-é i^e^
DE TOEKOMST DER PSYCHIATRIE AFSCHEIDSLES GEGEVEN OP ZATERDAG 20 JUNI 1925 BIJ HET NEERLEGGEN VAN ZIJN AMBT ALS HOOGLEERAAR IN DE P S Y C H I A T R I E EN N E U R O L O G I E AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
DOOR
Dr. C. WÏNKLER«
HAARLEM D E E R V E N F. B O H N 1925
-^e5
H: Iiik niet bij het omslaan van de bladzijde aan uw vinger. '
El
^1/C>twllo^^J^^
Bedek uw mond, wanneer ge hoest ^ of niest. -
vr'-
\
DE TOEKOMST DER PSYCHIATRIE \
AFSCHEIDSLES GEGEVEN OP ZATERDAG 20 JUNI 1925 BIJ HET NEERLEGGEN VAN ZIJN AMBT ALS HOOGLEERAAR IN DE P S Y C H I A T R I E EN N E U R O L O G I E AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
DOOR
Dr. C. WINKLER.
HAARLEM D E E R V E N F. B O H N 1925
.^rCi;^''^' DE TOEKOMST DER PSYCHIATRIE.
Op 5 Oct. 1885, toen ik, als Jong lector in de kerkzaal van het gesticht in de Agnietenstraat alhier, mijn eerste les gaf over „De plaats der psychopathologie als hersenpathologie te midden der KHnische wetenschappen", besefte ik niet de volle draagwijdte van dien titel. En allerminst kon ik vermoeden, dat ik 40 jaar later op deze plaats weder voor U zou staan en dit onderwerp weder zou moeten opvatten, omdat ik in mijn laatste les tot U wilde spreken over: „De toekomst der psychiatrie". Aan het tot stand komen van psychiatrisch onderwijs in Nederland was een vrij levendige strijd voorafgegaan. Niet zoozeer wegens den drang van buitenaf, om aan een speciale tak van wetenschap zelfstandig onderwijs te verzekeren. Dit moest toch komen. Maar het ging toen om de grondslagen van het onderwijs in psychiatrie. Zou zij verbonden worden met de Neurologie, die tot nu toe bij de interne geneeskunde was ingedeeld? Zou zij, daarop steunend, op gelijken voet met andere klinische onderdeelen, beoefend kunnen worden als een integreerend deel der geneeskunde ? Of zou de psychiatrie, steunend op psychologie, onderwezen worden onafhankelijk van anatomie, physiologie of interne kliniek? Zou zij af^ïtand doen van een plaats onder de exact beschrijvende wetenschappen, zich opblazen tot verklarende wetenschap, zich losmaken van de geneeskunde en liever beproeven dokters der ziel te kweeken, die tegenover, niet naast de doktoren der lichaamsziekten zouden staan. In Duitschland, onder de geniale leiding van GRIESINGER
4 hadden mannen als H E C K B R , SANGER, K A H L B A U M , in België EsQuiROL, in Nederland SCHRODER VAN D E R K O L K , de handen vol gehad m e t het terugdringen der school van H E I N ROTH.
De psychologische grondstelling dezer school: „alle psychisch lijden k o m t voort uit de zonde" bepaalde tevens de leiding der krankzinnigengestichten door geestelijken. Langzamerhand was die leiding, ten b a t e der krankzinnigen, uit h u n handen in die v a n geneesheeren overgegaan. E r waren, in de eerste heHt der 19de eeuw, twee mannen, die voor goed de studie der psychiatrie aan die der neurologie zouden vastkoppelen. Van één hunner, van CHARCOT te Parijs werd onlangs den honderdjarigen geboortedag feestelijk herdacht. Zijn magistrale onderzoekingen over de hysterische vormen v a n krankzinnigheid verzekerde de methodiek der Neurologie een blijvende plaats aan het ziekbed v a n den krankzinnige. De ander, M E Y N E R T in Weenen, had eerst in een 300 maal vergroot, doorzichtig g e m a a k t menschelijk zenuwstelsel aan de Neurologie en aan de Psychiatrie, een mogelijken, gezamenlijken, anatomischen grondslag gegeven. D a a r n a deed hij in zijn ,,Klinik des Vorderhirns" zijn meesterlijke poging om bepaalde vormen van krankzinnigheid khnisch en anatomisch als ziekten der hersenschors te doen begrijpen. Daarmee was het begonnen. Scharen v a n toen jonge m a n n e n volgden het vaandel van CHARCOT en M E Y N E R T . Allereerst werd de anatomische grondslag beter verzekerd. F O R E L , VON G U D D E N , D É J É R I N E , M O N A K O W beproefden de inwendige inrichting v a n M E Y N E R T ' S en S T I L L I N G ' S doorzichtig zenuwstelsel te ontwarren door de studie der onderlinge afhankelijkheid der daarin aanwezige onderdeden. Zij werkten aan de h a n d v a n pathologische anatomie en experiment. F L E C H S I G en zijn school streefde ditzelfde doel na door de studie v a n de, in tijdsorde, verschillende ontwikkeling der onderdeelen. De ontwikkelingsgeschiedenis, de ontogenie was h u n leidsvrouw. De school v a n E D I N G E R beproefde hetzelfde langs den weg v a n vergelijking der zenuwstelsels v a n menschen en dieren. Zij werden geleid door de phylogenie en de evolutie-hypothese.
5 GoLGi, R A M O N Y C A J A L , N I S S L , en de zich om hen groepeerende leerüngen brachten onverwachts nieuw inzicht in den fijneren bouw van het zenuwstelsel. Aldus ontwikkelde zich snel de door M E Y N E R T begonnen, anatomische en pathologische grondslag voor de twee verbonden wetenschappen Neurologie en Psychiatrie. Maar daarnaast werd de klinische waarneming niet vergeten. K R A E P E L I N ' S greep om de puberteits-psychosen, als: 1. H E C K E B ' S hebephrenie, 2. K A H L B A U M ' S katatonie, 3. sommige acute paranoïde psychosen, 4. een deel van M E Y N E R T ' S amentie, en 5. de manisch-depressieve ziekten met elkander te vereenigen, hen te zien in het licht v a n voorbijgaande toestanden van éénzelfde ziektebeeld, was ongetwijfeld een scheppende daad. Zijn leer der dementia praecox, schijnbaar zoo eenvoudig, beheerschte spoedig de duitsche psychiatrie. M e t die in andere landen. J B L G E R S M A bleef, in zijn tegenstelling tusschen intoxicatie en kiempsychosen, den gekunstelden eenvoud v a n het systeem bestrijden. De fransche school, onder leiding v a n R E G I S , verzette zich tegen de niet gelukkige nomenclatuur er van en de practische Engelschen, onder leiding van M A U D S L E Y en H U G H L I N G S - J A C K S O N later onder die van S m F R E D E R I C M O T T , gingen h u n eigen weg. Steeds scherper werden de begrippen omlijnd. Verzamelingsbegrippen als dementie werden in onderdeden opgelost. Toegenomen kennis der post-mortale veranderingen in het zenuwstelsel veroorloofde dit. H e t culminatiepunt werd in die jaren bereikt door den levensarbeid v a n W E R N I C K E , die in zijn ,.Pathologie der Hirnk r a n k h e i t e n " en in zijn ,,Grundrisz der Psychiatrie", M E Y N B R T ' S gedachtengang voortzette. Ongekend nieuwe gezichtspunten hervormden de symptomatologie, nieuw leven kwam in de waarneming aan het ziekbed, juist o m d a t W E R N I C K E de localisatie-hypothese in zijn beschouwingen veel te ver doorvoerde. Binnen enkele jaren kwam een omwenteling tot stand, die den weg baande tot de latere biologische opvatting der psychiatrie. H e t opmerkelijke in dezen ontwikkelingsgang is, d a t de duitsche psychologie, die onder W Ü N D Ï , F E C H I S E R ' S psycho-
6
physica m e t de associatie-leer der Engelschen t o t een z.g. associatie-psychologie vereenigd had, veel minder invloed op bovengenoemde klinici heeft gehad, dan men verwacht zou hebben. Zij ontleende aan de zelfwaarneming het bestaan van drie elementaire begrippen — gewaarwording, herinnering en samenvoeging — zij eischte een paralellisme tusschen de twee rijen v a n physisch en psychisch gebeuren. Daardoor leende zij zich t o t een voorbarige en geheel ongemotiveerde overdracht dezer elementaire begrippen in anatomische eenheden. Men ging spreken v a n gewaarwordingscellen, v a n hermneringscellen, die door associatie-vezels m e t elkander verbonden waren. Men meende zelfs langs dien weg h e t menschehjk denken, als d a t v a n een bewusten a u t o m a a t , begrijpelijk te k u n n e n maken. Maar behoudens deze weinig gelukkige vertolking der associatie-psychologie konden de khnici h a a r zelf aan het ziekbed niet gebruiken. Vooral o m d a t de leer der affectieve stoornissen en de invloed v a n affecten op denken, willen en handelen, daarin zeer stiefmoederlijk werden behandeld. Zij werd dus nooit de psychologie der groote klinici. Zeker niet die v a n M E Y N E B T of W E R N I C K E . M E Y N E R T zoekt de laatste oorzaak der psychische uitingen in de eigenschap v a n alle levend protoplasma om op prikkels van buiten te antwoorden óf negatief met af weerbewegingen, óf positief m e t toenaderingsbewegingen. Daarop rust zijn leer der affecten. Zijn opvolger W E R N I C K E ontwikkelt M E Y N E R T ' S gedachtengang verder. Bij voortschrijdende arbeidsverdecling wordt de door M E Y N E R T geëischte grondeigenschap v a n het protoplasma het uitgangspunt voor de langs intero-receptieven weg waarnemende somato-psyche. I n phylogenetischen zin ouder dan de langs extero-recepUeven weg zintuigehjk waarnemende allopsyche, d r u k t zij op hetgeen zich daarin afspeelt onder meer, h e t affectieve stempel. I n onderlinge wisselwerking wordt uit den innigen samenhang v a n somato- en allopsyche, de „autopsyche" geboren, de draagster der hoogste, aan de persoonlijkheid gebonden affecten. Zij was ook niet de psychologie v a n S E M O N , die aan het protoplasma naast M E Y N E R T ' S grondeigenschap ook de „ m n e m e "
7 toekende, en daarmee de eigenschap om het éénmaal verrichte als inschrijving „ e n g r a m " op te teekenen en te bewaren. Evenmin hebben H U G H L I N G S - J A C K S O N , door A R N O L D P I C K de grootste denker genoemd, die de geneeskunde der 19de eeuw heeft voortgebracht, of P I C K zelf haar aanvaard. Zij zagen naast het affectieve, boven alles in de groote eenheid: de ordening. Zij zagen haar als een opeenstapeling v a n reflexen op steeds hooger niveau. Met behulp der intero- en exteroreceptiviteit schonk de arbeidsverdeeling op elk hooger niveau een steeds aangroeiende nauwkeurigheid aan de instelling dezer reflexen op bepaalde doeleinden. E n er blijft van de WuNDT'sche psychologie heel weinig over, als M O N A K O W , voortbouwende langs den door M E Y K B B T en W E R N I C K E gebaanden weg, een poging doet om de psychiatrie op biologischen grondslag te vestigen. M O N A K O W ziet den grooten, gedifferentieerden, syncytialen, protoplasma-klomp, mensch, als alle protoplasma in het bezit der voor ons altijd onkenbare ,,hormé" m e t ,,mneme" begiftigd. M E Y N E B T ' S positieve grondeigenschap wordt ,,Klisis", de negatieve grondeigenschap „Ekklisis". Door klisis en ekklisis worden de oudste mnemisch geregistreerde engrammen verkregen, die langs den intero-receptieven weg v a n het autonome zenuwstelsel worden neergelegd in het rondom het centrale kanaal gelegen deel er van. Schier gelijktijdig voert de extero-receptiviteit der zintuigen nieuwe engrammen toe en toenemende arbeidsverdeeling schikt hen, als een mantel rondom de oudere, die het centrale kanaal omgeven. Uit de mnemische samenwerking der beide reeksen van engrammen ontwikkelt zich de differentiatie der twee oerinstincten, honger en liefde. Daardoor zijn de drijfkrachten verkregen voor opeenvolgende engrammatisatie, telkens op hooger niveau. Zij weerspiegelt zich in de opeenvolging van ontwikkeling die de ontogenie ons leert kennen in overgang van neuroblasten in zenuwcellen, fibrillisatie, myehnisatie. Bij geen dezer onderzoekers k a n de onbetrouwbare zelfwaarneming en wat daarmee samenhangt t o t uitgangspunt worden voor het denken. Inderdaad, aan het ziekbed s t a a t de psychiater als een wandelaar bij een stroomende rivier. De wandelaar bewondert de voortdurende wisseling in de oppervlakkige waterlagen, maar hij
8 weet, dat onzichtbare factoren — aanvoer van water uit ver afgelegen bergstreken, vorm variaties van het stroombed, verval en wat niet al — de wisselingen aan de oppervlakte bepalen. De psychiater ziet op soortgelijke wijze de wisselende bewuste levensuitingen. Ook hij weet, dat dit alles geregeld wordt door den arbeid van het geheele zenuwstelsel, ja, van het geheele lichaam. Het meerendeel van dien arbeid gaat den zieke zonder de geringste bewustwording voorbij. Zelfwaarneming kan hem niets daarover leeren. Voor hem is het een onafwijsbare noodzakelijkheid, de werking van dit groote, regelende, maar niet bewust wordende geheel na te vorschen. Vruchtbaar was die werkwijze stellig. SHEEumGTON vat de gedachten van HUGHLINGS-JAOKSON weder op. Hij brengt in een baanbrekend werk het bewijs, dat de integrale summatie van elkander remmende, opheffende en versterkende reflex-uitingen, een functie is, die al in het ruggemerg tot zeer hooge ontwikkeling is gekomen. Wij, in Utrecht, wijzen met trots op de school van onzen MAGNUS. Noeste experimenteele arbeid, in innig contact met de anatomie, bewijst de relatieve localisatie van bepaalde instellingsreflexen op verschillend niveau. De schat van waarnemingen neergelegd in zijn meesterwerk „die Körperstellung" opent een nieuwen gezichtseinder. Niet te overzien is hun beteekenis bij de studie der ongeremd vrij wordende automatismen, zoo dikwijls gezien aan het ziekbed der krankzinnigen en zoo weinig begrepen. Aldus dringt op het arbeidsveld der psychiatrie het werken van onder naar boven, als ik het zoo mag noemen, zich meer en meer naar voren. Uit den aard der zaak staan daarnaast ook onderzoekingsrichtmgen, die de ons belang inboezemende vraagstukken in omgekeerde richting willen beoefenen. Reeds ten tijde van CHARCOT meende de school van NANCY, LiEBAULT en BERNHBIM, een sleutel te hebben gevonden voor de studie der onderstroomingen van het bewuste leven. Het staat inderdaad vast, dat zij, die hun aandacht op één punt concentreeren, in een toestand komen, die op den leek den indruk maakt van soezen. Men noemt dien toestand hypnose.
9
Den geconcentreerden professor noemt men verstrooid, omdat hij, bevangen als hij is in hetgeen hem bezig houdt, weinig waarneemt van hetgeen rondom hem geschiedt. Evenzoo bestaat er voor den gehypnotiseerde, behalve het contact met zijn hypnotiseur, dikwijls geen waarneming van de buitenwereld. Des te intensiever neemt hij dan zijn eigen innerhjk leven waar en bovendien is hij bij machte van die verscherpte waarneming mededeeling te doen aan zijn hypnotiseur. Tevens echter kan deze richting geven aan de voorstellingen van den gehypnotiseerde en hen binnen zekere grenzen naar willekeur modelleeren. Dit noemt men suggestie. Het zou dus denkbaar zijn, dat een verscherpte waarneming tijdens de hypnose verder zou kunnen doordringen dan tot de oppervlakte-strooming der bewuste uitingen. Aldus was de meening van een van CHARCOT'S leerlingen JANET, niet-medicus maar psycholoog. Hij komt tot de slotsom, dat bepaalde door hem onderzochte zieken lijden aan ,,idees fixes subconscientes". Deze, door den zieke niet gekende, drijf veeren dwingen zijn bewust leven tot gewoonlijk hartstochtelijke voorstellings- en bewegingsuitingen. In toestand van hypnose kent hij die drijf veeren wel. Op deze richting van onderzoek heb ik elders critiek geoefend. JANET'S waarnemingsgave dwingt eerbied af. Hij leerde ons veel met betrekking tot de psychasthenic. Toch blijft het mijn overtuiging, dat hij door suggestie de voorstellingen zijner gehypnotiseerden gemodelleerd heeft naar het beeld van zijn eigen psychologie. De psycholoog schiep een onderbewustzijn, voorzag het van eigenschappen, die bij zijn psychologie pasten, maar leverde niet het bewijs, dat het psychisch mechanisme der gedragingen zijner patiënten zich werkelijk afspeelt volgens het schema, dat JANET zich dacht. Een andere poging in een verwante richting scheen aanvankelijk meer te beloven. FREUD, eveneens een leerling van CHABCOT, nam er het initiatief toe. Elk vertrouwensmensch, medicus of geestelijke, weet, dat het bedroefde of angstige gemoed baat kan vinden door zich rustig uit te spreken tot een vertrouwden raadsman. In zulke gesprekken wordt de leedverwekkende gebeurtenis
,
' , ! I i
'
,
j r*'
10 eerst geleidelijk blootgelegd en de rustbrengende bekentenis pleegt te worden voorafgegaan door stormachtige gemoedsbewegingen. PEEUD en zijn medewerker BBETJEE verhieven deze wijze van werken tot methode van onderzoek en concludeerden, dat bepaalde zieken, hystericae, leden aan ,,reminiscenties van doorleefde emoties". De gebeurtenis die de emotie wekte kan vergeten zijn, maar daarmee is het affect zelf nog niet van de baan. Het leeft onbewust in den Hjder voort. Het is ingeklemd. Het doet zich gelden door bewuste bewegingsuitingen, door opgedrongen affectieve voorstellingen, in omvang afhankelijk van de intensiteit van het achtergebleven affect. Gelukt het in hypnose of beter nog door navragen op bepaalde wijze, door psycho-analyse dus, dit affect te doen afreageeren, dan wordt soms genezing bereikt. Vrij algemeen vond dit onderzoek instemming. Men erkende de therapeutische waarde der methode, men erkende dat FBBUD langs eigenaardigen weg de groote macht had aangetoond, die de affecten voor denken en willen bezitten. FREUD echter ging verder. Men weet wel, dat voorstellingen geleid door het sexueele instinct, een zeer belangrijke rol in ons bewuste leven spelen, vooral in de puberteitsjaren. Moraal en opvoeding zijn er op uit die voorstellingen te leeren onderdrukken, totdat bij den normalen mensch het geheel der onderdrukte hartstochten een vrij kalm aanzien heeft gekregen. Mag ik het zoo omschrijven, dan is een nauwlijks gerimpelde waterspiegel bereikt, die de oppervlakte vormt van een meer, waarin die ons niet meer bewuste sexueele instincten rusten. Wanneer men echter, door FREUD'S psycho-analyse, in dit meer gaat roeren, dan blijkt het een modderpoel te zijn van den allerviesten aard. Voortdurend slingert de libido — zoo heet het teruggedrongen sexueele instinct — de meest obsceene verlangens het bewuste leven in. Vrij flotteerende affecten daaruit afkomstig, fladderen door het bewuste leven, splijten het uiteen, veroorzaken de jammerlijkste ziekte-verschijnselen. Zelfs, als nog slechts de bouwsteenen aanwezig zijn, waaruit
11 zich op lateren leeftijd het scxueele instinct zal ontwikkelen — bij het pasgeboren kind — werkt reeds de libido. Zij dwingt het bewuste leven tot het instellen eener scherpe barrière — een censuur — tusschen zich zelf en het onderbewuste, instinctieve leven. Zonder die censuur zouden die slechte verlangens vrijelijk bewust kunnen worden, nu kunnen zij dit alleen in symbolischen vorm. Dit is belangrijk in den slaap, waar zij, omgezet in symbolen, de droomen, verkapte wenschen, leiden. Droomuitlegging wü zeggen, de symbolen dezer wenschen begrijpen. Uitvoerig heb ik elders betoogd, dat ik in dit stelsel een opeenstapeling van onbewezen en onbewijsbare hypothesen zie, naar mijn meening van weinig belang voor de toekomst der psychiatrie. Wanneer echter een geniaal man, begaafd met een levendige fantasie, in schitterend gestileerde, populair geschreven verhandelingen, de vruchten neerlegt zijner haast onnavolgbare combinatorische gaven, dan maakt deze romantiek wel indruk op den leek, maar voldoet nog niet aan de eischen van strenge wetenschappelijke critiek. Een derde onderzoekingsrichting van boven naar onder, die ik hooger aansla, al heeft zij mijn instemming niet, is van andere herkomst. Toen ik in 1913 voor de laatste maal in zijn leven NissL bezocht, was de voortreffelijke kenner der anatomische schorsveranderingen bij psychosen zeer gedrukt. De levenservaring uit zijn mooie werk had hem niet veroorloofd, om uit hersenonderzoek na den dood eenige voorspelling af te leiden, of de zieke tijdens het leven bewegingsloos in stupor had gelegen, al hallucineerend de meest groteske waanvoorstellingen had geuit, dan wel in wisselende gedrukte of woeHge buien had verkeerd, enz. De uiterst scrupuleuse man betwijfelde bijkans de toekomst van zijn werk. Hij wees mij toen op een pas verschenen boek van een zijner meest begaafde assistenten, Dr. JASPERS. Terecht heeft dit boek opgang gemaakt. JASPERS verzette zich tegen ongemotiveerde omzetting van psychologische eenheden in anatomische eenheden. Dat was
12 noodig in die dagen en daarin sta ik aan zijn zijde. Hij maakt front tegen het dogmatische: Psychopathologie is hersenpathologie. Ook mij schijnt het toe, dat slechts lijden van het geheele organisme zich psychopathologisch kan uiten. Maar daarom mag men niet vergeten, dat bij hoogere wezens de arbeidsverdeeling het orgaan der betrekkings verrichtingen heeft geschapen. Dit vertegenwoordigt het geheele organisme en kan tot op zekere hoogte daarvoor in de plaats treden. Voorts heeft de anatomisch-physiologische methode ons geleerd, dat naar het kopeinde toe steeds grooter concentratie en complicatie van functies in het orgaan der betrekkingsverrichtingen wordt gevonden. Het wordt dus een strijd om woorden, of men in plaats van het geheele wezen, het orgaan der betrekkingsverrichtingen mag stellen. Immers zonder hersenpathologie, zou bij de hoogere dieren een psychopathologie volslagen onverstaanbaar zijn. JASPERS schiet voorts zijn doel voorbij in het betoog, dat zoomin anatomisch denken als philosophisch denken iets voor de psychopathologie beteekent, dat de waarneming aan het ziekbed haar alleen kan leeren. Hij deelt daarom de ziekteverschijnselen in. De leer der subjectieve verschijnselen, de phenomenologie, wordt gesteld tegenover de leer der objectieve, van anatomische veranderingen afhankelijke, verschijnselen. Een naar mijn meening ongeoorloofde en onjuiste onderscheiding tusschen functioneel en organisch lijden, waaruit een bedenkelijk gemis aan geschoold anatomisch-physiologisch denken spreekt. De klinicus ziet immers nooit iets anders dan functieverandering, wel is hij door zijn anatomische en physiologische kennis gedwongen tot de erkenning van het bestaan van verschillend functionneerende organen, maar hij denkt er niet over, om zoodra hij een functie afwezig, overprikkeld of veranderd ziet, te besluiten tot primaire anatomische verandering in het orgaan, dat die functie leidt. Organen zijn en blijven deel van een groot geheel. De inwerking van het geheele organisme kan elke orgaansfunctie opheffen, versterken of wijzigen. Want den klinicus is de ervaring niet gespaard gebleven, dat opheffing van orgaan-fimctie kan bestaan, zonder anatomische verandering in het orgaan zelf, evenzeer als dat ernstige
13 anatomische orgaan-veranderingen, zonder voor hem merkbare fnnctie-stoornis, voorkomen. NISSL'S ontevredenheid met het resultaat van zijn welbesteed leven moge ten voorbeeld strekken aan anderen. Hij onderzocht slechts één schakel uit de groote keten van het orgaan der betrekkings-verrichtingen en vond er de oplossing niet. Maar wie zonder anatomie, pathologische anatomie en physiologie khniek wil beoefenen, zal bedrogen uitkomen. Vragen naar remming, naar diaschisis, naar residu- of naar compensatieverschijnselen zullen hem niet kwellen. Maar zal hij ook verder komen? Wanneer zij, die zich phenomenologen noemen, goede ziektegeschiedenissen geven, hebben zij mijn volle waardeering. Maar zij vergissen zich, wanneer zij meenen, dat de oudere psychiaters daartoe niet in staat waren, omdat zij geen ,,mehrdimensionalc Diagnostik" hebben beoefend. Trouwens mij schijnt de invoering in de psychopathologie van ,,begrijpeHjke relaties" die men naast de ,,causale relaties" zou behooren te onderscheiden, eer te wijzen op gemis van geschoold philosophiseh denken, dan noodig tot begripsverheldering. Het vermoeden rijst, dat de ,,begrijpelijke relaties" als reddingsplank zijn toegeworpen aan de door JANET en FBEUD onderstelde psychische mechanismen bij hysterie, die volgens JASPERS eigen meening, vrijwel weerloos staan tegen wetenschappehjke kritiek. Wellicht ook moeten zij den weg effenen voor de indeeling, die de phenomenologen maken tusschen ,,invoelbare en niet invoelbare" verschijnselen. Alsof het mogelijk is zich ,,intevoelen" in het psychisch leven van een ander. Overigens is JASPERS niet de eerste, die zich de vraag voorlegt, waarom de causale relaties, die de physische wereld beheerschen, slechts met moeite in het psychische leven worden teruggevonden. Velen hebben haar oplossing beproefd. Ook MoNAKOW bij het schetsen der omtrekken eener psychiatrie op biologischen grondslag. Volgens hem kunnen de resultaten der objectieve causaliteit die de physische wereld beheerscht en die hij, CONFUCIUS volgend, de wortel-tak-causaliteit noemt, ons psychisch leven nooit op eenvoudige wijze bereiken.
14 De engrammen, afkomstig uit extero-receptieve zintuigen, zijn steeds gegrift op en gebonden aan engrammen uit de intero-receptieve wereld. Het resultaat van vele door objectieve causaliteit geleide rijen wordt als ondeelbaar engram onze psyche gegeven. Zij kent slechts de daaruit versmolten, geaglutineerde, subjectieve causaliteit. Deze doet ons, arme menschenkinderen, de buitenwereld slechts verwrongen aanschouwen en omsluiert de objectieve waarheid. Als gevolg er van aanvaardt de krankzinnige als juist, dat, wat den gezonde een volkomen vervalsching toeschijnt, maar hij doet het met dezelfde rotsvaste overtuiging, waarmee de gezonde zijn waarheid zeker acht. Eerst een verre toekomst zal, als het ooit komt, hier het bevredigend antwoord spreken. Toch geloof ili niet, dat de toekomst der psychiatrie aan de school van JASPEES zal zijn. Meer heeft de psychiatrie te verwachten van de experimenteele psychologie. Zij verkeert in de bizondere omstandigheid, dat twee faculteiten, de geneeskundige en de literarisch-philosophische faculteit, haar opeischen. Hier bedoel ik, de anatomisch-physiologisch en philosophisch gehjkehjk geschoolde. Zij deed reeds veel voor het onderzoek van zwakzinnigheid en belooft veel voor de beoordeehng van speciale psychische eigenschappen. Hier te lande heeft vooral WIERSMA, gestimuleerd door het psychisch monisme van HBYMANS, getoond wat die school vermag. Na experimenteele vaststelling van het feit, dat de schijnbaar gezonde epilepticus telkens kortdurende oogenbhkken doorleeft, gedurende welke zijn bewustzijn minder helder, ingezonken is, is het hem gelukt de vele epileptische verschijnselen, die men gewoonlijk rondom het tableau der spierkrampen groepeerde, te rangschikken rondom het niveau der bewustzijnsinzinkingen. Dit opent de mogelijkheid om de psychische uitingen, gepaard aan verschillend bewustzijnsniveau te onderzoeken en in verband te brengen met de wijze waarop de bewuste indrukken elkander verdringen. Dit nieuwe veld van onderzoek wordt met vrucht door hem en zijn leerlingen ontgonnen.
15 Het is zeer opmerkelijk, dat op een oogenblik, dat van alle kanten de aandacht gericht is op de affecten als drijvers der voorstellingen en op de rol. die het autonome zenuwstelsel daarbij speelt, de richting, die PAVLOW'S onderzoekingen over de voorwaardehjke reflexen inslaat, aan WIEESMA'S werk komt aansluiten. Het stuk vleesch, dat een hond in den mond wordt gebracht, wekt reflectorisch speeksel- en maagsapafscheiding. Het zien van het vleesch ook. Men kan den hond door oefening leeren, bijv. door hem eerst 10 secunden, nadat hij een toon heeft gehoord of een huidprückel heeft ondergaan, te voeden, de speeksel- of maagsapuitscheiding 10 secunden uittestellen. Klank of huidprildiel worden dan de voorwaarde, die een reflex wekken, dat van huis uit door andere prikkels bepaald werd. Men kan door oefening den tijd tusschen voorwaarde en ontstaan van het reflex verlengen tot 3 en zelfs 5 minuten. Maar dan zag PAVLOV tot zijn verbazing, dat zijn proefdieren hem in moeilijkheden brachten, omdat zij alle overgangen tusschen slaperigheid en diepen slaap te zien gaven. Uitvoerig onderzoek daarover, voert PAVLOV tot de meening dat inwendige remming van voorwaardelijke reflexen en slaap, identische processen zijn, slechts in omvang verschillend. Ik mag dit thans niet uitwerken, maar worden PAVLOV'S nieuwste onderzoekingen bevestigd, dan hebben de onderzoekers, die van beneden naar boven werkten, veel sneller dan ooit vermoed kon worden, een aanrakingspunt gevonden met de werkers in tegengestelde richting, bepaaldelijk aan de school van
WIEKSMA.
Maar ik ga eindigen. Hoe ik mij de toekomst der psychiatrie voorstel is uit het voorafgaande duidelijk. Op den voorgrond zal, als basis harer ontwikkeling blijven staan, de studie van het niet-bewust werkende deel van het orgaan der betrekkingsverrichtingen, omdat het de bewuste uitingen regelt. Men zal niet mogen zeggen psycho-pathologie is hersenpathologie, maar wel speelt de pathologie van het verst gedifferentieerde deel van het orgaan der betrekkingsverrichtingen een hoofdrol daarin. De behandeling van dit orgaan, zal nooit uitsluitend morplio-
16 logisch kunnen zijn. Als men de onderdeelen volgt in h u n ontogenetische en phylogenetische ontwikkehng, zeh's als men h a a r biologisch opvat, zal men nog te kort schieten. D a a r n a a s t s t a a t de physiologische behandeling. N a a r m a t e men echter doordringt n a a r de meest centrale zoowel als naar de meest perifere onderdeelen, k o m t men telkens in aanraking met chemisch-physische eigenschappen, waardoor voeding, stofwisseling, afweer v a n vergiften en w a t niet al beheerscht worden. Meer en meer zal daarom psychiatrie aansluiting zoeken aan den chemischen arbeid, die t h a n s de interne kliniek beheerscht. Zij zal voor een groot deel staan in h e t teeken der chemie. N u reeds wordt h e t meest belangrijke deel der therapie er door beheerscht en n a a r m a t e de leer der ziekte-oorzaken zich g a a t ontpoppen als de leer der wisselwerkingen tusschen chemismen v a n lichaam en ziektekiem, zal dit nog toenemen. E e n belangrijke grondslag zal bhjven de psychologie. Zooal niet de psychologie v a n J A N E T , F K E U D of J A S P E R S , dan toch een registreerende, experimenteel e psychologie, m a a r niet eene, die ter wille v a n het verstaan van vermoede psychische mechanismen, onbewezen hypothesen als vaststaande waarheden aanneemt. H e t uitgangspunt voor alles zal, in psychiatrie als in elk andere khnische wetenschap, blijven waarneming aan het ziekbed, geleid door medisch en psychologisch denken. Doel v a n alles bhjft: genezing v a n zieken. Daarbij wacht den geneesheer een dubbele taak. Te zelden k a n hij genezing brengen, noch langs physischchirurgischen, noch langs chemischen, noch langs psycho!ogischen weg. Daarom moet hij boven alles mensch zijn. H e t behoort ook t o t zijn t a a k : rust te brengen, mee te voelen in leed, vertrouwen te wekken, biechtvader te zijn. Maar d a n s t a a t hij niet meer alleen en behoeft samenwerking met anderen: geestelijken, rechters, philantropen. D a n zal hij ervaren, d a t er zelfs in onzen verambtenaarden en verpolitiekten tijd, in alle Imngen nog mensclien leven, bereid om in gemeenschappelijken arbeid het leed te verzachten der slachtoffers v a n het ergste wat een mensch k a n treffen: geestelijk misdeeld of geestelijk ziek te zijn.
uitgaven van de E r v e n F* B O H N ^ te Haarlem*
Werken van Prof. Dr. C. WINKLER. Handboek d e r Neurologie. Eerste gedeelte. Deel I en II a ƒ 13.— Gebonden ,, 17.— (Deel I is uitverkocht). M a n u e l de Neurologie. Tome I. Première partie partie a (Première partie is uitverkocht).
en Deuxième ƒ 13.—
O p e r a O m n i a . Deel I—VII, 2 supplementen en 2 atlassen. Prijs compleet (De atlassen zijn uitverkocht) f 52.50 Prijs zonder handboeken ,,
„
atlassen
„
,,
,,
,, 47.50 . . . . , ,
en handboeken
,, 37.50
r i n t e r v e n t i o n chirurgicale dans les epilepsies. Prijs De
relatieve w a a r d e 8 Januari 1912
van
het
.
localisatie-principe.
Iets over crimineele anthropologie Over de ziekten stelsel
der
primaire
42.50
. neuronen
van
het
Over encephalitis en meningitis serosa bij kinderen
,,
1.40
Rede / 0.60 ,,
1.20
zenuw„ 0.60 „
0.60
Transcorticale sensorische aphasie bij atrophie (h'nkszijdig overwegend) der beide slaapkwabben ƒ 0.60 Het onderwijs in psychiatrie in N e d e r l a n d gedurende de laatste vijf en twintig jaren ƒ O 40 Verslag van de lotgevallen der Universiteit van A m s t e r d a m gedurende den cursus 1911—1912. Redevoering gehouden op Maandag 16 Sept. 1912 ƒ 0.60 Het stelsel van Prof. S i g m u n d F r e u d
. . , . . . „
0.60