18
4,480
5
16,199
19
3,987
6
15,383
20
3,491
7
14,554
21
2,995
8
13,712
22
2,496
9
12,855
23
1,998
10
11,983
24
1,499
11
11,095
25
1,000
12
10,192
26
0,500
13
9,275
27
0,000
Een afkoopvoet van 3,491 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 wezenpensioen de afkoopsom € 349,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
45
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabel c1 Bij einde deelnemerschap geldt na 2 jaar de volgende afkoopvoet voor bij de afkoop van de aanspraak afkoop op ouderdomspensioen met op richtpensioenleeftijd van leeftijd 65 jaar 67 jaar
de volgende afkoopvoet voor de bij afkoop van de aanspraak op afkoop ouderdomspensioen met op richtpensioenleeftijd van leeftijd 65 jaar 67 jaar
18
4,901
4,305
43
11,841
10,443
19
5,091
4,472
44
12,188
10,760
20
5,289
4,645
45
12,534
11,078
21
5,493
4,824
46
12,875
11,395
22
5,705
5,009
47
13,213
11,709
23
5,923
5,200
48
13,547
12,020
24
6,150
5,398
49
13,876
12,325
25
6,383
5,603
50
14,202
12,626
26
6,625
5,815
51
14,524
12,923
27
6,874
6,033
52
14,845
13,215
28
7,131
6,258
53
15,165
13,505
29
7,396
6,491
54
15,484
13,792
30
7,669
6,730
55
15,801
14,078
31
7,950
6,977
56
16,119
14,364
32
8,239
7,231
57
16,437
14,650
33
8,536
7,492
58
16,755
14,936
34
8,840
7,760
59
17,073
15,223
35
9,151
8,035
60
17,390
15,511
36
9,470
8,317
61
17,706
15,801
37
9,795
8,605
62
18,020
16,092
38
10,125
8,900
63
18,332
16,384
39
10,461
9,200
64
18,643
16,677
40
10,802
9,505
65
18,953
16,971
41
11,146
9,814
66
17,266
42
11,493
10,127
67
17,566
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
46
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Een afkoopvoet van 6,383 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 638,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de afkoopdatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet. Tabel c2 Bij einde deelnemerschap geldt na 2 jaar de volgende afkoopvoet voor bij de afkoop van de aanspraak afkoop op ouderdomspensioen met op richtpensioenleeftijd van leeftijd 62 jaar 61 jaar
de volgende afkoopvoet voor de bij afkoop van de aanspraak op afkoop ouderdomspensioen met op richtpensioenleeftijd van leeftijd 62 jaar 61 jaar
18
5,893
6,253
41
13,291
14,039
19
6,123
6,497
42
13,681
14,442
20
6,361
6,749
43
14,069
14,841
21
6,608
7,011
44
14,453
15,238
22
6,863
7,281
45
14,834
15,631
23
7,126
7,561
46
15,212
16,022
24
7,399
7,850
47
15,586
16,410
25
7,680
8,148
48
15,959
16,797
26
7,971
8,456
49
16,329
17,183
27
8,270
8,773
50
16,699
17,568
28
8,579
9,100
51
17,067
17,952
29
8,896
9,436
52
17,435
18,335
30
9,223
9,781
53
17,802
18,718
31
9,558
10,135
54
18,168
19,099
32
9,902
10,498
55
18,532
19,478
33
10,255
10,869
56
18,896
19,854
34
10,615
11,248
57
19,257
20,226
35
10,982
11,634
58
19,614
20,593
36
11,356
12,026
59
19,967
20,953
37
11,736
12,423
60
20,312
21,304
38
12,120
12,825
61
20,654
21,651
39
12,508
13,229
62
20,989
40
12,899
13,635
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
47
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Een afkoopvoet van 6,253 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 625,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de afkoopdatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet. Tabel c3 Bij einde deelnemerschap geldt na 2 jaar bij afkoop op leeftijd
de volgende afkoopvoet voor de afkoop van de aanspraak op overbruggingspensioen, prepensioen of tijdelijke ouderdomspensioen die eindigen op 65-jarige leeftijd, met richtpensioenleeftijd van 62 jaar
61 jaar
20
1,073
1,461
21
1,115
22
bij afkoop op leeftijd
de volgende afkoopvoet voor de afkoop van de aanspraak op overbruggingspensioen, prepensioen of tijdelijke ouderdomspensioen die eindigen op 65-jarige leeftijd, met richtpensioenleeftijd van 62 jaar
61 jaar
42
2,188
2,949
1,518
43
2,228
3,001
1,158
1,577
44
2,265
3,050
23
1,203
1,638
45
2,301
3,098
24
1,249
1,700
46
2,336
3,146
25
1,297
1,765
47
2,373
3,197
26
1,346
1,831
48
2,412
3,250
27
1,396
1,899
49
2,453
3,306
28
1,448
1,969
50
2,497
3,366
29
1,500
2,040
51
2,543
3,428
30
1,554
2,112
52
2,589
3,490
31
1,608
2,185
53
2,637
3,553
32
1,664
2,259
54
2,684
3,616
33
1,719
2,334
55
2,731
3,677
34
1,775
2,409
56
2,777
3,735
35
1,831
2,483
57
2,820
3,789
36
1,886
2,556
58
2,859
3,838
37
1,941
2,629
59
2,894
3,880
38
1,995
2,699
60
2,923
3,914
39
2,047
2,768
61
2,947
3,944
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
48
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
bij afkoop op leeftijd
de volgende afkoopvoet voor de afkoop van de aanspraak op overbruggingspensioen, prepensioen of tijdelijke ouderdomspensioen die eindigen op 65-jarige leeftijd, met richtpensioenleeftijd van 62 jaar
61 jaar
40
2,097
2,833
41
2,145
2,893
2016
bij afkoop op leeftijd
de volgende afkoopvoet voor de afkoop van de aanspraak op overbruggingspensioen, prepensioen of tijdelijke ouderdomspensioen die eindigen op 65-jarige leeftijd, met richtpensioenleeftijd van 62 jaar
62
61 jaar
2,969
Een afkoopvoet van 1,638 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 overbruggingspensioen, prepensioen of tijdelijke ouderdomspensioen dat eindigt op 65-jarige leeftijd de afkoopsom € 164,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de afkoopdatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
49
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabel d1 Bij afkoop van het ouderdomspensioen na 2 jaar na einde van de deelneming geldt bij afkoop op leeftijd
voor het partnerpensioen dat hoort bij het af te kopen ouderdomspensioen met de hieronder richtpensioenleeftijd, een afkoopvoet van Ouderdomspensioen 67 jaar
Ouderdomspensioen
Ouderdomspensioen
Ouderdomspensioen
65 jaar
62 jaar
61 jaar
18
0,957
0,957
0,957
0,957
19
1,005
1,005
1,005
1,005
20
1,056
1,055
1,055
1,055
21
1,108
1,108
1,108
1,108
22
1,162
1,162
1,162
1,162
23
1,219
1,219
1,218
1,218
24
1,278
1,277
1,277
1,277
25
1,339
1,338
1,338
1,338
26
1,402
1,402
1,401
1,401
27
1,468
1,467
1,467
1,467
28
1,536
1,535
1,535
1,535
29
1,607
1,606
1,606
1,606
30
1,681
1,680
1,679
1,679
31
1,758
1,757
1,756
1,756
32
1,838
1,837
1,836
1,836
33
1,921
1,920
1,919
1,919
34
2,008
2,007
2,006
2,005
35
2,097
2,096
2,095
2,095
36
2,190
2,189
2,187
2,187
37
2,286
2,284
2,283
2,282
38
2,385
2,384
2,382
2,381
39
2,488
2,486
2,483
2,483
40
2,593
2,591
2,588
2,588
41
2,701
2,699
2,696
2,695
42
2,812
2,809
2,806
2,805
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
50
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
bij afkoop op leeftijd
2016
voor het partnerpensioen dat hoort bij het af te kopen ouderdomspensioen met de hieronder richtpensioenleeftijd, een afkoopvoet van Ouderdomspensioen 67 jaar
Ouderdomspensioen
Ouderdomspensioen
Ouderdomspensioen
65 jaar
62 jaar
61 jaar
43
2,925
2,922
2,919
2,918
44
3,041
3,038
3,034
3,033
45
3,158
3,155
3,150
3,149
46
3,278
3,274
3,268
3,267
47
3,398
3,394
3,388
3,386
48
3,519
3,514
3,507
3,506
49
3,640
3,634
3,627
3,625
50
3,761
3,755
3,747
3,745
51
3,882
3,875
3,867
3,864
52
4,002
3,994
3,985
3,982
53
4,120
4,112
4,101
4,098
54
4,236
4,227
4,215
4,212
55
4,350
4,341
4,328
4,324
56
4,460
4,450
4,435
4,431
57
4,566
4,555
4,539
4,535
58
4,667
4,654
4,638
4,633
59
4,761
4,748
4,730
4,725
60
4,850
4,836
4,816
4,810
61
4,930
4,914
4,893
4,886
62
5,001
4,984
4,961
63
5,063
5,045
64
5,115
5,096
65
5,155
5,134
66
5,184
67
5,199
Een afkoopvoet van 3,761 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 partnerpensioen de afkoopsom € 376,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de afkoopdatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
51
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Tabel d2 Bij echtscheiding, einde geregistreerd partnerschap, einde gezamenlijke huishouding geldt bij afkoop van het bijzonder partnerpensioen op de leeftijd van
een afkoopvoet van
bij afkoop van het bijzonder partnerpensioen op de leeftijd van
een afkoopvoet van
18
1,000
50
3,737
19
1,046
51
3,855
20
1,094
52
3,971
21
1,144
53
4,086
22
1,195
54
4,199
23
1,249
55
4,311
24
1,306
56
4,418
25
1,364
57
4,522
26
1,426
58
4,622
27
1,490
59
4,715
28
1,558
60
4,805
29
1,628
61
4,886
30
1,701
62
4,961
31
1,777
63
5,028
32
1,856
64
5,086
33
1,939
65
5,134
34
2,024
66
5,172
35
2,112
67
5,199
36
2,204
68
5,216
37
2,298
69
5,220
38
2,396
70
5,212
39
2,497
71
5,193
40
2,600
72
5,161
41
2,706
73
5,115
42
2,814
74
5,056
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
52
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
bij afkoop van het bijzonder partnerpensioen op de leeftijd van
een afkoopvoet van
bij afkoop van het bijzonder partnerpensioen op de leeftijd van
een afkoopvoet van
43
2,925
75
4,984
44
3,038
76
4,899
45
3,152
77
4,800
46
3,268
78
4,686
47
3,384
79
4,561
48
3,501
80
4,425
49
3,619
Een afkoopvoet van 3,737 wil zeggen dat voor iedere € 100,00 bijzonder partnerpensioen de afkoopsom € 374,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de afkoopdatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
Tabellen Artikel 16, lid 6 Hoog-laag ouderdomspensioen Ruilvoeten ouderdomspensioen in tijdelijk pensioen Indien bij vervroeging van het ouderdomspensioen een deel wordt omgezet naar een tijdelijk ouderdomspensioen dat wordt uitgekeerd tot de Aow-datum, danwel de eerdere dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, gelden afhankelijk van de leeftijd waarop de uitkering uit hoofde van de Aow ingaat, voor de omzetting van het ouderdomspensioen de volgende ruilvoeten:
AOW leeftijd 65 jaar en zes maanden (2016) Vervroegingnaar leeftijd maanden
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
64
12,825
13,534
14,331
15,233
16,264
17,451
18,836
20,484
22,462
24,879
27,900
31,785
65
36,965
44,215
55,091
73,217
109,470 218,228
jaren
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
53
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
AOW leeftijd 65 jaar en negen maanden (2017) Vervroeging naar leeftijd maanden jaren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
63
7,286
7,490
7,707
7,938
8,185
8,449
8,733
9,038
9,367
9,724
10,115
10,540
64
11,007
11,519
12,085
12,713
13,415
14,205
15,099
16,120
17,297
18,669
20,301
22,261
65
24,656
27,649
31,497
36,627
43,810
54,585
72,543
108,459 216,206
AOW leeftijd 66 jaar (2018) Vervroeging naar leeftijd maanden jaren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
63
6,687
6,856
7,035
7,225
7,427
7,642
7,871
8,115
8,377
8,658
8,961
9,287
64
9,641
10,027
10,449
10,911
11,418
11,979
12,601
13,297
14,079
14,965
15,976
17,142
65
18,501
20,118
22,059
24,431
27,396
31,208
36,290
43,406
47,034
62,520
93,491
186,404
AOW leeftijd 66 jaar en vier maanden (2019) Vervroeging naar leeftijd maanden jaren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
62
4,820
4,899
4,981
5,066
5,155
5,248
5,346
5,447
5,554
5,665
5,781
5,903
63
6,031
6,165
6,307
6,455
6,612
6,780
6,957
7,144
7,344
7,556
7,782
8,023
64
8,282
8,559
8,858
9,180
9,529
9,910
10,327
10,782
11,284
11,837
12,452
13,139
65
13,911
14,786
15,784
16,935
18,276
19,873
21,789
24,131
23,533
26,813
31,185
37,306
66
46,488
61,791
92,395
184,209
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
54
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
AOW leeftijd 66 jaar en acht maanden (2020) Vervroeging naar leeftijd maanden jaren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
61
3,841
3,886
3,933
3,981
4,030
4,081
4,134
4,188
4,244
4,303
4,364
4,427
62
4,492
4,559
4,629
4,701
4,776
4,854
4,935
5,019
5,107
5,199
5,295
5,396
63
5,501
5,610
5,725
5,845
5,971
6,104
6,244
6,390
6,545
6,711
6,885
7,071
64
7,268
7,477
7,700
7,938
8,193
8,467
8,762
9,080
9,424
9,801
10,212
10,663
65
11,158
11,704
12,311
12,989
13,751
14,614
15,600
16,736
15,707
17,082
18,732
20,749
66
23,271
26,512
30,834
36,884
45,960
61,086
91,338
182,095
AOW leeftijd 67 jaar (>=2021) Vervroeging naar leeftijd jaren
maanden
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
57
2,536
2,550
2,564
2,579
2,593
2,608
2,623
2,639
2,655
2,670
2,687
2,703
58
2,720
2,737
2,755
2,773
2,791
2,810
2,829
2,848
2,868
2,888
2,909
2,930
59
2,951
2,973
2,996
3,019
3,043
3,067
3,091
3,116
3,142
3,168
3,195
3,222
60
3,250
3,280
3,309
3,340
3,371
3,403
3,436
3,470
3,504
3,540
3,576
3,614
61
3,652
3,692
3,733
3,775
3,818
3,863
3,909
3,956
4,005
4,056
4,107
4,161
62
4,216
4,274
4,334
4,396
4,460
4,526
4,595
4,666
4,740
4,817
4,897
4,980
63
5,066
5,157
5,252
5,351
5,454
5,562
5,676
5,794
5,919
6,050
6,187
6,332
64
6,485
6,648
6,821
7,003
7,198
7,404
7,624
7,860
8,111
8,382
8,672
8,986
65
9,326
9,698
10,104
10,548
11,037
11,576
12,175
12,845
13,597
14,449
15,421
16,542
66
17,848
19,405
21,274
23,558
26,413
30,085
Een factor van 9,326 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen op de vervroegde pensioendatum een tijdelijk ouderdomspensioen van € 9.326,00 tot 67 jaar kan worden verkregen. Indien en voorzover er een premievrij overbruggings- en/of prepensioen met een eindleeftijd van 65 jaar aanwezig is, zal daar op de volgende manier rekening mee worden gehouden. Het bedrag van dit premievrij overbruggings- en/of prepensioen met een eindleeftijd van 65 jaar wordt aan de hand van onderstaande tabel omgerekend in een bedrag aan ouderdomspensioen vanaf 65 jaar. Dat bedrag van het ouderdomspensioen wordt niet uitgeruild in tijdelijk ouderdomspensioen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
55
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Leeftijd
maanden jaren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
57
3,078
3,102
3,126
3,151
3,177
3,203
3,230
3,257
3,285
3,314
3,343
3,372
58
3,403
3,435
3,467
3,500
3,534
3,569
3,604
3,641
3,678
3,717
3,756
3,797
59
3,838
3,882
3,926
3,972
4,019
4,067
4,117
4,168
4,221
4,275
4,332
4,390
60
4,450
4,512
4,577
4,643
4,713
4,784
4,859
4,936
5,016
5,099
5,185
5,275
61
5,368
5,466
5,569
5,675
5,787
5,904
6,026
6,154
6,289
6,430
6,579
6,735
62
6,901
7,076
7,262
7,460
7,669
7,892
8,129
8,383
8,655
8,947
9,261
9,600
63
9,967
10,368
10,805
11,284
11,811
12,393
13,039
13,761
14,572
15,492
16,542
17,752
64
19,163
20,841
22,854
25,315
28,390
32,345
37,618
45,000
56,074
74,530
111,441 222,176
11
Een factor van 6,901 wil zeggen dat bij aanwezigheid van een overbruggings- of prepensioen tot 65 jaar van €6.901,00, een bedrag van € 1.000,00 aan ouderdomspensioen vanaf 65 jaar niet wordt omgezet in tijdelijk ouderdomspensioen. Tabellen Bijlage 1
Artikel 3
Overgangsbepaling deelnemers 31 december 2005, 31 december 2013
Factoren, lid 1
Vervroegde pensioenleeftijd
Vervroegingsfactoren ouderdomspensioen bij richtpensioenleeftijd 65
62
61
57
0,673
0,788
0,820
58
0,704
0,824
0,859
59
0,737
0,862
0,900
60
0,772
0,902
0,944
61
0,810
0,944
1,000
62
0,850
1,000
63
0,893
64
0,940
65
1,000
Een vervroegingsfactor van 0,862 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen op de richtpensioendatum € 862,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden. Komt de vervroegde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
56
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Vervroegde leeftijd
2016
Factoren van vervroeging van overbruggings- en prepensioen in jaren bij een richtpensioenleeftijd van 62
61
57
0,360
0,484
58
0,415
0,557
59
0,488
0,654
60
0,589
0,789
61
0,740
1,000
62
1,000
Komt de vervroegde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt lineair geïnterpoleerd.
Uitgestelde pensioenleeftijd
Uitstelfactoren ouderdomspensioen bij richtpensioenleeftijd 65
62
61
61 1,000
62
1,000
1,038
63
1,039
1,090
64
1,094
1,147
65
1,000
1,153
1,211
66
1,045
1,219
1,280
67
1,106
1,291
1,357
68
1,173
1,371
1,441
69
1,248
1,460
1,535
70
1,332
1,559
1,638
Een uitstelfactor van 1,045 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen op de richtpensioendatum € 1.045,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden. Komt de uitgestelde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
57
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Uitgestelde
2016
Factoren bij een uitstel van overbruggings- en prepensioen in maanden bij een richtpensioenleeftijd van 61 jaar
leeftijd
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
61
1,000
1,011
1,034
1,057
1,082
1,107
1,134
1,162
1,191
1,222
1,254
1,288
62
1,325
1,364
1,405
1,448
1,494
1,542
1,594
1,650
1,709
1,773
1,841
1,915
63
1,998
2,086
2,182
2,287
2,403
2,531
2,672
2,830
3,008
3,209
3,439
3,703
64
4,019
4,388
4,832
5,374
6,051
6,923
8,084
9,710
12,150
16,216
24,347
48,742
Een uitstelfactor van 1,011 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 overbruggingspensioen op de richtpensioendatum € 1.011,00 overbruggingspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden. Uitgestelde
Factoren bij een uitstel van overbruggings- en prepensioen in maanden bij een richtpensioenleeftijd van 62 jaar
leeftijd
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
62
1,000
1,019
1,049
1,081
1,115
1,152
1,191
1,232
1,276
1,324
1,375
1,430
63
1,491
1,557
1,628
1,707
1,793
1,888
1,994
2,112
2,244
2,394
2,565
2,762
64
2,997
3,272
3,602
4,006
4,510
5,159
6,024
7,235
9,051
12,078
18,133
36,296
Uitgestelde pensioenleeftijd
Omzettingsfactoren Richtpensioenleeftijd 62
61
61 0,180
62
0,140
0,189
63
0,147
0,199
64
0,155
0,209
65
0,163
0,221
66
0,172
0,233
67
0,183
0,247
68
0,194
0,263
69
0,207
0,280
70
0,221
0,298
Een omzettingsfactor van 0,207 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 overbruggingspensioen op de richtpensioendatum € 207,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden. Komt de uitgestelde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
58
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Artikel 3
2016
Factoren, lid 4
Voor de omzetting in partnerpensioen bij uitdiensttreding van ouderdomspensioen dat vanaf of na 1 januari 2006 is opgebouwd en voor 1 januari 2014 is premievrij gemaakt, gelden de volgende factoren: Leef-
Factor
tijd
Leef-
Factor
tijd
Leef-
Factor
tijd
Leef-
Factor
tijd
18
4,14
30
3,81
42
3,43
54
3,06
19
4,12
31
3,78
43
3,40
55
3,04
20
4,09
32
3,75
44
3,37
56
3,02
21
4,06
33
3,72
45
3,34
57
3,00
22
4,04
34
3,69
46
3,30
58
2,99
23
4,01
35
3,66
47
3,27
59
2,99
24
3,98
36
3,63
48
3,24
60
2,98
25
3,96
37
3,60
49
3,20
61
2,98
26
3,93
38
3,56
50
3,17
62
2,98
27
3,90
39
3,53
51
3,14
63
2,99
28
3,87
40
3,50
52
3,11
64
3,00
29
3,84
41
3,47
53
3,08
65
3,02
Een factor van 414 wil zeggen dat voor € 1.000 ouderdomspensioen € 4.140 partnerpensioen kan worden verkregen.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
59
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Bijlage 3
2016
Eigen bijdrage voortgezette pensioenopbouw en onbetaald verlof
1. De bijdrage als bedoel in artikel 23, lid 5 van het pensioenreglement voor de instandhouding van de aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en van de verzekering van vrijstelling van premiebetaling in verband met arbeidsongeschiktheid voor die aanspraken, wordt in de verlofperiode vastgesteld per jaar op basis van de pensioengrondslag die voor de berekening van het ouderdomspensioen van de deelnemer het laatst voorafgaand aan het verlof is vastgesteld, en indien van toepassing de deeltijdfactor die het laatst voorafgaand aan het verlof is vastgesteld, en de bij de leeftijd van de deelnemer op 1 januari van het betreffende jaar geldende percentage in de hierna vermelde tabel. Het percentage bedraagt Bij leeftijd Percentage van de Bij leeftijd Percentage van de pensioengrondslag pensioengrondslag 18 8,89% 43 17,88% 19 9,17% 44 18,40% 20 9,41% 45 18,90% 21 9,71% 46 19,46% 22 9,96% 47 20,02% 23 10,22% 48 20,62% 24 10,54% 49 21,19% 25 10,81% 50 21,75% 26 11,14% 51 22,35% 27 11,47% 52 22,95% 28 11,81% 53 23,58% 29 12,11% 54 24,24% 30 12,46% 55 24,92% 31 12,78% 56 25,63% 32 13,15% 57 26,30% 33 13,52% 58 26,99% 34 13,91% 59 27,70% 35 14,30% 60 28,42% 36 14,70% 61 29,14% 37 15,14% 62 29,87% 38 15,55% 63 30,61% 39 15,98% 64 31,34% 40 16,44% 65 32,10% 41 16,91% 66 32,87% 42 17,39% Een percentage van 30,61 betekent dat bij een pensioengrondslag van € 20.000,00 voor de voortzetting van opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezen pensioen en de verzekering van vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid de bijdrage € 6.122,00 per jaar bedraagt.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
60
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
2016
Per maand is de bijdrage dan € 510,17. Deze bijdrage wordt nog vermeerderd met de premie voor het eventuele arbeidsongeschiktheidspensioen en, indien van toepassing, de premie voor het Anwhiaatpensioen. 2. De in dit artikel vermelde tabel geldt vanaf 1 januari 2016 tot 1 januari 2019 voor de gewezen deelnemers die in deze periode pensioenen in standhouden. 3. Het pensioenfonds heeft het recht de in lid 2 vermelde tabel en in lid 3 bedoelde tabel te wijzigen indien: de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen; de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling. de verzekeraar de afkoopvoeten herziet; de actuarieel adviseur van het pensioenfonds daartoe adviseert. 4. De bijdrage als bedoel in artikel 23, lid 5 van het pensioenreglement voor de instandhouding van de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen is in de verlofperiode gelijk aan de premie die het pensioenfonds aan de verzekeraar in het betreffende jaar voor de verzekering van dat pensioen verschuldigd is. 5. De bijdrage als bedoel in artikel 23, lid 5 van het pensioenreglement voor de instandhouding van de aanspraak op Anwhiaatpensioen is gelijk aan de bijdrage als omschreven in artikel 23, lid 8.
Pensioenreglement 2006 (gewijzigd op 1 januari 2016)
61
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Addendum
2016
Regeling directeuren en leden raad van bestuur
Dit addendum is van toepassing op en wordt uitsluitend uitgereikt aan de leden van de Raad van Bestuur en directeuren die krachtens hun arbeidsovereenkomst hiervoor door de werkgever zijn aangewezen en/of na 1 januari 2006 deelnemen in het pensioenfonds. Voor hen geldt in afwijking van het pensioenreglement het volgende: 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 13 en 14 van het pensioenreglement wordt de franchise voor de berekening van de pensioengrondslag voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen, en wezenpensioen elk jaar per 1 januari voor het tijdvak tot aan 1 januari daaropvolgend vastgesteld op een bedrag ter grootte van 10/7,5 maal een basisbedrag. Dit basisbedrag is een bedrag ter grootte van het jaarlijkse pensioen, dat krachtens de AOW wordt uitgekeerd aan een gehuwde, van wie de echtgenoot 65 jaar of ouder is, vermeerderd met de vakantietoeslag. De franchise wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 1,00. Voor 2015 is dit bedrag vastgesteld op €12.642,00. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 2 bedraagt het jaarlijkse partnerpensioen in de eerste en tweede volzin 70% van het ouderdomspensioen. 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 4 bedraagt de maximaal toe te kennen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen € 265.552,00 per jaar. In afwijking van de vorige zin bedraagt de toe te kennen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen maximaal € 336.869,00 per jaar, als de verzekeraar heeft verklaard de risico’s die voortkomen uit de verzekering van het hogere arbeidsongeschiktheidspensioen te accepteren. In afwijking van het voorgaande kan het pensioenfondsbestuur een hoger arbeidsongeschiktheidspensioen toekennen, indien de verzekeraar heeft verklaard de risico’s die voortkomen uit de verzekering van het hogere arbeidsongeschiktheidspensioen te accepteren. Dit addendum is voor het laatst aangepast per 1 januari 2016.
Addendum Pensioenreglement 2006 (gewijzigd per 1 januari 2016)
62
Uitvoeringsovereenkomst
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
UITVOERINGSOVEREENKOMST Ondergetekenden: De Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen “het pensioenfonds”, en Delta Lloyd Services BV, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen “de werkgever”,
overwegende, dat de werkgever voor haar werknemers met de vakorganisaties een pensioenregeling met een voorwaardelijke toeslagregeling van de opgebouwde pensioenen is overeengekomen in de collectieve arbeidsovereenkomst die geldt tot 1 januari 2017, dat deze pensioenregeling is ondergebracht bij en wordt uitgevoerd door het pensioenfonds, dat deze pensioenregeling is neergelegd in een pensioenreglement, dat het pensioenfonds met Delta Lloyd Levensverzekering NV, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen ‘de herverzekeraar’ een herverzekeringsovereenkomst heeft gesloten die tot 1 januari 2016 geldt, dat de uitvoeringsovereenkomst van het pensioenfonds met de werkgever in verband met de duur van de herverzekeringsovereenkomst tot 1 januari 2016 geldt, dat de CAO partijen de CAO per 1 januari 2016 niet wensen open te breken en de pensioenregeling van de werkgever derhalve niet wijzigt op 1 januari 2016, dat de werkgever heeft aangegeven in overleg te willen gaan met de vakorganisaties over herziening van de pensioenregeling vanaf 1 januari 2017, dat nog niet duidelijk is hoe de pensioenregeling van de werkgever er vanaf 1 januari 2017 uitziet, dat het pensioenfonds voornemens was per 1 januari 2016 over te gaan op eigen beheer, dat het pensioenfonds niet tot effectuering van dat voornemen over kan gaan per 1 januari 2016, dat overgang naar eigen beheer een zorgvuldige voorbereiding vereist gericht op de (middel)lange termijn, dat het pensioenfonds zich genoodzaakt ziet de huidige wijze van uitvoering zoveel als mogelijk te continueren, dat het pensioenfonds, in overleg met de werkgever, daarom met de herverzekeraar per 1 januari 2016 een herverzekeringsovereenkomst voor de duur van één jaar sluit, dat een premie op basis van rekenrente van 3% die in CAO is genoemd niet meer kostendekkend is en dat daardoor de herverzekeraar als gevolg van de toegenomen overlevingskansen en verlaagde marktrente voor de contractsperiode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 de herverzekeringspremie heeft verhoogd met een eenmalige opslag berekend over de prolongatiepremie, dat het pensioenfonds de herverzekeringspremie, garantievergoeding en alle uitvoeringskosten aan de werkgever in rekening brengt, dat bij in- en uittreden van groepen deelnemers en/of gewezen deelnemers de verwachting op toeslagverlening van de (achterblijvende) deelnemers niet nadelig mag worden beïnvloed, dat de kosten en de bijdragen voor de in- en uittreding van de individuele deelnemers en/of gewezen deelnemers ten laste en/of ten gunste van het pensioenfonds komen, dat de financiële aansprakelijkheid van de werkgever richting het pensioenfonds beperkt is tot de in deze overeenkomst door de werkgever aan het pensioenfonds te betalen bijdragen, dat per 1 januari 2016 het pensioenfonds en de werkgever een nieuwe uitvoeringsovereenkomst wensen overeen te komen voor een duur van 1 jaar,
1
dat de teksten van de uitvoeringsovereenkomst in lijn zijn gebracht met de nieuwe wettelijke voorschriften, verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1
AANVAARDING OPDRACHT 1.
2. 3.
4.
Artikel 2
Artikel 3
De werkgever en de vakorganisaties hebben de in de overwegingen voor deze overeenkomst bedoelde pensioenregeling ter uitvoering aangeboden aan het pensioenfonds. Het pensioenfonds aanvaardt de opdracht tot uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde genoemde pensioenregeling. Het bestuur van het pensioenfonds heeft voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde opdrachtaanvaarding, de door de werkgever en vakorganisaties overeengekomen pensioenregeling getoetst aan de eigen doelstellingen, beleidsuitgangspunten en risicohouding. Hierbij zijn met name van belang: − De toekomstbestendigheid en de evenwichtigheid van de afspraken; − De administratieve en communicatieve uitvoerbaarheid van de afspraken; − De financiële haalbaarheid van de afspraken; − De uitkomsten van de haalbaarheidstoets. De in lid 3 van dit artikel bedoelde doelstellingen, beleidsuitgangspunten en risicohouding van het pensioenfonds zijn vastgelegd in correspondentie met de werkgever en de vakorganisaties Het pensioenfonds heeft de door de werkgever en de vakorganisaties onderschreven doelstellingen, beleidsuitgangspunten en risicohouding vastgelegd in respectievelijk de statuten en de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.
AANMELDING VAN DEELNEMERS 1.
De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds om alle werknemers die volgens de bepalingen van het pensioenreglement van het pensioenfonds voor opneming als deelnemer in het pensioenfonds in aanmerking komen, bij het pensioenfonds aan te melden.
2.
De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds om de werknemers die vanaf 1 januari 2016 afstand doen van de aanspraak op Anw-hiaatpensioen te melden aan het pensioenfonds onder overlegging van een ondertekende afstandsverklaring.
3.
Het pensioenfonds verbindt zich jegens de werkgever om alle voor deelneming aangemelde werknemers met inachtneming van de bepalingen van het pensioenreglement als deelnemer in het pensioenfonds op te nemen.
JAARLIJKSE PREMIEBETALING 1.
De bijdrage voor de jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraken en de dekking van de risico’s bestaat uit een bijdrage van de werkgever en een bijdrage van de deelnemers. De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds jaarlijks de bijdrage van de deelnemers en de bijdrage van de werkgever te verstrekken, onverminderd het recht van de werkgever om gebruik te maken van het in het pensioenreglement opgenomen voorbehoud om de betaling van de benodigde gelden voor de toekomst te verminderen of geheel te beëindigen. Het pensioenfonds neemt dit voorbehoud van de werkgever op in het pensioenreglement.
2.
De werkgever zal de bijdragen van de deelnemers inhouden op de salarissen van de deelnemers.
3.
De bijdrage voor de jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraken en de dekking van de risico’s is gelijk aan hetgeen het pensioenfonds daarvoor verschuldigd is aan de herverzekeraar. met uitzondering van de
2
verschuldigde koopsom voor de toeslag op de pensioenrechten en pensioenaanspraken en de koopsommen en de bijdragen voor de in- en uitgaande individuele waardeoverdrachten. De kosten van indexatie van opgebouwde pensioenen van deelnemers en exdeelnemers en de kosten en de bijdragen voor de in- en uitgaande individuele waardeoverdrachten komen geheel voor rekening van het pensioenfonds. Daarnaast vergoedt de werkgever aan het pensioenfonds de administratiekosten, verschuldigde garantiepremie en de overige kosten van het pensioenfonds. Het resultaat van het pensioenfonds komt volledig ten gunste of ten laste van het pensioenfonds. De bijdrage voor het Anwhiaatpensioen ter grootte van € 14.659,00 per jaar, bedraagt per deelnemer € 316,05 (bedragen 2015). De bijdrage wordt per 1 januari 2016 aangepast met het zelfde percentage als waarmee het bedrag van het Anwhiaatpensioen stijgt. 4.
De jaarlijkse (risico) stortingen die het pensioenfonds aan de herverzekeraar verschuldigd is, zijn gebaseerd op − een rekenrente van 3% en − de overlevingstafel collectief 2003 voor de verzekering van (tijdelijk) ouderdoms- en partnerpensioen verhoogd met een opslag van 9,5%, Als gevolg van de verhoging van de levensduurverwachting en sterk gedaalde rente is in 2016 daarnaast een eenmalige koopsom verschuldigd. Deze eenmalige koopsom wordt vastgesteld op basis van de volgende formule. (1+ opslag langleven) * (1+ opslag rente) De opslag voor langleven bedraagt 4.8% en de opslag voor rente bedraagt 51%. De eenmalige koopsom wordt berekend over de prolongatiepremie die is vastgesteld op basis van de hiervoor genoemde rekenrente en overlevingstafel met opslag.
5.
Het pensioenfonds stuurt de werkgever vóór 15 december van een jaar een voorschotfactuur met het geschatte bedrag van de bijdrage voor de jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraken en de dekking van de risico’s en kosten voor het komende jaar. De werkgever voldoet het geschatte bedrag na ontvangst van de voorschotfactuur doch uiterlijk vóór 7 januari omdat op die datum de herverzekeringspremie aan de herverzekeraar betaald moet zijn.
6.
Het pensioenfonds verstrekt vóór 1 april direct na afloop van een jaar een definitieve afrekening van de bijdrage voor de jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraken en de dekking van de risico’s en de kosten over het voorafgaande kalenderjaar. De werkgever ontvangt hierbij een verklaring van het pensioenfonds betreffende het verschil tussen het eerder geschatte bedrag en de definitieve afrekening.
7.
De werkgever is de bijdrage voor de jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraken en de dekking van de risico’s verschuldigd op het moment dat een aanspraak op pensioen ontstaat of toeneemt door toename van de pensioengrondslag.
8.
Alle over en weer tussen de werkgever en het pensioenfonds verschuldigde bedragen worden in een rekening-courant geboekt. Over de in rekening courant geboekte bedragen wordt intrest berekend. Het percentage voor berekening van deze intrest is gelijk aan het met 0,5% punt verhoogde rendement u per 1 januari van het jaar waarover de intrest is verschuldigd. Een omschrijving van het rendement ‘u’ staat vermeld in bijlage 2 bij deze overeenkomst.
9.
Het saldo van de in lid 7 van dit artikel vermelde rekening courant wordt in overleg aan het begin van elk kwartaal tussen partijen voldaan.
3
Artikel 4
Artikel 5
TOESLAGVERLENING 1.
Op de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de loonontwikkeling. Voor de loonontwikkeling hanteert het pensioenfonds het percentage van de ontwikkeling van de CAO-lonen van het voorafgaande jaar, die de werkgever heeft afgesproken met de vakorganisaties. Dit geldt niet voor de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers − voor wie volledige vrijstelling van premiebetaling is verleend, en − voor wie gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend en waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is beëindigd.
2.
Op de opgebouwde pensioenaanspraken van − gewezen deelnemers − deelnemers voor wie volledige vrijstelling van premiebetaling is verleend, en − deelnemers wie gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend en waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is beëindigd, en op pensioenrechten, wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de prijsontwikkeling. Voor de prijsontwikkeling hanteert het pensioenfonds de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid (2006=100). Hierbij wordt uitgegaan van de eerst gepubliceerde cijfers per ultimo oktober van het voorgaande jaar.
3.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
4.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
INDIVIDUELE PENSIOENTOEZEGGING Indien de werkgever een individuele pensioentoezegging doet die afwijkt van het pensioenreglement en deze in het pensioenfonds wenst onder te brengen, zal hierover tussen partijen vooraf overleg plaatsvinden. Het pensioenfonds is niet verplicht een dergelijke pensioentoezegging te accepteren. Indien het pensioenfonds besluit een dergelijke pensioentoezegging te accepteren dan zullen vooraf afspraken gemaakt worden over de wijze van financiering.
4
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
WANBETALING 1.
Indien de werkgever zijn bijdrage niet tijdig heeft voldaan, sommeert het pensioenfonds de werkgever schriftelijk binnen vijf werkdagen na de vervaldag om de bijdrage binnen twee dagen na ontvangst van de sommatie te voldoen.
2.
Indien de werkgever zijn bijdrage niet na sommatie, respectievelijk binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft voldaan, stelt het pensioenfonds in het door de wet bepaalde geval en binnen de wettelijke termijn op de wettelijk voorgeschreven wijze de toezichthouder, het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds en de centrale ondernemingsraad van de groep waartoe de werkgever behoort daarvan op de hoogte.
3.
Indien de financiële positie van het pensioenfonds dit eist, met het oog op haar verplichtingen en de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers pensioengerechtigden en andere belanghebbenden, gaat het pensioenfonds met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven termijn en gehoord het verantwoordingsorgaan over tot premievrijmaking van de aanspraken van de deelnemers. Het pensioenfonds stelt de deelnemers van het besluit tot premievrijmaking op de hoogte.
PREMIEKORTING, VERMOGENSOVERSCHOTTEN, -TEKORTEN EN WINSTDELING 1.
Het pensioenfonds geeft de werkgever geen korting op de premie.
2.
Het pensioenfonds doet geen vermogensoverschotten of delen ervan toekomen aan de werkgever.
3.
Het pensioenfonds brengt de werkgever geen extra premie of koopsom in verband met vermogenstekorten in rekening.
4.
Het pensioenfonds laat de werkgever niet delen in de winst.
GEGEVENSVERSCHAFFING 1.
De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds om met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde deelnemers regelmatig en tijdig alle correcte gegevens te verstrekken die het pensioenfonds nodig heeft voor de vaststelling van de krachtens het pensioenreglement toe te kennen pensioenen.
2.
De benodigde gegevens en de afgesproken termijnen zijn opgenomen in bijlage 1 die aan deze overeenkomst is gehecht. Het format voor de aanlevering van gegevens is opgenomen in bijlage 3 die aan deze overeenkomst is gehecht.
3.
De werkgever is aansprakelijk voor alle schade die het pensioenfonds leidt wegens onjuistheden, onvolkomenheden of ontijdigheden in de aan het pensioenfonds verstrekte gegevens, waarover het pensioenfonds voor een juiste uitvoering van de pensioenregeling dient te beschikken.
AANPASSEN PENSIOENREGLEMENT 1.
De werkgever informeert het pensioenfonds schriftelijk over iedere voorgenomen wijziging in de pensioenafspraken met de vakorganisaties.
5
Artikel 10
2.
Aan de hand hiervan zal het pensioenfonds alvorens de wijziging van de opdracht tot uitvoering te aanvaarden, zo spoedig mogelijk maar in elk geval binnen 3 maanden toetsen of de voorgenomen wijziging van de pensioenregeling − uitvoerbaar is binnen de financieringsafspraken als bedoeld in artikel 3, − niet in strijd is met de wet-en regelgeving − administratief en communicatief uitvoerbaar is − voldoet aan de eigen doelstellingen, beleidsuitgangspunten en risicohouding.
3.
Indien de in lid 2 van dit artikel bedoelde doelstellingen, beleidsuitgangspunten en risicohouding wijzigen, legt het pensioenfonds dit vast in correspondentie met de werkgever en de vakorganisaties. Zodra de werkgever en de vakorganisaties deze wijzigingen hebben onderschreven, worden deze vastgelegd in respectievelijk de statuten en de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.
4.
Na de hiervoor bedoelde aanvaarding van de opdracht stelt het pensioenfonds binnen 3 maanden na de toetsing als bedoeld in lid 2 van dit artikel en de eventuele vastlegging als bedoeld in lid 3 van dit artikel en het daarmee van kracht worden van de gewijzigde pensioenregeling een gewijzigd pensioenreglement op.
COLLECTIEVE WAARDEOVERDRACHT 1.
Bij in- en uittreden van groepen deelnemers en/of gewezen deelnemers gelden de volgende uitgangspunten, definities en rekenregels: Uitgangspunt van de in dit artikel vastgelegde afspraken is: −
In dit artikel worden alleen de basisafspraken tussen de werkgever en pensioenfonds over de hoogte van de te betalen koopsom en de over te dragen afkoopwaarde bij toe- en uittreden van groepen vastgelegd. De afspraken die de werkgever maakt met de ontvangende of overdragende partij zijn niet relevant voor het pensioenfonds.
−
De toeslagverwachting van de (achterblijvende) deelnemers mag niet lijden onder een overdracht van een groep. De hoogte van de overdrachtswaarde dient te passen binnen de afspraken die het pensioenfonds met de herverzekeraar heeft gemaakt.
Onder overdrachtsdatum wordt in dit artikel verstaan: −
bij waardeoverdracht naar het pensioenfonds: de datum waarop het pensioenfonds de inkoopsom ontvangt;
−
bij waardeoverdracht uit het pensioenfonds: de datum waarop het pensioenfonds de waarde overdraagt.
Onder de reële marktwaarde dekkingsgraad (RDG) wordt in dit artikel verstaan: −
Het quotiënt van de marktwaarde van het totale belegde vermogen van het pensioenfonds en de reële marktwaarde voorziening verzekeringsverplichtingen (RMVVP).
6
De RMVVP is de verdisconteerde waarde van de uitkeringenstroom behorende bij de premievrije verzekeringsdelen op de overdrachtsdatum. Deze uitkeringenstroom wordt bepaald op basis van AG prognosetafels 2014, rekeninghoudend met ervaringsfactoren‘zoals door het Verbond van Verzekeraars gepubliceerd in 2010, 1,5% excassovoorziening, een correctie voor uitbetalingswijze van 0,5% en een 2% MVM (risico)opslag waarbij de verdiscontering van de uitkeringenstroom plaats vindt op basis van de ’swap’-rentecurve van De Nederlandsche Bank N.V. (’Rente Termijn Structuur Financieel Toetsingskader’), gecorrigeerd voor de Europese inflatie die geldt op overdrachtsdatum.
−
2.
−
De RDG wordt op 1 decimaal nauwkeurig vastgesteld.
−
Op basis van de uitgangspunten en definities gelden de volgende rekenregels, indien de RDG per de overdrachtsdatum gelijk is aan of kleiner is dan 100% geldt het volgende: De som van de waarde van pensioenaanspraken en -rechten die het pensioenfonds overdraagt of verlangt, is gelijk aan bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de RDG (van het gehele depot) en de RMVVP behorende bij de premievrije verzekeringsdelen van de in- of uittredende groep (gewezen) deelnemers en of pensioengerechtigden per de overdrachtsdatum.
−
Indien de RDG per de overdrachtsdatum groter is dan 100% is de som van de waarde van pensioenaanspraken en -rechten die het pensioenfonds inkoopt of overdraagt gelijk aan de RMVVP behorende bij de premievrije delen van de door het pensioenfonds over te dragen pensioenaanspraken en -rechten.
−
Wanneer door bijzondere, thans nog niet voorzienbare oorzaken, de uitkomsten van het bepaalde in de vorige leden wel leidt tot een voor of nadeel voor de deelnemers, zullen de werkgever en het pensioenfondsbestuur in onderling overleg nadere regels vaststellen.
Indien het pensioenfonds volledig is herverzekerd, gelden in aanvulling op lid 1 bij in- en uittreden van groepen deelnemers en/of gewezen deelnemers de volgende uitgangspunten, definities en rekenregels: −
De koopsom die het pensioenfonds bij de werkgever in rekening brengt in geval van waardeoverdracht naar het pensioenfonds, is ten minste gelijk aan de koopsom die de herverzekeraar bij het pensioenfonds in rekening brengt. De minimale koopsom die de herverzekeraar bij het pensioenfonds in rekening brengt bedraagt 105% van de marktrente voorziening verzekeringsverplichtingen.
−
De overdrachtswaarde die het pensioenfonds beschikbaar stelt in geval van waardeoverdracht door het pensioenfonds, is ten hoogste gelijk aan de overdrachtswaarde die het pensioenfonds van de herverzekeraar ontvangt voor overdracht van de aanspraken.
−
Indien de marktrentedekkingsgraad volgens de herverzekeringsovereenkomst minder is of gelijk is aan 105%, dan, draagt het pensioenfonds ten hoogste een bedrag over dat gelijk is aan de marktrentedekkingsgraad volgens de herverzekeringsovereenkomst vermenigvuldigd met de som van de marktrentevoorziening verzekeringsverplichtingen volgens de herverzekeringsovereenkomst voor de pensioenen van de groep deelnemers en/of gewezen deelnemers.
−
Indien de marktrentedekkingsgraad volgens de herverzekeringsovereenkomst groter is dan 105%, dan, draagt het pensioenfonds ten hoogste een bedrag over dat zo groot is dat de marktrentedekkingsgraad volgens de herverzekeringsovereenkomst voor pensioenen van de achterblijvende personen na overdracht minimaal 105% bedraagt.
7
Artikel 11
Artikel 12
FINANCIELE ONMACHT WERKGEVER 1.
De overeenkomst eindigt op de datum als bedoeld in lid 2 van dit artikel indien de werkgever: − de voorwaarden van deze overeenkomst feitelijk of van rechtswege niet langer kan vervullen wegens overmacht in de zin van artikel 74 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek; − de vergunning voor het uitvoeren van haar activiteiten verliest; − surséance van betaling aanvraagt; − surséance van betaling heeft verkregen; − verwikkeld raakt in een tegen haar gerichte faillissementsprocedure; − failliet is verklaard; − wordt ontbonden of geen rechtspersoon meer is.
2.
Indien één van de in lid 1 van dit artikel genoemde gebeurtenissen zich voordoet is de werkgever verplicht degenen wier pensioen of aanspraak daarop daardoor getroffen worden en het pensioenfonds daarvan onverwijld schriftelijk in kennis te stellen. De beëindiging van deze overeenkomst is rechtsgeldig met ingang van de datum van het betreffende rechterlijke bevel, de beschikking, het vonnis, de mededeling of de betreffende notariële akte.
3.
Het pensioenfonds zal in geval de werkgever gebruik maakt van zijn bevoegdheid het reglement aanpassen aan de gewijzigde situatie.
4.
Indien de financiële positie van het pensioenfonds dit eist, met het oog op haar verplichtingen en de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden, gehoord de actuaris, gaat het pensioenfonds gehoord het verantwoordingsorgaan over tot premievrijmaking van de aanspraken van de deelnemers.
5.
Het pensioenfonds stelt de deelnemers van het besluit tot premievrijmaking op de hoogte.
ALGEMENE VERPLICHTINGEN 1.
De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het verrichten van al hetgeen volgens de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement van het pensioenfonds door de werkgever dient te worden verricht.
2.
De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds te waarborgen dat werknemers die werkzaamheden voor het pensioenfonds in haar administratie verrichten of een statutaire functie in het pensioenfonds bekleden, zonder inmenging van de werkgever alle nodige werkzaamheden voor het pensioenfonds kunnen verrichten of hun functie in het pensioenfonds kunnen bekleden.
3.
De werkgever verbindt zich jegens het pensioenfonds de nodige ruimtes voor overleg en de nodige middelen voor het verrichten van werkzaamheden voor het pensioenfonds te verschaffen, waaronder communicatie met de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
4.
Het pensioenfonds verbindt zich jegens de werkgever tot getrouwe nakoming van de bepalingen in de statuten en het pensioenreglement van het pensioenfonds.
5.
Het pensioenfonds stelt de werkgever terstond schriftelijk ervan in kennis, indien het heeft besloten tot een toeslag die afwijkt van de aanbeveling daarover in de collectieve arbeidsovereenkomst die de werkgever heeft gesloten.
8
Artikel 13
Artikel 14
BEEINDIGING HERVERZEKERINGSOVEREENKOMST 1.
Indien het feit dat het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst heeft met de herverzekeraar die tot dezelfde groep hoort als de werkgever, op grond van nieuwe voorschriften voor verslaglegging van de groep leidt tot een extra last op de balans van de groep waar de werkgever toe behoort, dan kan de werkgever het pensioenfonds schriftelijk verzoeken de herverzekeringsovereenkomst met de herverzekeraar te beëindigen.
2.
Op verzoek van de werkgever als bedoeld in lid 1 zal het pensioenfonds het contract met de herverzekeraar beëindigen, indien de afweging van de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zich daartegen niet verzet. Het pensioenfonds kan hierbij financiële voorwaarden stellen.
3.
Indien de financiële positie van het pensioenfonds zich verzet tegen beëindiging van de herverzekeringsovereenkomst, dan kan het pensioenfonds aan de opzegging daarvan financiële voorwaarden stellen.
INWERKINGTREDING Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2016, wordt gesloten voor de duur van één jaar en eindigt op 31 december 2016.
In tweevoud opgemaakt en getekend te Amsterdam,
december 2015
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Amsterdam,
december 2015
Delta Lloyd Services BV,
R. van Mazijk, voorzitter
H. Geboers, secretaris
9
| Bijlage 1 | | | |
a.
Niveau van dienstverlening.
|1 | |
Uitgangspunten voor Niveau van dienstverrichting Belang van het pensioenfonds
De werkgever onderkent het belang van het pensioenfonds om voldoende invloed en controle te hebben op de administratieve uitvoering en dat tijdsverlies en daarmee gepaard gaande kosten voorkomen worden en dat het pensioenfonds verplichtingen heeft jegens de (gewezen) deelnemers, andere belanghebbenden en de toezichthouders. Dit betekent dat de informatie op grond waarvan het pensioenfonds de regeling uitvoert op tijd, correct en volledig beschikbaar is. Belang van de werkgever Het pensioenfonds op haar beurt onderkent het belang van de werkgever bij zowel een adequate administratie van pensioenen voor (gewezen) deelnemers als bij een tijdige en correcte levering van financiële gegevens door het pensioenfonds die voor de werkgever van belang zijn. Doel Met inachtneming van bovengenoemde belangen dient deze bijlage als vastlegging van afspraken van aan- en afleveringstermijnen en taakverdeling met betrekking tot het mutatieverkeer en de communicatie naar (gewezen) deelnemers pensioengerechtigden, adviseurs en het pensioenfonds. Dit ter bevordering van de correcte en tijdige administratie en communicatie door het pensioenfonds. Werking Onderstaand is het servicepakket weergegeven dat het pensioenfonds zal gaan uitvoeren. Per categorie is voor de belangrijkste zaken een servicenorm weergegeven. Daarbij is aangegeven wanneer of binnen welke termijn de werkgever welke informatie aan het pensioenfonds verschaft. In de uiteindelijke uitvoering van het bepaalde in deze bijlage zal zowel voor de werkgever als voor het pensioenfonds de redelijkheid en de billijkheid prevaleren om te waarborgen dat de belangen van beide partijen niet geschaad worden. Jaarlijkse evaluatie Het pensioenfonds en de werkgever zullen minimaal één keer per jaar de met elkaar gemaakte afspraken evalueren.
b. Afspraken De volgende werkzaamheden worden door het pensioenfonds verricht: 1.
Het pensioenfonds verstrekt op verzoek van de werkgever bestandsextracties voor o.a. bewerkingen ten behoeve van de FAS /IAS berekeningen van de werkgever en gegevens voor SOX controle.
2.
Het pensioenfonds stelt een planningstool beschikbaar, waarmee de deelnemers zelf de resultaten van de flexibele elementen in de pensioenregeling kunnen laten doorrekenen.
3.
Het pensioenfonds verzendt aan de deelnemers jaarlijks voor 1 juli van een jaar een Uniforme pensioenopgave met het ingekochte pensioen op 1 januari van dat jaar. Het pensioenfonds verzendt aan de deelnemer na ontvangst van de melding van indiensttreding een Uniforme pensioenopgave.
4.
Het pensioenfonds verstrekt de werkgever jaarlijks vóór 15 december van een jaar een voorschotfactuur met het geschatte bedrag van de bijdrage voor de jaarlijkse aangroei van de pensioenaanspraken en de dekking van de risico’s en kosten voor het volgende jaar.
1
| Bijlage 1 | | | |
Niveau van dienstverlening.
|2 | |
5.
Het pensioenfonds verzendt jaarlijks voor 1 juli aan de werkgever het jaarverslag van het gesepareerde beleggingsdepot en de verslagstaten die aan de DNB zijn toegezonden.
6.
Het pensioenfonds schrijft de deelnemers uiterlijk 4 maanden vóór de datum van ingang van het pensioen aan. In de brief zullen de uitkeringsgegevens vermeld staan. De nabestaanden van de (gewezen)deelnemers zullen binnen 5 dagen ná ontvangst van de overlijdensmelding worden aangeschreven. Na ontvangst van alle benodigde stukken wordt de uitbetaling binnen 20 dagen geregeld. Er zal echter nooit eerder worden uitgekeerd dan de datum waarop het recht op uitkering ontstaat.
7.
De werkgever levert maandelijks voor de 15e van de maand de mutaties (nieuwe deelnemers, wijzigingen van de contract- en normuren en uitdiensttredingen) van de maand daaraan voorafgaand volledig en correct volgens het afgesproken format als Excel bestand, opgenomen in bijlage 3 bij de overeenkomst, aan het pensioenfonds, met uitzondering van de mutaties van de maanden januari, november en december. De mutaties van de maand april worden voor 15 juni en de mutaties van de maanden november en december worden voor 19 december geleverd.
8.
De werkgever levert voor alle deelnemers jaarlijks binnen tweeënhalve maand na de datum waarop het pensioengevend inkomen moet worden vastgesteld een opgave van dit pensioengevend inkomen.
9.
De werkgever zendt een kopie van de beschikking van het UWV waarin een wijziging in het percentage van de arbeidsongeschiktheid van een deelnemer is vermeld, direct na ontvangst naar het pensioenfonds.
10. Het pensioenfonds informeert de werkgever direct na ontvangst van een bericht van de herverzekeraar over beperkingen of uitsluitingen in de risico-acceptatie.
2
| Bijlage 2 | | Omschrijving Rendement u | |
|1 | |
1. Het rendement u wordt maandelijks vastgesteld op basis van het effectieve rendement van alle euro-obligatieleningen die uitgegeven zijn door de Staat der Nederlanden en voldoen aan elk van de volgende eisen: a de lening is toegelaten tot de definitieve notering van de Officiële Prijscourant van Euronext Amsterdam; b de lening is niet vervroegd aflosbaar; c de gemiddelde resterende looptijd van de lening ligt tussen 2 en 15 jaar; d de omvang van de (restant hoofdsom van de) lening bedraagt minimaal 225 miljoen euro. De toetsing van de leningen aan de omvangseis, zoals omschreven onder d, vindt ultimo elk kalenderjaar plaats. Indien er op het moment waarop het rendement u dient te worden vastgesteld geen leningen aanwezig zijn die aan de bovengenoemde eisen voldoen, behoudt de verzekeraar zich het recht voor een andere rendementsmaatstaf in te voeren. 2. Het rendement u is het gemiddelde van 6 deel-u-rendementen. Een deel-u-rendement wordt tweemaal per maand vastgesteld en wel per de 15de en ultimo van de maand. Ter bepaling van een deel-u-rendement wordt uitgegaan van de op de genoemde data laatst bekende effectieve rendementen van elke lening, zoals gepubliceerd in de Officiële Prijscourant. Een deel-u-rendement is gelijk aan de som van a 10% van het rekenkundig gemiddelde van de medianen van de effectieve rendementen van alle leningen met een gemiddelde resterende looptijd van 2-3 jaar, 3-4 jaar en 4-5 jaar, b 65% van het rekenkundig gemiddelde van de medianen van de effectieve rendementen van alle leningen met een gemiddelde resterende looptijd van 5-6 jaar, 6-7 jaar, 7-8 jaar, 8-9 jaar en 9-10 jaar, c 25% van de mediaan van de effectieve rendementen van alle leningen met een gemiddelde resterende looptijd van 10-15 jaar. 3. Zodra het deel-u-rendement per de 15e van een maand bepaald is, wordt ook het voor de volgende kalendermaand geldende rendement u vastgesteld als het gemiddelde van de zes laatst bekende deel-u-rendementen.
1
| Bijlage 3 | | Format aanlevering gegevens | |
|1 | |
De werkgever levert nieuwe deelnemers als volgt aan: Person eelsnu mmer
Achternaam
Getal
Tussenvoegsels
Voluit schrijven, bijvoorbeel d 'van der'
Voorletters
Geslacht
M/V
Straat
Huis nr
Huisnr Toev
Postcode
Woonplaats
Land
Alleen vullen indien buitenla nd
Getal
Geboor te datum
dd-mmjjjj
Datum Indien st
ddmm-jjjj
Jaarsalari s (Fulltime obv 1976 uur) Getal; Inclusief vakantiege ld en 13e maand (13,96 * maandsala ris o.b.v. 1976 uur per datum in dienst)
Tijd.Functie Toeslag
Ploegentoes Jaarsalar lag is (Totaal obv 1976 uur) Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e Getal; Inclusief maand Getal; vakantiegeld en (13,96 * som van 13e maand ploegentoesl drie (13,96 * voorgaan functioneringstoe ag o.b.v. slag o.b.v. 1976 1976 uur per de kolomme uur per datum in datum in dienst) n dienst)
Betaaluren
Getal; betreft het aantal uren waarover de pensioenopbo uw moet plaatsvinden
Norm ANW uren
Getal
Ja/ne stand indien dan afstan aring mees
De werkgever levert de salariswijzigingen als volgt aan:
Personeelsnumme r
Getal
Jaarsalaris Naam o.b.v. 1976 uur Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e maand (13,96 * maandsalaris o.b.v. 1976 uur)
Overgangsregeling H o.b.v. 1976 uur
Bruto vergoeding Erasmus o.b.v. 1976 uur
Functioneringstoeslag o.b.v. 1976 uur
Ploegentoeslag o.b.v. Actuaristoeslag 1976 uur o.b.v. 1976 uur
Totaal Jaarsalaris o.b.v. 1976 uur
Variabel beloning ob.v. 1976 uur Normuren
Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e maand (13,96 * overgangsregeling H o.b.v. 1976 uur)
Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e maand (13,96 * bruto vergoeding Erasmus o.b.v. 1976 uur)
Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e maand (13,96 * functioneringstoeslag o.b.v. 1976 uur)
Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e maand (13,96 * ploegentoeslag o.b.v. 1976 uur)
Totaal voorgaande zes kolommen
Getal; in het voorgaande jaar uitbetaald
Getal; Inclusief vakantiegeld en 13e maand (13,96 * actuaristoeslag o.b.v. 1976 uur)
Getal
1
| Bijlage 3 | | Format aanlevering gegevens | |
|2 | |
De werkgever levert de uitdiensttreding als volgt aan: Personeelsnummer Naam
Datum uit dienst
getal
dd-mm-jjjj
Reden Uitdienst
De werkgever levert de wijzigingen in parttime percentages als volgt aan:
Personeelsnummer getal
Naam Geen voorschrift. Alleen achternaam is voldoende.
Mutatie datum dd-mm-jjjj
Norm uren getal
Betaaluren
Opmerkingen
getal Betreft het aantal uren waarover de pensioenopbouw moet plaatsvinden
De werkgever levert de tussentijdse afstand van het Anwhiaatpensioen als volgt aan:
Personeelsnummer getal
Naam
Mutatie datum
Geen dd-mm-jjjj voorschrift. Alleen achternaam is voldoende.
Opmerkingen Meesturen afstandsverklaring
2
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd Jaarverslag 2014
Inhoudsopgave Voorwoord
4
Karakteristieken van het pensioenfonds
5
1. Kerncijfers
5
2. Personalia
6
3. Doelstellingen en organisatie pensioenfonds 3.1 Missie, visie en strategie 3.2 Juridische structuur 3.3 Herverzekering en uitvoeringsorganisatie
7 7 8 13
Verslag van het bestuur
14
1. Belangrijkste ontwikkelingen pensioenfonds in 2014, financiële positie en governance 14 1.1 Inleiding 14 1.2 Bestuur 14 1.3 Financiële positie en dekkingsgraad 15 1.4 Toeslagen 19 1.5 Sterftegrondslagen 19 1.6 Communicatie 20 1.7 Wijziging pensioenregeling 21 1.8 Wet versterking bestuur pensioenfondsen en Code Pensioenfondsen 21 1.9 Uitvoeringsovereenkomst 22 1.10 Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) 23 1.11 Geschiktheidsbevordering 24 1.12 Compliance 24 1.13 Klachten en geschillen 25 1.14 Verantwoordingsorgaan 25 1.15 Deelnemersraad 25 1.16 Intern toezicht 25 1.17 Extern toezicht 26 2. Beleggingen en herverzekering 2.1 Herverzekering 2.2 Beleggingsbeleid 2.3 Het beleggingsmandaat 2.4 Verdeling middelen beleggingsdepot 2.5 Verantwoord beleggen 2.6 Terugblik economie en financiële markten 2.7 Aanpassingen in de beleggingsportefeuille en andere bijzonderheden in het verslagjaar
27 27 27 28 29 29 30 32
2.8 Stresstest 2.9 Performance van de beleggingsportefeuille 2.10 Kosten vermogensbeheer
32 32 33
3. Pensioen- en uitvoeringsovereenkomst 3.1 Pensioenovereenkomst 3.2 Uitvoeringsovereenkomst 3.3 Toeslagen 3.4 Ontwikkeling aantal verzekerden
34 34 34 35 35
4. Risicobeheersing 4.1 Beleid 4.2 Risico’s
37 37 37
5. Actuariële analyse
41
6. Toekomstparagraaf
44
Visitatiecommissie
45
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
47
Jaarrekening
50
Overige gegevens
74
Voorwoord In dit jaarverslag geven wij u een beeld van de ontwikkelingen in 2014 en de financiële positie eind 2014 van de Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd. Het jaar 2014 stond in het teken van aanpassing van de pensioenregeling en nieuwe regelgeving. De financiële positie is verder verbeterd door een stijging van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad (DNB-dekkingsgraad voor publicatiedoeleinden) is dit verslagjaar toegenomen met 9%-punt tot 132% terwijl de gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen in 2014 met 2% daalde naar 108%. Ook dit jaar konden wij, conform onze ambitie, een volledige toeslag toekennen. De pensioenaanspraken en ingegane pensioenen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hebben wij verhoogd met de prijsontwikkelingen volgens het CBS. Omdat aan werknemers van Delta Lloyd geen CAO-verhoging is toegekend, hebben wij de pensioenaanspraken van deelnemers niet verhoogd. Het beleggingsjaar 2014 stelt ons tevreden. Het totale rendement kwam uit op 27,7%. De steeds lagere rente baart ons zorgen. Maar doordat wij het renterisico grotendeels hebben afgedekt, heeft de lagere rente nauwelijks invloed gehad op onze dekkingsgraad en konden wij een mooie beleggingsperformance realiseren. Het huidige beleggingsbeleid heeft zijn waarde in dit verslagjaar weer bewezen. Dit beleggingsbeleid gecombineerd met lage kosten zorgden ervoor dat ons pensioenfonds door Investment & Pensions Nederland (IPN), in samenwerking met het Financieele Dagblad (FD), in 2014 is uitgeroepen door het beste DB/CDC pensioenfonds. De communicatie hebben wij verder verbeterd door het implementeren van een vernieuwde en moderne website met pensioenplanner. Verder hebben wij veel aandacht besteed aan het aanpassen van de pensioenregeling en het pensioenreglement in het kader van de fiscale regelgeving (Witteveenkader), aanpassen van de fondsdocumenten in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code pensioenfondsen en de gevolgen van het nieuwe Financieel Toetsingskader voor pensioenfondsen. Per 1 januari 2015 is de heer H.M.B. van Alphen voor een periode van 4 jaar herbenoemd als bestuurslid. Per die datum is de heer N.W. Hoek afgetreden als lid van het pensioenfondsbestuur. In zijn plaats is per 13 mei 2015 de heer G.J. van Rooijen benoemd als lid van het pensioenfondsbestuur. Op 1 juli 2014 is, naar aanleiding van besluiten uit hoofde van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, de deelnemersraad opgeheven. De deelnemersraad is tot op het laatste moment zeer betrokken geweest bij het pensioenfonds door het geven van gevraagde en ongevraagde adviezen. Het pensioenfondsbestuur heeft de inbreng van de deelnemersraad erg op prijs gesteld en bedankt dan ook alle leden van de deelnemersraad. Daarnaast bedanken wij ook de leden van het verantwoordingsorgaan, de adviseurs en de medewerkers van het pensioenfonds voor de bijdrage die zij in 2014 hebben geleverd aan het goed functioneren van ons pensioenfonds. Amsterdam, 28 mei 2015 Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
R. van Mazijk, voorzitter
H.A.N. Geboers, secretaris 4
Karakteristieken van het pensioenfonds 1. Kerncijfers 2014
2013
2012
2011
2010
2009
4311 5495 3379
4437 5409 3299
4546 5363 3179
4564 5210 3116
4707 5197 2997
4756 5116 2950
61.228 61.228 61.228 2.204 15.361 56.554
61.573 61.573 61.573 2.075 12.069 54.712
63.883 55.493 60.635 2.121 12.688 53.229
60.349 55.538 65.528 2.169 11.541 51.837
62.926 57.689 70.709 2.620 3.583 50.222
47.680 47.680 50.438 3.185 3.456 47.983
Toeslagverlening (voorwaardelijk) Deelnemers (ultimo v/h jaar) Gewezen deelnemers/pensioengerechtigden (ultimo v/h jaar)
0,00%
1,25%
1,05%
0%
2,516%
0%
0,75%
0,90%
1,22%
0,93%
1,38%
0,40%
Achterstand toeslagverlening Deelnemers (ultimo v/h jaar) Gewezen deelnemers/pensioengerechtigden (ultimo v/h jaar)
0,70%
0,70%
0,70%
0%
0%
0%
2,21%
2,21%
2,21%
1,40%
0%
0%
Vermogen en solvabiliteit (x € 1.000) Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Pensioenverplichtingen op basis van RTS van DNB Pensioenverplichtingen op basis van 3%-rekenrente DNB-dekkingsgraad t.b.v. verslagleggingsdoeleinden DNB-dekkingsgraad t.b.v. publicatiedoeleinden Reële dekkingsgraad
393.970 1.207 2.158.213 1.779.153 118% 132% 96%
303.977 1.075 1.806.658 1.737.586 117% 123% 84%
229.403 977 1.843.674 1.678.159 112% 122% 79%
78.134 922 1.684.112 1.611.029 105% 114% 70%
268.538 1.100 1.450.791 1.559.598) 119% 117% 78%
129.144 0 1.258.150 1.437.638 110% 121% 79%
Beleggingen (x € 1.000) Actuele waarde Beleggingsopbrengsten
2.850.755 623.334
2.234.799 -21.037
2.255.545 338.931
1.921.102 211.003
1.675.478 163.440
1.521.466 63.281
58.609 553.068
62.351 448.599
67.595 316.202
72.766 260.823
73.730 305.877
76.386 318.102
2.020.673 213.830 4.575
1.615.282 100.287 8.280
1.560.884 306.089 4.775
1.410.268 180.727 -3.482
1.253.869 43.142 -1.140
1.124.296 891 1.791
27,7% 28,2% 33,8% 28,2% 8,8% 10,9%
-0,9% -5,7% -4,4% -5,7% 15,4% 15,0%
17,2% 7,7% 18,1% 7,7% 13,0% 13,2%
12,7% 15,6% 19,0% 15,6% -8,5% -4,0%
10,7% 9,3% 10,0% 9,3% 15,7% 10,4%
4,3% -1,6% 0,5% -1,6% 15,2% 24,6%
Aantal verzekerden Actieve deelnemers Gewezen deelnemers (‘slapers’) Pensioengerechtigden Pensioenen (x € 1.000) Kostendekkende premie *) Gedempte premie *) Feitelijke premie *) Uitvoeringskosten Garantiekosten Uitkeringen
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden incl. liquide middelen Derivaten Overige beleggingen Beleggingsrendement Totale portefeuille Benchmark (**) Matchingportefeuille Benchmark (*) Rendementsportefeuille Benchmark (*)
Met ingang van 1 januari 2013 is, gezien de herverzekering, de (gedempte) kostendekkende premie gelijk gesteld aan de feitelijke premie (*) De benchmark geeft de mutatie van de verplichtingen weer
5
2. Personalia Bestuur
Bestuursleden voorgedragen door de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
(Her)benoemd tot
Leeftijd op 31 dec. 2014
M/V
Belangrijkste functie naast lid pensioenfonds *)
R. van Mazijk
Voorzitter
2-4-2013
1-7-2018
50 jaar
man
Mr. drs. E.W. GaleslootVaal
Plv. voorzitter
5-11-2010
1-7-2017
52 jaar
vrouw
COO Delta Lloyd Asset Management Directeur HRM, Group Legal & Group Business Development
Drs. N.W. Hoek (tot 1 januari 2015)
Lid
1-4-2011
1-7-2015 en afgetreden op 1-1-2015
58 jaar
man
Voorzitter RvB DL NV (tot 1 januari 2015)
Drs. G.J. van Rooijen AAG (vanaf 13 mei 2015)
Lid
13-5-2015
1-6-2019
42 jaar
man
Directeur DL Schade
Bestuursleden voorgedragen namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
(Her)benoemd tot
Leeftijd op 31 dec. 2014
M/V
Belangrijkste functie naast lid pensioenfonds *)
H.A.N. Geboers
Secretaris
1-1-2013
1-1-2017
50 jaar
vrouw
Strategisch consultant DLL
Drs. H.M.B. van Alphen RBA (herbenoemd per 1 januari 2015)
Lid
28-5-2010
1-1-2015
45 jaar
man
Projectmanager Capital Management & ERM
Bestuurslid voorgedragen namens de pensioengerechtigden: Naam Functie in Bestuurslid bestuur vanaf
(Her)benoemd tot
Leeftijd op 31 dec. 2014
M/V
Belangrijkste functie naast lid pensioenfonds *)
Mr. T.J.M. Roos
1-1-2017
67 jaar
man
Diverse commissariaten
Lid
1-1-2013
*) Niet alle (neven)functies zijn in het verslag opgenomen, maar zijn wel bekend bij de Compliance Officer
Managementteam Naam
Functie
T.J.A. Krekel RA
Voorzitter MT, en manager van het pensioenfonds
C.J.M. Cortooms
Secretaris
Ing. W.T.J. Overboom
Algemeen adviseur
Mr. M.L.A.M. Sarton
Juridisch adviseur
Drs. J.L.A.G. Hubers AAG CERA
Actuarieel adviseur
Administratie Pensioenfonds C.J.M. Cortooms M.J. Sparidans Drs. E.E.M. van der Waarden Drs. M.W.P. Ummelen
Administrateur Administratief medewerker Administratief medewerker Communicatieadviseur
Certificerend Actuaris
Accountant
Ernst & Young Actuarissen
Ernst & Young Accountants
Compliance officer Mr. drs. Y.E.H. Scheurwater
6
3. Doelstellingen en organisatie pensioenfonds 3.1 Missie, visie en strategie Missie De Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd is een betrouwbare en professionele pensioenuitvoerder die uitvoering geeft aan de pensioenovereenkomst die de werkgever heeft afgesloten met de werknemersorganisaties. Hierbij verleent het pensioenfonds pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en hun nabestaanden volgens de regels zoals nader in het pensioenreglement is omschreven en die in overeenstemming is met de bestaande wet- en regelgeving. Binnen de financieringsmogelijkheden streeft het pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de pensioenen van de pensioengerechtigden, zowel nu als in de toekomst, zo goed mogelijk in stand te houden. Visie en doelstellingen Het pensioenfonds streeft naar een effectieve en efficiënte uitvoering, met een voor de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden beheerst risico, waarmee de ambitie van het pensioenfonds wordt gerealiseerd met inachtneming van de financiering die met de werkgever is afgesproken (de realisatie van deze doelstelling is opgenomen onder paragraaf 1.4 in het verslag van het bestuur). Het pensioenfonds stelt een evenwichtige belangenafweging tussen de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever centraal. Het pensioenfonds besteedt veel aandacht aan communicatie met belanghebbenden. Het pensioenfonds is transparant, toegankelijk en wil betrouwbaar en deskundig zijn. Ook wil het pensioenfonds reële verwachtingen bij (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden wekken en nakomen. Daarbij wil het pensioenfonds aan deelnemers inzicht en keuzemogelijkheden geven met betrekking tot het opgebouwde en nog op te bouwen pensioen. Om dit te bereiken zijn ondermeer de website en de pensioenplanner ‘Op Koers’ hierop ingericht (de realisatie van deze doelstelling is opgenomen onder paragraaf 1.6 in het verslag van het bestuur). Pensioen is en blijft een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Economische en maatschappelijke ontwikkelingen en overheidsmaatregelen hebben echter onzekerheid tot gevolg. Het is aan het pensioenfonds om op deze ontwikkelingen en maatregelen waar mogelijk in te spelen en tenminste de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever te wijzen op deze ontwikkelingen en acties die naar aanleiding daarvan nodig kunnen zijn. Het pensioenfonds belegt het pensioenvermogen in beleggingsfondsen die beleggen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed waarbij aspecten van klimaat, gezondheid, veiligheid en ondernemingsstructuur (ESG) zoveel mogelijk worden meegenomen (de realisatie van deze doelstelling is opgenomen onder paragraaf 2.5 in het verslag van het bestuur). Strategie Het pensioenfonds kiest voor een bestuurlijke inrichting die de missie en visie ondersteunt. Het pensioenfonds richt zich op het beheersen van financiële risico’s en het creëren van extra rendement waarmee het behoud van koopkracht van de opgebouwde en ingegane pensioenen nastreeft, waarbij de kans op het verlagen van de pensioenen en de opgebouwde aanspraken gering is als gevolg van de herverzekering. Het pensioenfonds wil zijn missie en visie realiseren met een eigen beperkte organisatie waarbij: • administratie en vermogensbeheer wordt uitbesteed • de communicatie door de eigen organisatie zelf wordt verzorgd. Daarnaast zorgt een prudent beleggingsbeleid, waarbij het renterisico grotendeels is afgedekt, voor een relatief goede financiële positie. 7
3.2 Juridische structuur Het pensioenfonds is een stichting, opgericht in 1970 en statutair gevestigd in Amsterdam. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41198865. Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds kent de volgende organen en commissies: • Bestuur • Managementteam • Beleggingscommissie • Communicatiecommissie • Verslagleggingscommissie • Geschillencommissie • Visitatiecommissie • Verantwoordingsorgaan • Deelnemersraad (tot 1 juli 2014) De organen en commissies worden ondersteund door de manager van het pensioenfonds, de administrateur en een aantal pensioenmedewerkers. Daarnaast zijn een aantal (externe) deskundigen betrokken bij het pensioenfonds: een certificerend accountant, een raadgevend en certificerend actuaris, een juridisch adviseur, een communicatieadviseur, een algemeen adviseur en een compliance officer. In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen die per 1 juli 2014 volledig van kracht is geworden, is besloten om de governancestructuur grotendeels ongewijzigd te laten. Belangrijkste wijzigingen in de governance zijn dat per 1 juli 2014 de deelnemersraad is opgehouden te bestaan en dat het intern toezicht, in de vorm van een visitatiecommissie, jaarlijks gaat visiteren. Dat was tot nu toe één keer in de drie jaar. Daarnaast is het verantwoordingsorgaan uitgebreid met één werknemerslid en zijn de adviesrechten van het verantwoordingsorgaan uitgebreid conform hetgeen in de wet is geregeld (in paragraaf 1.8 van het verslag van het bestuur wordt verder ingegaan op de overwegingen en de wijzigingen). De werkgever blijft met twee leden vertegenwoordigd in het verantwoordingsorgaan. Ook is in de governance rekening gehouden met de regels uit de Code pensioenfondsen die per 1 januari 2014 van kracht is geworden. In paragraaf 1.8 van het verslag van het bestuur wordt verder ingegaan op de overwegingen en de wijzigingen naar aanleiding van deze Wet en Code. 1. Bestuur Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit zes leden: drie werkgeversleden, twee werknemersleden en één gepensioneerd lid. De samenstelling is weergegeven op pagina 6. De werkgeversleden zijn voorgedragen door de werkgever, de werknemersleden zijn voorgedragen door de Ondernemingsraad (OR) en het gepensioneerd lid is voorgedragen door de Vereniging van Gepensioneerden van Delta Lloyd Groep (VGdlg). Voor (kandidaat) bestuursleden is een functieprofiel vastgesteld, dat specifiek is gericht op het aandachtsgebied (commissie) waarvoor het bestuurslid verantwoordelijk is. Aan de voordracht van de OR en de VGdlg kunnen, op een schriftelijk door ten minste dertig deelnemers c.q. pensioengerechtigden getekend verzoek, kandidaten worden toegevoegd, indien zij passen binnen het gewenste functieprofiel. In dat geval zullen er verkiezingen worden gehouden. De deelnemers- en gepensioneerde bestuursleden zijn door het bestuur voor een periode van vier jaar benoemd. De werkgeversbestuursleden waren vóór 1 januari 2014 door het bestuur voor onbepaalde tijd benoemd. In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen is de zittingsduur gewijzigd. Per 1 januari 2014 is de zittingsduur van alle bestuursleden maximaal 4 jaar en kunnen zij twee keer herbenoemd worden. Indachtig de Code pensioenfondsen streeft het pensioenfonds naar een divers bestuur, maar wel binnen de beperkingen van een klein team en de eisen die aan bestuurders worden gesteld. Bij nieuwe benoemingen zal het bestuur, daar waar mogelijk, rekening houden met de diversiteitscriteria die in de Code zijn opgenomen. In het besturingsreglement is op genomen dat het bestuur streeft naar 8
een bestuur waarin: - tenminste één lid een man is en tenminste één lid een vrouw is; - tenminste één lid de leeftijd van 40 jaar nog niet heeft bereikt en tenminste één lid de leeftijd van 40 jaar of ouder heeft. Het bestuur bestaat uit drie mannen en twee vrouwen. Er zijn geen bestuursleden die jonger zijn dan 40 jaar. In het kader van de Wet versterking bestuur is ook de ontslag- en schorsingprocedure voor bestuurders aangescherpt. Bij disfunctioneren kan het bestuurslid worden geschorst of ontslagen. In de procedure is opgenomen dat ook het verantwoordingorgaan gehoord wordt. Bij schorsing mag het bestuurslid dat is geschorst geen bestuurstaken vervullen. Het bestuur vergadert minimaal één keer per kwartaal en daarnaast zo vaak als de voorzitter of tenminste twee andere bestuursleden dat wensen. Het bestuur bepaalt het beleid en is onder meer verantwoordelijk voor: - het beoordelen en accepteren van door CAO-partijen gemaakte afspraken op uitvoerbaarheid en de financiering daarvan; - de uitvoering van de pensioenovereenkomst op basis van de uitvoeringsovereenkomst; - de waarborging van een goede governance; - een beheerste en integere bedrijfsuitvoering; - uitvoeren van een adequaat risicomanagement; - de besluiten over de vaststelling van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), pensioenreglement, statuten en overeenkomsten; vaststellen en monitoren van het beleggingsbeleid; - de informatieverstrekking en andere communicatie naar de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden; het vaststellen van de jaarrekening en jaarverslag. De beleidsbesluiten worden voorbereid door het managementteam en diverse commissies. 2. Managementteam Het managementteam bestaat uit de manager, de administrateur en drie adviseurs (juridisch adviseur, actuarieel adviseur en algemeen adviseur) en handelt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur conform de voor het team geldende instructie. De samenstelling is weergegeven op pagina 6. De belangrijkste taken zijn het bestuur tijdig informeren over nieuwe ontwikkelingen, beleid voor te stellen dat aansluit op nieuwe wet- en regelgeving en wijzigingen in de CAO, voorbereiden van bestuursbesluiten die hieruit voortvloeien en het zorgen voor uitvoering van bestuursbesluiten. Het managementteam vergadert in de regel één keer per maand. 3. Beleggingscommissie De beleggingscommissie bestaat uit twee bestuursleden en de manager en wordt ondersteund door vertegenwoordigers van de vermogensbeheerder en de herverzekeraar. De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft de volgende taken: - het bestuur adviseren over het bereiken dan wel behouden van een optimale balans tussen risico en rendement om de toeslagenambitie te kunnen realiseren; het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerder van de herverzekeraar, Delta Lloyd Asset Management (DLAM), op de uitvoering van het beleggingsmandaat en performance van de beleggingen. De prestaties van DLAM worden beoordeeld op de vooraf uitgesproken verwachtingen en de verschillen met de benchmark; - het bestuur adviseren over wijzigingen in het mandaat.
9
De beleggingscommissie was in 2014 als volgt samengesteld: Naam Functie Drs. N.W. Hoek voorzitter T.J.A. Krekel RA secretaris Drs. H.M.B. van Alphen RBA lid Voor de risicobeheersing op lange termijn zijn in de vergaderingen van de commissie ook aanwezig drs. J.C. de Zwart als vertegenwoordiger van de herverzekeraar, drs. F.A.J. de Rek, R.T. de Jonge en G. Zwaan als vertegenwoordigers van de vermogensbeheerder DLAM. 4. Communicatiecommissie De communicatiecommissie bestaat uit 2 bestuursleden, de manager en de interne communicatieadviseur. De verantwoordelijkheid van deze commissie is te zorgen dat voorzien wordt in de informatiebehoefte op pensioengebied, gericht op de verschillende doelgroepen (deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers) en op de diverse gebeurtenissen die zich kunnen voordoen. De commissie wordt, indien nodig, ondersteund door een externe communicatieadviseur. De communicatiecommissie was in 2014 als volgt samengesteld: Naam Functie Mr. T.J.M. Roos Drs. M.W.P. Ummelen H.A.N. Geboers T.J.A. Krekel RA
voorzitter secretaris en communicatieadviseur lid lid
5. Verslagleggingscommissie De verslagleggingscommissie bestaat uit één bestuurslid, de manager, de administrateur, de actuarieel adviseur en een vertegenwoordiger van de herverzekeraar. De verantwoordelijkheid van deze commissie is te zorgen voor tijdige, correcte en volledige verslaglegging volgens de wettelijke voorschriften, de richtlijnen van de toezichthouder en richtlijnen voor de jaarverslaglegging (RJ610). Het verschaffen van de cijfers voor de verslagen is uitbesteed aan de herverzekeraar. De verslagleggingscommissie was in 2014 als volgt samengesteld: Naam Functie R. van Mazijk Voorzitter C.J.M. Cortooms secretaris T.J.A. Krekel RA lid Drs. J.L.A.G. Hubers AAG CERA
lid
Drs. B.W. van der Beek
lid
6. Geschillencommissie De geschillencommissie bestaat uit drie bestuursleden. Een deelnemer, gewezen deelnemer, een pensioengerechtigde of andere belanghebbenden kunnen een klacht indienen indien zij vinden dat zij in hun rechten worden geschaad. De klacht wordt in eerste instantie behandeld door de administrateur. Bezwaar tegen de afhandeling van de klacht kan worden ingediend bij de manager van het pensioenfonds. Als de klager het niet eens is met de uitkomst van het bezwaarschrift kan de klager een geschil indienen bij de geschillencommissie.
10
De geschillencommissie was in 2014 als volgt samengesteld: Naam Functie Mr. drs. E.W. Galesloot-Vaal H.A.N. Geboers Drs. H.M.B. van Alphen RBA
voorzitter lid lid
7. Visitatiecommissie Het intern toezicht wordt binnen het pensioenfonds ingevuld door een visitatiecommissie. Het bestuur geeft aan de visitatiecommissie jaarlijks de opdracht het functioneren van het pensioenfonds kritisch te beoordelen. De periodiciteit was een keer in de drie jaar, maar in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen is besloten om vanaf 1 juli 2014 jaarlijks een visitatie uit te voeren. De leden van de visitatiecommissie worden door het bestuur benoemd voor de duur van de betreffende opdracht en maken niet meer dan drie opeenvolgende jaren onderdeel uit van de visitatiecommissie. De jaarlijkse visitatie heeft begin 2015 plaatsgevonden. De bevindingen van de visitatiecommissie zijn in het jaarverslag 2014 opgenomen. De visitatie is uitgevoerd door de heren J.H.M. van de Vall (voorzitter visitatiecommissie) en D.H. Mik en mevrouw mr. M.W.J. Swalef, die alle drie verbonden zijn aan de Stichting Intern Toezicht Pensioen. De taken van de visitatiecommissie zijn, conform het Reglement visitatiecommissie, de volgende: • toezicht houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds; • toezicht op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De visitatiecommissie betrekt de naleving van de Code Pensioenfondsen bij haar taak. 8. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestond tot 1 juli 2014 uit 6 personen. Twee leden zijn voorgedragen door de werkgever, twee leden door de deelnemers en twee leden door de pensioengerechtigden. Na 1 juli 2014 bestaat het verantwoordingsorgaan uit 7 personen. Drie leden zijn voorgedragen door de deelnemers, twee leden door de pensioengerechtigden en twee leden door de werkgever. In het Reglement verantwoordingsorgaan zijn de samenstelling, taken en bevoegdheden, vergaderingen van het verantwoordingsorgaan en vergaderingen van het verantwoordingsorgaan met het bestuur uitgewerkt. Het verantwoordingsorgaan heeft onder meer de bevoegdheid een oordeel op hoofdlijnen te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede de keuze voor de toekomst aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan onder meer recht om advies uit te brengen over: • de vorm en inrichting van het interne toezicht • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillencommissie • het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst Bij de samenstelling van het verantwoordingsorgaan wordt er naar gestreefd dat • tenminste één lid een man is en tenminste één lid een vouw is; • tenminste één lid de leeftijd van 40 jaar nog niet heeft bereikt en tenminste één lid de leeftijd van 40 jaar of ouder heeft. Dit is ook gerealiseerd. De leden van het verantwoordingsorgaan worden door het bestuur benoemd en de samenstelling in 2014 was als volgt:
11
Naam
Functie
Aftredend
leeftijd op 31 dec. 2014
M/V
Drs. E.W. Touw N. Yacoubi Ing. E. van Veldhuisen r.r. (per 1 juli 2014) B.J. Bijlsma Drs. A.G.W. Termeulen J. Kiliaan D.F.P. Mol (per 1 januari 2014)
voorzitter, pensioengerechtigd lid secretaris, deelnemerslid werknemerslid
1-1-2016 1-1-2018 1-7-2018
64 jaar 36 jaar 52 jaar
man vrouw man
werknemerslid pensioengerechtigd lid werkgeverslid werkgeverslid
1-1-2016 1-1-2018 1-1-2018 1-1-2016
58 jaar 62 jaar 60 jaar 31 jaar
man man vrouw man
De zittingsduur van een lid van het verantwoordingsorgaan is maximaal vier jaar. Een lid van het verantwoordingsorgaan kan maximaal twee keer worden herbenoemd. 9. Deelnemersraad. Per 1 juli 2014 is de deelnemersraad opgehouden te bestaan. De deelnemersraad bestond uit 6 personen. De leden van de deelnemersraad werden benoemd door de vakbonden en de VGdlg en de samenstelling was tot 1 juli 2014 als volgt: Naam Functie Aftredend Drs. W. de Boer AAG
voorzitter, pensioengerechtigd lid
1-7-2014
man
Mr. H.C. Lindveld
secretaris, deelnemerslid
1-7-2014
vrouw
Drs. P.E. Courant CPA
deelnemerslid
1-7-2014
man
Ing. E. van Veldhuisen r.r.
deelnemerslid
1-7-2014
man
T. Pennings
deelnemerslid
1-7-2014
man
Drs. A.G.W. Termeulen
pensioengerechtigd lid
1-7-2014
man
10. Manager De manager is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken en coördineert het contact tussen de diverse organen, de werkgever, toezichthouders, de herverzekeraar, de certificerend accountant en de certificerend actuaris. De huidige manager, de heer T.J.A. Krekel RA, is voor onbepaalde tijd benoemd. 11. Administrateur De administrateur coördineert de werkzaamheden binnen het administratieteam, draagt zorg voor afhandeling van de vragen van alle deelnemers, beoordeelt de mutaties die de werkgever opgeeft, houdt toezicht op de administratieve verwerking door de herverzekeraar en ondersteunt de manager bij zijn overige taken. De huidige administrateur, mevrouw C.J.M. Cortooms, is voor onbepaalde tijd benoemd. 12. Compliance officer De voornaamste taak van de compliance officer is het houden van onafhankelijk toezicht op de naleving van de gedragscode. De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds. Daarnaast adviseert de compliance officer het bestuur indien er sprake is van een persoonlijk tegenstrijdig belang. De huidige compliance officer, mevrouw Y. Scheurwater, is voor onbepaalde tijd benoemd. 13. Overige functionarissen De organen van het pensioenfonds kunnen zich terzijde laten staan door de juridisch adviseur, de heer mr. M.L.A.M. Sarton, de actuarieel adviseur, de heer J.L.A.G. Hubers AAG CERA) en de 12
algemeen adviseur, de heer ing. W.T.J. Overboom. De juridisch adviseur ziet tevens toe op implementatie van wet- en regelgeving. 3.3 Herverzekering, uitbesteding en uitvoeringsorganisatie Het pensioenfonds heeft de pensioenverplichtingen volledig herverzekerd bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V. De herverzekeraar garandeert de verzekerde (nominale) opgebouwde pensioenaanspraken en uitkeringen. De beleggingen ter dekking van de verzekeringsverplichtingen heeft de herverzekeraar ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (garantiedepot). Het vermogen in het garantiedepot is volgens de herverzekeringsovereenkomst vastgesteld op 105% van de marktrentedekkingsgraad. Het vermogensoverschot, het vermogen boven een marktrente dekkingsgraad van 105%, is ondergebracht in een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. Met het overwaardedepot worden de toeslagen gefinancierd. De herverzekeringsovereenkomst loopt tot 1 januari 2016. In hoofdstuk 2 “Beleggingen en herverzekering” doen wij verslag van de ontwikkelingen op het gebied van het vermogensbeheer en de ontwikkelingen die zich in het verslagjaar binnen de beleggingsportefeuille hebben voorgedaan. De herverzekeraar heeft het vermogensbeheer van het garantiedepot uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management N.V. Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer van het overwaarde depot uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management N.V. en de pensioenadministratie uitbesteed aan Delta Lloyd Levensverzekering N.V. De communicatie van het pensioenfonds wordt grotendeels in eigen beheer uitgevoerd, waarbij de website en planner wordt onderhouden door een externe partij. Het niveau van de dienstverlening en de kosten die daarmee gemoeid zijn, is in een aantal Service Level Agreements (SLA’s) vastgelegd.
13
Verslag van het Bestuur 1. Belangrijkste ontwikkelingen van het pensioenfonds in 2014, financiële positie en governance 1.1 Inleiding In het verslag van het bestuur hebben wij de belangrijkste ontwikkelingen in 2014, financiële positie van het pensioenfonds, governance van het pensioenfonds, beleggingen, pensioenuitvoering en risicobeheersing opgenomen. Niet alleen hebben wij veel aandacht besteed aan het monitoren van de financiële positie, maar is er ook aandacht besteed aan onder meer governance, fondsdocumenten, communicatie, pensioenontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor het pensioenfonds. In het kader van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, die in 2013 is aangenomen, hebben CAO-partijen de pensioenregeling per 1 januari 2014 aangepast. Per die datum is de pensioenleeftijd verhoogd van 65 naar 67 en is het opbouwpercentage van de directieregeling verlaagd van 2,25% naar 2,15%. In 2014 besloten de CAO-partijen vervolgens om per 1 januari 2015 de pensioenregeling verder aan te passen en deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe fiscale regelgeving (Witteveen 2015). Het maximale opbouwpercentage is per 1 januari 2015 verder verlaagd naar 1,875% en het pensioengevend inkomen is gemaximeerd tot € 100.000. Daarentegen wordt de franchise in de pensioenregeling in twee stappen verlaagd naar € 13.000. Wij hebben het pensioenreglement conform de CAO-afspraken aangepast. Voor salarissen boven € 100.000 zal de werkgever, buiten het pensioenfonds om, een pensioenvoorziening faciliteren. De werkgever heeft in 2013 aan het pensioenfonds gevraagd om de uitvoeringsovereenkomst aan te passen zodanig dat de werkgever alleen de 3%-premie, vermeerderd met de administratiekosten, de verschuldigde garantiepremie en de overige kosten van het pensioenfonds, hoeft te betalen. Na veel discussie, onderzoek en raadpleging van externe juridische adviseurs heeft het bestuur besloten om de bepaling in de uitvoeringsovereenkomst dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie moet betalen als de 3%-premie lager is dan de gedempte kostendekkende premie, te schrappen. Daarnaast is per 1 januari 2014 de Code pensioenfondsen ingegaan en is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen per 1 juli 2014 volledig van kracht geworden. De organisatiestructuur en de fondsdocumenten hebben wij hierop aangepast. Eind 2014 is het nieuwe financieel toetsingskader (nFTK) door de Eerste Kamer aangenomen. Vanaf 2015 volgen wij de regels van het nFTK. Ook is de financiële positie van het pensioenfonds in 2014 versterkt door een mooi beleggingsrendement, resulterend in hogere dekkingsgraad. In juni 2014 kreeg het pensioenfonds van Investment & Pensions Nederland in samenwerking met het Financieele Dagblad een pensioen-award als beste pensioenfonds in de categorie DB/CDC. Bij het opstellen van het jaarverslag hebben wij de voorschriften uit de Pensioenwet en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving die van toepassing zijn over 2014, nageleefd. 1.2 Bestuur Het bestuur kwam in het verslagjaar 2014 in een vergadering acht keer bij elkaar. De belangrijkste punten op de bestuursagenda in 2014 waren: - Financiële positie en dekkingsgraad - Beleggingsperformance en beleggingsmandaat - Renterisico - Missie, visie en strategie 14
-
Aanpassing uitvoeringskosten met betrekking tot gedempte kostendekkende premie Wijzigingen pensioenreglement, statuten, ABTN en andere fondsdocumenten Jaarverslag 2013 en staten DNB ALM-studie en toeslagambitie Bestuursstructuur en governance Communicatie Herziening financieel toetsingskader Aanpassingen fiscale regelgeving (Witteveenkader) Visitatie Gedragscode Functieprofielen en geschiktheidsplan Planning en voortgang activiteiten pensioenfonds Toeslagtoekenning Ervaringssterfte Compliance Aflopen herverzekerings- en uitvoeringsoverkomst per 1 januari 2016
Bestuursleden ontvangen geen beloning. Gemaakte onkosten worden op declaratiebasis vergoed. Het gepensioneerde lid ontvangt een vaste onkostenvergoeding van € 25,00 per maand. Personalia Per 1 januari 2015 is de heer drs. N.W. Hoek afgetreden als bestuurslid van het pensioenfonds. In zijn plaats is per 13 mei 2015 de heer drs. G.J. van Rooijen AAG benoemd als bestuurslid. Daarnaast is per 1 januari 2015 de heer H.M.B. van Alphen herbenoemd als bestuurslid. De toezichthouder DNB heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen deze benoemingen. In het verantwoordingsorgaan zijn per 1 januari 2014 D.F.P. Mol, werkgeversvertegenwoordiger, en per 1 juli 2014 E. van Veldhuisen, werknemersvertegenwoordiger, benoemd als lid. De samenstelling van het bestuur en het verantwoordingsorgaan en de data van aan- en aftreden zijn vermeld op pagina 6 en respectievelijk pagina 11. 1.3 Financiële positie en dekkingsgraad De ontwikkeling van de financiële positie van het fonds geven wij weer in de dekkingsgraad. Deze maatstaf geeft de mate weer waarin de verplichtingen zijn gedekt door de aanwezige middelen. Het pensioenfonds berekent vier dekkingsgraden, namelijk: - DNB-dekkingsgraad voor publicatiedoeleinden, die wordt berekend op basis van de richtlijnen van DNB; - Marktrentedekkingsgraad, die wordt gehanteerd voor het interne financiële beleid; - DNB-dekkingsgraad voor verslagleggingsdoeleinden, omdat het juridisch vermogen bij een herverzekerd pensioenfonds afwijkt van het economisch vermogen. - Reële dekkingsgraad, om te laten zien wat de verplichtingen zouden zijn, inclusief de toekomstige toeslagen op basis van de in de markt verwachte prijsinflatie. De definities van de berekende dekkingsgraden zijn vermeld aan het eind van deze paragraaf. Wij berekenen de waarde van de pensioenverplichtingen zowel op basis van de rentetermijnstructuur die in de markt wordt gebruikt (swap-rente) als op basis van de door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde rentetermijnstructuur. DNB past sinds eind december 2011 de rentetermijnstructuur aan door uit te gaan van de 3-maands gemiddelde rente. Sinds september 2012 heeft DNB de rentetermijnstructuur bovendien aangepast aan de hand van de zogenaamde ’Ultimate Forward Rate (UFR)’. De UFR bedraagt 4,2% (2,2% reële rente en 2,0% Europese inflatie).
15
Deze twee berekeningsmethoden van de verplichtingen leiden tot verschillende uitkomsten. De DNBdekkingsgraad is onder meer bepalend voor het voldoen aan de (minimale) wettelijke vereisten. De marktwaardedekkingsgraad geeft naar onze mening een beter beeld van de werkelijke stand en ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds en hanteren wij daarom bij de uitvoering van het interne financiële beleid. De waarde van de beleggingen bedroeg eind 2014 € 2,85 miljard (2013: € 2,23 miljard) en de waarde van de pensioenverplichtingen (op basis van de richtlijnen van DNB) was eind 2014 € 2,16 miljard (2013: € 1,80 miljard). De DNB-dekkingsgraad voor publicatie doeleinden is eind 2014 toegenomen tot 131,5% (ultimo 2013 123,1%). De marktrentedekkingsgraad daalde in dezelfde periode licht van 120,8% naar 118,8%. Deze lichte daling is toe te schrijven aan de toeslagverlening per 1 januari 2015 die in december 2014 is toegekend en een sterke daling van de rente in 2014. Door het afdekken van het renterisico door middel van swaps had de sterke daling van de rente echter een beperkte invloed op de hoogte van de dekkingsgraad. Naast het hiervoor genoemde onderscheid tussen de dekkingsgraad volgens de voorschriften van DNB en die volgens de marktrente, maken wij ook een onderscheid tussen de DNB-dekkingsgraad op basis van regels voor de jaarverslaglegging en de gepubliceerde DNB-dekkingsgraad. DNB-dekkingsgraad voor verslagleggingsdoeleinden Bij het pensioenfonds is er sprake van een bijzondere situatie. Het pensioenfonds is volledig herverzekerd en de herverzekeraar heeft een belangrijk deel van het vermogen ondergebracht in een gesepareerd depot dat juridisch in eigendom is van de herverzekeraar. In de herverzekeringsovereenkomst is overeengekomen dat het vermogensoverschot boven een dekkingsgraad van 105% als eigen vermogen van het pensioenfonds in aanmerking kan worden genomen. Ter zekerstelling van dat vermogen is het gesepareerde depot gesplitst in een garantiedepot waarvan het juridisch eigendom bij de herverzekeraar ligt en een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. Het vermogensoverschot boven een dekkingsgraad van 105% is overgeheveld naar het overwaardedepot. Verder is alles boven een bedrag van € 1 mln. van het technisch resultaat, of als dat bedrag daar onder ligt 97% van een positief saldo van het technisch resultaat, op einddatum van de overeenkomst beschikbaar voor het fonds. Normaal gesproken is de dekkingsgraad van een herverzekerd pensioenfonds, ongeveer 100%. Omdat bij ons pensioenfonds het vermogensoverschot (boven een vermogen van 105%) en het positief saldo van het technische resultaat als eigen vermogen meegenomen mag worden, bedraagt de dekkingsgraad voor verslagleggingsdoeleinden per 31 december 2014 118,3%. Per 31 december 2013 bedroeg de dekkingsgraad 116,8%. DNB-dekkingsgraad voor publicatiedoeleinden Volgens de regels van de jaarverslaglegging moet in de jaarrekening een dekkingsgraad worden opgenomen, waarbij de middelen in het gesepareerde beleggingsdepot van de herverzekeraar tot een dekkingsgraad van 105% buiten beschouwing moeten blijven. In de publicaties over de dekkingsgraad neemt het pensioenfonds daarentegen wel de waarde van alle middelen in het gesepareerde beleggingsdepot en het eigen depot in aanmerking. De waarde van het beleggingsdepot is immers de waarde waar het pensioenfonds bij afkoop van de herverzekering recht op heeft. De daarop gebaseerde dekkingsgraad geeft volgens het bestuur een beter beeld dan de dekkingsgraad op basis van de richtlijnen voor de jaarverslaglegging in de jaarrekening en is beter vergelijkbaar met andere pensioenfondsen. De DNB-dekkingsgraad die het pensioenfonds publiceert bedroeg per 31 december 2014 131,5% (31 december 2013 123,1%). De ontwikkeling van de gepubliceerde DNB-dekkingsgraad per 31 december 2014 kan als volgt worden weergegeven (afgerond):
16
Dekkingsgraad 1 januari 2014
123%
Invloed rendement beleggingen
34%
Invloed van rentewijzigingen op verplichtingen
-20%
Overige effecten - verwerking indexatie per 1 januari 2015 (is besloten in 2014) - verwerking prognosetafel AG2014 - overige
-1% 0% -4% -5% ------132%
Dekkingsgraad 31 december 2014
De ontwikkeling van de gepubliceerde DNB-dekkingsgraad van ons pensioenfonds ten opzichte van het gemiddelde van Nederlandse Pensioenfondsen is als volgt: Ontwikkeling dekkingsgraad Delta Lloyd Pensioenfonds (DL PF) tov gemiddelde van de totale Nederlandse pensioenfondsen (TPF) en ondernemingspensioenfondsen (OPF) 160
150
dekkingsgraad
140
130
120
110
100
90
dg OPF
K1 K4 20 K2 14 20 K3 14 20 K4 14 20 14
K3
K2
K1 K4 20 13
K3
K2
K3
K1 K4 20 12
K2
k3
dg TPF
K1 k4 20 11
k2
k1 k4 20 10
k3
k2
k1 k4 20 09
k3
k2
k1 k4 20 08
k3
7 20 0 k1
k2
80
dg DLPF
Het pensioenfonds heeft het renterisico beperkt door minimaal 85% tot maximaal 95% van zijn nominale pensioenverplichtingen te matchen met vastrentende beleggingen die ongeveer dezelfde looptijd hebben als de verplichtingen door een swap-overlay, waardoor rentestijgingen of dalingen weinig invloed hebben op de dekkingsgraad. Voor de matching zijn de verplichtingen gebaseerd op de swap rentecurve. In de jaarrekening zijn de verplichtingen berekend op basis van de rentetermijnstructuur die DNB publiceert. De rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd is als volgt:
17
Rentetermijnstructuur Procenten 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
looptijd in jaren
per 31-12-2014
per 31-12-2013
De rentetermijnstructuur die wordt gepubliceerd door DNB is gebaseerd op het driemaandsgemiddelde van de rentetermijnstructuur van alle handelsdagen over de laatste drie maanden en de UFR-methodiek
Reële dekkingsgraad De reële dekkingsgraad is gebaseerd op de rentetermijnstructuur die DNB hanteert, gecorrigeerd met de Europese inflatie. Per 31 december 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 95,6% (31 december 2013: 84,4%). De reële dekkingsgraad geeft de hoogte van het vermogen van het pensioenfonds weer ten opzichte van de toekomstig uit te keren pensioenaanspraken inclusief de toekomstige toeslagen op basis van de in de markt verwachte prijsinflatie. Beleidsdekkingsgraad Vanaf 1 januari 2015 gelden op grond van het nFTK voor pensioenfondsen nieuwe regels voor het berekenen van de dekkingsgraad die DNB hanteert voor toetsing van het financiële beleid. Pensioenfondsen moeten een beleidsdekkingsgraad berekenen. Deze beleidsdekkingsgraad is in het nFTK opgenomen om de invloed van dagkoersen in de rente te beperken. De beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele DNB-dekkingsgraden over de afgelopen 12 maanden. Per 1 januari 2015 is de beleidsdekkingsgraad 129,5% Definitie van de door het pensioenfonds in 2014 gehanteerde dekkingsgraden: DNB-dekkingsgraad voor publicatie doeleinden (eind 2014: 131,5%): Dit is de dekkingsgraad die is berekend op basis van de rentetermijnstructuur van DNB. De rentetermijnstructuur die wordt gepubliceerd door DNB is gebaseerd op het driemaandsgemiddelde van de rentetermijnstructuur van alle handelsdagen over de laatste drie maanden en de UFR-methodiek. In deze dekkingsgraad is het vermogen van zowel het gesepareerde depot als het overwaarde depot in aanmerking genomen. Marktrentedekkingsgraad voor beleidsdoeleinden (eind 2014: 118,8): Dit is de dekkingsgraad die is berekend op basis van de marktrente, zonder correcties die DNB hanteert. In de markt wordt de swapcurve gebruikt voor het vaststellen van de rentetermijnstructuur. In deze dekkingsgraad is het vermogen van zowel het gesepareerde depot als het overwaarde depot in aanmerking genomen. DNB-dekkingsgraad voor verslagleggingsdoeleinden (eind 2014: 118,3%): Dit is de dekkingsgraad die is berekend op basis van de rentetermijnstructuur van DNB. De rentetermijnstructuur die wordt gepubliceerd door DNB is gebaseerd op het driemaandsgemiddelde van de rentetermijnstructuur van alle handelsdagen over de laatste drie maanden en de UFR-methodiek. Daarnaast houden wij rekening met de exit voorwaarden van de herverzekeraar. Het vermogensoverschot van het pensioenfonds ter grootte van 5% van de marktrentedekkingsgraad, zoals is gedefinieerd in de herverzekeringsovereenkomst, kan het pensioenfonds niet als eigen vermogen aanmerken en nemen wij daarom niet mee bij het berekenen van deze dekkingsgraad. Reële dekkingsgraad (eind 2014: 95,6%): De reële dekkingsgraad is gebaseerd op de rentetermijnstructuur die DNB hanteert, gecorrigeerd met de Europese inflatie. In deze dekkingsgraad is het vermogen van zowel het gesepareerde depot als het overwaarde depot in aanmerking genomen.
18
1.4 Toeslagen Toeslagbeleid De toeslagenregeling is gebaseerd op variant D1 van de toeslagenmatrix (financiering van de voorwaardelijke toeslagen uit het eigen vermogen van het pensioenfonds). Deze toeslagenmatrix is gepubliceerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor de deelnemers probeert het pensioenfonds het opgebouwde pensioen jaarlijks mee te laten groeien met de loonontwikkeling. Voor de loonontwikkeling hanteert het pensioenfonds het percentage van de ontwikkeling van de CAO-lonen van de werkgever van het afgelopen jaar. Voor de gepensioneerden en oud-deelnemers probeert het pensioenfonds het opgebouwde of ingegane pensioen jaarlijks mee te laten groeien met het percentage van de prijsontwikkeling. Voor de prijsontwikkeling hanteert het pensioenfonds de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid. Hierbij wordt uitgegaan van de eerst gepubliceerde cijfers per eind oktober van het voorafgaande jaar. De toeslagverlening is voorwaardelijk en het bestuur beslist jaarlijks of de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen worden aangepast. Basis voor dit besluit is de toeslagstaffel: - als de marktrentedekkingsgraad 110% of lager is wordt in principe geen toeslag toegekend; - als de marktrentedekkingsgraad tussen de 110% en 120% is, kan een gedeeltelijke toeslag (rechtevenredig) worden toegekend; - als de marktrentedekkingsgraad hoger is dan 120%, kan een volledige toeslag worden toegekend; - als de marktrentedekkingsgraad hoger is dan 130% kunnen eventuele kortingen op toeslagen in voorgaande jaren worden ingehaald. Daarnaast zijn een aantal andere criteria in het toeslagbeleid opgenomen op basis waarvan het bestuur besluit over de toeslagverlening, zoals markt- en renteontwikkelingen, trendmatige ontwikkeling van de dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden, hoogte van de loon- en prijsinflatie. In 2015 zullen wij het toeslagbeleid toetsen aan de regels van het nFTK en indien nodig aanpassen. Toeslagverlening (indexatie) op 1 januari 2015 Wij hebben in de vergadering van 3 december 2014 besloten om per 1 januari 2015 de volledige geambieerde toeslag toe te kennen. Omdat aan werknemers van DL Groep geen CAO-verhoging is toegekend, is alleen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden een toeslag verleend. De toeslag per 1 januari 2015 van de gewezen deelnemers en gepensioneerden is gebaseerd op de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde consumentenprijsindex, alle huishoudens afgeleid, over de periode oktober 2013 tot oktober 2014 en bedraagt 0,75%. Basis voor de toeslagverlening is onder meer de stand van de marktrentedekkingsgraad voor beleidsdoeleinden op 31 oktober 2014. Deze was toen 121,5%. De gecumuleerde achterstand in de toeslagverlening is onveranderd en is voor deelnemers 0,70% en voor oud-deelnemers en gepensioneerden 2,21%. 1.5 Sterftegrondslagen In september 2014 heeft het AG een nieuwe prognosetafel AG2014 gepubliceerd. Het pensioenfonds hanteert de AG-prognosetafels als standaard voor de waardering van de verplichtingen. De AG prognosetafels geven de verwachting van de sterftekansen van de gehele bevolking weer. Pensioenfondsen moeten deze sterftekansen corrigeren met de eigen ervaringssterfte. Het pensioenfonds corrigeert de bevolkingstafels op dit moment met de ervaringssterfte van het Verbond van Verzekeraars uit 2010.
19
Volgens de nieuwe prognosetafel is de levensverwachting van met name jongeren en vrouwen toegenomen, terwijl deze voor ouderen en mannen is afgenomen. Het effect van de nieuwe prognosetafel voor de verplichtingen hangt dus af van de verhouding tussen het aantal jonge en oude deelnemers, het aantal mannen en vrouwen en de samenstelling van de pensioenverplichtingen. Voor het pensioenfonds is het effect van de nieuwe prognosetafel voor de verplichtingen gering. De voorziening is als gevolg van de aanpassing van de sterftegrondslagen afgenomen met 0,1%. Ook hebben wij in 2014 de ervaringssterfte getoetst aan de hand van een model van TowersWatson. Deze toets gaf geen aanleiding om een andere ervaringssterfte toe te passen. 1.6 Communicatie Wij willen de (gewezen) deelnemers inzicht geven in hun pensioen en hen in staat stellen weloverwogen keuzes te maken met betrekking tot hun pensioen. Om de informatieverstrekking te optimaliseren stellen we elk jaar een communicatieplan op. Het pensioenfonds kent ondermeer de volgende communicatie-uitingen: website met geïndividualiseerde pensioenplanner, UPO, jaarbericht voor gepensioneerden, brieven aan de deelnemers, persoonlijke gesprekken en nieuwsbrieven. Om te zorgen dat de communicatie voor de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden begrijpelijk blijft, leest een communicatiepanel dat bestaat uit deelnemers, de communicatie-uitingen en voorziet die van commentaar. In het communicatieplan houden wij onder meer rekening met de aanbevelingen van de AFM en lopen wij vooruit op de Wet pensioencommunicatie. In het communicatieplan 2014 hebben wij de volgende doelstellingen geformuleerd: -
Deelnemers weten hoe hun pensioenregeling er vanaf 1 januari 2014 uitziet en weten dat hun pensioenregeling per 1 januari 2015 weer gaat wijzigen als gevolg van nieuwe wettelijke maatregelen en uitkomsten van de CAO-onderhandelingen.
-
Deelnemers en voormalig deelnemers bewust maken van de acties (handelingsperspectief) die ze moeten of kunnen ondernemen bij de verschillende gebeurtenissen in hun leven die van invloed zijn op hun pensioen.
-
Deelnemers weten hoeveel pensioen ze volgens de huidige pensioenregeling kunnen verwachten en hoe dat staat ten opzichte van hun bruto salaris.
-
Deelnemers, pensioengerechtigden en voormalig deelnemers hebben een realistisch beeld van hoe het pensioenfonds er financieel voor staat.
Deze doelstellingen zijn verwoord in een aantal speerpunten: Communicatie over de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2014 en 1 januari 2015. Ontwikkelen en ‘live gaan’ van een nieuwe website en pensioenplanner, gericht op de gebeurtenissen in het leven van de deelnemers, Dit moet leiden tot overzicht, inzicht en handelingsperspectief voor (gewezen) deelnemers. Uitvoeren deelnemersenquête met als onderdeel een onderzoek naar risicobereidheid. - Wettelijk verplichte communicatie, zoals bijvoorbeeld het UPO, startbrief, e.d., waarbij een aanzet wordt gegeven voor het verstrekken van digitale informatie. In dat kader hebben wij afgelopen jaar onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd: - In juni 2014 is de nieuwe website live gegaan en in juli 2014 is de pensioenplanner operationeel geworden. De website is interactief ingericht, waarbij op basis van het deelnemersprofiel gericht informatie kan worden verstrekt. Via email-alerts worden (gewezen) deelnemers en/of pensioengerechtigden geïnformeerd over ontwikkelingen en te nemen acties. Met behulp van de pensioenplanner kunnen de (gewezen) deelnemers goed zien wat zij aan pensioen kunnen verwachten bij de verschillende flexibele mogelijkheden van de pensioenregeling, of dat voldoende is en welke actie de deelnemers eventueel kunnen ondernemen. Met deze planner kunnen zij een weloverwogen pensioenkeuze maken over onder
20
-
-
meer uitruil tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen, uitstel of vervroeging van de pensioendatum en variabele pensioenhoogte. De UPO’s voor de deelnemers zijn vóór 1 juli verstrekt. De uiterlijke wettelijke termijn voor het verstrekken van UPO’s is 1 oktober. De pensioenaanspraken van (oud)deelnemers zijn opgenomen in het pensioenregister. In het najaar zijn er twee bijeenkomsten georganiseerd voor deelnemers van wie het pensioen bijna ingaat, om ze te informeren over de mogelijkheden. Aandacht voor de financiële positie van het fonds, toeslagverlening en ontwikkelingen in de pensioensector. Organiseren van informatiedagen voor nieuwe medewerkers en organiseren van pensioendagen waarbij deelnemers zich konden aanmelden voor een persoonlijk gesprek. Verstrekken van een digitale startbrief. Opstellen van een eenvoudige versie van het jaarverslag. De deelnemersenquête is in het tweede kwartaal van 2015 uitgevoerd.
1.7 Wijziging pensioenregeling Per 1 januari 2014 Naar aanleiding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, hebben de sociale partners in het CAO-overleg, per 1 januari 2014 de pensioenregeling aangepast. De werkgever en de vakbonden hebben er voor gekozen om de maatschappelijke trend te volgen en de pensioenleeftijd per 1 januari 2014 te verhogen van 65 naar 67 jaar. De pensioenregeling bleef verder grotendeels ongewijzigd. Het opbouwpercentage van 2,15% bleef gehandhaafd. Het opbouwpercentage voor de directieregeling is verlaagd van 2,25% naar 2,15%. Per 1 januari 2015 In 2014 hebben de sociale partners een akkoord bereikt over een nieuwe CAO. De CAO loopt tot 1 januari 2017. Met betrekking tot de pensioenregeling zijn de volgende afspraken gemaakt: - Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is verlaagd naar 1,875%. - In 2015 is de franchise verlaagd van € 15.006 naar € 14.000. Met ingang van 1 januari 2016 wordt de franchise verder verlaagd naar € 13.000, mits dit bedrag boven het wettelijk minimum blijft. - De pensioenopbouw vindt plaats over een pensioengevend inkomen van maximaal € 100.000. Daarnaast heeft de werkgever besloten om de berekening van de franchise van de directieregeling zodanig aan te passen dat de franchise weer gelijk is aan het wettelijk minimaal toegestane. Deze afspraken zijn opgenomen in het pensioenreglement. 1.8 Wet versterking bestuur pensioenfondsen en Code pensioenfondsen Wet versterking bestuur pensioenfondsen Op 9 juli 2013 heeft de Eerste Kamer de Wet versterking bestuur pensioenfondsen aangenomen. Deze wet trad in werking op 1 juli 2014, met uitzondering van de artikelen met betrekking tot beloning, die per 7 augustus 2013 in werking traden. Het bestuur heeft besloten om de bestuursstructuur grotendeels ongewijzigd te laten. De overweging hierbij was dat het huidige model goed werkt zodat het bestuur het niet wenselijk achtte om de huidige bestuursstructuur ingrijpend te wijzigen, te meer omdat er in de komende periode veel besluiten genomen moeten worden. Wel heeft het bestuur een aantal wijzigingen doorgevoerd die zijn geïnitieerd door de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De belangrijkste wijzigingen die in de bestuursstructuur naar aanleiding van deze wet zijn doorgevoerd waren: • Het intern toezicht vindt plaats door een visitatie die jaarlijks zal plaatsvinden. Dat was eens in de 21
• •
drie jaar. De deelnemersraad is per 1 juli 2014 opgehouden te bestaan. Het verantwoordingsorgaan is met één lid uitgebreid. De deelnemers en de pensioengerechtigden zijn evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De deelnemersvertegenwoordiging komt dan op 3 leden en de pensioengerechtigdenvertegenwoordiging blijft op 2 leden. Ook de werkgever blijft met twee leden vertegenwoordigd in het verantwoordingsorgaan. De adviesrechten voor het verantwoordingsorgaan zijn conform de Pensioenwet toegekend.
De pensioenfondsdocumenten, waaronder de statuten en de ABTN, zijn hierop aangepast. Code Pensioenfondsen Op 6 september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (StAR) de Code Pensioenfondsen ondertekend. Deze Code komt in plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. De Code trad in werking op 1 januari 2014. De Code richt zich op de drie functies van ‘goed pensioenfondsbestuur’: besturen, toezicht houden en verantwoording afleggen over wat het pensioenfonds gepland en gerealiseerd heeft. De Code bevat bepalingen over het functioneren van de verschillende organen binnen een pensioenfonds en gaat uitgebreid in op de daaraan gekoppelde thema’s als benoemingen en zittingstermijnen. Ook onderwerpen als integraal risicomanagement, beloningen, diversiteit en verantwoord beleggen komen in de Code aan bod. De Pensioenfederatie en de StAR beogen met de Code de verhoudingen binnen het pensioenfonds en de communicatie met de belanghebbenden transparanter te maken en bij te dragen aan het versterken van ‘goed pensioenfondsbestuur’. De normen en gedragsregels die in de Code zijn genoemd, hebben wij beoordeeld, verankerd in procedures en vastgelegd in de documenten, waaronder de statuten en ABTN. Zo hebben wij de zittingsduur van bestuurders aangepast, de functieprofielen van bestuurders en leden van het verantwoordingsorgaan aangescherpt, en hebben wij schorsing en ontslag van bestuurders en diversiteit expliciet geregeld. Het pensioenfonds heeft de Code in 2014 nageleefd. 1.9 Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst is de relatie tussen het pensioenfonds en de werkgever conform de Pensioenwet vastgelegd. In de uitvoeringsovereenkomst is onder opgenomen dat de werkgever een 3%-premie, gebaseerd op de met de herverzekeraar afgesproken sterftetafel, betaalt, tenzij de berekende gedempte kostendekkende premie hoger is. Dan betaalt de werkgever de gedempte kostendekkende premie. In 2013 was de gedempte kostendekkende premie hoger dan de 3%-premie. In 2013 heeft de werkgever gevraagd om de uitvoeringsovereenkomst aan te passen zodanig dat de werkgever alleen de 3%-premie, vermeerderd met de administratiekosten, de verschuldigde garantiepremie en de overige kosten van het pensioenfonds, hoeft te betalen. De reden hiervoor was dat DNB in een Q&A in 2012 heeft aangegeven dat het aan herverzekerde pensioenfondsen toegestaan is om de premie die met de herverzekeraar is overeengekomen te beschouwen als het onderdeel van de kostendekkende premie dat actuarieel nodig is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen. Daarnaast is de 3%-premie overeengekomen in de CAO. Om een goede afweging te kunnen maken tussen de belangen van de werkgever, de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hebben wij een aantal bijeenkomsten besteed aan gegevensonderzoek en discussie om te komen tot een besluit. Hierbij hebben bestuurders kritische vragen gesteld en zijn externe juristen geraadpleegd voor advies. Op basis van het onderzoek, discussie en raadpleging van externe juridische adviseurs heeft het bestuur besloten om de bepaling in de uitvoeringsovereenkomst dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie moet betalen als de 3%-premie lager is dan de gedempte kostendekkende 22
premie, te schrappen. De belangrijkste overwegingen van het bestuur om de uitvoeringsovereenkomst aan te passen waren: - Het is nooit de intentie van de werkgever en de vakbonden geweest om meer dan een premie op basis van een rekenrente van 3%, vermeerderd met de administratiekosten, de verschuldigde garantiepremie en de overige kosten van het pensioenfonds, te betalen. - De bepaling in de uitvoeringsovereenkomst waarin is gesteld dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie moet betalen als de 3%-verzekeringspremie lager is, is ingegeven door de op dat moment geldende interpretatie van de wetgeving. - In 2012 heeft DNB in een Q&A deze interpretatie genuanceerd door te stellen dat het herverzekerde pensioenfondsen is toegestaan het onderdeel van de kostendekkende premie dat actuarieel nodig is in verband met de aangroei van de verplichtingen gelijk te stellen aan de premie die met de verzekeraar is overeengekomen. Als de Q&A van DNB al in 2010 had gegolden, was de bepaling met betrekking tot de gedempte kostendekkende premie niet in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen, maar was de CAObepaling overgenomen. - De werkgever zou onevenredig worden benadeeld als het pensioenfonds zou vasthouden aan genoemde bepaling in de uitvoeringsovereenkomst. - Uit juridisch advies bleek dat er onvoldoende rechtsgrond is om de gevraagde aanpassing tegen te houden en de vordering op de werkgever te innen. Deze aanpassing in de uitvoeringsovereenkomst is ook uitgebreid besproken met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft positief geadviseerd. De uitvoeringsovereenkomst is op 26 maart 2015 met terugwerkende kracht aangepast. Begin april 2015 hebben wij op de website de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd. 1.10 Nieuw financieel toetsingskader (nFTK) Op 1 januari 2015 is het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) voor pensioenfondsen van kracht geworden. Het nFTK gaat zorgen voor: • Het spreiden van financiële mee- en tegenvallers over de tijd. Dit zal zorgen voor meer stabiliteit in de pensioenuitkeringen. • Duidelijkere, eerlijkere en evenwichtigere regels voor indexatie van pensioenen voor jong en oud. • Een stabielere premie. De belangrijkste aanpassingen in het nFTK zijn: • De dekkingsgraad die voor het toezicht zal worden gebruikt (de zogenaamde beleidsdekkingsgraad), wordt minder afhankelijk van de dagkoersen. De beleidsdekkingsgraad wordt volgens het nFTK bepaald op basis van een twaalfmaandgemiddelde. • Ten tijde van slecht weer moeten meteen maatregelen worden genomen. Deze maatregelen mogen wel over maximaal tien jaar worden gespreid. • De maatregelen die worden genomen bij lage dekkingsgraden dienen vooraf expliciet te worden vastgesteld. • Er komen expliciete regels voor indexatie om een onevenwichtige herverdeling over de generaties te voorkomen. Zo mogen pensioenfondsen pas beginnen met indexeren als de dekkingsgraad 110% of hoger is. Een gemiddeld pensioenfonds kan volgens de regels pas bij 130% volledig indexeren. Voor herverzekerde pensioenfondsen geldt dit overigens niet. Herverzekerde pensioenfondsen mogen al bij een lagere dekkingsgraad indexeren omdat deze een lagere buffer hoeven aan te houden. Pensioenfondsen mogen nooit meer toeslag verlenen dan naar verwachting in de toekomst kan worden gerealiseerd. Een inhaaltoeslag is alleen toegestaan als de hiervoor genoemde toekomstbestendige toeslagverlening niet in gevaar komt. • De kostendekkende premie mag gedempt worden op basis van: o een maximaal tienjaarsgemiddelde rente, of
23
o
•
prudent verwacht rendement, onder een aantal voorwaarden. In deze opties wordt het mogelijk om de premie vijf jaar lang vast te zetten. Pensioenfondsen moeten een haalbaarheidstoets uitvoeren op de financiële opzet van het pensioenfonds. Deze komt in de plaats van een continuïteitsanalyse.
De nadere uitwerking van diverse technische aspecten van het aangepaste FTK, waaronder de UFRmethodiek, volgen nog. De effecten van het nFTK voor het Delta Lloyd Pensioenfonds laten wij in een ALM-studie helder maken. Op basis van de uitkomsten uit die studie zullen wij nieuw beleid maken. Het pensioenfonds zal onder meer het toeslagbeleid aanpassen. Omdat het pensioenfonds is herverzekerd zijn een aantal beleidsregels van het nFTK niet van toepassing. 1.11 Geschiktheidsbevordering Om de geschiktheid van nieuwe bestuursleden te beoordelen is een functieprofiel, geschiktheidsmatrix en een geschiktheidsplan opgesteld. Naar aanleiding van de Code pensioenfondsen zijn de functieprofielen en het geschiktheidsplan aangepast. Hierbij is rekening gehouden met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Op basis van het functieprofiel, geschiktheidsmatrix en de relevante ervaring van de bestuurder wordt de geschiktheid getoetst. Een bestuurder moet tot een evenwichtige afweging van alle belangen kunnen komen om deel te kunnen nemen aan het besluitvormingproces binnen het bestuur. De bestuurder dient daartoe over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om eigen afwegingen te kunnen maken bij het bepalen van een standpunt door het bestuur. Daarnaast is kennis vereist om medebestuursleden te begrijpen en om een volwaardige gesprekspartner voor toezichthouders, adviseurs en certificeerders te kunnen zijn. In het geschiktheidsplan zijn de benodigde kennisgebieden, competenties en het professioneel gedrag waaraan een bestuurder moet voldoen vastgelegd. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn allen werkzaam (geweest) binnen het Delta Lloyd concern en hebben vanuit die hoedanigheid een hoge mate van kennis van pensioen, wetgeving en vermogensbeheer. Binnen de organisatie is veel pensioenkennis, kennis over verslaglegging en kennis over vermogensbeheer voorhanden. Hierop kunnen de bestuursleden een beroep doen. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat bestuurders voldoen aan het gewenste kennisniveau door onder meer opleidingsprogramma’s en seminars aan bestuurders aan te bieden. Bestuurders volgen onder meer een programma voor permanente educatie (PE) waarin relevante onderwerpen worden besproken. Daarnaast wonen bestuurders seminars en workshops bij. In het verslagjaar zijn voor het bestuur twee workshops georganiseerd. Eén workshop stond in het teken van beleggingsonderwerpen en het renterisico. Een andere workshop stond in het teken van trends en ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden in de pensioenmarkt en scenario’s in verband met het aflopen van de herverzekeringsovereenkomst per 1 januari 2016. In april 2015 is de laatste zelfevaluatie uitgevoerd worden. Deze zelfevaluatie is begeleid door een externe partij. 1.12 Compliance Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. De gedragscode van het pensioenfonds is gebaseerd op de Modelgedragscode Pensioenfondsen. In de gedragscode is onder meer een insiderregeling opgenomen die geldt voor het bestuur en zijn adviseurs, alsmede een meldingsplicht voor het vervullen van nevenfuncties. De gedragscode is in 2014 aangepast naar aanleiding de Code pensioenfondsen. De compliance officer beoordeelt de gedragscode van ons pensioenfonds alsmede de toetsing van de naleving daarvan. Ook wordt een keer per jaar aan het bestuur gerapporteerd. De toetsing op de naleving in 2014 heeft geen bijzonderheden opgeleverd. De compliance officer woont de 24
bestuursvergaderingen bij en beoordeelt of het pensioenfonds wet en regelgeving en eigen beleid naleeft. Klokkenluidersregeling Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Het pensioenfonds heeft daarom geen eigen klokkenluidersregeling. De werkzaamheden van het pensioenfonds worden verricht door werknemers die in dienst zijn van Delta Lloyd N.V. (werkgever). Delta Lloyd N.V. heeft een klokkenluidersregeling, die van toepassing is voor alle medewerkers. 1.13 Klachten en geschillen In 2014 heeft het pensioenfonds 7 klachten (2013: 6) behandeld die voor de klagers naar tevredenheid zijn afgewikkeld of die niet verder tot reactie van de klager heeft geleid. Vijf klachten waren terecht en 2 klachten zijn afgewezen. Er zijn in het verslagjaar geen geschillen voorgelegd aan de geschillencommissie. 1.14 Verantwoordingsorgaan In het verslagjaar zijn het pensioenfondsbestuur en het verantwoordingsorgaan twee keer bij elkaar geweest. In mei heeft het verantwoordingsorgaan met het bestuur gesproken over het jaarverslag 2013. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan in het kader van de jaarrekening 2013 gesproken met de certificerend accountant en actuaris. De andere onderwerpen die zijn besproken zijn: pensioenregeling, aanpassing uitvoeringsovereenkomst, beleggingen, aflopen herverzekeringsovereenkomst per 1 januari 2016 en de bestuursagenda voor 2015. Een keer per kwartaal heeft het verantwoordingsorgaan een bijeenkomst met de manager van het pensioenfonds om de beleidskeuzes en financiële positie van het pensioenfonds te bespreken. Het verantwoordingsorgaan heeft advies gegeven over aanpassing van de uitvoeringsovereenkomst, het reglement verantwoordingsorgaan, reglement visitatiecommissie, klachten- en geschillenprocedure en het communicatieplan. Het verantwoordingsorgaan heeft hierover positief geadviseerd. Met betrekking tot de informatievoorziening is afgesproken dat het bestuur na afloop van elk kalenderkwartaal aan het verantwoordingsorgaan rapporteert over de relevante zaken. 1.15 Deelnemersraad Het pensioenfondsbestuur en de deelnemersraad zijn in 2014 één keer bij elkaar geweest. De volgende onderwerpen zijn besproken: algemene gang van zaken met betrekking tot het pensioenfonds, besturingsstructuur naar aanleiding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het pensioenreglement. Verder heeft de deelnemersraad in 2014 over de volgende punten geadviseerd: Aanpassing van de statuten, het besturingsreglement en de ABTN - Concept bestuursverslag 2013. De deelnemersraad heeft in eerste instantie negatief geadviseerd op de aanpassingen in de statuten en positief geadviseerd op de aanpassingen in het besturingsreglement. De opmerkingen die de deelnemersraad heeft gemaakt bij de aanpassing van de statuten en die ten grondslag lagen aan het negatieve advies, zijn door het bestuur overgenomen en hebben geleid tot aanpassing van de statuten. Per 1 juli 2014 is de deelnemersraad ontbonden. 1.16 Intern Toezicht Ter invulling van het Intern Toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie. In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur besloten om vanaf 2015 jaarlijks een visitatie 25
uit te laten voeren. De visitatiecommissie beoordeelt de beleids- en bestuurprocedures en processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op langere termijn. In het eerste kwartaal van 2015 is de laatste visitatie uitgevoerd. De bevindingen zijn opgenomen in dit jaarverslag (blz. 45). 1.17 Extern toezicht Naast het intern toezicht hebben pensioenfondsen in Nederland te maken met twee externe toezichthouders, te weten De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM houdt met name toezicht op de communicatie naar de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, terwijl de andere toezichtonderwerpen zijn ondergebracht bij DNB. DNB In dit boekjaar heeft DNB geen bezoek gebracht aan het pensioenfonds. Wel is er schriftelijk contact geweest over bepaalde onderwerpen. Zo heeft het pensioenfonds aan DNB gemeld welke wijziging in de besturingsstructuur zijn doorgevoerd naar aanleiding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Verder heeft DNB een materiële toetsing uitgevoerd op de conceptstatuten in verband met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. DNB had één opmerking die in de statuten vervolgens is aangepast. Ook is aan DNB gemeld dat de heer van Alphen met ingang van 1 januari 2015 voor een periode van 4 jaar is herbenoemd. Het pensioenfonds heeft de toezichtthema’s 2014 van DNB besproken, en daar waar relevant acties gedefinieerd. AFM In het boekjaar is er geen direct overleg of contact geweest tussen het pensioenfonds en de AFM.
26
2. Herverzekering en beleggingen 2.1 Herverzekering Het pensioenfonds heeft de verplichtingen herverzekerd. De herverzekeraar heeft de beleggingen ter dekking van de verplichtingen uit de herverzekering van het pensioenfonds afgescheiden van de overige middelen en in een gesepareerd depot (garantiedepot) ondergebracht. Alle beleggingen in het gesepareerd depot zijn juridisch en economisch eigendom van de herverzekeraar. Het vermogen in het gesepareerde depot is volgens de herverzekeringsovereenkomst vastgesteld op 105% van de marktrente dekkingsgraad. Het vermogensoverschot, het vermogen boven een marktrente dekkingsgraad van 105%, is ondergebracht in een overwaardedepot dat juridisch en economisch eigendom is van het pensioenfonds. Met het overwaardedepot worden de toeslagen gefinancierd. Met de verzekeraar is een winstdeling afgesproken op basis van een jaarlijks vast te stellen resultaat op technische grondslagen. Na een periode van 5 jaar ontvangt de verzekeraar 3% van het positieve saldo van de resultaten op technische grondslagen met een maximum van € 1 mln. Het overige deel wordt aan het pensioenfonds beschikbaar gesteld. Indien dit saldo negatief is, wordt het saldo ten laste van de verzekeraar gebracht. De herverzekeringsovereenkomst loopt tot 1 januari 2016. Na afloop van de herverzekeringsovereenkomst kan het pensioenfonds alle verzekeringen premievrij achterlaten. Ook is afkoop mogelijk. In dat geval vindt overdracht plaats van de middelen in het gesepareerde depot aan het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft hierdoor ook een groot belang bij de middelen in het gesepareerde depot, de beleggingsopbrengsten en de waardeveranderingen van de beleggingen. Het pensioenfonds bepaalt daarom in belangrijke mate, binnen de afgesproken kaders, het beleid van de beleggingen in het gesepareerde depot van de herverzekeraar. 2.2 Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is gericht op het beheersen van de financiële risico’s en het creëren van extra rendement voor het behoud van koopkracht van de opgebouwde en ingegane pensioenen. Voor zowel het garantiedepot als het overwaarde depot geldt hetzelfde beleggingsmandaat. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid is de beleggingsportefeuille gesplitst in een matching- en een rendementsportefeuille. De matchingportefeuille heeft als doel het renterisico te beperken. Door circa 90% van de verplichtingen te matchen met de matchingportefeuille, die ongeveer dezelfde duratie heeft als de verplichtingen, is het renterisico van de verplichtingen grotendeels afgedekt. In het beleggingsmandaat is de matching van de verplichtingen in 2014 aangepast door een bandbreedte van 85 - 95% voor matching van de verplichtingen te bepalen, in plaats van minimaal 90% van de verplichtingen te matchen met de matchingportefeuille. De reden hiervoor was om iets meer speelruimte te creëren mocht de rente omhoog gaan. In de praktijk heeft het pensioenfonds in 2014 minimaal 90% van de verplichtingen gematched. Voor de matching zijn de verplichtingen gebaseerd op de swap rentecurve, dus zonder aanpassingen met het driemaandsgemiddelde en UFR die DNB voorschrijft. Voor het afdekken van het renterisico wordt gebruik gemaakt van intrest rate swaps. De rendementsportefeuille is bedoeld om extra rendement te creëren om het behoud van koopkracht in de toekomst te kunnen realiseren. Het beleid is verwerkt in het beleggingsmandaat aan de vermogensbeheerder van de herverzekeraar en het pensioenfonds.
27
2.3 Het beleggingsmandaat Beleggingscategorie Matchingportefeuille
Strategische allocatie 85% - 95% van de MVVP
Staats- en semioverheidsobligaties
Allocatie
Bandbreedte
Benchmark
Allocatie binnen de matchingportefeuille
70%
50% - 90%
30% Iboxx € Sovereigns & Subsovereigns AAA-AA 15+ 25% Iboxx € Sovereigns & Subsovereigns ex-BBB 5+ 15% Iboxx € Subsovereigns
Obligaties met onderpand Bedrijfsobligaties Swap overlay
Rendementsportefeuille Diverse Aandelen stijlen
Duration verplichtingen
15% 15% Duration verplichtingen
Restant van het vermogen
Allocatie binnen de rendementsportefeuille
5% - 25% 5% - 25% 1 jaar
Iboxx € Collateralized Iboxx € Corporates
85%
70% - 100%
Value / Deelnemingen
37,5%
30% - 50%
Wereldwijde aandelen
37,5%
30% - 50%
2/3 MSCI Europe Value; 1/3 AMX Index MSCI World
10%
0% - 20%
MSCI Emerging Markets Index
Vastgoed Overige Alternatieve beleggingen
15% 0%
7,5% -20% 0% - 10%
ROZ IPD Index 2M Eurobor + 3%
Liquiditeiten,tactisch instrument Liquiditeiten t.b.v. uitkeringen
0%
-5% - 10%
Emerging markets
0 tot 12 maanden
De matchingportefeuille bestaat uit belangen in de institutionele vastrentende fondsen van Delta Lloyd en een swap overlay die zorgt dat de duration (rentegevoeligheid) van de portefeuille vrijwel gelijk is aan de rentegevoeligheid van de nominale verplichtingen. De rendementsportefeuille is opgebouwd uit diverse aandelenstijlen die zijn gegroepeerd in value/deelnemingen, wereldwijde aandelen, emerging markets en vastgoed. Binnen het mandaat wordt rekening gehouden met de navolgende risico’s. Renterisico De matchingportefeuille bedraagt in praktijk minimaal 90% van de marktwaarde voorziening pensioenverplichtingen (MVVP). In het beleggingsmandaat is een bandbreedte van 85 - 95% opgenomen. Hierdoor is het renterisico van de nominale aanspraken beperkt. Valutarisico Het valutarisico bij beleggingen in aandelen met vreemde valuta is niet afgedekt. Het valutarisico is overigens beperkt. Marktrisico Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. 28
2.4 Verdeling middelen beleggingsdepot De beleggingen zijn als volgt verdeeld (in procenten): Feitelijke allocatie 2014 2013 2012 % % %
Ultimo Matchingportefeuille Staatsobligaties Obligatiefondsen - staats- en semioverheids obligaties - obligaties met onderpand - bedrijfsobligaties
9 62 44 9 9
52 8 7
Swap overlay Liquide middelen
8 0
Rendementsportefeuille Aandelenfondsen - wereldwijde aandelen - europese value - emerging markets
5 67 54 8 7
5 0
19
14 0
20
9 8 2
9 9 2
Vastgoed
69
2
14 6 6 2
3
3
De matchingportefeuille en rendementsportefeuille zijn op 31 december 2014 als volgt verdeeld:
matchingportefeuille 31 december 2014
rendementsportefeuille 31 december 2014
9% 21%
9% 46%
11%
36%
57% 11%
wereldwijd europese value emerging markets
vastgoed
overheid en semioverheid bedrijven obligaties met onderpand swaps
2.5 Verantwoord beleggen Visie Het pensioenfonds en de vermogensbeheerder Delta Lloyd Asset Management vinden het belangrijk om verantwoord te beleggen. Het pensioenfonds wenst bij de uitvoering van het vermogensbeheer zo veel mogelijk rekening te houden met ethische, sociale en milieuoverwegingen binnen een kader van een gelijkblijvend of verbeterd rendements-risicoprofiel van de totale beleggingsportefeuille. Verantwoord beleggen is dan ook structureel ingebed in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Het pensioenfonds sluit daarbij aan op het beleid en maatregelen van de vermogensbeheerder, die door het pensioenfonds worden onderschreven.
29
Vertaling naar de beleggingen De vermogensbeheerder heeft twee belangrijke richtlijnen op het gebied van verantwoord beleggen en verantwoord verzekeren ondertekend; de “Principles for Responsible Investments” (PRI) en de “Principles for Sustainable Insurance” (PSI). Beide sets van principes zijn geïnitieerd door de Verenigde Naties en vormen een wereldwijd duurzaam raamwerk voor onder meer beleggers. De Verenigde Naties principes geven richtlijnen hoe onder meer beleggers duurzaamheid kunnen implementeren in hun bedrijfsvoering. Voor de belegger betekent dit dat bij iedere investeringsbeslissing niet alleen naar financiële indicatoren wordt gekeken, maar ook naar duurzaamheidinformatie. Om te bepalen welke duurzaamheidinformatie van bedrijven worden meegewogen, kijkt de vermogensbeheerder naar betrokkenheid bij controversiële wapens en naar de United Nations Global Compact Principles, tien universele principes op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en anti-corruptie. Bij aankoop van beleggingen worden de ESG (Environmental, Social and corporate Governance) criteria meegewogen. Verder is de vermogensbeheerder betrokken bij de bedrijven waarin wordt belegd, door onder meer te stemmen tijdens aandeelhoudervergaderingen en is de vermogensbeheerder voordurend in dialoog over de (duurzaamheid) prestaties met de bedrijven waarin wordt belegd. Verder sluit de vermogensbeheerder bedrijven uit die structureel of in ernstige mate de UN Global Compact Principles schenden. In 2014 is een nieuw landenbeleid vastgesteld. In het beleid is beschreven hoe de vermogensbeheerder de zogenaamde ESG-factoren meeweegt in haar beleggingsbeslissingen bij staatsobligaties. De vermogensbeheerder kijkt hierbij naar mensenrechten, (politieke) stabiliteit, corruptie en milieuproblematiek. Verantwoord beleggen wordt regelmatig besproken in de beleggingscommissie van het pensioenfonds, waarbij Delta Lloyd Asset Management de activiteiten met betrekking tot verantwoord beleggen met het pensioenfonds bespreekt. De maatregelen die de vermogensbeheerder heeft genomen worden door het pensioenfonds als passend bevonden om verantwoord te beleggen. 2.6 Terugblik economie en financiële markten Macro-economie De wereldeconomie is in 2014 naar verwachting gegroeid met 3,0%, wat gelijk is aan het cijfer over 2013. Ter vergelijking: het gemiddelde wereldwijde groeicijfer over de laatste halve eeuw bedroeg 3,6%. In het derde kwartaal van 2014 lijkt dit gemiddelde te zijn overtroffen, terwijl het groeitempo in het eerste halfjaar van 2014 daalde tot onder de 2,75%, vooral als gevolg van eenmalige oorzaken in de Verenigde Staten en een belastingverhoging in Japan. Over het gehele jaar bezien stelden de opkomende markten en de eurozone teleur. De daling van de grondstoffenprijzen was de belangrijkste oorzaak achter de sterk lagere inflatie die zich wereldwijd voordeed. De economie in de eurozone groeide slechts zeer beperkt. Vooral Frankrijk en Italië waren de grootste tegenvallers, maar ook de Duitse economie bleef achter bij de verwachtingen. In Italië leek de nieuwe regering van premier Renzi de eerste hervormingsstappen te zetten, terwijl het Frankrijk van president Hollande nog met Brussel streed over de omvang van het tekort op de Franse begroting. Het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) was sterk verruimend, terwijl de begrotingsbezuinigingen in de eurozone verminderden. De nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, kondigde een Europees investeringsprogramma aan.
30
De geopolitieke spanningen zijn in 2014 opgelopen. De Oekraïne-crisis verslechterde de verhoudingen tussen het Westen en Rusland danig. In het Midden-Oosten nam de macht van IS toe, waarop een alliantie rond de VS besliste om zich in de strijd te mengen. De oplopende politieke spanningen leidden in 2014 nog niet tot de gebruikelijke economische reacties, zoals het oplopen van de olieprijs of het stijgen van de goudprijs. Aandelenmarkten Na een aarzelende start heerste er in 2014 grotendeels een positieve stemming op de aandelenmarkten. In eerste instantie waren de stijgende aandelenindices vooral te danken aan de signalen van centrale banken dat de renteniveaus nog langere tijd laag zouden kunnen blijven. Met name defensieve aandelen vertoonden een koersstijging. Dit kwam vooral door onzekerheden op geopolitiek gebied (Oekraïne) en door de neerwaartse bijstelling van economische groeiverwachtingen. Het beperken van niet-conventionele beleidsmaatregelen door de Fed zorgde voor een terugtrekking van kapitaal uit een aantal kwetsbare opkomende markten, met dalende valutakoersen als gevolg. Dit veroorzaakte een tijdelijke correctie op de aandelenbeurzen. Later verbeterden de economische cijfers en steeg ook het optimisme ten aanzien van de winstgroei van meer cyclische ondernemingen. In het vierde kwartaal was een hapering zichtbaar door zorgen omtrent de lage olieprijs, de situatie in Griekenland en tegenvallende economische cijfers uit Duitsland. Uiteindelijk liet de MSCI World Index een stijging van 19,5% zien (in euro gemeten). Voor een deel was deze stijging in euro terug te voeren op de daling van de euro ten opzichte van de dollar, waardoor het toch al goede rendement op Amerikaanse aandelen, die een groot deel van de MSCI World Index uitmaken, werd versterkt. De stijging van de MSCI World Index in lokale valuta bedroeg 9,8%. Vastrentende markten De rente op de kapitaalmarkt daalde in 2014 van 2% naar 0,6% (rente op 10-jaars Duitse staatsobligaties) Door lage economische groei in 2014 en de alsmaar dalende inflatie moest de ECB alle zeilen bijzetten om deflatie te voorkomen. Zo verlaagde de ECB het officiële rentetarief stapsgewijs van 0,25% naar 0,05%. Ook werd een nieuwe T-LTRO (targeted longer term refinancing operation) aangekondigd om de kredietverschaffing door banken aan het midden- en kleinbedrijf te stimuleren. De speculaties over een eventueel ECB-opkoopprogramma voor staatsleningen in het kader van monetaire verruiming (quantitative easing; QE) namen tegen het eind van het jaar toe. Hierdoor daalde niet alleen de rente, maar daalden ook de risico–opslagen op staatsobligaties. Deze gingen sterk naar beneden door het opkoopprogramma van leningen met onderpand (Asset Backed Securities; ABS) door de ECB. Ook de risico-opslagen op Zuid-Europese staatsobligaties daalden sterk, op die van Griekenland na. In Griekenland ontstond tegen het einde van het jaar een politiek onzekere situatie, waardoor de rente op Grieks staatspapier fors opliep. De kans dat de linkse partij Syriza, die minder eurogezind is, in 2015 gaat regeren, nam toe, wat uiteindelijk ook is gebeurd. Dat leidde tot nieuwe speculaties over een ‘Grexit’ (het uittreden van Griekenland uit de eurozone). De risico-opslagen op bedrijfsobligaties daalden vooral in de eerste helft van het jaar. Door problemen bij de Portugese bank Banco Espirito Santo, de impact van de sancties tegen Rusland en een dalende olieprijs kwam er in de tweede helft van het jaar meer volatiliteit in de risico-opslagen. De economische situatie in de VS verbeterde sterk in 2014. Hierdoor kon de Fed haar programma voor het opkopen van activa stapsgewijs volledig afbouwen. De Amerikaanse centrale bank werd tegen het eind van het jaar echter steeds voorzichtiger met de communicatie over het moment van een eerste renteverhoging in de VS. Hierdoor daalde de rente op 10-jaars Amerikaanse staatsobligaties in 2014 van 3% naar 2,1%, een aanzienlijk kleinere daling dan in Europa.
31
2.7 Aanpassing in de beleggingsportefeuille en andere bijzonderheden in het verslagjaar Vanaf 2014 zijn er nieuwe eisen met betrekking tot rentederivaten ingegaan, wat maakt dat de kosten hiervan zijn toegenomen. Daarnaast was er door de waardeontwikkeling van de swapposities een substantieel tegenpartijrisico ontstaan. Vanuit voortschrijdend inzicht ten aanzien van optimale invulling van rentehedging is de exposure in swaps verkleind door swapposities te sluiten en langlopende obligaties aan te kopen. De looptijd in obligaties is verlengd door vanuit het DL Sovereign Bond Fund te verschuiven naar het DL Sovereign LT en XLT Bond Fund (fondsen met duidelijk langere looptijden). De reden hiervoor is om de omvang van de swaps wat af te bouwen en daarmee het tegenpartijrisico, die verbonden zijn met de swaps, te verminderen. Verder is de afdekking van het renterisico aangepast van minimaal 90% naar 90% met een bandbreedte van 85% tot 95%. De reden hiervoor is dat ingeval van het eventueel oplopen van de rente het pensioenfonds het renterisico wat kan afbouwen. 2.8 Stresstest Op kwartaalbasis worden stresstesten uitgevoerd om inzicht te geven in de gevoeligheden en gevolgen voor de dekkingsgraad per individueel financieel risico en een combinatie van financiële risico’s. De stresstesten zijn onder meer uitgevoerd met de zekerheidsmaatstaf van het 97,5 percentiel. Bij hantering van de parameters voor de stresstest daalt de dekkingsgraad op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2014 niet onder de 121% (31 december 2013: 113%). Omdat het pensioenfonds de pensioenen heeft herverzekerd, zegt de uitkomst van de test niets over de zekerheid van de pensioenen. Alleen voor de toeslagverlening is de uitkomst van belang. 2.9 Performance van de beleggingsportefeuille Het totale rendement op de beleggingsportefeuille was in 2014 27,7% (2013: -0,9%). De verplichtingen op basis van de swap-rentecurve (is benchmark) zijn gestegen met 28,2% (in 2013 gedaald met 5,7%). De swap-rentecurve ligt meer in lijn met de waardering van de beleggingen dan de UFR-curve op basis waarmee de verplichtingen zijn berekend voor het bepalen van de dekkingsgraad voor de verslaglegging. Matchingportefeuille Het rendement op de matchingsportefeuille, inclusief swap overlay, bedroeg in 2014 33,8% (2013: -4,4%). De verplichtingen stegen met 28,2% (is benchmark). Met een rendement van 16,8% (2013: 0,1%) op de actieve matchingsportefeuille is ten opzichte van de benchmark een outperformance van 0,2% behaald. Met name niet-overheids-beleggingen presteerden beter dan de benchmark. Door de sterk gedaalde rente is de bijdrage van de overlay portefeuille 17,0%
Categorie Overheids- en semioverheids obligaties Overige obligaties Matchingportefeuille onderliggend Matchingportefeuille inclusief Swap overlay
2014 2013 performance benchmark performance benchmark 23,5% 23,6% -0,9% 0,7% 8,7% 8,2% 1,9% 1,9% 16,8% 16,6% 0,1% 1,1% 33,8%
28,2%
-4,4%
-5,7%
Rendementsportefeuille Op de rendementsportefeuille werd een rendement gerealiseerd van 8,8% (2013: 15,4%). De benchmark kwam uit op een rendement van 10,9% (2013: 15,0%). De aandelen lieten een performance zich van 10,2% (benchmark 12,5%). Het rendement op vastgoed was negatief, -2,2% (benchmark 2,2%). Zowel aandelen als vastgoed bleven in 2014 dus achter bij de benchmark. Binnen aandelen bleven de 32
Value fondsen achter bij de benchmark. Dit achterblijven van de benchmark is geanalyseerd. Wij blijven op basis van deze analyse vertrouwen hebben in de Value fondsen zodat weging in Value fondsen niet is verlaagd. Daarnaast geven deze fondsen de benodigde spreiding in de portefeuille. Het Global Equity Index behaalt met 19,7% de hoogste absolute performance. Dit fonds is met een weging van 46% ook het grootste fonds binnen de rendementsportefeuille. Het negatieve rendement op vastgoed is ontstaan door afwaarderingen in vastgoedfondsen die hebben belegd in parkeergarages, kantoren en winkels.
Categorie Aandelen Vastgoed Rendementsportefeuille
2014 2013 performance benchmark performance benchmark 10,2% 12,5% 18,2% 17,8% -2,2% 2,2% 0,5% 0,1% 8,8% 10,9% 15,4% 15,0%
2.10 Kosten vermogensbeheer De beleggingskosten zijn gesaldeerd opgenomen in de beleggingsopbrengsten. Omdat het bestuur hecht aan transparantie met betrekking tot de beleggingskosten worden hier zowel de beleggingskosten uit het gesepareerde beleggingsdepot (voor rekening en risico van de herverzekeraar) als de beleggingskosten uit het overwaardedepot (voor rekening en risico van het pensioenfonds) getotaliseerd hieronder weergegeven. Specificatie beleggingskosten in (€ 1.000)
2014
2013
Beheervergoeding aandelen en vastrentend Beheervergoeding vastgoed Bewaarloon Transactiekosten
2.613 475 12 2.414
2.207 497 8 708
Totale beleggingskosten
5.514
3.420
2.545.044
2.262.677
0,12% 0,10% 0,22%
0,12% 0,03% 0,15%
Gemiddeld belegd vermogen Kosten vermogensbeheer als % gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten als % gemiddeld beleg vermogen Totale kosten als % gemiddeld belegd vermogen
Het pensioenfonds belegt alleen in beleggingsfondsen, die voor een groot deel passief zijn. Daarom zijn de beleggingskosten relatief beperkt. De transactiekosten zijn in 2014 behoorlijk toegenomen omdat het pensioenfonds een verschuiving heeft doorgevoerd van de exposure in de swaps naar fondsen met langlopende obligaties. Deze kosten zijn eenmalig en het pensioenfonds was bereid deze extra kosten te betalen om het tegenpartijrisico te verminderen.
33
3. Pensioen- en uitvoeringsovereenkomst 3.1 Pensioenovereenkomst Het pensioenfonds voert één pensioenovereenkomst uit. Voor directieleden gelden enkele afwijkingen. Iedereen die bij Delta Lloyd Services in dienst komt, en die 18 jaar of ouder is, bouwt elk jaar nieuwe pensioenaanspraken op. Per 1 januari 2014 is de pensioenleeftijd omhoog gegaan van 65 naar 67 jaar. De pensioenovereenkomst is een uitkeringsovereenkomst. De kenmerken van de pensioenovereenkomst in 2014 zijn: • • •
Pensioensysteem Richtpensioenleeftijd Pensioengevend salaris
•
Toeslagverlening
•
Franchise
• •
Opbouwpercentage Nabestaandenpensioen
• • •
Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen ANW-Hiaatpensioen
•
Eigen bijdrage
Middelloon 67 (13 x maandsalaris) + vakantietoeslag en voor buitendienstmedewerkers de variabele beloning die in het voorgaande jaar is uitbetaald (na 1-1-2015 tot maximaal € 100.000) voorwaardelijk, deelnemers CAO loonindex, overigen cpi, afgeleid bij fulltime dienstverband € 15.006 (1-1-2015: € 14.000), voor directeuren €13.449 (1-1-2015: € 12.642) 2,15% (vanaf 1-1-2015: 1,875%) 60% van het te bereiken ouderdomspensioen, voor directeuren 70% 14% van het te bereiken ouderdomspensioen 75% boven WIA grenssalaris vrijwillige deelname. het verzekerd bedrag in 2014 was € 14.533 ouderdomspensioen: 1/3 van de premie met een maximum van 6% van de pensioengrondslag. In 2014 bedroeg de bijdrage 6% ANW-hiaatpensioen: 80% van de premie
Per 1 januari 2015 is de pensioenovereenkomst opnieuw gewijzigd. Per die datum gaat het opbouwpercentage omlaag van 2,15% naar 1,875%, gaat de franchise voor werknemers omlaag naar € 14.000 en mag het pensioengevend inkomen niet meer bedragen dan € 100.000. De pensioenovereenkomst is een uitkeringsovereenkomst. Voor directeuren gaat de franchise in 2015 naar € 12.642. Aanpassing pensioenreglement Naar aanleiding van de gewijzigde pensioenovereenkomst is het pensioenreglement per 1 januari 2015 aangepast. Daarnaast zijn een paar kleine aanpassingen doorgevoerd naar aanleiding van het ‘Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen’. 3.2 Uitvoeringsovereenkomst De uitvoeringsovereenkomst loopt van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015. In de uitvoeringsovereenkomst is onder meer geregeld de jaarlijkse premiebetaling die voor het pensioenfonds noodzakelijk is voor de aangroei van de pensioenaanspraken en voor de verschillende risicodekkingen. De premie die door Delta Lloyd Services (werkgever) wordt betaald bestaat uit de volgende componenten: - een jaarlijkse pensioenpremie gebaseerd op de prognosetafel AG 2010-2060, waarbij rekening wordt gehouden met ervaringsfactoren en een 2% Market Value Margin (MVM)-opslag, met een 34
-
rekenrente van 3% die nodig is voor de aangroei van de nominale pensioenaanspraken en risicodekkingen in het betreffende jaar. De AG-prognosetafel 2010-2060 is vertaald naar de grondslag collectief 2003 met een opslag van 9,5%; de verschuldigde garantiepremie; de administratiekosten; de overige kosten van het pensioenfonds.
In 2014 betaalde de werkgever in totaal € 46,1 miljoen aan premie. Een deel van dat bedrag (€ 11,7 miljoen) wordt door Delta Lloyd Services, conform de Delta Lloyd Groep CAO artikel 6 lid 2, ingehouden bij de deelnemers, die op die manier zelf bijdragen aan hun pensioenopbouw. Daar bovenop is het saldo overdracht van wettelijke rechten begrepen (€ 1,6 miljoen negatief) met de werkgever verrekend. Daarnaast betaalt Delta Lloyd Services de pensioenuitvoeringskosten, administratiekosten en garantiekosten. Deze kosten bedragen in totaal € 16,7 miljoen. In de uitvoeringsovereenkomst is overeengekomen dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie betaalt als de 3%-premie lager is dan de gedempte kostendekkende premie. Deze bepaling is in 2011 in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen omdat in de Pensioenwet is geregeld dat pensioenfondsen de feitelijke premie moeten toetsen aan de (gedempte) kostendekkende premie. Omdat DNB in 2012 door middel van een Q&A heeft gepubliceerd dat herverzekerde pensioenfondsen voor de opbouw kunnen volstaan met het in rekening brengen van de met de herverzekeraar afgesproken premie, heeft de werkgever in het verslagjaar verzocht de uitvoeringsovereenkomst met terugwerkende kracht hierop aan te passen. Na uitgebreid onderzoek, discussie en advies van externe juridische adviseurs is begin 2015 besloten om de uitvoeringsovereenkomst met terugwerkende kracht aan te passen, zodanig dat de werkgever niet de gedempte kostendekkende premie hoeft te betalen als de 3%-premie lager is dan de gedempte kostendekkende premie (zie ook toelichting paragraaf 1.9 onder het bestuurverslag). De uitvoeringsovereenkomst is inmiddels hierop aangepast en door beide partijen getekend. De vordering van € 0,9 miljoen op de werkgever, die in de jaarrekening 2013 is opgenomen, is komen te vervallen. ANW-Hiaatpensioen Het ANW-hiaatpensioen wordt door het pensioenfonds verzekerd. De werkgever betaalt aan het pensioenfonds een doorsneepremie op risicobasis. De doorsneepremie bedraagt per 1 januari 2014 € 313,33 op jaarbasis per werknemer. De eigen bijdrage voor de deelnemers bedraagt 80% van de premie. Deelname aan het ANW-hiaatpensioen is vrijwillig. Een werknemer kan bij aanvang van het dienstverband eenmalig kiezen om mee te doen. 3.3 Toeslagen De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit de beleggingsrendementen van het pensioenfonds. In het pensioenreglement is de toeslagverlening uitgewerkt en op pagina 19 is het toeslagbeleid nader toegelicht. In 2014 is toeslagambitie van het pensioenfonds volledig toegekend (zie verder pagina 19). 3.4 Ontwikkeling aantal verzekerden De verzekerden van het pensioenfondsfonds zijn te onderscheiden in deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het aantal deelnemers is in 2014, evenals in de afgelopen jaren, licht gedaald van 4.437 eind 2013 naar 4.311 eind 2014. Het aantal gewezen deelnemers steeg tot 5.495 (eind 2013: 5.409) en het aantal pensioengerechtigden steeg in 2014 naar 3.379 (eind 2013: 3.299). De ontwikkeling van het aantal verzekerden kan grafisch als volgt worden weergegeven:
35
ontwikkeling aantal verzekerden in de afgelopen 10 jaar 6000
aantal verzekerden
5000
4000
3000
2000
1000
0 2005
2006
deelnemers
2007
2008
2009
2010
gewezen deelnemers
2011
2012
2013
2014
pensioengerechtigden
In aantallen en gesplitst naar man en vrouw is de ontwikkeling als volgt:
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
mannen 2.462 2.901 1.869
vrouwen 1.849 2.594 1.510
2014 totaal 4.311 5.495 3.379
2013 totaal 4.437 5.409 3.299 2.332
2014 in % 33 42 25
2013 in % 34 41 25
100
100
waarvan: ouderdomspensioen
1.743
639
2.382
arbeidsongeschiktheidspensioen
33
12
45
43
partnerpensioen
64
837
901
874
wezenpensioen
29
22
51
50
7.232
5.953
13.185
13.145
Totaal
36
4. Risicobeheersing 4.1 Beleid Het bestuur heeft zijn beleid op hoofdlijnen verwoord in de ABTN. Daarnaast zijn de risico’s vastgelegd in een risicoanalyse die periodiek wordt beoordeeld. Het bestuur besteedt voordurend aandacht aan de risico’s die het pensioenfonds betreffen. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven van de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede het beleid van het bestuur voor het mitigeren van de risico’s: 1. Beleggingsrisico’s 2. Rente- en matchingsrisico 3. Verzekeringstechnische risico’s 4. Kredietrisico 5. Operationele- en uitbestedingsrisico’s 6. Inflatierisico 7. Gedragsrisico’s 8. Systeemrisico’s Omdat het pensioenfonds de pensioenen heeft verzekerd zijn veel van deze risico’s overgedragen aan de herverzekeraar. Met name de beleggingsrisico’s, het renterisico en de verzekeringstechnische risico’s zijn overgedragen aan de herverzekeraar. De pensioenadministratie en de beleggingen zijn volledig uitbesteed aan respectievelijk Delta Lloyd Levensverzekering en Delta Lloyd Asset Management. Het pensioenfonds blijft verantwoordelijk voor de processen die het heeft uitbesteed en bewaakt deze processen. De communicatie naar de (oud-) deelnemers en gepensioneerden doet het pensioenfonds zelf. 4.2 Risico’s Beleggingsrisico’s Het pensioenfonds heeft een herverzekeringsovereenkomst afgesloten op grond waarvan de beleggingen zijn ondergebracht in een gesepareerd depot. Het depot is gesplitst in een garantiedepot (vermogen behorende bij een dekkingsgraad tot 105%) dat juridisch eigendom is van de herverzekeraar en een overwaardedepot (vermogen behorende bij een dekkingsgraad boven de 105%) dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. Omdat de herverzekeraar als waarde minimaal 105% van de pensioenverplichtingen in het garantiedepot wil houden, vult het pensioenfonds uit het overwaardedepot het garantiedepot aan tot 105% indien de dekkingsgraad lager is dan 105%. Omgekeerd draagt de herverzekeraar het meerdere van het garantiedepot over naar het pensioenfonds als de dekkingsgraad hoger is dan 105%. Aanvankelijk had het pensioenfonds één depot bij de herverzekeraar, maar die is gesplitst om de overwaarde in de beleggingen voor de deelnemers te beschermen tegen eventuele insolvabiliteit van de verzekeraar. Omdat het vermogen boven een dekkingsgraad van 105% door het pensioenfonds aangewend kan worden voor toeslagen heeft ook het pensioenfonds belang bij een goede beheersing van de beleggingsrisico’s. In overleg met de herverzekeraar is een beleggingsmandaat voor de vermogensbeheerder opgesteld. Beide depots vallen onder dit beleggingsmandaat. De inhoud en uitvoering binnen de bandbreedtes van het beleggingsmandaat worden kritisch beoordeeld en gevolgd door de beleggingscommissie. De beleggingen binnen de gesepareerde depots bestaan hoofdzakelijk uit participaties in beleggingsfondsen. De beleggingen in het garantiedepot bij de herverzekeraar zijn verdeeld in een matchingportefeuille (ten behoeve van beperking renterisico) en een rendementsportefeuille (ten behoeve van realiseren extra rendement ten behoeve van koopkrachtbehoud). Het overwaardedepot bestaat volledig uit aandelenfondsen en volgt het beleggingsbeleid van de rendementsportefeuille in het garantiedepot. 37
Met deze beleggingsfondsen wordt gestreefd naar een vermogensgroei op de langere termijn bij een aanvaardbaar risico. Daarbij wordt gestreefd naar een rendement dat ten minste gelijk is aan de benchmark. De beleggingsfondsen zijn onderhevig aan het marktrisico, oftewel het risico uit hoofde van prijswijzigingen van de beleggingen. De omvang van dit risico neemt toe naarmate de beweeglijkheid van de koersen groter is. Door middel van zorgvuldige selectie en spreiding van de beleggingen van het beleggingsfonds trachten het pensioenfonds en de herverzekeraar het marktrisico te mitigeren. De beleggingsfondsen beleggen hoofdzakelijk in euro’s, wat het risico- en rendementsprofiel bepaalt. Naast Interest Rate Swaps en Valutatermijncontracten wordt verder geen gebruik gemaakt van andere optie- en termijncontracten op aandelen en valuta’s. Om de behaalde beleggingsrendementen op langere termijn te beoordelen wordt jaarlijks een lange termijn analyse uitgevoerd waarbij de besluiten van het bestuur en de uitvoering van het beleggingsmandaat door de vermogensbeheerder in aanmerking worden genomen. Op basis van deze analyse kan het bestuur bijsturen. Rente- en matchingsrisico Het matchingsrisico is het risico dat de looptijd en rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen niet op elkaar zijn afgestemd. Dit risico is beperkt door 85% - 95% van de verplichtingen af te dekken met het beleggen in vastrentende waarden en swaps waarvan de duration ongeveer gelijk is aan de verplichtingen. Periodiek wordt er een Asset Liability Management (ALM) studie uitgevoerd om de optimale matching te bepalen en te toetsen. Periodiek worden ALM-studies uitgevoerd om te toetsen of het huidige beleid in diverse marktsituaties goed blijft functioneren en/of het beleid eventueel aangepast moet worden. De laatste ALM-studie is in het eerste kwartaal van 2015 uitgevoerd. De uitkomsten van deze ALM-studie gaven geen aanleiding om het beleggingsbeleid aan te passen. Het collateral management op de swaps wordt dagelijks uitgevoerd door Delta Lloyd Asset Management. Verzekeringstechnische risico’s Met het herverzekeringscontract zijn de verzekeringtechnische risico’s overgeheveld naar de herverzekeraar Delta Lloyd Levensverzekering NV. In de met de herverzekeraar overeengekomen overlevingstafels (in het verslagjaar AG-prognosetafel 2010-2060) houdt het pensioenfonds bij de bepaling van zijn verplichtingen en van de premie en koopsommen rekening met de verwachte sterfteontwikkeling in de toekomst. Het pensioenfonds is herverzekerd en dus draagt de herverzekeraar het langlevenrisico. Bij beëindiging van de herverzekeringsovereenkomst heeft het pensioenfonds de keuze om de opgebouwde aanspraken premievrij achter te laten bij de herverzekeraar, de herverzekeringsovereenkomst te continueren met nieuwe voorwaarden of de opgebouwde aanspraken af te kopen en over te dragen aan het pensioenfonds of een nieuwe herverzekeraar. De huidige herverzekeringsovereenkomst loopt tot en met 31 december 2015. Hoewel het langlevenrisico wordt gedragen door de herverzekeraar worden voor financiële verslaglegging de meest recente sterftetafels gebruikt. Omdat de toeslagverlening voor rekening van het pensioenfonds komt, dient het pensioenfonds bij de toeslagtoekenning rekening te houden met de meest actuele levensverwachtingen. Er is in 2014 een nieuwe AG-prognosetafel verschenen met de meest recente verwachtingen. Vanaf eind 2014 hanteert het pensioenfonds dan ook de prognosetafel AG2014. De ervaringssterfte ten opzichte van de landelijke sterfte is niet aangepast. Kredietrisico Doordat de pensioenen zijn verzekerd bij de herverzekeraar bestaat een kredietrisico voor het pensioenfonds op de vorderingen uit hoofde van de verzekeringen op de herverzekeraar. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd, mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het Vereiste Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de verzekeraar op marktwaarde. Het pensioenfonds en de herverzekeraar hebben in verband met het kredietrisico afgesproken het gesepareerde beleggingsdepot te splitsen in een garantiedepot dat juridisch in eigendom blijft van de herverzekeraar en een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. 38
Het kredietrisico is daarmee beperkt. Operationele- en uitbestedingsrisico’s Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten, als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Het pensioenfonds mitigeert dit risico op de eerste plaats door van de herverzekeraar een ISAE 3402 Type 2-rapport te verlangen en te beoordelen. Naast het beoordelen van deze ISAE rapportage, voert het pensioenfonds controles uit op de verwerking van de herverzekeraar. Het pensioenfonds heeft daarnaast een Service Level Agreement (SLA) met de herverzekeraar. De administrateur en de manager zien toe op de naleving daarvan. Met de praktische uitvoering van de regeling loopt het pensioenfonds een uitvoeringsrisico. Dat concentreert zich enerzijds op de activiteiten van de administratie van het pensioenfonds en anderzijds op de taken die bij overige (externe) partijen zijn uitbesteed. De taken, procedures en controles binnen de administratie zijn vastgelegd en op basis hiervan is de continuïteit van de uitvoering voldoende gewaarborgd. Op kwartaalbasis wordt aan het bestuur gerapporteerd over kritische performance indicatoren (KPI’s). Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat door inflatie de koopkracht van het opgebouwde pensioen wordt verlaagd. Deelnemers en gepensioneerden lopen met name een risico dat de te verlenen toeslagen de inflatie niet bijhouden. Dit risico is grotendeels afhankelijk van het gevoerde premie- en beleggingsbeleid. De jaarlijkse toeslag is afhankelijk van de middelen die het pensioenfonds hiervoor beschikbaar heeft. Het pensioenfonds heeft het inflatierisico niet afgedekt. Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen te verlenen op de pensioenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de ontwikkelingen van rente, rendement, (loon)-inflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagentoezegging voorwaardelijk is. In ALM studies is gezocht naar een optimaal en op lange termijn verantwoord beleggingsbeleid dat een zo groot mogelijke kans op een jaarlijkse toeslag mogelijk maakt, tegen een aanvaardbare prijs. De situatie op de financiële markten is al langere tijd slecht. Door een zeer laag renteniveau en een steeds toenemende levensverwachting wordt de kans op realisatie van volledige toeslagen kleiner. Het is daarom minder zeker dat de volledige ambitie kan worden gerealiseerd. Met het nieuwe FTK die per 1 januari 2015 van kracht werd is de kans op volledige indexatie verder verslechterd. In 2014 kon overigens wel de volledige toeslagambitie worden gerealiseerd. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. Voor de benaderingswijze is gekozen voor verdiscontering van de uitkeringenstroom op basis van de rentetermijn structuur van De Nederlandsche Bank N.V, gecorrigeerd voor de Europese inflatie. Ultimo 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 95,6% (31 december 2013: 85%). Gedragsrisico’s De bestuursleden hebben een gedragscode ondertekend. Deze gedragscode geeft regels voor personen die betrokken zijn bij het pensioenfonds. Dit ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het pensioenfonds en de privé-belangen en ter voorkoming van het gebruikmaken van vertrouwelijke informatie voor privé-doeleinden. Het uitgangspunt daarbij is dat alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Daarnaast is in het besturingsreglement een procedure opgenomen over hoe te handelen ingeval van een tegenstrijdig belang van bestuursleden. Indien er sprake is van een tegenstrijdig belang adviseert 39
de compliance officer. De gedragscode is in lijn gebracht met de Code pensioenfondsen die per 1 januari 2014 van kracht is. Overige risico’s Het pensioenfonds onderkent nog een aantal andere risico’s waarop gestuurd moet worden. Bijvoorbeeld het risico van de werkgever dat de door het pensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling niet strookt met de pensioentoezegging zoals die door de werkgever aan de werknemers wordt gedaan of in strijd is met de fiscale regelgeving. Om dat te voorkomen is de pensioentoezegging, die door de werkgever op hoofdlijnen is omschreven in de CAO, uitgewerkt in het pensioenreglement. Individuele toezeggingen buiten dit reglement neemt het pensioenfonds niet in uitvoering. Voor groepen kan uitvoering wel plaatsvinden, maar alleen op basis van aanpassing van het pensioenreglement. Nieuwe fiscale regelgeving wordt door het pensioenfonds gevolgd en daar waar nodig worden acties in gang gezet om het pensioenreglement hierop aan te passen. Het risico dat de fondsdocumenten niet voldoen aan de wet- en regelgeving is ondervangen doordat de fondsdocumenten periodiek beoordeeld worden door het managementteam waarbij ook een juridisch adviseur betrokken is. Voor het aansprakelijkheidsrisico van bestuurders en leden van andere organen binnen het pensioenfonds is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
40
5. Actuariële analyse In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Bedragen x € 1.000 Premieresultaat Premiebijdragen werkgever Premiebijdragen werknemers Totale premiebijdragen werkgevers en werknemers Bijdrage werkgever in pensioenuitvoerings- en garantiekosten Totale bijdragen Pensioenopbouw in het jaar Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten Garantiekosten Totale uitgaven
Mutatieresultaat ten laste van gesepareerd depot bij herverzekeraar Toeslagen Interestresultaat Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Deling van beleggingsresultaten bij herverzekeraar
Overig resultaat Aandeel in technisch resultaat Correctie vordering op werkgever
Totaal saldo van baten en lasten
2014 €
2013 €
32.859 11.686 ----------44.545 16.683 ----------61.228
36.384 11.889 ----------48.273 13.300 ----------61.573
-44.545
-47.334
882 -2.204 -15.361 -----------61.228 ----------0
844 -2.075 -12.069 -----------60.634 ----------939
-8.722
-17.406
30.590 57.106 ----------87.696
33.699 49.516 ----------83.215
11.958 -939
7.826 -
----------89.993
----------74.574
Premiebijdragen werkgever De premiebijdrage van de werkgever is in 2014 gedaald als gevolg van het aanpassen van de pensioenregeling per 1 januari 2014 waarin ander meer de pensioenleeftijd is verhoogd van 65 naar 67 jaar en het opbouwpercentage in de directieregeling is verlaagd van 2,25% naar 2,15%. De vordering op de werkgever van € 0,9 miljoen, zijnde het verschil tussen de 3%-premie en de gedempte kosten dekkende premie in 2013 wordt niet meer geïncasseerd omdat de uitvoeringsovereenkomst op dit punt is aangepast (voor toelichting zie paragraaf 3.2). De afschrijving van deze vordering is onder het overige resultaat als correctie vordering op werkgever verantwoordt. Deling beleggingsresultaten bij herverzekeraar De deling van de beleggingsresultaten bij herverzekeraar bestaat uit de totale beleggingsresultaten uit het gesepareerde beleggingsdepot en de mutaties van de verplichtingen uit hoofde van wijziging van 41
de marktrente. De deling beleggingsresultaten uit hoofde van het garantiecontract kan als volgt worden gespecificeerd: 2014 €
2013 €
543.222
-102.999
Verschil mutatie technische voorziening op rekenrente en op marktrente
-461.174
147.824
Toename vermogensbuffer ten laste van vermogensoverschot
-24.942 ----------57.106
4.691 ----------49.516
Bedragen x € 1.000
Resultaat op beleggingen onder aftrek van 3% technisch intrest
Deling beleggingsresultaten bij herverzekeraar
In het resultaat op beleggingen wordt rekening gehouden met een 3% technisch interest die de grondslag vormt voor de premiestelling. Omdat de marktrente, die de grondslag is voor het waarderen van de verplichtingen, het afgelopen jaar is gewijzigd is het verschil mutatie technische voorziening op rekenrente en op marktrente opgenomen. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten kunnen als volgt worden gespecificeerd: Bedragen x € 1.000
Personeelskosten Accountantskosten Certificering actuaris Heffingen DNB en AFM Administratiekosten (doorbelasting door herverzekeraar) Excassokosten (doorbelasting door herverzekeraar) Overige bedrijfskosten Totale pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten per actieve deelnemer/pensioengerechtigden Pensioenuitvoeringskosten per verzekerde (deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden)
2014 €
2013 €
425 26 18 103 934 362 336 ----------2.204
435 24 19 108 879 342 268 ----------2.075
0,287
0,268
0,167
0,158
De stijging van de overige bedrijfskosten is met name toe te schrijven aan kosten voor de nieuwe website en de pensioenplanner. De pensioenuitvoeringskosten en de garantiekosten worden volledig vergoed door de werkgever. Premiebeleid. Het premiebeleid houdt in dat het pensioenfonds de premie die het verschuldigd is aan de verzekeraar in rekening brengt bij de werkgever. De premie die het pensioenfonds aan de verzekeraar verschuldigd is, is gebaseerd op AG prognosetafel 2010-2060 (vertaald naar grondslag collectief 2003 met een opslag van 9,5%), rekening houdend met ervaringsfactoren van het Verbond van Verzekeraars en een MVM risico-opslag van 2%, met een rekenrente van 3%. Er is sprake van gegarandeerde tarieven voor inkoop vanuit het pensioenreglement voortvloeiende nieuwe of verhoogde pensioenaanspraken op basis van een rekenrente van 3%. Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) Het pensioenfonds heeft een MVEV ter grootte van 25% van de netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening in het afgelopen jaar. Per 31 december 2014 bedroeg het MVEV € 1,2 miljoen. 42
Het pensioenfonds dekt het MVEV uit het overwaardedepot. Het vermogen van het pensioenfonds dat uitstijgt boven de volgens de herverzekeringsovereenkomst vastgestelde dekkingsgraad van 105% is ondergebracht in het overwaardedepot en kan door het bestuur aangewend worden voor toeslagen. Vereist eigen vermogen (VEV) Zolang het pensioenfonds volledig is herverzekerd is het VEV gelijk aan het MVEV. Eigen Vermogen Het eigen vermogen bedraagt per 31 december 2014 € 394,0 miljoen. Hiermee voldoet het pensioenfonds ruim aan de hoogte van het Vereist Eigen Vermogen. Het verloop van het eigen vermogen kan als volgt worden gespecificeerd: Bedragen x € 1.000
Stand per 31 december voorgaand jaar Totaal saldo van baten en lasten Stand per 31 december
2014 €
2013 €
303.977 89.993 ----------393.970
229.403 74.574 ----------303.977
43
6. Verwachtingen voor 2015
Per 31 december 2015 loopt de uitvoerings- en herverzekeringsovereenkomst af. Het pensioenfonds is zich aan het beraden over de keuzes die voorliggen. Het pensioenfonds zal in 2015 een keuze moeten maken tussen bestendiging van herverzekeren van de pensioenen en pensioenaanspraken of dat het pensioenfonds in eigen beheer verder gaat. Beide keuzes hebben voor het pensioenfonds financiële en organisatorische consequenties. Het pensioenfonds is in overleg met de werkgever over de premie die het pensioenfonds nodig heeft om de pensioenregeling uit te voeren en welke premie de werkgever bereid is te betalen. Door de sterk gedaalde rente kan de huidige pensioenregeling na 1 januari 2016 niet tegen hetzelfde premieniveau uitgevoerd kunnen worden. Daarnaast is het pensioenfonds bezig om de regels onder het nFTK voor het pensioenfonds te implementeren. Zo zal onder meer een nieuw toeslagbeleid worden vastgesteld. Andere beleidsonderdelen zullen wijzigen, afhankelijk van de keuzes die het pensioenfonds maakt met betrekking tot de uitvoerings- en herverzekeringsovereenkomst.
Amsterdam, 28 mei 2015
w.g. R. Van Mazijk, voorzitter
w.g. H.A.N. Geboers secretaris
44
Visitatiecommissie Opdracht en visitatieprocedure Overeenkomstig de door het bestuur van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd aan Stichting Intern Toezicht Pensioen (stichting ITP) verleende opdracht tot een visitatie, hebben visiteurs van Stichting ITP overeenkomstig de Pensioenwet en de Code pensioenfondsen het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds beoordeeld. Het betreft de jaarlijkse visitatie zoals deze verplicht is sinds de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen per 1 juli 2014. De laatste visitatie heeft plaatsgevonden in februari 2013. De visitatiecommissie heeft bij deze visitatie op eigen initiatief het accent gelegd op risicomanagement. De werkwijze van de visiteurs kende de volgende stappen: 1. bestudering van documenten. De visitatiecommissie heeft onder meer de volgende documenten beoordeeld: besluitvormingsproces, notulen bestuursvergaderingen, beleggingscommissie, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan, ABTN, jaarverslagen, actuariële rapportages, ALMstudie en continuïteitsanalyse, uitvoeringsovereenkomst, correspondentie met toezichthouders en functiebeschrijvingen. 2. Overleg met het bestuur en het verantwoordingsorgaan. 3. Opstellen van het visitatierapport. Het bestuur van het pensioenfonds heeft de visiteurs benoemd. De visitatie heeft betrekking op de periode 2012-2014 en betreft nadrukkelijk een fase dan wel een momentopname in een doorgaand proces van interne kwaliteitsbewaking. De samenstelling van de visitatiecommissie was als volgt: 1. J.H.M. van de Vall (voorzitter) 2. D.H. Mik 3. Mevr. mr. M.W.J. Swalef Samenvatting uit het visitatierapport De visitatiecommissie heeft een goed beeld gekregen van het pensioenfonds. De uitvoering is uitbesteed aan Delta Lloyd Levensverzekering. Dit heeft voordelen, maar heeft ook het risico in zich van een niet 100 procent zakelijke opstelling ten opzichte van een ‘eigen organisatie’. De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat het bestuur deze zakelijke opstelling wel hanteert en prudent opereert. Het fonds wordt bestuurd door betrokken en kundige bestuurders met een goede dynamiek. Men staat open voor vernieuwing en vragen worden adequaat beantwoord. De herverzekeringsovereenkomst loopt eind 2015 af en een nieuwe overeenkomst zal wellicht minder gunstig kunnen worden afgesloten. Samenvattend is sprake van een goed pensioenfonds, dat voldoende ‘checks’ en ‘balances’ ingebouwd heeft om in control te kunnen blijven en de juiste beslissingen te kunnen nemen. Ondersteuning vanuit het management team is daarbij in belangrijke mate behulpzaam. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn als volgt: • Stel beleggingsbeliefs vast en stel een beleggingsplan op. • Het bestuur van het pensioenfonds moet zich beraden hoe de ten gevolge van de wijzigingen in wet- en regelgeving te verwachten stijging van de uitvoeringskosten zo evenwichtig mogelijk worden verdeeld over de deelnemers, waarbij het bestuur breder draagvlak voor deze stijgende kosten en schaalvergroting in overweging moet nemen. • Evalueer jaarlijks de risicoanalyse.
45
Uitkomsten nabespreking visitatierapport met het bestuur Op 13 maart 2015 heeft de visitatiecommissie een nabespreking gehad met het VO en met het bestuur van het pensioenfonds. Het rapport is inhoudelijk besproken en toegelicht. Op enkele onderdelen zijn de bewoordingen, ter voorkoming van onduidelijkheden, aangescherpt en is als gevolg daarvan een aanbeveling van de visitatiecommissie in het definitief rapport geschrapt. Bij een nieuwe visitatie zal bezien worden of er voor bepaalde deelonderwerpen extra aandacht gevraagd zal worden.
46
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Taak en taakinvulling Het bestuur heeft conform de Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 7 leden: drie leden voorgedragen door de werknemers, twee voorgedragen door de pensioengerechtigden en twee voorgedragen door de werkgever. Uit hun midden wordt de voorzitter verkozen, alsmede de vicevoorzitter en de secretaris. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan is vermeld op pagina 12. Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over: • het handelen van het bestuur zoals verantwoord in de kwartaalrapportages en het jaarverslag; • het door het bestuur in de praktijk gevoerde beleid; • de beleidskeuzes die met betrekking tot de toekomst van de pensioenregeling worden gemaakt. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt of het bestuur in zijn taakstelling rekening houdt met het beleid van het fonds, met de principes van goed pensioenfondsbestuur en of het bestuur de Pensioenwet naleeft. Bovenal wordt echter beoordeeld of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle partijen rekening houdt. Het verantwoordingsorgaan is als gevolg van de invoering van de nieuwe Wet versterking pensioenfondsen, per 1 juli 2014 verantwoordelijk voor een uitgebreider takenpakket en is per die datum uitgebreid met een extra werknemerslid. Nieuw zijn een aantal adviestaken op uiteenlopende gebieden. In 2015 zal daar de toetsing van de premieopbouw nog aan worden toegevoegd. Nieuwe statuten voor het fonds en een nieuw reglement voor het verantwoordingsorgaan zijn in verband hiermee opgemaakt en per diezelfde datum van kracht geworden. Werkwijze Het verantwoordingsorgaan komt eens per kwartaal bijeen. Aan de hand van de kwartaalrapportages komen financiële, operationele en bestuurlijke zaken aan de orde. De manager en de administrateur zijn aanwezig voor het desgewenst geven van een toelichting. De bijeenkomsten geven het verantwoordingsorgaan de gelegenheid te reageren naar het bestuur en het management. Naar behoefte heeft de voorzitter of de secretaris rechtstreeks contact met het management van het fonds. Daarnaast komt het verantwoordingsorgaan twee keer per jaar bijeen met het bestuur. In het voorjaar primair voor het afronden van het voorgaande boekjaar middels het bespreken van concepten van het jaarverslag en het oordeel van het verantwoordingsorgaan. In het najaar komen de toekomstige ontwikkelingen aan de orde zoals de gevolgen van eventuele veranderingen bij Delta Lloyd Groep, nieuwe wetgeving, de bestuursstructuur en dergelijke. Jaarlijks bespreekt het verantwoordingsorgaan separaat met de accountant en de certificerend actuaris hun bevindingen over het afgelopen boekjaar. In het kader van het jaarlijks onderzoek door de Visitatiecommissie, vindt periodiek overleg plaats tussen deze commissie en het verantwoordingsorgaan waarin tal van vragen van de commissie worden beantwoord. Opvolging bevindingen en aandachtpunten 2013 In het vorige verslag werd in het kader van de communicatie aandacht gevraagd voor een verbetering van de interactie met deelnemers en het geven van informatie over toekomstige ontwikkelingen. Met het operationeel worden van de nieuwe website en daarmee van de nieuwe Koersplanner is een belangrijke stap gezet. De Koersplanner geeft deelnemers en ex-deelnemers een sterk instrument in handen om de eigen individuele financiële planning te ondersteunen. Het actueel houden van de content van de website zal een voortdurend punt van aandacht zijn. De site kan een uitstekend middel zijn om de vele en snelle veranderingen in het pensioenveld aan de doelgroep kenbaar te maken en toe te lichten.
47
Het bestuur kent één lid namens de pensioengerechtigden. In geval van absentie zijn de gepensioneerden niet meer vertegenwoordigd. Onze aanbeveling om hierin te voorzien door benoeming van een waarnemend lid namens de Vereniging Gepensioneerden, is niet door het bestuur overgenomen. Wel heeft de Vereniging een lid aangewezen die direct als opvolger kan worden voorgedragen, waardoor de opvolgingsprocedure zo snel mogelijk kan worden gestart. De praktijk zal moeten leren of dit een bevredigende oplossing voor dit probleem is. Bevindingen 2014 Bij het vormen van het oordeel zijn de volgende onderwerpen gewogen. Het prudente beleggingsbeleid is voortgezet op basis van de rentevisie van het bestuur, waarin aanhoudend een lage rente in het eurogebied wordt verwacht. Het bestuur laat zich daarin adviseren door de Beleggingscommissie. De beleggingen van de verzekeringsverplichtingen blijven gematched door middel van rente ruilovereenkomsten (swaps). Het rendement op deze portefeuille bedroeg 33,8% als gevolg van de sterk dalende rente. Het renterisico is voor ca. 94% afgedekt. De vrij beschikbare middelen zijn belegd in zakelijke waarden (de rendementsportefeuille), met een rendement van 8,8 %, hetgeen iets onder de benchmark (10,2% ) ligt. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg 27,7%, waarvan ca. 22% is toe te schrijven aan de rendementsportefeuille. De dekkingsgraad die voor beleidsdoeleinden wordt gebruikt daalde enigszins (120,1% ultimo 2014 versus 122,8% ultimo 2013) als gevolg van met name de verder dalende rente. Het effect van de toegekende indexatie per 1 januari 2015 is al in dit cijfer verwerkt. De nominale dekkingsgraad die wordt berekend op basis van de voorschriften van DNB nam toe van 125,2 ultimo 2013 naar 132,2 ultimo 2014. Dit is nog steeds ruim boven het gemiddelde van de totale Nederlandse pensioenfondsen en dat van de ondernemingspensioenfondsen. Het bestuur hanteert stresstests om de “hardheid” van de dekkingsgraad te meten. Uit deze tests blijkt dat bij een zekerheidsmaatstaf van 99,5%, onder de door het bestuur gehanteerde uitgangspunten, de dekkingsgraad niet onder de 115% komt. Met een zekerheidsmaatstaf van 97,5% komt de dekkingsgraad niet onder de 121%. Overigens zijn de nominale aanspraken volledig verzekerd via een garantiecontract. Het fonds heeft de indexatieambitie volledig kunnen realiseren. Per 1 januari 2015 werd een toeslag verleend van 0,75% over de pensioenen en de opgebouwde pensioenrechten van respectievelijk de pensioengerechtigden en oud medewerkers. Aan de actieve deelnemers is geen toeslag verleend omdat aan de werknemers in 2014 geen loonronde is toegekend. De looninflatie was daarom nihil. De uitvoeringskosten bedroegen in 2014 € 908.000 terwijl € 923.000 was gepland. Ten opzichte van vorig jaar betekent dit een kostenstijging van 6%, als gevolg van hogere toezichts- en communicatiekosten. De loonkosten niet zijn gestegen. In het verslagjaar heeft het bestuur, naar aanleiding van de nieuwe wetgeving en een daarop gebaseerd advies van de toenmalige Deelnemersraad, zich beraden over het te hanteren bestuursmodel. Gekozen is het bestaande paritaire model te handhaven. Het verantwoordingsorgaan respecteert deze keuze. In 2015 is de personele invulling van de werkgeversdelegatie zodanig gewijzigd dat thans geen leden van de Raad van Bestuur meer zitting hebben in het bestuur. In de visie van het verantwoordingsorgaan bevordert dit de evenwichtige belangenbehartiging waaraan het bestuur is gebonden. De statuten van het fonds zijn aangepast aan de nieuwe eisen die de Wet stelt. Voorts zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd om deze aan te passen aan de meest recente inzichten, mede gebaseerd op de adviezen van de toenmalige Deelnemersraad. Eind 2013 werd het bestuur geconfronteerd met de wens van de werkgever de uitvoeringsovereenkomst met terugwerkende kracht aan te passen. Deze aanpassing betreft het schrappen van de bepaling dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie verschuldigd is indien deze hoger is dan de feitelijke premie die het fonds aan de herverzekeraar afdraagt. 48
Het besluitvormingsproces dat het bestuur ter zake heeft gevolgd, heeft het verantwoordingsorgaan als zeer zorgvuldig ervaren. Dat de afwikkeling zo veel doorlooptijd in beslag genomen heeft wordt echter betreurd, mede ingegeven door de starre houding van de werkgever. Dit laatste doet geen recht aan de gezonde zakelijke relatie die het fonds en de werkgever nastreven. Uit de rapportage van de Compliance Officer komen geen bijzonderheden voort. De communicatie tussen bestuur, management en het verantwoordingsorgaan verloopt via vaste patronen en een overeengekomen rapportagemodel. Er is daarbinnen voldoende ruimte voor persoonlijk contact. Oordeel 2014 Het verantwoordingsorgaan is, het bovenstaande afwegende, van mening dat het bestuur in 2014 als goed bestuur heeft gehandeld. Het bestuur heeft daarbij op evenwichtige wijze de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever gediend. Vooruitblik De herverzekeringsovereenkomst met Delta Lloyd Levensverzekering NV eindigt eind 2015. Deze overeenkomst prolongeren of voor een andere vorm kiezen, zal het belangrijkste bestuurlijke onderwerp voor dit jaar zijn. Het verantwoordingsorgaan zal de beraadslagingen over dit onderwerp nauwgezet volgen, gegeven het belang van deze keuze voor het fonds. Niet in het minst zijn daarbij van belang de resultaten van de ALM studie waartoe het bestuur heeft besloten en die in het eerste kwartaal van 2015 beschikbaar zullen komen. De gevolgen van het nieuwe FTK en de beleidskeuzes die daaruit zullen volgen, zijn eveneens onderwerp van besluitvorming in dit jaar. Gaandeweg, onder invloed van de nieuwe taken door de Wet toegekend, verandert het karakter van het verantwoordingsorgaan. De ambitie is om in de loop van dit jaar duidelijk te krijgen wat dit betekent voor de leden van het verantwoordingsorgaan in termen van noodzakelijke kennis en vaardigheden. Het ligt in de bedoeling hiervoor een programma te ontwikkelen en in dit jaar de uitvoering daarvan ter hand te nemen. Tenslotte Het verantwoordingsorgaan dankt het bestuur, management en de adviseurs voor de constructieve samenwerking, die wij wederom in het afgelopen jaar mochten ondervinden.
Reactie bestuur Met genoegen neemt het bestuur kennis van het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid en de weerslag daarvan in de jaarrekening. Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor de wijze waarop invulling is gegeven aan de toezichthoudende en adviserende rol.
49
Jaarrekening
50
Balans per 31 december 2014 Na bestemming van het saldo van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen uit herverzekering Vorderingen op werkgever Vordering op herverzekeraar
Totaal activa
4 4 4
5
6 7 8
31 december 2014 €
31 december 2013 €
301.129 920 2.087
301.030 163 1.851
304.136
303.044
2.158.213
1.806.658
2.158.213
1.806.658
89.834 1.728 −
29.491 907 32
91.562
30.430
2.553.911
2.140.132
51
Bedragen x € 1.000 Passiva Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Overige reserves
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen
Overige schulden en overlopende passiva Schuld aan herverzekeraar Overige kortlopende schulden
Totaal passiva
9 9
10
11 12
31 december 2014 €
31 december 2013 €
− 393.970
− 303.977
393.970
303.977
2.158.213
1.806.658
2.158.213
1.806.658
− 1.728
29.497 −
1.728
29.497
2.553.911
2.140.132
52
Staat van baten en lasten over 2014
Bedragen x € 1.000
2014 €
2013 €
Baten Premiebijdragen werkgever Premiebijdragen werknemers Bijdrage werkgever in pensioenuitvoeringskosten en garantiekosten
14 14
32.859 11.686
36.384 11.889
14
16.683
13.300
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
15
30.590
33.699
Baten uit herverzekering: Onttrekking voor pensioenuitkeringen Resultatendeling uit hoofde van garantiecontract Vrijval excassovoorziening
19 16 14
56.620 69.064 882
54.817 57.342 844
23
−
37.016
17 18
349.953 1.602
− 2.101
569.939
247.392
Mutatie technische voorzieningen (passiva) Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen (activa) Saldo overdracht van rechten
Lasten Pensioenuitkeringen
19
56.620
54.817
Pensioenuitvoeringskosten Garantiekosten
20 21
2.204 15.361
2.075 12.069
Premie herverzekeraar garantiecontract
14
44.545
47.334
Toeslagen t.l.v. depotvermogen bij herverzekeraar
22
8.722
17.406
Mutatie technische voorzieningen (passiva) Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen (activa)
23
351.555
−
17
−
39.117
Overige lasten
24
939
−
479.946
172.818
Saldo van baten en lasten
89.993
74.574
Bestemming van het saldo van baten en lasten Overige reserves
89.993
74.574
Totaal saldo van baten en lasten
89.993
74.574
53
Toelichting op de balans en staat van baten en lasten 1. 1.1
Algemene toelichting Activiteiten
Het doel van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd is het verlenen van pensioenaanspraken, alsmede het uitkeren of doen uitkeren van pensioen aan deelnemers, oud-deelnemers en hun bij overlijden na te laten betrekkingen, een en ander volgens de regels, zoals nader in het pensioenreglement omschreven. 1.2
Toelichting op kasstroomoverzicht
Het pensioenfonds beschikt niet over eigen liquide middelen. De premiebijdragen worden door de werkgever rechtstreeks gestort bij de herverzekeraar ter dekking van de premie herverzekeraar. De externe kosten worden door de werkgever rechtsreeks aan derden betaald. Overige geldstromen (zoals pensioenuitkeringen en waardeoverdrachten) worden door de herverzekeraar rechtstreeks met de deelnemers en derden verrekend. Derhalve is geen kasstroomoverzicht opgenomen. 2. 2.1
Grondslagen voor waardering van activa en passiva Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. De presentatie van alle bedragen vindt plaats in duizenden euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 2.2
Vergelijking met voorgaand jaar
De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt per 31 december 2014 gebaseerd op de Prognosetafel AG2014 (per 31 december 2013 op Prognosetafel AG2012-2062). VPV op basis van de ‘Rente Termijn Structuur Financieel Toetsingskader’ Bedragen x € 1.000 Voorziening pensioenverplichtingen Prognosetafel AG2012-2062 Voorziening pensioenverplichtingen Prognosetafel AG2014
Toename VPV door overgang op Prognosetafel AG2014
2.3
31-12-2014 € 2.159.470 2.158.213
-1.257
Schattingen en veronderstellingen
Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. 54
2.4
Opname van actief, verplichting, bate of last
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. 2.5
Beleggingen voor risico pensioenfonds
De beleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. De waardering van ter beurze genoteerde effecten en participaties in beleggingsinstellingen die in effecten beleggen vindt plaats tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-genoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beheerder van deze beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden) dan wel een taxatie. In de herverzekeringsovereenkomst is overeengekomen dat het vermogensoverschot boven een dekkingsgraad van 105% als eigen vermogen van het pensioenfonds in aanmerking kan worden genomen. Ter zekerstelling van dat vermogen is per 1 januari 2013 het gesepareerde depot gesplitst in een garantiedepot waarvan het juridisch eigendom bij de herverzekeraar ligt en een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. Het vermogensoverschot boven een marktrente dekkingsgraad van 105% is overgeheveld naar het overwaardedepot. Het vermogensbeheer van het garantiedepot en het overwaardedepot is uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management N.V. Het beleggingsbeleid is gericht op het beheersen van de financiële risico’s en het creëren van extra rendement voor het behoud van koopkracht van de opgebouwde en ingegane pensioenen. Voor zowel het garantiedepot als het overwaardedepot geldt hetzelfde beleggingsmandaat. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid is de beleggingsportefeuille gesplitst in een matching- en een rendementsportefeuille. De matchingportefeuille heeft als doel het renterisico te beperken, de rendementsportefeuille is bedoeld om extra rendement te creëren om het behoud van koopkracht in de toekomst te kunnen realiseren. De matchingportefeuille is onderdeel van het garantiedepot bij de herverzekeraar, de rendementsportefeuille is verdeeld tussen het garantiedepot en het overwaardedepot. Het overwaardedepot belegt in het DL Deelnemingen Fonds, het DL Global Equity Index Fund en het DL Institutioneel Blue Return Fund. De beleggingen worden gewaardeerd tegen de per ultimo verslagjaar laatst beschikbare beurswaarde of marktwaarde. 2.6
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Garantiecontracten Vorderingen uit garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen.
55
2.7
Stichtingskapitaal en reserves
De overige reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de gehanteerde overlevingstafels is rekening gehouden met de verwachte sterfteontwikkeling in de toekomst. Door de volledige herverzekering tot 1 januari 2016 houdt het pensioenfonds geen voorziening aan voor toekomstige sterfteontwikkeling. 2.8
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum gefinancierde pensioenverplichtingen. Gefinancierde pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt (rekeninghoudend met het driemaandsgemiddelde en UFR). De gehanteerde ultimate forward rate ultimo 2014 is 4,2% (2013: 4,2%). De gemiddeld gewogen marktrente ultimo 2014 is 1,90% (2013: 2,77%). Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De VPV is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rekenrente De verdiscontering van de uitkeringenstroom vindt plaats op basis van de ‘swap’-rentecurve van De Nederlandsche Bank N.V. (‘Rente Termijn Structuur Financieel Toetsingskader’), die per balansdatum wordt gehanteerd. Sterfte Voor het ouderdomspensioen: Per 31 december 2014 Prognosetafel AG2014, rekeninghoudend met ervaringsfactoren en een 2% MVM (risico)opslag (per 31 december 2013 Prognosetafel AG2012-2062, rekeninghoudend met ervaringsfactoren en een 2% MVM (risico)opslag). Voor het nabestaandenpensioen: Per 31 december 2014 Prognosetafel AG2014, rekeninghoudend met ervaringsfactoren en een 2% MVM (risico)opslag (per 31 december 2013 Prognosetafel AG2012-2062, rekeninghoudend met ervaringsfactoren en een 2% MVM (risico)opslag). Wezenpensioen Het wezenpensioen wordt afgeleid van de wezenpensioengrondslag. De voorziening voor de wezenpensioengrondslag wordt vastgesteld als de actuariële contante waarde van de risicostorting waarbij de duur tot de pensioendatum in aanmerking wordt genomen van het deel van de grondslag dat is ingekocht. Een ingegaan wezenpensioen wordt gereserveerd op het leven van de wees, waarbij de resterende duur tot 18 jaar volledig in aanmerking wordt genomen en de resterende duur tussen 18 en 27 voor de helft.
56
Partnerschap De aanspraken op nabestaandenpensioen zijn gebaseerd op het onbepaalde partner systeem, waarbij wordt verondersteld dat de vrouw 3 jaar jonger is dan de man. Na pensioeningang wordt uitgegaan van de reële situatie waarbij het leeftijdsverschil wordt bepaald uitgaande van de werkelijke geboortedata en daarna normaal afgerond in jaren. Voor de waardering worden de meest actuele inzichten voor de partnerfrequenties gebruikt, waarbij in verband met uitruil de partner frequentie op pensioenleeftijd op 1 wordt gesteld. Arbeidsongeschiktheidsrisico Een ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gereserveerd tot de pensioendatum van de arbeidsongeschikte zonder rekening te houden met een eventuele revalidatie. Bij de berekening van de MVVP voor de overige pensioenaanspraken wordt er rekening meegehouden dat na het beëindigen van het deelnemersschap als gevolg van intreden arbeidsongeschiktheid geen bijdragen meer ontvangen worden. Wachttijdreserve De wachttijdreserve is bedoeld voor de dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico met betrekking tot de twee jaren volgend op het jaar waarover het technisch resultaat wordt vastgesteld. Vanaf 01-01-2011 is de wachttijdreserve gedefinieerd als een percentage (6,435%) over de stortingen die in rekening zijn gebracht in het jaar waarover het technisch resultaat wordt vastgesteld en in het jaar daaraan voorafgaand. Hierbij vindt oprenting vanaf de valutadatum plaats met 3% intrest op jaarbasis (in boekjaar 2010 was het betreffende percentage gelijk aan 8,350%). Kostenopslag Ter grootte van 1,5% van de VPV in verband toekomstige administratie- en excassokosten. 3. 3.1
Grondslagen voor bepaling van het resultaat Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgever en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 3.2
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
De beleggingsopbrengsten bestaan uit de directe beleggingsopbrengsten (dividend en intrest) en de indirecte beleggingsopbrengsten (waardestijgingen en -dalingen van de beleggingen) onder aftrek van de kosten vermogensbeheer. 3.3
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. 3.4
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
3.5
Premie Herverzekeraar garantiecontract
De premie herverzekeraar voor het garantiecontract wordt verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
57
3.6
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen (passiva)
De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
58
Toelichting op de balans 4.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
De beleggingen voor risico pensioenfonds zijn als volgt samengesteld: Stand
Bedragen x € 1.000 Stand per 31 december 2013 Stand per 31 december 2014
Aandelen
Liquide Middelen
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
301.030
163
1.851
303.044
301.129
920
2.087
304.136
Level-classificatie van de beleggingen Aandelen
Liquide Middelen
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
Bedragen x € 1.000 niveau 4: andere methode
301.129
920
2.087
304.136
Stand per 31 december 2014
301.129
920
2.087
304.136
De beleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. De actuele waarde van participaties in de aandelen beleggingsfondsen is bepaald op basis van de nettovermogenswaarde zoals gepubliceerd door de fondsbeheerder (niveau 4: andere methode).
Mutatie overzicht Aandelen Bedragen x € 1.000 Stand per 31 december 2012 Aankoop Verkoop Waardeontwikkeling Stand per 31 december 2013 Aankoop Verkoop Waardeontwikkeling Stand per 31 december 2014
€ − 275.365 − 25.665 301.030 2.723 -29.498 26.874 301.129
De overige beleggingen bestaan uit de vordering uit teveel betaalde beheerkosten en de te vorderen dividendbelasting.
59
Aandelen
Participaties in beleggingsinstellingen
2014 € 301.129
2013 € 301.030
Stand per 31 december
301.129
301.030
Rekening-courant banken In House Banking
2014 € 0 920
2013 € 3 160
Stand per 31 december
920
163
Vordering uit teveel betaalde beheerkosten Te vorderen dividendbelasting
2014 € 515 1.572
2013 € 760 1.091
Stand per 31 december
2.087
1.851
Bedragen x € 1.000
Liquide middelen Bedragen x € 1.000
Overige beleggingen Bedragen x € 1.000
5.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Het pensioenfonds heeft de verplichtingen herverzekerd. De herverzekeraar heeft de beleggingen ter dekking van de verplichtingen uit de herverzekering van het pensioenfonds afgescheiden van de overige middelen en in een gesepareerd depot ondergebracht. Per 1 januari 2013 is het gesepareerde depot bij de herverzekeraar gesplitst in een garantiedepot waarvan het juridisch eigendom bij de herverzekeraar ligt en een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. De waarde van het overwaardedepot (beleggingen voor risico pensioenfonds) per 31 december 2014 bedraagt 304.136 (2013: 303.044). Het overwaardedepot heeft per 31 december 2014 een vordering op het garantiedepot bij de herverzekeraar van 48.384 (het overwaardedepot had per 31 december 2013 een schuld aan het garantiedepot bij de herverzekeraar van 29.497). Op de beëindigingdatum van het herverzekeringscontract heeft het pensioenfonds de keuze om • de verzekeringen die vallen onder dit contract premievrij bij de herverzekeraar achter te laten onder behoud van de volledige uitkeringsgarantie, of • de opgebouwde pensioenaanspraken af te kopen door middel van overdracht van de beleggingen in het gesepareerde depot aan het pensioenfonds.
60
Het herverzekeringsdeel technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
€ 797.279 871.168 489.766
2014 Aantallen 4.311 3.379 5.495
€ 659.640 762.029 384.989
2013 Aantallen 4.437 3.299 5.409
2.158.213
13.185
1.806.658
13.145
Bedragen x € 1.000 Actieve deelnemers Pensioentrekkenden Gewezen deelnemers (‘slapers’)
Stand per 31 december
De beleggingen bij de herverzekeraar in het garantiecontract (2.546.619) zijn groter dan het herverzekeringsdeel technische voorziening (2.158.213) vanwege: • de vereiste 105% marktrentedekkingsgraad in het garantiecontract bij de herverzekeraar • een hogere technische voorziening binnen het garantiecontract vanwege de afwijkende grondslagen ten op zichte van de jaarrekening • een nog te verrekenen schuld aan de herverzekeraar • een nog te verrekenen schuld aan het pensioenfonds • een nog te verrekenen saldo technische resultatendeling. De beleggingen bij de herverzekeraar in het garantiecontract zijn als volgt samengesteld (exclusief de beleggingen voor risico pensioenfonds): Stand
Bedragen x € 1.000 Stand per 31 december 2013 Stand per 31 december 2014
Vastgoed beleggingen
Vastrentende Waarden
Derivaten
Aandelen
€
€
€
€
Liquide Middelen
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
62.352
147.568
1.612.206
100.287
2.912
6.429
1.931.754
58.609
251.939
2.017.875
213.830
1.878
2.488
2.546.619
Level-classificatie van de beleggingen
Bedragen x € 1.000 niveau 1: genoteerde marktprijs niveau 2: onafhankelijke taxatie niveau 3: netto contante waarde niveau 4: andere methode
Stand per 31 december 2014
Vastgoed beleggingen
Vastrentende Waarden
Derivaten
Aandelen
€
€
€
€
55.069
Liquide Middelen
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
261.003
316.072
58.609
58.609
213.830
58.609
196.870
1.756.872
251.939
2.017.875
213.830
213.830 1.878
2.488
1.958.108
1.878
2.488
2.546.619
De beleggingen bij de herverzekeraar worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Voor de beleggingen opgenomen in niveau één is de reële waarde afgeleid van ter beurze genoteerde marktprijzen waarbij geldt dat sprake is van voldoende liquiditeit op de markt waar het financiële 61
instrument verhandeld wordt. De boekwaarden van de indirecte vastgoedbeleggingen (niveau 2) zijn afgeleid van de nettovermogenswaarde zoals gepubliceerd door de fondsbeheerder en die uiteindelijk zijn afgeleid van onafhankelijke taxaties. De waardering vindt plaats op basis van de laatst beschikbare opgave / gecontroleerde jaarrekening. De boekwaarden van derivaten (niveau 3) zijn in het geheel afgeleid van netto-contante-waardeberekeningen op basis van waarneembare marktdata ten aanzien van rentecurves. De actuele waarde van participaties in beleggingsfondsen (zowel aandelen als vastrentende waarden) is bepaald op basis van de nettovermogenswaarde zoals gepubliceerd door de fondsbeheerder (andere methode). Mutatie overzicht
Bedragen x € 1.000 Stand per 31 december 2012 Aankoop Verkoop Waardeontwikkeling Stand per 31 december 2013 Aankoop Verkoop Waardeontwikkeling Stand per 31 december 2014
Vastgoed beleggingen
Vastrentende waarden
Derivaten
Aandelen
€
€
€
€
67.595 − − -5.243
316.202 51.704 -247.777 27.439
1.558.878 190.218 -130.445 -6.445
306.089 − -119.200 -86.602
62.352 − -1.869 -1.874
147.568 87.320 − 17.051
1.612.206 737.982 -665.111 332.798
100.287 0,437 -124.665 237.771
58.609
251.939
2.017.875
213.830
De overige beleggingen bestaan uit de lopende interest swaps en de lopende interest obligaties.
Vastgoedbeleggingen
Participaties in beleggingsinstellingen
2014 € 58.609
2013 € 62.352
Stand per 31 december
58.609
62.352
Participaties in beleggingsinstellingen
2014 € 251.939
2013 € 147.568
Stand per 31 december
251.939
147.568
Bedragen x € 1.000
Aandelen Bedragen x € 1.000
62
Vastrentende waarden
Obligaties Participaties in beleggingsinstellingen
2014 € 261.003 1.756.872
2013 € 116.027 1.496.179
Stand per 31 december
2.017.875
1.612.206
Interest Rate Swaps
2014 € 213.830
2013 € 100.287
Stand per 31 december
213.830
100.287
Rekening-courant banken In House Banking Vesteda
2014 € 2 1.876 −
2013 € 474 599 1.839
Stand per 31 december
1.878
2.912
Lopende interest
2014 € 2.488
2013 € 6.429
Stand per 31 december
2.488
6.429
Bedragen x € 1.000
Derivaten Bedragen x € 1.000
Liquide middelen Bedragen x € 1.000
Overige beleggingen Bedragen x € 1.000
6.
Vorderingen uit herverzekering
Deling van verzekeringstechnische resultaten bij herverzekeraar Met de herverzekeraar is een resultatendeling met betrekking tot verzekeringstechnische risico’s overeengekomen. De herverzekeraar krijgt 3% van de cumulatieve verzekeringstechnische resultaten over de contractperiode 2011 tot en met 2015, met een maximum van 1.060. Een cumulatief verzekeringstechnisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. Op balansdatum bedraagt de vordering uit hoofde van deling van verzekeringstechnische resultaten 41.449 (2013: 29.491). Deling van beleggingsresultaten bij herverzekeraar In de herverzekeringsovereenkomst is overeengekomen dat het vermogensoverschot boven een dekkingsgraad van 105% als eigen vermogen van het pensioenfonds in aanmerking kan worden genomen. Ter zekerstelling van dat vermogen is per 1 januari 2013 het gesepareerde depot gesplitst 63
in een garantiedepot waarvan het juridisch eigendom bij de herverzekeraar ligt en een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. Het vermogensoverschot boven een dekkingsgraad van 105% wordt overgeheveld naar het overwaardedepot.
Bedragen x € 1.000 Stand per 31 december 2012 Aandeel Psf in verzekeringstechnisch resultaat 2013 Overboeking naar overwaardedepot Aandeel Psf in beleggingsresultaten Toeslagen t.l.v. het depotvermogen Vordering op overwaardedepot
Vorderingen uit herverzekering € 229.403 7.826 -269.345 49.516 -17.406 29.497
Stand per 31 december 2013
29.491
Aandeel Psf in verzekeringstechnisch resultaat 2014 Overboeking vanuit overwaardedepot Aandeel Psf in beleggingsresultaten Toeslagen t.l.v. het depotvermogen
11.958 1 57.106 -8.722
Stand per 31 december 2014
89.834
7.
Vorderingen op werkgever
Bedragen x € 1.000 Premie en bijdrage kosten nog te betalen aan werkgever Te ontvangen premie uit opslag gedempte kostendekkende premie Garantievergoeding per ultimo boekjaar Intrestvergoeding per ultimo boekjaar
Vorderingen op werkgever per 31 december
2014 €
2013 €
-13.401 − 15.361 -232
-11.961 939 12.069 -140
1.728
907
In de vordering op de werkgever per 31 december 2013 is een bedrag van 939 begrepen zijnde het verschil tussen de feitelijke premie en de gedempte kostendekkende premie. In de uitvoeringsovereenkomst was opgenomen dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie betaalt als de 3%-premie, vermeerderd met de administratiekosten, de verschuldigde garantiepremie en de overige kosten van het pensioenfonds lager is dan de gedempte kostendekkende premie. Omdat DNB in 2012 door middel van een Q&A heeft gepubliceerd dat herverzekerde pensioenfondsen alleen de met de herverzekeraar afgesproken premie hoeven te betalen, is na een evenwichtige afweging van de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken belanghebbenden besloten om de uitvoeringsovereenkomst op dat punt met terugwerkende kracht aan te passen en de vordering op de werkgever te laten vervallen.
64
8.
Vorderingen op herverzekeraar 2014 €
2013 €
Premie en kosten nog te ontvangen van herverzekeraar Garantievergoeding herverzekeraar per ultimo boekjaar Intrestvergoeding herverzekeraar per ultimo boekjaar
− − −
11.961 -12.069 140
Vorderingen op herverzekeraar per 31 december
−
32
Bedragen x € 1.000
9.
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal € −
Overige reserves € 229.403
Bestemmingsreserves € −
Totaal € 229.403
−
74.574
−
74.574
Stand per 31 december 2013 Bestemming saldo van baten en lasten
−
303.977
−
303.977
−
89.993
−
89.993
Stand per 31 december 2014
−
393.970
−
393.970
Bedragen x € 1.000 Stand per 31 december 2012 Bestemming saldo van baten en lasten
Solvabiliteit en dekkingsgraad De vermogenspositie van het pensioenfonds is toereikend. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2014 118,3% (2013: 116,8%). Deze dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa minus de kortlopende schulden te delen door de technische voorzieningen. Vanaf 1 januari 2011 heeft het pensioenfonds een minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) ter grootte van 25% van de netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening in het afgelopen jaar. Per 31 december 2014 bedroeg het MVEV 1.207 (2013: 1.075). Het vereist eigen vermogen (VEV) is gelijk gesteld aan het MVEV.
10.
Technische voorzieningen
Beschrijving van de aard van de pensioenregelingen Het pensioenfonds voert één pensioenovereenkomst uit. Voor directieleden gelden enkele afwijkingen. Iedereen die bij Delta Lloyd Services in dienst komt, en die 18 jaar of ouder is, bouwt elk jaar nieuwe pensioenaanspraken op. Per 1 januari 2014 is de richtpensioendatum verhoogd naar 67 jaar Per 1 januari 2015 gaat het opbouwpercentage omlaag naar 1,875%. De pensioenovereenkomst is een uitkeringsovereenkomst.
65
De kenmerken van de pensioenovereenkomst zijn: • • •
Pensioensysteem Richtpensioenleeftijd Pensioengevend salaris
• •
Toeslagverlening Franchise
• • • • •
Opbouwpercentage Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen ANW-Hiaatpensioen
•
Eigen bijdrage
Middelloon 67 (13 x maandsalaris) + vakantietoeslag en voor buitendienstmedewerkers de variabele beloning die in het voorgaande jaar is uitbetaald (na 1-1-2015 tot maximaal € 100.000) voorwaardelijk, deelnemers CAO loonindex, overigen cpi, afgeleid bij fulltime dienstverband € 15.006 (1-1-2015: € 14.000), voor directeuren €13.449 (1-1-2015: € 12.642) 2,15% (vanaf 1-1-2015: 1,875%) 60% van het te bereiken ouderdomspensioen, voor directeuren 70% 14% van het te bereiken ouderdomspensioen 75% boven WIA grenssalaris vrijwillige deelname. het verzekerd bedrag in 2014 was € 14.533 ouderdomspensioen: 1/3 van de premie met een maximum van 6% van de pensioengrondslag. In 2014 bedroeg de bijdrage 6% ANW-hiaatpensioen: 80% van de premie
Toeslagverlening In het pensioenreglement is de toeslagverlening uitgewerkt. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijke toeslagverlening. De toeslagregeling valt onder categorie D1 van de toeslagenmatrix. In het pensioenreglement is de toeslagverlening als volgt uitgewerkt: •
• •
Op de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de loonontwikkeling. Voor de loonontwikkeling hanteert het pensioenfonds het percentage van de ontwikkeling van de CAO-lonen van het voorafgaande jaar. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de prijsontwikkeling. Voor de prijsontwikkeling hanteert het pensioenfonds de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid (2006=100). Hierbij wordt uitgegaan van de eerst gepubliceerde cijfers per ultimo oktober van het voorgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Het bestuur heeft in de vergadering van 3 december 2014 besloten per 1 januari 2015 100% van de geambieerde toeslag toe te kennen. In 2014 is er geen CAO-verhoging toegekend, de toeslag per 1 januari 2015 van de actieve deelnemers bedraagt daarmee 0,00%. De toeslag per 1 januari 2015 van de gewezen deelnemers en gepensioneerden bedraagt 0,75%, de gepubliceerde prijsindex bedroeg 0,75%. De voorziening pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
Bedragen x € 1.000 Actieve deelnemers Pensioentrekkenden Gewezen deelnemers (‘slapers’)
Stand per 31 december
€ 797.279 871.168 489.766
2014 Aantallen 4.311 3.379 5.495
€ 659.640 762.029 384.989
2013 Aantallen 4.437 3.299 5.409
2.158.213
13.185
1.806.658
13.145
66
Herverzekeringscontracten Het pensioenfonds heeft zijn pensioentoezeggingen volledig herverzekerd bij Delta Lloyd Levensverzekering NV door middel van een garantiecontract. Met het herverzekeringscontract hebben we de verzekeringtechnische risico’s (de kans dat deelnemers langer leven dan verwacht), de marktrisico’s (het op korte termijn sterk fluctueren van de waarde van de beleggingen), het matchingsrisico (het verschil tussen de looptijd van de pensioenverplichtingen en de looptijd van de beleggingen), het kredietrisico (beleggen in beleggingen van een lagere kwaliteit) en het liquiditeitsrisico (de kans dat er tijdelijk geen geld is om de uitkeringen te kunnen betalen) overgeheveld naar Delta Lloyd Levensverzekering NV.
11.
Schuld aan herverzekeraar 2014 €
2013 €
Schuld van overwaardedepot aan GSB-depot bij herverzekeraar ter aanvulling tot 105% marktrente dekkingsgraad
−
29.497
Schuld aan herverzekeraar per 31 december
−
29.497
Bedragen x € 1.000
12.
Overige kortlopende schulden – schuld aan herverzekeraar
Bedragen x € 1.000 Premie en kosten nog te betalen aan herverzekeraar Garantievergoeding herverzekeraar per ultimo boekjaar Intrestvergoeding herverzekeraar per ultimo boekjaar
Schuld aan herverzekeraar per 31 december
13.
2014 €
2013 €
-13.401 15.361 -232
− − −
1.728
−
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders is nihil. De stichting heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft de stichting geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen De stichting heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Hierin zijn opgenomen, de zorgplicht van de werkgever inzake aanlevering basisgegevens; jaarlijkse premiebetaling, procedures bij premieachterstand, kostendoorbelasting en de werkzaamheden die door het pensioenfonds verricht worden met het niveau van dienstverlening. De werkgever draagt geheel de pensioenuitvoeringskosten.
67
Toelichting op de staat van baten en lasten 14.
Premiebijdragen van werkgever en werknemers 2014 € 2.590 31.871
2013 € 932 36.614
− 11.686 ----------46.147
939 11.889 ----------50.374
Correctie: saldo overdracht van rechten (b)
-1.602
-2.101
Bijdrage werkgever in garantiekosten (c)
15.361
12.069
2.204 -882 ----------1.322
2.075 -844 ----------1.231
61.228
61.573
Bedragen x € 1.000 Premiebijdragen werkgever uit waardeoverdrachten Premiebijdragen werkgever jaarinkoop Premiebijdragen werkgever uit opslag gedempte kostendekkende premie Premiebijdragen werknemers jaarinkoop Totale premiebijdragen werkgevers en werknemers (a)
Pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassovoorziening Bijdrage werkgever in pensioenuitvoeringskosten (d) Totaal bijdragen (a + b + c + d)
Het premiebeleid is gebaseerd op een ambitieniveau van het uitvoeren van een middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagen. Op basis van een ALM studie wordt door het bestuur een actuariële premie met 3% rekenrente voor de jaarlijkse opbouw van de pensioenaanspraken, de risicodekkingen en de toeslagverlening op deze aanspraken voldoende geacht voor financiering van de ambitie. Met de werkgever is overeengekomen dat voor de jaarlijkse opbouw van de pensioenaanspraken en de risicodekkingen een premie wordt betaald die gebaseerd is op AG-prognosetafel 2010-2060, rekening houdend met ervaringsfactoren en een 2% Market Value Margin (MVM)-opslag, met een rekenrente van 3% per jaar. Daarnaast worden de garantiekosten, administratiekosten en pensioenuitvoeringskosten bij de werkgever in rekening gebracht. De rendementen boven de 3% zijn dan beschikbaar voor financiering van de toeslagregeling. In de uitvoeringsovereenkomst was opgenomen dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie betaalt als de 3%-premie lager is dan de gedempte kostendekkende premie. Omdat DNB in 2012 door middel van een Q&A heeft gepubliceerd dat herverzekerde pensioenfondsen alleen de met de herverzekeraar afgesproken premie hoeven te betalen, is na een evenwichtige afweging van de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken belanghebbenden besloten om de uitvoeringsovereenkomst op dat punt met terugwerkende kracht aan te passen. Zowel de premiebijdragen werkgever uit waardeoverdrachten (de koopsommen binnenkomende waardeoverdrachten en de afkopen uitgaande waardeoverdrachten) als het saldo overdracht van rechten (de geldstromen uit waardeoverdrachten) zijn betrokken in de premiebijdragen. Onderdeel hiervan is de premiebijdrage uit de nog te verwerken waardeoverdrachten, welke -422 bedraagt. In totaal gaat het in 2014 om 46.147 (2013: 50.374). Een deel van dat bedrag wordt door Delta Lloyd, conform de Delta Lloyd Groep CAO artikel 6 lid 2, ingehouden bij de deelnemers, die op die manier zelf bijdragen aan hun pensioenopbouw. Een deel wordt verrekend uit het saldo overdracht van rechten. Daarnaast betaalt Delta Lloyd Services BV ons de pensioenuitvoeringskosten, administratiekosten en garantiekosten. Deze kosten bedragen in totaal 16.683 (2013: 13.300).
68
Ook met de herverzekeraar is een premie overeengekomen op basis van AG-prognosetafel 20102060, rekening houdend met ervaringsfactoren en een 2% Market Value Margin (MVM)-opslag, met een rekenrente van 3% per jaar. De feitelijke premie die het fonds in rekening heeft gebracht bedraagt 61.228 en bestaat uit de volgende onderdelen: De premie voor de inkoop van pensioenverplichtingen van 46.147, een opslag voor uitvoeringskosten van 16.683 en het saldo overdracht van rechten van -1.602. Met ingang van 1 januari 2013 is de (gedempte) kostendekkende premie gelijk gesteld aan de feitelijke premie.
15.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
De beleggingsresultaten in 2014 voor risico pensioenfonds zijn als volgt samengesteld: directe beleggingsopbrengsten
Bedragen x € 1.000
indirecte beleggingsopbrengsten
dividend
intrest
gerealiseerd
ongerealiseerd
beheerkosten
Totaal
€
€
€
€
€
€
−
31.392 0
Aandelen Liquide middelen Overige beleggingen Beheerkosten
3.204 − − −
− 0 − −
4.453 − − −
23.735 − − −
−
−
-802
-802
Totaal
3.204
0
4.453
23.735
-802
30.590
16.
−
Resultatendeling uit hoofde van garantiecontract
Baten uit herverzekering: aandeel PSF in technisch resultaat Baten uit herverzekering: aandeel PSF in vermogensoverschot
2014 € 11.958 57.106
2013 € 7.826 49.516
Totaal
69.064
57.342
Bedragen x € 1.000
69
17.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen (activa) 2014 Totaal €
2013 Totaal €
Bij: – Pensioenopbouw – Indexering – Rentetoevoeging – Wijziging marktrente – Resultaat in- en uitgaande waardeoverdrachten – Overige mutaties (Technisch Resultaat) – Overgang naar AG2014
43.723 8.722 52.411 315.140 988 -12.106 -1.257
48.509 17.406 50.902 -91.029 -1.169 -8.068 −
Af: – Onttrekking (pensioenuitkeringen en excassokosten)
-57.668
-55.668
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
349.953
-39.117
2014 Totaal €
2013 Totaal €
3.630
3.186
-2.028
-1.085
1.602
2.101
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkopen
2014 € 46.629 9.277 150 498 66
2013 € 45.187 8.844 129 552 105
Totaal
56.620
54.817
Bedragen x € 1.000
18.
Saldo overdracht van rechten
Bedragen x € 1.000 Bij: – Ontvangen overdrachtswaarde binnenkomende waardeoverdrachten Af: – Betaalde overdrachtswaarde uitgaande waardeoverdrachten
Saldo overdracht van rechten
19.
Pensioenuitkeringen
Bedragen x € 1.000
70
20.
Pensioenuitvoeringskosten
Pensioenuitvoeringskosten Administratiekosten Excassokosten
2014 € 908 934 362
2013 € 855 878 342
Totaal
2.204
2.075
0,287
0,268
0,167
0,158
Bedragen x € 1.000
Pensioenuitvoeringskosten per actieve deelnemer/pensioengerechtigde Pensioenuitvoeringskosten per verzekerde (deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden)
De pensioenuitvoeringskosten worden volledig vergoed door de werkgever. De accountantskosten zijn onderdeel van de pensioenuitvoeringskosten. Alle accountantskosten kunnen worden toegewezen aan de controle van de jaarrekening en de jaarstaten. In 2014 bedroegen deze kosten 26 (2013: 24).
21.
Garantiekosten
Garantiekosten bij herverzekeraar
2014 € 15.361
2013 € 12.069
Totaal
15.361
12.069
Bedragen x € 1.000
De garantiekosten worden volledig vergoed door de werkgever.
22.
Financiering ten laste van het depotvermogen bij herverzekeraar
Toeslagen t.l.v. het depotvermogen bij herverzekeraar
2014 € 8.722
2013 € 17.406
Totaal
8.722
17.406
Bedragen x € 1.000
23.
Mutatie technische voorzieningen (passiva)
De mutatie technische voorzieningen wordt berekend door de beginstand van de voorziening van de eindstand af te trekken. Bedragen x € 1.000 Mutatie technische voorzieningen
2014 € 351.555
2013 € -37.016
71
De wijziging in de technische voorzieningen kan als volgt worden uitgesplitst: 2014 Totaal € 1.806.658
2013 Totaal € 1.843.674
43.723 8.722 4.624 52.411 315.140 -12.106 -1.257
48.509 17.406 2.375 50.902 -91.029 -8.068 −
-57.668 -2.034
-55.668 -1.443
2.158.213
1.806.658
2014 €
2013 €
Correctie vordering op werkgever uit opslag gedempte kostendekkende premie 2013 (verlies)
939
−
Totaal
939
−
Bedragen x € 1.000 Stand per 1 januari Bij: – Pensioenopbouw – Indexering – Koopsommen uit binnenkomende waardeoverdrachten – Rentetoevoeging – Wijziging marktrente – Overige mutaties (Technisch Resultaat) – Overgang naar AG2014 Af: – Onttrekking (pensioenuitkeringen en excassokosten) – Afkopen uit uitgaande waardeoverdrachten
Stand per 31 december
24.
Overige lasten
Bedragen x € 1.000
In de vordering op de werkgever per 31 december 2013 is een bedrag van 939 begrepen zijnde het verschil tussen de feitelijke premie en de gedempte kostendekkende premie. In de uitvoeringsovereenkomst was opgenomen dat de werkgever de gedempte kostendekkende premie betaalt als de 3%-premie, vermeerderd met de administratiekosten, de verschuldigde garantiepremie en de overige kosten van het pensioenfonds lager is dan de gedempte kostendekkende premie. Omdat DNB in 2012 door middel van een Q&A heeft gepubliceerd dat herverzekerde pensioenfondsen alleen de met de herverzekeraar afgesproken premie hoeven te betalen, is na een evenwichtige afweging van de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken belanghebbenden besloten om de uitvoeringsovereenkomst op dat punt met terugwerkende kracht aan te passen en de vordering op de werkgever te laten vervallen.
25.
Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever.
72
26.
Bezoldiging bestuurders
Er is geen bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders.
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd Amsterdam, 28 mei 2015
w.g. R. van Mazijk, voorzitter
w.g. H.A.N. Geboers, secretaris
73
Overige gegevens Saldo van baten en lasten Het saldo van baten en lasten (resultaat) wordt toegevoegd aan de overige reserves.
Gebeurtenissen na balansdatum Op 1 januari 2015 is het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) voor pensioenfondsen van kracht geworden. Beleidsdekkingsgraad Vanaf 1 januari 2015 gelden op grond van het nFTK voor pensioenfondsen nieuwe regels voor het berekenen van de dekkingsgraad die DNB hanteert voor toetsing van het financiële beleid. Pensioenfondsen moeten een beleidsdekkingsgraad berekenen. Deze beleidsdekkingsgraad is in het nFTK opgenomen om de invloed van dagkoersen in de rente te beperken. De beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele DNB-dekkingsgraden voor publicatiedoeleinden over de afgelopen 12 maanden. Per 1 januari 2015 is de beleidsdekkingsgraad 129,5% (zie ook verslag van het bestuur, paragraaf 1.3). Rentetermijnstructuur voor pensioenfondsen Vanaf 1 januari 2015 berekent DNB de rentetermijnstructuur met de Ultimate Forward Rate, maar zonder driemaandsmiddeling. Dit heeft gevolgen voor de dekkingsgraad en de technische voorzieningen. Op basis van deze nieuwe rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad per 1 januari 2015 berekend op 117,5% (per 31 december 2014 118,3%). De technische voorzieningen bedragen per 1 januari 2015 op basis van de nieuwe rentetermijnstructuur € 2.250.495 (per 31 december 2014: € 2.158.213). In het bestuursverslag 2014 van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd wordt in paragraaf 1.10 uit het Verslag van het Bestuur nader ingegaan op het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK).
74
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd
Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd te Amsterdam gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijke Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: 1. de balans per 31 december 2014 2. de staat van baten en lasten over 2014; en 3. de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd (hierna de stichting) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij voor de planning en uitvoering van onze werkzaamheden de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 21,1 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 1.055.000 rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
75
De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties, netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. Waarderingsonzekerheid neemt toe bij (onafhankelijke) taxaties en netto contante waardeberekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de stichting betreffen dit de posities in Interest Rate Swaps en beleggingen in vastgoedfondsen. De waardering van interest rate swaps is gevoelig voor gehanteerde veronderstellingen bijvoorbeeld ten aanzien van rentecurves. Waarderingen van vastgoedfondsen zijn enerzijds afhankelijk van gehanteerde veronderstellingen die ten grondslag liggen aan taxaties en anderzijds is bij opstellen depotverslag ultimo boekjaar vaak nog niet alle informatie beschikbaar (waardering op basis van Q3-rapporten). De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 55 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 4 en 5. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 59 miljoen is belegd in indirect vastgoed, en dat € 214 miljoen is belegd in Interest rate swaps. Dit betreft 10% van de totale beleggingen. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in vastgoedfondsen hebben wij de aansluiting vastgesteld met de meest recente (niet gecontroleerde) rapportages van de fondsmanagers, waar van toepassing gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum, alsmede de back-testing (met gecontroleerde jaarrekeningen) en de monitoring procedures van het pensioenfonds onderzocht. Voor wat betreft de Interest Rate Swaps hebben wij de met gebruikmaking van eigen waarderingsspecialisten een parallelle waardering uitgevoerd, waarbij de objectieve meetbaarheid van gehanteerde marktgegevens en de representativiteit van het waarderingsmodel zijn getoetst. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen een significante post in de balans van de stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG) . De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de stichting, zijnde de fonds-specifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben bijzondere aandacht gehad in onze controle. De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven op pagina 56 en 57 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 10. Uit deze toelichting blijkt dat schattingswijzigingen hebben plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels. Volgens deze toelichting is het saldo van de voorziening pensioenverplichtingen hierdoor € 1,3 miljoen lager uitgekomen.
76
Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van door de ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn. Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: •
het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
•
het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze
77
werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting; •
het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
•
het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven;
•
het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en
•
het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is. Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): •
dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd;
•
dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2008.
Den Haag, 28 mei 2015 Ernst & Young Accountants LLP
w.g. M.C. Spierings RA 78
Actuariële verklaring zoals opgenomen in DNB staat J606 Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd te Amsterdam is aan Ernst & Young Actuarissen B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 28 mei 2015 Drs C.D. Snoeks AAG verbonden aan EY Actuarissen B.V. 79
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015
Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN)
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015
1. INLEIDING ...............................................................................................................1 2. ORGANISATIE, BEHEER EN INTERNE CONTROLE ....................................2 2.1. De organisatie van het Pensioenfonds ..................................................2 2.2. Missie, visie en strategie.............................................................................3 2.3. Beheersmaatregelen en interne controle .............................................4 2.4. Uitbestedingsbeleid.......................................................................................5 2.5. Extern toezicht en controle........................................................................6 2.6. Zelfevaluatie ....................................................................................................6 2.7. Compliance.......................................................................................................6 2.7.1. Compliance charter ...................................................................................7 2.7.2. Gedragscode ................................................................................................7 2.7.3. Incidentenregeling.....................................................................................7 2.8. Communicatie met (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden ...........................................................................................7 3. PENSIOENREGELING ...........................................................................................9 3.1. Deelnemerschap.............................................................................................9 3.2. Pensioenverplichtingen en financieringsafspraken...........................9 3.2.1. Pensioenverplichtingen............................................................................9 3.2.2. Financieringsafspraken met de werkgever......................................9 4. HERVERZEKERING BIJ DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERING NV....11 5. Financiële opzet ...................................................................................................12 5.1. Dekkingsgraden............................................................................................12 5.2. Marktwaarde Voorziening Pensioenverplichtingen (MVVP) .........12 5.3. Eigen vermogen (MVEV) ...........................................................................14 5.4. Reserves..........................................................................................................14 5.5. Financieel crisisplan ....................................................................................14 5.6. Risicohouding en haalbaarheidstoets...................................................14 6. BELEGGINGSBELEID ...........................................................................................17 6.1. Uitgangspunten ............................................................................................17 6.2. Strategische asset Mix...............................................................................18 6.3. Matching portefeuille ..................................................................................19 6.4. Rendementsportefeuille ............................................................................19
6.5. Verantoord beleggen ..................................................................................20 6.6. Risicomanagement ......................................................................................21 7. FINANCIELE STURINGSMIDDELEN...............................................................22 7.1. Premiebeleid..................................................................................................22 7.2. Beleggingsbeleid ..........................................................................................23 7.3. Toeslagenbeleid............................................................................................23 Bijlage 1 In- en uittreden van groepen ...........................................................25 Bijlage 2 Verklaring inzake de beleggingsbeginselen ................................27 Bijlage 3 Organogram .............................................................................................32
ABTN 1-10-2015
3
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 juni 2015
1. INLEIDING Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd (hierna genoemd: het Pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor Delta Lloyd Services B.V.(hierna genoemd: de Werkgever). Het doel van deze ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van het Pensioenfonds, inclusief de risicobeheersing binnen het Pensioenfonds en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het Pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust gemotiveerd zijn omschreven. De uit de pensioenregeling voortvloeiende financiële en overige verplichtingen worden in overeenstemming met de statuten in een afzonderlijke overeenkomst tussen de Werkgever en het Pensioenfonds geregeld. De methoden, actuariële grondslagen en veronderstellingen als omschreven in deze ABTN vormen mede het uitgangspunt van deze overeenkomst. De afspraken met de werkgever zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Het Pensioenfonds verzekert de pensioenverplichtingen bij Delta Lloyd Levensverzekering NV, hierna genoemd ‘de herverzekeraar’ door middel van een garantiecontract. De afspraken met de herverzekeraar zijn vastgelegd in een herverzekeringsovereenkomst. De ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het Pensioenfonds. Tot de laatste aanpassing in verband met het nieuwe financiële toetsingskader (nFTK) is besloten in de vergadering van het bestuur van 28 augustus 2015.
ABTN 1-10-2015
1
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 2. ORGANISATIE, BEHEER EN INTERNE CONTROLE 2.1. De organisatie van het Pensioenfonds Bestuur Het bestuur van het Pensioenfonds is paritair vastgesteld en bestaat uit 6 leden. De zittende bestuursleden benoemen nieuwe bestuursleden. De helft van het aantal bestuursleden (werkgeversleden) wordt voorgedragen door de Raad van Bestuur van de werkgever. De ondernemingsraad (OR) draagt 2 werknemersleden voor. De vereniging zoals gedefinieerd in de statuten draagt 1 pensioengerechtigde voor. De voorgedragen werknemerskandidaatbestuursleden en de pensioengerechtigdekandidaatbestuurslid worden, als zij geschikt zijn, benoemd tenzij er door deelnemers en pensioengerechtigden andere kandidaten worden voorgedragen. Dan vinden er verkiezingen plaats. Bestuursleden worden voor een periode van 4 jaar gekozen en treden af volgens een door het bestuur opgesteld rooster. Een bestuurslid kan maximaal twee keer worden herbenoemd. Uit de kring van werkgeversleden wordt de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter benoemd. Uit de kring van werknemersleden wordt de secretaris benoemd. De bestuursleden worden door de zittende bestuursleden benoemd, indien ze voldoen aan de geschiktheidseisen zoals die zijn vastgelegd in het geschiktheidsplan. Geschiktheid heeft betrekking op kennis (opleiding en ervaring), vaardigheden en professioneel gedrag. Voor individuele bestuursleden zijn functieprofielen opgesteld. De geschiktheid van de individuele bestuursleden en het bestuur als geheel zijn vastgelegd in de functiematrix. Verantwoordingsorgaan Het Pensioenfonds heeft een Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan beschikt over de wettelijk voorgeschreven bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid jaarlijks een oordeel op hoofdlijnen te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag en andere informatie, over het gevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Daarnaast kan het verantwoordingsorgaan aan het bestuur (ongevraagde) adviezen gegeven. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 7 leden. De Raad van Bestuur van de werkgever draagt 2 leden voor, de OR draagt 3 leden voor en de vereniging zoals gedefinieerd in de statuten draagt 2 leden voor. Het bestuur benoemt de leden van het Verantwoordingsorgaan. De mogelijkheid van herbenoeming en de zittingsperiode zijn gelijk aan die van de leden van het bestuur. Operationeel beleid Het operationeel beleid van het pensioenfonds, dat is vastgelegd in het besturingsreglement, is belegd bij het Management Team (MT). Het MT handelt onder verantwoordelijkheid van het bestuur. Het bestuur heeft taken gedelegeerd aan de manager en de administrateur van het Pensioenfonds. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de manager en de administrateur zijn vastgelegd in een Instructie aan de Manager en in een Instructie aan de Administrateur. De Manager is onder meer verantwoordelijk voor de communicatie met de werkgever, de herverzekeraar, de vermogensbeheerder en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is de
ABTN 1-10-2015
2
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 manager verantwoordelijk voor de managementrapportages en het uitvoeren van het door het bestuur vastgestelde beleid. De manager is voorzitter van het MT. Het MT geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur en informeert het bestuur over ontwikkelingen op divers gebied. 2.2. Missie, visie en strategie Missie De Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd is een betrouwbare en professionele pensioenuitvoerder die uitvoering geeft aan de pensioenovereenkomst die de werkgever heeft afgesloten met de werknemersorganisaties. Hierbij verleent het Pensioenfonds pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en hun nabestaanden volgens de regels zoals nader in het pensioenreglement is omschreven en die in overeenstemming is met de bestaande wet- en regelgeving. Binnen de financieringsmogelijkheden streeft het Pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de pensioenen van de pensioengerechtigden, zowel nu als in de toekomst, zo goed mogelijk in stand te houden. Visie en doelstellingen Het Pensioenfonds streeft naar een effectieve en efficiënte uitvoering, met een voor de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden beheerst risico, waarmee de ambitie van het pensioenfonds wordt gerealiseerd met inachtneming van de financiering die met de werkgever is. Het Pensioenfonds stelt een evenwichtige belangenafweging tussen de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever centraal. Het Pensioenfonds besteedt veel aandacht aan communicatie met belanghebbenden. Het Pensioenfonds is transparant, toegankelijk en wil betrouwbaar en deskundig zijn. Ook wil het pensioenfonds reële verwachtingen bij (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden wekken en nakomen. Daarbij wil het pensioenfonds aan deelnemers inzicht en keuzemogelijkheden geven met betrekking tot het opgebouwde en nog op te bouwen pensioen. Om dit te bereiken zijn ondermeer de website en de pensioenplanner ‘Op Koers’ hierop ingericht. Pensioen is en blijft een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Economische en maatschappelijke ontwikkelingen en overheidsmaatregelen hebben echter onzekerheid tot gevolg. Het is aan het pensioenfonds om op deze ontwikkelingen en maatregelen waar mogelijk in te spelen en tenminste de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever te wijzen op deze ontwikkelingen en acties die naar aanleiding daarvan nodig kunnen zijn. Het Pensioenfonds belegt het pensioenvermogen in beleggingsfondsen die beleggen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed waarbij aspecten van klimaat, gezondheid, veiligheid en ondernemingsstructuur (ESG) zoveel mogelijk worden meegenomen. Strategie Het pensioenfonds kiest voor een bestuurlijke inrichting die de missie en visie ondersteunt. Het pensioenfonds richt zich op het beheersen van financiële risico’s en het creëren van extra rendement waarmee het behoud van koopkracht van de opgebouwde en ingegane
ABTN 1-10-2015
3
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 pensioenen nastreeft, waarbij de kans op het verlagen van de pensioenen en de opgebouwde aanspraken gering, onder meer als gevolg van de herverzekering. Het pensioenfonds wil zijn missie en visie realiseren met een eigen beperkte organisatie waarbij: • administratie en vermogensbeheer wordt uitbesteed • de communicatie door de eigen organisatie zelf wordt verzorgd. Daarnaast zorgt een prudent beleggingsbeleid, waarbij het renterisico grotendeels is afgedekt, voor een relatief goede financiële positie. 2.3. Beheersmaatregelen en interne controle De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de Statuten. In het besturingsreglement zijn de wettelijke en organisatorische verplichtingen en taken van het bestuur, management team en de manager verder vastgelegd. Het bestuur van het pensioenfonds bepaalt het beleid en neemt besluiten, waarbij haar adviseurs worden gehoord. Het operationeel beleid wordt uitgevoerd door het management team. Het Pensioenfonds beschikt over een geschiktheidsplan. Voor bestuursleden, overige beleidsbepalers en andere gebonden personen geldt de Gedragscode van het Pensioenfonds. Voor de medewerkers bij de herverzekeraar geldt de Delta Lloyd Gedragscode. Voor het Verantwoordingsorgaan geldt het reglement verantwoordingsorgaan. Het interne toezicht op het functioneren van het Pensioenfonds geschiedt door een Visitatiecommissie op basis van het reglement visitatiecommissie. De Visitatiecommissie bestaat uit 3 onafhankelijke leden die niet bij het Pensioenfonds betrokken zijn. De leden van de Visitatiecommissie worden door het bestuur voor de duur van de opdracht benoemd en beschikken allen over de vereiste deskundigheid. Vanaf 2015 vindt jaarlijks een visitatie plaats. Het bestuur komt tenminste één keer per kwartaal in vergadering bijeen en vergadert minimaal 2x per jaar met (een delegatie van) het verantwoordingsorgaan. Bij deze vergaderingen is de manager en de administrateur aanwezig en kunnen de adviseurs van het Pensioenfonds op verzoek van het bestuur aanwezig zijn. Het bestuur kan zich onder meer laten adviseren door: de manager, de administrateur, het management team, het verantwoordingsorgaan de compliance officer een actuarieel adviseur een juridisch adviseur een algemeen adviseur een beleggingsadviseur Het bestuur heeft een aantal bestuurscommissies ingesteld: beleggingscommissie communicatiecommissie commissie verslaglegging geschillencommissie
ABTN 1-10-2015
4
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Voor de uitoefening van zijn taak beschikt het bestuur ten minste over de volgende (management) informatie: Maandelijkse rapportage inzake de beleggingen, de marktwaarde dekkingsgraad en de reële marktwaarde dekkingsgraad. Kwartaalrapportage inzake de beleggingen inclusief een terug- en vooruitblik op de beleggingsmarkten door Delta Lloyd Asset Management (DLAM) Kwartaalrapportage inzake de uitvoering van de pensioenregeling door de herverzekeraar Kwartaalrapportage door de manager van het Pensioenfonds over de ontwikkelingen met betrekking tot met onder andere de kerncijfers, uitvoering en besluitvorming. Kwartaalrapportage door de administrateur van het Pensioenfonds over de uitvoering en de monitoring van de naleving van de SLA’s met leveranciers. Relevante ontwikkelingen op pensioengebied en mogelijke consequenties voor het Pensioenfonds worden door het management team gevolgd en verspreid binnen het bestuur. Een jaarlijkse klachtenrapportage (in de kwartaalrapportage van de manager worden de klachten op kwartaalbasis gerapporteerd). Het door de manager voorbereide bestuursverslag in het jaarverslag De management letter van de certificerend accountant en de certificerend actuaris Het Pensioenfonds verlangt van de herverzekeraar en eventuele andere derden waaraan het activiteiten uitbesteedt een geldende ISAE 3402 type II certificering. Bij de controle op de uitvoering door de herverzekeraar vertrouwt het pensioenfonds op het beheersingssysteem van de herverzekeraar. De administrateur controleert de aangeleverde gegevens van de werkgever op consistentie en volledigheid. De administrateur controleert door middel van uitgebreide steekproeven de mutaties die de herverzekeraar heeft verwerkt. 2.4. Uitbestedingsbeleid Het bestuur is verantwoordelijk voor de beheersing van het door het Pensioenfonds te voeren beleid en de uitvoering daarvan. Omdat het Pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed heeft het bestuur beleid vastgesteld met betrekking tot beheersing van risico’s die samenhangen met uitbesteding van (delen van) bedrijfsprocessen of activiteiten. Voorgenomen nieuwe of gewijzigde uitbestedingen komen volgens dit beleid tot stand. In het uitbestedingsbeleid is onder meer het volgende opgenomen: • Doel van het uitbestedingsbeleid • Werkzaamheden die niet mogen worden uitbesteed • Uitgangspunten uitbestedingsbeleid • Belangenverstrengeling • Uitbestedingsproces • Eisen die worden gesteld aan leveranciers • Uitbestedingsovereenkomst • Periodieke beoordeling en monitoring Het Pensioenfonds heeft de uitvoering van de pensioenregeling uitbesteed aan Delta Lloyd Levensverzekering N.V.(hierna genoemd de herverzekeraar).
ABTN 1-10-2015
5
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 De verantwoordelijkheden van de uitvoerder met betrekking tot de deelnemersadministratie, financiële administratie, verslaglegging, pensioenuitkeringen, informatieverstrekking en wijze van verantwoording zijn vastgelegd in een service level agreement De vermogensbeheerder van de herverzekeraar, Delta Lloyd Asset Management NV (hierna genoemd DLAM) beheert de beleggingen van het gesepareerde depot van de herverzekeraar en de beleggingen van het Pensioenfonds (overwaardedepot). DLAM beheert het vermogen binnen het door het bestuur en de herverzekeraar opgestelde mandaat. De beleggingscommissie houdt toezicht op de uitvoering van het mandaat. 2.5. Extern toezicht en controle Het bestuur heeft de jaarlijkse controle van de jaarrekening en de staten voor de toezichthouder uitbesteed aan de externe accountant. De accountant doet verslag in de vorm van een accountantsrapport. De accountant wordt jaarlijks uitgenodigd om zijn bevindingen toe te lichten in een vergadering van het bestuur van het Pensioenfonds. De bevindingen van de accountantscontrole worden ook besproken met het verantwoordingsorgaan waarbij de externe accountant een toelichting verstrekt. Daarnaast heeft het bestuur een waarmerkend actuaris aangesteld. Deze toetst en voert evenals de accountant een controle uit op de jaarrekening en de staten. De actuaris rapporteert deze controle door middel van een actuarieel rapport. De waarmerkende actuaris wordt eveneens jaarlijks uitgenodigd om zijn bevinden toe te lichten in een vergadering van het bestuur van het Pensioenfonds. De bevindingen van de waarmerkend actuaris worden ook besproken met het verantwoordingsorgaan waarbij de waarmerkend actuaris een toelichting verstrekt. 2.6. Zelfevaluatie Een keer per jaar evalueren de bestuursleden het eigen functioneren. Hierbij wordt tevens het functioneren van het bestuur als geheel beoordeeld. 2.7. Compliance Het Pensioenfonds heeft een specifiek compliancebeleid dat bestaat uit onder meer de volgende onderdelen: • Compliance charter • Gedragscode • Incidentenregeling • Uitbestedingsbeleid Het Pensioenfonds heeft geen eigen klokkenluidersregeling omdat het Pensioenfonds geen werknemers in dienst heeft. De pensioenmedewerkers en het management team zijn in dienst van Delta Lloyd N.V. Delta Lloyd N.V. heeft zelf een klokkenluidersregeling ten behoeve van haar werknemers. Voor de toetsing of het Pensioenfonds zich houdt aan het compliance beleid heeft het Pensioenfonds een onafhankelijke compliance officer aangesteld.
ABTN 1-10-2015
6
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 2.7.1. Compliance charter In het compliance charter is vastgelegd hoe het Pensioenfonds omgaat met compliance en welke positie de compliance officer daarin vervult. 2.7.2. Gedragscode In de gedragscode is beschreven wat het Pensioenfonds verstaat onder integer gedrag en wat er van de verbonden personen wordt verwacht om invulling te geven aan de uitgangspunten zoals in het compliance charter is beschreven. De gedragscode beschrijft onder meer: • Welke normen gelden voor verbonden personen. • Hoe verbonden personen om dienen te gaan met vertrouwelijke informatie en met eigendommen van het Pensioenfonds. • Hoe te handelen om belangenconflicten te voorkomen. • Wat wordt verstaan onder handel met voorwetenschap en hoe dat voorkomen kan worden. 2.7.3. Incidentenregeling Doel van deze regeling is waarborgen van de beheerste en integere bedrijfsvoering en de goede naam van het Pensioenfonds, alsmede het beperken van mogelijke gevolgschade. Deze regeling geeft aan welke stappen gevolg worden als het vermoeden bestaat dat er sprake is van een incident binnen het pensioenfonds. Een incident is gedefinieerd als ‘een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt of kan vormen voor de beheerste en integere bedrijfsuitoefening van het pensioenfonds, en/of een gebeurtenis waarbij directe of indirecte financiële schade ontstaat door ontoereikende of falende interne processen, verbonden personen of systemen of door externe gebeurtenissen, en/of fraude, misleiding, bedrog, verduistering of diefstal door één of meer personen in hun hoedanigheid van verbonden persoon. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen operationele incidenten en overige incidenten‘ De incidentenregeling beschrijft onder meer: • Hoe een incident gemeld kan worden en welke informatie het Pensioenfonds hierover eventueel aan de toezichthouder verstrekt. • Hoe incidenten worden geregistreerd en onderzocht. • Hoe er wordt omgegaan met zware incidenten en persoonsgerichte onderzoeken. • Hoe anonimiteit en geheimhouding wordt gewaarborgd en op welke wijze men bezwaar kan maken tegen uitspraken die volgen uit een onderzoek. 2.8. Communicatie met (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden Het Pensioenfonds besteedt veel tijd aan communicatie aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Om deze communicatie te stroomlijnen maakt het bestuur ieder jaar een communicatieplan met daarin communicatieactiviteiten. Het Pensioenfonds volgt de wetgeving hieromtrent nauwgezet, maar gaat in de communicatie verder dan het wettelijk minimum. De communicatie is gestoeld op het principe ‘overzicht, inzicht en actie’. Het Pensioenfonds wil voorkomen dat (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden een overdaad aan informatie krijgen en heeft daarom de informatie toegespitst op de informatiebehoefte van de verschillende doelgroepen via passende communicatiemiddelen. Om dit te realiseren is de
ABTN 1-10-2015
7
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 website en de pensioenplanner ingericht. Naast de website en de pensioenplanner heeft het Pensioenfonds onder meer de volgende communicatiemiddelen: • Uniform Pensioenoverzicht (UPO) • Nieuwsbrieven en email-alerts • Informatiebijeenkomsten • Pensioenspreekuren • Serviceberekeningen • Jaarbericht • Intranet van Delta Lloyd N.V. • Diverse brieven (startbrief, jaaropgave pensioengerechtigden, pensioeningang) De communicatiedoelstellingen van het Pensioenfonds zijn: • Deelnemers weten hoe hun pensioenregeling er uit ziet. • Deelnemers en gewezen deelnemers zijn zich bewust van de acties (handelingsperspectief) die ze moeten of kunnen ondernemen bij de verschillende gebeurtenissen in hun leven die van invloed zijn op hun pensioen. • Deelnemers weten hoeveel pensioen ze volgens de huidige pensioenregeling kunnen verwachten en hoe dat staat ten opzichte van hun bruto salaris. Ze weten ook wat de gevolgen van de verschillende flexibele mogelijkheden van de pensioenregeling zijn voor hun pensioen en kunnen zelf berekeningen hiervoor maken. • Deelnemers, pensioengerechtigden en voormalig deelnemers hebben een realistisch beeld van hoe het Pensioenfonds er financieel voor staat.
ABTN 1-10-2015
8
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 3. PENSIOENREGELING 3.1. Deelnemerschap Het deelnemerschap wordt verleend aan de werknemers van Delta Lloyd Services B.V., die ten minste 18 jaar oud zijn. 3.2. Pensioenverplichtingen en financieringsafspraken De volgende weergave van de pensioenverplichtingen en de financieringsafspraken beperkt zich tot datgene wat relevant is voor de beoordeling van de risico’s waaraan het Pensioenfonds is blootgesteld. 3.2.1. Pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds vloeien voort uit het pensioenreglement. Het gaat om een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met ouderdomspensioen, met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het pensioenreglement kent ook een levenslange dekking van nabestaandenpensioen en wezenpensioen en een excedentarbeidsongeschiktheidspensioen. Ook kent het pensioenreglement een Anwhiaatpensioen op risicobasis, waarvan de deelnemer bij aanvang of op een later moment afstand kan doen. Nadat een deelnemer afstand heeft gedaan, komt hij (ook op een later moment) niet meer in aanmerking voor verzekering van het Anwhiaatpensioen. Gedurende arbeidsongeschiktheid wordt de verdere opbouw van het pensioen of dekking van Anwhiaatpensioen geheel of gedeeltelijk ten laste van het Pensioenfonds voortgezet. De regeling kent flexibele elementen, zoals uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en vice versa, uitstel en vervroeging van de pensioendatum, deeltijdpensionering en in hoogte wisselende uitkering van ouderdomspensioen. Het bestuur stelt de sekse neutrale omzettingsfactoren periodiek vast. Hierbij wordt rekening gehouden met de bestandssamenstelling, ruilkansen, sterftegrondslagen en de mogelijkheid van anti-selectief gedrag. 3.2.2. Financieringsafspraken met de werkgever De financieringsafspraken met de werkgever zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst en lopen vanaf 1 januari 2011 tot 1 januari 2016. De werkgever heeft zich verbonden om het Pensioenfonds jaarlijks een bijdrage te verstrekken, onverminderd het recht van de werkgever om gebruik te maken van het in het pensioenreglement opgenomen voorbehoud om de betaling van de benodigde gelden voor de toekomst te verminderen of geheel te beëindigen. De jaarlijkse bijdrage van de werkgever bestaat uit de actuariële premie op basis van de AGprognosetafel 2010-2060 (rekening houdend met ervaringsfactoren en een MVM risicoopslag van 2%), met een rekenrente van 3% die nodig is voor de aangroei van de nominale pensioenaanspraken en risicodekkingen in het betreffende jaar (exclusief de verleende toeslagen), vermeerderd met de administratiekosten, de verschuldigde garantiepremie en de overige uitvoeringskosten van het Pensioenfonds. Omdat de AG-prognosetafel nog niet door de herverzekeraar in de administratie kan worden verwerkt, is de AG-prognosetafel 2010-2060 vertaald naar de grondslag collectief 2003, waarbij de tarieven voor ouderdoms- en partnerpensioen worden verhoogd met 9,5% in
ABTN 1-10-2015
9
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 verband met het lang leven risico. De actuariële premie is de som van de (risico)stortingen, koopsommen, afkoopwaarden en overdrachtswaarden ten gunste van het Pensioenfonds; In en uittreding van groepen deelnemers (zie bijlage 1) Het uitgangspunt bij in- en uittreding van groepen deelnemers is dat de toeslagverwachting voor de (achterblijvende) deelnemers en gepensioneerden niet nadelig wordt beïnvloed. Voor de waarde die wordt gevraagd of meegegeven bij in- en uittreding van groepen deelnemers, hanteert het Pensioenfonds als maatstaf de RMVVP (=Reële Marktwaarde Voorziening Verzekerde Pensioenverplichtingen). Hoeveel van de RMVVP wordt gevraagd of meegegeven is omschreven in de als bijlage 1 bij de ABTN toegevoegde afspraken. De werkgever financiert of ontvangt de verschillen ten opzichte van met betrokken partijen afgesproken inkomende of over te dragen waarde.
ABTN 1-10-2015
10
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 4. HERVERZEKERING BIJ DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERING NV Het Pensioenfonds heeft de pensioenen door middel van een garantiecontract in zijn geheel herverzekerd bij de herverzekeraar. Het garantiecontract loopt van 1 januari 2011 tot 1 januari 2016. Bij het einde van het garantiecontract heeft het Pensioenfonds de optie om, indien de dekkingsgraad op de einddatum van het contract onvoldoende is om de pensioenaanspraken opnieuw te kunnen herverzekeren of in eigen beheer te nemen, de opgebouwde pensioenen achter te laten bij de herverzekeraar die dan de uitkeringen verzorgt en garandeert. Onderdeel van de overeenkomst die aan de verzekeringen ten grondslag ligt is dat de herverzekeraar ter zake van haar verplichtingen jegens het pensioenfonds een gesepareerd depot aanhoudt. Door de volledige herverzekering komen een aantal risico’s te liggen bij de herverzekeraar. Met name de beleggingsrisico’s (het risico dat er onvoldoende middelen zijn om de nominale verplichtingen te dekken), het renterisico (het risico dat de looptijd en rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de verplichtingen niet op elkaar zijn afgestemd) en de verzekeringstechnische risico’s (de kans dat deelnemers langer of korter leven dan verwacht) zijn overgedragen aan de herverzekeraar. De pensioenadministratie en de beleggingen zijn volledig uitbesteed aan respectievelijk Delta Lloyd Levensverzekering en Delta Lloyd Asset Management. Hiermee is ook grotendeels het operationele risico bij de herverzekeraar komen te liggen. Het pensioenfonds blijft verantwoordelijk voor de processen die het heeft uitbesteed en bewaakt deze processen. De communicatie naar de (oud-) deelnemers en gepensioneerden doet het pensioenfonds zelf. Door het herverzekeren van de hierboven genoemde risico’s wordt bereikt dat het risico voor de deelnemers, dat het Pensioenfonds op enig moment niet in staat is om aan haar nominale verplichtingen jegens haar (gewezen) deelnemers te voldoen, is geminimaliseerd. De tarieven in het herverzekeringscontract zijn gebaseerd op dezelfde grondslagen waarop de werkgeversbijdrage wordt bepaald. De herverzekeraar is eigenaar van alle beleggingen in het depot die zij ter dekking van de bij haar door het Pensioenfonds verzekerde pensioenverplichtingen heeft afgescheiden. Faillissementsrisico Als maatregel tegen het faillissementsrisico van de herverzekeraar heeft het Pensioenfonds vanaf 1 januari 2013 het vermogensoverschot in eigendom. Het vermogensoverschot is het vermogen behorende bij een dekkingsgraad boven de 105% en wordt het overwaardedepot genoemd. Het vermogen behorende bij een dekkingsgraad onder de 105% (het garantiedepot) blijft in eigendom van de verzekeraar. Omdat de herverzekeraar als waarde minimaal 105% van de verplichtingen in het garantiedepot wil houden vult het Pensioenfonds het garantiedepot aan en voor zover er middelen zitten in uit het overwaardedepot tot 105% indien de dekkingsgraad lager is dan 105%. Omgekeerd vult de herverzekeraar het overwaarde depot aan uit het garantiedepot indien de dekkingsgraad hoger is dan 105%.
ABTN 1-10-2015
11
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 5. Financiële opzet 5.1. Dekkingsgraden De ontwikkeling van de financiële positie van het Pensioenfonds wordt weergegeven in de dekkingsgraad. Deze maatstaf geeft de mate weer waarin de verplichtingen zijn gedekt door de aanwezige middelen. Het Pensioenfonds hanteert voor verschillende doeleinden verschillende dekkingsgraden. Beleidsdekkingsgraad Op grond van de Pensioenwet moeten pensioenfondsen hun beleidsbeslissingen baseren op de beleidsdekkingsgraad. Vanaf 1 januari 2015 hanteert het bestuur, op grond van het nFTK, een beleidsdekkingsgraad voor de toetsing van het financiële beleid (toeslagverlening, kortingen en herstelplannen). De beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele DNB-dekkingsgraden per einde van elk van de twaalf kalandermaanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. DNB-dekkingsgraad voor publicatiedoeleinden Dit is de dekkingsgraad die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur van DNB. In deze dekkingsgraad is zowel het vermogen van het het garantiedepot als het overwaardedepot in aanmerking genomen. DNB-dekkingsgraad voor verslagleggingsdoeleinden Dit is de dekkingsgraad die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur van DNB. Tevens wordt bij deze dekkingsgraad rekening gehouden met de voorwaarden van de herverzekeraar. Het vermogensoverschot van het pensioenfonds ter grootte van 5% van de marktrentedekkingsgraad zoals is gedefinieerd in de herverzekeringsovereenkomst, kan het pensioenfonds niet als eigen vermogen aanmerken en wordt daarom niet meegenomen bij het berekenen van deze dekkingsgraad. Reële dekkingsgraad De reële dekkingsgraad is gebaseerd op de rentetermijnstructuur die DNB hanteert, gecorrigeerd met de Europese inflatie. In deze dekkingsgraad is het vermogen van zowel het gesepareerde depot als het overwaarde depot in aanmerking genomen. 5.2. Marktwaarde Voorziening Pensioenverplichtingen (MVVP) De MVVP wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen en onderstellingen zoals hierna omschreven. De MVVP wordt gebaseerd op de tot en met de balansdatum verkregen aanspraken met inbegrip van eventuele toeslagen zoals die zijn toegekend per 1 januari volgend op de balansdatum. De MVVP is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: De disconteringsfactoren De verdiscontering van de uitkeringenstroom vindt plaats op basis van de rentecurve van De Nederlandsche Bank N.V. (‘Rente Termijn Structuur Financieel Toetsingskader’), die per de afrekendatum wordt gehanteerd.
ABTN 1-10-2015
12
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Sterfte Voor de vaststelling van de uitgaande kasstromen van het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen hanteert het Pensioenfonds de prognosetafel AG2014, of latere door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde tafels, indien het bestuur tot hantering daarvan besloten heeft, rekeninghoudend met ervaringsfactoren, 1,5% excassovoorziening, een correctie voor uitbetalingswijze van 0,5% en een 2% MVM (risico)opslag. Om rekening te houden met het verschil tussen de sterftekansen van de gehele bevolking en de pensioenfondspopulatie past het pensioenfonds ervaringssterftefactoren van het Verbond van Verzekeraars toe (ES-P2). Wezenpensioen Het wezenpensioen wordt afgeleid van de wezenpensioengrondslag. De voorziening voor de wezenpensioengrondslag wordt vastgesteld als de actuariële contante waarde van de risicostorting waarbij de duur tot de pensioendatum in aanmerking wordt genomen van het deel van de grondslag dat is ingekocht. Voor de bepaling van de contante waarde wordt de duur tot de pensioendatum in aanmerking genomen. Een ingegaan wezenpensioen wordt gereserveerd op het leven van de wees, waarbij de resterende duur tot 18 jaar volledig in aanmerking wordt genomen en de resterende duur tussen 18 en 27 voor de helft. Nabestaandenpensioen De aanspraken op nabestaandenpensioen zijn gebaseerd op het onbepaalde partner systeem, waarbij wordt verondersteld dat de vrouw 3 jaar jonger is dan de man. Na pensioeningang wordt uitgegaan van de reële situatie waarbij het leeftijdsverschil wordt bepaald uitgaande van de werkelijke geboortedata en daarna normaal afgerond in jaren. Voor de waardering worden de partnerfrequenties gebruikt behorende bij Collectief 2003, waarbij in verband met uitruil de partner frequentie op pensioenleeftijd op 1 wordt gesteld. Anwhiaatpensioen Voor een Anwhiaatpensioen dat voor 1 januari 2014 is ingegaan wordt gereserveerd tot de datum waarop de partner van de deelnemer 65 wordt. Voor een Anwhiaatpensioen dat op of na 1 januari 2014 is ingegaan, wordt gereserveerd tot de datum waarop de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, doch uiterlijk de datum waarop de partner 67 jaar wordt. Arbeidsongeschiktheidspensioen Een ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gereserveerd tot de pensioendatum van de arbeidsongeschikte zonder rekening te houden met een eventuele revalidatie. Vrijstelling van premiebetaling Bij de berekening van de MVVP voor de overige pensioenaanspraken wordt er rekening meegehouden dat na het beëindigen van het deelnemersschap als gevolg van intredende arbeidsongeschiktheid geen bijdragen meer ontvangen worden. Wachttijdreserve Onder de naam ‘wachttijdreserve’ houdt het Pensioenfonds een voorziening aan voor de dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico met betrekking tot de twee jaren volgend op het jaar waarover het technisch resultaat wordt vastgesteld. De wachttijdreserve is gedefinieerd als een percentage (6,435%) over de stortingen die in het jaar waarover het technisch resultaat wordt vastgesteld en over de stortingen die het jaar daaraan voorafgaand in rekening zijn gebracht. Hierbij vindt oprenting vanaf de valutadatum plaats met 3% interest op jaarbasis.
ABTN 1-10-2015
13
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 5.3. Eigen vermogen (MVEV) Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) Het Pensioenfonds heeft, als herverzekerd fonds, een MVEV ter grootte van 25% van de netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening in het afgelopen jaar. Het Pensioenfonds dekt het MVEV niet door afzonderlijke waarden, buiten het gesepareerd depot dat de herverzekeraar aanhoudt ter dekking van zijn verplichtingen. Vereist eigen vermogen (VEV) Zolang het Pensioenfonds volledig is herverzekerd is het VEV gelijk aan het MVEV. 5.4. Reserves Het Pensioenfonds is volledig herverzekerd door middel van een garantiecontract. Daarom houdt het Pensioenfonds geen eigen reserve aan. Indien de dekkingsgraad op einddatum van het contract onvoldoende is om de pensioenaanspraken opnieuw te kunnen herverzekeren of in eigen beheer te kunnen uitvoeren, kan het Pensioenfonds de opgebouwde en ingegane pensioenen verzekerd houden bij de herverzekeraar, die dan de uitkeringen verzorgt en garandeert. 5.5. Financieel crisisplan Pensioenfondsen zijn verplicht een financieel crisisplan op te stellen. Zo’n plan beschrijft de maatregelen die het bestuur van het Pensioenfonds op korte termijn kan inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt of beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het Pensioenfonds in gevaar komt. Omdat het Pensioenfonds is herverzekerd is een dergelijk financieel crisisplan niet nodig. Wel heeft het Pensioenfonds een crisisplan opgesteld voor operationele risico’s en de situatie waarin de herverzekeraar niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. 5.6. Risicohouding en haalbaarheidstoets Met het Besluit financieel toetsingskader van december 2014 is vastgelegd dat pensioenfondsen een risicohouding moeten vaststellen en deze jaarlijks moeten toetsen door het uitvoeren van een haalbaarheidstoets. Risicohouding De risicohouding van het pensioenfonds is de mate waarin het pensioenfonds bereid is beleggingsrisico’s te lopen om de doelstellingen van het pensioenfonds te realiseren, en de mate waarin het beleggingsrisico’s kan lopen, gegeven de kenmerken van het pensioenfonds. De risicohouding is de basis voor invulling van het strategisch beleggingsbeleid, premiebeleid en herverzekeringsbeleid. De risicohouding wordt jaarlijks getoetst door het uitvoeren van een haalbaarheidstoets. De risicohouding van het pensioenfonds bestaat uit drie onderdelen: 1. kwalitatieve omschrijving van de risicohouding; 2. kwantitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding; 3. kwantitatieve omschrijving van de lange termijn risicohouding. Ad. 1. kwalitatieve omschrijving van de risicohouding De kwalitatieve omschrijving van de risicohouding is vastgelegd in de zogenaamde ‘policy beliefs’. In de policy beliefs is de gewenste ambitie, premieniveau, mate van zekerheid en gewenste solidariteit vastgelegd. De policy beliefs van het pensioenfonds zijn:
ABTN 1-10-2015
14
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 •
Binnen de financieringsmogelijkheden streeft het Pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de pensioenen van de pensioengerechtigden, zowel nu als in de toekomst, zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van zijn (voormalig) werknemers en pensioengerechtigden jaarlijks te verhogen. Voor de medewerkers van Delta Lloyd probeert het pensioenfonds het opgebouwde pensioen mee te laten groeien met het percentage van de algemene loonronden van de Delta Lloyd CAO. Voor de pensioengerechtigden en voormalig medewerkers probeert het pensioenfonds het ingegane of het opgebouwde pensioen mee te laten groeien met het percentage van de ontwikkeling van de cijfers van het CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid.
•
De kosten van een stijging van de levensverwachting worden collectief gedragen door (inactieve) deelnemers en pensioengerechtigden en worden verhaald op de (inactieve) deelnemers en pensioengerechtigden waar deze stijging van de levensverwachting op van toepassing is.
•
Er wordt gestreefd naar een stabiele premie.
•
De risico/rendementshouding van het pensioenfonds en het daarin gekoppelde beleggingsbeleid dient in lijn te zijn met de doelstelling van het pensioenfonds.
•
Het pensioenfonds voert een op de lange termijn gericht beleggingsbeleid met als doel de verwachte indexatieambitie te kunnen realiseren. Risico’s worden opgevangen door het aanwezige eigen vermogen. De fluctuaties die dit beleid ten gevolge heeft voor pensioenresultaten, worden duidelijk en transparant met de deelnemers gecommuniceerd.
•
Het pensioenfonds neemt primair beleggingsrisico’s om de indexatieambitie te kunnen bereiken. De beleggingsrisico’s worden binnen marges geaccepteerd en worden geborgd doordat stuur- en monitorvariabelen zijn benoemd en bewaakt. Omdat het pensioenfonds is herverzekerd worden de beleggingsrisico’s en het beleggingsbeleid afgestemd met de herverzekeraar.
•
Het risico van korten is minimaal, mits dat tegen aanvaardbare kosten kan worden gerealiseerd.
Ad. 2. kwantitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding De kwalitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding komt tot uitdrukking in de bandbreedte van het vereiste eigen vermogen (VEV) die het pensioenfonds nastreeft. Omdat het pensioenfonds is herverzekerd en de VEV lager is dan 1%, is de VEV geen maatstaf om de korte termijn risicohouding te beoordelen. Het pensioenfonds heeft daarom gekozen om een VEV te hanteren die berekend wordt als zou het pensioenfonds in eigen beheer opereren. Op basis van ons huidige beleggingsbeleid is het VEV berekend op 14% (naar de stand van begin 2015). De VEV kan in de tijd variëren. Het pensioenfonds heeft de bandbreedte waarmee deze VEV mag bewegen vastgesteld op 11% – 19%. Ad. 3. kwantitatieve omschrijving van de lange termijn risicohouding
ABTN 1-10-2015
15
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 De kwalitatieve risicohouding op langere termijn komt tot uitdrukking in het minimaal (ondergrens) acceptabel pensioenresultaat (mediaan) vanuit: 1. De financiële positie waarbij exact voldaan wordt aan het VEV 2. De feitelijke financiële positie, en De maximale acceptabele afwijking van: 3. Een slechtweerscenario (scenario’s in het 5% percentiel), waarbij de maximale afwijking ten op zichte het pensioenresultaat (mediaan) vanuit de feitelijke financiële positie is vastgesteld. Het pensioenfonds heeft de ondergrenzen als volgt vastgesteld: 1. De ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit de VEV is 76%. 2. De ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke financiële positie is 92%. 3. De maximale spreiding van het slechtweerscenario en het pensioenresultaat vanuit de feitelijke financiële positie is vastgesteld op 30%. Haalbaarheidstoets Met de haalbaarheidstoets monitort het Pensioenfonds of het verwachte pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slechtweerscenario in lijn zijn met de door het pensioenfonds gekozen grenzen. Deze grenzen zijn vastgesteld op basis van de risicohouding die het Pensioenfonds heeft bepaald. Het pensioenresultaat geeft aan de mate waarin koopkracht op basis van prijsindex in de toekomst kan worden gerealiseerd op basis van het pensioenfondsbeleid. De haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd op basis van een door DNB voorgeschreven methodiek en parameters en wordt bepaald over een periode van 60 jaar. In augustus 2015 is de aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd. De haalbaarheidstoets wordt jaarlijks uitgevoerd en wordt uiterlijk 30 juni aan DNB gerapporteerd. Als er sprake is van belangrijke wijzigingen in het beleid voert het pensioenfonds wederom een aanvangshaalbaarheidstoets uit.
ABTN 1-10-2015
16
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 6. BELEGGINGSBELEID De richtlijnen in het mandaat voor het vermogensbeheer door DLAM zijn hieronder vermeld. Het betreft het beheer van het vermogen van het gesepareerde depot van de herverzekeraar (garantiedepot) en de beleggingen van het pensioenfonds (overwaardedepot). De doelstelling is tweeledig: Enerzijds om met de vastrentende waarden het renterisico ten opzichte van de verplichtingen te minimaliseren in de zogenoemde matchingportefeuille en anderzijds om met een actief beleggingsbeleid een optimaal beleggingsresultaat te behalen binnen aanvaardbare risicogrenzen in de rendementsportefeuille. Indien als gevolg van extreme marktbewegingen op enig moment de richtlijnen overschreden worden, zal DLAM de Beleggingscommissie hierover inlichten. Normaliter zullen overschrijdingen binnen 1 kwartaal na ontstaan worden gecorrigeerd, tenzij hierover schriftelijk andere afspraken gemaakt zijn. Het pensioenfonds heeft een verklaring inzake de beleggingsbeginselen opgesteld waarin onder meer de beleggingsbeliefs zijn opgenomen. Deze verklaring is als bijlage 2 opgenomen in de ABTN. 6.1. Uitgangspunten Het pensioenfonds heeft voor de beleggingen de volgende uitgangspunten (beleggingsbeliefs): •
Het pensioenfonds belegt volgens een Liability Driven Approach. Dit betekent dat de verplichtingen leidend zijn voor de wijze waarop wordt belegd. Het pensioenfonds gelooft in het grotendeels afdekken van de renterisico’s. Het uitgangspunt is dat een belangrijk deel van de verplichtingen worden gehedged met de vastrente portefeuille. Daarvoor is de beleggingsportefeuille gesplitst in een matchingsportefeuille en een rendementsportefeuille. Dit sluit aan op de policy beliefs waarin is opgenomen dat binnen de financieringsmogelijkheden gestreefd wordt naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de pensioenen van de pensioengerechtigden, zowel nu als in de toekomst, zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Extra rendement, onder meer ten behoeve van toeslagen, moet gerealiseerd worden in de rendementsportefeuille.
•
Het risico van de beleggingsportefeuille kan gereduceerd worden door te diversifiëren over verschillende beleggingscategorieën.
•
Het pensioenfonds gelooft in actief beleggen met betrekking tot de vastrente beleggingsportefeuille om de Liability Driven Approach te ondersteunen. De portefeuille wereldwijde aandelen worden grotendeels passief beheerd omdat het pensioenfonds van mening is dat actief beleggen hierbij op lange termijn geen waarde toevoegt.
ABTN 1-10-2015
17
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 •
Er wordt alleen belegd in beleggingscategorieën en –instrumenten die transparant en begrijpelijk zijn.
•
De keuze van het strategisch beleggingsbeleid is de belangrijkste beslissing in het beleggingsproces. Er wordt slechts bij hoge uitzondering afgeweken van het strategisch beleid.
•
In de matchingportefeuille kunnen derivaten toegepast worden om op een efficiënte wijze risico’s te beheersen en risicorendementsprofielen bij te sturen.
•
Gezien de lange termijn verplichtingen is het niet noodzakelijk om de beleggingsportefeuille volledig liquide te hebben, maar zal het pensioenfonds om meer rendement te generen ook illiquide beleggen in de beleggingsportefeuille opnemen.
•
Verantwoord beleggen is structureel ingebed in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Het pensioenfonds en de vermogensbeheerder houden zich aan de “Principles for Responsible Investments” (PRI) en de ‘Priciples for sustainable Insurance” (PSI). Bij aankoop van beleggingen worden de ESG (Environmental, Social and corporate Governance) criteria meegewogen.
•
Het pensioenfonds vindt verantwoording over het gevoerde beleggingsbeleid belangrijk. Uit de notulen en rapportages moet blijken welke keuzes zijn gemaakt, waarom deze zijn gemaakt en wat hiervan het resultaat is.
Deze uitgangspunten maken onderdeel uit van de verklaring inzake de beleggingsbeginselen. 6.2. Strategische asset Mix
Beleggingscategorie Matchingportefeuille Sovereigns & Subsovereigns Collateralized Corporates Overlay
Rendementsportefeuille
Strategische allocatie 85% - 95% van de MVV
Allocatie
Bandbreedte
Allocatie binnen de matchingportefeuille
70% 15% 15%
50% - 90% 5% - 25% 5% - 25%
Duration verplichtingen Restant van het vermogen
Allocatie binnen de rendementsportefeuille
Diverse Aandelen stijlen Vastgoed Alternatieve beleggingen
85% 15% 0%
70% - 100% 7,5% - 20% 0% - 10%
Liquiditeiten, tactisch instrument Liquiditeiten t.b.v. uitkeringen
0%
-5% - 10% 0 tot 12 maanden
ABTN 1-10-2015
18
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Benchmarks Matching portefeuille als geheel: cashflows van de verplichtingen verdisconteerd met de swaprente Onderliggende portefeuille: de benchmarks van de vastrentende fondsen in portefeuille Rendementsportefeuille: samengestelde benchmark, zie rendementsportefeuille. 6.3. Matching portefeuille Het uitgangspunt voor de matching portefeuille is dat hiermee het renterisico ten opzichte van de verplichtingen zoveel mogelijk wordt opgeheven. Met een bandbreedte van 85% 95% worden de nominale verplichtingen (MVVP) gematcht met de matching portefeuille. Hierbij wordt de MVVP gebaseerd op de Swap-rentecurve als bedoeld in paragraaf 5.1. Op basis van de maandelijkse geprognosticeerde waarde van de verplichtingen die de herverzekeraar vaststelt, monitort DLAM of deze grens niet wordt overschreden. De exacte stand van de verplichtingen wordt door herverzekeraar één keer per jaar vastgesteld. Als deze stand zodanig afwijkt van de prognoses dat de minimale grens wordt overschreden, zal DLAM de portefeuille aanpassen. De bestaande actieve portefeuille in de Delta Lloyd Institutionele Fondsen blijft bestaan en het renterisico ten opzichte van de verplichtingen wordt gematcht met een duration overlay. Door middel van actief beheer in de onderliggende portefeuille streeft het fonds naar het toevoegen van extra rendement onder meer door: 1. Het voeren van een actief durationbeleid en yieldcurve positionering in de fondsen met staats- en staatsgerelateerde obligaties; 2. Actief aanbrengen van landenwegingen; 3. Gebruik van bedrijfsobligaties (debiteurenselectie); 4. Vrijheid in allocatie in de keuze staatsleningen versus bedrijfsobligaties binnen de gestelde bandbreedte. Deze portefeuille bestaat uit de volgende fondsen: DLI Obligatie MT (staatsleningen met alle looptijden langer dan een jaar) DLI Obligatie LT (staatsleningen met een looptijd vanaf 5 jaar) DLI Obligatie HR (hoger gerate credits met een rating AA of AAA) DLI Obligatie LR (alle investment grade credits met ratings vanaf BBB tot en met AAA) Kredietrisico: voor obligaties geldt een minimale rating op het moment van aankoop. Het kredietrisico wordt uitgedrukt in een zogenaamd Weighted Average Rating Factor (WARF). De WARF behorende bij het totale kredietrisico is vastgesteld op een gemiddelde rating van minimaal A3 van Moodys. 6.4. Rendementsportefeuille Het vermogen dat niet in de matching portefeuille wordt belegd vormt de rendementsportefeuille, waarin diversificatie in aandelenstijlen wordt aangebracht en een beperkte allocatie naar alternatieve beleggingen. Deze portefeuille uitgedrukt in % van de rendementsportefeuille en de voorgestelde bandbreedtes is als volgt samengesteld:
ABTN 1-10-2015
19
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Beleggingscategorie
Strategische allocatie
Diverse Aandelen stijlen
Neutrale allocatie
85% Value / Deelnemingen Wereldwijde aandelen Emerging markets
Vastgoed Alternatieve beleggingen
37,5% 37,5% 10% 15% 0%
Bandbreedte 70% - 100% 30% - 50% 30% - 50% 0% - 20% 7,5% - 20% 0% - 10%
De benchmarks die voor de verschillende beleggingen worden gehanteerd worden hieronder weergegeven:
Beleggingscategorie
Benchmark
Diverse Aandelen stijlen
Combinatie van onderstaande aandelen indices, gewogen met neutrale allocatie 2/3 MSCI Europe Value; 1/3 AMX Index MSCI World FTSE Emerging Index ROZ IPD Index benchmark synchroniseren met waardering fondsen
Value / Deelnemingen Wereldwijde aandelen Emerging markets Vastgoed
Alternatieve beleggingen
Bij toevoeging beursgenoteerd vastgoed: EPRA Global Property Index (actueel gewicht) 3M Euribor + 3%
6.5. Verantoord beleggen Het Pensioenfonds en de vermogensbeheerder Delta Lloyd Asset Management vinden het belangrijk om verantwoord te beleggen. Het Pensioenfonds wenst bij de uitvoering van het vermogensbeheer zo veel mogelijk rekening te houden met ethische, sociale en milieuoverwegingen binnen een kader van een gelijkblijvend of verbeterd rendementsrisicoprofiel van de totale beleggingsportefeuille. Verantwoord beleggen is dan ook structureel ingebed in het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds sluit daarbij aan op het beleid en maatregelen van de vermogensbeheerder, die door het Pensioenfonds worden onderschreven. De vermogensbeheerder heeft twee belangrijke richtlijnen op het gebied van verantwoord beleggen en verantwoord verzekeren ondertekend; de “Principles for Responsible Investments” (PRI) en de “Principles for Sustainable Insurance” (PSI). Beide sets van principes zijn geïnitieerd door de Verenigde Naties en vormen een wereldwijd duurzaam raamwerk voor onder meer beleggers. Bij aankoop van beleggingen worden de ESG (Environmental, Social and corporate Goverance) criteria meegewogen. Onder meer bedrijven die clustermunitie produceren of verhandelen zijn uitgesloten.
ABTN 1-10-2015
20
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015
6.6. Risicomanagement In alle fasen van het (beleggings)proces is er sprake van risico’s die gemanaged dienen te worden. Het pensioenfonds analyseert de risico’s ieder jaar en bespreekt dit met het bestuur.
ABTN 1-10-2015
21
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 7. FINANCIELE STURINGSMIDDELEN 7.1. Premiebeleid. 1.
Het premiebeleid is gebaseerd op een ambitieniveau van het uitvoeren van een middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagen. Vanaf 2013 is de premie kostendekkend voor de opbouw van een nominaal pensioen. Zolang het Pensioenfonds de pensioenen volledig verzekert, is de kostendekkende premie voor de opbouw gelijk aan de premie die de verzekeraar verlangt.
2.
Met de werkgever is overeengekomen (zoals in hoofdstuk 3.3.2 al is verwoord) dat voor de jaarlijkse opbouw van de pensioenaanspraken, de risicodekkingen, een premie wordt betaald die gebaseerd is op AG prognosetafel 2010-2060, rekening houdend met ervaringsfactoren van het Verbond van Verzekeraars en een MVM risico-opslag van 2%, met een rekenrente van 3%. Voor de praktische uitvoering is deze grondslag vertaald naar de coll2003 tafel met een rekenrente van 3%, waarbij de tarieven voor ouderdoms- en partnerpensioen in verband met het langleven risico worden verhoogd met 9,5%. Daarnaast worden de garantiekosten, administratiekosten en overige uitvoeringskosten bij de werkgever in rekening gebracht. De rendementen boven de 3% zijn dan beschikbaar voor financiering van de toeslagregeling. Op basis van een periodieke continuïteitsanalyse zal het bestuur beoordelen of de jaarlijkse bijdrage van de werkgever voldoende blijft overeenstemmen met de ambitie van het Pensioenfonds. Wanneer het bestuur acht dat de bijdrage van de werkgever lager is dan voor de ambitie van het Pensioenfonds nodig is, zal het bestuur dit terstond melden aan de CAO-partijen.
3.
Voor alle verzekeringen met uitzondering van die voor het Anwhiaatpensioen is met de herverzekeraar tot 1 januari 2016 een premie overeengekomen op basis van dezelfde grondslagen als hiervoor vermeld; coll 2003, met een opslag van 9,5% op de tarieven van ouderdoms- en partnerpensioen en een rekenrente van 3%. Tot 1 januari 2016 is er sprake van gegarandeerde tarieven voor inkoop vanuit het pensioenreglement voorvloeiende nieuwe of verhoogde pensioenaanspraken o.b.v. deze grondslagen.
ABTN 1-10-2015
22
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 4.
Voor de verzekering van het Anwhiaatpensioen bedraagt de premie per 1 januari 2014 € 313,33 voor een verzekerd bedrag van € 14.533,00 per jaar. De premie wordt jaarlijks aangepast met hetzelfde percentage als waarmee het verzekerd bedrag wijzigt. Per 1 januari 2016 kan de herverzekeraar met het Pensioenfonds een andere premie voor het verzekerd Anwhiaatpensioen overeenkomen, dan de hiervoor bedoelde jaarlijkse aanpassing.
7.2. Beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van ALM studies afgestemd op de verplichtingen en doelstelling van het Pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid om de 3 jaar te herijken aan de hand van een nieuwe ALM studie kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de toezeggingen en in de risicoperceptie van het Bestuur van het Pensioenfonds. 7.3. Toeslagenbeleid Vanaf 1 januari 2015 is de toeslagenregeling mede gebaseerd de regels die het nFTK voorschrijft. Het bestuur beslist jaarlijks of het op opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers een toeslag verleend op basis van de loonontwikkeling per 1 januari. Voor de loonontwikkeling hanteert het Pensioenfonds het percentage van de ontwikkeling van de CAO-lonen van de werkgever van het voorafgaande jaar’. Het bestuur beslist jaarlijks of het op de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten per 1 januari een toeslag verleent op basis van de prijsontwikkeling. Voor de prijsontwikkeling hanteert het Pensioenfonds de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid (2006=100). Hierbij wordt uitgegaan van de eerst gepubliceerde cijfers per ultimo oktober van het voorgaande jaar. Het toeslagbeleid kent de volgende uitgangspunten: • Er wordt pas toeslag verleend (ondergrens) als de beleidsdekkingsgraad minimaal gelijk is aan de dekkingsgraad die benodigd is om het Vereist Eigen Vermogen te dekken die berekend wordt als ware het pensioenfonds in eigen beheer zou opereren. Per 1 januari 2015 bedraagt het VEV circa 14%. De ondergrens wordt afgerond op hele procenten en bedraagt in 2015 dan ook 114%. De ondergrens kan afhankelijk van het risicoprofiel wijzigen. • Jaarlijks wordt op basis van de haalbaarheidstoets de bovengrens van de dekkingsgraad bepaald waarboven het Pensioenfonds volledig toeslag kan verlenen. In de ALM-studie begin 2015 is de bovengrens berekend op een beleidsdekkingsgraad van 128%. Deze bovengrens wordt jaarlijks obv de haalbaarheidstoets vastgesteld. • Bij een beleidsdekkingsgraad tussen de ondergrens en de bovengrens, wordt de toeslagverlening rechtevenredig vastgesteld. Bijvoorbeeld als de bovengrens 128% is, de ondergrens 114% is en de feitelijke beleidsdekkingsgraad 121% bedraagt, zal er maximaal 50% van de loon- en prijsindex worden toegekend, indien de haalbaarheidstoets uitwijst dat het Pensioenfonds deze toeslag ook in de toekomst kan waarmaken (toekomstbestendig is). • Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de berekende bovengrens kan het Pensioenfonds besluiten om achterstanden in de toeslagverlening in te halen. Het
ABTN 1-10-2015
23
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015
• •
Pensioenfonds kan dan maximaal 20% van het vermogensoverschot (het vermogen groter dan de eerder berekende bovengrens) gebruiken voor inhaaltoeslag. Toeslagverlening wordt getoetst op toekomstbestendigheid. Peildatum is 31 oktober van het jaar waarop de toeslag wordt verleend.
Naast de voorgaande uitgangspunten, wordt een definitief besluit genomen waarbij rekening wordt gehouden met een aantal van belang zijnde criteria. De criteria op basis waarvan het bestuur besluit over de toeslagtoekenning zijn in ieder geval en niet uitsluitend: • stand DNB-dekkingsgraad • stand marktrentedekkingsgraad • stand reële marktrentedekkingsgraad • de dekkingsgraad na toeslagverlening • loon- en prijsinflatie • rentestand • marktontwikkelingen • gegeven toeslagen voorgaande jaren • de trendmatige ontwikkeling van de beleidsdekkingsgraad in de 12 maanden voorafgaand aan de maand waarin het bestuur het besluit neemt. Indien het bestuur besluit om een gedeeltelijke toeslag toe te kennen, wordt in principe een evenredige korting toegepast. Hierbij zal een evenwichtige belangenafweging plaatsvinden, zodat naar mening van het bestuur de diverse groepen geen onevenredige voor- of nadeel ondervinden.
ABTN 1-10-2015
24
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Bijlage 1 In- en uittreden van groepen
Inleiding Bij in en uittreding van groepen deelnemers en/of gewezen deelnemers stroomt er geld in of uit het Pensioenfonds. De toeslagverwachting van de (achterblijvende) deelnemers in het Pensioenfonds moet door een in of uitstroom van een groep deelnemers niet nadelig beïnvloed worden. Omdat het Pensioenfonds verwacht dat in en uittreden van groepen een vaker voorkomend verschijnsel is, zijn er afspraken gemaakt met de werkgever met betrekking tot de te hanteren rekenregels voor de bepaling van de overdrachtswaarde. Afspraken Uitgangspunten Deze afspraken betreffen alleen de basisafspraken tussen de werkgever en Pensioenfonds over de hoogte van de te betalen koopsom/afkoopwaarde bij toe- en uittreden van groepen. De afspraken die de werkgever maakt met de ontvangende of overdragende partij zijn niet relevant voor het Pensioenfonds. De positieve of negatieve resultaten van die afspraken komen ten gunste of ten laste van de werkgever. De toeslagverwachting van de (achterblijvende) deelnemers mag niet lijden onder een overdracht van een groep. De toeslagregeling voor pensioenen van toetredende groepen deelnemers wordt identiek aan die voor bestaande (gewezen) deelnemers. Rekenregels 1. Op basis van de uitgangspunten gelden de volgende rekenregels, • Indien de RDG per de overdrachtsdatum 100% of minder is, draagt het Pensioenfonds bij een uitgaande overdracht een bedrag over dat overeenkomt met de RDG maal de RMVVP van de pensioenen voor de uittredende groep per de overdrachtsdatum. Bij een binnenkomende overdracht verlangt het Pensioenfonds een koopsom ter grootte van RDG maal de RMVVP van de pensioenen van de intredende groep per de overdrachtsdatum. • Indien de RDG per de overdrachtsdatum meer dan 100% is, draagt het Pensioenfonds een bedrag over ter grootte van de RMVVP van de pensioenen van de uittredende groep per de overdrachtsdatum. Het Pensioenfonds verlangt een bedrag ter grootte van de RMVPP van de pensioenen van de intredende groep per de overdrachtsdatum. De hoogte van de over te dragen waarde is met deze rekenregels voldoende om aan de toeslagambitie te kunnen voldoen. 2. Zolang het Pensioenfonds volledig is herverzekerd, gelden aanvullend op punt 1 de volgende rekenregels. • De koopsom die het Pensioenfonds bij de werkgever in rekening brengt in geval van waardeoverdracht naar het Pensioenfonds, is niet minder dan de koopsom die de herverzekeraar bij het Pensioenfonds in rekening brengt. Deze koopsom is ten minste 105% van de MVVP-herverzekering. • De overdrachtswaarde die het Pensioenfonds ingeval van waardeoverdracht door het Pensioenfonds beschikbaar stelt, is ten hoogste gelijk aan afkoopwaarde die het Pensioenfonds van de herverzekeraar ontvangt voor de afkoop van de verzekerde pensioenen. Indien de MDG-herverzekering 105% of minder is, draagt het Pensioenfonds maximaal MDG-herverzekering maal de MVVP-herverzekering over. Indien de MDGherverzekering meer dan 105% is, draagt het Pensioenfonds maximaal een waarde
ABTN 1-10-2015
25
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 over die zo hoog is dat de MDG-herverzekering van de na overdracht achterblijvende verzekerde pensioenen minimaal 105% bedraagt. Op basis van deze rekenregels zal door in- of uittreding van een groep de potentie voor toeslagverlening van het Pensioenfonds niet wijzigen. Voorbehoud Omdat deze materie geheel nieuw voor het Pensioenfonds is, maakt het Pensioenfonds het voorbehoud dat het Pensioenfonds in alle komende praktijksituaties nagaat of bij toepassing van deze rekenregels er inderdaad geen nadeel of voordeel optreedt voor de achterblijvers in het Pensioenfonds. Verklarende woordenlijst RMVVP De RMVVP is gelijk aan de verdisconteerde waarde van de uitkeringenstroom behorende bij de premievrije verzekeringsdelen. Deze uitkeringsstroom wordt bepaald op basis van de reserveringsgrondslagen. De verdiscontering van de uitkeringenstroom vindt plaats op basis van de ‘swap’-rentecurve van De Nederlandsche Bank N.V. (‘Rente Termijn Structuur Financieel Toetsingskader’), gecorrigeerd voor de Europese inflatie.
MVVP-herverzekering De MVVP-herverzekering is gelijk aan de verdisconteerde waarde van de uitkeringenstroom behorende bij de premievrije verzekeringsdelen. Deze uitkeringsstroom wordt bepaald op basis van de tariefgrondslagen van het herverzekeringscontract. De verdiscontering van de uitkeringenstroom vindt plaats op basis van de ‘swap’-rentecurve van De Nederlandsche Bank N.V. (‘Rente Termijn Structuur Financieel Toetsingskader’) MDG-herverzekering De marktrentedekkingsgraad op basis van de tariefgrondslagen van het herverzekeringscontract. Deze wordt op 1 decimaal nauwkeurig vastgesteld (XXX,X%). RDG De reële marktwaarde dekkingsgraad van het Pensioenfonds op berekeningsdatum. Deze wordt op 1 decimaal nauwkeurig vastgesteld (XXX,X%). Valutadatum Dit is de datum waarop de rechten worden ingekocht. Op deze datum worden de kasstromen vastgesteld op basis van contractstarief. Overdrachtsdatum Dit is de datum waarop de middelen overkomen naar het Pensioenfonds. De discontering van de kasstromen vindt plaats op basis van de (reële) curve op de overdrachtsdatum.
ABTN 1-10-2015
26
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Bijlage 2 Verklaring inzake de beleggingsbeginselen Inleiding 1.1 Inleiding In de Pensioenwet (artikel 145) is opgenomen dat een pensioenfonds een verklaring inzake beleggingsbeginselen opstelt. Deze verklaring moet worden opgenomen in de ABTN. Deze verklaring inzake de beleggingsbeginselen geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van de Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd (hierna: ‘het pensioenfonds’). Deze uitgangspunten zijn door het bestuur vastgesteld. Deze verklaring maakt onderdeel uit van de Prudent Person regel, waaraan ieder pensioenfonds zich moet houden. 1.2 Doelstelling beleggingsbeleid De doelstelling van het beleggingsbeleid is een welvaartsvast pensioen te realiseren voor onze deelnemers en een waardevast pensioen te realiseren voor onze gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Dit betekent dat het pensioenfonds streeft naar een jaarlijkse toeslagverlening voor deelnemers op basis van looninflatie en voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden op basis van prijsinflatie. 1.3 Wijzigingen van de verklaring De verklaring inzake de beleggingsbeginselen wordt minimaal eens in de drie jaar herzien. Indien tussentijds belangrijke wijzigingen optreden in het beleggingsbeleid wordt de verklaring tussentijds herzien.
2.
Organisatie
2.1 Het pensioenfonds Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds voor het personeel van Delta Lloyd Services BV, en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. Het pensioenfonds verleent pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en hun nabestaanden, een en ander volgens de regels zoals nader in het pensioenreglement is omschreven en die in overeenstemming zijn met de bestaande wet- en regelgeving. Het pensioenfonds belegt en beheert het pensioenvermogen in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds. Bij de uitvoering van deze taken houdt het pensioenfonds rekening met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds is volledig herverzekerd bij Delta Lloyd Levensverzekeringen, onderdeel van Delta Lloyd Groep. 2.2 Het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit zes bestuursleden. De helft van het aantal bestuursleden (drie werkgeversleden) worden voorgedragen door de Raad van Bestuur van Delta Lloyd NV, twee bestuursleden (werknemersleden) worden voorgedragen door de Ondernemingsraad van Delta Lloyd en één lid (het gepensioneerd lid) wordt voorgedragen door de verenigingen van de gepensioneerden van de Delta Lloyd Groep. Het bestuur kiest de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter uit de werkgeversleden. Uit de werknemers bestuursleden wordt de secretaris gekozen.
ABTN 1-10-2015
27
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 De bestuursleden worden voor 4 jaar benoemd. Zij kunnen na een volledige zittingsperiode nog twee keer voor herbenoeming in aanmerking komen voor een periode van nog eens 4 jaar. De aandachtsgebieden van de bestuurders worden tot uitdrukking gebracht in diverse commissies, waaronder de beleggingscommissie. 2.3 Beleggingscommissie Het beleggingsbeleid wordt vorm gegeven door de beleggingscommissie en vastgesteld door het bestuur. De beleggingscommissie bestaat uit twee bestuursleden en de manager van het pensioenfonds en wordt ondersteund door vertegenwoordigers van de vermogensbeheerder en de herverzekeraar. De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft de volgende taken: het bestuur adviseren over het bereiken dan wel behouden van een optimale balans tussen risico en rendement om de toeslagenambitie te kunnen realiseren; de balans is gebaseerd op de risicohouding van het pensioenfonds, vastgesteld door het bestuur; het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerder van de herverzekeraar, Delta Lloyd Asset Management (DLAM), op de uitvoering van het beleggingsmandaat en performance van de beleggingen. De prestaties van DLAM worden beoordeeld op de vooraf uitgesproken verwachtingen en de verschillen met de benchmark; het bestuur adviseren over wijzigingen in het mandaat. 2.4 Management De dagelijkse uitvoering wordt verzorgd door het management team, onder leiding van de manager van het pensioenfonds. Het managementteam bestaat uit de manager, de administrateur en drie adviseurs (juridisch adviseur, actuarieel adviseur en algemeen adviseur) en handelt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur conform de voor het team geldende instructie. 2.5 Deskundigheid medewerkers en bestuur Vermogensbeheer wordt volledig uitbesteed. Het pensioenfonds zorgt er wel voor dat er binnen het pensioenfonds voldoende deskundigheid aanwezig is om de uitvoering van het vermogensbeheer te beoordelen, een adequaat beleggingsbeleid vast te stellen en het risico te beheersen. 2.6 Scheiding van belangen Het pensioenfonds treft maatregelen om te voorkomen dat bij zijn medewerkers of bij het bestuur sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. De medewerkers en bestuurders van het pensioenfonds zijn gebonden aan de door het pensioenfonds opgestelde gedragscode. Jaarlijks wordt aan medewerkers en bestuurders een nalevingsverklaring gevraagd.
3.
Algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen (beleggingsbeliefs)
Het pensioenfonds heeft voor de beleggingen de volgende uitgangspunten: •
Het pensioenfonds belegt volgens een Liability Driven Approach. Dit betekent dat de verplichtingen leidend zijn voor de wijze waarop wordt belegd. Het pensioenfonds gelooft
ABTN 1-10-2015
28
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 in het grotendeels afdekken van de renterisico’s omdat het pensioenfonds de rente niet kan voorspellen en wijzigingen in de rente grote impact heeft op financiële positie van het pensioenfonds. Het uitgangspunt is dat een belangrijk deel van de verplichtingen worden gehedged met de vastrente portefeuille. Daarvoor is de beleggingsportefeuille gesplitst in een matchingsportefeuille en een rendementsportefeuille. Dit sluit aan op de policy beliefs waarin is opgenomen dat binnen de financieringsmogelijkheden gestreefd wordt naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de pensioenen van de pensioengerechtigden, zowel nu als in de toekomst, zo goed mogelijk in stand te houden. •
Extra rendement, onder meer ten behoeve van toeslagen, moet gerealiseerd worden in de rendementsportefeuille.
•
Het risico van de beleggingsportefeuille kan gereduceerd worden door te diversifiëren over verschillende beleggingscategorieën.
•
Het pensioenfonds gelooft in actief beleggen met betrekking tot de vastrente beleggingsportefeuille om de Liability Drive Approach te ondersteunen. De portefeuille wereldwijde aandelen worden grotendeels passief beheerd omdat het pensioenfonds van mening is dat actief beleggen hierbij op lange termijn geen waarde toevoegt.
•
Er wordt alleen belegd in beleggingscategorieën en –instrumenten die transparant en begrijpelijk zijn.
•
De keuze van het strategisch beleggingsbeleid is de belangrijkste beslissing in het beleggingsproces.
•
In de matchingportefeuille kunnen derivaten toegepast worden om op een efficiënte wijze risico’s te beheersen en risicorendementsprofielen bij te sturen.
•
Gezien de lange termijn verplichtingen is het niet noodzakelijk om de beleggingsportefeuille volledig liquide te hebben, maar zal het pensioenfonds om meer rendement te generen ook illiquide beleggingen in de beleggingsportefeuille opnemen.
•
Verantwoord beleggen is structureel ingebed in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Het pensioenfonds en de vermogensbeheerder houden zich aan de “Principles for Responsible Investments” (PRI) en de ‘Priciples for sustainable Insurance” (PSI). Bij aankoop van beleggingen worden de ESG (Environmental, Social and corporate Governance) criteria meegewogen.
Het pensioenfonds vindt verantwoording over het gevoerde beleggingsbeleid belangrijk. Uit de notulen en rapportages moet blijken welke keuzes zijn gemaakt, waarom deze zijn gemaakt en wat hiervan het resultaat is. In het jaarverslag geeft het pensioenfonds verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid. 4.
Uitvoering
4.1 Herverzekering Het pensioenfonds heeft de pensioenverplichtingen volledig herverzekerd bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V. De herverzekeraar garandeert de verzekerde (nominale)
ABTN 1-10-2015
29
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 opgebouwde pensioenaanspraken en uitkeringen. De beleggingen ter dekking van de verzekeringsverplichtingen heeft de herverzekeraar ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (garantiedepot). Het vermogen in het garantiedepot is volgens de herverzekeringsovereenkomst vastgesteld op 105% van de marktrentedekkingsgraad. Het vermogensoverschot, het vermogen boven een marktrente dekkingsgraad van 105%, is ondergebracht in een overwaardedepot dat juridisch eigendom is van het pensioenfonds. Met het overwaardedepot worden de toeslagen gefinancierd. De herverzekeringsovereenkomst loopt tot 1 januari 2016. 4.2 Uitbesteding De herverzekeraar heeft het vermogensbeheer van het garantiedepot uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management N.V. Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer van het overwaarde depot uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management N.V. De performance van de vermogensbeheerder wordt beoordeeld via een maandelijkse beleggingsrapportage en wordt besproken in de beleggingscommissie en het bestuur. Voor uitbesteding heeft het bestuur een uitbestedingsbeleid vastgesteld. 4.3 Strategisch beleggingsbeleid Omdat het pensioenfonds volledig is herverzekerd is het beleggingsbeleid in overleg met de herverzekeraar vastgesteld. De hoogte van de garantiepremie hangt namelijk samen met de beleggingsrisico’s die het pensioenfonds wil lopen. Het strategisch beleggingsbeleid is vastgelegd in het beleggingsmandaat dat als bijlage is bijgevoegd. In het beleggingsbeleid zijn onder meer de belangrijkste beleggingskeuzes vastgelegd: • de gewenste vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën. • De bandbreedtes waarin de vermogensbeheerder mag opereren. • De benchmarks die gelden voor de beoordeling van de beleggingsrendementen. • Hoe het pensioenfonds omgaat met het afdekken van het aandelen- en renterisico. Het beleggingsbeleid wordt regelmatig (miniaal een keer in de drie jaar) door middel van een ALM-studie beoordeeld. 4.4 Beleggingen De beleggingsportefeuille is gesplitst in een matching- en een rendementsportefeuille. De matchingportefeuille, waarin vastrentende beleggingen zitten, heeft als doel het renterisico te beperken. Door tussen 85% - 95% van de verplichtingen te matchen met de matchingportefeuille, die ongeveer dezelfde duratie heeft als de verplichtingen, is het renterisico van de verplichtingen grotendeels afgedekt. Voor het afdekken van het renterisico wordt gebruik gemaakt van intrest rate swaps. De rendementsportefeuille is bedoeld om extra rendement te creëren om het behoud van koopkracht in de toekomst te kunnen realiseren. 4.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen Het pensioenfonds wenst bij de uitvoering van het vermogensbeheer zo veel mogelijk rekening te houden met ethische, sociale en milieuoverwegingen binnen een kader van een gelijkblijvend of verbeterd rendements-risicoprofiel van de totale beleggingsportefeuille. Verantwoord beleggen is dan ook structureel ingebed in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Het pensioenfonds handelt naar twee belangrijke richtlijnen op het gebied van verantwoord beleggen, de “Principles for Responsible Investments” (PRI) en de “Principles for Sustainable
ABTN 1-10-2015
30
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 Insurance” (PSI). Beide sets van principes zijn geïnitieerd door de Verenigde Naties en vormen een wereldwijd duurzaam raamwerk voor onder meer beleggers. De Verenigde Naties principes geven richtlijnen hoe onder meer (institutionele) beleggers duurzaamheid kunnen implementeren in hun bedrijfsvoering. Voor de (institutionele) belegger betekent dit dat bij iedere investeringsbeslissing niet alleen naar financiële indicatoren wordt gekeken, maar ook naar duurzaamheidinformatie. Om te bepalen welke duurzaamheidinformatie van bedrijven worden meegewogen, kijkt de, vermogensbeheerder naar betrokkenheid bij controversiële wapens en naar de United Nations Global Compact Principles, tien universele principes op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en anti-corruptie. Bij aankoop van beleggingen worden de ESG (Environmental, Social and corporate Governance) criteria meegewogen. Verder is de vermogensbeheerder betrokken bij de bedrijven waarin wordt belegd, door onder meer te stemmen tijdens aandeelhoudervergaderingen en is de vermogensbeheerder voordurend in dialoog over de (duurzaamheid) prestaties met de bedrijven waarin wordt belegd. Verder sluit de vermogensbeheerder bedrijven uit die structureel of in ernstige mate de UN Global Compact Principles schenden. In 2014 is een nieuw landenbeleid vastgesteld. In het beleid is beschreven hoe de vermogensbeheerder de zogenaamde ESG-factoren meeweegt in haar beleggingsbeslissingen bij staatsobligaties. De vermogensbeheerder kijkt hierbij naar mensenrechten, (politieke) stabiliteit, corruptie en milieuproblematiek. Verantwoord beleggen wordt regelmatig besproken in de beleggingscommissie van het pensioenfonds. 4.6 Risicobeheersing De mate waarin het pensioenfonds risico neemt is in de risicohouding en de policy beliefs vastgelegd (zie paragraaf … van de ABTN). Het beleggingsbeleid wordt periodiek opnieuw vastgesteld aan de hand van een ALM-studie. De risico’s wordt vastgelegd in een risicoanalyse die jaarlijks binnen het bestuur wordt besproken. In de kwartaalrapportage van de vermogensbeheerder wordt een gevoeligheidsanalyse opgenomen van de belangrijkste beleggingsrisico’s (rente, credit spreads, aandelen en vastgoed). 4.7 Verantwoording en evaluatie Het beleggingsbeleid wordt periodiek geanalyseerd door een jaarlijkse lange termijn evaluatie. Hierin wordt onderscheid gemaakt naar keuzes die het bestuur heeft genomen en keuzes die de vermogensbeheerder heeft genomen.
ABTN 1-10-2015
31
Verantwoordingsorgaan
STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD ABTN per 1 oktober 2015 2 werkgeversleden Bijlage 3 Organogram
3 deelnemersleden 2 pensioengerechtigdenleden
Pensioenfonds (De leden van het VO kiezen een voorzitter en de secretaris) Bestuur Werkgeverslid Voorzitter
Werknemerslid Secretaris
Werkgeverslid Vice-voorzitter
Gepensioneerdenlid
Werkgeverslid
Werknemerslid
Beleggingscommissie (o.a. twee bestuursleden) Managementteam Communicatiecommissie (o.a. twee bestuursleden)
Manager (Voorzitter) Administrateur
Verslagleggingscommissie (o.a. één bestuurslid)
Algemeen Adviseur Juridisch Adviseur Actuarieel Adviseur
Geschillencommissie (drie bestuursleden)
Certificerend Actuaris
Extern Juridisch Adviseur (incidenteel)
Accountant Compliance officer
Visitatiecommissie (Jaarlijks) 3 onafhankelijke leden
ABTN 1-10-2015
32