De Swissbal als metafoor en betekenisverlening Cursusdag voor psychomotorisch therapeuten Pagina 1: Inhoud Pagina 3: leerdoelen, inzichten en competenties Pagina 9: deze cursus passend in het beroepsprofiel PMT
Inhoud Het gebruik van de Swissbal en het bewust worden van wat balans voor een lichaam betekent, maakt het mogelijk een lijfelijk aangrijpingspunt te hebben bij de oefentherapeutisch psychosomatische zorgverlening. Het gedrag van de cliënt op de bal staat ook voor het gedrag in de maatschappij of verraadt karaktereigenschappen als; niet durven toegeven, faalangst, meer willen dan je kunt, willen controleren (de controlfreak heeft juist weinig controle), (niet) durven loslaten, grenzen (niet) durven verleggen of juist altijd over grenzen heen gaan, ‘probéren met voorzichtigheid’ of juist met ‘beleid onderzoekend’, roekeloosheid, enz.. De therapeut die ingewijd is in de psychosomatiek zal de waargenomen verbeterpunten door middel van de bal duidelijk kunnen maken aan de cliënt. De bal kan hier ook weer als diagnostisch middel gebruikt worden. De cliënt kan zichzelf herkennen; reflectie. De therapeut kan de waarnemingen teruggeven aan de cliënt; betekenisverlening en daarmee invulling van het therapeutisch proces. Hiertoe zijn vier themalessen opgesteld: In 4 lessen rondom balanceren bestaat er met gebruik van de Swissbal als betekenisverlener een aangrijpingspunt voor het herkennen van gedrag, attitude en het lijf, mogelijk ook in vergelijking met de situaties in de maatschappij en wereld van de cliënt. Les 1 Thema: Balanceren, sturen en afstemmen Aandacht voor sturing en controle; wat is vallen en mogen we vallen? Kunnen wij alles controleren? Het lijf balanceert ons>> Wat kunnen we laten gebeuren?? Wat is balanceren? Wat is in balans zijn? Hoeveel grip wil je op de wereld en je lijf houden? Hoeveel energie verspillen we? Les 2 Thema: Aandacht en regelruimte Aandacht voor aandacht en lichaamsgevoel Spanning leren voelen Wat is aandacht en waarvoor?
Open aandacht zonder oordeel. Regelruimte, ademhaling en balanceren Wat zijn onze grenzen? Het einde van onze mogelijkheden is het begin van de uitdaging Het einde van onze mogelijkheden is het begin van overbelasting Waar is er nog controle in het lichaam om zichzelf te verzorgen? Waar gaat het lichaam ons helpen, ten nadele van zichzelf, om ons wangedrag en prestatiedrang kloppend te krijgen? Les 3 Thema: De veerkracht van het lichaam Steun verkennen Wat is steun? Voel je je gesteund? Waar zit je eigen steun? Durf je hulp te vragen en steun aan te nemen of zoek je het liever zelf uit? Kun je de steun in jezelf herkennen en weet je wanneer je aan het eind van je mogelijkheden zit? Kun je steun geven en wat vraagt dit van jezelf? Les 4 Thema: Conditie van de ontspanning Trainen met zorg voor het lijf Balanceren en aandacht sparen energie Zorg is aandacht ONT-moeten is kennis maken met jezelf Hoeveel veerkracht bezit je onder welke omstandigheden?
Leerdoelen, inzichten en competenties De verschillende leerdoelen, inzichten en competenties komen tijdens de cursusdag steeds terug. Zij worden dus niet één voor één afgewerkt.
Veel van de inzichten zullen bij de deelnemer als psychomotorisch therapeut reeds bekend zijn. De cursusdag heeft als hoofddoel deze inzichten duidelijk te kunnen maken aan de cliënt door middel van de Swissbal. Balanceren, sturen en afstemmen De veerkracht van het lichaam Aandacht en regelruimte Conditie van de ontspanning Balanceren; Leerdoel: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in de complexiteit van de sturende functies van het lichaam en de beleving van bewegen in het lijf in het bijzonder Te verwerven inzichten / eindtermen:
Stabiliteit = motor-control. Balanceren = sturen en afstemmen . Balanceren is noodzakelijk bij het kracht kunnen / mogen geven. Balanceren is continue minutieus vallen en volgen (oplossend) bewegen; ook in het leven is er geen continue balans Balanceren is continue uit balans zijn en dit herstellen; ook de maatschappij balanceert. Balanceren = vallen >> relatie met emoties als angst. Balanceren bestaat op basis van ervaring> balanceren kun je leren. Balanceren behoort tot de automatische regelprocessen. Taal en uitdrukking van therapeut beïnvloeden het beweeggedrag van de cliënt. Cognities en denkprocessen van cliënt beïnvloeden gedrag van houding en beweging en daarmee wordt mogelijk het automatisch aansturende balanceren overruled. Balanceren is energetisch gunstig voor het controleren van houding en beweging.; zaken laten gaan zoals ze gaan voorkomt daarmee stress in het lichaam; vergelijk dit met afstemmende processen van de mens in de maatchappij. Balanceren is een onderdeel van het totaal-bewegen. In pathologische situaties (psychisch en somatisch) kan sturing (en steun) wegvallen of verminderd van kwaliteit zijn.
Oefengedrag en mentale aspecten bij de (psycho)motore training Leerdoel 1: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in het verschil tussen resultaat gericht presteren en uitvoeringsgericht oefenen Leerdoel 2: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in verschillende coachingsstrategieën
Leerdoel 3: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in de invloed van intenties, cognities en emoties bij houding en beweging op het motorisch functioneren en het functioneren in de wereld in het algemeen Te verwerven inzichten / eindtermen:
Oefenen heeft als primair doel ‘het meemaken van situaties’. De therapeut hoeft bij het oefenen geen vooropgesteld doel te hebben; het oefenen is een proces waarbij de therapeut ingrijpt en stuurt om tot reflectie te komen. Oefenen is niet presteren; oefenen is leren. We spreken ook wel van be-oefenen Doelgericht oefenen is iets anders dan het doel oefenen. Oefenen heeft geen prestatiedoel, maar een ervaringsdoel; welke ervaring zich presenteert is niet vooraf bepaald door de therapeut. De therapeut geeft alleen oefenstof aan waarbij ervaringsfeiten worden uitgelokt voor die omstandigheden. Taal en uitdrukking van therapeut beïnvloeden het beweeggedrag van de cliënt. Oefenen staat ten dienste van de sensomotorische reëducatie; wat vertelt je lijf jou? De cliënt is bewust van het bewegingspatroon en integreert de herwonnen bewegingsmogelijkheden in lijf en maatschappij. De cliënt vindt opnieuw het vertrouwen in een herwonnen en vrij bewegingspatroon, open houding en opstelling van waaruit deze vervolgens activiteiten in de wereld kan uitbreiden. Beweging begeleiden en stressmanagement zijn mogelijke interventies bij chronische (pijn)klachten; positief ervaren doet leren en vervolgens pas presteren. Bij oefenen zullen fouten als welkom ervaren mogen worden. Ervaren van situaties en het bijpassend gedrag worden in kaart gebracht en komen onder de aandacht van de cliënt (reflectie). Het ervaren van oplossend vermogen na een fout geeft vertrouwen. Bij oefenen is aandacht noodzakelijk; ervaren zonder aandacht is niet mogelijk. Het effect van oefenen is wezenlijk anders wanneer er aandacht is voor het oefenresultaat. Bij het oefenen geeft de therapeut feedback of laat de cliënt zelf ervaren wat de gevolgen van het oefenen zijn (wel of niet gewenst). Cognities die bij het oefenen naar voren komen, worden bewust gemaakt. De woordkeus en de opstelling van de therapeut bepalen de interpretatie en daarmee ook de uitvoering van de oefenstof, zeker waar het gaat om situaties van kwetsbaarheid en emoties. Bij het oefenen staan opmerkzaamheid en waarnemen door cliënt en therapeut voorop; op basis hiervan kan de oefenstof aangepast of veranderd worden. De therapeut kan kiezen het leerproces te laten verlopen zonder interventie, of juist meteen in grijpen om eventuele fouten te veranderen. Omdat aandacht een voorwaarde is voor leren, wordt hier ook gesproken van mindfulnessbased behandelen. Aandachtsstraining is iets anders dan trainen met aandacht. Het opmerken van de kwaliteiten van het lichaam tijdens oefeningen heeft een meerwaarde naast de oefenstof zelf. Stabiliteitstraining is gebaseerd op het uitlokken van automatische regelmechanismen; derhalve dient men de cognitie niet de boventoon te laten voeren. Daarbij kan de therapeut wel opmerken dat het denken juist wel aanwezig is en de cliënt bewust maken van de gevolgen van deze cognities. Aandacht hebben voor de gebeurtenissen in het lichaam tijdens houding en beweging spelen een belangrijke rol bij de motorische reëducatie. Lichaamsgevoel is een voorwaarde voor leren bewegen. Wanneer je je goed wilt voelen,moet je eerst goed voelen.
De mentale status heeft invloed op de wijze van bewegen. Vanuit de balanspositie wordt elke beweging ingezet door middel van een valmoment; durft men wel te vallen? Bang omdat men stijf is, of… stijf omdat men bang is? Het gaat hierbij dan ook om sociaal-maatschappelijke bewegingen. Begrip en inzicht bevorderen het juist bewegen van lijf en bedrijf. De psychomotorisch therapeut leert de cliënt te informeren over de behandeldoelen en geeft deze inzicht in de therapie. De psychomotorisch therapeut leert metaforen te gebruiken bij het informeren en uitleggen.
Regelruimte Leerdoel: het begrip regelruimte wordt geïntroduceerd en ervaren Te verwerven inzichten / eindtermen:
De psychomotorisch therapeut ervaart het balanceren in het eigen lijf en merkt dat voor de verzorgende aspecten van het lichaam ruimte nodig is: circuleren, ventileren en balanceren. Voor leven is ruimte nodig; ook ín het lichaam. Van welke ruimte maakt de cliënt gebruik in het eigen lijf? Het lichaam heeft ruimte nodig voor circuleren, ventileren en balanceren. Hoeveel leven en zorg laat de cliënt toe in het lijf? Zoals het lichaam balanceert, balanceert de mens ook met al haar interacties in en met de maatschappij. Bij een goed balancerend vermogen is minder regelruimte nodig en daarmee een groter bewegingsbereik beschikbaar. De regelruimte wordt beïnvloed door emoties, cognities, ervaring en pijn. Het lichaam remt de mobiliteit wanneer er onvoldoende regelruimte bestaat. Het lichaam remt het ademen wanneer wij aan het eind van onze regelruimte zijn. Regelruimte is ook ademruimte; het ademen vraagt ook ruimte. Vergelijking met de mens in de maatschappij is daarbij bijvoorbeeld het opstellen van een ademende agenda. Regelruimte is ook ruimte waarin circulatie plaats kan vinden; bij slechter balanceren ontstaat er meer spanning met daardoor minder doorbloeding en ook eerder verzuren van musculatuur >> bij een slechte stabiliteit lijkt de conditie verminderd zonder dat dit primair inspanningfysiologische oorzaken heeft. Stroop is de metafoor voor regelruimte. Wat is het einde van mijn regelruimte? Het einde van mijn mogelijkheden is het begin van de uitdaging? Regelruimte verkennen tijdens balanceren; hoe ver kunnen wij bewegen zonder de controle te verliezen? Hoe ver kunnen wij ons lichaam opspannen / uitrekken met behoud van afstemmen / balanceren / ademen? Maakt de cliënt gebruik van de mogelijkheden? Is er meer mogelijk of gaat cliënt juist verder terwijl de rek er al uit is? Regelruimte is een rekbaar begrip: 1) is er wel ruimte om af te stemmen? 2) welk bereik is er waar afstemming nog mogelijk is? 3) hoe weinig ruimte is voldoende voor handhaven van controle? 4) wat is de maat van de regelruimte?
Trekkende spierfunctie Leerdoel: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in de verschillende spierfuncties die bijdragen aan onze totaalmotoriek; deze spierfuncties zijn een metafoor voor het gehele sociaal maatschappelijk gebeuren
Te verwerven inzichten / eindtermen:
Al onze activiteiten die wij uitvoeren zijn gebaseerd op doen! Alle verzorgende functies van ons lichaam zijn gebaseerd op zijn; automatische regelmechanismen. Automatische regelmechanismen gebeuren en zullen we moeten laten gebeuren voor een optimaal leven. Kunnen we ook dingen laten gebeuren die we eigenlijk niet willen maar wel bij het leven horen? Bewegen is een samenspel van trekkende functies die gesuperponeerd worden op de stabiliteitsfuncties steun en sturing. Wil de cliënt alleen maar doen? Of is er ook ruimte voor ‘laten gebeuren’. Voorom (duwend aspect) en achterom bewegen (trekkend aspect) is verschillend voor het balancerend vermogen; bij angst en twijfel, ervaringsgebrek en compenseren krijgt het lichaam de neiging meer trekkende bewegingen uit te voeren. Balansverstoringen zijn het gevolg.
Het ademen Leerdoel: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in de relatie van het middenrif en ademhaling met motorcontrol Te verwerven inzichten / eindtermen:
Het lichaam verzorgt ons door middel van circuleren, ventileren en balanceren. Het diafragma en daarmee het ademen is verbonden met alle bewegingsketens. Emoties zijn verbonden met het ademen en daarmee ook met het lichamelijke. Het ademen wordt beïnvloed door de status van de motor control. De status van de motor control wordt bepaald door emoties, ervaring, gedachten, cognities. Bij instabiliteit / onzekerheid wordt het diafragma compensatoir ingezet; uitademen tijdens het inzetten van een beweging is dan niet mogelijk. Vrij aandachtig doorademen lokt balanceren uit; onbewust regelmechanisme. Zo lang het lichaam ademt, beweegt het als een trampoline; veerkracht, regelruimte en oplossend vermogen. Conditie lijkt verminderd te zijn bij slechte stabiliteit; eerder adembeperking bij moeilijke taken. Afstemmen doet leven. Communiceren in de maatschappij geeft mogelijkheden tot groei en ontwikkeling. Het diafragma kan steun geven bij zware en moeilijke bewegingen; bij het vroeg inzetten van het diafragma bij relatief gemakkelijke en lichte taken spreken we van overcompensatie en ontstaan klachten. Wanneer wij het diafragma als directeur zien, kunnen wij begrijpen dat niet alle afdelingen van het bedrijf door hem of haar geleid worden. De directeur stuurt, ondersteunt maar dwingt slechts bij noodsituaties de afdelingshoofden. Goede afstemming, sturing, balancerend vermogen en dus goede stabiliteit geeft relatieve ontspanning en daarmee het vermogen tot optimaal arbeid verrichten met optimaal ventileren. Adequaat ademen geeft steun en afstemming / stabiliteit. Bij instabiliteit kan het ademen ongewild te veel aangesproken worden; schijnstabiliteit. Voor wie het dualisme van Descartes nog aanhangt: het ademen is de verbinding tussen lichaam en geest. Er is een relatie tussen de emoties en het mogelijk bestaan of handhaven van een hyperventilatiesyndroom
Steun Leerdoel: de psychomotorisch therapeut krijgt inzicht in de term steun met betrekking tot stabiliteit, motor control en eigen gedrag Te verwerven inzichten / eindtermen:
Steun is nooit dwingend maar verzorgend. Steun is meegaand zonder eigen richting. Steun past zich van moment tot moment aan de situatie aan. Het begrip steun ervaren als zijns-functie; automatisch regelproces. Externe steun; hulpmiddelen of steun van de therapeut (downgraden). Interne steun; de steun in ons lichaam; vergelijkbaar met schokbreking of vering; onze ‘stabiliteit’. Kan de cliënt herkennen hoeveel steun deze bezit? Kan de cliënt externe steun vragen en ontvangen? Ondersteunen helpt de cliënt vertrouwen te krijgen en te ontspannen. Daar waar de veerkracht ontbreekt wordt steun geboden. Een uitnodiging tot toelaten of loslaten. Na ondersteuning wordt de eigen (ont)spanning anders beleefd. Ondersteunen maakt dat de onbereikbare ruimte toch verkend kan worden, van waaruit er verder uitgedaagd wordt. Steun beïnvloed de regelruimte Steun staat gelijk aan vering en het kunnen opvangen van interne en externe krachten; daar is dus regelruimte voor nodig. Bij instabiliteit / onvermogen en twijfel wordt het diafragma compensatoir ingezet; uitademen tijdens het inzetten van een beweging is dan niet mogelijk of beperkt.
Waarnemen en diagnostiseren Leerdoel: de psychomotorisch therapeut krijgt uitgebreider inzicht in de wijze van observeren en waarnemen van de bewegende cliënt en verbindt daaraan conclusies Te verwerven inzichten / eindtermen:
Waar naar te kijken; kenmerken van spanning; herkennen van weak links en juist strakke schakel. De psychomotorisch therapeut kan bij de cliënt met somatisch onverklaarbare lichamelijke klachten begrijpen en inzien dat de lichamelijke functies die de stabiliteit verzorgen, verminderd adequaat aangestuurd zijn; verlies van motor-control De psychomotorisch therapeut kan de houding van de cliënt beschrijven tijdens balansopdrachten en benoemen waar verkrampende compensatoire reacties ontstaan. De psychomotorisch therapeut kan de kenmerken van spanning en nevenbewegingen herkennen tijdens bewegingsopdrachten en dit koppelen aan psycho-emotionele status. De psychomotorisch therapeut kan met behulp van de Swissbal een cliënt duidelijk maken hoe de stabiliserende functies in het lichaam plaats vinden en op welke wijze deze een betekenis hebben voor het algemeen functioneren in de wereld. De psychomotorisch therapeut begrijpt en kan uitleggen dat er bij bepaalde houding en beweging geen sprake hoeft te zijn van krachttekort, maar van functietewijziging met een veranderde aansturing in de gehele mens. Het lichaam volgt de aandacht. Juiste functie op de juiste plek? De psychomotorisch therapeut maakt gebruik van het denkmodel dat loslaten en ontspannen adequate neuromotoriek vrij maakt op basis van automatische
regelmechanismen. Ophouden met vechten maakt regelruimte vrij om het oplossend vermogen dat bestaat te kunnen gebruiken. De psychomotorisch therapeut onderkent de relatie van de emotionele status van de cliënt met zijn/haar houding en beweging; het lichaam volgt de aandacht.
Beroepsprofiel De cursusdag past in het beroepsprofiel van de psychomotorisch therapeut: de cursieve teksten zijn overgenomen uit het beroepsprofiel Psychomotorische therapie (PMT) is een behandelvorm voor mensen met psychische problematiek, waarbij op methodische wijze gebruik gemaakt wordt van interventies gericht op de lichaamsbeleving en het bewegingsgedrag. De leerdoelen die de cursus beoogt, dragen bij aan het inzichtelijk maken van bewegingsgedrag en lichaamsbeleving door middel van werken met de Swissbal. Omdat het lichaam de aandacht volgt, kunnen wij aan ons lijfelijk functioneren het karakter van onze opstelling jegens onszelf en de maatschappij herkennen. Interventies gericht op de lichaamsbeleving en het bewegingsgedrag Psychomotorisch therapeuten beschikken over een arsenaal aan werkvormen om de cliënt zowel letterlijk als figuurlijk in beweging te laten komen en stil te laten staan bij de betekenis van interactioneel bewegingsgedrag en/of zich te laten richten op de beleving van het eigen lichaam. Het is daarbij mogelijk dat men zich primair richt op het bewegen of de lichaamsbeleving, maar doorgaans zijn beiden aan de orde. De therapeutische werkvormen met de Swissbal zijn optimaal toepasbaar zoals die hierboven in het beroepsprofiel omschreven zijn. We gebruiken vooral de lichaamsgeoriënteerde methodiek; lichaamsbewustwording en aandacht. De werkvormen met de bal zijn altijd mindfulnessbased, hoewel de cursus geen opleiding mindfulness is, is er steeds sprake van aandacht zonder oordeel, werkend in dit moment. De cursist zal zich verbazen over de toepasbaarheid van werken met de bal en het aantal variaties in oefenstof die mogelijk zijn. De psychomotorisch therapeut beschikt over specifieke deskundigheid om de methodieken zodanig af te stemmen op de problematiek van de cliënt dat specifieke beleving en gedrag opgeroepen kunnen worden. Daarbij maakt de therapeut ook gebruik van verbale interventies, zoals bijvoorbeeld het verbaal instrueren, het bespreken van en betekenis verlenen aan de ervaringen, feedback geven op of uitlokken van gedrag en het legitimeren en valideren van gevoelens. Het werken met de Swissbal rondom het thema balanceren maakt veel oefenstof mogelijk waarbij bovenstaande interventies en methoden uitgebreid kunnen worden. Psychomotorische therapie is een professionele behandelingsvorm die zich kenmerkt door het planmatig en doelgericht construeren en manipuleren van bewegings- en belevingsarrangementen in een psychotherapeutische context. De term bewegings- en belevingsarrangementen verwijst naar alle eerder onderscheiden methodieken en de combinaties hiervan in het praktisch handelen. Het werken met de Swissbal is uitermate geschikt voor het creëren van deze bewegings- en belevingsarrangementen. De bal vertelt het verhaal vanuit het balanceren. De therapeut kan verschillende situaties arrangeren door middel van verschillende uitgangshoudingen en juist wel of niet gebruik maken van hulp en ondersteuning, doelen na te streven of juist alleen laten waarnemen wat er gebeurt.
Psychomotorische therapie is daarmee primair een experiëntiële therapievorm; de essentie is de ervaring. Dit is de basis voor het verder beïnvloeden van gevoelens, gedachten en gedragingen, aansluitend op de hulpvraag van de cliënt. De balans en stabiliteitstraining zoals in de cursusdag wordt genoemd, sluit hier naadloos bij aan. Het biopsychosociale model De cursusdag biedt interventiemogelijkheden die passen binnen het biopsychosociale model. Het levensloopperspectief1 De cursusdag biedt interventiemogelijkheden die passen binnen de situatie waarin de cliënt zich op dit moment bevindt. Uitvoeren van de behandeling Om de doelstellingen van de behandeling te bereiken volgt de psychomotorisch therapeut een specifieke behandelstrategie. Voor deze behandelstrategieën zijn verschillende indelingen mogelijk. Onderstaande indeling is voor een algemeen psychomotorisch therapeutisch profiel bruikbaar omdat deze niet gebonden is aan bepaalde psychotherapeutische referentiekaders en past bij een biopsychosociale (Engel, 1980) en integratieve (Petzold, 1996) benadering. De oefengerichte-functionele strategie Deze strategie wordt aangeboden door het aanbieden van oefenstof als actieve ontspanning met de Swissbal waarbij het doel is om de restspanning te verkennen. De ervaringsgerichte-stimulerende strategie Deze strategie wordt onder andere gebruikt bij het verkennen van regelruimte De ontdekkende-conflictgerichte strategie Binnen de cursus wordt hier beperkt aandacht aan besteed. Werkvelden De cursus is geschikt en toegankelijk voor PMTers werkzaam in alle denkbare werkvelden
Chris Groothoff Chris Groothoff (1960) werkt als (sport)fysiotherapeut reeds 30 jaar in Heerenveen. Hij geeft nascholingscursussen voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten. Hij werkt veel met chronische pijnpatiënten in een pijnteam bestaande uit anesthesiologen, psycholoog en fysiotherapeuten. Samen met zijn patiënten begeeft hij zich op de weg tussen somatiseren en psychologiseren naar een totaal MENS-zijn.