Over het boek Een schrijver en zijn vrouw trekken veertig dagen door de hitte van de Mojavewoestijn om af te rekenen met de demonen uit het verleden. Waarom vernietigen we de dingen die we liefhebben is de vraag die hen kwelt. De beschermengel is niet alleen het verhaal van een persoonlijke strijd, vol twijfels en angsten, maar ook van twee mensen die alles op alles zetten om elkaar te begrijpen. Een pleidooi voor het vergeven van ons verleden en geloof in de toekomst. De pers over De beschermengel * ...een mooi filosofisch verhaal. – Libelle Over de auteur Paulo Coelho is in 1947 in Rio de Janeiro geboren en is een van de meest gelezen schrijvers ter wereld. Al zijn romans, zoals De alchemist, Aan de oever van de Piedra, Elf minuten en De Zahir, zijn wereldsellers geworden en in 73 talen vertaald.
Leverbare boeken van Paulo Coelho bij De Arbeiderspers: De pelgrimstocht naar Santiago De alchemist Aan de oever van de Piedra huilde ik De Vijfde Berg Veronika besluit te sterven De duivel en het meisje De strijders van het licht Elf minuten Leven – de mooiste citaten De Zahir Als een rivier De heks van Portobello De hoogste gave Brida De winnaar staat alleen Liefde – de mooiste citaten De beschermengel Aleph Manuscript uit Accra Over Paulo Coelho: Juan Arias, Paulo Coelho. De bekentenissen van een pelgrim Fernando Morais, Paulo Coelho. Het leven van een strijder
Paulo Coelho De beschermengel Vertaald door Piet Janssen
Leesfragment
Uitgeverij De Arbeiderspers Utrecht · Amsterdam · Antwerpen
Eerste druk 2010 Zesde druk 2012 Copyright © 1992 Paulo Coelho Copyright Nederlandse vertaling © 2010 Piet Janssen / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Oorspronkelijke titel: As Valkírias Uitgave: Editora Rocca Ltda., Brazilië Deze uitgave werd gepubliceerd met toestemming van Sant Jordi Asociados, Barcelona; alle rechten voorbehouden Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. Omslagontwerp: Nico Richter Omslagtypografie: Studio Jan de Boer Omslagfoto: Laurence Monneret isbn paperback 978 90 295 7926 1 / nur 302 isbn e-book 978 90 295 9417 2 / nur 302 www.arbeiderspers.nl
Proloog
J. en ik troffen elkaar in een restaurant aan het strand van Copacabana, in Rio de Janeiro. Blij en enthousiast, zoals een schrijver is die op het punt staat zijn tweede boek uit te brengen, overhandigde ik hem een kopie van De alchemist. Ik zei dat ik het boek aan hem had opgedragen, mijn manier om hem te bedanken voor alles wat ik geleerd had in de zes jaar dat we met elkaar waren opgetrokken. Twee dagen later bracht ik hem naar de luchthaven. Hij had ondertussen al een deel van het manuscript gelezen en attendeerde me op een bepaalde zin: ‘Alles wat één keer gebeurt, gebeurt misschien nooit weer. Maar als iets twee keer gebeurt, gebeurt het zeker een derde keer.’ Ik vroeg wat hij daarmee zeggen wilde. Hij vertelde me dat ik al bij twee eerdere gelegenheden de kans had gehad mijn droom te verwezenlijken, maar dat ik beide kansen om zeep had geholpen. Hij citeerde een fragment uit een gedicht van Oscar Wilde:
We maken steeds kapot wat ons het liefste is Allemaal doen we dat, weet dat wel; Sommigen doen het met een bittere blik Anderen met een vleiend woord; Lafaards doen het met een kus, De moedigen met het zwaard. 9
Ik vroeg wat hij daarmee zeggen wilde. J. stelde voor dat ik naar een afgelegen plek zou vertrekken en daar de Geestelijke Oefeningen van de Heilige Ignatius van Loyola zou praktiseren, vooral omdat succes mensen zich niet alleen gelukkig maar tegelijkertijd schuldig laat voelen: ik moest voorbereid zijn op wat me vanaf nu te wachten stond. Ik antwoordde dat het een van mijn dromen was veertig dagen in een woestijn door te brengen. Hij vond dat een uitstekend idee. Hij stelde voor dat ik naar de Mojavewoestijn, in de Verenigde Staten, zou gaan, hij kende daar iemand die me zou kunnen helpen om dat wat me lief is – mijn werk – te accepteren. Het resultaat van deze ervaringen staat beschreven in dit boek. De gebeurtenissen die ik in De beschermengel beschrijf, voltrokken zich tussen 5 september en 17 oktober 1988. Soms ben ik van de chronologische volgorde afgeweken en twee keer heb ik van fictie gebruikgemaakt, maar alleen om de lezer een beter inzicht te geven in de behandelde thematiek. De feiten echter, waar het om draait, zijn waargebeurd. De brief waaruit ik in de epiloog van het boek citeer, staat bij het register voor akten en documenten, het Cartório de Títulos e Documentos, te Rio Janeiro, geregistreerd onder nummer 478038.
10
De beschermengel
Hij zat al bijna zes uur achter het stuur. Voor de honderdste keer vroeg hij aan zijn vrouw naast hem of ze wel op de goede weg zaten. Voor de honderdste keer raadpleegde ze de kaart. Ja, het was de goede weg, ook al was alles om hen heen groen, stroomde er een prachtige rivier en stonden er bomen langs de route. ‘We kunnen het best bij een benzinepomp stoppen en het daar vragen,’ zei zij. Zonder te praten reden ze verder, luisterden naar oude liedjes op de radio. Chris wist dat ze niet bij een benzinepomp hoefden te stoppen, want ze zaten goed – zelfs al deed het landschap vermoeden dat ze helemaal fout zaten. Maar ze kende haar man wel: Paulo was gespannen, vertrouwde het niet, vond dat ze niet goed kaart las. Hij zou geruster zijn als ze het ergens zouden vragen. ‘Waarom zijn we eigenlijk hiernaartoe gegaan?’ ‘Om de opdracht uit te voeren.’ ‘Een vreemde opdracht,’ zei zij. Inderdaad erg vreemd, dacht hij Praten met zijn beschermengel. ‘Je gaat met je engel praten,’ zei ze een poos later, ‘maar wat dacht je ervan om in de tussentijd af en toe met mij te praten?’ Hij zei nog steeds niets, geconcentreerd als hij was op het asfalt, en misschien dacht hij dat ze hem de verkeer13
de weg op had gestuurd. Aandringen zal niet helpen, dacht ze bij zichzelf. Ze hoopte vurig dat er gauw een benzinepomp zou komen; ze waren vanaf het vliegveld geen enkele keer gestopt – ze was bang dat Paulo oververmoeid was en achter het stuur in slaap zou sukkelen. En die klereplek kwam maar niet. Ik had een ingenieur moeten trouwen, zei ze bij zichzelf. Ze zou er nooit aan gewend raken, aan dat steeds alles ineens achterlaten, achter heilige wegen, zwaarden en gesprekken met engelen aan moeten gaan, en al het mogelijke moeten doen om maar vooruit te komen op de weg van de magie. Maar hij had altijd al die manie gehad van dat alles achterlaten, dacht ze, ook voordat hij J. tegenkwam. Ze dacht aan de dag dat ze voor het eerst samen uitgingen. Ze waren dezelfde avond nog met elkaar naar bed gegaan en binnen een week had zij haar tekentafel al naar zijn appartement verhuisd. Gezamenlijke vrienden zeiden dat Paulo een heks was, en op een avond had Chris de dominee van de kerk waar ze kwam, opgebeld en hem gevraagd voor haar te bidden. Maar het eerste jaar had Paulo het nooit over magie gehad, niet één keer. Hij werkte bij een platenmaatschappij en dat was het. Het jaar daarop ging het leven op dezelfde manier verder. Hij nam ontslag bij de ene platenmaatschappij om te gaan werken bij een andere. Het derde jaar nam hij opnieuw ontslag (die manie van het alles achterlaten!) en ging tv-programma’s schrijven. Zij vond dat raar, ieder jaar van baan veranderen – maar hij schreef, verdiende geld en ze hadden een goed leven. 14
Totdat hij aan het eind van het derde jaar weer besloot zijn baan op te zeggen. Een verklaring gaf hij niet, hij zei alleen dat hij er genoeg van had, van wat hij deed, en dat het niet opschoot voortdurend ontslag te nemen en van baan te veranderen. Hij moest er eerst maar eens achter zien te komen wat hij wilde. Ze hadden wat geld gespaard en besloten de wijde wereld in te gaan. Met de auto, net als nu, dacht Chris. En ze hadden J. ontmoet in Amsterdam, toen ze koffie dronken in Hotel Brouwer en uitkeken over het Singel. Paulo was bleek geworden toen hij hem zag, nerveus. Maar uiteindelijk had hij moed gevat en was naar het tafeltje gestapt van die lange, grijze heer in kostuum. ’s Avonds, toen ze weer met zijn tweeën waren, had Paulo een hele fles wijn gedronken – hij kon niet goed tegen drank en was al snel dronken geweest – en toen pas had hij verteld dat hij zeven jaar bezig was geweest zich te bekwamen in de magie (hoewel ze dat al wist, vrienden hadden het haar verteld). Maar om de een of andere reden – die hij niet had verteld, ook al had ze hem er verschillende keren naar gevraagd – was hij daar ineens mee gestopt. ‘Maar twee maanden geleden, in het concentratiekamp van Dachau, heb ik een visioen gehad,’ had hij gezegd, ‘van deze man,’ had hij erachteraan gezegd, waarbij hij J. bedoelde. Ze herinnerde zich die dag in Amsterdam. Paulo had veel gehuild, en gezegd dat hij een roep hoorde, maar niet wist of hij er gevolg aan moest geven. ‘Moet ik terugkeren naar de magie?’ vroeg hij. ‘Ja,’ was haar antwoord geweest, maar zeker was ze daar niet van. 15
Sinds de ontmoeting met J. was alles anders geworden. Er waren dingen als rituelen, oefeningen, opdrachten. Er waren lange reizen met J., steeds zonder vaste datum van terugkeer. Er waren lange bijeenkomsten met vreemde mannen en knappe vrouwen, en allemaal hadden ze een enorm sensuele uitstraling. Er waren beproevingen, lange nachten waarin niet geslapen werd, en lange weekends waarin ze geen moment buiten kwamen. Maar Paulo was veel gelukkiger – nam niet steeds weer ontslag. Ze begonnen samen een kleine uitgeverij en hij slaagde erin een oude droom te verwezenlijken: boeken schrijven.
16
Eindelijk zagen ze een benzinepomp. Een jong meisje met indiaanse trekken kwam hen bedienen. De twee stapten uit om even de benen te strekken, terwijl het meisje de tank vol gooide. Paulo pakte de kaart en keek hoe ze gereden waren. Ze zaten op de goede weg. Nu is hij niet meer gespannen, dacht ze, direct praat hij weer tegen me. ‘Heeft J. je opgedragen hier je engel te ontmoeten?’ vroeg ze heel voorzichtig. ‘Nee,’ zei hij. Hoera, ik krijg antwoord, dacht ze terwijl ze naar de begroeiing keek die baadde in de gloed van de ondergaande zon. Als ze niet steeds weer op de kaart had gekeken, zou ze ook getwijfeld hebben of ze wel de goede weg hadden. Waarschijnlijk waren ze er minder dan tien kilometer vandaan, maar aan het landschap te zien waren ze er nog lang niet. ‘J. heeft niet gezegd dat we hiernaartoe moesten,’ ging Paulo verder, ‘het mocht overal zijn. Maar hier heb ik een contact, snap je?’ Ja, natuurlijk snapte ze dat. Paulo had overal contacten. Hij had het over hen als leden van de Traditie; maar zij noemde hen in haar dagboek ‘leden van de Conspiratie’. Er waren veel meer heksen en tovenaars dan de mensen zich konden voorstellen. 17
‘Iemand die met engelen praat?’ ‘Ik weet het niet zeker. J. had het ooit heel vaag over een meester van de Traditie, die hier woont, en die wist hoe je met engelen praat. Maar misschien is het niet meer dan een gerucht.’ Misschien was Paulo heel serieus geweest toen hij dat zei. Maar Chris wist dat hij best zomaar een plaats uitgekozen kon hebben, want ‘contacten’ had hij overal. Het zou wel een plek zijn waar je je kon onttrekken aan het gewone leven en je je meer op het Buitengewone kon concentreren. ‘En hoe ga je met je engel praten?’ ‘Geen idee.’ Wat een rare manier van leven, dacht ze. Met haar ogen volgde ze haar man, die naar het indiaanse meisje toe liep om de rekening te betalen. Hij wist slechts dat hij met engelen moest praten, en dat was alles! Stoppen met wat hij aan het doen was, twaalf uur vliegen naar Los Angeles, zes uur rijden tot bij dit benzinestation, zich met voldoende geduld wapenen om veertig dagen in deze streek te verblijven, en dat alles om met zijn beschermengel te praten, of eigenlijk: proberen te praten. Hij lachte naar haar, zij glimlachte terug. Per slot van rekening was het ook weer niet zo slecht. Ze hadden hun dagelijkse besognes, moesten hun rekeningen betalen, cheques innen, beleefdheidsbezoekjes afleggen, dingen voor lief nemen. Maar ze geloofden nog steeds in engelen. ‘Het gaat ons lukken,’ zei ze. ‘Bedankt voor dat “ons”,’ antwoordde hij, ‘maar de magiër hier ben ik.’ 18
Het meisje van de benzinepomp zei dat ze goed zaten. Ze reden tien minuten, de radio hadden ze uitgezet. Het ging lichtjes bergop, maar pas toen ze helemaal boven waren – en het landschap beneden zagen –, kregen ze in de gaten hoe hoog ze zaten. Ze waren al die zes uur bezig geweest met stijgen, zonder dat ze het gemerkt hadden. Ze waren er. Hij parkeerde de auto in de berm en zette de motor af. Zij keek nog eens om, om te zien of het echt waar was: ja, ze zag groene bomen, planten, begroeiing. Maar voor hen, langs de hele horizon, strekte zich de Mojave uit. De enorme woestijn die uitlopers had in vijf staten van de vs en in Mexico, de woestijn die hij als kind zo vaak in cowboyfilms gezien had, de woestijn waarin oorden lagen met merkwaardige namen als Regenboogwoud en Doodsvallei. De Mojave is roze, dacht Chris. Maar ze zei niets. Paulo keek met een strakke blik naar de onmetelijkheid voor hem, misschien probeerde hij te ontdekken waar de engelen woonden.
19
Wie in het centrum van Borrego Springs staat, kan het stadje in één blik overzien. Maar er zijn wel drie hotels. In de winter komen er toeristen die naar de zon verlangen. Ze lieten de bagage op hun kamer achter en gingen eten in een Mexicaans restaurant. De jongen die hen bediende, bleef maar in de buurt van hun tafeltje hangen, hij probeerde te achterhalen welke taal ze spraken en omdat hem dat niet lukte, vroeg hij het ten slotte. Toen hij hoorde dat ze uit Brazilië kwamen, zei hij dat hij nog nooit een Braziliaan was tegengekomen. ‘Maar nu zomaar twee ineens,’ lachte hij. Waarschijnlijk zou de volgende dag de hele stad het weten. Veel nieuws zou er in Borrego Springs niet zijn. Na het eten maakten ze hand in hand een wandeling door de omgeving. Hij wilde de Mojave onder zijn voeten voelen, de woestijn ervaren, de lucht ervan inademen. Het werd een moeilijk tochtje over een bodem die bezaaid was met keien en rotsen; een halfuur later konden ze op de plaats waar de zon was ondergegaan de weinige, verre lichtjes van Borrego Springs zien. Op de plek waar ze waren, hadden ze een beter zicht op de hemel. Ze gingen liggen en deden een wens telkens als ze een vallende ster zagen. Er was geen maan, de sterren flonkerden. ‘Dat heb jij toch ook soms, dat gevoel dat iemand je 20
observeert en kijkt hoe je alles doet?’ vroeg Paulo. ‘Hoe weet jij dat nou?’ ‘Gewoon, dat weet ik. Dat zijn momenten waarop we, zonder dat het echt tot ons doordringt, merken dat er engelen bij ons zijn.’ Chris dacht terug aan haar tienerjaren. Toen had ze dat gevoel heel sterk. ‘Op zulke momenten,’ vervolgde hij, ‘is het alsof we een film aan het opnemen zijn met onszelf in de hoofdrol en is het net alsof we de dingen doen in de vaste overtuiging dat er iemand op ons let. Maar hoe ouder we worden, hoe belachelijker we het vinden. We gaan het zien als de droom van een kind dat acteur of actrice wil worden. We vergeten dat het gevoel dat we gezien werden door een onzichtbaar publiek, heel sterk was.’ Hij zweeg even. ‘Als ik naar de hemel kijk, komt dat gevoel vaak terug en steeds vraag ik me dan af wie er naar ons zit te kijken.’ ‘Nou, wie dan?’ vroeg zij. ‘De engelen. De boodschappers van God.’ Ze hield haar blik strak op de hemel gevestigd. Ze wilde het graag geloven. ‘Alle religies en alle mensen die ooit het Buitengewone hebben gezien, hebben het over engelen,’ vervolgde Paulo, ‘het heelal is bevolkt met engelen. Zij brengen ons hoop, zoals de engel die aan de herders verkondigde dat er een messias was geboren. En ze brengen de dood, zoals de engel des doods die door Egypte trok en iedereen die geen teken op de deur had, doodde. Zij kunnen ons met hun zwaard van vuur beletten het paradijs bin21
nen te gaan. Of ze vragen ons binnen te komen, zoals een engel bij Maria deed. De engelen verbreken de zegels van verboden boeken, bespelen de trompetten van het laatste oordeel. Ze brengen het licht, zoals Michaël, of de duisternis, zoals Lucifer.’ Chris aarzelde maar vroeg het toch: ‘Hebben ze vleugels?’ ‘Ik heb nooit een engel gezien,’ antwoordde hij, ‘maar ik wilde dat ook graag weten en heb het aan J. gevraagd.’ Fijn, dacht ze. Ze was niet de enige die iets simpels over engelen wilde weten. ‘J. zei me dat ze de gedaante aannemen zoals wij hen ons voorstellen. Want ze zijn een levende gedachte van God en moeten zich aanpassen aan onze kennis en ons begripsvermogen. Ze weten dat ze, als ze dat niet doen, zich aan onze waarneming onttrekken.’ Paulo sloot zijn ogen. ‘Stel je je engel voor, en je zult zijn aanwezigheid voelen,’ was zijn conclusie. Ze lagen op de grond in de woestijn en zwegen. De stilte was absoluut en Chris waande zich opnieuw in dezelfde film als in haar tienerjaren, toen ze optrad voor een onzichtbaar publiek. Hoe sterker ze zich concentreerde, hoe overtuigder ze ervan was dat er om haar heen een sterke, vriendelijke, goedige aanwezigheid was. Ze begon zich haar engel voor te stellen, ze voorzag hem van precies hetzelfde als wat ze op de prenten uit haar kinderjaren had gezien: blauwe kleren, gouden haren en reusachtige, witte vleugels. Paulo stelde zich ook zijn engel voor. Hij had zichzelf al vele malen ondergedompeld in de onzichtbare wereld 22
die hem omringde, het was voor hem niets nieuws. Maar nu, vanaf het moment dat J. hem deze opdracht had gegeven, voelde hij dat zijn engel veel sterker aanwezig was – alsof engelen zich slechts kenbaar maakten aan degenen die in hun bestaan geloofden. De gezanten van het leven en van de dood, van de hel en van het paradijs zouden er altijd zijn – of de mensen nu in hen geloofden of niet. Zijn beschermengel kreeg van hem een lang gouden gewaad en ook vleugels.
23