Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA ‘s-GRAVENHAGE Uw brief
Ons kenm erk
154-04 SZW
ASEA/LIV/2004/84354
Onderwerp
Datum
Inkomensbeeld 2005
7 december 2004
De vaste commissie van SZW heeft mij gevraagd om uiterlijk dinsdag 7 december aanvullende informatie aan de Kamer te doen toekomen. Het betreft de volgende informatie: 1. De december-raming van het CPB van de prijsontwikkeling in 2005, inclusief de particuliere ziektekostenpremies, en de meest actuele puntenwolken. 2. De inkomenseffecten van de zorgtoeslag. 3. Een validatie van de onderzoeksresultaten uit het “Rapport terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte”. 4. Een doorrekening van het fiscale voordeel in enkele voorbeelden, inzake de werking van de nieuwe regeling voor buitengewone uitgaven. 1. December-raming en actualisering koopkrachtbeeld Op 9 december zal het CPB haar december-raming publiceren. Vooruitlopend hierop heeft het CPB mij gemeld te verwachten dat de inflatieraming voor 2005 niet zal wijzigen ten opzichte van de MEV. De verwachte inflatie blijft daarmee 1¼%. Het opwaartse effect van de hogere olieprijs op de inflatie wordt gecompenseerd door het neerwaartse effect van de appreciatie van de euro. Ook de loonraming blijft ongewijzigd op ¾%. Over de ontwikkeling van de particuliere ziektekosten zijn geen definitieve ramingen beschikbaar. Slechts een deel van de ziektekostenverzekeraars heeft inmiddels een premie voor het komende jaar vastgesteld. In de MEV en in de SZW-begroting 2005 is uitgegaan van een stijging van de particuliere ziektekostenpremies (exclusief omslagbijdragen MOOZ en WTZ) met 4½%. De eerste publicaties van ziektekostenverzekeraars over de vaststelling van hun premies lijken op een grotere bijstelling te wijzen. Bijvoorbeeld de website “verzekeringssite” komt in een vergelijking van verschillende aanbieders op een gemiddelde premiestijging met 8%. Zorgverzekeraars Nederland gaat uit van een kostenstijging in de Zorg van 8 tot 13%. Kanttekening hierbij is evenwel dat niet alle kostenstijgingen in een hogere premie tot uitdrukking hoeven te komen. Vooralsnog ga ik uit van een premiestijging van 8%, ofwel 3½%-punt hoger dan in de MEV en de SZW-begroting 2005.
2
Ook is er kans dat de nominale Ziekenfondspremie hoger uitkomt dan in september nog geraamd. In een bericht van 4 november schetst Zorgverzekeraars Nederland twee scenario’s. In één scenario komt, rekening houdend met een gemiddelde no-claimteruggaaf de premie uit op €311, in het andere scenario ligt de premie €18 lager. In de koopkrachtraming in de begroting van SZW is uitgegaan van een gemiddelde nominale ZFW-premie van €284. Eén van de verschuivingen die sinds het publiceren van de begroting is opgetreden betreft het buiten de no-claim houden van de huisarts. Dit leidde tot een stijging van de maximale no claim van €250 naar €255. Zorgverzekeraars Nederland veronderstelt dat de gemiddelde no claim teruggaaf hierdoor echter niet wijzigt. De ramingen van de minister van VWS gaan er evenwel van uit dat de gemiddelde noclaim teruggaaf ook stijgt (met €10). Door het vervallen van de huisartszorg uit de berekening van de no claim zullen voor een groot aantal mensen immers minder kosten in aanmerking worden genomen bij de berekening van de teruggaaf. Tabel 1 geeft een nadere toelichting op de opbouw van de in de koopkrachtberekeningen opgenomen premies. Tabel 1. Raming nominale premie in de ZFW 2005 (in euro’s)
Rekenpremie Gemiddelde opslagpremie Voorheffing No Claim Gemiddelde teruggaaf No Claim Per saldo nominale premie
Raming september (begroting 2005)
Zorgverzekeraars Nederland november
Verwerkt in actuele koopkrachtraming
72 45 250 -83 284
72 67 255 -83 311
72 67 255 -93 301
Op basis van bovenstaande informatie is een nieuw koopkrachtbeeld berekend. Tabel 2 presenteert het standaardoverzicht zoals ook opgenomen in de begroting 2005. Vanwege de hogere raming van de particuliere ziektekostenpremies en de nominale ZFW-premie verslechtert het beeld over de hele linie licht. In tabel 2 leidt dit voor een deel van de groepen tot een bijstelling met ¼%-punt. Deze cijfers zijn gebaseerd op een verwachte inflatie van 1¼%.
3 Tabel 2. Generiek koopkrachtbeeld 2005 Begroting
Actueel
Actieven: Alleenverdiener mk modaal 2*modaal
- 3/4 -1 1/4
- 3/4 -1 1/2
Tweeverdiener modaal + ½*modaal mk 2*modaal + ½*modaal mk modaal + modaal zk 2*modaal + modaal zk
-1 -1 -1 3/4 -1 1/4
-1 1/4 -1 -1 3/4 -1 1/4
Alleenstaande WML modaal 2*modaal
-1 1/2 -1 3/4 -1
-1 1/2 -2 -1 1/4
Alleenstaande ouder WML modaal
-1 1/2 - 1/2
-1 3/4 - 1/2
Inactieven Sociale minima paar mk alleenstaande alleenstaande ouder
- 1/4 -1 1/2 - 1/2
- 1/2 -1 3/4 - 1/2
sociaal minimum AOW +5000
- 1/4 - 1/2
- 1/2 - 3/4
AOW (paar zk) sociaal minimum AOW+10000
- 1/4 -1
- 1/2 -1
AOW (alleenstaand)
De figuren 1, 2 en 3 presenteren de gevraagde grafieken waarin de spreiding in het inkomensbeeld zichtbaar wordt. De figuren geven de ontwikkeling van de koopkracht 2005 voor een steekproef van huishoudens. Het gaat hier om dezelfde groepen zoals weergegeven in mijn brief van 12 oktober. Aangezien de veranderingen in de ziektekostenpremie alle huishoudens raakt, zowel ziekenfonds- als particulier verzekerden, heeft deze bijstelling geen invloed op de omvang van de spreiding van de inkomensmutaties.
4 Figuur 1
Figuur 2
5 Figuur 3
2. Inkomenseffecten van de zorgtoeslag In 2006 wordt in samenhang met de nieuwe zorgverzekeringswet de zorgtoeslag ingevoerd. Voor het inkomensbeeld 2005 heeft deze nieuwe regeling geen gevolgen. De zorgverzekeringswet die in 2006 wordt ingevoerd gaat uit van een nominale premie die hoger ligt dan de huidige nominale ziekenfondspremie. De zorgtoeslag dient ten behoeve van de inpassing van deze premie in het inkomensbeeld en van het zekerstellen van de toegankelijkheid van de ziektekostenverzekering voor de lagere inkomens. Overigens maakt de zorgtoeslag deel uit van een breder compensatiepakket, waarin bijvoorbeeld ook verlaging van de belastingtarieven is opgenomen. De inkomenseffecten van de Zorgtoeslag maken integraal onderdeel uit van de zorgverzekeringswet en kunnen niet apart beschouwd worden. De zorgtoeslag is namelijk toegespitst op de premiestelling in de nieuwe zorgverzekeringswet. In de memorie van Toelichting bij de Zorgverzekeringswet en de nota naar aanleiding van verslag bij de Wet op de Zorgtoeslag is uitgebreid ingegaan op de inkomenseffecten van de zorgverzekeringswet, inclusief de compensatie uit hoofde van de zorgtoeslag. De zorgtoeslag is een essentieel element om het draagkrachtbeginsel in de zorgverzekeringen blijvend tot uitdrukking te laten komen. Het belang van dit instrument in het inkomensbeleid komt ook tot uitdrukking in het feit dat de betreffende wet mede is ondertekend door de minister van SZW. In de bijlage is een nadere toelichting op de inkomenseffecten van de zorgverzekeringswet, inclusief de effecten van de zorgtoeslag opgenomen. Deze bijlage is ook opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag bij de wet op de Zorgtoeslag. Dit betreft het partiële beeld van de invoering van de zorgverzekeringswet.
6 In het voorjaar van 2005 komt een eerste integrale koopkrachtraming over het jaar 2006 beschikbaar, zodat dan dit partiële beeld ook in relatie tot het totaal resulterende beeld voor 2006 kan worden bezien. Het definitieve integrale inkomensbeeld voor 2006 inclusief de compensatie voor het zorgstelsel, zal het kabinet vaststellen in de zomer van 2005, bij de besluitvorming over de begroting voor 2006. 3. Onderzoeksresultaten “Rapport terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte U vraagt om een validatie van de onderzoeksresultaten, naar aanleiding van informatie waarover het adviesbureau BS&F beschikt, waaruit zou blijken dat minder gemeenten dan in het rapport aangegeven een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering hebben afgesloten. Centraal in de rapportage ‘Terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte’ staat het terugdringen van het niet-gebruik in termen van de potentiële doelgroep en niet in termen van individuele gemeenten. Op deze wijze telt een grote gemeente niet even zwaar als een kleine gemeente, maar wordt rekening gehouden met het verschil in omvang van de doelgroep tussen deze typen gemeenten. De verschillen in potentiële doelgroep tussen gemeenten zijn uitgedrukt in verschillen in fictief budget. Het fictief budget is de norm die in het gemeentefonds bepalend is voor de omvang van de uitkering voor bijzondere bijstand en armoedebeleid. Omdat de grootste gemeenten met de zwakste sociale structuur respectievelijk grootste potentiële doelgroep het grootste aandeel vormen in de landelijke uitkomst, zijn ze intensiever benaderd. Ter informatie: het aandeel van de 100.000 plus gemeenten in het totale landelijke fictieve budget (lees: omvang doelgroep) is 46 %, terwijl het gaat om 25 van de 483 gemeenten (ongeveer 5 %). De respons in termen van potentiële doelgroep bij de groep 100.000 plus gemeenten respectievelijk 50.000 plus gemeenten is veel hoger (91 % respectievelijk 58 %) dan bij de kleinere gemeenten. Op deze wijze zijn in termen van de potentiële doelgroep betrouwbare uitkomsten verkregen. Daarbij komt het percentage gemeenten met een collectieve ziektekostenverzekering veel hoger uit dan ongewogen voor aantallen of groepen gemeenten, omdat deze vaker voorkomt bij gemeenten met een grote doelgroep dan bij gemeenten met een kleine doelgroep. De conclusie uit het Cebeon-rapport kan derhalve ook als volgt worden verwoord: Ruim de helft (53 %) van de potentiële doelgroep in Nederland woont in een gemeente waar een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering wordt aangeboden. 4. Doorrekening voorbeelden in verband met aftrek buitengewone uitgaven Uw Kamer heeft voorts gevraagd naar een aantal specifiek geformuleerde voorbeeldberekeningen. In onderstaande tabel 3 is het fiscale voordeel opgenomen van de aftrek buitengewone uitgaven in de systematiek 2003 en in de systematiek 2004. Zoals gevraagd is een onderscheid gemaakt naar 7 inkomensgroepen, 3 niveau’s specfieke kosten, en (voor de systematiek 2003) naar het aantal jaren dat aftrek genoten is. Opgemerkt zij dat deze voorbeelden slechts een beeld geven van een beperkt deel van de werkelijk optredende effecten gezien de zeer grote diversiteit aan individuele omstandigheden bij de circa 1,6 mln belastingplichtigen die buitengewone uitgaven opvoeren.
7 De genoemde cijfers zijn inclusief het eventuele effect van de TBU (verzilveringsregeling buitengewone uitgaven voor diegenen die niet via de fiscale weg dit voordeel kunnen krijgen). Te zien is dat er zowel positieve effecten, als negatieve effecten kunnen optreden door de wijzigingen in de aftrek voor buitengewone uitgaven. Personen met specifieke uitgaven kunnen als gevolg van de wijziging al vanaf het eerste jaar dat van de aftrek gebruik wordt gemaakt het voordeel ondervinden van de vermenigvuldigingsfactor en het chronisch ziekenforfait. Voorheen kon daar pas na enkele jaren gebruik van worden gemaakt. Daarbij was de regeling minder toegespitst op de huishoudens met hoge specifieke kosten. Deze wijziging is bij de kamerbehandeling van het Belastingplan 2004 in overleg met uw Kamer aangebracht. Als uitgegaan wordt van (nog) hogere kosten dan in de geschetste voorbeelden dan treedt ook voor de huishoudens die op grond van de oude systematiek al langer aftrek genoten een voordeel als gevolg van de wijziging op. Tabel 3. Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven Bruto inkomen:
65-plus Alleenstaande Meerpersoons 11570 20000 15891 20000
Alleenstaand 12180
65-min Meerpersoons 20000 29000
Specifieke kosten: € 250 € 500 € 1.000
167 206 285
142 199 312
332 371 449
298 337 415
63 147 315
122 223 426
9 110 312
Fiscaal voordeel systematiek 2003, derde jaar aftrek
€ 250 € 500 € 1.000
251 309 427
214 298 468
497 556 673
447 506 623
486 612 863
1140 1292 1595
970 1121 1425
Fiscaal voordeel systematiek 2004
€ 250 € 500 € 1.000
195 259 389
182 276 462
362 426 555
328 393 522
123 522 799
209 690 1339
96 577 1226
Verschil 2004 met 2003 als eerste jaar aftrek
€ 250 € 500 € 1.000
28 53 104
40 77 150
30 56 106
30 56 106
60 374 483
87 467 913
87 467 913
Verschil 2004 met 2003 als derde jaar aftrek
€ 250 € 500 € 1.000
-56 -50 -38
-31 -23 -6
-136 -130 -118
-119 -113 -101
-363 -90 -65
-931 -601 -256
-874 -544 -200
Fiscaal voordeel systematiek 2003, eerste jaar aftrek
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)