De deur van de priesters
DEMUMMIEKISTENVANDEAMON-PRIE STERS In 1891 werd aan de westoever van de Nijl bij Thebe een bijzondere ontdekking gedaan. In Deir elBahari vonden twee Franse egyptologen 153 sets mummiekisten in een massagraf. Dit was het graf van de priesters van de tempels van Amon en hun familieleden. Het graf kreeg de naam ‘De deur van de priesters’ oewel ‘Bab el-Gasus’. Dit graf was de belangrijkste archeologische vondst in Egypte sinds de ontdekking van de koningsmummies in 1881. De archeologen vreesden dat de grafrovers lucht zouden krijgen van hun vondst en sliepen bij het graf. Ze zeen alles op alles om het graf snel leeg te halen. Dit lukte in negen dagen, van 5 tot 13 februari 1891. Alle vondsten werden via de Nijl naar Cairo vervoerd.
Het Egyptisch Museum kon zoveel kisten niet herbergen. De Egyptische regering schonk in 1893 een deel van de mummiekisten van de Amon-priesters aan verschillende landen. Namens Nederland ontving het Rijksmuseum van Oudheden vier sets. In Rome ging in 2008 het Vatican Coffin Project van start, een grootscheeps restauratieonderzoek naar de kisten van de Amon-priesters in de collectie van de Vaticaanse musea. Het Louvre en het Rijksmuseum van Oudheden hebben zich bij dit project aangesloten. Deze tentoonstelling toont de eerste resultaten van het onderzoek.
THECOFFINSOFTHEPRIESTSOFAMUN In 1891, a remarkable discovery was made on the west bank of the Nile near Thebes. In Deir el-Bahari, two French Egyptologists found 153 sets of coffins in a mass grave. This was the tomb of the priests of the temple of Amun and their family members. The tomb was named ‘the Door of the Priests’, ‘Bab el-Gasus’. This tomb was the most important archaeological find in Egypt since the discovery of the royal mummies in 1881. The archaeologists, fearing that tomb robbers would get wind of their discovery, spent their nights by the tomb. They made every effort to empty the tomb quickly, and they managed to do so in nine days, from 5 to 13 February 1891. All finds were transported to Cairo on the Nile. Because the Egyptian Museum could not harbour so many coffins, in 1893, the Egyptian authorities donated a number of these coffins of the priests of Amun to several countries. On behalf of the Netherlands, the National Museum of Antiquities received four sets. In 2008, the Vatican Coffin Project was started in Rome, a largescale research-restoration project on the coffins of the priests of Amun from the collection of the Vatican Museums. The Louvre and the National Museum of Antiquities have joined this project. This exhibition displays the first results of the research.
MIDDELLANDSEZEE
Tanis Caïro
Sinaï woestijn
NIJL
RODEZEE
Sahara woestijn Thebe Deir el Bahari
Aswan
De
DEMUMMIE
In 189 een b Bahar mumm van de famili de pri belan ontde
De ar zoude Ze ze Dit luk Alle v
De deur van de priesters
MMI E K I ST E N VA N DEAMON-PRIE STERS In 1891 werd aan de westoever van de Nijl bij Thebe een bijzondere ontdekking gedaan. In Deir elBahari vonden twee Franse egyptologen 153 sets mummiekisten in een massagraf. Dit was het graf van de priesters van de tempels van Amon en hun familieleden. Het graf kreeg de naam ‘De deur van de priesters’ oewel ‘Bab el-Gasus’. Dit graf was de belangrijkste archeologische vondst in Egypte sinds de ontdekking van de koningsmummies in 1881. De archeologen vreesden dat de grafrovers lucht zouden krijgen van hun vondst en sliepen bij het graf. Ze zeen alles op alles om het graf snel leeg te halen. Dit lukte in negen dagen, van 5 tot 13 februari 1891. Alle vondsten werden via de Nijl naar Cairo vervoerd.
Het Egyptisch Museum kon zoveel kisten niet herbergen. De Egyptische regering schonk in 1893 een deel van de mummiekisten van de Amon-priesters aan verschillende landen. Namens Nederland ontving het Rijksmuseum van Oudheden vier sets. In Rome ging in 2008 het Vatican Coffin Project van start, een grootscheeps restauratieonderzoek naar de kisten van de Amon-priesters in de collectie van de Vaticaanse musea. Het Louvre en het Rijksmuseum van Oudheden hebben zich bij dit project aangesloten. Deze tentoonstelling toont de eerste resultaten van het onderzoek.
THECOFFINSOFTHEPRIESTSOFAMUN In 1891, a remarkable discovery was made on the west bank of the Nile near Thebes. In Deir el-Bahari, two French Egyptologists found 153 sets of coffins in a mass grave. This was the tomb of the priests of the temple of Amun and their family members. The tomb was named ‘the Door of the Priests’, ‘Bab el-Gasus’. This tomb was the most important archaeological find in Egypt since the discovery of the royal mummies in 1881. The archaeologists, fearing that tomb robbers would get wind of their discovery, spent their nights by the tomb. They made every effort to empty the tomb quickly, and they managed to do so in nine days, from 5 to 13 February 1891. All finds were transported to Cairo on the Nile. Because the Egyptian Museum could not harbour so many coffins, in 1893, the Egyptian authorities donated a number of these coffins of the priests of Amun to several countries. On behalf of the Netherlands, the National Museum of Antiquities received four sets. In 2008, the Vatican Coffin Project was started in Rome, a largescale research-restoration project on the coffins of the priests of Amun from the collection of the Vatican Museums. The Louvre and the National Museum of Antiquities have joined this project. This exhibition displays the first results of the research.
MIDDELLANDSEZEE
Tanis Caïro
Sinaï woestijn
NIJL
RODEZEE
Sahara woestijn Thebe Deir el Bahari
Aswan
Priesteres, brons 945-712 v.Chr., Thebe RMO, F 1938/7.21
Dit beeld van een staande vrouw behoort tot de grootste bronsfiguren die bekend zijn uit het oude Egypte. Ze draagt een nauwsluitend gewaad, hee brede heupen, een smalle taille en vrij kleine borsten. Haar gezicht wordt omlijst door een kapvormige pruik, waarin de lokken in reliëf zijn weergegeven. Haar ogen en wenkbrauwen waren oorspronkelijk ingelegd. De armen steken uit de wijde mouwen naar voren. Mogelijk hield ze in elke hand een sistrum (een soort rammelaar) die in de tempelrituelen een grote rol speelde. Ze wordt wel geïdentificeerd als een priesteres, zangeres of danseres van de god Amon: een vrouw van aanzien. Het beeld is waarschijnlijk een votieeeld dat door haar aan de godheid was aangeboden. De proporties van het beeld wijken enigszins af van de strenge Egyptische canon en doen verrassend spontaan aan. Deze kenmerken zijn karakteristiek voor de kunst van de Derde Tussenperiode (1070-712 v.Chr.).
Priestess, bronze 945-712 BC., Thebes RMO, F 1938/7.21
This statue of a standing woman is one of the largest bronze figures known from ancient Egypt. She wears a clinging robe, has broad hips, a narrow waist and fairly small breasts. Her face is framed by a cap-shaped wig, with locks of hair indicated in relief. Her eyes and eyebrows were originally inlaid. The arms are stretched forward from the wide sleeves. She possibly held a sistrum (a kind of rale) in each hand; these played an important part in temple rituals. She has been identified as a priestess, singer or dancer of the god Amun: a lady of stature. The statue was probably a votive statue, offered by her to the divinity. The physical proportions of the statue are not completely in accordance with the strict rules of the Egyptian canon and give a strikingly spontaneous impression. Such features are characteristic of the art of the Third Intermediate Period (1070-712 BC).
Mummiekisten van de Amon- priesters
DEONTDEKKINGVANHETGRAF Aer the excavation of February 1891, the tomb of the priests of Amun was forgo§en. It was not until 30 years later, in 1924, that the tomb was reopened by Herbert Winlock (1884-1950) of the Metropolitan Museum of Art, New York. The American archeaologist writes in his report: “Nowadays the archaeologist labors under certain obligations which did not weigh so heavily fiy years ago. Then a week had been sufficient time to hoist the hundreds of coffins to the surface and to cart them away, and such a thing as a photograph taken underground was something of which no one dreamed.”
Na de opgraving in februari 1891 raakte het graf van de Amon-priesters in de vergetelheid. Ruim dertig jaar later, in 1924, werd het graf opnieuw geopend door Herbert Winlock (1884-1950) van het Metropolitan Museum of Art, New York. De Amerikaanse archeoloog schrij in zijn rapport: “Tegenwoordig werkt de archeoloog met een verantwoordelijkheidsgevoel, dat dertig jaar geleden nog niet gold. Destijds had men slechts een week nodig om de honderden kisten naar het oppervlak te brengen en weg te rijden. Ondergronds een foto maken, daarvan kon men slechts dromen”.
Winlock found traces that were le behind by the work of Grébaut and Daressy: “all there was to dig up were newspapers from 1892 that had blown into the tomb.” He used the tomb of the priests of Amun as storage space for smaller finds of various excavation missions for his museum, near Deir el-Bahari. In 1969, a Polish mission reopened the tomb aer hearing rumours that valuable antiquities lay buried there. The Polish found only the finds stored by Winlock, which turned out to be in poor condition.
Winlock vond sporen van het werk van Grébaut en Daressy: “het enige wat we konden opgraven waren kranten uit 1892 die in het graf waren gewaaid”. Hij gebruikte het graf van de Amon-priesters als opslagruimte voor kleinere vondsten van verschillende opgravingsmissies van zijn museum, in de buurt van Deir el-Bahari. In 1969 opende een Poolse missie het graf opnieuw, omdat er geruchten gingen dat er waardevolle antiquiteiten begraven waren. De Polen troffen slechts Winlocks opgeslagen vondsten aan, die veelal in slechte conditie bleken te zijn.
Photography by the Egyptian expedition, Metropolitan Museum of Art, New York. © The Metropolitan Museum of Art
Foto’s met dank aan het Metropolitan Museum of Art, New York. © The Metropolitan Museum of Art
Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, entrance, photographed in 1924. Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, view of the staircase to the lower level, photographed in 1924.
Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, de ingang, gefotografeerd in 1924. Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, gezicht op de trap naar het laagste niveau, gefotografeerd in 1924.
Marianne Brocklehurst was the daughter of a wealthy silk merchant from Macclesfield, England. Between 1873 and 1891, she travelled to Egypt on numerous occasions. She was in Deir el-Bahari at the time when Grébaut and Daressy were working at the tomb of the priests. Brocklehurst was a gied watercolour artist. The works shown here are only sketches, but they present a fascinating eyewitness account of a remarkable event. Brocklehurst’s captions provide a title for every page and tell us who were gathered around the tomb. Winding up the mummy cases and mummies of Priests and Priestesses of Amon (XXIst Dynasty) found hidden in a vault 40 feet below thesurface near Der el Bahari, Thebes in 1891. Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.118.
Marianne Brocklehurst was de dochter van een rijke zijdekoopman uit Macclesfield, Midden Engeland. Tussen 1873 en 1891 maakte zij een aantal reizen naar Egypte. Zij was in Deir el-Bahari aanwezig op het moment dat Grébaut en Daressy aan het werk waren bij het graf van de priesters. Brocklehurst was een begenadigd aquarelliste. De getoonde werken zijn slechts schetsen, maar vormen een fascinerend ooggetuigenverslag van een bijzondere gebeurtenis. Brocklehurst’s bijschrien geven iedere pagina een titel en vertellen wie de mensen waren die rond het graf stonden. Het ophalen van de mummiekisten en de mummies van de priesters en priesteressen van Amon (XXI Dynastie) gevonden in een ondergrondse graamer, 40 voet diep, bij Deir el-Bahari, Thebe in 1891. Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv. nr. 3453.118 Arabieren dragen de mummies (140 kisten [sic!]) naar de Nijl voor transport per schip naar Cairo. Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv.nr. 3453.119. Foto’s: West Park Museum, Macclesfield, Engeland
Arabs carrying the mummies (140 cases (sic!) to the Nile for transportation by Dahabeeiahs to Cairo. Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.119.
Dit schilderij van de Franse kunstenaar Paul Dominique Philippoteaux toont een historische gebeurtenis. Het gaat om een uitpaksessie van een mummie in het Museum van Giza op 31 maart 1891 door dr. Fouquet. Het betre hier de mummie van een van de Amon- priesteressen uit het graf van Bab el-Gasus. Al in 1907 meldde Daressy dat 59 mummies uit Bab el-Gasus ontbraken. De meeste hiervan hoorden bij de kisten die - zonder mummies - aan de verschillende buitenlandse instellingen zijn gegeven. Van de overgebleven mummies zijn maar weinig exemplaren bestudeerd en gepubliceerd. Momenteel is de situatie nog slechter. Van geen enkele van de 153 mummies die in Bab el-Gasus zijn aangetroffen, is de huidige locatie bekend. ‘Onderzoek naar een mummie, de priesteres van Amon’ Paul Dominique Philippoteaux, olieverf op doek, 1891 Foto: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
This painting by French artist Paul Dominique Philippoteaux shows a historic event: the unwrapping of a mummy in the Giza Museum on 31 March 1891 by dr. Fouquet. The mummy in question is one of the priestesses of Amun from the tomb of Bab el-Gasus. In 1907, Daressy already reported that 59 mummies from Bab el-Gasus were missing. Most of these belonged with the coffins that had been given - without their mummies - to various foreign institutions. Of the mummies that remain, only a few have been studied and published. Nowadays, the situation is even worse. The current location of none of the 153 mummies found in Bab el-Gasus is known to us. ‘Examination of a Mummy – The Priestess of Ammon’ Paul Dominique Philippoteaux, oil on canvas, 1891 Photo: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
Mummiekisten van de Amon-priesters
Gravures, artikel in L’Illustration van 4 april 1891 met een brief van Emile Bayard over de ontdekkingen in Luxor. Enkele passages: De Franse archeoloog Eugène Grébaut: “Men hee mij overtuigd dat ik op deze afstand van de berg iets zou kunnen vinden. Ik heb daarover niet getwijfeld en ben gaan graven. Tot mijn grote vreugde zag ik de put verschijnen, die zoals u ziet een diepte van ongeveer 15 meter hee. Op de bodem hiervan bevond zich een dichte deur afgesloten door een opeenhoping van grote keien. Nadat deze weggeruimd waren, kon men binnengegaan in een eerste ondergrondse ruimte. Na een gang van ongeveer 73 meter vond men een trap van 5 meter diep, waar men een tweede etage vond met nog een gang van 12 meter. Deze twee etages liepen van noord naar zuid. Achterin kruisten zich twee graamers, één van 4 meter kwadraat en een van 2 meter. Ter hoogte van de trap bevond zich een tweede gang van 51 meter, die liep van oost naar west. Het geheel bestreek zo’n 153 meter. De gangen waren gevuld met kisten van mummies, vaak bovenop elkaar gezet. Naast de mummiekisten bevonden zich verschillende soorten objecten waaronder papyri, kistjes, manden, beeldjes, offers en bloemen. De wanorde deed denken aan een vorige ontdekking van ruim 10 jaar eerder, de cachee met de koninklijke mummies. De twee cachees zijn uit dezelfde tijd, ze zijn gemaakt onder dezelfde omstandigheden. In beide gevallen zijn de meest recente mummies van de 21ste dynastie.” Emile Bayard, medewerker van L’Illustration: “Het uitnemen van de kisten hee me een onderwerp gegeven voor een tekening. De buitenkisten zijn van een onvergelijkbare rijkdom aan decoratie en ze zijn met de grootste zorg gemaakt en uitgevoerd. Via de deur van de kelders, die 3000 jaar gesloten is gebleven, passeerden kisten die eruit zagen alsof ze gisteren gemaakt waren, zo buitengewoon is hun conservering, het is bijna niet voor te stellen. Zie daar mijn beste vriend, ik heb de gelukkige kans gehad dit te aanschouwen. Maar wat men waarschijnlijk nooit meer zal zien is het transport van de kisten naar de Nijl, waar de grote boten op hen wachten om hen naar Cairo te vervoeren. Niets kan u een idee geven, zelfs mijn tekening niet, van dit verbazingwekkende spektakel. Denkt u zich eens in, onder een zon van 50 graden, op een van de Nijlbanken, pal achter de bergen, dragen zo’n 200 Arabieren in hun meest schilderachtige kostuums en vaak ook naakt, op hun schouders een dertigtal van de meest fraaie kisten, voortjakkerend door het stof en op de toon van een monotoon refrein dat ze zingen tijdens hun mars. Het is een onvergetelijk schouwspel.”
Het ophalen van de kisten uit de put van Deir el-Bahari, vlakbij Luxor. Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration, no. 2510, titelblad/voorpagina, zaterdag 4 april 1891. Transport van de kisten van Deir el-Bahari naar de Nijl. Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration, no. 2510, pag. 292, zaterdag 4 april 1891.
Engravings, article in L’Illustration, 4 April 1891 including a leer from Emile Bayard about the discoveries in Luxor. A selection of passages: French archaeologist Eugène Grébaut: “I had been persuaded that I might find something at this distance from the mountain. Without any second thoughts I started digging. I was exhilarated when the pit was revealed, which as you can see is about 15 metres deep. At the boom was a closed door, blocked by a heap of boulders. Aer these had been cleared, we entered the first subterranean space. A corridor of about 73 metres long ended in a staircase of five metres high, where a second floor was found with another corridor of 12 metres. These two floors were on a north-south orientation. At the back, two tomb chambers intersected, one of 4 square metres and one of 2 metres. By the staircase, there was a second corridor of 51 metres long which ran from east to west. The entire complex was about 153 metres long. The corridors were filled with mummy coffins, oen piled up. Next to the sarcophagi, different kinds of objects were found: papyri, chests, baskets, statuees, offerings and flowers. The disarray was reminiscent of a previous discovery made over 10 years before: the cache of the Royal mummies. Both caches date to the same time, and they were made under identical circumstances. In both, the most recent of the mummies belong to the 21st dynasty”. Emile Bayard of L’Illustration: “The removal of the coffins has provided me with a subject for a drawing. The outer coffins display a wealth of decoration unparalleled elsewhere, and they were planned and produced with the greatest care. Through the doors of the vaults, which had remained sealed for 3000 years, coffins passed that looked as if they had been made only yesterday, such is their extraordinary state of preservation. It defies the imagination. Behold my dearest friend, I have been fortunate enough to witness all this. But what will most likely never be seen again is the transport of these coffins to the Nile, where large ships await to transport them to Cairo. Nothing, not even my drawing, can do justice to this amazing spectacle. Just imagine, beneath a scorching sun, at 50°C, on one of the banks of the Nile just beyond the mountains, about 200 Arabians carrying some thirty of the finest coffins on their shoulders, dressed in their most picturesque costumes or oen naked, ploughing through the dust guided by the monotonous tune they sing during their march. It is an unforgeable sight.”
Hoisting the coffins from the pit of Deir el-Bahari, near Luxor. Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510, title page / cover, Saturday, April 4, 1891. Transport of the coffins of Deir el-Bahari to the Nile. Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510, p. 292, Saturday, April 4, 1891.
In January 1891, Frenchman Eugène Grébaut, director of the Egyptian Antiquities Service, and his assistant Georges Daressy were working in Deir el-Bahari near the temple of Hatshepsut. They were informed about a possible tomb entrance on the temple grounds by Mohammed Abd elRassul, who was a relative of the discoverers of the renowned ‘royal cache’ of 1881. The workers had dug down eight metres when they came upon a small room with a false floor of reed and planks. Below this, they found a corridor with a sealed door. On 4 February, they forced the door open, finding yet another corridor. This led to two chambers and an underlying corridor filled with wooden coffins. Priests of Amun and their families lay buried in these chambers. The archaeologists counted 153 coffins, including 101 double sets (both inner and outer coffins). In addition, they found numerous shabtis, shabti chests, papyri, stelae, canopic jars and other burial goods.
Eugene Grébaut, directeur-generaal van de Egyptische Oudheidkundige Dienst, en zijn assistent, Georges Daressy, werkten in januari 1891 in Deir el-Bahari. Zij waren bezig bij de tempel van Hatsjepsoet, toen Mohammed Abd el-Rassul, die tien jaar eerder de beroemde ‘koningscachee’ ontdekte, hen de mogelijke ingang van een graf wees. Nadat de ingang van de schacht was vrijgemaakt, vond men op 8 meter diepte een zijkamertje met een valse vloer van riet en boomstronken. Daaronder bevond zich een gang met een afgesloten deur. Op 4 februari braken de opgravers de deur open en kwamen in een volgende gang. Die gang leidde naar twee kamers en een derde gang op een dieper niveau. Overal lagen mummiekisten en grafgien. De opgravers telden 153 mummiekisten, waarvan 101 dubbele sets! Daartussen lagen shabti’s, shabtikistjes, papyri, stelae, kanopenvazen en andere voorwerpen.
Aer the excavation of February 1891, the tomb of the priests of Amun was forgo§en. It was not until 30 years later, in 1924, that the tomb was reopened by Herbert Winlock (1884-1950) of the Metropolitan Museum of Art, New York. The American archeaologist writes in his report: “Nowadays the archaeologist labors under certain obligations which did not weigh so heavily fiy years ago. Then a week had been sufficient time to hoist the hundreds of coffins to the surface and to cart them away, and such a thing as a photograph taken underground was something of which no one dreamed.”
Na de opgraving in februari 1891 raakte het graf van de Amon-priesters in de vergetelheid. Ruim dertig jaar later, in 1924, werd het graf opnieuw geopend door Herbert Winlock (1884-1950) van het Metropolitan Museum of Art, New York. De Amerikaanse archeoloog schrij in zijn rapport: “Tegenwoordig werkt de archeoloog met een verantwoordelijkheidsgevoel, dat dertig jaar geleden nog niet gold. Destijds had men slechts een week nodig om de honderden kisten naar het oppervlak te brengen en weg te rijden. Ondergronds een foto maken, daarvan kon men slechts dromen”.
Winlock found traces that were le behind by the work of Grébaut and Daressy: “all there was to dig up were newspapers from 1892 that had blown into the tomb.” He used the tomb of the priests of Amun as storage space for smaller finds of various excavation missions for his museum, near Deir el-Bahari. In 1969, a Polish mission reopened the tomb aer hearing rumours that valuable antiquities lay buried there. The Polish found only the finds stored by Winlock, which turned out to be in poor condition.
Winlock vond sporen van het werk van Grébaut en Daressy: “het enige wat we konden opgraven waren kranten uit 1892 die in het graf waren gewaaid”. Hij gebruikte het graf van de Amon-priesters als opslagruimte voor kleinere vondsten van verschillende opgravingsmissies van zijn museum, in de buurt van Deir el-Bahari. In 1969 opende een Poolse missie het graf opnieuw, omdat er geruchten gingen dat er waardevolle antiquiteiten begraven waren. De Polen troffen slechts Winlocks opgeslagen vondsten aan, die veelal in slechte conditie bleken te zijn.
Photography by the Egyptian expedition, Metropolitan Museum of Art, New York. © The Metropolitan Museum of Art
Foto’s met dank aan het Metropolitan Museum of Art, New York. © The Metropolitan Museum of Art
Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, entrance, photographed in 1924. Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, view of the staircase to the lower level, photographed in 1924.
Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, de ingang, gefotografeerd in 1924. Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, gezicht op de trap naar het laagste niveau, gefotografeerd in 1924.
Marianne Brocklehurst was the daughter of a wealthy silk merchant from Macclesfield, England. Between 1873 and 1891, she travelled to Egypt on numerous occasions. She was in Deir el-Bahari at the time when Grébaut and Daressy were working at the tomb of the priests. Brocklehurst was a gied watercolour artist. The works shown here are only sketches, but they present a fascinating eyewitness account of a remarkable event. Brocklehurst’s captions provide a title for every page and tell us who were gathered around the tomb. Winding up the mummy cases and mummies of Priests and Priestesses of Amon (XXIst Dynasty) found hidden in a vault 40 feet below thesurface near Der el Bahari, Thebes in 1891. Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.118.
Marianne Brocklehurst was de dochter van een rijke zijdekoopman uit Macclesfield, Midden Engeland. Tussen 1873 en 1891 maakte zij een aantal reizen naar Egypte. Zij was in Deir el-Bahari aanwezig op het moment dat Grébaut en Daressy aan het werk waren bij het graf van de priesters. Brocklehurst was een begenadigd aquarelliste. De getoonde werken zijn slechts schetsen, maar vormen een fascinerend ooggetuigenverslag van een bijzondere gebeurtenis. Brocklehurst’s bijschrien geven iedere pagina een titel en vertellen wie de mensen waren die rond het graf stonden. Het ophalen van de mummiekisten en de mummies van de priesters en priesteressen van Amon (XXI Dynastie) gevonden in een ondergrondse graamer, 40 voet diep, bij Deir el-Bahari, Thebe in 1891. Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv. nr. 3453.118 Arabieren dragen de mummies (140 kisten [sic!]) naar de Nijl voor transport per schip naar Cairo. Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv.nr. 3453.119. Foto’s: West Park Museum, Macclesfield, Engeland
Arabs carrying the mummies (140 cases (sic!) to the Nile for transportation by Dahabeeiahs to Cairo. Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.119.
Dit schilderij van de Franse kunstenaar Paul Dominique Philippoteaux toont een historische gebeurtenis. Het gaat om een uitpaksessie van een mummie in het Museum van Giza op 31 maart 1891 door dr. Fouquet. Het betre hier de mummie van een van de Amon- priesteressen uit het graf van Bab el-Gasus. Al in 1907 meldde Daressy dat 59 mummies uit Bab el-Gasus ontbraken. De meeste hiervan hoorden bij de kisten die - zonder mummies - aan de verschillende buitenlandse instellingen zijn gegeven. Van de overgebleven mummies zijn maar weinig exemplaren bestudeerd en gepubliceerd. Momenteel is de situatie nog slechter. Van geen enkele van de 153 mummies die in Bab el-Gasus zijn aangetroffen, is de huidige locatie bekend. ‘Onderzoek naar een mummie, de priesteres van Amon’ Paul Dominique Philippoteaux, olieverf op doek, 1891 Foto: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
This painting by French artist Paul Dominique Philippoteaux shows a historic event: the unwrapping of a mummy in the Giza Museum on 31 March 1891 by dr. Fouquet. The mummy in question is one of the priestesses of Amun from the tomb of Bab el-Gasus. In 1907, Daressy already reported that 59 mummies from Bab el-Gasus were missing. Most of these belonged with the coffins that had been given - without their mummies - to various foreign institutions. Of the mummies that remain, only a few have been studied and published. Nowadays, the situation is even worse. The current location of none of the 153 mummies found in Bab el-Gasus is known to us. ‘Examination of a Mummy – The Priestess of Ammon’ Paul Dominique Philippoteaux, oil on canvas, 1891 Photo: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
Mummiekisten van de Amon-priesters
DEONTDEKKINGVANHETGRAF Gravures, artikel in L’Illustration van 4 april 1891 met een brief van Emile Bayard over de ontdekkingen in Luxor. Enkele passages: De Franse archeoloog Eugène Grébaut: “Men hee mij overtuigd dat ik op deze afstand van de berg iets zou kunnen vinden. Ik heb daarover niet getwijfeld en ben gaan graven. Tot mijn grote vreugde zag ik de put verschijnen, die zoals u ziet een diepte van ongeveer 15 meter hee. Op de bodem hiervan bevond zich een dichte deur afgesloten door een opeenhoping van grote keien. Nadat deze weggeruimd waren, kon men binnengegaan in een eerste ondergrondse ruimte. Na een gang van ongeveer 73 meter vond men een trap van 5 meter diep, waar men een tweede etage vond met nog een gang van 12 meter. Deze twee etages liepen van noord naar zuid. Achterin kruisten zich twee graamers, één van 4 meter kwadraat en een van 2 meter. Ter hoogte van de trap bevond zich een tweede gang van 51 meter, die liep van oost naar west. Het geheel bestreek zo’n 153 meter. De gangen waren gevuld met kisten van mummies, vaak bovenop elkaar gezet. Naast de mummiekisten bevonden zich verschillende soorten objecten waaronder papyri, kistjes, manden, beeldjes, offers en bloemen. De wanorde deed denken aan een vorige ontdekking van ruim 10 jaar eerder, de cachee met de koninklijke mummies. De twee cachees zijn uit dezelfde tijd, ze zijn gemaakt onder dezelfde omstandigheden. In beide gevallen zijn de meest recente mummies van de 21ste dynastie.” Emile Bayard, medewerker van L’Illustration: “Het uitnemen van de kisten hee me een onderwerp gegeven voor een tekening. De buitenkisten zijn van een onvergelijkbare rijkdom aan decoratie en ze zijn met de grootste zorg gemaakt en uitgevoerd. Via de deur van de kelders, die 3000 jaar gesloten is gebleven, passeerden kisten die eruit zagen alsof ze gisteren gemaakt waren, zo buitengewoon is hun conservering, het is bijna niet voor te stellen. Zie daar mijn beste vriend, ik heb de gelukkige kans gehad dit te aanschouwen. Maar wat men waarschijnlijk nooit meer zal zien is het transport van de kisten naar de Nijl, waar de grote boten op hen wachten om hen naar Cairo te vervoeren. Niets kan u een idee geven, zelfs mijn tekening niet, van dit verbazingwekkende spektakel. Denkt u zich eens in, onder een zon van 50 graden, op een van de Nijlbanken, pal achter de bergen, dragen zo’n 200 Arabieren in hun meest schilderachtige kostuums en vaak ook naakt, op hun schouders een dertigtal van de meest fraaie kisten, voortjakkerend door het stof en op de toon van een monotoon refrein dat ze zingen tijdens hun mars. Het is een onvergetelijk schouwspel.”
Het ophalen van de kisten uit de put van Deir el-Bahari, vlakbij Luxor. Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration, no. 2510, titelblad/voorpagina, zaterdag 4 april 1891. Transport van de kisten van Deir el-Bahari naar de Nijl. Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration, no. 2510, pag. 292, zaterdag 4 april 1891.
Engravings, article in L’Illustration, 4 April 1891 including a leer from Emile Bayard about the discoveries in Luxor. A selection of passages: French archaeologist Eugène Grébaut: “I had been persuaded that I might find something at this distance from the mountain. Without any second thoughts I started digging. I was exhilarated when the pit was revealed, which as you can see is about 15 metres deep. At the boom was a closed door, blocked by a heap of boulders. Aer these had been cleared, we entered the first subterranean space. A corridor of about 73 metres long ended in a staircase of five metres high, where a second floor was found with another corridor of 12 metres. These two floors were on a north-south orientation. At the back, two tomb chambers intersected, one of 4 square metres and one of 2 metres. By the staircase, there was a second corridor of 51 metres long which ran from east to west. The entire complex was about 153 metres long. The corridors were filled with mummy coffins, oen piled up. Next to the sarcophagi, different kinds of objects were found: papyri, chests, baskets, statuees, offerings and flowers. The disarray was reminiscent of a previous discovery made over 10 years before: the cache of the Royal mummies. Both caches date to the same time, and they were made under identical circumstances. In both, the most recent of the mummies belong to the 21st dynasty”. Emile Bayard of L’Illustration: “The removal of the coffins has provided me with a subject for a drawing. The outer coffins display a wealth of decoration unparalleled elsewhere, and they were planned and produced with the greatest care. Through the doors of the vaults, which had remained sealed for 3000 years, coffins passed that looked as if they had been made only yesterday, such is their extraordinary state of preservation. It defies the imagination. Behold my dearest friend, I have been fortunate enough to witness all this. But what will most likely never be seen again is the transport of these coffins to the Nile, where large ships await to transport them to Cairo. Nothing, not even my drawing, can do justice to this amazing spectacle. Just imagine, beneath a scorching sun, at 50°C, on one of the banks of the Nile just beyond the mountains, about 200 Arabians carrying some thirty of the finest coffins on their shoulders, dressed in their most picturesque costumes or oen naked, ploughing through the dust guided by the monotonous tune they sing during their march. It is an unforgeable sight.”
Hoisting the coffins from the pit of Deir el-Bahari, near Luxor. Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510, title page / cover, Saturday, April 4, 1891. Transport of the coffins of Deir el-Bahari to the Nile. Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510, p. 292, Saturday, April 4, 1891.
In January 1891, Frenchman Eugène Grébaut, director of the Egyptian Antiquities Service, and his assistant Georges Daressy were working in Deir el-Bahari near the temple of Hatshepsut. They were informed about a possible tomb entrance on the temple grounds by Mohammed Abd elRassul, who was a relative of the discoverers of the renowned ‘royal cache’ of 1881. The workers had dug down eight metres when they came upon a small room with a false floor of reed and planks. Below this, they found a corridor with a sealed door. On 4 February, they forced the door open, finding yet another corridor. This led to two chambers and an underlying corridor filled with wooden coffins. Priests of Amun and their families lay buried in these chambers. The archaeologists counted 153 coffins, including 101 double sets (both inner and outer coffins). In addition, they found numerous shabtis, shabti chests, papyri, stelae, canopic jars and other burial goods.
Eugene Grébaut, directeur-generaal van de Egyptische Oudheidkundige Dienst, en zijn assistent, Georges Daressy, werkten in januari 1891 in Deir el-Bahari. Zij waren bezig bij de tempel van Hatsjepsoet, toen Mohammed Abd el-Rassul, die tien jaar eerder de beroemde ‘koningscachee’ ontdekte, hen de mogelijke ingang van een graf wees. Nadat de ingang van de schacht was vrijgemaakt, vond men op 8 meter diepte een zijkamertje met een valse vloer van riet en boomstronken. Daaronder bevond zich een gang met een afgesloten deur. Op 4 februari braken de opgravers de deur open en kwamen in een volgende gang. Die gang leidde naar twee kamers en een derde gang op een dieper niveau. Overal lagen mummiekisten en grafgien. De opgravers telden 153 mummiekisten, waarvan 101 dubbele sets! Daartussen lagen shabti’s, shabtikistjes, papyri, stelae, kanopenvazen en andere voorwerpen.
Zangeres van Amon: topstuk uit het Louvre
Deze prachtig bewerkte buitenkist is onderdeel van de set kisten waarin Tamoetneferet, de ‘zangeres van Amon’, is begraven. De set is ontdekt in 1829 door Champollion in een ongeschonden Thebaans graf. Hij was de eerste conservator van de Egyptische collectie van het Louvre en bracht de kist naar Parijs. De geïdealiseerde en glimlachende beeltenis van Tamoetneferet is gedecoreerd met verschillende goden en religieuze symbolen, om haar mummie een magische bescherming te bieden, zodat zij veilig kon blijven leven in het hiernamaals. De teksten op de kist tonen de naam en de titels van de overledene en een gebed aan de hemelgodin Noet. Deze tekst komt vaker voor op kisten uit de 19de dynastie (1307-1196 v.Chr.). Kenmerkend voor dit type dodenkisten is de overvloed aan geschilderde en vergulde decoraties en de kostbare materialen die hiervoor gebruikt zijn. Het bladgoud op het gezicht, de nek en de handen van de overledene symboliseert de huidskleur van de goden. Het gebruik van bladgoud werd nog steeds toegepast aan het einde van het Nieuwe Rijk. Vanwege de economische en sociale crisis in de periode daarna (de Derde Tussenperiode) wordt het bladgoud vervangen door goedkopere gele pigmenten.
Mummiekist van Tamoutnéferet, hout 1307-1196 v.Chr. inv. nr. 673, Collectie Musée du Louvre, Parijs
The outer coffin of Tamutneferet belongs to the magnificent funerary set in which this chantress of Amun was buried during the Ramessid Period, in the last part of the New Kingdom. It was discovered in 1829 in an unspoiled Theban tomb and brought from Egypt by Champollion, first curator of the Louvre’s Egyptian collections. This idealised and smiling image of Tamutneferet is enhanced by various religious representations, especially of gods and funerary deities, such as the sons of Horus, in order to provide her with a magical protection allowing a secure survival in the a
erlife. The hieroglyphic texts, giving the lady’s name and titles, include an appeal to the sky goddess Nut, which is a common prayer during this period. Another feature common to the most splendid coffins of the 19th dynasty is the richness and abundance of the painted and gilded decoration, and the luxurious materials used. The gilding of the face, neck and hands of the deceased is due to the desire for identification with the flesh of the gods, and is still used in the New Kingdom until the crisis of the Third Intermediate Period. Then gold was replaced by simple and cheaper yellow pigments.
Coffin of Tamutnéferet, wood 1307-1196 BC inv. nr. 673, collection Musée du Louvre, Parijs
Mummiekisten van de Amon-priesters
Tevreden goden
LEVENENWERKVAN DEAMON-PRIESTERS Een Egyptische tempel was geen gebedshuis voor gelovigen, maar het woonhuis op aarde van een god. De godheid was aanwezig in de vorm van een beeld. Dat stond veilig en afgeschermd in de naos, een aparte ruimte in het achterste deel van de tempel. Strikt genomen mocht alleen de koning hier komen. Als hogepriester van het hele land bracht hij de goden offers en voerde hij voor hen de rituelen uit. In praktijk werd de koning bijgestaan of vervangen door priesters, die zich aan strenge reinheidsvoorschrien moesten houden. De Egyptische naam voor priester is wab, wat ‘reine’ betekent. De priesters moesten zich ritueel wassen, alle lichaamsharen afscheren, de nagels kort knippen en mochten slechts kleding van zuiver linnen dragen. Voor het opzeggen van een gebed, reinigde de priester zijn mond zorgvuldig met natronzout. Ook waren er regels met betrekking tot seksualiteit: wanneer de priester het tempelgebouw dieper moest binnengaan, was langere seksuele onthouding vereist. Zelfs zijn dieet was aan beperkingen onderworpen. In de grotere tempels gold een strenge priesterhiërarchie; alleen de hogepriester mocht de rituelen voor het godenbeeld uitvoeren. Iedere ochtend wekte hij de godheid. Hij verbrak het zegel op de grendel van de deuren tot de naos. Na het openen hiervan volgde een vaste serie handelingen: het presenteren van de offergaven, het branden van wierook, het zalven en aankleden van het godenbeeld, het besprenkelen met water en het aanbieden van natron. Daarna wiste de priester zijn voetstappen uit en verliet hij het vertrek. De deuren werden weer afgesloten. Op deze wijze stelden de priesters de goden dagelijks tevreden. Dat was belangrijk omdat het evenwicht in de natuur en de samenleving a ing van het welbehagen en de scheppende krachten van de goden.
The Egyptian temple was not a place of prayer for the faithful, but the home of a god on earth. The divinity was present in the form of a statue. This was kept safe and secluded in the naos, a separate area in the back of the temple. Strictly speaking, only the king was allowed access here. As high priest of the entire nation, he made offerings to the gods and performed the rituals for them. In reality, the king was assisted or replaced by priests, who strictly adhered to prescriptions of purity. The Egyptian name for ‘priest’ is wab, meaning ‘pure one’. Priests were expected to wash themselves ritually, shave all body hair, clip their nails, and to wear only garments of pure linen. Before reciting prayers, the priest cleansed his mouth thoroughly with natron salt. There were also regulations pertaining to sexuality: whenever a priest needed to enter further into the temple building, a longer period of sexual abstinence was required first. Even his diet was subject to restrictions. In the larger temples, a strict hierarchy of priests prevailed. Only the high priest was allowed to perform the rituals for the god’s statue. Every morning he woke the divinity. He broke the seal on the bolt of the naos doors. This opening of the doors was followed by a fixed set of acts: presenting the offerings, burning incense, anointing and dressing the god’s statue, sprinkling water and offering natron. Then, the priest wiped away his foot prints, leaving the chamber. The doors were sealed again. With this process, the priests pacified the gods every day. This was important, because the balance of nature and society all depended on the well-being of the gods and their creative powers.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Sfinx met ramskop, natuursteen 19de-20ste dynastie (ca. 1307-1070 v.Chr.), Thebe RMO, H.III.GGG1.
De sfinx komt in Egypte voor vanaf het Oude Rijk (2575-2134 v.Chr.). Dit mythische wezen wordt meestal afgebeeld met een leeuwenlichaam en een koninklijk of goddelijk mensenhoofd. Soms kreeg de leeuw de kop van een ram of valk; de gedaanten van de goden Amon-Re en Re-Horachty. Beelden van sfinxen flankeerden als wachters de grote toegangswegen naar de tempels en paleizen. Op het voetstuk van deze sfinx staat in hiërogliefen de tekst van een hymne voor Amon-Re.
De god Amon was vanaf het Nieuwe Rijk (1550-1070 v.Chr.) de belangrijkste god van het Egyptische pantheon. Oorspronkelijk was Amon een lokale god uit Thebe. Hier bevond zich de grote tempel van Karnak, centrum van de Amon-verering. Die tempel groeide uit tot het grootste tempelcomplex in Egypte. Machtige priesters zwaaiden hier de scepter. Amon werd aanbeden als de ‘koning der goden’ en had de status van rijksgod. Hij werd vaak afgebeeld met een ramskop. Zijn naam betekent ‘de verborgene’. Samen met zijn vrouw, de godin Moet en hun kind, de maangod Chonsoe, vormde hij de ’Thebaanse triade’, die in heel Egypte vereerd werd.
Amon, brons Late Periode (712-332 v.Chr.)
Moet, brons Late Periode (712-332 v.Chr.)
Chonsoe, brons Late Periode (712-332 v.Chr.)
Bark met triade, brons Late Periode (712-332 v.Chr.)
RMO, F 1954/5.10
RMO, F 1956/2.4
RMO, AB 31b
RMO, AED 7
Schaal met de aeelding van de god Amon-Re, aardewerk Late Periode/Ptolemaeëntijd (ca. 600-200 v.Chr.)
Oorbellen met ramskoppen, goud Derde Tussenperiode (1070-712 v.Chr.)
Offertafel ertafel, tempelgerei, brons Late Periode (712-332 v.Chr.)
Wierookarm, tempelgerei, brons Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.)
Situla, tempelgerei, brons Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.)
Situla, tempelgerei, brons Late Periode (ca. 712-332 v.Chr.)
Stèle met Amon, kalksteen 19de dynastie (1307-1196 v.Chr.)
RMO, AM 105B
RMO, AED 116
RMO, AB 87 c?
RMO, F 1950/2.2
RMO, F 1953/8.2
Wierook en water waren belangrijk bij de dagelijkse tempelrituelen. Bij ieder offer in de tempel brandde wierook. De aangename geur van smeulende hars symboliseerde de aanwezigheid van de goden en reinigde de omgeving van onzuiverheden en kwade machten. Het Egyptische woord voor wierook is senetjer, leerlijk ‘vergoddelijker’. Vanaf het vroege Nieuwe Rijk (1550-1307 v.Chr.) werd wierook gebrand op een zogenoemde ‘wierookarm’: een bakje op een lange steel, met aan het uiteinde een uitgestrekte hand. De Egyptische term voor dit voorwerp was sehetep ofwel ‘tevredensteller’.
RMO, F 1940/8.13
RMO, AT 98.I.1
Vanaf het late Nieuwe Rijk (1307-1070 v.Chr.) raakte voor wateroffers een speciaal plengemmertje in zwang, dat met een Latijns woord situla genoemd wordt. Het uiterlijk van de emmertjes hee een dubbele symboliek. Ze hebben het model van een waterdruppel, een verwijzing naar water als bron van alle leven. De onderkant is vormgegeven als een lotusbloem, het symbool van wedergeboorte.
Op deze votiefstèle knielt een man voor Amon, die is voorgesteld met een ramskop. Amon draagt een lange gestreepte pruik. De uræusslang op het voorhoofd van de god hee een zonneschijf, die tussen de hoorns is bevestigd. De man hee aan Amon een vaas met water en een langgerekt object geofferd, in de hoop hulp van hem te krijgen.
Bewaren voor de toekomst
Mythologische papyrus van Paser Paser, papyrus Derde Tussenperiode (ca. 1070-712 v.Chr.), Thebe RMO, Leiden, AMS 34 vel 2
Deze funeraire papyrus was van de priester Paser, die de titels ‘de zeer geprezene van zijn god’, ‘de reine van handen van Amon in Karnak’ en ‘de godsvader van Amon in al zijn verschijningsvormen’ droeg. Paser leefde in de periode waarin de priesters van de Amontempel oppermachtig waren. De papyrus is uitgevoerd op het luxeformaat van 40 cm bij 365 cm. De tekst is geschreven in rode en zwarte inkt, maar voor de vigneen zijn ook de kleuren wit, geel, blauw en groen gebruikt. De aeeldingen nemen meer plaats in dan de tekst, wat vanaf de 21ste dynastie gebruikelijk was. De papyrus toont Paser in een kapel met wijd open deuren. Hij staat voor een mummievormige figuur met valkenkop. Dit is de god Re-Horachte, de personificatie van de ochtendzon. Net als Osiris wekte hij bij de Egyptenaren de hoop om de dood te kunnen overwinnen. Na iedere nacht volgt immers weer een nieuwe dag waarin de ochtendzon verschijnt. Achter Re-Horachte zijn zeven hemelse koeien en een stier, vier stuurriemen van de zonnebark en een aantal goden te zien.
Amdoeat papyrus, papyrus Derde Tussenperiode, Late 21ste dynastie (ca. 1070-945 v.Chr.), Thebe RMO, AMS 32 vel 1 t/m AMS 32 vel 12
Amdoeat is de tekst over ‘wat in de onderwereld is’. De Amdoeat bevat een volledige geïllustreerde beschrijving van de reis van de zonnegod in de onderwereld, gedurende de twaalf uren van de nacht. De uren zijn van elkaar gescheiden door poorten en ieder uur is onderverdeeld in drie stroken. Op de middenstrook vaart de bark van de zonnegod voorbij. Vanaf de oevers kijken goden, demonen en gestorvenen toe. De zonnegod betreedt het dodenrijk om zich daar in het zesde uur van de nacht te verenigen met Osiris’ lichaam. Zo kreeg hij de kracht om na het twaalfde uur via de oostelijke horizon de hemel in te varen. De oudste versies van de Amdoeat zijn afgebeeld op de wanden van de koningsgraven vanaf de vroege 18de dynastie. In de Derde Tussenperiode namen privépersonen het gebruik van de Amdoeat over. Met name onder de Amon-priesters van Thebe was het gebruikelijk om zowel een Dodenboek als een Amdoeat mee te nemen in het graf.
VOORONDERZOEK ENRESTAURATIE Voordat de mummiekisten gerestaureerd kunnen worden, is vooronderzoek nodig. Men kijkt eerst naar wat er met de kisten is gebeurd in het verleden en wat de huidige conditie is. Om dit vast te stellen werken wetenschappers van verschillende disciplines samen: restauratoren, conservatoren, natuurwetenschappers en fotografen. Technieken Röntgenfoto’s geven duidelijkheid over de oorspronkelijke constructie en de staat van de geschilderde onderlagen. Met behulp van UV-straling zijn veranderingen aan het geschilderde oppervlak zichtbaar die met het blote oog niet te zien zijn. Infrarood reflectografie en false-colour infraroodfotografie worden gebruikt om de ondertekening te kunnen zien of (vroege) veranderingen in de teksten. Deze vormen van onderzoek noemen we non-destructief. De kisten ondervinden hier geen schade van. Als bepaalde vragen op geen enkele andere manier beantwoord kunnen worden, kan men besluiten tot micro-destructief onderzoek. Bijvoorbeeld door minuscule verfmonsters te nemen. Die worden tot 500 keer vergroot om de opeenvolgende verflagen te bestuderen. Ook worden de gebruikte pigmenten en vernissen geanalyseerd. Uit al deze gegevens kan worden afgeleid op welke wijze de kisten zijn gedecoreerd en welke materialen door de ambachtslieden zijn gebruikt. Restauratie van de mummiekisten Om de mummiekisten zo goed mogelijk voor de toekomst te bewaren, is allereerst een passieve conservering nodig. Dit houdt in dat ze bewaard worden op een plaats met een laag lichtniveau, een stabiele omgevingstemperatuur en een constante, niet te hoge luchtvochtigheid. Bij actieve conservering worden storende of niet meer werkzame toevoegingen uit het verleden (vaak oude restauraties) weggehaald en vervangen. Men restaureert opnieuw, maar nu met stabiele materialen, die niet veranderen in de tijd en de kist niet aantasten. Daarbij stree men naar reversibiliteit, wat inhoudt dat alles wat gewijzigd wordt, ook weer hersteld zou kunnen worden. Met deze conservering wordt de verdere veroudering van de kisten zo goed mogelijk begeleid.
Mythological papyrus of Paser Third Intermediate Period (c. 1070-712 BC), Thebes RMO, AMS 34 sheet 2
This funerary papyrus belonged to the priest Paser, who bore the titles ‘one who is highly praised of his god’, ‘pure one of hands of Amun in Karnak’, and ‘god’s father of Amun in all his appearances’. Paser lived in the time when the priests of the Amun temple were almighty. The papyrus is made to the magnificent size of 40 by 365 cm. The text is wrien in the usual red and black ink, but for the vignees white, yellow, blue and green were used as well. The images take up more space than the text, which was common from the 21st dynasty on. The papyrus shows Paser in a chapel with doors wide open, standing before a mummiform figure with a falcon’s head. This is the god Re-Horakhte, the personification of the morning sun. Like Osiris, he gave the Egyptians hope of overcoming death. Aer all, every night is followed by a new day with the appearance of the morning sun. It was believed that by night, the sun travelled through the realm of the dead, and that he even became one with Osiris. Behind Re-Horakhte, there are seven heavenly cows, a bull, four oars of the solar barque, and various gods.
Amduat, papyrus Third Intermediate Period, Late 21st Dynasty (c. 1070-945 BC), Thebes RMO, AMS 32 sheet 1-AMS 32 sheet 12
Amduat is the text about ‘that which is in the underworld’. The Amduat contains a fully illustrated description of the sun god’s journey through the underworld during the twelve hours of the night. The hours are separated by gates, and each hour is divided into three bands. On the middle band, the barque of the sun god sails by while numerous gods, demons and the deceased are watching from the banks. In the sixth hour of the night, the sun god enters the realm of the dead to be united with the body of Osiris. This gave him the strength to sail into the sky along the eastern horizon aer the twelh hour. The oldest versions of the Amduat are depicted on the walls of royal tombs from the early 18th dynasty and on. In the Third Intermediate Period, private individuals also adopted the Amduat. Especially among the priests of Amun at Thebes it was common to bring both a Book of the Dead and an Amduat to the tomb.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Before conservation work on the coffins can begin, preliminary research is needed. The first step is to learn about the history of the coffins as well as their current condition. To determine these factors, specialists from a variety of disciplines work together: conservators, curators, scientists and photographers. Techniques X-rays provide insight into the original construction and the condition of the underlying paint layers. Ultraviolet rays reveal changes in the painted surface that are invisible to the naked eye. Infrared reflectography and falsecolour infrared photography are used to investigate underdrawings or (early) changes in inscriptions. These research methods are non-destructive, as no damage is inflicted on the coffins. If there is no other way, micro-destructive research may be done. Minuscule paint samples are an example of this. These are magnified up to 500 times in order to study the sequence of paint layers and to analyse pigments and binding media. All this information put together can tell us how the coffins were decorated, what materials were used by the crasmen, how the materials have aged and what restoration works were done later. Restoration of the coffins Optimal preservation of the coffins first requires passive conservation. This means that the coffins are stored in an environment with low levels of light, a stable temperature and a constant moderate humidity. Active conservation entails removing and replacing disruptive or non-functional additions made in the past (usually previous restorations). The restoration is performed anew, using stable materials that do not alter over time or affect the coffins. The aim is that the new restorations be reversible, so that anything that is changed can be restored to its previous state. Previous restorations, which are no longer functional or disruptive to the appearance of the coffin are removed when possible. This makes the paintings visible again and allows for some control over the continuing ageing process.
Mummiekisten van de Amon-priesters
De Amon priesters grijpen de macht
EENLANDINCRISIS Tijdens het bewind van de laatste koning van het Nieuwe Rijk, Ramses XI (1098-1069 v.Chr.), ging de eenheid van het land gaandeweg verloren. Militaire gouverneurs vertegenwoordigden in Boven- en BenedenEgypte de macht van de vorst, die vanuit de hoofdstad Tanis regeerde. In Tanis was gouverneur Smendes de staatsvertegenwoordiger, in Thebe was dit de hogepriester van Amon, Pianch. Officieel bleef Ramses koning maar de gouverneurs kregen steeds meer macht in handen. Dit blijkt uit het feit dat Herihor, generaal en hogepriester van Amon en de opvolger van Pianch, zich in de Amon-tempel van Karnak liet aeelden als een koning met een kroon en de uræusslang. Na de dood van Ramses bestuurden de opvolgers van Herihor en Smendes het land gezamenlijk als de 21ste dynastie. De Derde Tussenperiode (1070-712 v.Chr.) was hiermee begonnen. Buitenlandse invallen bedreigden de koningsmacht en van een centraal gezag was weinig meer over. Het was een tijd van grote sociale wanorde en politieke instabiliteit. Vanwege de slechte economie en de vele grafplunderingen werden monumentale graven met bonte wandschilderingen niet langer aangelegd. Toch waren de spreuken en symbolen voor het leven in het hiernamaals noodzakelijk. Ze werden daarom in fraaie kleuren op de houten kisten geschilderd.
During the reign of the last king of the New Kingdom, Ramesses XI (1070-712 BC), the unity of the nation was gradually lost. Military governors in Upper and Lower Egypt came to represent the royal power while the king ruled from his capital Tanis. The representative of state in Tanis was governor Smendes, while in Thebes this position was taken by the high priest of Amun, Pianch. Officially, Ramesses remained sovereign, but the governors were taking more power into their own hands. This is apparent from the example of Herihor, a general and high priest of Amun and the successor of Pianch. In the temple of Amun at Karnak, he had himself depicted as a king, wearing a crown and uræus serpent. Aer Ramesses’ death, the successors of Herihor and Smendes ruled the country together, forming the 21st dynasty. The Third Intermediate Period (1070-712 BC) had begun. Foreign invasions threatened royal power and lile remained of any central authority. It was a time of great social disorder and political instability. Monumental tombs with multi-coloured wall-paintings were no longer constructed due to the state of the economy and the common occurrence of tomb robberies. Still, the need for spells and symbols for the aerlife remained. Therefore, these came to be painted in splendid colours on wooden coffins.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Stèle van Herihor, kalksteen 20ste dynastie, ca. 1080 v.Chr. Thebe RMO, AP 16
Op deze stèle zijn de beeltenis en de naam van Herihor zorgvuldig weggebeiteld om zijn nagedachtenis uit te wissen. Men vond dat hij ten onrechte aanspraak had gemaakt op het koningschap. Zijn vrouw Nodjmet, de voornaamste van de harem van Amon, is wel bewaard gebleven. Het echtpaar is afgebeeld in aanbidding voor Osiris, Horus, Isis en de Hathorkoe van de Thebaanse begraafplaats. De inscriptie van negen regels bevat een hymne aan Osiris.
Papyruskoker hout Papyruskoker, Derde Tussenperiode (ca. 1070-712 v.Chr.)
Papyruskoker hout Papyruskoker, Derde Tussenperiode (ca.1070-712 v.Chr.), Thebe
Graord van Pamaaf Pamaaf, hout 22ste dynastie (ca. 945-712 v.Chr.), Thebe
RMO, AH 16A
RMO, AH 16B
RMO, EG-ZM 242
Papyri met spreuken en vigneen uit het Dodenboek werden zo dicht mogelijk bij de mummie in de graamer geplaatst, soms zelfs direct op de mummie, of in een houten koker. Deze mummievormige papyruskokers hebben een langgerekte holte in de romp. Die was bestemd voor het opbergen van de opgerolde papyrus. In de meeste gevallen was dat een kopie van het Dodenboek, maar soms ging het ook om het boek van ‘wat er in de onderwereld is’, de Amdoeat, of andere funeraire geschrien. In de 21ste dynastie behoorden de papyruskokers tot de vaste grafinventaris van niet-koninklijke personen.
Aan het begin van de 18de dynastie (1550-1307 v.Chr.) kreeg een overledene in zijn graf meestal slechts één shabti mee. Die lag, net als de mummie zelf, zorgvuldig opgebaard in zijn eigen kistje en was vaak een miniatuurversie van de grote mummiekist. In de loop van het Nieuwe Rijk wordt steeds sterker de nadruk gelegd op de functie van de shabti als anonieme landarbeider, die namens de dode de herendiensten in het hiernamaals op zich neemt. Een complete set shabti’s omvae meestal een exemplaar voor iedere dag van het kalenderjaar, plus een opzichter voor iedere 'week' van tien dagen, een decade. Een volledige set bevae zo’n vierhonderd shabti’s. Ze werden meestal verdeeld over twee identieke kisten. De twee tentoongestelde shabti-kisten zijn gevonden in het priestergraf bij Bab el-Gasus, maar ze zijn niet van dezelfde eigenaar. Op een van de twee kisten is een tekst in hiërogliefen bewaard gebleven, met de naam van de eigenaar, priester Nespakasjoety.
De opkomst van rijk beschilderde houten stèles hangt samen met de afname van grafarchitectuur aan het eind van het Nieuwe Rijk. Toen er niet langer bovengrondse grafmonumenten gebouwd werden, verviel daarmee ook de traditionele plaats voor de grafstèle. De Egyptenaren hechen echter sterk aan dit soort voorwerpen. Ze bleven dan ook stèles fabriceren. Die werden voortaan ondergronds naast de mummiekist opgesteld, waar ze uitsluitend de dode zelf ten goede kwamen. Omdat ze niet langer in de open lucht stonden, hoefden ze niet meer van steen te worden vervaardigd. In Bab el-Gasus zijn veel van deze houten stèles gevonden.
Shabtikistje: Nespakasjoety Nespakasjoety, hout 21ste dynastie (ca. 1069-945 v.Chr.) Deir el-Bahari
Shabtikistje: anoniem, hout 21ste dynastie (ca. 1069-945 v.Chr.) Deir el-Bahari
RMO, F 93/10.5
RMO, F 93/10.6
Mummiekist, hout, anoniem 21ste dynastie (1069-945 v.Chr.), Thebe RMO, F 93/10.4
Aan het hoofdeinde van de binnenkant is de ziel van de overledene (de ba, die het meest overeenkomt met onze ziel, maar niet hetzelfde is), afgebeeld als een sperwer met een mensenhoofd en uitgespreide vleugels. Op de bodem zijn de zonneschijf op de horizon en een djed-zuil te zien, symbolen van de zonnegod Re en van Osiris, god van de onderwereld. Re gaf leven aan de natuur met zijn warmte en licht en hij ordende de tijd met zijn beweging; een ritme waarin ook de overledene hoopte te worden opgenomen. Omdat de zonnegod iedere avond in het westen onderging, begroeven de Egyptenaren hun doden het liefst op de westelijke Nijloever. Centraal op de bodem van de kist is de godin van het westen te zien. Zij is de beschermvrouwe van de begraafplaats. Ze houdt haar armen uitgestrekt om de dode te beschermen.
Coffin, wood, anonymous 21st dynasty (1069-945 BC), Thebes RMO, F 93/10.4
On the inside of the coffin, the head end shows the soul of the deceased (the ba) as a sparrowhawk with a human head and outspread wings. The boom is embellished with a sun disc on the horizon and a djed pillar, symbols of the sun god Re and Osiris, god of the underworld. Re gave life to nature with his warmth and light, while structuring time with his movement. Since the sun god died in the west every night, the Egyptians preferred to bury their deceased on the western bank of the Nile. The central figure on the boom of the coffin is the goddess of the west. She is the guardian of the cemetery, and her arms are outstretched in protection of the deceased.
Lid, wood, anonymous 21st dynasty (1069-945 BC), Thebes RMO, F 93/10.4
Deksel, hout, anoniem 21ste dynastie (1069-945 v.Chr.), Thebe RMO, F 93/10.4
Het deksel laat de dode zien met de driedelige strengenpruik van de goden. De overledene hee zich hier laten aeelden als de god Osiris en hoopt hiermee door te leven in het hiernamaals. Boven en onder zijn handen is een kever afgebeeld met gespreide vleugels en een zonneschijf. De gebalde vuisten geven aan dat dit een kist voor een man was, maar zijn naam staat niet op de kist vermeld. Hij draagt een brede halskraag met lotusbloemen. De oude Egyptenaren zagen deze bloem als teken van wederopstanding. Op de buik van de dode spreidt de hemelgodin Noet beschermend haar vleugels uit.
Mummiekisten van de Amon-priesters
The lid shows the deceased wearing the tripartite wig of the gods. The deceased is represented as the god Osiris, in the hope of a continued life in the hereaer. Above and below the hands, a beetle is shown with outspread wings and a sun disc. The clenched fists indicate that this is a man’s coffin, but his name is not wrien. He wears a broad collar with lotus flowers. For the ancient Egyptians, this flower was a symbol of resurrection. The sky goddess Nut protectively stretches her wings over the belly of the deceased.
Fotomontage, gemaakt met normaal licht Buitenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op circa 80% van de ware grooe.
Photo montage at visible light Outside of the outer coffin of Gautseshen, at approximately 80% of actual size. Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
Fotomontage, gemaakt met valse kleuren infrarood Buitenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op circa 80% van de ware grooe.
Photo montage at false-colour infrared Outside of the outer coffin of Gautseshen, at approximately 80% of actual size.
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
The use of infrared radiation allows details below the visible surface to be studied. In paintings with multiple layers, false-colour infrared photography captures colours that are normally invisible to the human eye. Alternatively, it reveals colours that appear the same to us, but which are in reality different.
Met behulp van infrarood straling kunnen details bestudeerd worden onder het zichtbare oppervlak. Infraroodfotografie met valse kleuren legt van een gelaagde schildering de kleuren vast, die het menselijke oog normaal gesproken niet ziet, of die er voor het menselijk oog hetzelfde uitzien maar dat niet zijn. Bij de bestudering van de schildertechniek bij de kist van Gaoetsesjen hebben deze valse kleuren infraroodfoto’s geholpen bij het begrijpen en interpreteren van de ondertekeningen. Vastgesteld is, dat er bij de tekstbanden consequent een zwart grid is aangebracht, en voor de figuratieve scenes een rode ondertekening. De foto’s geven ook meer inzicht in het gebruik van pigmenten. ‘Egyptisch blauw’ werd bijvoorbeeld in verschillende kleurintensiteiten toegepast. Door de veroudering van het pigment en door de vernis die de gehele schildering bedekt, is dit met het blote oog niet goed te zien. Op de valse kleuren infraroodfoto wordt dit duidelijk.
Fotomontage, gemaakt met normaal licht Binnenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op circa 80% van de ware grooe.
Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
In the study of painting techniques of Gautseshen’s coffin, these false-colour infrared photographs have proven to be very useful for understanding and interpreting the base drawings. We have determined that a black grid was applied throughout for the bands of inscriptions, and a red one for the figurative scenes. These images also provide insight into the use of pigments. For example, Egyptian blue was applied at different saturations. This is very difficult to see with the naked eye, due to the ageing of the pigment and the varnish covering the entire painting. However, it becomes quite clear on the false-colour infrared photo.
Photo montage at visible light Inside of the outer coffin of Gautseshen, at approximately 80% of actual size. Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
Fotomontage gemaakt met valse kleuren infrarood Binnenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op circa 80% van de ware grooe. Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
Mummiekisten van de Amon-priesters
Photo montage at false-colour infrared Inside of the outer coffin of Gautseshen, at approximately 80% of actual size. Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
Hulptroepen in het hiernamaals
SHABTI’S Shabti’s, faience, klei, aardewerk 21ste Dynastie (1070-945 v.Chr.), Deir el-Bahari RMO, F 93/10.7 – F 93/10.98 (zonder nr’s F 93/10.9, F 93/10.43, F 93/10.50)
Shabti’s zijn beeldjes die een dode mee kreeg in het graf, om namens hem werkzaamheden te verrichten in het hiernamaals. De titel van hoofdstuk zes van het Dodenboek is ‘de spreuk om te maken dat een shabti werk verricht voor zijn meester in het godsland’. Shabti’s werden massaal gefabriceerd, omdat er per overledene honderden exemplaren nodig waren. Desondanks zijn veel beeldjes van hoge kwaliteit. Er zijn verschillende typen shabti’s. Meestal hebben ze het model van een mummie. Ze houden in elke hand een hak om op het land te werken. Over hun schouders hangen zandzakken of een juk met waterpoen. Een tweede type shabti beeldt de dode uit in zijn dagelijkse kleding. In de 21ste dynastie komt de opzichter-shabti vaak voor. Hij is te herkennen aan zijn naar voren uitstekende schort en aan de zweep in zijn rechterhand. Die gebruikte hij om zijn groep van tien ondergeschikten tot werken aan te zeen. In 1893 kreeg het Rijksmuseum van Oudheden 92 shabti’s uit Bab el-Gasus van de Egyptische regering. Op de officiële verzendlijst stonden slechts 46 shabti’s vermeld. Bij het ontruimen van het priestergraf waren klaarblijkelijk vergissingen gemaakt: in het graf nummerde Georges Daressy de voorwerpen volgens een A-lijst. Eenmaal buiten het graf werd een nummering volgens een B-lijst gehanteerd, onder andere door Eugène Grébaut. Deze nummerlijsten kwamen niet altijd overeen.
Shabti’s uit het graf Bab el-Gasus Collecties: De Haan en Van Bommel
De priesters van Amon, die waren begraven in Bab el-Gasus, hadden vaak een familieband. De shabti’s uit de collecties de Haan en Van Bommel kunnen gerelateerd worden aan de familie van de hogepriester Menkheppera (zoon van Pianch) die over het zuiden van Egypte regeerde vanuit Thebe. Speciale aandacht verdient de zeldzame shabti van Ta-hen-neb-Khemenoe, de moeder van Nesi-Chonsoe en de echtgenote van hogepriester Pinodjem II (zoon van Menkheppera). De collectie hee meerdere shabti’s van het type van een arbeider en een opzichter.
Een doortastende museumdirecteur... De functies of titels van de eigenaars van de shabti’s zijn onder andere: Hogepriester van Anoebis Profeet van Amon Zoon van de hogepriester van Amon: Men-che-per-Re Dochter van de hogepriester van Amon: Men-che-per-Re Kleindochter van hogepriester van Amon: Men-che-per-Re Hoofd voorleespriester van Amon Voorleespriester Godsvader van Amon
DEMUMMIEKISTEN OPREIS De vondsten uit het priestergraf van Bab el-Gasus waren te talrijk voor het depot van het Egyptisch Museum, destijds gevestigd in Giza. Ter gelegenheid van de kroning van de nieuwe Khedive (onderkoning) Abbas II Hilmy in 1893, besloot de Egyptische regering een deel van de grafinhoud te schenken aan de zes grote mogendheden Italië, Oostenrijk-Hongarije, Engeland, het Pruisische Rijk, Rusland en Frankrijk. Uiteindelijk kregen zeventien landen een gi. Dat ook Nederland tot de gelukkige behoorde, was te danken aan de opleendheid van Willem Pleyte, toenmalig directeur van het Rijksmuseum van Oudheden.
Godsvader van Moet Wab-priester van Amon Wab-priester van Moet Opzichter van de geheimen Opzichter van de rekruten van het landgoed van Amon Goudsmit van het landgoed van Amon Schrijver van het landgoed van Amon
Begin 1893 werd in landelijke dagbladen aangekondigd dat de collectie mummiekisten uit Bab el-Gasus zou worden verdeeld. Willem Pleyte vond dat het Rijksmuseum van Oudheden vanwege de Egyptische collectie ook aanspraak kon maken op een deel: “Behooren wij al niet tot de zes groote mogendheden, op geestelijk gebied kunnen wij er zonder twijfel mede wedijveren, zonder twijfel ook ons museum van oudheden, met de overigen. (…) Sinds Reuvens, tijdgenoot van Champollion, hebben wij jaarlijks de aan ons toevertrouwde schaen der Aeg. Afdeeling gepubliceerd en de exemplaren aan de Regeering van den Khedive geschonken”. Via de Nederlandse consul-generaal, Jonkheer van der Does de Willebois, werd actie ondernomen, met resultaat. Op 10 juni 1893 vond de daadwerkelijke verdeling van de Bab el-Gasus collectie plaats. Begin oktober arriveerde in de haven van Amsterdam het stoomschip Prins Alexander met de schenking uit Egypte. Op 15 november 1893 kondigde directeur Pleyte vol trots aan dat de aanwinsten in het museum te bezichtigen waren: vier sets mummiekisten, twee shabti-kisten en 92 shabtis.
Schrijver van de tempel van Amon
Shabtis, faience, clay, poery 21st Dynasty (1069-945 BC), Deir el-Bahari
Shabtis are statuees that were placed in the tomb to work on behalf of the deceased in the aerlife. In the Book of the Dead, the title of chapter six is ‘spell to make a shabti work for his master in the land of the god’. Shabtis were mass produced, as hundreds were needed for every deceased. Even so, many of these small statues are of fine quality. There are different types of shabti. Usually they are in the shape of a mummy. In each hand they hold a hoe to work the land, and on their shoulders they carry bags of sand or a yoke with water pots. A different type of shabti represents the deceased in his everyday clothes. The overseer shabti is common in the 21st dynasty. He can be distinguished by his protruding apron and the whip in his right hand. This he would use to induce his crew of ten subordinates to work. In 1893, the National Museum of Antiquities received 92 shabtis from Bab el-Gasus from the Egyptian government. The official shipping list records only 46 shabtis. Evidently, some errors had been made at the time when the tomb of the priests was emptied. The objects were numbered on an A-list by Georges Daressy inside the tomb. Once outside the tomb, the objects were numbered using a B-list, by Eugène Grébaut and others. These numbered lists are not always in direct correspondence.
Shabti’s from the grave Bab el-Gasus Collections: De Haan and Van Bommel
The Priests of Amun of the Second Cache were oen connected through family relations. The collection of De Haan and Van Bommel comprises objects of several members of a family that has been linked to the High Priest Menkheppera, who ruled the south of Egypt from Thebes. Especially worthy of note is the rare shabti of Ta-hen-nebKhemenou, mother of Nesi-Khonsu, the wife of High Priest Pinedjem II (son of Menkheppera). Amongst these shabtis, both the worker type and the overseer type are present.
Opperhoofd van de harem van Amon Opperhoofd van de harem van Moet Zangeres van Amon Zangeres in de kamer(?) van Moet Voedster van Chonsoe het kind Dienaar van Amon Dienaar van Chonsoe Dienaar van Hathor en Seth
The abundance of finds from the tomb of the priests of Bab el-Gasus was beyond the capacity of the storerooms of the Egyptian Museum, then located in Giza. For the occasion of the coronation of the new Khedive (viceroy) Abbas II Hilmy in 1893, the Egyptian government at first decided to donate part of the tomb contents to the six great European powers: Italy, Austria-Hungary, England, the Prussian Empire, Russia, and France. In the end, donations were made to seventeen countries. It was thanks to the aentiveness of Willem Pleyte, then director of the National Museum of Antiquities, that The Netherlands were among the lucky recipients. Early in 1893, Dutch national newspapers announced that the collection of coffins from Bab el-Gasus was to be distributed. Willem Pleyte felt that the National Museum of Antiquities was also entitled to a share of the collection: “Although we are not one of the six great powers, there is no doubt that we can compete with them in intellectual maers, and without a doubt also our museum of antiquities, with the others. (…) Since Reuvens, a contemporary of Champollion, we have published yearly the Egyptian Department’s treasures entrusted to us, and we have given the copies to the government of the Khedive”. Maers were taken in hand by the Dutch consul-general, Squire Van Der Does de Willebois, and to good effect. On 10 June 1893, the division of the collection of Bab el-Gasus became a reality. In early October, the steamer Prince Alexander arrived in the harbour of Amsterdam, carrying the donation from Egypt. It was packed in six large crates, of which is recorded that they could be sent to Leiden “unopened and unexamined, under seal or plumb”. On 15 November 1893, director Pleyte proudly announced that the new acquisitions could be visited in the museum: four sets of coffins, two shabti chests and 92 shabtis.
Mummiekisten van de Amon-priesters Mummiekisten van de Amon-priesters
Mummiekisten van de Amon-priesters
dse noemde en te
nnen onder met vens, j en
dt de enten erzoek onze g te
Deir el Bahari, 1891
Giza, 1891
Leiden, 11 maart 1893
Cairo, 21 maart 1893
’s Gravenhage, 16 mei 1893
Giza, 10 juni 1893
Leiden, 6 juli 1893
Leiden, 20 september 1893
Leiden, 6 oktober 1893
5 tot 13 februari 1891: 153 kisten worden uit het graf Bab el-Gasus gehaald, in de necropool van Thebe.
De kisten worden opgeslagen in het Nationaal Museum in Giza. Er blijkt te weinig ruimte voor alle kisten.
Directeur W. Pleyte verzoekt Buitenlandse zaken om hulp om een ‘deel van de genoemde schaen voor het R. Mus. Van Oudheden te verwerven’. “Behooren wij al niet tot de zes groote mogendheden, op geestelijk gebied kunnen wij er zonder twijfel mede wedijveren, zonder twijfel ook ons Museum van Oudheden met de overigen. Doch er is meer. Sinds Reuvens, tijdgenoot van Champollion, hebben wij jaarlijks de aan ons toevertrouwde schaen der Aeg. Afdeeling gepubliceerd en de exemplaren aan de Regeering van den Khedive geschonken. Dezer dagen wordt de 31e Aflevering der Aegyptische Monumenten haar toegezonden. Op grond hiervan verzoek ik Uwe Excellentie ten dringendste voor onze wetenschap bij de Khédiviale Regeering te intervenieeren.”
Van der Does de Willebois, consul-generaal in Cairo, gee aan stappen te hebben ondernomen “inzake de verdeeling van dubbelen der in het museum van Ghizeh aanwezige oudheden onder de Groote Mogendheden en beijver mij Haar mede te deelen, dat ik alreeds stappen in het belang van ‘s Rijks Museum te Leiden gedaan had. Waarschijnlijk zal ook dat museum in de schenking deelen en zal ik naar aanleiding der bovenaangehaalde missive nadere demarches doen. Ik mag echter Uwer Excellentie niet ontveinzen, dat overeenkomstig de hier in alle aangelegenheden, ook die welke met politiek niets te doen hebben, gevolgde gedragslijn, ook in deze waarschijnlijk de Groote Mogendheden boven andere zullen bevoordeeld worden.”
Op 16 mei 1893 komt een brief binnen bij het Ministerie van binnenlandse zaken, waarin staat dat de Minister van Buitenlandse Zaken van Egypte, zijn excellentie Tigram Pacha ”’s Rijks Museum te Leiden hee begrepen onder de wetenschappelijke inrichtingen, waaraan oudheden behoorende tot de zoogenaamde serie der Priesters van Ammon, zullen worden aangeboden”.
In Giza vindt de verloting plaats.
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden “de verloting der Aeg. Oudh. onder de verschillende mogendheden, hee plaats gehad te Ghizeh (10en dezer [Juni] (1893). Aan Leiden viel ten deel de Verzam. No 11. Minstens 2 maanden zal noodig zijn voor de verpakking etc., uit te voeren door de Directie v.d. Dienst der oudh. welke ook de hierondervolgende omschrijving hee gemaakt, kosten van een en ander voor hunne rekening. De collecties waren in twee seriën verdeeld, ééne voor de Groote, de andere voor de tweede-rangmogendheden. De groote mogendheden schijnen daardoor bevoordeeld te zijn, ook blijkens oppervlakkige bezichtiging der collecties door den Heer v.d. Does de Willebois, die echter niet genoeg deskundige is om te beoordelen of die bevoordeeling aanzienlijk is, terwijl de mus. ambtenaren te Ghizeh niets uitlaten daaromtrent”.
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden. Waarnemend Politiek Agent en Consul-Generaal der Nederlanden in Egypte (den heer van Lennep) gee aan “dat de zes kisten met oudheden thans (20 sept.) [1893] op weg zijn naar Nederland , en geadresseerd zijn aan het oudheidkundig Museum”.
Brief aan de Heeren de Vries & Co, Cargadoors in Amsterdam. Hierin staat dat de zes colli geadresseerd aan het Rijksmuseum van Oudheden, vervoerd door het stoomschip ‘Prins Alexander’, afgezonden door de Directie van den dienst der Oudheden te Ghizeh (Egypte) “ongeopend en ongevisiteerd onder verzegeling of plombeering met volgbrief naar Leiden kunnen worden opgezonden, om aldaar door de betrokken ambtenaren te worden onderzocht” op grond van een beschikking van de Minister. Pleyte bevestigt dat de inhoud van de zes colli bestemd is “om in het vermelde Museum te worden opgenomen en aldaar bewaard te blijven”, en dat ze vrij zijn van invoerrechten. Verder vermeldt hij de inhoud van de zes colli, te weten:
Leiden, 15 november 1893
Vier mummiekisten, twee kistjes op lijkplechtigheden betrekking hebbende en zesenveertig kleine lijkbeeldjes (alle voorwerpen van hout, steen of gebakken aarde) tezamen 52 stuks, waarde f. 600,(Zeshonderd Gulden). Nadat de zending was uitgepakt bleken er 92 shabti’s in te zien. Er was een fout gemaakt in Egypte. In ongeveer een maand tijd werden de kisten gerestaureerd.
Brief van W. Pleyte aan de Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden: “Ten vervolge op nevenaangehaald schrijven heb ik de eer u mede te deelen dat de mummiekisten zijn hersteld en zoover de ruimte het toelaat, kunnen bezichtigd worden. Het fraaie geschenk bestaat uit 2 geheele stellen en 2 gedeelten van stellen mummiekisten uit de XIXe en XXste dynastiën, toebehoorende aan geestelijke vrouwen die hun ambt bekleed hebben bij den dienst van Amon en Mut, hoofdgoden van Thebe. (…) Eindelijk 92 stuks lijkbeeldjes, waarvan verscheidene belangrijk zijn om de titels”.
Deir el Bahari, 1891
Giza, 1891
Leiden, 11 maart 1893
5 tot 13 februari 1891: 153 kisten worden uit het graf Bab el-Gasus gehaald, in de necropool van Thebe.
De kisten worden opgeslagen in het Nationaal Museum in Giza. Er blijkt te weinig ruimte voor alle kisten.
Directeur W. Pleyte verzoekt Buitenlandse zaken om hulp om een ‘deel van de genoemde schaen voor het R. Mus. Van Oudheden te verwerven’. “Behooren wij al niet tot de zes groote mogendheden, op geestelijk gebied kunnen wij er zonder twijfel mede wedijveren, zonder twijfel ook ons Museum van Oudheden met de overigen. Doch er is meer. Sinds Reuvens, tijdgenoot van Champollion, hebben wij jaarlijks de aan ons toevertrouwde schaen der Aeg. Afdeeling gepubliceerd en de exemplaren aan de Regeering van den Khedive geschonken. Dezer dagen wordt de 31e Aflevering der Aegyptische Monumenten haar toegezonden. Op grond hiervan verzoek ik Uwe Excellentie ten dringendste voor onze wetenschap bij de Khédiviale Regeering te intervenieeren.”
Cairo, 21 maart 1893
’s Gravenhage, 16 mei 1893
Giza, 10 juni 1893
Leid
Van der Does de Willebois, consul-generaal in Cairo, gee aan stappen te hebben ondernomen “inzake de verdeeling van dubbelen der in het museum van Ghizeh aanwezige oudheden onder de Groote Mogendheden en beijver mij Haar mede te deelen, dat ik alreeds stappen in het belang van ‘s Rijks Museum te Leiden gedaan had. Waarschijnlijk zal ook dat museum in de schenking deelen en zal ik naar aanleiding der bovenaangehaalde missive nadere demarches doen. Ik mag echter Uwer Excellentie niet ontveinzen, dat overeenkomstig de hier in alle aangelegenheden, ook die welke met politiek niets te doen hebben, gevolgde gedragslijn, ook in deze waarschijnlijk de Groote Mogendheden boven andere zullen bevoordeeld worden.”
Op 16 mei 1893 komt een brief binnen bij het Ministerie van binnenlandse zaken, waarin staat dat de Minister van Buitenlandse Zaken van Egypte, zijn excellentie Tigram Pacha ”’s Rijks Museum te Leiden hee begrepen onder de wetenschappelijke inrichtingen, waaraan oudheden behoorende tot de zoogenaamde serie der Priesters van Ammon, zullen worden aangeboden”.
In Giza vindt de verloting plaats.
Brief v te Lei “de ve versch gehad Leiden 2 maa etc., u der ou omsch en and waren de Gr mogen schijne ook bl der co Willeb is om aanzie Ghize
Leiden, 6 juli 1893
Leiden, 20 september 1893
Leiden, 6 oktober 1893
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden “de verloting der Aeg. Oudh. onder de verschillende mogendheden, hee plaats gehad te Ghizeh (10en dezer [Juni] (1893). Aan Leiden viel ten deel de Verzam. No 11. Minstens 2 maanden zal noodig zijn voor de verpakking etc., uit te voeren door de Directie v.d. Dienst der oudh. welke ook de hierondervolgende omschrijving hee gemaakt, kosten van een en ander voor hunne rekening. De collecties waren in twee seriën verdeeld, ééne voor de Groote, de andere voor de tweede-rangmogendheden. De groote mogendheden schijnen daardoor bevoordeeld te zijn, ook blijkens oppervlakkige bezichtiging der collecties door den Heer v.d. Does de Willebois, die echter niet genoeg deskundige is om te beoordelen of die bevoordeeling aanzienlijk is, terwijl de mus. ambtenaren te Ghizeh niets uitlaten daaromtrent”.
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden. Waarnemend Politiek Agent en Consul-Generaal der Nederlanden in Egypte (den heer van Lennep) gee aan “dat de zes kisten met oudheden thans (20 sept.) [1893] op weg zijn naar Nederland , en geadresseerd zijn aan het oudheidkundig Museum”.
Brief aan de Heeren de Vries & Co, Cargadoors in Amsterdam. Hierin staat dat de zes colli geadresseerd aan het Rijksmuseum van Oudheden, vervoerd door het stoomschip ‘Prins Alexander’, afgezonden door de Directie van den dienst der Oudheden te Ghizeh (Egypte) “ongeopend en ongevisiteerd onder verzegeling of plombeering met volgbrief naar Leiden kunnen worden opgezonden, om aldaar door de betrokken ambtenaren te worden onderzocht” op grond van een beschikking van de Minister. Pleyte bevestigt dat de inhoud van de zes colli bestemd is “om in het vermelde Museum te worden opgenomen en aldaar bewaard te blijven”, en dat ze vrij zijn van invoerrechten. Verder vermeldt hij de inhoud van de zes colli, te weten:
Leiden, 15 november 1893
Brief van W. Pleyte aan de Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden: “Ten vervolge op nevenaangehaald schrijven heb ik de eer u mede te deelen dat de mummiekisten zijn hersteld en zoover de ruimte het toelaat, kunnen bezichtigd worden. Het fraaie geschenk bestaat uit 2 geheele stellen en 2 gedeelten van stellen mummiekisten uit de XIXe en XXste dynastiën, toebehoorende aan geestelijke vrouwen die hun ambt bekleed hebben bij den dienst van Amon en Mut, hoofdgoden van Thebe. (…) Eindelijk 92 stuks lijkbeeldjes, waarvan verscheidene belangrijk zijn om de titels”.
C. Leemans, Monuments Égyptiens. Musée d’Antiquités des Pays-Bas, Leiden 1892 (cover pagina) C. Leemans, Monuments Égyptiens. Musée d’Antiquités des Pays-Bas. Cercueils de Momies Égyptiennes, 31 livraison, la 8e de la IIIe Partie, Leiden 1892 P.A.A. Boeser, Beschrijving van de Egyptische Verzameling in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Mummiekisten van het Nieuwe Rijk, ’s-Gravenhage, 1916, plaat VI Kopie inventaris boek van het Rijksmuseum van Oudheden, deel 16, pagina 374. Oktober 1893. M. G. Daressy, Le cercueils de pretres d’Ammon, Annales du Service des Antiquités de l’Égypte VIII VIII, 1907, pp. 18-19.
Vier mummiekisten, twee kistjes op lijkplechtigheden betrekking hebbende en zesenveertig kleine lijkbeeldjes (alle voorwerpen van hout, steen of gebakken aarde) tezamen 52 stuks, waarde f. 600,(Zeshonderd Gulden). Nadat de zending was uitgepakt bleken er 92 shabti’s in te zien. Er was een fout gemaakt in Egypte. In ongeveer een maand tijd werden de kisten gerestaureerd.
Deze mummiekist is zeer rijk versierd. Aan de binnenkant zijn rondom taferelen uit de onderwereld, beschermgoden en amuleen afgebeeld. Op de bodem is de god Osiris als djed-zuil afgebeeld, een symbool voor duurzaamheid en eeuwig voortbestaan. De djed-zuil werd vaak geassocieerd met Osiris’ ruggengraat en staat dus niet toevallig op de bodem van de kist: de plek waar de rug van de overledene de kist raakte. Op de buitenkant staan scènes die in de funeraire traditie vaak voorkomen, zoals de reis van de zonnegod in zijn bark door de onderwereld. De wens van de overledene om deel te nemen aan de eeuwige cyclus van de zonnegod, wordt uitgebeeld met symbolen als de gevleugelde zonneschijf en de gevleugelde scarabee.
GAOETSESJEN
Foto: René Gerritsen Foto: René Gerritsen
Toen kisten 1893 museum arriveerden, Toen dede kisten in in 1893 in in hethet museum arriveerden, werden binnen een maand opgeknapt werden zeze binnen een maand opgeknapt en en klaargemaakt tentoon stellen. klaargemaakt omom zeze tentoon te te stellen. DeDe lange wi e vulling toen is aangebracht, lange wi e vulling diedie toen is aangebracht, is is loop gekrompen verhard. in in dede loop dede tijdtijd gekrompen enen verhard. BijBij dede huidige restauratie wordt gekeken hoe met deze huidige restauratie wordt gekeken hoe met deze historische vulling omgegaan moet worden. historische vulling omgegaan moet worden. Op foto hierboven is de vulling goed Op dede UVUV foto hierboven is de vulling goed te te zien. Deze kleurt met licht zwart. zien. Deze kleurt met UVUV licht zwart.
De naam van de overledene ontbreekt De naam van de overledene ontbreekt Het is opvallend dat de naam van de overledene Het is opvallend dat de naam van de overledene alleen vermeld is op het deksel, niet op de kist alleen vermeld is op het deksel, niet op de kist zelf. Haar titels, ‘zangeres van Amon’ en ‘zangeres zelf. Haar titels, ‘zangeres van Amon’ en ‘zangeres in de kamer (?) van de godin Moet’, worden daar in de kamer (?) van de godin Moet’, worden daar wel vermeld. Met UV fotografie is tevergeefs wel vermeld. Met UV fotografie is tevergeefs geprobeerd vast te stellen of op deze plek op de geprobeerd vast te stellen of op deze plek op de kistooit ooiteen eennaam naamhee hee gestaan. zijn twee kist gestaan. ErEr zijn twee hypothesen:ofofhier hierstond stond een naam zonder hypothesen: een naam diedie zonder sporenachter achtertetelaten latenis is weggehaald, sporen weggehaald, omom dede kisttetehergebruiken, hergebruiken,ofofditdit was een kist kist was een kist diedie in in massaproductieis isgemaakt. gemaakt. Op lege plek kon massaproductie Op dede lege plek kon naamvan vandedeoverledene overledene ingevuld worden, dedenaam ingevuld worden, maarditditisisniet nietgebeurd. gebeurd. maar
GAOETSESJEN GAOETSESJEN
Zonneschip met mestkever Zonneschip met mestkever Overdag voer de zonnegod Re in zijn zonneboot Overdag voer de zonnegod Re in zijn zonneboot langs de buitenste rand van de hemel. Aan het langs de buitenste rand van de hemel. Aan het eind van de dag daalde hij af in het westen, eind van de dag daalde hij af in het westen, verzwakt van de lange reis. Hij kwam terecht in verzwakt van de lange reis. Hij kwam terecht in een plaats onder de aarde, de doeat geheten, een plaats onder de aarde, de doeat geheten, waar duisternis heerst. Hier bevonden zich ook waar duisternis heerst. Hier bevonden zich ook degeesten geestenvan vande deoverledenen. overledenen.De Dedag dagwas was de teneinde eindegekomen gekomenen enRe Rehad hadde deaarde aardeenenhaar haar ten bewonersininhet hetdonker donkerachtergelaten. achtergelaten. bewoners deonderwereld onderwereldvoer voerde dezonnegod zonnegodininzijn zijnbark bark InInde vanwest westnaar naaroost, oost,zonodig zo nodig getrokken door van getrokken door goden.Tijdens Tijdensdeze dezetwaalf twaalfuren urenvan vandedenacht nacht goden. leverdehij hijeen eenstrijd strijdtegen tegende detijd. tijd.Van Vaneen een leverde verzwakteoude oudeman, man,die diefeitelijk feitelijkwas wasoverleden, overleden, verzwakte moesthij hijelke elkeochtend ochtendherboren herborenworden wordenals alseen een moest krachtigejongeman, jongeman,die dieweer weeraan aaneen eennieuwe nieuwedag dag krachtige konbeginnen. beginnen. kon Dezonnegod zonnegodwordt wordtininzijn zijnochtendgedaante ochtendgedaante De afgebeeldals alseen eenscarabee, scarabee,een eenEgyptische Egyptische afgebeeld mestkever.Dit Ditinsect, insect,dat datvan vanmest mestballetjes balletjesrolt rolt mestkever. omdaarin daarineitjes eitjesteteleggen, leggen,stond stondvolgens volgensdede om Egyptenarenininrelatie relatietot totde dezon, zon,die dieimmers immersook ook Egyptenaren alseen eenbal ballangs langsde dehemel hemelrolt. rolt.De Degeboorte geboortevan van als dejonge jongekevers keversuit uitde delevenloze levenlozemest mestwas wasininhun hun de ogeneen eenwonder. wonder.De Descarabee scarabeewerd werddaarmee daarmee ogen beschouwdals alssymbool symboolvan vannieuw nieuwleven. leven.InInhet het beschouwd hiërogliefenschrihee heede dekever keverdedebetekenis betekenis hiërogliefenschri ‘ontstaan’. ‘ontstaan’. Dezea aeelding eeldinggetuigt getuigtvan vande dehoop hoopvan vandede Deze overledenede dedagelijkse dagelijkseafwisseling afwisselingvan vandood dood overledene enleven levensamen samenmet metde dezonnegod zonnegodtetemogen mogen en meemaken. meemaken.
de buitenkist
De godin Hathor is op de kist afgebeeld als koe. De godin Hathor is op de kist afgebeeld als koe. Zij is de dochter van de zonnegod Re, wat te Zij is de dochter van de zonnegod Re, wat te zien is aan de zonneschijf tussen haar horens. zien is aan de zonneschijf tussen haar horens. De godin geldt als de beschermvrouwe van de De godin geldt als de beschermvrouwe van de begraafplaats in het Thebaanse gebergte. Rechts begraafplaats in het Thebaanse gebergte. Rechts van de Hathor-koe is de schematische weergave van de Hathor-koe is de schematische weergave van een graf te zien. van een graf te zien.
De schepping scheppingvan vande dewereld wereld De (achterzijde van vande dekist) kist) (achterzijde Het oudst oudst overgeleverde overgeleverdescheppingsverhaal scheppingsverhaalvan van Het de oude oude Egyptenaren Egyptenarenbegint begintbij bijde degod godAtoem. Atoem. de Hij masturbeerde, masturbeerde,ving vingzijn zijnzaad zaadop opininzijn zijnmond, mond, Hij spuugde het het weer weeruit uiten enschiep schiepzo zozijn zijnzoon zoonSjoe, Sjoe, spuugde de de god god van van de dewind. wind.Daarna Daarnaniesde niesdehij hijhet hetzaad zaaduit uit waardoor waardoor zijn zijndochter dochterTefnoet Tefnoetontstond. ontstond.Zij Zijwaren waren de de eerste eerste ‘man ‘manen envrouw’ vrouw’ininde dewereld. wereld. Deze een nieuw Deze twee twee goden godenkregen kregensamen samen een nieuw godenpaar: godenpaar: Geb Geben enNoet. Noet.De Degod godGeb Gebisisde de aarde aarde en en de de godin godinNoet Noetbelichaamt belichaamtde dehemel. hemel. Geb Geb ligt ligt op op zijn zijnrug rugen envormt vormthet hetaardoppervlak, aardoppervlak, Noet Noet strekt strekt zich zichstaande staandeop ophanden handenen envoeten voeten boven boven hem hem uit. uit.Sjoe Sjoestaat staatop opde debuik buikvan vanGeb Gebenen ondersteunt ondersteunt met metopgeheven opgehevenarmen armende debuik buikvan van Noet. Noet. Op Op hun hun beurt beurtzijn zijnGeb Geben enNoet Noetde deouders oudersvan van de de vierde vierde godengeneratie. godengeneratie.Zij Zijkregen kregentwee twee godenparen: godenparen:Isis Isisen enOsiris Osirisen enSeth Sethen enNephtys. Nephtys. Zij Zij belichamen belichamenhet hetidee ideevan vande desamenleving; samenleving; de de sociale sociale structuur structuurvan vande deschepping. schepping.Met Met deze deze laatste laatste generatie generatiewas washet hetscheppingswerk scheppingswerk voltooid. voltooid.
Gaoetsesjen vertoont kleine DeDe kistkist vanvan Gaoetsesjen vertoont veelveel kleine verfschilfertjes. restauratoren proberen verfschilfertjes. DeDe restauratoren proberen die die zoveel mogelijk plat te leggen te consolideren zoveel mogelijk plat te leggen en en te consolideren met voor conservering geschikte Zonder met eeneen voor conservering geschikte lijm.lijm. Zonder deze behandeling in de loop deze behandeling zouzou in de loop derder tijdtijd de de buitenste laag schildering erlijk buitenste laag vanvan de de schildering lele erlijk vanvan de de afvallen. kistkist afvallen.
dede buitenkist (zij-aanzicht) buitenkist (zij-aanzicht)
Het deksel ziet er donker uit, omdat er een dikke laag ingedrongen en opliggend vuil aanwezig is. De vuillaag ontneemt niet alleen het zicht op de schildering en de teksten, het vuil is ook hygroscoop waardoor het een potentieel gevaar vormt voor de onderliggende watergevoelige verflagen. Om deze redenen wordt de vuillaag bij de huidige restauratie verwijderd.
De hiërogliefen in de zijn tekstband zijn geschreven De hiërogliefen in de tekstband geschreven metverf. eenMet rodeeen verf. Met een met een rode rietpen kon,rietpen kon, de pen vastgehouden werd, aankelijka vanankelijk hoe devan penhoe vastgehouden werd, een lijn in twee diktes gezet worden. Beide diktes een lijn in twee diktes gezet worden. Beide diktes zijn in de hiërogliefen gebruikt. zijn de zijn in de hiërogliefen gebruikt. Daarna zijnDaarna de hiërogliefen met een kwastje: eerst hiërogliefen ingekleurd ingekleurd met een kwastje: eerst groen, met groen,met daarna metdaarna blauw. met blauw.
Voor de gele achtergrondkleur is het giige pigment orpiment gebruikt. De restauratoren dragen daarom handschoenen en soms ook gezichtsmaskers ter bescherming, wanneer zij de verflagen direct en langdurig moeten aanraken.
Op de het voeteinde van het deksel is de naam Gaoetsesjen, ‘zangeres van Amon’, ‘zangeres in de kamer (?) van de godin Moet’, vermeld. De hiërogliefen van haar naam lijken dikker dan de andere details. Het lijkt alsof ze op het laatste moment, op nog verse vernis zijn geschilderd.
deksel van de buitenkist
Op het deksel zijn de gevleugelde scarabeeën en zonneschijven in hoog reliëf uitgevoerd. Ze zijn op de wie grondlaag met een dikke krijtpasta aangebracht.
Op de buik van de dode spreidt de hemelgodin Noet beschermend haar vleugels uit. Volgens de Egyptische mythologie verzwolg de hemelgodin ’s avonds de rode avondzon. De zonnegod reisde op zijn bark door haar lichaam om ’s ochtend weer uit haar schoot gebaard te worden. Daarmee symboliseert Noet de dagelijks cyclus van de zon, een eeuwig durende ritme waarin ook de overledene hoopte te worden opgenomen.
Over de schouders ligt een brede halskraag van vele rijen bloemmotieven. De onderrand bestaat uit open lotusbloemen, een bekend wederopstandingssymbool. Volgens een van de Egyptische scheppingsverhalen was de lotus het eerste teken van leven dat uit het oerwater opkwam en verrees de zon uit de lotusbloem zodra die zich opende.
De bloemen en kralen in de kraag zijn in perfecte cirkels geschilderd. Deze cirkels zijn met een passer uitgezet - het middelpunt ligt in de hals, net onder de kin.
Dit deksel hee de gedaante van een mummie. Het gezicht en de handen waren oorspronkelijk met bladgoud bedekt, maar dat is nu verdwenen. Zeer waarschijnlijk is de schade al in de oudheid toegebracht. In periodes van politieke instabiliteit en economische crisis werden graven vaak geplunderd en materialen hergebruikt.
Bij de oppervlaktereiniging werden resten goud ontdekt in de nek. Met een verfdwarsdoorsnede is bevestigd dat het om bladgoud gaat. Een piepklein verffragmentje wordt onder de microscoop met een vergroting van 250x onderzocht. Hiermee kan de laagopbouw worden bestudeerd, en de in de verf gebruikte pigmenten worden geanalyseerd.
Kist Eigenaar
Inv.nr.
1
F93/10.1a Buitenkist
Gaoetsesjen
Onderdelen
Titulatuur op de kist ‘Zangeres van Amon’ en ‘Zangeres in de kamer (?) van de godin Moet’
Deksel van de buitenkist F93/10.1b Binnenkist Deksel van de binnenkist F93/10.1c Mummieplank 2
Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey F93/10.2a Buitenkist De kist is hergebruikt voor een man. Er is een baard aangebracht op het gezicht
Deksel buitenkist
‘Zangeres van Amon’ en ‘Zangeres in de kamer (?) van Moet’
F93/10.2b Binnenkist Deksel binnenkist F93/10.2c Mummieplank 3
Tjenet-pen-heroe-nefer F93/10.3a Binnenkist
4
Onbekend
Deksel binnenkist F93/10.3b Mummieplank
‘Zangeres van Amon’
F93/10.4c Binnenkist Deksel binnenkist
Constructie van de kisten De kisten die u hier ziet zijn gemaakt van hout van de wilde vijg (Ficus Sycomorus), een boom met grillige takken en veel knoesten. De kisten zijn daarom vaak opgebouwd uit meerdere planken, met hier en daar inzetstukken. Men gebruikte houten pennen, dwars door het hout, om de verbindingen te maken. De maatvoering van de kisten luisterde nauw. In de binnenkist moesten de mummie en de mummieplank passen en het deksel moest goed sluiten. Dit geheel werd in de buitenkist geplaatst. Tussen binnenkist en buitenkist was vaak maar een paar centimeter speling.
Beschildering van de kisten Oneffenheden in het hout en ongelijke verbindingen werden gladgestreken met een kleiachtige grondlaag, waaraan krijt en plantenvezels waren toegevoegd. Daaroverheen werd een gladdere, wie grondlaag aangebracht om op te kunnen schilderen. De gele achtergrondkleur die typerend is voor de kisten uit Bab el-Gasus is een verflaag die de gele pigmenten orpiment en gele oker bevat. Orpiment bevat het zware metaal arseen, wat de gele kleur een metaalachtige schiering gee.
Materialen voor beschildering Grove kwasten van rietbundels werden gebruikt om de onderlagen aan te brengen. Met fijne rietpennen en vezelkwastjes schilderde men vervolgens de tekstbanden en voorstellingen op de buiten- en binnenkant van de kisten en deksels. Ondertekening Op de buitenkant van de kisten zijn om de figuren fijne rode contourlijnen zichtbaar. Dit is de ondertekening; een schildering met rode oker om de voorstelling te schetsen. Na het aanbrengen hiervan werden de teksten en de voorstellingen verder ingevuld met rood, groen en blauw.
Egyptisch blauw Ter vervanging van het dure mineraal lapis lazuli maakten de Egyptenaren zelf een blauw pigment van een glasachtig materiaal. Dit pigment wordt ‘Egyptisch blauw’ genoemd. Door veroudering en door het aanbrengen van een oranje vernis op de kisten, ziet dit oorspronkelijk stralende blauw er nu vaak donker of bijna zwart uit.
CONSTRUCTIEENSCHILDERTECHNIEKEN
c. b. a.
Man of vrouw? Op de buitenkist geven de naam Nesy-Ta-Neb(et)Taoey en haar titels ‘Zangeres van Amon’ en ‘Zangeres in de kamer(?) van Moet’ duidelijk aan dat deze kist voor een vrouw was. Het gelaat van de buitenkist hee echter een baard. Ook zijn er geen borsten te zien. De weergave van de handen - gebalde vuisten bij een man of uitgestrekte handen bij een vrouw- had uitsluitsel kunnen geven. Helaas zijn de handen verloren gegaan. Onder de blauwe strepen van de driedelige strengenpruik, de typerende haardracht van de goden, zijn nog net sporen te zien van twee rode horizontale sierbanden. Die houden de strengen van de pruik bijeen. Dit is een typisch vrouwelijke haardracht. Waarschijnlijk was deze kist ooit gedecoreerd voor Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey en misschien later hergebruikt voor een man. Dit wordt bevestigd door de wetenschappelijke analyses van de beschilderingen die het RMO in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de laboratoria van de Vaticaanse Musea hee laten verrichten.
het deksel van de buitenkist
Man of vrouw? Een verfdwarsdoorsnede uit de pruik, ter hoogte van de rode vlekken gee uitkomst. Op deze vergroting van 250x zien we aan de onderzijde de grove grijze en gladde wie onderlaag (a). Daarop zien we een dunne rode laag (b), met weer daarop een blauwe laag met grove korrels Egyptisch blauw (c). Daaroverheen is een donker laagje zichtbaar, dit is een moderne verf die bij een vroegere restauratie is aangebracht. Het rode laagje is het rood van de rode haarband van de eerste beschildering van de pruik, toen de kist nog in gebruik was door de zangeres. Daarna is de kist van eigenaar veranderd en geschikt gemaakt voor een priester. De pruik werd met blauwe strepen overschilderd en een baard werd aangebracht op het gezicht. Op de verfdwarsdoorsnede is deze verandering zichtbaar in de blauwe laag, die over de rode laag heen aangebracht is.
Op het deksel van deze binnenkist is de dode voorgesteld met twee gebalde vuisten en een baard. Dit is typerend voor een mannenkist. Op deze kist zijn dan ook geen borsten aangebracht.
de binnenkist
Op de bodem van de binnenkist is de god Osiris afgebeeld. Hij werd op aarde tot koning gekroond en wekte daarmee de jaloezie op van zijn jongere broer Seth. Seth doodde Osiris met een list en sneed hem in stukken, die hij over het land verspreidde. Vervolgens riep hij zichzelf uit tot koning van Egypte. Isis, de weduwe van Osiris, was ontroostbaar. Samen met haar zuster Nephthys spoorde zij alle lichaamsdelen weer op. Met hulp van Anoebis, de jakhalsgod van de mummificatie, voegde ze de delen weer samen. Met haar magische spreuken bracht Isis Osiris opnieuw tot leven. Samen kregen ze een zoon, Horus. Osiris was de eerste die de dood overwon. Hij toonde hiermee aan dat het sterven slechts het eerste fase is in de overgang naar een volgend leven in een betere wereld. Iedere Egyptenaar wilde dan ook na de dood één worden met Osiris.
NESY-TA-NEBET-TAOEY
Conclusie buiten- en binnenkist van Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey Er is iets eigenaardigs aan de hand met deze set kisten. De buitenkist is oorspronkelijk gemaakt voor een vrouw, maar blijkt hergebruikt voor een man. De binnenkist toont geen sporen van hergebruik, bevat geen titels of namen, maar was wel bestemd voor een man. Het lijkt erop dat de kisten niet bij elkaar horen.
het deksel van de binnenkist
De aeelding van de sycomoor boom laat grillige takken zien. De kisten zijn gemaakt van het hout van deze boom. Net als in de schildering hee de boom in het echt ook grillige takken waaruit geen lange brede planken gezaagd konden worden. De kisten zijn daarom opgebouwd uit vele stukken hout, die met houten pennen aan elkaar verbonden zijn.
Onderaan het voeteinde is in hiëratisch (cursief) schri de naam van de wab-priester Di-Chonsoe-Iry te lezen. De vermelding van een mannennaam op een deksel van een vrouwenkist is zeer ongebruikelijk. Dit deksel zou door Di-Chonsoe-Iry besteld kunnen zijn voor zijn vrouw, onder zijn eigen naam.
Dit is een aeelding van een sycomoor, een personificatie van de godinnen Isis, Noet en Hathor. Het hout van de sycomoor werd gebruikt voor meubels en lijkkisten. In het oude Egypte werden bomen veelal geassocieerd met goden. Het ruisen van de wind door de takken verraadt volgens de Egyptische mythologie de aanwezigheid van de zielen. Zij komen terug in de vorm van een ba-vogel die in de schaduw van de boomtakken zit. In het Egyptische Dodenboek staat een verzoek van de ziel om het dodenrijk te mogen verlaten. De ziel wil terugkeren naar huis om de familie weer te zien en om te genieten in de tuin.
De blauwe lotusbloemen zijn met een verf geschilderd die het pigment ‘Egyptisch blauw’ bevat. Dit pigment werd door de Egyptenaren zelf gemaakt uit zand, krijt en bronsresten. Het pigment hee grote glasachtige korrels, die met het blote oog goed zichtbaar zijn.
Met name op het deksel zijn veel bruine watersporen zichtbaar. Dit is schade die ontstaan is door (condens-)vocht. Dit kan gebeurd zijn op de reis van Egypte naar Leiden, of in de vroege 20ste eeuw toen de kisten nog niet geklimatiseerd opgeslagen konden worden. Helaas kunnen de restauratoren hier maar weinig aan doen.
In het midden van deze scène is een kever met de zonneschijf voorgesteld, symbool voor de zonnegod Re. Aan beide zijden zit Osiris op een troon. Zowel Osiris als de zonnegod hebben een belangrijke rol in de Egyptische funeraire theologie.
TJENET-PEN-HEROE-NEFER
De uitgestrekte handen van Tjenet-pen-heroe-nefer zijn geel geschilderd met orpiment. Met een rode oker zijn de schaduwen van de vingers en nagels geschilderd, dat gee de handen nog meer reliëf.
De kist is zonder twijfel gemaakt voor een vrouw: twee sierbanden houden de strengen van haar pruik bijeen, ze houdt haar handen in de typisch vrouwelijke weergave uitgestrekt en onder de pruik zijn duidelijk borsten te zien.
Omdat deze kist nooit een laag vernis hee gekregen, zijn de kleuren nog opvallend helder. Er is veel aandacht geschonken aan de beschildering van de bloemenkransen waarmee de dode is uitgerust. Om haar hoofd draagt Tjenet-pen-heroe-nefer een guirlande van blauwe lotusblaadjes, als symbool van haar overwinning bij het dodengericht. De blauwe lotus opent zijn bloem bij zonsopkomst en sluit die weer in de avond. Voor de Egyptenaren was daarmee het bewijs geleverd dat de zon zelf ooit uit een lotus was ontstaan. De geur van de lotus is zo welriekend als de goden zelf en biedt nieuwe levenskracht.
Deze mummiekist is zeer rijk versierd. Aan de binnenkant zijn rondom taferelen uit de onderwereld, beschermgoden en amuleen afgebeeld. Op de bodem is de god Osiris als djed-zuil afgebeeld, een symbool voor duurzaamheid en eeuwig voortbestaan. De djed-zuil werd vaak geassocieerd met Osiris’ ruggengraat en staat dus niet toevallig op de bodem van de kist: de plek waar de rug van de overledene de kist raakte. Op de buitenkant staan scènes die in de funeraire traditie vaak voorkomen, zoals de reis van de zonnegod in zijn bark door de onderwereld. De wens van de overledene om deel te nemen aan de eeuwige cyclus van de zonnegod, wordt uitgebeeld met symbolen als de gevleugelde zonneschijf en de gevleugelde scarabee.
GAOETSESJEN
de buitenkist
Foto: René Gerritsen
Toen de kisten in 1893 in het museum arriveerden, werden ze binnen een maand opgeknapt en klaargemaakt om ze tentoon te stellen. De lange wie vulling die toen is aangebracht, is in de loop de tijd gekrompen en verhard. Bij de huidige restauratie wordt gekeken hoe met deze historische vulling omgegaan moet worden. Op de UV foto hierboven is de vulling goed te zien. Deze kleurt met UV licht zwart.
De naam van de overledene ontbreekt Het is opvallend dat de naam van de overledene alleen vermeld is op het deksel, niet op de kist zelf. Haar titels, ‘zangeres van Amon’ en ‘zangeres in de kamer (?) van de godin Moet’, worden daar wel vermeld. Met UV fotografie is tevergeefs geprobeerd vast te stellen of op deze plek op de kist ooit een naam hee gestaan. Er zijn twee hypothesen: of hier stond een naam die zonder sporen achter te laten is weggehaald, om de kist te hergebruiken, of dit was een kist die in massaproductie is gemaakt. Op de lege plek kon de naam van de overledene ingevuld worden, maar dit is niet gebeurd.
GAOETSESJEN
Zonneschip met mestkever Overdag voer de zonnegod Re in zijn zonneboot langs de buitenste rand van de hemel. Aan het eind van de dag daalde hij af in het westen, verzwakt van de lange reis. Hij kwam terecht in een plaats onder de aarde, de doeat geheten, waar duisternis heerst. Hier bevonden zich ook de geesten van de overledenen. De dag was ten einde gekomen en Re had de aarde en haar bewoners in het donker achtergelaten. In de onderwereld voer de zonnegod in zijn bark van west naar oost, zonodig getrokken door goden. Tijdens deze twaalf uren van de nacht leverde hij een strijd tegen de tijd. Van een verzwakte oude man, die feitelijk was overleden, moest hij elke ochtend herboren worden als een krachtige jongeman, die weer aan een nieuwe dag kon beginnen. De zonnegod wordt in zijn ochtendgedaante afgebeeld als een scarabee, een Egyptische mestkever. Dit insect, dat van mest balletjes rolt om daarin eitjes te leggen, stond volgens de Egyptenaren in relatie tot de zon, die immers ook als een bal langs de hemel rolt. De geboorte van de jonge kevers uit de levenloze mest was in hun ogen een wonder. De scarabee werd daarmee beschouwd als symbool van nieuw leven. In het hiërogliefenschri hee de kever de betekenis ‘ontstaan’. Deze aeelding getuigt van de hoop van de overledene de dagelijkse afwisseling van dood en leven samen met de zonnegod te mogen meemaken.
De schepping van de wereld (achterzijde van de kist) Het oudst overgeleverde scheppingsverhaal van de oude Egyptenaren begint bij de god Atoem. Hij masturbeerde, ving zijn zaad op in zijn mond, spuugde het weer uit en schiep zo zijn zoon Sjoe, de god van de wind. Daarna niesde hij het zaad uit waardoor zijn dochter Tefnoet ontstond. Zij waren de eerste ‘man en vrouw’ in de wereld. Deze twee goden kregen samen een nieuw godenpaar: Geb en Noet. De god Geb is de aarde en de godin Noet belichaamt de hemel. Geb ligt op zijn rug en vormt het aardoppervlak, Noet strekt zich staande op handen en voeten boven hem uit. Sjoe staat op de buik van Geb en ondersteunt met opgeheven armen de buik van Noet. Op hun beurt zijn Geb en Noet de ouders van de vierde godengeneratie. Zij kregen twee godenparen: Isis en Osiris en Seth en Nephtys. Zij belichamen het idee van de samenleving; de sociale structuur van de schepping. Met deze laatste generatie was het scheppingswerk voltooid.
de buitenkist
De kist van Gaoetsesjen vertoont veel kleine verfschilfertjes. De restauratoren proberen die zoveel mogelijk plat te leggen en te consolideren met een voor conservering geschikte lijm. Zonder deze behandeling zou in de loop der tijd de buitenste laag van de schildering leerlijk van de kist afvallen.
(zij-aanzicht)
De hiërogliefen in de teks met een rode verf. Met ee aankelijk van hoe de pe een lijn in twee diktes gez zijn in de hiërogliefen geb hiërogliefen ingekleurd m met groen, daarna met b
De Degodin godinHathor Hathorisisop opde dekist kistafgebeeld afgebeeldals alskoe. koe. ZijZijisisdededochter dochtervan vande dezonnegod zonnegodRe, Re,wat wattete zien is aan de zonneschijf tussen haar horens. zien is aan de zonneschijf tussen haar horens. De Degodin godingeldt geldtals alsde debeschermvrouwe beschermvrouwevan vande de begraafplaats begraafplaatsininhet hetThebaanse Thebaansegebergte. gebergte.Rechts Rechts van vandedeHathor-koe Hathor-koeisisde deschematische schematischeweergave weergave van vaneen eengraf graftetezien. zien. De kist vertoont veel kleine Devan kistGaoetsesjen van Gaoetsesjen vertoont veel kleine verfschilfertjes. De restauratoren proberen die die verfschilfertjes. De restauratoren proberen zoveelzoveel mogelijk plat te leggen en te en consolideren mogelijk plat te leggen te consolideren met een voor conservering geschikte lijm. Zonder met een voor conservering geschikte lijm. Zonder deze behandeling zou inzou de in loop deze behandeling de der looptijd derdetijd de buitenste laag van schildering leerlijk van de buitenste laagde van de schildering leerlijk van de kist afvallen. kist afvallen.
aanzicht) j-aanzicht)
Het deksel ziet er donker uit, omdat er een dikke laag ingedrongen en opliggend vuil aanwezig is. De vuillaag ontneemt niet alleen het zicht op de schildering en de teksten, het vuil is ook hygroscoop waardoor het een potentieel gevaar vormt voor de onderliggende watergevoelige verflagen. Om deze redenen wordt de vuillaag bij de huidige restauratie verwijderd.
hiërogliefen tekstband zijn geschreven DeDe hiërogliefen inin dede tekstband zijn geschreven met een rode verf. Met een rietpen kon, met een rode verf. Met een rietpen kon, a ankelijk van hoe pen vastgehouden werd, a ankelijk van hoe dede pen vastgehouden werd, een twee diktes gezet worden. Beide diktes een lijnlijn inin twee diktes gezet worden. Beide diktes zijn hiërogliefen gebruikt. Daarna zijn zijn inin dede hiërogliefen gebruikt. Daarna zijn dede hiërogliefen ingekleurd met een kwastje: eerst hiërogliefen ingekleurd met een kwastje: eerst met groen, daarna met blauw. met groen, daarna met blauw.
Voor de gele achtergrondkleur is het giige pigment orpiment gebruikt. De restauratoren dragen daarom handschoenen en soms ook gezichtsmaskers ter bescherming, wanneer zij de verflagen direct en langdurig moeten aanraken.
Op de het voeteinde van het deksel is de naam Gaoetsesjen, ‘zangeres van Amon’, ‘zangeres in de kamer (?) van de godin Moet’, vermeld. De hiërogliefen van haar naam lijken dikker dan de andere details. Het lijkt alsof ze op het laatste moment, op nog verse vernis zijn geschilderd.
deksel van de buitenkist
Op het deksel zijn de gevleugelde scarabeeën en zonneschijven in hoog reliëf uitgevoerd. Ze zijn op de wie grondlaag met een dikke krijtpasta aangebracht.
tergrondkleur is het giige t gebruikt. De restauratoren andschoenen en soms ook ter bescherming, wanneer zij de en langdurig moeten aanraken.
van de buitenkist
Het deksel ziet er donker uit, omdat er een dikke laag ingedrongen en opliggend vuil aanwezig is. De vuillaag ontneemt niet alleen het zicht op de schildering en de teksten, het vuil is ook hygroscoop waardoor het een potentieel gevaar vormt voor de onderliggende watergevoelige verflagen. Om deze redenen wordt de vuillaag bij de huidige restauratie verwijderd.
Op het deksel zijn de gevleugelde scarabeeën en zonneschijven in hoog reliëf uitgevoerd. Ze zijn op de wie grondlaag met een dikke krijtpasta aangebracht.
Op de buik van de dode spreidt de hemelgodin Noet beschermend haar vleugels uit. Volgens de Egyptische mythologie verzwolg de hemelgodin ’s avonds de rode avondzon. De zonnegod reisde op zijn bark door haar lichaam om ’s ochtend weer uit haar schoot gebaard te worden. Daarmee symboliseert Noet de dagelijks cyclus van de zon, een eeuwig durende ritme waarin ook de overledene hoopte te worden opgenomen.
Over de schouders ligt een brede halskraag van vele rijen bloemmotieven. De onderrand bestaat uit open lotusbloemen, een bekend wederopstandingssymbool. Volgens een van de Egyptische scheppingsverhalen was de lotus het eerste teken van leven dat uit het oerwater opkwam en verrees de zon uit de lotusbloem zodra die zich opende.
De bloemen en kralen in de kraag zijn in perfecte cirkels geschilderd. Deze cirkels zijn met een passer uitgezet - het middelpunt ligt in de hals, net onder de kin.
Dit deksel hee de gedaante van een mummie. Het gezicht en de handen waren oorspronkelijk met bladgoud bedekt, maar dat is nu verdwenen. Zeer waarschijnlijk is de schade al in de oudheid toegebracht. In periodes van politieke instabiliteit en economische crisis werden graven vaak geplunderd en materialen hergebruikt.
Bij de oppervlaktereiniging werden resten goud ontdekt in de nek. Met een verfdwarsdoorsnede is bevestigd dat het om bladgoud gaat. Een piepklein verffragmentje wordt onder de microscoop met een vergroting van 250x onderzocht. Hiermee kan de laagopbouw worden bestudeerd, en de in de verf gebruikte pigmenten worden geanalyseerd.
Kist Eigenaar
Inv.nr.
1
F93/10.1a Buitenkist
Gaoetsesjen
Onderdelen
Titulatuur op de kist ‘Zangeres van Amon’ en ‘Zangeres in de kamer (?) van de godin Moet’
Deksel van de buitenkist F93/10.1b Binnenkist Deksel van de binnenkist F93/10.1c Mummieplank 2
Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey F93/10.2a Buitenkist De kist is hergebruikt voor een man. Er is een baard aangebracht op het gezicht
Deksel buitenkist
‘Zangeres van Amon’ en ‘Zangeres in de kamer (?) van Moet’
F93/10.2b Binnenkist Deksel binnenkist F93/10.2c Mummieplank 3
Tjenet-pen-heroe-nefer F93/10.3a Binnenkist Deksel binnenkist F93/10.3b Mummieplank
4
Onbekend
F93/10.4c Binnenkist Deksel binnenkist
‘Zangeres van Amon’
Constructie van de kisten De kisten die u hier ziet zijn gemaakt van hout van de wilde vijg (Ficus Sycomorus), een boom met grillige takken en veel knoesten. De kisten zijn daarom vaak opgebouwd uit meerdere planken, met hier en daar inzetstukken. Men gebruikte houten pennen, dwars door het hout, om de verbindingen te maken. De maatvoering van de kisten luisterde nauw. In de binnenkist moesten de mummie en de mummieplank passen en het deksel moest goed sluiten. Dit geheel werd in de buitenkist geplaatst. Tussen binnenkist en buitenkist was vaak maar een paar centimeter speling.
Beschildering van de kisten Oneffenheden in het hout en ongelijke verbindingen werden gladgestreken met een kleiachtige grondlaag, waaraan krijt en plantenvezels waren toegevoegd. Daaroverheen werd een gladdere, wie grondlaag aangebracht om op te kunnen schilderen. De gele achtergrondkleur die typerend is voor de kisten uit Bab el-Gasus is een verflaag die de gele pigmenten orpiment en gele oker bevat. Orpiment bevat het zware metaal arseen, wat de gele kleur een metaalachtige schiering gee.
Materialen voor beschildering Grove kwasten van rietbundels werden gebruikt om de onderlagen aan te brengen. Met fijne rietpennen en vezelkwastjes schilderde men vervolgens de tekstbanden en voorstellingen op de buiten- en binnenkant van de kisten en deksels. Ondertekening Op de buitenkant van de kisten zijn om de figuren fijne rode contourlijnen zichtbaar. Dit is de ondertekening; een schildering met rode oker om de voorstelling te schetsen. Na het aanbrengen hiervan werden de teksten en de voorstellingen verder ingevuld met rood, groen en blauw.
Egyptisch blauw Ter vervanging van het dure mineraal lapis lazuli maakten de Egyptenaren zelf een blauw pigment van een glasachtig materiaal. Dit pigment wordt ‘Egyptisch blauw’ genoemd. Door veroudering en door het aanbrengen van een oranje vernis op de kisten, ziet dit oorspronkelijk stralende blauw er nu vaak donker of bijna zwart uit.
CONSTRUCTIEENSCHILDERTECHNIE
c. b. a.
Man of vrouw? Op de buitenkist geven de naam Nesy-Ta-Neb(et)Taoey en haar titels ‘Zangeres van Amon’ en ‘Zangeres in de kamer(?) van Moet’ duidelijk aan dat deze kist voor een vrouw was. Het gelaat van de buitenkist hee echter een baard. Ook zijn er geen borsten te zien. De weergave van de handen - gebalde vuisten bij een man of uitgestrekte handen bij een vrouw- had uitsluitsel kunnen geven. Helaas zijn de handen verloren gegaan. Onder de blauwe strepen van de driedelige strengenpruik, de typerende haardracht van de goden, zijn nog net sporen te zien van twee rode horizontale sierbanden. Die houden de strengen van de pruik bijeen. Dit is een typisch vrouwelijke haardracht. Waarschijnlijk was deze kist ooit gedecoreerd voor Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey en misschien later hergebruikt voor een man. Dit wordt bevestigd door de wetenschappelijke analyses van de beschilderingen die het RMO in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de laboratoria van de Vaticaanse Musea hee laten verrichten.
het deksel van de buitenkist
Man of vrouw? Een verfdwarsdoorsnede uit de pruik, ter hoogte van de rode vlekken gee uitkomst. Op deze vergroting van 250x zien we aan de onderzijde de grove grijze en gladde wie onderlaag (a). Daarop zien we een dunne rode laag (b), met weer daarop een blauwe laag met grove korrels Egyptisch blauw (c). Daaroverheen is een donker laagje zichtbaar, dit is een moderne verf die bij een vroegere restauratie is aangebracht. Het rode laagje is het rood van de rode haarband van de eerste beschildering van de pruik, toen de kist nog in gebruik was door de zangeres. Daarna is de kist van eigenaar veranderd en geschikt gemaakt voor een priester. De pruik werd met blauwe strepen overschilderd en een baard werd aangebracht op het gezicht. Op de verfdwarsdoorsnede is deze verandering zichtbaar in de blauwe laag, die over de rode laag heen aangebracht is.
NESY-TA-NEB
Op het deksel van deze binnenkist is de dode voorgesteld met twee gebalde vuisten en een baard. Dit is typerend voor een mannenkist. Op deze kist zijn dan ook geen borsten aangebracht.
de binnenkist
Op de bodem van de binnenkist is de god Osiris afgebeeld. Hij werd op aarde tot koning gekroond en wekte daarmee de jaloezie op van zijn jongere broer Seth. Seth doodde Osiris met een list en sneed hem in stukken, die hij over het land verspreidde. Vervolgens riep hij zichzelf uit tot koning van Egypte. Isis, de weduwe van Osiris, was ontroostbaar. Samen met haar zuster Nephthys spoorde zij alle lichaamsdelen weer op. Met hulp van Anoebis, de jakhalsgod van de mummificatie, voegde ze de delen weer samen. Met haar magische spreuken bracht Isis Osiris opnieuw tot leven. Samen kregen ze een zoon, Horus. Osiris was de eerste die de dood overwon. Hij toonde hiermee aan dat het sterven slechts het eerste fase is in de overgang naar een volgend leven in een betere wereld. Iedere Egyptenaar wilde dan ook na de dood één worden met Osiris.
NEBET-TAOEY
Conclusie buiten- en binnenkist van Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey Er is iets eigenaardigs aan de hand met deze set kisten. De buitenkist is oorspronkelijk gemaakt voor een vrouw, maar blijkt hergebruikt voor een man. De binnenkist toont geen sporen van hergebruik, bevat geen titels of namen, maar was wel bestemd voor een man. Het lijkt erop dat de kisten niet bij elkaar horen.
het deksel van de binnenkist
De aeelding van de sycomoor boom laat grillige takken zien. De kisten zijn gemaakt van het hout van deze boom. Net als in de schildering hee de boom in het echt ook grillige takken waaruit geen lange brede planken gezaagd konden worden. De kisten zijn daarom opgebouwd uit vele stukken hout, die met houten pennen aan elkaar verbonden zijn.
Onderaan het voeteinde is in hiëratisch (cursief) schri de naam van de wab-priester Di-Chonsoe-Iry te lezen. De vermelding van een mannennaam op een deksel van een vrouwenkist is zeer ongebruikelijk. Dit deksel zou door Di-Chonsoe-Iry besteld kunnen zijn voor zijn vrouw, onder zijn eigen naam.
Dit is een aeelding van een sycomoor, een personificatie van de godinnen Isis, Noet en Hathor. Het hout van de sycomoor werd gebruikt voor meubels en lijkkisten. In het oude Egypte werden bomen veelal geassocieerd met goden. Het ruisen van de wind door de takken verraadt volgens de Egyptische mythologie de aanwezigheid van de zielen. Zij komen terug in de vorm van een ba-vogel die in de schaduw van de boomtakken zit. In het Egyptische Dodenboek staat een verzoek van de ziel om het dodenrijk te mogen verlaten. De ziel wil terugkeren naar huis om de familie weer te zien en om te genieten in de tuin.
De blauwe lotusbloemen zijn met een verf geschilderd die het pigment ‘Egyptisch blauw’ bevat. Dit pigment werd door de Egyptenaren zelf gemaakt uit zand, krijt en bronsresten. Het pigment hee grote glasachtige korrels, die met het blote oog goed zichtbaar zijn.
Met name op het deksel zijn veel bruine watersporen zichtbaar. Dit is schade die ontstaan is door (condens-)vocht. Dit kan gebeurd zijn op de reis van Egypte naar Leiden, of in de vroege 20ste eeuw toen de kisten nog niet geklimatiseerd opgeslagen konden worden. Helaas kunnen de restauratoren hier maar weinig aan doen.
In het midden van deze scène is een kever met de zonneschijf voorgesteld, symbool voor de zonnegod Re. Aan beide zijden zit Osiris op een troon. Zowel Osiris als de zonnegod hebben een belangrijke rol in de Egyptische funeraire theologie.
TJENET-PEN-HEROE-NEFER
De blauwe lotusbloemen zijn met een verf geschilderd die het pigment ‘Egyptisch blauw’ bevat. Dit pigment werd door de Egyptenaren zelf gemaakt uit zand, krijt en bronsresten. Het pigment hee grote glasachtige korrels, die met het blote oog goed zichtbaar zijn.
Met name op het deksel zijn veel bruine watersporen zichtbaar. Dit is schade die ontstaan is door (condens-)vocht. Dit kan gebeurd zijn op de reis van Egypte naar Leiden, of in de vroege 20ste eeuw toen de kisten nog niet geklimatiseerd opgeslagen konden worden. Helaas kunnen de restauratoren hier maar weinig aan doen.
In het midden van deze scène is een kever met de zonneschijf voorgesteld, symbool voor de zonnegod Re. Aan beide zijden zit Osiris op een troon. Zowel Osiris als de zonnegod hebben een belangrijke rol in de Egyptische funeraire theologie.
E-NEFER
De uitgestrekte handen van Tjenet-pen-heroe-nefer zijn geel geschilderd met orpiment. Met een rode oker zijn de schaduwen van de vingers en nagels geschilderd, dat gee de handen nog meer reliëf.
De kist is zonder twijfel gemaakt voor een vrouw: twee sierbanden houden de strengen van haar pruik bijeen, ze houdt haar handen in de typisch vrouwelijke weergave uitgestrekt en onder de pruik zijn duidelijk borsten te zien.
Omdat deze kist nooit een laag vernis hee gekregen, zijn de kleuren nog opvallend helder. Er is veel aandacht geschonken aan de beschildering van de bloemenkransen waarmee de dode is uitgerust. Om haar hoofd draagt Tjenet-pen-heroe-nefer een guirlande van blauwe lotusblaadjes, als symbool van haar overwinning bij het dodengericht. De blauwe lotus opent zijn bloem bij zonsopkomst en sluit die weer in de avond. Voor de Egyptenaren was daarmee het bewijs geleverd dat de zon zelf ooit uit een lotus was ontstaan. De geur van de lotus is zo welriekend als de goden zelf en biedt nieuwe levenskracht.
Geheimen onthuld
RÖNTGENFOTO
Test-documentatieblad Reinigen van het oppervlak van de kisten is moeilijk. Als het vuil niet genoeg wordt weggehaald is de behandeling zinloos, wanneer men teveel wegneemt kan de oorspronkelijke beschildering onherroepelijk beschadigen. Restauratoren beginnen veilig, met een droge reiniging met sponsjes of microvezeldoek. Vervolgens onderzoeken ze met zelfgemaakte gels en vloeistoffenmengsels wat de beste reinigingsmethode is. De hierbij gebruikte waenstaaes en andere testmaterialen worden microscopisch gecontroleerd om te kijken of ze alleen vuil hebben opgenomen. Zowel tijdens de testen als de complete behandeling staat het oppervlak van de kist onder zorgvuldige controle.
3.
Gebruikte wa enstaa es
3.
1.
Vultesten Dit zijn houten blokjes waarin zelfgemaakte vulmaterialen getest worden. Restauratoren kijken naar verwerkbaarheid, krimp, kleur, textuur en compatibiliteit met het materiaal op de kisten.
Scalpel, mesjes, tissue, injectienaalden, kwastjes, wa en, bamboeprikkers
Reconstructieplankje, met opeenvolgende geschilderde lagen (door: Elsbeth Geldhof)
5.
2.
De oorspronkelijke laagopbouw van de kist van Gaoetsesjen is hier gereconstrueerd op een plankje. Direct op het hout van de kist is een kleiige grondlaag aangebracht van krijt en plantenvezels. Daaroverheen zit een wie laag, geschikt om op te schilderen. Daarop werd een gele achtergrond (met orpiment en gele oker) aangebracht. In zwart is vervolgens een ondertekening gemaakt voor de tekstbanden, en in rood voor de hiërogliefen en de figuren. Die zijn daarna ingevuld met rood (rode oker), blauw (Egyptisch blauw) en groen (koperhoudend pigment). Op de buitenkant zijn zwart en wit alleen voor de ogen en de baard gebruikt. Een vernislaag van mastix hars completeerde het geheel.
Bakjes met pigmentpoeders
4.
Rode oker, gele oker, Egyptisch blauw, krijt, koolzwart, klei-houdend zand.
Brokjes mastix Mastix is de hars van een boom, de Pistacia Lentiscus.
Gereconstrueerde kwastjes en pennen De kistenschilders gebruikten rietpennen en kwasten, gemaakt van stokjes, uitgevezelde houtjes of touw. Deze exemplaren zijn gereconstrueerd naar oudEgyptische kwasten en pennen die zijn gevonden bij opgravingen.
Orpiment van buitenkist Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey, vergroting 10x (Foto: Prof. Dr. Ulderico Santamaria, Vaticaanse Musea) Orpiment is een natuurlijk mineraal dat het zware metaal arseen bevat. Het hee een felgele, metaalachtige schiering en een gelaagde kristalstructuur. De pigmentkorrels zien eruit als plaatjes.
Used co on swabs
Test documentation sheet
Filling tests
Scalpel holder and blades, tissue paper, syringes, brushes, co on wool, bamboo sticks
Reconstruction board, with sequence of painted layers By Elsbeth Geldhof
Trays with pigment powders
Lumps of mastix resin
Reconstructed brushes and pens
Orpiment from the outer coffin of Nesy-Ta-Neb(et)-Tauy, at 10x magnification (Photo: Prof. Dr. Ulderico Santamaria, Vatican Museums)
Het gezicht is uit een apart stuk hout gesneden en wordt van oorsprong met deze drie pennen op de plaats gehouden. Deze zwarte lijnen zijn scheuren die ontstaan zijn door het krimpen van de eerste pleisterlaag op het hout. De gehele laagopbouw is op deze plaatsen zwak door een slechte interne samenhang. Deze metalen strips zijn bij een vroegere restauratie ter versteviging aan de binnenzijde van het deksel aangebracht. De ijzeren spijkers en schroeven zijn in de loop der tijd gaan roesten waardoor ze nu een groter volume hebben. Dit gee spanningen die invloed kunnen hebben op de laagopbouw en de beschildering. Door de röntgenfoto te vergelijken met de conditie van de beschildering op het deksel, is de huidige staat beter te begrijpen. Bij aankomst in het museum in 1893 zijn de kisten en deksels geïnventariseerd en de bijbehorende nummers op de kisten geschilderd met loodhoudende verf. Het nummer is zichtbaar op de röntgenfoto omdat het element lood de röntgenstraling absorbeert. De oorspronkelijke beschildering bevat geen lood en laat de röntgenstraling juist grotendeels door. Deze rechte en haakse lijnen geven de randen aan van textiel strips die aan de onderzijde van het deksel over scheuren in het hout zijn gelijmd. Dit was een restauratiemethode die aan het begin van de twintigste eeuw heel gebruikelijk was. Deksel van buitenkist F 9310/ 10.2a Foto: René Gerritsen
Mummiekisten van de Amon-priesters Mummiekisten van de Amon-priesters
These three pins are part of the original construction. The face, carved from a separate piece of wood, is secured by these pins. These black lines are cracks, caused when the first layer of plaster on the wood shrank. In these places, the entire layer structure has weakened due to poor cohesion. These metal strips were added during previous restoration as reinforcements to the inside of the lid. The iron nails and screws that were used then have corroded over time, so the nails have now become larger in volume. This causes tension which might affect the layer structure and the painting. By comparing the X-ray to the condition of the painting on the lid, we can beer understand its current state. Upon arrival in the museum in 1893, an inventory was made of the coffins and lids, and the numbers were marked on the coffins using paint containing leadwhite. The number is visible on the photograph because the lead element absorbs X-rays. The original painting does not contain lead, and allows most of the X-rays to pass through. These straight and perpendicular lines indicate the edges of textile strips that were glued over cracks in the wood on the underside of the lid. This method of restoration was very common at the start of the 20th century.
Topstuk uit de collectie van de Vaticaanse Musea
De buitenkist van Djed-Moet is een van de topstukken van de Egyptische funeraire kunst uit de Derde Tussenperiode (1069-712 v.Chr.). De details, de doorzichtigheid van de kleding, de rijke versiering en de schierende kleuren laten zien dat de opdrachtgever een voornaam persoon moet zijn geweest. De overledene was ‘zangeres van Amon’ en ‘voedster van het godenkind Chonsoe’. In de Derde Tussenperiode brengt men op de kist, zo dicht mogelijk bij de overledene, magische aeeldingen en teksten aan. De beschildering van de kist vervangt de decoraties van het graf zelf. De architectuur van de oorspronkelijke graven is er daarom duidelijk in te herkennen. Het hoofdeinde, aan de binnenkant, laat een fijn geometrisch patroon zien, geïnspireerd op de plafonds van de graven uit het Nieuwe Rijk. Het voeteinde is niet gedecoreerd, omdat de vloeren van de graven niet gedecoreerd waren. De mythologische en funeraire scènes aan de binnenen buitenkant van de kist volgen de voorbeelden van grafwanden in Thebe uit eerdere perioden. Een van deze voorstellingen laat het zogenoemde mondopeningsritueel zien. De oorsprong van dit ritueel is nog steeds onduidelijk. Een mummie werd met een complexe reeks van rituelen ‘tot leven gewekt’, zodat hij kon ademen, eten en drinken. Om de mummie nieuwe levenskracht te geven voordat hij in een graf werd bijgezet, offerde een sem-priester, gekleed in een luipaardvel, het nog kloppende hart van een stier en de voorpoot van een levend kalf. Daarna werd de mond met verschillende instrumenten symbolisch geopend.
Mummiekist van Djed-Moet Djed-Moet, hout 22ste dynastie (945-712), Thebe Collectie Vaticaanse Musea, Inv. MV 25008
The outer coffin of Djed-Mut is one of the highlights of Egyptian funerary art from the Third Intermediate Period (1069-712 BC). The details, the transparency of the clothing, the rich decoration and the magnificent colours all testify to the client’s high stature. The deceased was ‘chantress of Amun’ and ‘nurse of the god’s child Khonsu’. In the Third Intermediate Period, magical images and texts are applied to the coffin as close to the dead as possible. The painting of the coffin acts as a replacement for actual tomb decorations, and so the coffins reflect the original architecture of tombs. The inside of the head end displays a refined geometric paern, inspired by the ceilings of New Kingdom tombs. The foot end is undecorated, since the floors of the tombs were plain also. The mythological and funerary scenes inside and outside the coffin are in line with examples on tomb walls in Thebes from earlier periods. One of these represents the so-called ‘ritual of the Opening of the Mouth’. The origins of this ritual are still unclear. In a complex series of rituals, the mummy was ‘brought to life’, so that it might breathe, eat and drink. To give the mummy new life before it was placed inside the tomb, a sem-priest dressed in a leopard skin would make an offering of the still-beating heart of a bull and the foreleg of a living calf. Aer that the mouth was symbolically opened using different instruments. Coffin of Djed-Moet, wood, 22nd dynastie (945-712 BC), Thebes Collection Vatican Museums, inv. MV 25008
Mummiekisten van de Amon-priesters
Concept en samenstelling
Restauratie en onderzoek
Woensdag 1 t/m vrijdag 3 mei
Zondag 26 mei
Woensdag 19 t/m zaterdag 22 juni
Vrijdag 5 juli
© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden
Drs. Elsbeth Geldhof, projectrestaurator
Gastconservatoren
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Mathijs de Keijzer, Luc Megens
Driedaagse cursus ‘De 21ste dynastie en de Amon-priesters van Thebe’, door Het Huis van Horus. Tijd 10.30-16.30 uur; kosten €210 (excl. museumentree); donateurs Het Huis van Horus €190; aanmelden www.huisvanhorus.nl
Museumwandeling over de tentoonstelling met conservator dr. Christian Greco. Tijd 14.00-15.00 uur; gratis bij museumbezoek; aanmelden niet nodig.
Internationaal congres in Rome ‘First Vatican Coffin Conference’, i.s.m. de Vaticaanse Musea en het Louvre. Over de mummiekisten van de 21ste dynastie en het Vatican Coffin Project. Kosten €80; aanmelden tot 30 mei, www.rmo.nl/congresrome
Lezing ‘Mummiekisten van de Amon-priesters’, door de Vrije Academie. Tijd 13.00-14.00 uur; kosten €16,50 (excl. museumentree); aanmelden www.vrijeacademie.nl
Musée du Louvre, Parijs, dr. Hélène Guichard Musei Vaticani, Rome, dr. Alessia Amenta Ontwerp en uitvoering Potztausend, Kors de Waard, Lelystad Bouw, productie Akro, Roy Koek, Zaandam Fotografie René Gerritsen Fotografie, Amsterdam Rijksmuseum van Oudheden, Peter Jan Bomhof Musei Vaticani, Rome, dr. Fabio Morresi Bruikleengevers Musée du Louvre, Parijs Musei Vaticani, Rome Collectie de Haan Collectie van Bommel Beeldmateriaal tentoonstelling West Park Museum, Macclesfield, Engeland, Alan Bardsley Metropolitan Museum of Art, New York, Catharine Roehrig D. van Bommel
Musei Vaticani, Rome, prof. dr. Uderico Santamaria, dr. Fabio Morresi, drs. Giovanna Prestipino Stagiairs: Jessica Hensel, Hinke SigmondGroen, Martine Posthuma de Boer, Lise Wolfert (UvA), Casey Mallinckrodt (UCLA) Film BPM films, Amsterdam, Bas van Gils en Philip van Gils
Dinsdag 14 mei Lezing ‘Symboliek op de mummiekist van Chonsoemes in het Victoria Museum in Uppsala’, door Mehen, Studiecentrum voor het oude Egypte. Tijd 14.00 uur; kosten €10 (excl. museumentree); donateurs Mehen en RoMeO-leden €7,50; aanmelden www.mehen.nl
Vertalingen
Dinsdag 14 mei
Suzanne Knauff
Lezing ‘De restauratie van de mummiekisten’, door restaurator drs. Elsbeth Geldhof. Start 20.00 uur, zaal open 19.30 uur; kosten €5, RoMeO-leden gratis; aanmelden niet nodig.
Met speciale dank aan Bureau Cassandra Carmio, Amersfoort Liliane Mann, stagiaire bij de afdeling Egypte Bertil van Os Rijksmuseum Amsterdam, Barbara Schoonhoven Vormgeving publiciteitscampagne Double Matured, Leiden Het restauratieproject is mogelijk gemaakt door
The Leicester Gallery, London, Peter Nahum
Meer informatie: kijk op www.rmo.nl
Woensdag 15 mei
Donderdag 30 mei Lezingenmiddag ‘Rituelen rond de dood: van prehistorie tot vroege Middeleeuwen’, door vier museumconservatoren. Tijd 13.00-16.00 uur; kosten €7,50 (excl. museumentree), RoMeO-leden en studenten gratis; aanmelden ‘Priesters en tempelzangeressen’ www.rmo.nl/lezingenconservatoren Dinsdag 4 juni Seminar ‘Restauratie van Egyptische mummiekisten’ i.s.m. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voor studenten en andere geïnteresseerden. Tijd 12.30-16.30 uur, borrel tot 18.00 uur; kosten €7,50 (excl. museumentree), studenten €5; aanmelden www.rmo.nl/seminar
Vrijdag 21 juni Studiedag ‘Het Oude Egypte’, door de Vrije Academie. Tijd 10.30-16.15 uur; €59 (excl. museumentree); aanmelden www.vrijeacademie.nl
Zaterdag 27 april t/m zondag 5 mei Meivakantie: Knutselen en onderzoeken bij een Egyptische tempel. Zelf restaureren, puzzelen, tekenen, kleuren en speuren. Gratis bij bezoek aan museum; aanmelden niet nodig.
Zaterdag 22 juni Tekenworkshop ‘Het mooie Westen’, symbolen die de Egyptenaar inspireerden (zie ook 15 mei). Dinsdag 25 en zondag 30 juni Masterclass ‘Verborgen tombes in de heuvels van Thebe’, door Huub Pragt, egyptoloog. Over de bergplaatsen voor mummies van farao’s en priesters. Tijd 10.00-16.00 uur; kosten €66 (incl. rondleiding, lunch, lesmateriaal, excl. museumentree); aanmelden www.egyptologie.nl
Tekenworkshop ‘Het mooie Westen’, symbolen die de Egyptenaar inspireerden, door Corina Zuiderduin, Arte del Disegno. Tijd 10.00-12.30 uur; kosten €20 (excl. museumentree); aanmelden www.rmo.nl/tekenworkshop
Dinsdag 11 juni
Zaterdag 25 mei
18 t/m 26 juni
Museumnacht Leiden met restauratie- en mummificatiedemonstraties, rondleidingen, lezingen en muziek. Tot in de late uurtjes! Programma en kaartverkoop www.museumnachtleiden.nl
Reis ‘Egypte in Italië’, een bijzondere reis naar de mummiekisten van de Amonpriesters Tijd 14.00 uur; kosten €10 (excl. museumin Italië. I.s.m. Labrys Reizen en het Huis van entree); donateurs Mehen en RoMeO-leden Horus. Met bezoek aan Rome, Florence, €7,50; aanmelden www.mehen.nl Bologna en facultatieve deelname ‘First Vatican Coffin Conference’. Informatie www.labrysreizen.nl/rmo of (024) 382 21 10.
Lezing ‘Mummiekisten van de Amon-priesters’, door conservator dr. Christian Greco. Start 20.00 uur, zaal open 19.30 uur; kosten €5, RoMeO-leden gratis; vooraf aanmelden niet nodig.
VOOR KINDEREN
Woensdag 3 juli Lezing ‘Het dodenboek van (Moet) Nodjemet’, door Mehen, Studiecentrum voor het oude Egypte.
Live restauratie op zaal Elke dinsdag en donderdag. Volg de restauratoren terwijl ze werken in de tentoonstellingszaal. Met vragenuurtje tussen 14.00 en 15.00 uur. Andere werkdagen zie www.rmo.nl/mummiekisten Museumshop Een uitgebreid Egyptisch assortiment, met onder andere cadeau-artikelen, sieraden en boeken. Museumcafé Even op adem komen met een Egyptische versnapering. Rondleidingen en scholen Ervaren rondleiders nemen u mee over de tentoonstelling. Ook geschikt voor het voortgezet onderwijs, de rondleiding wordt afgestemd op het niveau van de groep. Kosten en reserveren www.rmo.nl