Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 1a 2513 AA 's-Gravenhage
Uw brief
Ons kenmerk
50-02-SZW
ABG/DB/02/87394
Onderwerp
Datum
actualisatie brief IDW en EVC in verband met de positie van vluchtelingen
20 december 2002
Op 9 april 2002 is een plan van aanpak Arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen door mijn voorganger mede namens de voormalige ministers van GSI en OCenW aan uw Kamer aangeboden (TK 2001-2002, 27 223, nr. 21). In het plan van aanpak worden maatregelen voorgesteld die bijdragen aan verbetering van de arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide vluchtelingen. In antwoord op uw verzoek om een actualisatie van de brief van 9 april 2002 over internationale diplomawaardering (IDW) en de erkenning van elders verworven competenties (EVC) in verband met de positie van vluchtelingen, rapporteer ik over de voortgang van de uitvoering van deze maatregelen. Zoals aangegeven in het Strategisch Akkoord is het de komende jaren economisch gezien noodzakelijk en sociaal gezien gewenst om de arbeidsparticipatie van groepen die nu nog een lage arbeidsparticipatie kennen te bevorderen. Vanzelfsprekend is ook het algemene arbeidsmarktbeleid, met als kern de sluitende aanpak, op deze doelgroepen van toepassing. Daarnaast blijven aanvullende beleidsmaatregelen gericht op etnische minderheden noodzakelijk. Uw Kamer is door middel van de Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden 2002 recentelijk over de behaalde resultaten geïnformeerd (TK 2002-2003, 28 612, nr. 2). Wordt gekeken naar de groep etnische minderheden dan blijkt ook voor de komende jaren hier een belangrijke opgave te liggen. De werkloosheid in de afgelopen jaren is teruggebracht van 26% in 1994 tot 9 % in 2001; dat neemt niet weg dat de werkloosheid onder minderheden nog altijd drie keer zo hoog is als onder autochtonen. Reden dus om het op zich succesvolle beleid, geformuleerd in het Plan van aanpak arbeidsmarktbeleid etnische minderheden (TK 1999-2000, 27 223, nr. 1) te continueren en er voor te zorgen dat de behaalde winst wordt vastgehouden. Als nieuwe doelstelling is in dat kader in de Sociale nota 2003 (TK 2002-2003, 28 601, nrs 1-2) de ambitie geformuleerd de arbeidsparticipatie
2
te vergroten van 51% in 2001 tot 54% in 2005. De werkloosheid onder vluchtelingen in Nederland is met 34% (in 2000) aanmerkelijk hoger
dan onder andere etnische groepen (10% in 2000). Voor deze categorie etnische minderheden is daarom extra aandacht nodig. Het plan van aanpak voorziet daarin. Voortgang: sturing, activiteiten en resultaten Om de maatregelen uit het plan van aanpak die gedurende het hele traject plaatsvinden op elkaar af te kunnen stemmen en om de voortgang te bewaken is samenwerking tussen de verschillende overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties nodig. Mijn inzet is deze samenwerking te versterken. Daartoe is door mijn departement een brede stuurgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers vanuit zowel de betrokken departementen (SZW, Justitie, OCenW en VWS), als ook de Centrale organisatie Werk en Inkomen, de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF en Vluchtelingen Organisaties Nederland. De leden zijn ieder verantwoordelijk voor de voortgang en rapportage omtrent één of meer deelprojecten, en komen eens per kwartaal bijeen. Uitgangspunt voor het plan van aanpak Arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen is er voor te zorgen dat de toeleiding van hoger opgeleide vluchtelingen naar de arbeidsmarkt verbetert. Een breed scala aan maatregelen gericht op bevordering van de arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide vluchtelingen is met dit Plan van aanpak in werking gesteld. Door vroegtijdige investering in een passend traject neemt de kans toe dat hoger opgeleide vluchtelingen sneller aan werk komen, waarbij de verkregen baan beter aansluit bij hun opleidingsniveau en werkervaring. In het plan van aanpak wordt uitgegaan van een ketenbenadering; verbetering van de arbeidstoeleiding start reeds in de asielfase en wordt gevolgd door inburgering, verdere (bij-)scholing en reïntegratie. De maatregelen die in de verschillende stadia van deze keten ten uitvoer worden gebracht, komen ten goede aan een bredere doelgroep dan alleen hoger opgeleide vluchtelingen; ook andere inburgeraars zullen er baat bij hebben. De betrokken organisaties zijn voortvarend te werk gegaan, de eerste resultaten van de deelprojecten zijn al zichtbaar. Zo zullen vanaf 1 januari 2003 de CWI’s internationale diplomawaardering aanvragen voor inburgeraars. Op het terrein van erkenning van elders verworven competenties zijn een aantal pilots van start gegaan om instrumenten te ontwikkelen en te beoordelen gericht op deze doelgroep; de eerste conclusies zullen in 2003 getrokken kunnen worden. Er is een digitale handreiking opgesteld om de voorbereiding en uitvoering van duale trajecten te faciliteren. Gemeenten, werkgevers en specifieke sectoren passen hun werkwijzen aan en voeren projecten uit om de arbeidstoeleiding van hoger opgeleide vluchtelingen te verbeteren, waarbij zij ondersteund worden door de expertise van gespecialiseerde organisaties zoals de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF. In de bijlage is uitgebreidere informatie opgenomen over de resultaten van deze deelprojecten. De activiteiten beschreven in bovengenoemde Plan van aanpak zijn ontwikkeld na bestudering van de beschikbare kwantitatieve data en literatuur over vluchtelingen, en in samenspraak met experts op dit terrein uitgewerkt. Op dit moment zijn er weinig kwantitatieve gegevens uit onderzoek over vluchtelingen te vinden omdat vluchtelingen niet als dusdanig in bestanden geregistreerd worden. Een eerste verbetering in deze situatie is al door het CBS uitgevoerd door een koppeling te maken tussen de registratie van immigranten
3
door de IND met de gemeentelijke basis administratie. In 2003 zal het vierjaarlijks verschijnende SPVA-onderzoek naar de sociale positie en het voorzieningengebruik van etnische minderheden in Nederland voor het eerst rapporteren over de grootste nieuwe etnische groepen, waaronder veel vluchtelingen. Met deze gegevens kunnen meetbare streefdoelen opgesteld worden, zodat in het vervolg bepaald kan worden in hoeverre de getroffen beleidsmaatregelen ook in kwantitatieve zin effectief zijn. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
4
Bijlage 1 Overzicht voortgang op actiepunten Actiepunt 1: Dossiervorming tijdens de asielfase Streefdoel Het COA zal per eind 2002 aan iedere (nieuwe) statushouder zijn trajectdossier meegeven bij vertrek uit de centrale opvang. In samenwerking met de Taskforce Inburgering wordt bekeken welke informatie in het trajectdossier beschikbaar moet zijn aan het begin van het inburgeringsprogramma. Daarnaast worden de lokale, bij inburgering betrokken partijen op de hoogte gebracht van het bestaan van dit dossier zodat zij er gebruik van kunnen maken. Gerealiseerd Vanaf 1-1-2003 krijgt elke volwassen statushouder die de centrale opvang verlaat zijn of haar trajectdossier mee. Het COA heeft in overleg met bij inburgering betrokken instanties (Taskforce Inburgering en CWI) bekeken welke informatie in het trajectdossier van de statushouder beschikbaar moet zijn aan het begin van het inburgeringsprogramma en neemt deze gegevens in het dossier op. In voorbereiding Justitie brengt de bij inburgering betrokken partijen op de hoogte van de beschikbaarheid van het trajectdossier van statushouders en ziet erop toe dat in de protocollen van deze organisaties opgenomen wordt dat deze bij de statushouder wordt opgevraagd. Actiepunt 2: Inbedding internationale diplomawaardering (IDW) in inburgering Streefdoelen • Per 1-1-2003 zal IDW, indien voor een nieuwkomer noodzakelijk, een structurele plaats innemen tijdens het inburgeringsonderzoek in het kader van de WIN. Met de Centrale Organisatie Werk en Inkomen en de expertisecentra diplomawaardering worden afspraken gemaakt om de IDW-aanvraag voor werkzoekenden tijdens het inburgeringsonderzoek via de CWI te laten plaatsvinden. • De bij inburgering betrokken partijen alsmede de organisaties van vluchtelingen zullen door de departementen geïnformeerd worden over de plaats die diplomawaardering inneemt in het traject dat een hoger opgeleide vluchteling doorloopt. Gerealiseerd Om het voor de klant eenvoudiger te maken om zijn diploma te laten waarderen hebben de ministers van OCenW en SZW besloten om per 1 januari 2003 een digitaal centraal IDWloket op te richten en tevens bij de CWI’s decentrale loketten. Op deze wijze wordt de kennis van de drie expertisecentra internationale diplomawaardering (IDW) gebundeld. De inzet van de CWI’s bij inburgering past in het streven om meer maatwerk - waaronder een tijdige start met arbeidstoeleidingsactiviteiten - tijdens het inburgeringsprogramma mogelijk te maken. Het CWI zal de wensen en mogelijkheden van de inburgeraar ten aanzien van arbeidstoeleiding, (bij)scholing en een duaal traject in relatie tot de mogelijkheden op de
5
arbeidsmarkt in kaart brengen. Indien er sprake is van relevante diploma’s die nog niet gewaardeerd zijn, vraagt vanaf 1 januari 2003 het CWI diplomawaardering aan. Het resultaat wordt bekendgemaakt aan de inburgeraar tijdens een vervolggesprek bij het CWI en teruggekoppeld aan de betrokken gemeente. Ten slotte heeft het ministerie van SZW een handreiking ontwikkeld voor het opstellen van een Service Niveau Overeenkomst (SNO) door het CWI en de gemeente. Goede onderlinge afspraken omtrent de rol van het CWI bij het inburgeringsprogramma, waaronder het uitbrengen van een advies aangaande de geschiktheid voor een duaal traject, en bij Internationale Diplomawaardering kunnen een positieve bijdrage leveren aan de samenwerking tussen het CWI en de gemeente. De gemeente behoudt de regie op het proces van inburgering. Basisinformatie over IDW zal per 1-1-2003 aanwezig zijn bij de CWI’s in de vorm van folders en informatie op de CWI website ‘werk.nl’, de CWI consulenten worden getraind om informatie te verstrekken over IDW en klanten bij de aanvraag te begeleiden. Klanten die een langere onderwijsroute willen volgen, worden door de CWI’s naar door OCenW gefinancierde onderwijsinstellingen verwezen van waaruit ook kosteloos IDW aangevraagd kan worden (dit is identiek aan de huidige situatie). Andere bij inburgering betrokken instanties, zoals gemeenten en ROC’s, zijn door middel van een handreiking van de Taskforce Inburgering op de hoogte gesteld van de plaats die diplomawaardering in inburgering inneemt. Via management conferenties in december 2002 en januari 2003 worden de CWI’s verder geïnformeerd. In voorbereiding In het eerste kwartaal van 2003 zal verdere informatie verstrekt worden aan zelforganisaties van vluchtelingen over de plaats die IDW inneemt in het traject dat een hoger opgeleide vluchteling doorloopt. Actiepunt 3: Erkenning van elders Verworven Competenties (EVC) Streefdoelen • Het Kenniscentrum EVC onderzoekt de mogelijkheden om te komen tot een transnationaal kenniscentrum EVC voor niet-traditionele doelgroepen. Daarbij gaat het onder meer om werkzoekenden, allochtonen, migranten, vluchtelingen, asielzoekers en arbeidsgehandicapten. Het doel is om EVC-methoden te ontwikkelen die specifiek op deze groepen zijn afgestemd. • De multiculturele capaciteiten- en interessetest zal door het UAF getest worden, op basis van de ervaringen wordt bekeken of en hoe deze test breder geïmplementeerd kan worden. • De Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF ontwikkelt in 2002 in opdracht van de minister voor GSI een overdraagbaar methodiek gericht op de arbeidsmarkttoeleiding van hoger opgeleide vluchtelingen. De methodiek wordt door middel van een pilot in de sector techniek beproefd en zal bij succes verbreed worden naar andere sectoren. Gerealiseerd Bij EVC (Erkenning van elders Verworven Competenties) gaat het om het herkennen en erkennen van kennis en vaardigheden die in het werk, thuis of in het vrijwilligerswerk zijn verworven. Onder het EQUAL-programma voor 2000-2006 is in het najaar van 2002 een transnationaal kenniscentrum EVC opgericht voor niet-traditionele wervingsgroepen
6
(werkzoekenden, herintreders, vluchtelingen, migranten, gedeeltelijk arbeidsgehandicapten). Dit ‘Empowerment Centre EVC’ is erop gericht om het systeem van EVC ook breed beschikbaar te maken voor de bemiddeling bij het vinden van arbeid en reïntegratie van doelgroepen waarbij niet alleen rekening gehouden wordt met de diploma's, maar met alle competenties die iemand heeft opgedaan. Bij het Empowerment Centre EVC zijn onder meer CWI, VluchtelingenWerk Nederland, Emplooi, Nuffic, FNV, CNV, Stimulansz en MKB-Nederland betrokken. Via pilots waaraan onder andere bovenstaande organisaties meewerken worden bestaande instrumenten getoetst, nieuwe instrumenten ontwikkeld en wordt de sectorale en regionale inbedding van EVC verder vormgegeven; er is daarbij specifieke aandacht voor vluchtelingen. Naast het al eerder genoemde Empowerment Centre EVC is een aantal EQUAL projecten recent van start gegaan die een verbetering beogen in de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden. In een aantal gevallen zijn de projecten specifiek op vluchtelingen gericht. Ook zijn er projecten die beogen de mogelijkheden op het terrein van onderwijs en arbeid voor asielzoekers te verbeteren. In dit kader kan opgemerkt worden dat Nederland, samen met Zweden, trekker is van een Europese thematische groep gericht op ‘mainstreaming’ van ervaringen van projecten voor asielzoekers. Ten slotte heeft het UAF in samenwerking met Cinop een overdraagbaar portfoliomethodiek ontwikkeld gericht op het in kaart brengen van competenties en kwaliteiten van hoger opgeleide vluchtelingen. Deze methodiek wordt, naast de multiculturele capaciteiten- en interessetest, uitgeprobeerd vanaf het najaar van 2002 en geëvalueerd in 2003. In voorbereiding In opdracht van het EVC-Kenniscentrum heeft de Nuffic in maart 2002 een advies uitgebracht over de relatie tussen IDW en EVC om de mogelijkheden te verkennen een brug te slaan tussen beide terreinen. In aansluiting op dit advies, dat u heeft ontvangen als bijlage bij het plan van aanpak Arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen, organiseert het EVC-Kenniscentrum in samenwerking met de Nuffic in januari 2003 een brede expertmeeting gericht op het integreren en op elkaar afstemmen van IDW en EVC procedures in het inburgeringsproces. De vormgeving van onafhankelijke procedures voor competentie beoordeling op sectoraal niveau gericht op buitenlandse hoger opgeleiden is een relatief onontgonnen terrein. De Nuffic heeft daarom tezamen met de geneeskunde faculteit van het UMC te Utrecht een subsidie ontvangen via het stimuleringsfonds EVC om empirische gegevens te verzamelen over de bruikbaarheid en haalbaarheid van het portfolio als instrument om competenties inzichtelijk te maken in aanvulling op een diplomawaardering. De doelgroep van het project zijn in het buitenland gediplomeerde artsen die een beschikking hebben ontvangen van de Minister van VWS waarin staat dat hun opleidingsniveau niet gelijkwaardig is aan dat van een in Nederland opgeleide arts. Zij ontvangen dan een inpassingsadvies zodat zij na het volgen van het laatste gedeelte van de studie het Nederlandse diploma kunnen behalen. In deze doelgroep zitten veel vluchtelingen. De resultaten van de pilot zullen gebruikt worden om de discussie op landelijk niveau aan te zwengelen over de kwaliteitscriteria waaraan bewijzen van competentie - naast formele diploma’s – dienen te voldoen. Actiepunt 7 besteedt verdere aandacht aan competenties en kwalificaties in specifieke sectoren.
7
Actiepunt 4: Stimuleren van maatwerk in inburgering Streefdoelen • De minister voor GSI zal de mogelijkheid om maatwerk voor hoger opgeleide vluchtelingen te bevorderen, zoals intensieve taalcursussen, naar aanleiding van de evaluatie van de WIN bezien. Daarbij zal bekeken worden of een meer vraaggestuurde financiering bij de categorie nieuwkomers uitvoerbaar is, ter versterking van de keuzevrijheid van de nieuwkomer1. Ook zal een relatie gelegd worden met het manifest van de G4. • De minister voor GSI stelt in afstemming met OCenW, VWS en SZW een inventarisatie op van voor duale trajecten inzetbare middelen en de mogelijkheden voor het gecombineerd inzetten daarvan. Deze inventarisatie wordt medio 2002 in de vorm van een handreiking onder gemeenten verspreid. • De minister voor GSI verzorgt in afstemming met OCenW, VWS en SZW een handreiking waarin de methodiek van duale trajecten wordt beschreven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan met gerealiseerde duale trajecten, onder meer die van het UAF voor hoger opgeleiden. Gerealiseerd De Taskforce Inburgering heeft op basis van de ervaringen van gemeenten, ROC’s en andere bij inburgering betrokken instanties, handreikingen geschreven die deze instanties kunnen gebruiken om hun beleid te verbeteren. In deze handreikingen is specifiek aandacht besteed aan aspecten die voor hoger opgeleide vluchtelingen van belang zijn zoals EVC en IDW tijdens het inburgeringsonderzoek, doorcontracteren van inburgeringsonderwijs door ROC’s aan gespecialiseerde opleidingsinstituten die een meer passend aanbod voor hoger opgeleiden kunnen verzorgen als ook de ontwikkeling van een specifiek project voor vluchtelingen in Den Haag. Ten slotte is een overzicht opgenomen van de voor duale trajecten inzetbare middelen en mogelijkheden. Aan de hand van de ervaringen met duale trajecten in den brede is door de Taskforce Inburgering in samenwerking met de betrokken departementen een algemene methodiek opgesteld ten behoeve van gemeenten, taalaanbieders en werkgevers. Met deze website, ‘De digitale wegwijzer duale trajecten’, welke eind 2002 door de Taskforce Inburgering beschikbaar wordt gesteld, worden de voorbereiding en uitvoering van duale trajecten gefaciliteerd. In tal van gemeenten en in tal van organisaties wordt al ervaring opgedaan met deze duale trajecten. Zo ondersteunt de Taskforce Inburgering een tiental gemeenten bij de opzet en uitvoering van een duaal traject. Daarnaast zijn in het kader van het Raamconvenant Grote Ondernemingen met circa 40 bedrijven afspraken gemaakt over het opzetten van duale trajecten. Ook in het kader van de Agenda van de Toekomst hebben gemeenten afspraken gemaakt over de inzet van duale trajecten. In voorbereiding Aan de hand van de ervaringen van de betrokken bedrijven en andere actoren wordt, in samenwerking met de betrokken departementen, momenteel een praktische handleiding ‘duaal inburgeren’ ontwikkeld specifiek voor bedrijven. Hierin wordt onder meer concreet ingegaan op de financieringsmogelijkheden van duale trajecten. Deze publicatie zal in het 1
Kabinetsreactie MDW rapport Slagvaardig scholen, TK 2001-2002, 24036, nr. 231
8
voorjaar van 2003 beschikbaar komen. Tevens zijn een onderzoek en een expertmeeting duale trajecten in voorbereiding. Het onderzoek en de expertmeeting richten zich op duale trajecten breed, te weten werken gecombineerd met leren. Het doel hiervan is om op basis van opgedane ervaringen en nieuwe denkbeelden te komen tot oplossingen om duale trajecten te laten uitgroeien tot een volwassen arbeidsmarktinstrument. De Taskforce Inburgering krijgt in afgeslankte vorm voor de duur van twee jaar een follow-up in de vorm van een Front-Office Inburgering. Tot slot is er de geplande adviesaanvraag aan de SER aangaande duaal inburgeren, waarin de vraag centraal staat hoe sociale partners en met name werkgevers meer betrokken kunnen worden bij het opzetten en uitvoeren van duale trajecten. Actiepunt 5: Stimuleren van maatwerk in scholingsaanbod Streefdoel • Het ministerie van SZW zal door middel van een handreiking heldere informatie bieden over wat binnen de wettelijke kaders wel en niet mogelijk is op het terrein van scholing voor hoger opgeleide vluchtelingen en deze informatie verspreiden via de VNG, Divosa, onderwijsinstellingen, alsmede belangen- en zelforganisaties. Gerealiseerd Naast duale trajecten kan ook het volgen van aanvullend onderwijs op HBO/WO-niveau een doelmatige route zijn naar een passende functie voor hoger opgeleide vluchtelingen. Op dit moment vormt het volgen van hoger onderwijs als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) een uitsluitingsgrond voor bijstand. In het kader van de dereguleringswens van dit kabinet wordt de Regeling noodzakelijke scholing per 1 januari 2003 ingetrokken. Deze regeling stelt nadere regels met betrekking tot het aanmerken van scholing of opleiding op HBO/WO-niveau als noodzakelijk voor arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 114 van de Algemene bijstandswet (Abw). Bij de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel tot wijziging van de Abw met betrekking tot scholingsmogelijkheden. Met dit wetsvoorstel kunnen alle vormen van scholing onder dezelfde voorwaarden worden gevolgd, dus ook scholing als bedoeld in de WSF 2000. Het wetsvoorstel biedt gemeenten meer mogelijkheden om maatwerk toe te passen. Deze wijziging kan ook van belang zijn voor hoger opgeleide vluchtelingen. Uitgangspunt van de Abw blijft dat inzet van noodzakelijke scholing nooit doel op zich kan zijn, deze moet altijd zijn bedoeld om uitstroom uit de bijstand te realiseren. Dit betekent dus ook dat in beginsel geen instrumenten mogen worden ingezet die uitgaan boven hetgeen nodig is om deze uitstroom te realiseren. Om in de behoefte aan informatie over kortere maatwerktrajecten te voorzien heeft het UAF in opdracht van het ministerie van OCenW maatwerktrajecten van maximaal twee jaar voor (oudere) hoger opgeleide vluchtelingen aan HBO of universiteit in kaart gebracht. In voorbereiding Met de inwerkingtreding van genoemde wetswijziging zullen de ministeries van SZW en OCenW betrokken organisaties voorzien van relevante informatie. Het ministerie van OCenW stelt daarnaast vluchteling-studenten via het UAF in staat de kortere maatwerktrajecten te volgen en stimuleert via het UAF de ontwikkeling van meer
9
duale trajecten voor deze doelgroep in het hoger onderwijs door verspreiding van ‘good practices’. Actiepunt 6: Afspraken met gemeenten Streefdoel • In het kader van de uitwerking van de intentieverklaring gesloten tussen het ministerie van SZW en de VNG, de Agenda voor de Toekomst, heeft SZW in januari 2002 de G26 voorgesteld extra aandacht te besteden aan de uitstroom uit de bijstand van hoger opgeleide vluchtelingen. Het merendeel van de gemeenten geeft aan bereid te zijn deze intentie op te nemen in de overeenkomsten. Het streven is om convenanten per gemeente te sluiten in het eerste kwartaal van 2002, waarna de concrete uitwerking van de afspraken volgt. Gerealiseerd Gezien het grote aandeel bijstandsgerechtigden van niet-westerse afkomst, te weten 31 procent in Nederland en zelfs 49 procent in de vier grote steden, is in de afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst met de G4 en de G26 opgenomen dat werkloze etnische minderheden minimaal naar evenredigheid deelnemen aan de sluitende keten van reïntegratie. Gestreefd wordt naar evenredige uitstroom van etnische minderheden uit de Abw. Tevens is met de G26 afgesproken dat duale trajecten worden ingezet voor oudkomers en dat specifieke aandacht zal worden besteed aan hoger opgeleide vluchtelingen. Met 24 van de gemeenten uit de G26 zijn inmiddels bestuurlijke afspraken gemaakt. In het plan van aanpak G26 is opgenomen dat gemeenten zorgen voor een actieve benadering van hoger opgeleide vluchtelingen, met inzet van internationale diplomawaardering en erkenning van elders verworven competenties, intensief maatwerk op het gebied van Nederlands als tweede taal en eventueel vervolgopleiding (waaronder duaal) om hoger opgeleide vluchtelingen efficiënt te laten uitstromen naar werk op bijbehorend niveau. Daarnaast hebben enkele gemeenten in het kader van de Agenda voor de Toekomst projectvoorstellen ingediend voor experimenten gericht op hoger opgeleide vluchtelingen. Voor ondersteuning of advisering bij het ontwikkelen van trajecten of projecten gericht op hoger opgeleide vluchtelingen kunnen gemeenten contact opnemen met UAF Job Support. UAF Job Support wordt hiertoe gefinancierd door het ministerie van SZW. In voorbereiding Lokale VluchtelingenWerkgroepen worden door het ministerie van SZW in samenwerking met VluchtelingenWerk Nederland begin 2003 geïnformeerd over de mogelijkheden die gemeenten hebben in het kader van de Agenda voor de Toekomst zodat zij op initiatief van gemeenten een ondersteunende rol kunnen spelen. Actiepunt 7: Afspraken met specifieke sectoren Streefdoelen
10
• De methodiek die binnen de medische faculteiten ontwikkeld is en gericht op de instroom van artsen die niet erkend worden, wordt door het ministerie van VWS verder verspreid naar andere studierichtingen in de zorg, waaronder tandheelkunde en verpleegkunde. • Daarnaast wordt door het ministerie van VWS in afstemming met het ministerie van OCenW een betere voorlichting verstrekt over de paramedische beroepen en de HBOopleiding verpleegkunde in Nederland, vooral gericht op (vaak oudere) vluchtelingen die met een korte omscholing aan het werk willen gaan in de medische sector. • Met de sector zorg zal de minister van VWS afspraken maken gericht op het bevorderen van een efficiënte en effectieve arbeidstoeleiding van hoger opgeleide vluchtelingen. De minister voor GSI zal de mogelijkheid onderzoeken om binnen de Rijksoverheid een extra inspanning te leveren ten behoeve van de instroom van hoger opgeleide vluchtelingen. Voorts zal de minister van SZW nagaan binnen welke specifieke sectoren arbeidsmarktknelpunten voorkomen die matchen met opleidingsniveau en/of werkervaring van hoger opgeleide vluchtelingen. Gerealiseerd Vanuit de overheid, maar ook vanuit de zorginstellingen, de onderwijsinstellingen en de beroepsgroepen wordt gewerkt aan verbetering van de informatievoorziening aan de vluchtelingen en de organisaties om hen heen, over hun mogelijkheden voor beroepsuitoefening en opleidingen. De Ministers van VWS en OCenW hebben op 27 juni 2002 bij brief (IBE/BO-2282856) aan de Tweede Kamer het ‘implementatieplan MDW-traject medische beroepen’ aangeboden. Daarin is onder andere aangegeven dat de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid vóór eind 2002 een onderzoek zal afronden naar de consequenties en mogelijkheden van een toelatingsexamen en daaraan te koppelen onderwijsprogramma’s voor buitenlandse beroepsbeoefenaren. Het door deze commissie op maandag 25 november 2002 aan de staatssecretaris van VWS aangeboden advies “Vakbekwaamheid zonder grenzen?” is inmiddels aan de Tweede Kamer gezonden. De nieuwe benadering beoogt voorwaarden te scheppen om betrokkenen, dus inclusief de vluchtelingen, op een doelmatiger manier een plek te laten vinden om verantwoord in de Nederlandse zorg te kunnen werken. Inmiddels is er al aandacht voor voorlichting over paramedische beroepen en verpleegkunde gevraagd in het overleg van het ministerie van VWS met de beroepsorganisaties en zorginstellingen. Volgens recent onderzoek van het ITS (Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen) in opdracht van de OSA (Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek) naar ‘Arbeidspotentieel en arbeidsmarktloopbanen van vluchtelingen en asielgerechtigden’ zijn de meest voorkomende beroepen op hoger niveau onder asielzoekers: docent, ingenieur en arts. Het arbeidspotentieel onder de hoger opgeleiden sluit aldus aan bij de tekortsectoren onderwijs, techniek en gezondheidszorg. Het onderzoek geeft verder aan dat het vinden en behouden van werk dat aansluit op het werk dat de vluchteling in het land van herkomst verrichtte vooral afhankelijk is van investeringen in Nederland in competenties. Daarbij wordt met name gewezen op het belang van taalvaardigheid en een passende (beroeps)opleiding. In voorbereiding De ministers van VWS en OCenW hebben toegezegd in het begin van 2003 voorstellen te zullen doen voor passende maatregelen. In dit implementatieplan zal ingegaan worden op de
11
verspreiding van methodieken naar diverse studierichtingen in de zorg. Voorlichting zal ook een onderdeel van dit plan zijn. Het ministerie van SZW organiseert in januari 2003 een expertmeeting om de consequenties voor beleid te overwegen die het recente onderzoek van het ITS opwerpt. Actiepunt 8: Afspraken met werkgevers Streefdoel • Thans is met 110 bedrijven een convenant gesloten. Inmiddels hebben 18 bedrijven in hun convenant specifieke afspraken opgenomen gericht op de instroom van hoger opgeleide minderheden, zoals het aanbieden van stages, trainee-programma’s of duale trajecten. Een kleiner aantal bedrijven noemt specifiek vluchtelingen als een doelgroep voor de uitwerking van hun convenantsafspraken. De concretisering van de afspraken met de grote ondernemingen krijgt in de periode 2002-2003 zijn beslag. Gerealiseerd Van de 110 bedrijven die deelnemen aan het Raamconvenant grote Ondernemingen hebben 18 bedrijven in hun convenant afspraken opgenomen gericht op de instroom, behoud en doorstroom van hoger opgeleide minderheden. Vluchtelingenorganisaties die potentiële toeleiders van hoger opgeleide vluchtelingen zijn, zoals Emplooi, nOva uitzendbureau, Tempo Team Accent en het UAF, worden betrokken bij de concretisering van deze afspraken op uitvoeringsniveau. Ten aanzien van de uitwerking van deze afspraken is de stand van zaken als volgt: · 12 bedrijven hebben de werving voor hoger opgeleiden voorbereid of - met wisselend succes - al in gang gezet. (Elsevier Science, ABP, HMG, Corus, Interpharm, Tempo Team, Atos, Buhrmann, Wessanen, HBG civiel, Academisch Ziekenhuis Groningen, Ikea). · Bij 4 bedrijven zijn één of meer hoger opgeleide allochtonen aan de slag gegaan (Achmea, Nuon, ROC van Amsterdam, Essent). · Andere bedrijven hebben (nog) niets gedaan, in verband met vacaturestop door reorganisatie of economische dip (Masterfoods, PCM, of voldoende allochtoon personeel dat zichzelf meldt (Océ). · Ook dringen diverse bedrijven bij de ‘reguliere’ uitzendbureaus en w&s-bureaus aan op het leveren van allochtone, hoogopgeleide kandidaten. Voor de traineeships en op langere termijn banen zijn door ruim 20 bedrijven contacten gelegd met allochtone studentenverenigingen, 2 bedrijven willen traineeships aanbieden specifiek voor hoger opgeleide vluchtelingen. De resultaten van het Raamconvenant Grote Ondernemingen zijn zichtbaar op de website van Ruim Baan voor Minderheden (www.rbvm.nl). In het kader van het MKB-convenant zijn ook vluchtelingen via de CWI’s naar werk toegeleid. Daarnaast zijn onderaannemers ingeschakeld voor de toeleiding, waaronder ‘Emplooi – werk voor vluchtelingen’. Hoewel het eerste contract met de CWI eind 2000 is gestart, is Emplooi pas in 2001 daadwerkelijk gaan plaatsen (vanwege aanloopproblemen die meerdere onderaannemers eind 2000 hadden). In 2001 heeft Emplooi 173 vluchtelingen geplaatst. In 2002 is Emplooi een contract voor de plaatsing van 150 allochtonen met de CWI aangegaan. Begin december 2002 zijn er 89 vluchtelingen door Emplooi geplaatst.
12
Emplooi heeft tijdens het MKB-project tot begin december 2002 dus 262 vluchtelingen geplaatst. Ter versterking van de dienstverlening van de CWI’s aan hoger opgeleide vluchtelingen vindt kennisuitwisseling plaats tussen de CWI’s en UAF Job Support in de vorm van werkbezoeken, trainingen en overdracht van individuele cliënten. De expertise op het terrein van arbeidstoeleiding van hoger opgeleide vluchtelingen van UAF Job Support wordt verder ontsloten voor vluchtelingen, gemeenten, bedrijven en andere organisaties door een uitbreiding van de UAF website die begin 2003 in de lucht zal zijn (www.uaf.nl). Beide activiteiten worden financieel ondersteund door het ministerie van SZW.