De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon
Uw brief
Doorkiesnummer
Onderwerp
Kamervragen van leden Gesthuizen en Hamer
Ons kenmerk Datum
D.d. 19 januari 2007 2060705800 en 2060705720 AV/A&Z/2007/4890 13 februari 2007
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Gesthuizen (SP) en het lid Hamer (PvdA) over toezicht op gastouderbureaus. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ons kenmerk
AV/A&Z/2007/4890
2060705720 Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het ontbreken van controle op wildgroei van oppasbureaus. (Ingezonden 19 januari 2007)
1 Wat is uw oordeel over het bericht 1) dat het toezicht van gastouderbureaus op gastouders vrijwel ontbreekt? In de Wet kinderopvang is een aantal specifieke basisvoorwaarden opgenomen waaraan kinderopvang - waaronder gastouderopvang - dient te voldoen. In artikel 49 van de Wet kinderopvang, tweede lid, wordt gesteld dat houders van gastouderbureaus ‘zorg dragen voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving’. Het kabinet heeft aan het veld gevraagd nadere eisen voor de kwaliteit op te stellen. De ondernemersorganisaties (de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang; de MOgroep) en de ouderorganisatie (BOinK) hebben hiertoe afspraken gemaakt in 2004 en hernieuwd in december 2006. Deze zijn vastgelegd in het ‘Convenant kwaliteit kinderopvang’. De basiskwaliteitsnormen uit het convenant zijn één op één overgenomen en vastgesteld in de ‘Beleidsregels kwaliteit kinderopvang’. De beleidsregels vormen het uitgangspunt voor het toetsingskader voor de GGD-inspecteur. Onder de Wet kinderopvang geldt een systeem van melding en registratie. Vóór opening leveren gastouderbureau en kinderdagverblijven gegevens aan bij de gemeente, zoals de vorm van de rechtspersoon en de adresgegevens. De gemeente gaat vervolgens over tot registratie. De opname in het gemeentelijk register is het signaal voor de GGD om binnen 8 weken een inspectie uit te voeren. Daarna komt de GGD ieder jaar langs om te inspecteren of de werking en de kwaliteit van het gastouderbureau in orde is.
2 Deelt u de mening van de Belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang (BOinK) dat in veel gevallen de service van de gastouderbureaus niet veel voorstelt? Zo ja, wat is hierover uw oordeel? Zo neen, waarom niet? Zie het antwoord op vraag 1. Gastouderbureaus dienen tenminste te voldoen aan een basisniveau van dienstverlening, waarbij het hen natuurlijk vrij staat om méér te doen. In 2
Ons kenmerk
AV/A&Z/2007/4890
iedere gezond functionerende marktsector bestaan er echter verschillen. De GGD ziet erop toe dat het basisniveau gerealiseerd wordt.
3 Wat is uw reactie op de mening van de brancheorganisatie dat het gastouderbureau nu verwordt tot een soort administratiekantoor voor oppassubsidie? Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
4 Bent u bereid om een landelijk onderzoek in te stellen naar de werking en kwaliteit van de gastouderbureaus? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet? De werking en kwaliteit van de gastouderbureaus wordt jaarlijks geïnspecteerd door de GGD. De komende maanden worden de wijzigingen van het convenant uit 2006 ten opzichte van de versie uit 2004, omgezet in beleidsregels en daarmee worden ook – waar nodig – de toetsingskaders van de GGD aangepast. Ook gastouderopvang en de rol van de gastouderbureaus zullen hierbij aandacht krijgen. Ik zal daarbij bezien in hoeverre aanpassing van de huidige wijze van GGD-inspectie noodzakelijk is.
5 Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat gastouderbureaus gaan toezien op de kwaliteit van gastouders? Zie het antwoord op vraag 1 en 4.
6 Bent u, indien nodig, bereid de vestigingswet aan te passen om ervoor te zorgen dat gastouderbureaus gaan toezien op de kwaliteit van gastouders? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet? Zie het antwoord op vraag 1. Voor de opvang van kinderen geldt geen vestigingswet. De Wet kinderopvang kent een systeem van melding en registratie.
3
Ons kenmerk
AV/A&Z/2007/4890
1) http://www.volkskrant.nl/binnenland/article388161.ece/Geen_controle_op_wildgroei_oppasbu reaus, 16 januari 2007
2060705800 Vragen van het lid Hamer (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het tekortschieten van controle op de wildgroei van gastouderbureaus en wachtlijsten bij de bso. (Ingezonden 19 januari 2007) 1 Bent u bekend met het artikel “Wildgroei aan bureaus bemiddeling gastouders”? 1) Ja
2 Wordt de toename van het aantal gastouderbureaus gemonitord door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de Inspectie van de GGD? Gastouderbureaus dienen zich in te schijven in het gemeentelijk register. Op gemeentelijk niveau is daarmee inzichtelijk hoeveel gastouderbureaus er actief zijn. Er bestaat geen centraal register dat een inzage op een nationaal niveau geeft. Wel dienen gemeenten ieder jaar bij de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) hun jaarverslag in met daarin onder meer gegevens over het aantal gastouderbureaus en de jaarlijkse toename daarvan. De rapportage naar aanleiding van de gemeentelijke jaarverslagen over 2005, zal de Inspecteur-Generaal IWI aan mij aanbieden eind maart 2007. Ultimo april 2007 zal ik deze rapportage aan de Kamer toezenden, vergezeld van mijn visie daarop.
3 Is het waar dat de ouders het bemiddelingsbureau betalen voor een service, waarop weinig wordt toegezien? Op welke wijze vindt de controle op de kwaliteit in de praktijk plaats? In de Wet kinderopvang is een aantal specifieke basisvoorwaarden opgenomen waaraan kinderopvang - waaronder gastouderopvang - dient te voldoen. In artikel 49 van de Wet kinderopvang, tweede lid, wordt gesteld dat houders van gastouderbureaus ‘zorg dragen voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt 4
Ons kenmerk
AV/A&Z/2007/4890
verstaan het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving’. Het kabinet heeft aan het veld gevraagd nadere eisen voor de kwaliteit op te stellen. De ondernemersorganisaties (de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang; de MOgroep) en de ouderorganisatie (BOinK) hebben hiertoe afspraken gemaakt in 2004 en hernieuwd in december 2006. Deze zijn vastgelegd in het ‘Convenant kwaliteit kinderopvang’. De basiskwaliteitsnormen uit het convenant zijn één op één overgenomen en vastgesteld in de ‘Beleidsregels kwaliteit kinderopvang’. De beleidsregels vormen het uitgangspunt voor het toetsingskader voor de GGD-inspecteur. Onder de Wet kinderopvang geldt een systeem van melding en registratie. Vóór opening leveren gastouderbureau en kinderdagverblijven gegevens aan bij de gemeente, zoals de vorm van de rechtspersoon en de adresgegevens. De gemeente gaat vervolgens over tot registratie. De opname in het gemeentelijk register is het signaal voor de GGD om binnen 8 weken een inspectie uit te voeren. Daarna komt de GGD ieder jaar langs om te inspecteren of de werking en de kwaliteit van het gastouderbureau in orde is.
4 Is het waar dat het alleen om een papieren controle gaat, waarbij de inspectie alleen het gastouderbureau controleert en niet de gastouder? Zie vraag 3.
5 Is het waar dat door de invoering van de motie-Van Aartsen/Bos 2) lange wachtlijsten in de buitenschoolse opvang ontstaan en dat daardoor een groter beroep wordt gedaan op de gastouders? Kunt u hier cijfers over geven? De sector kinderopvang (onder meer de MOgroep kinderopvang en de Branchevereniging kinderopvang) heeft laten weten te signaleren dat de wachtlijsten voor de buitenschoolse opvang vooral in de Randstad op dit moment groeien. Deze groei wordt naar de mening van het kabinet vooral veroorzaakt door de toenemende vraag naar buitenschoolse opvang als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen en het beter betaalbaar zijn van de opvang. De Wetswijziging in verband met buitenschoolse opvang die de uitwerking van de motie Van Aartsen-Bos regelt, is pas zeer recent in werking getreden. De daarin opgenomen verplichting voor schoolbesturen om de aansluiting met de buitenschoolse opvang te regelen is vanaf het schooljaar 2007-2008 van kracht. 5
Ons kenmerk
AV/A&Z/2007/4890
Uit het in opdracht van het ministerie van SZW uitgevoerde onderzoek (Tweemeting Trendonderzoek Kinderopvang, Leiden, Research voor Beleid, oktober 2006) blijkt dat in 2006 vergeleken met 2002 en de jaren daarvoor het gebruik van gastouderopvang bij 4-12 jarigen is gestegen van 1 naar 2 procent. Als belangrijkste motief om gebruik te maken van gastouderopvang werd genoemd de huiselijkheid van de omgeving, de kwaliteit en de flexibiliteit. 4 procent van de respondenten gaf aan dat er gekozen was voor gastouderopvang, omdat er geen andere vorm van kinderopvang beschikbaar was. Het is voorstelbaar dat in de toekomst meer ouders mede om deze reden voor deze vorm van opvang gaan kiezen.
6 Wat gaat u doen om deze wachtlijsten in de buitenschoolse opvang weg te werken? Welke oplossingen mogelijk zijn bij een wachtlijst voor buitenschoolse opvang hangt vooral af van de wensen van de ouders en van de lokale situatie. Als er sprake is van wachtlijsten is te verwachten dat scholen arrangementen aanbieden waarbij er met meerdere kinderopvangorganisaties afspraken worden gemaakt. Daarnaast is te verwachten dat de kinderopvangorganisatie zal proberen het aanbod uit te breiden of zal doorverwijzen naar andere locaties van de opvang. Ook zullen er andere aanbieders op de markt komen. De sector kinderopvang geeft aan dat de wachtlijsten voor de buitenschoolse opvang in de Randstad vooral ontstaan door een gebrek aan geschikte uitbreidingslocaties. Over deze problematiek zullen vertegenwoordigers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en mijn ministerie op korte termijn in gesprek gaan met vertegenwoordigers van de vier grote steden (G4) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om praktische oplossingen te vinden. Met de inzet van creativiteit van de kinderopvangondernemingen in samenwerking met onder meer de scholen en gemeenten zijn er voor deze problemen verschillende oplossingen mogelijk. Een voorbeeld hiervan is de op gezamenlijk initiatief van BOinK en het Waarborgfonds Kinderopvang door drie leveranciers ontwikkelde BSO-box. Deze mobiele BSO betreft een tijdelijke huisvesting in de vorm van een unit, die naast de school kan worden gezet.
1) De Volkskrant, 17 januari 2007 2) Kamerstuk 30 300, nr. 14, vergaderjaar 2005-2006 Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Gesthuizen (SP), ingezonden 19 januari 2007 (vraagnummer 2060705720) .
6