De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
2513AA1XA
Onderwerp
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
Datum
6 november 2007
Reactie op de motie Kraneveldt c.s. (29 461, nr. 31)
Inleiding Op 3 en 4 juli hebben wij met uw Kamer overleg gevoerd over de overheveling van de onderwijsvoorzieningen en de scholing voor gehandicapte jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen. Tijdens dit overleg heeft de Kamer de motie Kraneveldt c.s. aangenomen. In de motie overweegt de Kamer dat de veranderde bekostiging heeft geleid tot problemen bij de REA-scholingsinstituten, zij constateert dat er geen duidelijke prognose bestaat en geeft aan dat de betreffende doelgroep gebruik moet kunnen maken van scholing en expertise. De regering wordt gevraagd om - een meerjarige prognose op te stellen ten aanzien van de verwachte groei of afname van deze doelgroep; - aan de hand van deze prognose inzichtelijk te maken in hoeverre de beschikbare budgetten toereikend zijn voor kwalitatief verantwoorde scholing en aanbod van expertise, alsmede om een plan van aanpak voor de continuering daarvan; - de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling 2008 te informeren. Met deze brief geven wij onze reactie. Wij willen onze reactie plaatsen in het kader van de brief over de participatie van jongeren met beperkingen zoals die op 28 september aan uw Kamer is aangeboden. 1 In deze brief heeft het kabinet aangegeven langs drie lijnen actie te willen ondernemen onder meer met betrekking tot scholing en re-integratie. Hierna geven wij voor elk van de domeinen aan langs welke weg de REA-scholingsinstituten met hun specifieke expertise kunnen inspelen op scholing en re-integratie. Tevens geven wij onze meerjarige prognose voor het subsidieplafond. 1
Brief van de Minister van SZW, Kamerstukken II 2007/08, 31 224, nr. 1.
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
Zowel in het scholingsdomein als in het domein van participatie aan de arbeidsmarkt (reintegratie) is het uitgangspunt ‘regulier wat regulier kan’. Voor de doelgroep is het gewenst om (ondersteund met daartoe geëigende faciliteiten) zoveel mogelijk in de normale situatie op te groeien en onderwijs en scholing te volgen. Regulier onderwijs in de regio en met leeftijdsgenoten leidt ertoe dat jongeren met een beperking zoveel mogelijk opgroeien in een gelijke omgeving als andere jongeren. Ook deelname aan reguliere re-integratietrajecten heeft de voorkeur. Indien de faciliteiten voor de betreffende groep te belastend c.q. te complex zijn, is men op de Subsidieregeling scholing voor jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen aangewezen. Faciliteiten in het onderwijsdomein Leerlinggebonden financiering Vanaf 1 januari 2006 is door het ministerie van OCW de leerlinggebonden financiering (LGF, rugzakje) voor het middelbaar beroepsonderwijs geïntroduceerd. Doel hiervan is om jongeren met een handicap zoveel mogelijk binnen het reguliere beroepsonderwijs te houden. Met het rugzakje worden de extra kosten gefinancierd die hiervoor nodig zijn. De regionale opleidingencentra (roc’s), agrarische opleidingencentra (aoc’s) en vakinstellingen ontvangen een leerlinggebonden budget (‘een rugzakje’) voor iedere geïndiceerde, gehandicapte deelnemer. Hiervan is ongeveer 50% bestemd voor ambulante begeleiding. In 2007 is het beschikbare bedrag voor LGF in de onderwijsbegroting met € 3,5 mln. verhoogd ten opzichte van 2006, tot een bedrag van € 9,6 mln. Intensivering samenwerking De (v)so-scholen kunnen - in overleg met het roc - in de huidige situatie al de deskundigheid i.c. de ambulante begeleiding inkopen bij de REA-scholingsinstituten als zij de gewenste ambulante begeleiding niet zelf kunnen leveren of indien de ambulante begeleider niet over de vereiste deskundigheid beschikt. Op deze wijze worden de REA-scholingsinstituten nu al bij de ambulante begeleiding van gehandicapte deelnemers in het beroepsonderwijs betrokken. Om de samenwerking tussen (v)so-scholen, roc’s en REA-scholingsinstituten te bevorderen en te intensiveren, zal OCW eenmalig een bedrag van € 122.000 beschikbaar stellen. Hiervoor worden onder andere kwaliteitsinstrumenten ontwikkeld, regionale bijeenkomsten georganiseerd, good practices van inhoudelijke samenwerking/afstemming tussen REAscholingsinstituten, roc’s en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs geïnventariseerd en verspreid en regionale modellen ontwikkeld voor samenwerkingsafspraken tussen genoemde partijen. Daarnaast wordt de voorgenomen samenwerking vastgelegd in een intentieverklaring. Met de WEC-Raad en de MBO Raad is voorts afgesproken de eventuele afschaffing van de gedwongen winkelnering van de inkoop van ambulante begeleiding te betrekken bij de herstructurering van het (voortgezet) speciaal onderwijs (passend onderwijs). Indien dit wordt gerealiseerd wordt het voor roc’s mogelijk om rechtstreeks expertise bij de scholingsinstituten in te kopen. 2
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
Overig zorgbeleid Naast het specifieke beleid voor gehandicapte deelnemers voert OCW een breder beleid om voortijdige schooluitval tegen te gaan. Hiervoor heeft OCW naar aanleiding van Interdepartementaal Beleidsonderzoek BVE (IBO BVE) extra middelen aan de instellingen verstrekt om jongeren die extra zorg nodig hebben binnen de instellingen te kunnen behouden. Daarnaast is OCW voornemens meerjarige resultaatafspraken te maken met scholen voor voortgezet onderwijs, roc’s en gemeenten over terugdringing van het aantal voortijdige schoolverlaters. Het is de bedoeling dat scholen een bijdrage krijgen naar rato van het daadwerkelijk aantal verminderde voortijdige schoolverlaters. Faciliteit combinatie van scholing en re-integratie Reguliere instrumenten Het beleid met betrekking tot de re-integratie van Wajongers richt zich zowel op de doelgroep zelf als op de werkgevers. Het UWV helpt bij het vinden van een baan. Werkgevers en Wajongers kunnen daarbij van een scala aan instrumenten gebruik maken. Daaronder vallen scholing, subsidies, jobcoaches, no risk polis, premiekorting en loondispensatie en -suppletie. Scholing wordt zo goed mogelijk afgestemd op de jongere en de baan. Het UWV, de werkgever en de Wajonger bepalen in overleg welke scholing, gericht op werk, wordt ingezet. Voor re-integratie kan zowel een regulier traject als een IRO-traject worden ingezet. De Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen Voor een aantal jongeren is het niet mogelijk om binnen de reguliere situatie scholing te volgen, c.q. bieden de bovengenoemde faciliteiten voor re-integratie onvoldoende soelaas. De Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen heeft als doel om door inzet van expertise maatwerk te bieden in scholing gecombineerd met reintegratie voor de jonggehandicapte met ernstige scholingsbelemmeringen. Sinds 1 januari 2006 vindt voor deze subsidieregeling een aanbestedingsprocedure plaats. Wij onderkennen dat voor de bedrijfsvoering van de REA-scholingsinstituten een plafond, gebaseerd op een adequate prognose van de instroom, van cruciaal belang is. De meerjarige prognose Wij hebben ons in de afgelopen periode verdiept in de meerjarige prognose, Daarbij hebben wij zowel de instituten als deskundigen van het UWV geconsulteerd. Voor de prognose is het volgende van belang. Ontwikkelingen met betrekking tot de financiële situatie van de REA-scholingsinstituten: realisaties subsidieregeling vanaf 2000 In de periode 2000-2005 bedroeg de jaarlijkse instroom bij de instituten zo’n 240 cursisten. In 2006 is de instroom flink afgenomen tot iets boven de 100. Voor een belangrijk deel was dit het gevolg van het wegvallen van de populatie WAO’ers, die voorheen 40% van de populatie van de REA-scholingsinstituten vormde. Voor WAO/WIA geldt sindsdien namelijk de 3
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
reguliere aanbesteding via inkoop van een re-integratietraject, waarbij scholing wel als instrument ingezet kan worden. Maar vooralsnog lukt het de scholingsinstituten niet om deze populatie binnen te halen. Verder moesten alle partijen nog inspelen op de nieuwe situatie. Daarnaast blijkt vooral de instroom van de groep licht gehandicapten (klasse I) sterk afgenomen te zijn. Deze categorie volgt veelal een reguliere beroepsopleiding. De mogelijkheden hiertoe zijn vergroot sinds de introductie van LGF vanuit OCW, eveneens per 1 januari 2006 (zie hiervoor). Deze tendens past in de trend en in het gewenste beleid. Voor zwaar gehandicapte jongeren blijft een bijzondere scholingsvoorziening van belang. Zoals aangekondigd in zijn brief van 28 juni 2007 heeft de Minister van SZW op verzoek van de REA-scholingsinstituten het plafond voor klasse I in de regeling 2008 op 0 gesteld. Instroom subsidieregeling 2007 en lastenplafond 2008 Het is op dit moment nog niet mogelijk een definitief beeld te schetsen van de instroom in 2007. Of de door de instituten geoffreerde instroom van ongeveer 220 cursisten wordt gerealiseerd moet nog blijken. De Minister van SZW heeft het lastenplafond voor 2008 eerder dit jaar verhoogd met 23% van € 10,8 mln naar € 13,3 mln. Dit is het plafond waar de instituten zelf om hadden gevraagd. Aan dit bedrag en dit aantal ligt de veronderstelling van een volumetoename en een door de instituten aangegeven efficiëncyslag ten grondslag. Volumeontwikkelingen in de Wajong Vanaf 2000 is sprake van een flinke toename in de Wajong, van 127.000 in 2000 tot 156.000 in 2006. De meest recente verwachting van het UWV is dat het volume de komende jaren verder zal stijgen, tot 175.000 in 2008. De toename van de afgelopen jaren wordt voor het belangrijkste deel toegeschreven aan de groeiende groep met een verstandelijke handicap, voornamelijk afkomstig vanuit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs. Volgens onderzoek van UWV betreft dit voor 75% de categorieën licht en zeer licht verstandelijk gehandicapten. Daarnaast is een duidelijke stijging geconstateerd in de instroom van Wajongers met stoornissen in het autistisch spectrum. (De groei van de Wajonginstroom. UWV, oktober 2007). De prognose en de gehanteerde veronderstellingen: - Uitgangspunt in het onderwijs- en het re-integratiedomein is ‘regulier wat regulier kan’. De trend is nu dan ook dat jongeren met beperkingen zoveel mogelijk regulier onderwijs volgen, eventueel met ondersteuning van een rugzakje. - De toename in de Wajong-populatie heeft, gelet op de samenstelling van de groei, niet primair betrekking op de groepen die in aanmerking komen voor de subsidieregeling. - Het is ons bekend dat de instituten willen streven naar een landelijk dekkend netwerk. - In regio’s waar momenteel geen scholingsinstituten voorhanden zijn, zijn in het onderwijs- en scholingsveld initiatieven ontwikkeld die in belangrijke mate als een 4
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
-
-
alternatieve voorziening worden gezien. Het staat niet vast welke vorm scholing, reintegratie c.q. de combinatie daarvan gemiddeld het meest effectief is, in elk van de domeinen zijn er succesverhalen en mislukkingen. De instroom bij de instituten in 2007 staat nog niet vast. Mogelijk dat het plafond zal worden benut c.q. nagenoeg zal worden benut. Op dit moment hebben we nog geen inzicht hoe de aanvraagprocedure 2008 zal aflopen. Wel is duidelijk dat het plafond aanzienlijk is verhoogd. Verder gaan we er vanuit dat het geoffreerde aantal plaatsen en de prijs conform de prognose van de instituten over 2008 zal zijn. Dit betekent dat er sprake is van een behoorlijke ruimte tot toename van de instroom. De REA-instituten hebben aangegeven dat men in 2008 verwacht geconfronteerd te worden met een negatief exploitatiesaldo.
Gegeven deze veronderstellingen is de prognose dat de instroom bij instituten de komende jaren niet fors zal toenemen. De verhoging van het subsidieplafond voor 2008 biedt al ruimte voor een behoorlijke stijging. Uitgaande van de inschatting van de instituten zelf kan het aantal cursisten hiermee worden verhoogd met ruim 30%, van 220 tot 290 cursisten. Overigens voorzien de instituten zelf een veel forsere toename, tot een structureel volume van ca. 500 cursisten in 2010. Als belangrijkste redenen waarom deze populatie nu nog niet bereikt wordt noemen zij enerzijds de onbekendheid van cliënten en arbeidsdeskundigen met de instituten, anderzijds is er nu nog geen sprake van een landelijk dekkend netwerk van instituten. De instituten zijn voornemens een dergelijk landelijk netwerk in de nabije toekomst te gaan opzetten. Gegeven het voorgaande hebben wij tot de volgende maatregelen besloten: • De REA-instituten kunnen de samenwerking en werkzaamheden op het onderwijsterrein in 2008 verder uitbreiden. Omdat dit deels nog ontwikkeld moet worden, zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het subsidieplafond in 2008 éénmalig verhogen met ruim € 1 mln. • In samenhang daarmee zullen wij een onderzoek laten uitvoeren naar de potentiële groei van de markt waar de subsidieregeling voor geldt, waarbij ook de effectiviteit en de efficiency van de instituten betrokken zal worden. Medio 2008 zullen de resultaten van dit onderzoek naar de kamer worden gestuurd. Specifieke situatie scholingsinstituut EEGA Met betrekking tot EEGA speelt een specifieke problematiek. Met behulp van de ESF-subsidie EQUAL heeft EEGA de afgelopen periode expertise ontwikkeld om jongeren met een handicap in het regulier beroepsonderwijs te begeleiden. Hierdoor kunnen deze gehandicapte jongeren een reguliere beroepsopleiding volgen. De ESF-subsidie vervalt per 1 januari 2008. Ik onderken het belang van het project, maar wijs erop dat de genoemde ESF-subsidie altijd 5
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
bedoeld was als tijdelijk. Het is aan EEGA om de ontwikkelde expertise binnen de reguliere kaders van het onderwijs- en participatiedomein aan te bieden. EEGA is daarom net als de andere REA-scholingsinstituten betrokken bij de intensivering van de samenwerking tussen roc’s en REA-instituten. In dat kader wordt ook bekeken op welke wijze de deskundigheid van de REA-instituten door de roc’s kan worden benut. De roc’s beschikken, naast de LGF-middelen, ook over andere middelen om de deelnemers die extra zorg nodig hebben, te kunnen begeleiden. Ook deze middelen kunnen worden ingezet om zorg op maat in te kopen. Conclusies Mogelijkheden en uitdagingen Het vorenstaande laat zien dat er langs verschillende wegen mogelijkheden zijn voor de scholingsinstituten. Het is aan de overheid om in elk van de domeinen scholing en re-integratie te faciliteren. Daarbij achten wij het niet juist dat er een monopolie zou bestaan voor een bepaalde vorm van expertise. Immers ook initiatieven in het onderwijsveld en de expertise van de REC’s kunnen waardevol zijn en vormen een complement en soms ten dele een substituut voor datgene wat de scholingsinstituten bieden. Marktwerking is ook een belangrijke overweging geweest binnen het kader van de Subsidieregeling zelf. Het is aan REAscholingsinstituten om hun waardevolle expertise breed in te zetten. En zich in dit veld waar te maken. Momenteel wordt de samenwerking in het onderwijsveld bevorderd. Omdat deze samenwerking voor een belangrijk deel nog ontwikkeld moet worden, wordt het subsidieplafond in 2008 éénmalig verhoogd, met ruim € 1 mln. Verder zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de potentiële groei van de markt waar de subsidieregeling voor geldt. Dit onderzoek zal medio 2008 naar de kamer worden gestuurd. Brief van de Vaste commissie van SZW De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzocht de Kamer voor het Algemeen Overleg over de Wajong van 7 november a.s. te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de twee moties
6
Ons kenmerk
SV/AB&C/07/36018
inzake de WIA-onderwijsvoorzieningen. Met deze brief en de brief van 5 november, kenmerk SV/R&S/07/35396 over de overheveling van de IWIA-onderwijsvoorzieningen hebben wij tevens de brief van de commissie beantwoord.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
(Marja van Bijsterveldt–Vliegenthart)
7