Notulen workshop BSO – vijfde congres Landelijk Pedagogenplatform Kinderopvang 4 maart 2009 ontmoetingscentrum De Driehoek, Utrecht Gespreksleidsters: Kok van der Meer en Liesbeth Schreuder Notulist: Mees Duijfjes De workshop is drukbezocht, er is veel belangstelling voor dit onderwerp Kok van der Meer heet iedereen welkom en kondigt het programma aan. Er zijn vanmiddag twee workshops. Het gaat vandaag tijdens deze workshop niet over de implementatie van het Pedagogisch Kader 0-4. (Wat wel het onderwerp is van alle andere workshops die vandaag gehouden worden). Op 28 januari is er ook al een workshop over de BSO geweest. Vandaag wordt meegenomen wat er toen is gezegd. Er wordt overlegd over wat er de 28ste is besproken en hier wordt vervolgens op voortgeborduurd. Er zal worden gesproken over wat de BSO moet op het gebied van samenwerkingspartners. In het 2e deel van de workshop wordt besproken waar het pedagogisch kader BSO aan moet voldoen om geïmplementeerd te kunnen worden. Er is geld beschikbaar gesteld door het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) om een Pedagogisch Kader voor de BSO op te stellen. Vandaag worden de bouwstenen aangeleverd voor het op te zetten project. Eerst wordt een voorstelronde gehouden waarin alle aanwezigen vertellen wie ze zijn en waar ze werkzaam zijn. Er zijn beleidsmedewerkers, directeuren, pedagogen, leidinggevenden etc. van kinderopvangorganisaties uit alle regio’s van het land aanwezig. De hoofdpunten van de bijeenkomst op 28 januari worden besproken. Er wordt geïnformeerd of de aanwezigen zich kunnen vinden in wat er tijdens de vorige aan de orde is geweest. Niet alle aanwezigen hebben de tijd gehad zich in te lezen, daarom wordt het verslag van de bijeenkomst van de 28ste stap voor stap doorgenomen. Voordat begonnen wordt, wordt door een van de aanwezigen de vraag gesteld of de tussenschoolse opvang ook in het Pedagogisch Kader voor de BSO zal worden opgenomen. Deze werd tot nu toe namelijk nog niet genoemd en het zou door sommigen een gemiste kans gevonden worden wanneer de tussenschoolse opvang niet meegenomen wordt in het opstellen van een Pedagogisch Kader voor de BSO. Hier zal later nog op teruggekomen worden. Het doel van deze workshop is dus het aanleveren van bouwstenen voor het Pedagogisch Kader voor de BSO. Het doel van een Pedagogisch Kader voor de BSO zoals dit tijdens de vorige workshop is vastgesteld is het zichtbaar maken van professionaliteit en identiteit van de werksoort. Rechten van BSO kinderen Er wordt uitgegaan van de rechten van BSO kinderen. Het Pedagogenplatform heeft acht uitgangspunten omschreven in de vorm van Rechten van BSO kinderen. Deze rechten zijn tijdens de vorige workshop besproken en aangevuld. (zie Verslag workshop 28 januari 2009) Aan de aanwezigen wordt gevraagd wie er nog rechten mist in de gepresenteerde lijst van rechten van BSO kinderen en of iedereen het met de op 28 januari geformuleerde rechten eens is. De volgende punten worden genoemd:
-
-
Het recht op veiligheid (waarmee recht op fysieke en emotionele veiligheid bedoeld wordt). Dit hoort binnen het recht op een 2e thuis. De aanwezigen vinden het recht op veiligheid een goede aanvulling. Er is bezwaar tegen de aanduiding “2de thuis”. Met deze formulering lijkt men er vanuit te gaan dat thuis voor een kind altijd veilig is, maar dat is niet zo. Besproken wordt dat deze formulering niet wil aangeven dat de BSO een kopie van thuis moet zijn, maar bedoelt dat de BSO een veilige omgeving moet zijn waar kinderen zich thuis voelen. Recht op samen spelen wordt naast het recht op alleen zijn / recht op autonomie als een belangrijke aanvulling gezien. De factor “samen” wordt als heel belangrijk beschouwd. Recht op interactie.
Invulling praktijkgedeelte Pedagogisch Kader voor de BSO De 28ste is er een vragenronde geweest waarin de aanwezigen hun mening konden geven over punten waarvan zij vonden dat ze in het praktijkgedeelte van het Pedagogisch Kader voor de BSO moesten worden opgenomen. Deze punten zijn te vinden in het verslag van de eerste workshop. Er wordt een rondje gemaakt waarin deze punten bekeken, aangevuld en becommentarieerd worden. - Buiten zijn / spelen wordt gemist - Bij het punt“Aandacht voor zelfstandigheid”, wordt daar bedoeld dat kinderen zelf naar huis / naar de winkel / etc. kunnen of mogen gaan, of wordt juist het zelfstandig maken van keuzes bedoeld? BSO’s zijn hier op dit moment zelf veel mee bezig. - Rituelen (zoals bijvoorbeeld elkaar begroeten of het vieren van verjaardagen) zijn belangrijk voor kinderen, geven zekerheid. - Pestgedrag moet als specifiek punt worden opgenomen - Afspraken en regels (hoort bij rituelen) - Wat is vrije tijd? Vrije tijd ingevulde tijd - Contacten met ouders - Contacten met school (doorlopende lijn) - Omgang met gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer / op school - Contact van de BSO in de buurt. Binnen- buitenwereld BSO - Omgang met verschillende culturen / verschillende mensen. - Jongens / meisjes. Jongens hebben volgens sommigen een ander soort begeleiding nodig - Voeding (wat bied je aan) - Leefstijl - Handvatten voor omgang met ouders communicatie naar ouders. Ideeën betreffende kinderen op de BSO moeten (kunnen) worden omgezet in gesprekken met ouders. - Ouderbetrokkenheid (hier lijkt de school nu een belangrijkere rol in te vervullen) en oudergesprekken - Wennen (overgang van het kinderdagverblijf naar de BSO) - Inrichting van de ruimte - Een aangepaste methode welbevinden specifiek voor de BSO. In de BSO moet welbevinden ook getoetst worden, maar hoe? Kinderen zijn niet veel op de BSO, soms maar één dag in de week. Er moet nagedacht worden over hoe er in zo’n kort tijdsbestek toch een goed welbevinden rapport geschreven kan worden. - Op verschillende gebieden in het Pedagogisch Kader voor de BSO moet aandacht zijn voor de competenties die kinderen ontwikkelen.
Tijdens de workshop op 28 januari werd de aanwezigen gevraagd of voor het Pedagogisch Kader voor de BSO hetzelfde stramien gewenst werd als dat voor het Pedagogisch Kader 0-4 gevolgd is. Het antwoord hierop was bevestigend. Hier wordt verder niet langer over gediscussieerd, iedereen is het hiermee eens. Partners Ook tijdens de vorige workshop zijn de instellingen die zich in hetzelfde werkgebied met de opvoeding, ontwikkeling en zorg van BSO kinderen bezighouden geïnventariseerd. De volgende instellingen werden als belangrijke reguliere samenwerkingspartners voor de BSO aangemerkt: - Basisschool - Speciaal onderwijs - Jeugdwelzijnswerk/kinderwerk - Vrijetijdsvoorzieningen: sportclubs, muziekschool etc. - Bibliotheek - Kinderdagverblijf - Peuterspeelzaal - ZAT; JGZ, JHV netwerken Aan de aanwezigen wordt nu gevraagd na te denken over welke tijdens de vorige workshop genoemde samenwerkingspartners belangrijk worden gevonden en welke niet. Daarnaast wordt gevraagd om eventuele aanvullingen op dit lijstje. Het volgende kwam aan de orde: (N.B.: het gaat in veel gevallen om meningen waar niet alle aanwezigen het steeds mee eens waren.) - De scholen zijn sowieso een belangrijke samenwerkingspartner, vooral wanneer je te maken hebt met het systeem van de brede school - Met het kinderdagverblijf is volgens sommigen alleen een samenwerking nodig wanneer deze in hetzelfde gebouw gehuisvest. De reden die hiervoor gegeven wordt is dat je als BSO geen activiteitencentrum wilt worden en geen huiskamerfunctie wilt bieden. Ook zou de BSO als organisatie een heel ander soort functie hebben dan een KDV, waardoor je niet met elkaar te maken hoeft te hebben. De aanwezigen die het hier niet mee eens zijn noemen als reden dat je met dezelfde ouders te maken hebt omdat kinderen doorstromen. Je hebt daarom dus sowieso met kinderdagverblijven te maken, het gaat om een doorgaande lijn. - Wat betreft jeugdwelzijnswerk/kinderwerk en vrijetijdsvoorzieningen is er de mening dat dit alleen een belangrijke samenwerkingspartner is wanneer er door de BSO zelf geen soortgelijke voorzieningen worden aangeboden. Veel BSO’s bieden zelf voorzieningen. Het is daarnaast lokaal verschillend in hoeverre er door BSO’s gebruik gemaakt kan worden van jeugdwelzijnswerk/kinderwerk en vrijetijdsvoorzieningen. - Het contact met de basisschool komt nogmaals aan de orde. Voor alle aanwezigen geldt de school als een belangrijke samenwerkingspartner. De samenwerking met scholen hangt echter ook weer van de situatie af, met name van de hoeveelheid scholen waarvan kinderen worden opgevangen en van hoe ver die scholen bij de BSO vandaan zitten. - Contact met een instantie (school) is niet hetzelfde als samenwerking. Het onderwijs is de partner van de BSO. Kok van der Meer merkt op dat er bij het begrip partnership steeds meer wordt gedacht vanuit ketenzorg. Iedereen die met een kind dat op de BSO zit te maken heeft is automatisch ook een partner van de betreffende BSO. Er is wel
-
-
-
verschil in niveau: op het niveau van het individuele kind of op groeps- en organisatieniveau. Het is belangrijk om met een school contact te hebben over kinderen, inhoud, pedagogische visie etc. De school is haast een onderwerp an sich. Het gaat om een stukje brede schoolontwikkeling. Is partnerschap met scholen pas mogelijk bij de bereidheid van de BSO tot samenwerking met maar één of twee scholen? Voor structurele samenwerking tussen de BSO en school moet met minder scholen worden samengewerkt. Samenwerking met de basisschool is gericht op het kind in de BSO dat van die school komt. Door de snelle ontwikkelingen die binnen scholen plaatsvinden is het voor de BSO’s moeilijk om bij te blijven. Het speciaal onderwijs krijgt in de toekomst een andere rol. Alleen kinderen die het écht niet redden op de basisschool blijven op het speciaal onderwijs. Voor de kinderen in het speciaal basisonderwijs die hiernaast wel op de reguliere BSO blijven moeten regelingen getroffen worden wat betreft privacy, ouders etc. De NSO+ wordt aan de lijst van samenwerkingspartners toegevoegd, hier willen de aanwezigen iets over terug zien in het Pedagogisch Kader voor de BSO. Zorgkinderen behoeven extra aandacht binnen de BSO. Tussenschoolse opvang wordt vaak al aangeboden door de BSO, maar de tussenschoolse opvang wordt momenteel ook nog aangeboden door andere organisaties. De tussenschoolse opvang valt niet onder de Wet kinderopvang, de vraag blijft of tussenschoolse opvang moet worden opgenomen in het Pedagogisch Kader voor de BSO. Hier moet nog verder over gesproken en overlegd worden. De CJG moeten worden opgenomen de lijst van samenwerkingspartners.
De aanwezigen wordt gevraagd welke rol zij samenwerkingspartners willen laten spelen bij het invullen van het Pedagogisch Kader voor de BSO. De volgende meningen komen op tafel: - Het Pedagogisch Kader voor de BSO zou door de BSO zelf (d.w.z. door de vandaag aanwezige betrokkenen en anderen in soortgelijke functies) gemaakt moeten worden. De BSO moet het voortouw nemen, samenwerkingspartners mogen eventueel commentaar leveren maar moeten verder niet te veel betrokken worden. Er moet een eigenstandig Pedagogisch curriculum komen. - Als reactie hierop wordt opgemerkt dat het toch zonde zou zijn om expertise van samenwerkingspartners buiten de deur te houden. - In de pilot voor de brede school worden visies uitgewisseld. Het gaat om een mix van openbaar en christelijk onderwijs waarbij samengewerkt moet worden in het belang van het kind. Er wordt hierbij kennis gedeeld maar toch eigenstandig gewerkt. Dit zou tussen BSO en samenwerkingspartners ook zo moeten zijn. - Het is belangrijk te willen weten wat anderen van “ons” (de BSO) vragen - Is een eigenstandig pedagogisch kader wel strategisch? Is het wel handig om het eigenstandig te willen doen, gezien mogelijke samenwerking in de toekomst? - Het Pedagogisch Kader voor de BSO zal de BSO stevig in de schoenen doen staan. Het moet het visitekaartje van de BSO zijn. - Beleid eigenstandig / kader samen? - Je kunt ook op enig moment in het ontwikkeltraject van het bso kader advies vragen aan samenwerkpartners; dan houd je zelf de regie maar je stemt wel af. - Het moet duidelijk zijn waar het accent ligt. Dit ligt in de BSO niet op educatie. (Wat binnen de scholen natuurlijk wel het geval is)
-
Samenwerkingspartners (vooral scholen) moeten wel betrokken worden, maar de eigenstandigheid moet bewaakt worden.
De conclusie van de discussie over in hoeverre samenwerkingspartners betrokken moeten worden bij het invullen van het Pedagogisch Kader voor de BSO en welke rol zij hierin zouden kunnen spelen is dat het niet zwart wit is. Het is geen kwestie van wel of niet. Het moet mogelijk zijn om met behulp van samenwerkingspartners een eigenstandig Pedagogisch Kader voor de BSO te ontwikkelen. Een actieve rol van samenwerkingspartners bij het ontwikkelen van een Pedagogisch Kader voor de BSO wordt niet toegejuicht, maar ze er helemaal niet bij betrekken lijkt toch ook geen optie te zijn. Mogelijk zorgt vooral de houding die nu wordt ingenomen door scholen ten opzichte van de BSO ervoor dat betrokkenen bij de BSO een overheersend negatief standpunt innemen in de discussie of samenwerkingspartners moeten worden betrokken bij het ontwikkelen van een Pedagogisch Kader voor de BSO. Misschien kan de samenwerking met scholen daarom misschien beter los gezien worden van de samenwerking met andere instanties waar de BSO door een overlappend aanbod aan dezelfde kinderen mee te maken heeft. Het is in ieder geval belangrijk dat het Pedagogisch Kader voor de BSO en het belang hiervan onder de aandacht wordt gebracht op scholen. Deze staan vaak (of, zo voelt de BSO het) “boven” de BSO, wat de samenwerking aanzienlijk bemoeilijkt. Implementatie van het Pedagogisch Kader voor de BSO Aan de aanwezigen wordt de vraag gesteld hoe de sector het Pedagogisch Kader voor de BSO zou willen implementeren (in gebruik nemen). Iedereen krijgt de mogelijkheid om op te schrijven hoe het Pedagogisch Kader voor de BSO voor de eigen organisatie handig geïmplementeerd zou kunnen worden. Hoe zorg je ervoor dat pedagogisch medewerkers het kennen, omarmen, gebruiken? Aan welke kenmerken moet het Pedagogisch Kader voor de BSO dan voldoen? Voor wie maken we het Pedagogisch Kader voor de BSO? In de handout wordt een aantal mogelijkheden gegeven: - Korte teksten, per onderwerp gerangschikt - Pedagogische doelen SMART formuleren - Geschikt maken om in onderdelen te behandelen en te oefenen - Vorm: werkboek met teamvragen per onderwerp - Cursus koppelen aan boek - Evaluatielijsten koppelen aan boek (om te meten wat toegepast wordt) De volgende meningen en voorstellen worden aangedragen: - Vorm: boek Pedagogisch Kader 0-4 heel fijn, zou voor BSO ook goed zijn - Vorm: website tijdens ontwikkelen Pedagogisch Kader 0-4 heel fijn, toegankelijk en goed te volgen - Structuur: Pedagogisch Kader BSO per onderdeel uit elkaar te halen, op onderwerp (wat) zoeken en per onderwerp al methodiek over hoe te implementeren in het pedagogisch beleid van een organisatie - Sommigen vinden een boekvorm niet prettig, voorstellen voor een andere vorm die gedaan worden zijn: o uitgeprint als losbladig systeem o losbladige werkmap, niet te veel tekst. Per onderdeel: wat en hoe? o aanvullen met video-hoorcolleges o modulair losbladig materiaal. Internet als extra verdieping (met praktijkervaring van anderen, bijvoorbeeld in de vorm van een forum)
-
-
o Praktische voorbeelden, weinig tekst Theorie en praktijk direct koppelen in de structuur van een boek Doelen van de Wet Kinderopvang koppelen aan hoe je dat kunt doen in de BSO Een boek geeft status. “Dit is ons werk”. Website is gewenst, hier gaat de voorkeur van sommigen naar uit als aanvulling op een boek. Video-hoorcolleges zijn gewenst. Structuur: moet wat en hoe (implementatie) in het boek? Moet de methodiek in een boek? De één vindt dit onder eigen betrokkenheid en invulling van een organisatie vallen, de ander heeft het juist graag. Handreikingen kunnen gegeven worden. Videobeelden hoe maak je pedagogisch medewerkers attent op wat er allemaal te “zien” is? Hoe kun je pedagogisch medewerkers leren “kijken”. En hoe kun je ze leren wat ze met het geobserveerde kunnen doen om situaties te verrijken? Kan dit met video? Beelden zeggen zoveel meer dan woorden! Er wordt voorgesteld dat dit met beelden van de eigen groep zou kunnen (met Video Interactie Begeleiding) en met voorbeeldfilmpjes van situaties buiten de eigen praktijk. Een thema avond voor alle ouders waarin het Pedagogisch Kader voor de BSO wordt besproken en de werkwijze wordt gedeeld. Het Pedagogisch Kader 0-4 is helemaal niet in de media geweest, dit had wel gemoeten.
Niet besproken tijdens de workshop, maar wel genoemd op de door de aanwezigen beschreven notitieblaadjes, zijn de volgende mogelijke implementaties van het Pedagogisch Kader voor de BSO: - Het geven van trainingen / cursussen (of dit aan beleidsmakers of aan pedagogisch medewerkers zou moeten zijn wordt niet genoemd) - Het organiseren van teambijeenkomsten binnen de organisatie - Een eigen pedagogische matrix laten maken (koppelen van visie aan gedrag) - Reflecteren op het eigen pedagogisch beleidsplan en handelen - Regelmatig organiseren van studiedagen - Verbindingen met bijvoorbeeld HKZ - Stellingenspel om visie te ontwikkelen - Vooral werkvormen om pedagogisch medewerkers mee te laten denken / actief te krijgen - Spelvormen - Koppelen met competenties onderwijs - Activiteitenmap ontwikkelen - Interactieve werkvormen - Structuur koppelen aan Pedagogisch Kader 0-4 (maar hoeft niet één op één) - Trainingen en cursussen teamgericht structureren op maat service - Korte scholing per onderwerp - Partners aangeven Voor zowel het BSO kader als het Pedagogisch Kader 0-4 geldt: - Voor de komende vijf jaar moet het Pedagogisch Kader in het beleidsplan / strategisch jaarplan van organisaties opgenomen worden. De directie van kinderopvangorganisaties moet “verplicht” worden hier tijd voor uit te trekken. Het kader moet niet vrijblijvend gelaten worden, er moet echt iets mee gedaan worden. Voor je het weet is het Pedagogisch Kader weer vergeten en dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. - Een congres voor pedagogisch medewerkers zou georganiseerd kunnen worden
-
Er liggen mogelijkheden voor een studiedag voor pedagogisch medewerkers Ouders kunnen bij de implementatie betrokken worden. Er moet bij de opleidingen gestart worden. Het Pedagogisch Kader moet in het lesprogramma opgenomen worden en aan huidige lesboeken gekoppeld worden. Een meetinstrument voor alle in het Pedagogisch Kader genoemde onderwerpen moet worden gekoppeld aan dit curriculum. Resultaten moeten aan pedagogisch medewerkers inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Er moet “zelfdenkmateriaal” komen waar pedagogisch medewerkers zelf antwoord op moeten bedenken. Pedagogisch medewerkers kunnen veel zelf bedenken, het moet ze niet voorgekauwd worden, dat ontneemt creativiteit.
Als afsluiting van de workshop wordt een slogan bedacht die de strekking van de workshop zou kunnen weergeven. “Zo divers, en toch een rode draad creëren” vat het voorgaande brainstormen over een Pedagogisch Kader voor de BSO volgens alle aanwezigen uitstekend samen.