de soldaat van waterloo
een archeologisch onderzoek midden in het slagveld Patrimoine
De Soldaat van Waterloo
een archeologisch onderzoek midden in het slagveld VERSPREIDING Service public de Wallonie (Waalse Overheidsdienst) Direction générale opérationnelle de l'aménagement du territoire, du logement, du patrimoine et de l'énergie (Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie) Service de l'archéologie - Direction extérieure du Brabant wallon (Dienst Archeologie – Buitendienst Waals-Brabant) Rue de Nivelles, 88 B-1300 Waver BIBLIOGRAFISCHE GEGEVENS Bosquet D., Yernaux G., Fossion A. & Vanbrabant Y., 2015. De Soldaat van Waterloo. Een archeologisch onderzoek midden in het slagveld. Namur, SPW-Département du patrimoine, 22 blz. Voor verdere inlichtingen : Tel. : +32 (0)10.480.455
[email protected] Geschillenbeslechting : Marc Bertrand, ombudsman Tel. : 0800.191.99 – le-mediateur.be Enkel de auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud. De uitgever heeft ernaar gestreefd alle rechten in verband met de illustraties te regelen overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Houders van rechten die ondanks de pogingen van de uitgever niet geïdentificeerd konden worden, worden verzocht zich bij de uitgever kenbaar te maken. 1e druk, 2015
Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle de l'aménagement du territoire, du logement, du patrimoine et de l'énergie Ghislain Geron, Directeur-generaal Rue des Brigades d'Irlande, 1 B-5100 Jambes VERANTWOORDELIJK UITGEVER Pierre Paquet, Inspecteur general wnd. GRAPHISCHE VORMGEVING Ken Dethier
Dominique Bosquet, Geneviève Yernaux, Alain Fossion & Yves Vanbrabant In samenwerking met Pierre Lierneux
Ontwerp en uitvoering : Aude Van Driessche & Dominique Bosquet
VORMGEVING Ken Dethier & Aude Van Driessche DRUKKERIJ Service public de Wallonie DGT - Direction générale transversale du budget, de la logistique et des technologies de l'information et de la communication (Overkoepelend Directoraat-generaal Begroting, Logistiek en Informatie- en communicatietechnologieën) Département de la gestion mobilière (Departement Beheer Roerende Zaken) Direction de l'édition (Departement Beheer Roerende Zaken) Chaussée de Charleroi 83 bis 5000 Namur Belgium KAFT Ken Dethier & Aude Van Driessche
Wettelijk depot : D/2015/11802/27 ISBN : 978-2-8056-0182-8
Service public de Wallonie Namur, 2015
1. De vondst Voordat met de bouw van de nieuwe parking voor de herdenking van de Slag bij Waterloo tweehonderd jaar geleden begonnen werd, op een terrein van drie hectare, voerde de dienst Archeologie (Departement Erfgoed van de Waalse Overheidsdienst) er een preventief archeologisch onderzoek uit waarbij 120 sleuven van 2 meter bij 10 werden uitgegraven op een totale oppervlakte van 30.000 m². Bij die opgravingen werd een geraamte aangetroffen ; dat lag op 500 meter van de Heuvel van de Leeuw, namelijk in sleuf D39. In de overige 119 sleuven was het resultaat evenwel negatief. Juist op die plaats stonden in 1815, om zeven uur ‘s ochtends, dit is ongeveer vier uur voor de veldslag begon (Dammame, 2003, blz. 199-217), de achterste linies van de geallieerden opgesteld, op enkele honderden meters van het veldhospitaal dat ingericht was in de Ferme de Mont-Saint-Jean en in de nabijheid van de Belgisch-Hollandse
troepen, van de troepen van Nassau en van Hannover – w.o. het King’s German Legion – en van Brunswijk. Nauwelijks was het geraamte opgegraven of uit een eerste onderzoek bleek al dat de man getroffen was geweest door een loden kogel in de rechterlong, waardoor nog maar weinig twijfel bestond over de doodsoorzaak of over het legerkorps waartoe het slachtoffer bij de strijd van deze 18e juni 1815 behoorde. Nu moest alleen nog maar een antwoord gevonden worden op de vraag omtrent de levensgeschiedenis en de omstandigheden van de dood van die soldaat… Met deze bundel willen we u inzicht bieden in alle details van het wetenschappelijk onderzoek, in de conclusies daaruit, maar uiteraard blijven we – voor altijd – zitten met tal van onbeantwoorde vragen…
Ri
ng
O
os
t
Plan de détail du sondage D 39
1m
Hameau du Lion
Sondages archéologiques Tranchée D 39 (squelette)
Leeuwenheuvel
100 m
Bovenaan, de opzoekingen verricht op de site van het memoriaal, onderaan, de plattegrond van 120 open archeologische opzoekingen op de plaats van de parking en het detail van sleuf D39.
4
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Pierre-Michaël Warnier, van de dienst geomatica van de Waalse Overheidsdienst, voerde een topografische meting van het skelet uit met behulp van een hoge precisie-GPS.
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
De vondst
5
2. Het geraamte 2.1.
Anthropologisch onderzoek
Het geraamte lag zo’n 80 cm diep onder het huidige oppervlak en werd opgedolven in een colluviumlaag. Die had zich na meer dan eeuw erosie door intensieve landbouw opgestapeld. Door deze geleidelijke sedimentering lieten de ploegtanden het lichaam ongedeerd hoewel sommige beenderen uit stand zijn geraakt toen de colluviumlaag nog dun was. Omdat de beenderen net onder de zeer zure akkerlaag lagen, werden ze ook aangetast. Ten slotte werd het geraamte tijdens de opgraving verstoord, waarbij de schedel gebroken werd door de graafbak van de machine die de sleuven uitgroef. In zijn geheel is het geraamte nog vrij goed bewaard, hoewel sommige beenderen ontbreken en, voor zover er geen enkel spoor van een amputatie of een trauma vast te stellen valt - zonder dat die mogelijkheid echt uit te sluiten valt -, is de toestand van het skelet, zoals hierboven vermeld, enkel toe te schrijven aan de manier waarop het bedolven lag en aangetroffen werd. Dat is grotendeels het geval voor de schedel, waarvan enkel nog stukken overblijven, voor linkerdijbeen en -knieschijf, evenals voor de ribben, de hands- en voetbeenderen. De schedel, de linkerknie en –voet werden beschadigd door de graafbak, maar blijkbaar is dit niet het geval voor de rechtervoet en de handen, die wèl schade ondervonden van het omploegen van het land.
De bewaring van bepaalde beenderverbindingen (hier de rechtervoet) toont dat het lichaam snel bedolven raakte, met kleren aan.
Het geraamte ligt op de rug en de schouders zijn niet samengedrukt. Het bekken en de benen hellen lichtjes naar links, terwijl de romp een weinig naar rechts neigt. De armen zijn gebogen en liggen niet langs het lichaam : de rechterarm maakt een rechte hoek met het lichaam, de linkerarm een stompe hoek. De linkerhand rustte waarschijnlijk op de buik, de rechterhand op de rechterkant van het bekken. De benen zijn gebogen, het linkerbeen in een broos evenwicht daar de knie een weinig naar omhoog gebogen is. We zien nog enkele beenderen van de linkervoet (het eerste middenvoetsbeentje en het eerste teenkootje), die werden blijkbaar wel verplaatst. Voor het overige zijn de meeste beenderen nog anatomisch aan elkaar verbonden, maar voor sommige is dat evenwicht broos zoals voor de beenderen van de rechtervoet en die van het bekken. Het lichaamsvolume was onderhevig aan lichte verplaatsingen en uit de dynamiek van de beenderen blijkt dat het de ontbinding, in volle aarde (of in een dichtgeslibde ruimte), van een gekleed individu betrof daar de broze evenwichten in een lege ruimte, zoals een lijkkist bijvoorbeeld, niet bewaard zouden zijn gebleven. De anthropologische en archeologische waarnemingen wijzen erop dat de man een lange broek en wellicht een hemd droeg. Deze hypothese wordt gestaafd door lichte verplaatsingen in het lichaamsvolume : ter hoogte van de borstkas, de rechterschouder en de voorarmen. Doordat er geen metalen knopen werden aangetroffen, kan men uitsluiten dat de man een uniformsvest droeg. Misschien werd zijn vest uitgetrokken om de wonde te onderzoeken ? Het stukje stof dat onder de wervelkolom aangetroffen werd (zie § 3.2), misschien een afgescheurd epaulet, zou dan het enig overblijfsel van die vest zijn. Hoewel de verdere interpretatie moeilijk lijkt, zou men evenwel door de ligging van de beenderen ervan uit kunnen gaan dat het individu omgevallen of achterover gevallen zou zijn en dat het zeer snel onzichtbaar voor de anderen onder de aarde DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Het geraamte
7
bedolven zou zijn komen te liggen. Hoe dan ook werden het stoffelijk overschot enkel zijn militaire bezittingen ontnomen (uniformsvest, wapens) en de aangevoerde argumenten ondersteunen de hypothese van een lichaam dat spoedig inge graven raakte. Het gaat om een volwassen persoon van het mannelijk geslacht (Bruzek, 2002 ; Murail et al., 2005). Op basis van de analyse van het bekken (Schmitt, 2005) wordt de leeftijd bij het overlijden tussen 20 en 29 jaar geschat (vermoedelijk tussen 23 en 25 jaar), wat bevestigd wordt door de waarnemingen op de rest van het skelet, zowel op de sleutelbeenderen als de heiligbeenwervels die nog aan het samengroeien waren (tijdens de groei vormen deze wervels door samengroei het heiligbeen). Afgaand op de afmetingen van het dijbeen (Olivier & Aaron, 1978) mat deze man 161,6 cm (+/- 2,98 cm). Afgaand op zijn skelet had hij een tengere morfologie en de beenderen van de bovenarm zijn verhoudingsgewijs korter dan de andere lange beenderen. De onderkaak brak net voor de opgaande tak en is tijdens het leven van de persoon niet
onderhevig geweest aan tandverlies. Het boven kaakbeen is zeer onvolledig en in stukken. De derde onderste kiezen en de derde linker bovenkies ontbreken of konden nooit gevormd worden (er is dan sprake van onvolkomen tandontwikkeling). Op de meeste tanden is een dunne laag tandsteen zichtbaar ; de hoektanden en de snijtanden begonnen los te komen (parodontopathie). Op alle nog aangetroffen tanden is het glazuur lichtjes gerimpeld, een ziekte die tandhypoplasie genoemd wordt, toe te schrijven aan stress tijdens de tandgroei, die misschien veroorzaakt werd door een voedingsdeficiëntie of een voedseltekort, longaandoeningen, koorts met huiduitslag, viroses of - zeldzamer - erfelijke aandoeningen. Tandbederf werd er niet vastgesteld. De tandslijtage wijst op een onvolmaakte occlusie van het gebit en op het feit dat de kaken van deze persoon lichtjes vooruitstaken. Interessant om weten is ook het feit dat de eerste kies en de tweede voorkies onderaan links aan de buitenkant van de tandkroon aangetast waren, en dat dit niet vast te stellen valt aan de rechterkant of ter hoogte van de links bewaard gebleven jukbeenderen. Op deze tanden staan parallelle streepjes loodrecht op het occlusaal
Slijtage op de linkerkiezen, gestreept door poederkorrels (linkerfoto, zestig maal uitvergroot), door het herhaaldelijk afscheuren van de wikkel om de patronen.
8
DE SOLDAAT VAN WATERLOO Het geraamte
5 cm
Het heiligbeen van de soldaat (rechts), aangetast door Spina bifida : de wervelbogen zijn niet samengegroeid, wat bij een gezond heiligbeen (links) wel het geval is.
vlak van het gebit, misschien wijst deze slijtage wel op een bijzondere herhaaldelijk uitgevoerde beweging door deze persoon, wanneer hij bijvoorbeeld met de tanden de papieren wikkel rond de in die tijd gebruikte patronen openscheurde. Als dit het geval is, kan men daaruit afleiden dat de man rechtshandig was, daar hij de patroon met zijn linkerhand openmaakte en zijn geweer, klaar om gelaad te worden, in zijn rechterhand hield. Wat ziektes betreft, had deze man een aangeboren afwijking, een vorm van Spina bifida, wat op te maken is uit het feit dat de wervelbogen van de heiligbeenwervels niet samengegroeid zijn. Enkel de eerste drie heiligbeenwervels werden bewaard, maar doordat de zijkanten uit elkaar staan, moet dit ook voor de twee andere het geval geweest zijn. Dat betekent dat in tegenstelling tot een normaal persoon wiens ruggemerg beschermd wordt door bot ter hoogte van het heiligbeen, het merg hier enkel door de rughuid bedekt was. Hij leed anders gezegd aan Spina bifida occulta, de vaakst voorkomende en goedaardige vorm van deze afwijking. Bij de geboorte kan dit onopgemerkt blijven, en daarna net zolang er geen aan deze anomalie verbonden symptomen
optreden zoals incontinentie of verlammingen... De soldaat leed ook aan kyfose, een achterwaartse ruggegraatsverkromming waardoor hij waarschijnlijk gebukt liep. Dit kan vermoedelijk ook in verband worden gebracht met artrosevorming die op de ruggewervels vastgesteld wordt. De lichte artrose die op bepaalde voetsbeenderen opgemerkt wordt, kan niet toe te schrijven zijn aan de gewrichtsslijtage te wijten aan de ouderdom. Ze lijkt eerder te wijzen op bepaalde herhaaldelijke bewegingen en het veelvuldig belasten van sommige spieren en pezen. Op de plaats die ingenomen werd door de rechterlong, daar waar de kogel werd aangetroffen, is het voorste deel van de ribben in vele stukken gebroken, het achterste deel van de ribben is beter bewaard en laat geen spoor van kogelinslagen na. Overigens wordt eelt waargenomen op één van de ribben, wat wijst op de gevolgen van een oude breuk. Ten slotte zijn schmorl-knoopjes zichtbaar op meerdere borstwervels (soort discushernia). Ter afronding kunnen we stellen dat deze eerder freel gebouwde en lichtjes gebochelde jongvolwassene met vooruitstekende kaken een dodelijke kogel in de rechterlong kreeg. Hoewel de kogelinslag geen merkbare sporen meer
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Het geraamte
9
achterliet, veronderstelt de staat van bewaring van de ribben dat de kogel van voren kwam. Hij leed aan Spina bifida, een aangeboren afwijking die hem had kunnen verhinderen bij het afleggen van vermoeiende afstanden zoals legers toen deden en die hem eigenlijk had moeten vrijstellen van deelname aan de gevechten. De aantastingen door artrose en het eventueel
bestaan van een kyfose van de wervelkolom kunnen een aangeboren afwijking zijn, maar het valt niet uit te sluiten dat ze toe te schrijven zijn aan het beoefenen van een bijzondere activiteit zoals de mars en het dragen van pak en zak zoals soldaten toen deden. Het is ook niet onmogelijk dat die laatste ziektebeelden nauw in verband met elkaar stonden.
Dicht bij het skelet of in contact met het skelet werden verschillende objecten aangetroffen. Tijdens de opgraving of na restauratie kon de identificatie van die objecten ruimschoots bijdragen tot nader inzicht in de geschiedenis van de soldaat.
3.1.
a b
c g d
3. Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
f
e
De loden kogel
De loden kogel werd midden in de rechterribben aangetroffen. Hij weegt 23 gram en meet 16,4 mm doormeter, met een kaliber dat beantwoordt aan Franse projectielen voor musketten van het type 1777 – die men in de omgangstaal de klarinet van vijf voet en zes duim noemde wegens zijn lengte (Logie, 2003, bz. 17). De kogels van Engelse makelij wogen zwaarder en waren groter : 32 gr en 19 mm doormeter. De kwetsuur die de man door de kogelinslag opliep was ongetwijfeld dodelijk, wat de hypothese dat hij zich helemaal alleen met zijn wonde van het ettelijke honderden meters zuidelijker gelegen front verwijderd zou hebben zeer onwaarschijnlijk maakt. Zeer waarschijnlijk werd hij geholpen om zich van het front terug te trekken en zijn wonde te laten verzorgen.
3.2.
Het met koperdraad geborduurd stuk stof
Tegen de achterkant van de wervelkolom kleefde een stukje serge dat dankzij de steek 2:2 als van Engelse makelij geïdentificeerd kon worden. Op de kant die tegen de wervelkolom aan kleefde, onderscheidt men duidelijk de stof en een reeks in tros gedraaide koperdraad (canetille). Het object ziet aan de achterkant uit als een tamelijk grof fluwelen stof waarvan de vezels een kluwen vormen. Vermoedelijk betreft het hier een sierborduur, een slip of pand van een jas of een sjabrak of zadeldek. De grote afmetingen kunnen er ook op wijzen dat het stuk stof als een sautoir vasthing aan de gordel van een sergeant-majoor, maar gelet op het iele uitzicht van onze man zou zo’n hoge post weinig waarschijnlijk geweest zijn. Een betere identificatie van het stuk is onmogelijk gelet op de slechte staat van bewaring ervan. 1 cm
1 cm
N 20 cm
Zo werden de objecten op, rond en onder de soldaat gevonden : de kogel (a), het sierborduursel in canetille (b), de stukjes beurs, de muntstukken, de rode kogel uit cinnaber en een geweer(vuur)steen (c), de lepel (d), het zakmes en nog een geweersteen (e), de gesp (f) en het stukje houten doos (g).
10
DE SOLDAAT VAN WATERLOO Het geraamte
Deze Franse kogel trof de soldaat van voren. Een dodelijk schot. Een dodelijk schot. Het was onmogelijk om precies te bepalen wat het stukje sierborduursel met de in tros geweven koperdraad mag voorstellen (rechts ; detail van een stukje canetille onderaan rechts), aangetroffen onder de wervelkolom : afkomstig van een stukje pand, sjabrak of tas?
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
11
A
C
B
1 cm Deze stukjes met parels geborduurde stof (rechterfoto, 40x uitvergroot) maken deel uit van de tas van de soldaat, vergelijkbaar met het toenmalig exemplaar, hieronder geïllustreerd.
3.3.
Ter hoogte van het gewricht dijbeen/bekken op de rechterkant werden 28 muntstukken aangetroffen, waaraan drie stukjes stof kleefden. Twee van die zeer kleine stukjes zijn van het type breiwerk met ingenaaide glazen parels, één stukje is gemaakt van waarschijnlijk geweven vilt en een stukje van het type doek. Gelet op de plaats waar die stukjes textiel gevonden werden, zijn het waarschijnlijk de overblijfselen van de beurs van de soldaat. Tijdens de 19e eeuw werd vaak van dat soort beurzen, met ingenaaide parels, gebruik gemaakt, zij werden tasje, reticule of ceintuurtasje genoemd.
Op het ogenblik van de ontdekking van de opeengestapelde munten kleefden de geldstukken aan elkaar door oxydatie (ook zichtbaar : het bolletje cinnaber en de geweersteen). Deze versleten koperen stukken (rechts) waren het kleingeld uit die tijd.
12
D
De inhoud van de beurs
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
1:1
Onder de onderzochte muntstukken vinden we een Oostenrijkse munt, twee - en vermoedelijk twee bijkomende - Hannoveriaanse munten en acht munten die in Parijs geslagen werden. Er werd eveneens een in Rijsel tijdens de Franse Revolutie (1791-1792) geslagen klokkenbronzen muntstuk van 12 denier aangetroffen, evenals twee kleine zilverstukken waaronder één uit Brunswijk dat meer dan een eeuw in omloop is geweest (IIII GUTE PFENIG).
In totaal bezat onze militair 15 frank in zilvermunt, en daarbij nog enkele koperen munten. Voor een soldaat uit de troep komt dit overeen met iets meer dan één maand soldij. Een fuselier uit het Franse leger kreeg 0,30 franc per dag, een grenadierskorporaal 0,50 franc. Een chef van een infanteriebataljon kreeg 10 francs per dag. Een Britse soldaat kreeg tussen 8 pence en 3 shilling (12 pence = 1 shilling = 5,6 gr zilver tegen 925 ‰ ; 1 franc = 5 gr zilver tegen 900 ‰). De loonschaal is dus veel groter bij de Engelse troepsoldaten en onderofficieren dan in het Franse leger (Holmes, 2001) en de soldaten uit Hannover krijgen een lagere soldij dan de Engelsen en de Fransen. Ongeacht zijn nationaliteit moet de soldaat van die soldij zijn uitgaven dekken voor zijn uitrusting, dit is over het algemeen ondergoed, uniform en schoeisel. Die bijdrage hangt van leger tot leger en van jaar tot jaar af. Hoe dichter bij het jaar 1815, hoe beter de materiële toestand van de soldaat werd. Ten slotte werd de troep gespijst door het leger, met ofwel aanvullende soldij ofwel leveringen van brood, vlees en drank. In het Britse leger, van grote invloed op de Hannoveriaanse troepen,
krijgt een groep van zes man 2,7 kg brood, 4,5 kg vlees en 2 pinten rhum. Maar de logistiek blijft ongeacht het land duidelijk in gebreke. De soldij is onregelmatig, de bevoorrading verloopt met horten en stoten. De enige oplossing die optrekkende legers overhouden, is het plunderen van nabijgelegen dorpen. Deze praktijk werd treffend samengevat door Napoleon Bonaparte : « la guerre doit nourrir la guerre » (oorlog voedt de oorlog). Ter vergelijking, in die tijd verdiende een Franse arbeider gemiddeld 1 tot 2 francs per dag (Paillot, 1951). Arbeiders werden dus beter betaald dan militairen. Om het verband te kunnen leggen tussen de munten en de nationaliteit van de soldaat, moet een woord gezegd over de muntcirculatie tijdens het Keizerrijk. In Frankrijk heerst aan het einde van de Revolutie monetaire anarchie, en eerste consul Bonaparte wil orde op zaken stellen. Maar de Franse Munt is ondanks zijn toegenomen middelen niet bij machte voldoende nieuwe munten in omloop te brengen en de oude koninklijke munten blijven behouden. Op de markten DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
13
over heel Frankrijk ontstaan regelmatig ruzies omdat de kramers, uit vrees voor een plotse demonetisering van de oude muntsoorten, andere geldstukken dan die van het Keizerrijk weigeren. In 1810 woedt de strijd voor een gezuiverde muntcirculatie onverdroten voort : muntstukken uit klokmetaal houden vanaf de eerste november op geldwaarde te hebben, stukken van 6 en 12 stuivers gelden niet meer als muntstukken. Na verloop van tijd wordt de geldcirculatie ondanks de moeizame productie in de muntateliers van het Keizerrijk eenvormiger en bestaat dan hoofdzakelijk uit zilverlingen van het Keizerrijk. Daarnaast worden ten gevolge van de revolutionaire en imperiale oorlogen nieuwe gebieden bij Frankrijk ingelijfd, waarbij de Franse munt wordt opgelegd of op z’n minst een tarifering van de wisselkoersen. In 1807 richt Napoleon
het Koninkrijk Westfalen op, een vazalstaat met zijn broer Jérôme als staatshoofd en bestaande uit voornamelijk Hessen-Kassel, Brunswijk, Hannoveriaanse gebieden en Pruisische grondgebieden ten westen van de Elbe. Vanaf 1807 wordt het Franse muntstelsel in heel het koninkrijk ingevoerd. Deze maatregel valt op een koude steen, en Jérôme Bonaparte ziet zich wel genoodzaakt om eveneens munt te slaan met gebruikname van de traditionele munten van deze voormalige landen. In Westfalen zijn dus tegelijk het Franse stelsel met francs en centimes en het Duitse stelsel met thalers en pfennige in voege. En dit terwijl de beurs van onze soldaat Hannoveriaanse munten bevat...
Uiteraard is het een onmogelijke taak om de nationaliteit van een individu te bepalen op grond van enkele muntstukken. De ideale werkwijze bestaat er dus in, indicatoren samen te bundelen die door een onderzoek naar de oorsprong van de munten gestaafd kunnen worden. In 1815 gebruikt het gehele Europese vasteland de keizerlijke munt. Daar de Fransen het verbod opgelegd kregen om andere munten te gebruiken, kon een Fransman nooit munten van Duitse oorsprong in zijn beurs hebben gehad. Voor een Engelsman was het bezit van andere (Franse en Duitse) munten dan die van zijn land kortweg uitgesloten. Bij de Hannoveriaanse troepen, daarentegen, zijn zowel de Franse als de eigen munten in gebruik, met daarnaast nog munten uit naburige regio's zoals Brunswijk. Dit leidt ertoe dat men kan stellen dat deze soldaat deel uitmaakt van de Hannoveriaanse troepen. Bij de overledene lagen ook nog twee nieuwe geweervuurstenen (één in zijn gordeltas, één in zijn soldatentas - zie § 3.4). Deze werden
1 cm
In 1807 richt Napoleon het koninkrijk Westfalen op, met zijn broer Jérôme Bonaparte aan het hoofd ervan. Hanover; Brunswick
14
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
afgewerkt door afstomping van een lemmet (Barnes, 1937, blz. 330-333, fig. 6, fig 7c ; fig.) in donkergrijze fijnkorzelige silex. Het soort silex en de afmetingen van die stukken laten de conclusie toe dat ze gemaakt werden om gemonteerd te worden op een Britse Land Pattern musket, de zgn. « Brown Bess » dietussen 1750 en 1850 in het Engelse leger de dienst uitmaakte (K. Charpier, persoonlijke mededeling ; Logie, 2003, blz. 17). Franse geweervuurstenen werden enkel uit gele silex vervaardigd (K. Charpier, persoonlijke mededeling ; Schleicher, 1927, blz. 367). Naast de muntstukken en de geweervuursteen werd nog een kleine rode kogel van onbekende aard aange1:1 troffen. Daarop werden drie soorten onderzoek uitgevoerd : visuele waarnemingen met de rasterelektronenmiscroscoop (SEM), moleculair onderzoek met behulp van een Raman-microspectrometer (naar de naam van diens uitvinder) en chemisch onderzoek met de energiedispersieve röntgenspektroscopie. Uit dat dieper onderzoek blijkt dat het kogeltje hoofdzakelijk uit cinnaber vervaardigd was, dit is een kwiksulfide die voorkwam in afzettingen in Spanje en Slovenië. Het werd sinds de Oudheid als pigment gebruikt (Plinius de Oudere, Naturalis Historia, XXXIII). Aan het begin van de 19e eeuw werd cinnaber als zalf gebruikt voor de behandeling van huidziekten en sifilis (Mialhe, 1845, blz. 150), evenals van bepaalde ziektes en wondes van paarden en vee (Moiroud, 1831, blz. 622). Dit zijn één voor één gebruiksvormen waarbij wij ons iets kunnen voorstellen.
De Engelsen gebruikten een donkergrijze silex om hun geweersteen te bewerken. De exemplaren die bij de soldaat gevonden werden (foto boven) waren gekalibreerd voor de Brown Bess (hier het detail van een steen op de haan gemonteerd). Musket gebruikt door de geallieerden tijdens de veldslag. Rechts het bolletje cinnaber, een kwikoxyde die in de 19e eeuw in de farmacie in gebruik was.
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
15
3.4.
De inhoud van de soldatentas
Op enkele centimeter van het lichaam, ter hoogte van het rechterbeen, bevonden zich vier objecten, die naar alle waarschijnlijkheid in een soldatentas staken. Van die tas blijft er geen enkel spoor meer over. De objecten in kwestie waren een lepel, een fragment van een doos vervaardigd uit het wortelhout van een els, met daarop twee inscripties (zie § 3.5), en, onder het rechterdijbeen, een ijzeren ceintuurgesp en een zakmes. De metalen voorwerpen werden eerst bij de Veeartsenfaculteit van Luik en in het Utica-laboratorium te Saint-Denis (Frankrijk)
geröntgent om er zeker van te zijn dat er geen enkel merkteken van één of ander regiment op te bespeuren viel waardoor het legerkorps waar de soldaat lid van was geïdentificeerd had kunnen worden. Daarna ondergingen ze een restauratie in het restauratielaboratorium van de Directie Archeologie (SPW-DGO4 / Departement Erfgoed) en bij de firma Utica (Saint-Denis, Frankrijk). Noch de röntgenfoto’s noch de restauratie leverden enig resultaat op. De lepel, het zakmes en de gesp waren van een algemeen en "doordeweeks" model, zodat ze niet bijdroegen tot de nadere identificatie van het regiment waartoe de soldaat behoorde.
3 cm 5 cm
3.5.
Het stukje hout : kan de Soldaat daarmee geïdentificeerd worden ?
Onder de objecten die samen met de soldatentas gevonden werden, werd de aandacht getrokken door een stukje doos vervaardigd uit het wortelhout van een els. Op dat voorwerp staan de letters « FCB » te lezen, evenals het jaartal « 1792 ». Mensen met een passie voor de veldslag hoopten dat daarmee de naam van het slachtoffer teruggevonden zou worden. Strikt wetenschappelijk blijven vele vragen evenwel onbeantwoord en wordt de hoop op een oplossing sterk getemperd. De eerste – en wezenlijke – vraag betreft de identificatie van de eigenaar van het voorwerp. Het slachtoffer is weliswaar een goede kandidaat, maar andere erg geloofwaardige scenario’s laten twijfel toe. Een derde persoon, al dan niet lid van zijn eigen familie, heeft hem even zo goed voor dan wel tijdens de veldslag het voorwerp kunnen geven. De man heeft even zo goed de doos van iemand anders kunnen afpakken of overnemen. Denken we maar, bijvoorbeeld, aan een gestorven kameraad van wie hij een aandenken wilde, voor zichzelf of nabestaanden. Mochten die cijfers en letters op de doos al een geboortedatum en initialen zijn, er is nog geen bewijs voor een link met het slachtoffer.
vraagstelling is van rechtstreekse invloed op de betekenis van de letters en de datum. Als het een strikt persoonlijk voorwerp is, kunnen het immers daadwerkelijk initialen en een geboortedatum zijn. Als het daarentegen een doos is waarvan het gebruik bijvoorbeeld verband houdt met het soldatenleven, dan zouden de inscripties de herinnering kunnen vormen aan een belangrijke gebeurtenis in de loopbaan van de eigenaar – al dan niet "onze" soldaat – of zelfs verband kunnen houden met de inhoud van de doos. En zouden het initialen zijn, in welke volgorde moeten we de letters dan wel lezen ? Is het de « F » van een voornaam of van een familienaam ? Wie de teksten en registers van toen erop naslaat, laat beide mogelijkheden toe. Zelfde vraag voor de « B ». De middelste « C » zou dan op de tweede voornaam kunnen wijzen, die soms, maar niet altijd, op de conscriptielijsten vermeld stond. Dus komen er zeer talrijke kandidaten in aanmerking, vooral ook omdat het regiment waartoe het slachtoffer behoorde, nog verre van gekend is. Al kan men zich voorstellen dat
Een andere vraag is met wat voor een voorwerp we te maken hebben: een tabaksdoos ? een etui ? een soldatendoosje ? Het is een stukje hout, en vandaar is het zeer moeilijk om uitspraak te doen, met een waaier aan mogelijkheden. Die
Na opgraving te velde (foto bovenaan) werden de lepel, de gesp en het zakmes die in de soldatentas zaten, geröntgent (zwart-wit doorlichtingen) voordat de restauratie plaatsvond. Dankzij de foto’s krijgt men een helder beeld van het kwaliteitswerk verricht door het restauratielab van de Waalse Overheidsdienst en van het Utica-laboratorium in Saint-Denis, Frankrijk.
1 cm Reeds tijdens de opgravingen waren de letters « CB » zichtbaar op het stukje doos. Na restauratie werd dit « CB » en op de andere kant « 1792 ». Misschien werd dit doosje gebruikt als tabaksdoosje maar daar bestaat geen uitsluitsel over.
16
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
17
18
de man deel uitmaakte van de 1e brigade van Kielmannsegge (volgens de Callataÿ, geciteerd in Vander Cruysen, 2014 ; 2015), blijft dit ondanks alles een veronderstelling die op duidelijke en overtuigende maar indirecte elementen berust : de aanwezigheid van Duitse muntstukken in de beurs van de soldaat en de aanwezigheid van de Hannoveriaanse troepen op de vindplaats tijdens minstens een deel van de veldslag (Bosquet et al., 2014). Daar men over het uur van het overlijden evenwel in het ongewisse blijft, kan men er even goed van uitgaan dat de troepen van Hannover toen al de plaats van het drama hadden verlaten en dat er ten slotte geen enkel verband bestaat.
al een geboortedatum zou zijn, stierf onze man in Waterloo op 23-jarige leeftijd, wat overeenkomt met het anthropologisch onderzoek waaruit blijkt dat het slachtoffer tussen de 20 en 29 jaar oud was (Bosquet et al., 2014a ; 2014b). Opnieuw valt te noteren dat de gegevens kloppen. Op zich is dat evenwel niet voldoende om enige zekerheid te krijgen omtrent de interpretatie van de datum.
Zoals hierboven opgegeven, is de betekenis van de datum, gedeeltelijk verbonden aan de identificatie van het object, voer voor speculatie. Als het
Bijgevolg zal de soldat van Waterloo waarschijn lijk voor eeuwig en voor goed een naamloos slachtoffer in dit bloedige treffen blijven.
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden
Om het slachtoffer te identificeren en in voor komend geval onderzoek te verrichten naar eventuele nakomelingen, moeten de gestelde vragen evenwel eerst een voldoende relevant antwoord krijgen, een schier onmogelijke taak.
4. Conclusie De vondst in 2012 te Waterloo blijft een unieke ontdekking. Bij opgravingen ter plaatse blijft dit het enige skelet dat tot nog toe gevonden werd. Het blijft ook het enige skelet daar de opzoekingen op die plaats en op de plaats van het gedenkteken geen andere overblijfselen opleverden. Het betreft dus een bijzonder geval dat dankzij opgravingen en onderzoeken tamelijk duidelijk bepaald kon worden, al blijven sommige aspecten onbelicht, wat in de archeologie vaak voorkomt. Zo kan men op grond van het muntonderzoek veronderstellen dat de soldaat een Hannoveriaan of toch op z’n minst Duitser was. In dat geval moet men ervan uitgaan dat het dode lichaam redelijk snel bedolven moest raken daar de geallieerden in tegen stelling tot de Franse verliezers hun doden onmiddellijk na de slag hebben meegenomen. Die hypothese wordt ook gestaafd door de aanwezigheid van munststukken en andere persoonlijke voorwerpen waaruit blijkt dat het lijk niet geplunderd werd. Verschillende elementen in het wetenschappelijk onderzoek wijzen er overigens op dat de man opzettelijk
en met spoed onder de aarde bedolven werd. Daar geen gevechten plaatsvonden aan die kant van het slagveld en gelet op de ernst van zijn wonde, zal de soldaat dan tot daar vervoerd zijn door één of andere kameraad, tenzij hij dood achtergelaten werd op de plaats waar archeologen hem twee eeuwen later vonden. Wat vandaag blijft, is het aandoenlijke beeld van een frele, lichtjes gebochelde jongeling met een afwijking aan de wervelkolom. Daarvoor alleen al zou hij heden ten dage onmiddellijk zijn afgekeurd. De vraag in verband met zijn aanwezigheid in het memoriaal was stof tot discussie onder de teamleden en de verschillende vorsers die zich met zijn persoon hebben bezig gehouden. Al snel bleek dat de grootste eer die hem betuigd kan worden, erin bestond hem met alle respect die hem toekomt en die in de presentatie door het msueum gewaarborgd wordt als de stille en naamloze woordvoerder te beschouwen van die tienduizenden mannen die die dag in dezelfde dramatische omstandigheden om het leven kwamen.
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Conclusie
19
5. bibliografie
6. Illustraties copyright De foto's, tekeningen en illustraties die in deze brochure worden getoond, zijn SPW-copyright, behalve deze die hieronder worden voorgesteld.
Barnes A.S., 1937. L'industrie des pierres à fusil par la méthode anglaise et son rapport avec le coup de burin tardenoisien, Bulletin de la Société préhistorique de France, 34 (7-8), p. 328-335. Bosquet D., Yernaux G. & Fossion A., 2014a. Waterloo/ Waterloo : découverte d'un squelette de soldat sur le site de la bataille, Chronique de l'Archéologie wallonne, 21, p. 35-41.
Logie J., 2003. Waterloo - La campagne de 1815, Bruxelles, Racine, 243 p. Mialhe L., 1845. Traité de l'art de formuler ou notions de pharmacologie appliquée à la médecine par le Docteur Mialhe, Paris, Fortin, Masson et Cie, 220 p.
Kaft Tekening © A. Van Driessche Objecten die bij het geraamte aangetroffen werden p. 12 Reticule: www.auctionatrium.com ; p. 14. Ostell's New General Atlas, Germany, London, Craddock & Joy, 1814 (http://www.columbia.edu) ; Sebastian Weygandt, König Jérôme und Köningin Katharina von Westfalen, 1810 (Wikimedia Commons)
Moiroud, 1831. Traité élémentaire de matière médicale ou de pharmacologie vétérinaire, Paris, Bechet Jeune, 681 p.
Bosquet D., Yernaux G. & Fossion A., 2014b. Découverte du squelette d'une victime de la bataille de Waterloo (Braine-l'Alleud). In : Dosogne M. (dir), L'archéologie en Wallonie – Les Temps modernes et l'Époque contemporaine, Namur, Institut du Patrimoine wallon, (Les Carnets du Patrimoine, 117), p. 30-31. Bruzek J., 2002. A Method for Visual Determination of Sex Using the Human Hip Bone, American Journal of Physical Anthropology, 117, p. 157-168. Colbeck C., 1905. The Public Schools Historical Atlas, Austin, University of Texas, 6 p. et 101 maps. Damamme J.-C., 2003. La Bataille de Waterloo, Paris, Perrin, 414 p. Demey J. & Poindessault B., 1971. Répertoire des monnaies napoléonides, Bruxelles. Derousseaux S., 2012. Les monnaies en circulation en France sous Napoléon, Paris.
Nicol N.D., 1998. Standard catalog of German coins, Iola, Krause Publications. Olivier G. & Aaron C., 1978. New estimation of stature and cranial capacity in modern Man, Journal of human Evolution, 7, p. 513-518. Paillot P., 1951. Les salaires et la condition ouvrière en France à l'aube du machinisme (1815-1830), Revue éco nomique, 2, p. 767-776. Schmitt A., 2005. Une nouvelle méthode pour estimer l'âge au décès des adultes à partir de la surface sacro-pelvienne iliaque, Bulletins et Mémoires de la Société d'Anthropologie de Paris, 17, p. 1-2.
Carlo.
Schleicher C., 1927. Une industrie qui disparaît. La taille des silex modernes (pierres à fusil et à briquet), Bulletin de la Société préhistorique de France, 1927, 24 (10), p. 367-369.
Holmes R., 2001. Redcoat: the British soldier in the age of horse and musket, London.
Vander Cruysen Y., 2014. Waterloo démythifié, Waterloo, Éditions Jourdan, 352 p.
Krause C.L. & Mishler C., 1999. Standard catalog of World coins 1801-1900, Iola, Krause Publications.
Vander Cruysen Y., 2015. L'énigme du squelette de Mont-Saint-Jean, La Libre Belgique, 14.02.2015.
Gadoury V., 1983. Monnaies françaises 1789-1983, Monte-
20
Murail P., Bruzek J., Houët F. & Cunha E. 2005. DSP: a Tool for probabilistic sex diagnosis using worldwide variability in hip-bone measurements, Bulletins et Mémoires de la Société d'Anthropologie de Paris,17 (3-4), p. 167-176.
DE SOLDAAT VAN WATERLOO bibliografie
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Illustraties copyright
21
7. Met dank aan Vanaf de eerste opzoekingen tot en met de presentatie van het skelet in het memoriaal en de verschijning van deze bundel werkten heel wat mensen mee aan dit succesvol afgeronde project. Zodus met dank aan :
Ghislain Belmans (SIEN), Pierre Blanche, Cristel Cappucci (SPW - DGO4), Kevin Charpier (Musée de la pierre à fusil, Luçay-le-Mâle, Frankrijk), Agostino Da Cunha (Europa 50), Jan De Coster (Association belge pour la recherche et la reconstitution historiques ASBL), Uriel Delicourt (SPW - DGO4),
Philippe Hamoir (ULg-Faculté de médecine vétérinaire), Vincent Humé (SPW - DGO4), Pierre Paquet (SPW - DGO4 - Inspecteur general wnd.), Caroline Relier (UTICA, Saint-Denis, Frankrijk), Hélène Remy, Heydan Rossini (SPW - DGO4),
Julien Devos (SPW - DGO4),
Aude Salmon (De Pinxi),
Éric Dewamme (Koninklijke Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen),
Muriel Van Buylaere (Recherches et prospections archéologiques ASBL),
Catherine Didelot (UTICA, Saint-Denis, Frankrijk),
Yves Vander Cruysen (Tweede schepen gemeente Waterloo),
Nathalie du Parc Locmaria-d’Ursel (Voorzitster Intercommunale « Waterloo 1815 »), Ghislain Geron (SPW-DGO4-Directeur generaal)
22
Alain Guillot-Pingue (SPW - DGO4 - Directeur archeologie a.i.),
DE SOLDAAT VAN WATERLOO Met dank aan
Pierre Verly, Madeline Votion (SPW - DGO4), Didier Willems (SPW - DGO4 - Provinciaal Archeoloog).
AWEM
DE SOLDAAT VAN WATERLOO
Met dank aan
23