De invloed van fysieke activiteit op de geestelijke gezondheid Scriptie Eveline Maes 2061879 4 SRS
De invloed van fysieke activiteit op de geestelijke gezondheid
Eveline Maes 2061879 4 SRS Roel Nabuurs Scriptie opdracht Inleverdatum: week 22, 2008
2
Samenvatting Bewegen of sporten tijdens een depressie kan leiden tot vermindering van het depressieve gevoel en draagt bij aan de genezing van deze ziekte. Uit onderzoek blijkt dan één op de vijf vrouwen en één op de tien mannen in haar of zijn leven te maken krijgt met een depressie. Volgens onderzoeksgegevens maakt jaarlijks gemiddeld één op de dertien Nederlanders tussen de 18 en 65 jaar een depressieve periode door. Ook 3 tot 8 procent van de 12- tot 18-jarigen heeft er last van. Ruwweg geschat vertoont bij ongeveer 15 procent van de patiënten de depressie een chronisch beloop. Bij hen wil de depressie maar niet overgaan. Uit onderzoek blijkt dat 15 tot 20 procent van hen na verloop van tijd uiteindelijk (door een geslaagde zelfmoordpoging) voortijdig een einde aan zijn of haar leven maakt. Bij de behandeling van depressies worden verschillende methoden toegepast. Er kan gekozen worden voor een behandeling met medicijnen, voor therapie die bestaat uit gesprekken met een steunend en begeleidend karakter of voor psychotherapie. Vaak wordt er gebruikgemaakt van een combinatie van deze mogelijkheden. Uit onderzoek blijkt dat een dergelijk combinatie behandeling van medicijnen en begeleiding tot de beste resultaten leidt. Steeds meer huisartsen bieden naast de medicijnen en gesprekstherapie ook bewegingstherapie aan. In de meeste gevallen wordt dit gegeven in de vorm van runningtherapie. Er zijn ook enkele sportcentra die programma’s ontwikkelen, speciaal voor depressieve personen. Deze programma’s bestaan uit zowel beweging als praten met lotgenoten. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat een runningtherapie programma effectief is in het verminderen van ontstemming bij depressieve patiënten. Een eerste effect is het vrijkomen van de stof endorfine in de hersenen (deze stof wordt aangemaakt tijdens inspanning). Deze stof heeft een rustgevend effect op de geest. Een tweede effect is het weer in beweging komen, vooral na langdurig inactief zijn. De eerste stappen zijn moeilijk, maar als het lukt, zal de bevrediging na afloop groot zijn. Een derde effect is het bezig zijn op een gezonde manier en het bezig zijn met een gezond deel van je lichaam, dus via het gezonde lichaam de zieke geest verfrissen. Een vierde effect is het weer ontdekken van het lichaam. In de maatschappij zijn veel mensen het contact met hun lichaam kwijt. Met het hardlopen kunnen ze proberen het evenwicht tussen geest en lichaam te herstellen. Een vijfde maar moeilijker te bereiken effect is het puur voor jezelf bezig zijn. De maatschappij geeft veel druk, het is daarom belangrijk om dingen te doen ter ontspanning, zonder prestatie druk. Uit onderzoek blijkt dat er niet veel sportcentra zijn die deze therapieën aanbieden. Depressieve personen worden vooral doorverwezen naar speciale gezondheidscentra zoals het RIAGG.
3
Voorwoord Ik schrijf deze scriptie naar aanleiding van het artikel “The influence of physical activity on mental well-being” van dr. Kenneth R. Fox. Het onderwerp ‘depressie’ spreek me erg aan en ik wil uitzoeken of er een relatie bestaat tussen sporten en de ernst van een depressie en zo ja, wat die relatie dan inhoudt. De hoofdvraag van mijn scriptie is: Wat is de invloed van sport op volwassenen in de leeftijd van 30 – 65 jaar, die lijden of hebben geleden aan een vorm van depressie? Dit heb ik uitgezocht met behulp van verschillende literatuur uit de bibliotheek van de Universiteit Maastricht en met informatie van internet. Ook heb ik personen geïnterviewd die in hun werkveld of privé te maken hebben (gehad) met mensen met een vorm van depressie.
Dankwoord Ik wil vooral Mieke Maes-Camp bedanken voor de steun en goede raad gedurende het schrijven van deze scriptie. Verder wil ik Iris Maes bedanken voor haar informatie over het onderwerp ‘depressie’ en voor verschillende informatiebronnen met betrekking tot sport en de geestelijke gezondheid. Ook wil ik Freek Göbbels, Roel Nabuurs, René Boom en Marcel Kouters bedanken voor de tips over de inhoud van de scriptie. Als laatste wil ik Huib Janssen, Riet van Kilsdonk, Carmen Huijnen, dhr. Palmen, Evelien van Heeswijk en Maaike van Trigt-Christen bedanken voor hun tijd en voor het beantwoorden van de vrage n.
4
Inhoudsopgave Samenvatting .............................................................................................................................. 3 Voorwoord.................................................................................................................................. 4 Dankwoord ............................................................................................................................. 4 Inhoudsopgave ............................................................................................................................ 5 Inleiding...................................................................................................................................... 7 Doelstelling............................................................................................................................. 7 Probleemstelling / hoofdvraag................................................................................................ 7 Deelvragen.............................................................................................................................. 7 1. Lichamelijke activiteit ............................................................................................................ 8 1.1 Inleiding............................................................................................................................ 8 1.2 Hormonen......................................................................................................................... 8 1.3 Eigenschappen van hormoonwerking............................................................................... 9 1.4 Hormonale reactie op belasting en training ...................................................................... 9 1.5 Geadviseerde intensiteit.................................................................................................. 10 2. Depressie .............................................................................................................................. 11 2.1 Inleiding.......................................................................................................................... 11 2.2 Kenmerken ..................................................................................................................... 11 2.3 Wanneer is er sprake van een depressie ......................................................................... 12 2.4 Depressie uitgedrukt in cijfers ........................................................................................ 12 2.5 Depressie en hormonen .................................................................................................. 13 3. Cortisol ................................................................................................................................. 15 3.1 Inleiding.......................................................................................................................... 15 3.2 Cortisol en depressie ....................................................................................................... 15 3.3 Cortisol en lichamelijke activiteit................................................................................... 15 4. Behandeling .......................................................................................................................... 16 4.1 Inleiding.......................................................................................................................... 16 4.2 De verschillende behandelmethoden.............................................................................. 16 4.3 Wanneer welke vorm van behandeling .......................................................................... 19 4.4 Welke vorm van behandeling is het meest geschikt....................................................... 19 5. Running therapie .................................................................................................................. 21 5.1 Inleiding.......................................................................................................................... 21 5.2 Effecten op korte termijn................................................................................................ 22 5.3 Effecten op lange termijn ............................................................................................... 22 6. Sportaanbod .......................................................................................................................... 23 6.1 Inleiding.......................................................................................................................... 23 6.2 Voldoende sportaanbod .................................................................................................. 23 Methode .................................................................................................................................... 24 Gebruikte methode ............................................................................................................... 24 Operationalisering ................................................................................................................ 24 Resultaten................................................................................................................................. 27 Lichamelijke activiteit .......................................................................................................... 27 Behandeling depressie .......................................................................................................... 27 Discussie ................................................................................................................................... 28 Sterke punten........................................................................................................................ 28 Zwakke punten ..................................................................................................................... 28 Conclusie .................................................................................................................................. 29 Aanbevelingen...................................................................................................................... 29 5
Literatuurlijst ............................................................................................................................ 30 Aanvullende literatuur .......................................................................................................... 31 Bijlagen..................................................................................................................................... 33 Bijlage I; vragenlijst Huib Janssen....................................................................................... 33 Bijlage II; vragenlijst Riet van Kilsdonk .............................................................................. 34 Bijlage III; vragenlijst dhr. Palmen...................................................................................... 35 Bijlage IV; vragenlijst Carmen Huijnen............................................................................... 37 Bijlage V; vragenlijst Evelien van Heeswijk........................................................................ 39 Bijlage VI; vragenlijst Maaike van Trigt-Christen............................................................... 40 Bijlage VII; Module ‘In beweging’ ...................................................................................... 41
6
Inleiding “Depressieve klachten beïnvloeden het dagelijks functioneren en hebben een negatieve invloed op de lichamelijke gezondheid. Geneesmiddelen en psychotherapie zijn van oudsher belangrijke behandelingsmethoden bij een depressie. Tegenwoordig wordt bij zwaardere depressies ook gebruik gemaakt van behandelingsprogramma’s waarin bewegen centraal staat. Bovendien krijgen personen met een lichtere depressie vaak het advies om te gaan sporten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat depressieve klachten verminderen door regelmatige lichamelijke inspanning”(Gezondheidsplein, www.gezondheidsplein.nl). Deze scriptie is tot stand gekomen na het lezen van het artikel “The influence of physical activity on mental well-being” van dr. Kenneth R. Fox. Het onderwerp ‘depressie’ is erg interessant en door middel van een onderzoek wordt er gekeken of er een relatie bestaat tussen sporten en de mate van een depressie en zo ja, wat die relatie dan inhoudt. Het uitzoeken gebeurd door middel van de volgende doelstelling, hoofdvraag en deelvragen.
Doelstelling Onderzoeken of er een relatie bestaat tussen sportbeoefening bij volwassenen in de leeftijd van 30 – 65 jaar en de mate van hun depressie.
Probleemstelling / hoofdvraag Wat is de invloed van sport op volwassenen in de leeftijd van 30 – 65 jaar, die lijden of hebben geleden aan een vorm van depressie?
Deelvragen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wanneer is er sprake van een depressie? Psychische klachten uitgedrukt in cijfers? Welke verschillende behandelmethoden zijn er? Wanneer welke vorm van behandeling? Welke vorm van behandeling is het meest geschikt? Wat is ‘runningtherapie’? Wat zijn de effecten van runningtherapie? Is er voldoende sportaanbod voor mensen met een vorm van depressie?
De scriptie begint met het hoofdstuk ‘Samenvatting’, waar de samenvatting van de hele scriptie in staat. Daarna volgt het theoretisch deel met de hoofdstukken ‘1. Lichamelijke activiteit’, ‘2. Depressie’, ‘3. Cortisol’,‘4. Behandeling’, ‘5. Runningtherapie’ en ‘6. Sportaanbod’ waarin het probleem depressie wordt uitgelegd, de behandelmethoden worden besproken, de relatie met hormonen worden besproken en er dieper wordt ingegaan op de runningtherapie en het huidige sportaanbod voor depressieve personen. Na het theoretische deel volgen de hoofdstukken ‘Methode’ waarin de onderzoeksmethode wordt uitgelegd en ‘Resultaten’ en ‘Discussie’, waarin de resultaten van het onderzoek worden beschreven, er wordt gediscussieerd over deze resultaten en worden de sterke en zwakke punten besproken. Als laatste volgt het hoofdstuk ‘Conclusie’, waarin de conclusie van het onderzoek aan bod komt, in de ‘Literatuurlijst’ staan de verschillende bronnen waar informatie uit is gehaald voor het schrijven van deze scriptie. In het hoofdstuk ‘Bijlagen’ zijn de bijlagen van deze scriptie te vinden.
7
1. Lichamelijke activiteit 1.1 Inleiding Uit tal van publicaties blijkt, dat sportieve activiteiten niet alleen van invloed zijn op de lichamelijke, maar eveneens op de geestelijke gezondheid (Jitta-Geertsma, 1986). Voldoende bewegen kan het beloop van een aantal chronische aandoeningen zoals depressie gunstig beïnvloeden (Stiggelbout en Westhof en Mulder en Ooijnkijk en Hildebrandt en Baken, 1998; Chorus en Hopman-Rock, 2004). Ziekten waarop direct het risico wordt verlaagd door regelmatig voldoende te bewegen zijn o.a. dementie en depressie (Colcombe en Kramer, 2003; Dunn en Trivedi en O’Neal, 2001). Was voorheen ‘rust’ het meest gegeven advies aan patiënten, tegenwoordig raakt de gezondheidszorg er meer van overtuigd dat juist ‘beweging’ heilzaam kan zijn. Deze inzichten worden vooral gebruikt in de behandeling van aandoeningen van het bewegingsapparaat, maar bijvoorbeeld ook bij psychische klachten en revalidatie (Kabinetsnota Sport ‘Bewegen en gezondheid ’, 2001). In tabel 1.1 is van de verschillende chronische aandoeningen de top 5 van de hoogste prevalentie, hoogste incidentie, hoogste prevalentie motorische beperkingen en hoogste prevalentie van verlies aan kwaliteit van het leven gepresenteerd. Prevalentie heeft betrekking op het aantal personen dat op een bepaald moment ziek is. Dit aantal bestaande ziektegevallen wordt dan gedeeld door het aantal personen in de populatie waartoe de ziektegevallen behoren. Incidentie daarentegen heeft betrekking op het aantal personen dat ziek wordt in een bepaalde periode. Men deelt dan deze nieuwe ziektegevallen door het aantal personen in de populatie aan het begin van (of tijdens) die periode (Bouter en van Dongen en Zielhuis, 2005). Tabel 1.1 Top 5 van de belangrijkste chronische aandoeningen in Nederland Hoogste prevalentie Hoogste incidentie Hoogste prevalentie Hoogste prevalentie motorische van verlies aan beperkingen kwaliteit van leven 1 Knie- of Depressie Knie- of heupartrose Angststoornissen heupartrose 2 Gehoorstoornissen Astma Chronische Depressie gewrichtsontstekingen 3 Coronaire Knie- of Ernstige Coronaire hartziekten heupartrose aandoeningen rug hartziekten 4 Astma Constitutioneel Bloedvatvernauwing COPD eczeem buik of benen 5 Gezichtsstoornissen Coronaire Ernstige Knie- of heupartrose hartziekten hartaandoeningen (RIVM, 2002; een bewerking van het AVO -bestand 1999)
1.2 Hormonen Het lichaam kent twee belangrijke controlesystemen die op het geheel aan homeostatische regelmechanismen een regulerende functie uitoefenen. Namelijk het vegatieve zenuwstels el en het hormonale systeem. Dit laatste is een systeem dat door middel van bepaalde chemische verbindingen, hormonen, specifieke functies en reacties van cellen reguleert (Fox en Bowers en Foss, 1997).
8
1.3 Eigenschappen van hormoonwerking Een hormoon kan worden gedefinieerd als een chemische verbinding die door een endocriene klier (hormoonklier) wordt afgescheiden in de lichaamsvloeistoffen en die, op specifieke wijze, de activiteit van andere cellen, weefsels en organen beïnvloed. Endocriene klieren bestaan uit epitheelcellen waarin hormonen worden geproduceerd of opgeslagen. Deze klieren bevatten geen afvoerkanaaltjes, aangezien het hormoon direct in het bloed of lymfe wordt afgescheiden. Hormonen oefenen een specifieke invloed uit op de activiteiten va n effector organen (spieren en klieren). Deze invloed, die in de regel pas na minuten of uren merkbaar wordt, berust voornamelijk op een activering of remming van bestaande cellulaire processen en niet zozeer op het in gang zetten van nieuwe processen in de cel (Fox en Bowers en Foss, 1997).
1.4 Hormonale reactie op belasting en training Door lichamelijke inspanning en training wordt de bloedspiegel van enkele hormonen, ten opzichte van die in rust, verhoogd of verlaagd. Hoewel het fysiologische belang van de meeste van deze veranderingen nog niet bekend is, is het feit dat zij optreden als reactie op lichamelijke belasting op zich al veel betekenend (Fox en Bowers en Foss, 1997). Verschillende hormonen zijn actief om de beschikbaarheid te verzekeren van glucose en vrije vetzuren voor het energiemetabolisme van spieren. Vier hormonen zijn actief om de hoeveelheid circulerend plasmaglucose te verhogen. Deze hormonen zijn: glucagon, adrenaline, noradrenaline en cortisol. De hormonen adrenaline en noradrenaline werken met glucagon samen om de glycogenolyse verder te verhogen. Waarschijnlijk nemen ook de cortisolniveaus toe tijdens inspanning. Cortisol verhoogt de eiwitafbraak, wat aminozuren vrijmaakt die in de lever gebruikt worden voor glucogenese. Daarbij verhoogt groeihormoon de mobilisatie van vrije vetzuren en de afname van de opname van glucose door de cellen, waardoor minder glucose wordt gebruikt door de cellen (er blijft meer in de circulatie). De schildklierhormonen, Thyroxine (T4 ) en Tri-joodthyronine (T3 ), bevorderen glucoseafbraak en vetmetabolisme. Als de intensiteit toeneemt, neemt ook de snelheid van catocholaminenafgifte toe. Dit kan de lever aanzetten tot afgifte van meer glucose dan wordt opgenomen door de actieve spieren. Gevolg is dat bloedglucosewaarden, tijdens of kort na een kortdurende oefening, 40% tot 50% boven de rustwaarden zijn. Hoe groter de inspanningsintensiteit, hoe groter de afgifte van catecholaminen (chemische verbindingen afgeleid van het aminozuur tyrosine). De snelheid van de glycogenolyse is dus significant verhoogd. Dit proces treedt niet alleen op in de lever, maar ook in de spier (Wilmore en Costill, 2004). Tabel 1.2 Hormonen waarvan het gehalte in het bloed stijgt bij lichamelijke belasting Nummer Naam hormoon Werking hormoon 1. Groeihormoon groei en ontwikkeling, vrijmaking van vrije vetzuren 2. Catecholaminen maakt het lichaam klaar voor inspanning 3. Adrenocorticotroop hormoon (ATCH) productie en secretie van glucocorticoïden (bijvoorbeeld Corticol) 4. Glucocorticoïden stimulering van gluconeogenese, afbraak spiereiwitten, werkt ontstekingsremmend
9
5.
Mineralocorticoïden
6.
Glucagon
7.
Testosteron
8.
Oestrogeen
9. 10.
Progesteron Thyreoìdestimulerend hormoon (TSH)
11.
Thyroxine (T4 )
12.
Tri-joodthyronine (T3 )
natrium+ retentie (ophouding van natruim+) stijging van de glucosespiegel bloed, stimulering van de gluconeogenese, glycogenolyse en lipolyse stimulering spermatogenese, secundaire geslachtskenmerken, anabole werking ontwikkeling uterus, secundaire geslachtskenmerken, calcium+ en natrium+ retentie ontwikkeling uterus, groei borstklieren productie en secretie van schildklierhormonen stijging ruststofwisseling, noodzakelijk voor normale groei en ontwikkeling, vetmetabolisme stijging ruststofwisseling, noodzakelijk voor normale groei en ontwikkeling, vetmetabolisme
Tabel 1.3 Hormonen waarvan het gehalte in het bloed daalt bij lichamelijke belasting Nummer Naam hormoon Werking hormoon 1. Insuline daling glucosespiegel bloed, toename vetopslag, anabole werking op eiwitten (Fox en Bowers en Foss, 1997).
1.5 Geadviseerde intensiteit Een half uur per dag bewegen is al voldoende voor de gezondheid. Dat blijkt uit onderzoek en dat is ook het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Maar méér bewegen mag natuurlijk ook! De beweging is goed wanneer er behoorlijk adem gehaald moet worden en het hart sneller gaat kloppen. Er wordt dan matig intensief bewogen. Wanneer er intensief bewogen wordt, ga je flink hijgen en zweten. Voor de gezondheid is intensief sporten niet nodig, wel om spierkracht op te bouwen en de conditie te verbeteren. Het bewegen hoeft niet aaneengesloten te zijn. Het mag gerust een optelsom zijn van bijvoorbeeld twee keer 15 minuten fietsen of drie keer 10 minuten wandelen (CBS / RIVM, www.rivm.nl/vtv/object_map/o1459n21463.html). 1.5.1 Nederlandse Norm Gezond Bewegen Kinderen (jonger dan 18 jaar); beweeg iedere dag minimaal één uur matig intensief. Probeer daarnaast minimaal twee keer per week te sporten, zodat je fitheid verbetert. Volwassenen (18 - 55 jaar); beweeg iedere dag minimaal een half uur matig intensief. Twee keer een kwartier of drie keer tien minuten is ook prima! Probeer bewegen in het dagelijkse leven te integreren. Ga op de fiets naar je werk of neem de trap in plaats van de lift. 55-plussers; beweeg minimaal vijf dagen per week een half uur matig intensief. Dat kan ook in verschillende blokjes van vijf minuten. Lichamelijke klachten? Probeer dan toch te blijven bewegen. Dat levert een positieve bijdrage aan de gezondheid, ook tijdens revalidatie en herstel (CBS / RIVM, www.rivm.nl/vtv/object_map/o1459n21463.html).
10
2. Depressie 2.1 Inleiding Bijna iedereen voelt zich wel eens ‘down’ en ongelukkig. Nergens zin in hebben en overal tegenop zien. De fut is er uit. Je wilt het liefst in bed blijven liggen, omdat je, je ontzettend moe voelt. Na een paar dagen klaart de lucht op en ‘zie je het weer helemaal zitten’. De sombere bui is overgedreven. Het voorbeeld zoals hierboven beschreven, mag nog geen depressie genoemd worden. Het is ‘slechts’ een tijdelijke verandering van de stemming, eigenlijk zelfs een normale gemoedstoestand. Als iemand een aantal dagen in de put gezeten heeft of verdrietig is geweest, kan daarvoor meestal een oorzaak gevonden worden (Houtman, 2002). Grofweg kan depressiviteit onderscheiden worden in twee vormen: Typisch: Spontaan, zonder aanwijsbare oorzaak of na een droevige gebeurtenis kan iemand in een diepe depressie vallen die wordt gekenmerkt door onder andere lusteloosheid, niet eten en slapen en niet reageren op de omgeving. A-typisch: Begint vaak in de jeugd en kenmerkt zich meer in te afhankelijk zijn van de omgeving en andere personen. Kan kortstondig door een goede gebeurtenis verdwijnen, maar komt zeer snel weer terug in het oude patroon. Symptomen zijn vaak overslapen, zich overeten, zeer negatieve eigenwaarde (Roche, http://www.roche.nl/ziektebeeld/depressie/oorzaak.htm).
2.2 Kenmerken Hieronder een aantal symptomen die voor kunnen komen tijdens een depressie. Let wel, deze symptomen hoeven niet altijd voor te komen en kunnen in een andere samenstelling voorkomen. Dit is per persoon verschillend. A. Psychologische symptomen • Depressieve stemming: neerslachtigheid, bedroefdheid, somberheid, hopeloosheid, gedeprimeerdheid; soms is die verlaagde stemming 's ochtend het ergste ("dagschommelingen") • Anarchie: vermoeidheid, verlies van energie, initiatief en kracht • Gevoel: angst is vaak een kenmerkend gevoel bij een depressie; soms is er sprake van een sterke afvlakking van gevoelsleven; men voelt niets meer, geen verdriet, vreugde, angst of blijheid. • Formele denkstoornissen (stoornissen van de vorm van het denken) : problemen met concentreren en geheugen, denkremming en besluiteloosheid • Inhoudelijke denkstoornissen: gedachten over schuld, zelfverwijt, waardeloosheid en verlies van zelfrespect B. Gedragsmatige symptomen • Sociaal terugtrekgedrag, verlies van interesse in de omgeving • Anhedonie : verlies van het vermogen plezier te beleven • Psychomotore agitatie of remming: onrustig of juist geremd gedrag • Verminderde productiviteit • Subsidiariteit • Huilbuien C. Functionele symptomen (vitale of biologische functies) • Eetstoornissen: afgenomen (meestal) of toegenomen eetlust • Slaapstoornissen: in- en of doorslaapstoornissen, vroeg wakker worden, of juist slaapzucht • Seksuele stoornissen: verminderde behoefte (libidoverlies) 11
• Lichamelijke klachten: obstipatie (meestal) of diaree D. Psychotische Symptomen In 10 à 15% van de depressies is er sprake van psychotische kenmerken, d.w.z. er is een gestoorde toetsing van de realiteit. Dit uit zich bij een psychotische depressie meestal in wanen (oncorrigeerbare gedachtedwalingen). Meestal is de inhoud van die wanen in overeenstemming met de depressieve stemming (stemmingscongruent): de thema's staan in het teken van persoonlijke tekortkomingen, falen, schuld, dood, straf of nihilisme. Vroeger werd een dergelijke psychotische depressie ook wel een melancholie genoemd (Hulpgids.nl, http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/depressie-symptomen.htm).
2.3 Wanneer is er sprake van een depressie Bij een depressie is de stemming abnormaal verlaagd. Er is dan sprake van een pathologische (= ziekelijke) daling van de stemming. Nu is de grens tussen normaal en abnormaal moeilijk te trekken, de overgang verloopt namelijk geleidelijk. Daarom heeft men in de loop der jaren een aantal normen of maatstaven ontwikkeld, aan de hand waarvan de arts kan bepalen of er nu wel of niet sprake is van een depressie. Die maatstaven zijn algemeen aanvaard. Bij een depressie is te zien dat de stemming in de loop der tijd verder en verder daalt, tot aan een eventueel ernstig depressieve stemming. Hoe dieper de stemming gedaald is, des te ernstiger de depressie is. Die stemmingsdaling moet minimaal twee weken duren voordat van een depressie gesproken mag worden. Het langer duren van de depressieve stemming is dus een belangrijke voorwaarde. Een tweede belangrijk kenmerk voor het mogen stellen van de diagnose depressie is dat de depressieve stemming het functioneren op allerlei gebied negatief beïnvloedt (Houtman, 2002). Wat er bij depressies precies gebeurt in het hoofd, weten deskundigen niet. Zeker is dat bij een depressie de stroming van bepaalde chemische stoffen in de hersenen is verstoord. Maar of het nu de somberheid is die het boodschapper-systeem (neurotransmittersysteem) verstoort of de somberheid het gevolg is van de storing weet men niet (http://www.egezondhe id.be/guide/article.asp?idarticle=10582&idrubrique=541).
2.4 Depressie uitgedrukt in cijfers Eén op de vijf vrouwen en één op de tien mannen krijgt in haar of zijn leven met een depressie te maken. Volgens onderzoeksgegevens maakt jaarlijks gemiddeld één op de dertien Nederlanders tussen de 18 en 65 jaar een depressieve periode door. Ook 3 tot 8 procent van de 12- tot 18-jarigen heeft er last van. Dit betekent dat op een willekeurig moment in Nederland meer dan 700.000 mensen depressief zijn. Bij deze cijfers zijn alleen de 'echte' depressies meegeteld (anders zouden ze nog een stuk hoger uitvallen). Vrijwel overal ter wereld komen depressies ruim tweemaal zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Mensen uit de lage inkomensgroepen hebben een relatief grotere kans op een depressie. Hetzelfde geldt voor alleenstaanden, zoals gescheiden mensen, weduwen en weduwnaars. Veel mensen hebben slechts gedurende één periode in hun leven last van een depressie. Maar bij 40 tot 50 procent van de patiënten is er sprake van recidiverende depressieve episoden, de depressie komt iedere keer weer terug. Ruwweg geschat vertoont bij ongeveer 15 procent van de patiënten de depressie een chronisch beloop. Bij hen wil de depressie maar niet overgaan. Uit onderzoek blijkt dat 15 tot 20 procent van hen na kortere of langere tijd uiteindelijk (door middel van een geslaagde suïcidepoging) voortijdig een einde aan zijn of haar leven maakt (Houtman, 2002).
12
Depressie komt in Nederland vooral voor in de grote steden, en dan met name in Amsterdam (Peen, Bijl en Spijker, 2002). Dat geldt ook voor gevoelens van angst en depressie, zoals gemeten met de MHI-51 in de bevolking van 12 jaar en ouder (zie kaart 1). De hoogste percentages gevoelens van angst en depressie zijn te vinden in de grote steden Amsterdam (15,9%) en Rotterdam (14,0%). Daarnaast scoort ook de Westelijke Mijnstreek (14,8%) significant hoger dan het landelijke gemiddelde. De laagste percentages inwoners met psychische klachten zijn vooral te vinden in de oostelijke regio's Noordwest-Veluwe, Drenthe, Twente en Friesland (CBS / RIVM, www.rivm.nl/vtv/object_map/o1459n21463.html).
2.5 Depressie en hormonen In de hersenen zijn bepaalde stoffen verantwoordelijk voor de stemming en het humeur. De belangrijkste zijn noradrenaline en serotonine. Aangetoond is dat een te laag serotonine- en noradrenalineniveau de stemming verslechtert en de eetlust en zin in seks doet afnemen. De bewegingen worden trager, het spreken gaat langzamer en het gevoel van eigenwaarde verdwijnt (Depressie Zelftest, http://www.depressiezelftest.nl/index.php?sMenu=depressie&sPageName=oorzaken7). Op chemisch niveau wordt depressie veroorzaakt door een ongebalanceerde hoeveelheid van het hormoon (cortisol) en enkele chemicaliën (serotonine, dopamine en norepinephrine). Deze chemicaliën hebben invloed op de manier waarop de zenuwcellen in onze hersenen functioneren. Bij een depressiviteit raken een hoeveelheid van deze chemicaliën in de hersenen uit balans. Soms zonder aanwijsbare oorzaak. Sommige mensen zijn gevoeliger voor deze schommelingen dan andere. Vrouwen hebben een grotere kans dan mannen om een depressie te ontwikkelen. Psychologische en hormonale factoren hebben hier invloed op. Een vrouw kan een grotere schommeling in de hormoonspiegel hebben door zwangerschap, menstruatie of anticonceptie. Daarnaast geven vrouwen vaker zichzelf de schuld bij problemen en trekken zich vaker terug in zichzelf en voelen zich vaker persoonlijk aangesproken dan mannen dat doen. Een vrouw met kinderen heeft echter minder kans tot het ontwikkelen van een depressie, mogelijk doordat de moeder-kind relatie de vrouw behoed voor emotionele invloeden van buitenaf, of door een hormonale verandering in het lichaam. Serotonine en noradrenaline zijn zogenaamde neurotransmitters – boodschappers- van de hersenen. Ze geven elektrische prikkels door van de ene zenuwcel naar de andere. Die signalen veroorzaken op zich weer allerlei reacties in het zenuwstelsel die invloed hebben op gevoel, gedrag en gedachten. Er kan van alles mis gaan bij de overdracht van de boodschap. Te weinig neurotransmitters, een te korte aanwezigheid ervan op de juiste plek, overbelaste zenuwcellen – bijvoorbeeld door stress – kunnen er de oorzaak van zijn dat de neurotransmitters hun werk niet goed kunnen doen. Inmiddels is aangetoond dat er een duidelijk verschil is in de hoeveelheid neurotransmitters tussen depressieve en nietdepressieve personen. Toch is het geheim en de werking van deze stoffen nog niet helemaal ontrafeld. Dus is de invloed van de neurotransmitters op onze stemming voor een deel nog theorie. Ook de invloed die hormonen en dan met name de bijnierschorshormonen en de hersenhormonen op depressiviteit zouden kunnen hebben wordt nog onderzocht (Roche, http://www.roche.nl/ziektebeeld/depressie/oorzaak.htm). 1
MHI-5: Psychische ongezondheid kan met verschillende vragenlijsten worden gemeten. Drie veelgebruikte vragenlijsten zijn: de RAND Mental Health Inventory (MHI-5), de Affect Balance Scale (ABS) en de General Health Questionnaire (GHQ). Schattingen van de omvang van psychische ongezondheid in de bevolking verschillen sterk per gebruikte vragenlijst (Schoemakers en Hoeymans, 2005).
13
Kaart 1 Psychische klachten 2001 – 2004 bevolking 12 jaar en ouder, per GGD regio, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht
14
3. Cortisol 3.1 Inleiding Cortisol wordt het stresshormoon genoemd omdat het vrijkomt bij elke vorm van stress, zowel fysiek als psychologisch. Het zorgt ervoor dat bepaalde eiwitten in spieren worden afgebroken waarbij glucose (energie ) vrijkomt. Deze energie wordt gebruikt om het lichaam weer terug te brengen in homeostase; op het moment van stress komt adrenaline en noradrenaline vrij om het lichaam alerter te maken en klaar om te vechten/vluchten. Cortisol zorgt ervoor dat dit verlies van energie weer wordt gecompenseerd. Tijdens het ontwaken, komt er ook extra cortisol vrij; dit zorgt voor een hongergevoel. (http://www.fonteine.com/stress.html).
3.2 Cortisol en depressie Uit onderzoek van drs. Witte Hoogendijk blijkt dat mensen die lijden aan depressie vaak hebben blootgestaan aan te veel stress. In het bloed van deze mensen is de concentratie van het stresshormoon cortisol verhoogd. In tegenstelling tot´gezonde´ mensen blijken depressieve mensen niet in staat de verhoogde productie van cortisol te remmen. De oorzaak hiervan is dat het zogenaamde ´stresscentrum´ in de hersenen van depressieve mensen hyperactief is, waardoor ze meer van het stresshormoon cortisol produceren. Dit wordt nog versterkt door een slecht werkende biologische klok, waardoor zij op bepaalde tijden minder stoffen aanmaken, die de productie van cortisol kunnen remmen. Uit het onderzoek blijkt dat de hersenen van mensen met depressies anders in elkaar zitten dan de hersenen van ´gezonde´ mensen. In de hypothalamus werden bij depressieve patiënten in vergelijking met gezonde mensen vier maal zo veel cellen gevonden, die de productie van cortisol stimuleren. In een onderzoek van Universiteit van Maastricht werden stemming en cortisol (stresshormoon) gemeten bij depressieve en gezonde proefpersonen in hun dagelijkse leefomgeving. Er was een meer grillige cortisol productie bij de depressieve proefpersonen, die echter niet verklaard werd door een afwijkende reactiviteit van cortisol op dagelijkse stressoren. Cortisol reacties op dagelijkse stressoren bleken bij depressieven namelijk afwezig. In vergelijking met gezonden proefpersonen, bleken depressieve patiënten minder sterk op negatieve dagelijkse gebeurtenissen te reageren, terwijl hun stemming relatief meer verbeterde na kleine positieve gebeurtenissen. Ten slotte bleek er geen overeenstemming te bestaan tussen cortisolreacties op stress in het dagelijkse leven en dergelijke reacties op een experimentele stressor (http://www.fonteine.com/stress.html).
3.3 Cortisol en lichamelijke activiteit Lichaamsbeweging vermindert de concentratie van het hormoon cortisol. Naarmate men ouder wordt stijgt de cortisol spiegel en die concentraties tasten de hersencellen aan (Leitzmann en Park en Blair en Ballard-Barbash en Mouw en Holllenbech en Schatzkin, 2007).
15
4. Behandeling 4.1 Inleiding Als een patiënt ernstig depressief is en bijvoorbeeld schuld- en zondewanen heeft, of als de depressie gepaard gaat met een verhoogd risico op zelfdoding, zal niemand eraan twijfelen dat professionele hulp geboden moet worden. De huisarts biedt de eerste opvang voor patiënten die in psychische nood verkeren. De huisarts kent de patiënt, het gezin en mogelijk ook de verdere familie. Iemand met depressieve klachten kan zich al wat beter voelen na een aantal gesprekken waarin hij verteld heeft hoe hij zich voelt en wat zijn problemen zijn. Uitleg en informatie over het ziektebeeld depressie kan ook een belangrijke bijdrage leveren. De patiënt krijgt erkenning, waardoor het gevoel dat hij een aansteller is kan verminderen. De gesprekken kunnen eventueel gecombineerd worden met een behandeling met medicijnen tegen de depressie. Het praten moet echter op de voorgrond staan (het is dus praten en eventueel medicijnen) (Houtman, 2002).
4.2 De verschillende behandelmethoden Bij de behandeling van depressies kunnen verschillende methoden worden toegepast. Er kan gekozen worden voor een behandeling met medicijnen, voor therapie die bestaat uit gesprekken met een steunend en begeleidend karakter of voor (een 'echte') psychotherapie. Vaak wordt er gebruikgemaakt van een combinatie van deze mogelijkheden. Uit onderzoek blijkt dat een dergelijk combinatiebehandeling van medicijnen en praten tot de beste resultaten leidt. Naast deze belangrijkste behandelmogelijkheden kan nog een vijftal aanvullende therapieën worden genoemd: de lichttherapie, slaaponthouding en de runningtherapy. Ten slotte zijn Electro Convulsieve Therapie (ECT) en Transcranial Magnetic Stimulation (TMS) mogelijk. Alleen patiënten met een zeer ernstige depressie, die op geen enkele andere behandeling reageren, kunnen hiermee goed behandeld worden (Houtman, 2002). 4.2.1 Lichttherapie Lichttherapie is een behandeling van seizoensgebonden stemmingsklachten. Het Academisch Ziekenhuis Groningen startte in 1987 met deze therapie. Lichttherapie reguleert op kunstmatige wijze de natuurlijke aanmaak van melatonine en herstelt daarmee het dag/nachtritme. Het is een kuur waarbij door middel van zeer sterk licht, zonder UV-straling, via de ogen het dag/nachtritme direct wordt beïnvloed. Lichttherapie is bij de meeste mensen met winterdepressie en winterblues effectief en is gemakkelijk te ondergaan. Het werkt niet verslavend en is zeer veilig. Over het algemeen zal een behandeld arts een kuur voorschrijven van 5 tot 10 dagen, meestal tijdens de ochtend. Gedurende ½ tot 2 uur (afhankelijk van de lichtsterkte) dient de patiënt plaats te nemen achter een lichttherapieapparaat zodat het werkzame licht in de ogen schijnt. Tijdens de behandeling kan gewoon gelezen, TV gekeken of aan de computer gewerkt worden, zolang het licht de ogen maar bereikt. Een arts kan ook kiezen voor een langere of kortere behandeltijd of een kleineren of grotere afstand tot de lamp. Dit is afhankelijk van de klachten, de gevoeligheid van de ogen en bijvoorbeeld het gelijktijdig gebruik van medicijnen. In Nederland kan lichttherapie worden gevolgd bij ongeveer 60 (psychiatrische) poliklinieken en GGZ instellingen. De adressen zijn bekend bij het Fonds Psychische Gezondheid. Mensen met winterblues kunnen bij vrijwel elke apotheek, thuiszorgwinkel of medische speciaalzaak zelf een lichttherapie apparaat aanschaffen voor
16
thuisgebruik. Iemand met een, door een psychiater vastgestelde winterdepressie, kan vaak na een eerste behandeling in een polikliniek, in overleg met de arts eveneens een apparaat aanschaffen. Steeds meer ziektekostenverzekeraars vergoeden in een dergelijk situatie een apparaat voor thuisgebruik. Bovendien blijkt lichttherapie ook effectief bij ‘gewone’ depressie. Lichttherapie kan dus worden ingezet als behandeling bij seizoensgebonden depressie en ‘gewone’ depressie. Bijwerkingen Lichttherapie heeft weinig bijwerkingen die bovendien zelden voorkomen. De belangr ijkste zijn hoofdpijn, vermoeidheid, droge of juist tranende ogen en roodheid van het gezicht. Over het algemeen nemen deze klachten na enkele dagen af om daarna helemaal te verdwijnen. Wanneer kan beter geen lichttherapie gebruikt worden? Het is raadzaam om een oogspecialist te raadplegen voordat met lichttherapie begonnen wordt, als gelijktijdig medicijnen worden gebruikt of er sprake is van een oogziekte. Medicijnen die een verhoogde gevoeligheid geven van het oog kunnen beter niet worden gecombineerd met lichttherapie. Mensen met een manisch-depressieve stoornis, kunnen alleen gebruik maken van lichttherapie als zij zeer zorgvuldig worden geobserveerd en begeleid. Dit vanwege het risico op het ontstaan van een manische periode. Het is raadzaam bij vragen altijd de behandelende arts of huisarts te raadplegen (Depressie Centrum, http://www.depressiecentrum.nl/lichttherapie.74.html). 4.2.2 Slaaponthouding Er zijn verschillende aanwijzingen dat slaap en stemming met elkaar te maken hebben. Een verandering in de slaap is vaak een voorbode van een op handen zijnde stemmingsverandering. Het onderzoek naar slaaponthouding is op gang gekomen, nadat een aantal depressieve patiënten ontdekt had dat zij zich plotseling, soms van het ene op het andere moment, veel beter gingen voelen, als zij een nacht opgebleven waren. Zo’n stemmingsverbetering duurde de daaropvolgende dag voort. Het effect van deze slaaponthouding (slaapdeprivatie) duurde helaas maar kort. Als ze weer gingen slapen, kwam de depressie terug. In combinatie met antidepressiva is in sommige gevallen wel een blijvend resultaat geboekt. Voorafgaand aan het onderzoek dient de patiënt 24 uur wakker te blijven. Gebleken is dat mensen in de thuissituatie ’s nachts makkelijker toegeven aan ‘even een uurtje liggen’, dan wanneer ze in het ziekenhuis doelbewust wakker moeten blijven. Met een elektro-encefalogram (EEG) wordt via een computer de zeer zwakke elektrische activiteit van de hersene n gemeten. Met een slaaponthouding-EEG kunnen mogelijke afwijkingen in de hersenactiviteit zichtbaar worden gemaakt (Houtman, 2002). 4.2.3 Electro Convulsieve Therapie (ECT) Electro Convulsieve Therapie (ECT) is een behandeling waarbij met behulp van elektrische stroom de hersenen worden beïnvloed. Vroeger werd het elektroshockbehandeling genoemd. ECT wordt in Nederland relatief weinig toegepast. Wanneer wordt ECT toegepast? Voordat ECT wordt toegepast, zullen bijna altijd eerst medicijnen tegen depressie worden geprobeerd. Als blijkt dat deze medicijnen niet het gewenste effect hebben of zeer veel, eventueel gevaarlijke, bijwerkingen veroorzaken kan tot ECT worden besloten. De voor- en nadelen van deze behandeling worden altijd uitvoerig besproken met de patiënt en/of diens verwanten. In principe mag pas tot ECT worden overgegaan als de patiënt zelf met deze behandeling instemt.
17
Hoe ziet een behandeling met ECT eruit? ECT wordt onder narcose uitgevoerd. Als de narcose is ingetreden en alle spieren zijn verslapt, worden de stroomstootjes toegediend via elektroden die op het hoofd zijn geplaatst. Het toedienen van de stroomstootjes duurt slechts enkele seconden, waarna meteen een samentrekking in de hersenen (convulsie) optreedt. Tijdens een convulsie is de elektrische activiteit van de hersenen tijdelijk sterk verhoogd. De duur van de convulsie varieert van ongeveer een halve minuut tot maximaal twee minuten en uit zich in zeer lichte spiertrekkingen (bijvoorbeeld knipperen met de oogleden en/of bewegingen in handen en voeten). ECT wordt meestal gegeven in de vorm van een kuur met een frequentie van twee, eventueel drie behandelingen per week. Over het algemeen heeft ECT pas na vier tot zes behandelingen effect en meestal heeft men ongeveer acht tot tien behandelingen nodig om het gewenste resultaat te bereiken. In uitzonderingsgevallen wordt de kuur langer voortgezet. Na afloop van de ECT-kuur wordt de behandeling meestal voortgezet met antidepressiva. De medicijnen worden gegeven om een terugval te voorkomen. Wat zijn de risico’s van ECT? Sommige mensen hebben na de ECT-behandeling last van hoofdpijn of voelen zich beroerd. Anderen zijn wat verward of hebben geheugenproblemen, maar er zijn ook patiënten die nergens last van. Hoe effectief is ECT? Jaarlijks ondergaan in Nederland enkele honderden patiënten deze behandeling. In ruim 50% is dat met goed tot zeer goed resultaat. Een probleem met ECT is dat het effect soms tijdelijk is. Bijna altijd moet na een succesvolle behandeling toch weer tot een behandeling me t antidepressiva worden overgegaan om een terugval te voorkomen. Dit lijkt in strijd met de hierboven genoemde reden om voor ECT te kiezen. Toch is dat niet zo. Omdat na ECT een nieuwe situatie is ontstaan kunnen antidepressiva nu wel werken of minder bijwerkingen hebben. In uitzonderingsgevallen wordt ECT ook wel eens toegepast bij patiënten met andere psychiatrische aandoeningen, zoals een manie of een psychose (schizofrenie) waarbij medicijnen onvoldoende helpen (Depressie Centrum, http://www.depressiecentrum.nl/ect.75.html). 4.2.4 Transcranial magnetic stimulation (TMS) Transcraniele magnetische stimulatie (TMS) is een non- invasieve techniek, waarbij een bepaald gebied van de hersenen op een ve ilige en pijnloze manier gestimuleerd kan worden. Het TMS apparaat genereert een snel wisselende elektrische stroom door een stimulator (spoel) die tegen het hoofd gehouden wordt. Deze wisselende elektrische stroom veroorzaakt een snel wisselend magnetisch veld in het deel van de hersenen dat direct onder de spoel ligt. De snelle wisselingen in het magnetische veld induceren weer een elektrische stroom (Lorentz kracht) in een klein deel van de hersenen (diameter van 2-3 cm). Deze elektrische stroom interfereert met de neuronale activiteit. TMS kan gebruikt worden als “single pulse TMS” (sTMS), waarbij slechts één maal een stroompje gegenereerd wordt, of als “repetitive TMS”(rTMS), waarbij een trein van stroompje in een bepaalde frequentie gegenereerd wordt. Afhankelijk van de frequentie kan rTMS een activerende dan wel inhiberende invloed op het onderliggende hersengebied hebben. Bijwerkingen De meest voorkomende ernstige complicatie van rTMS is het optreden van een epileptisch insult. Om dit te voorkomen wordt eerst de motorische drempelwaarde van iedere patiënt bepaald en wordt gestimuleerd met maximaal 90% van deze drempelwaarde. Mildere complicaties, zoals lichte hoofdpijn of kleine spiertrekkingen worden vaker gezien, maar verdwijnen meestal snel na staken van de stimulatie. Hoe ziet een behandeling met TMS eruit?
18
rTMS wordt toegepast als psychiatrische behandeling van depressie, waarbij een activerende frequentie gebruikt wordt (meestal 10 Hz), gericht op de prefrontale cortex. Wanneer rTMS als behandeling gegeven wordt krijgen patiënten dagelijks een stimulatie protocol van zo’n 10 tot 20 minuten, gedurende één of enkele behandelweken. Hoe effectief is TMS? Er zijn recentelijk drie meta-analyses verschenen over de effectiviteit van rTMS bij depressie, waarvan de conclusies niet eenduidig waren (onderzoeken van 1. Schlaepfer TE, Kosel M, Nemeroff CB. Efficacy of repetitive transcranial magnetic stimulation (rTMS) in the treatment of affective disorders. Neuropsychopharmacology. 2003 Feb;28(2):201-5; 2. Martin JL, Barbanoj MJ, Schlaepfer TE, Clos S, Perez V, Kulisevsky J, Gironell A. Transcranial magnetic stimulation for treating depression. Cochrane Database Syst Rev. 2002;(2):CD003493. Review en 3. Couturier JL. Efficacy of rapid-rate repetitive transcranial magnetic stimulation in the treatment of depression: a systematic review and meta-analysis. J Psychiatry Neurosci. 2005 Mar;30(2):83-90. Review). Het is vooralsnog dus onduidelijk of rTMS een effectieve behandeling voor depressie is (Sommer en Slotema en Weijer en Wijkstra, http://www.anoiksis.nl/artikelen/rTMS-behandeling- voor- medicatie.htm).
4.3 Wanneer welke vorm van behandeling Op grond van de diagnostiek – en van vooral de duur en de ernst van de depressie – wordt in de multidisciplinaire richtlijnen (CBO en Trimbos- instituut, 2005) een onderscheid gemaakt tussen vier soorten depressie. • Bij een niet-ernstige en korstdurende depressie is de kans op herstel groot. Kortdurende, niet- medicamenteuze behandelingen kunnen daarbij helpen. Te denken valt aan voorlichting, zelfhulpboeken, ondersteunende gesprekken of fysieke inspanning. De behandelaar (meestal de huisarts) kan enkele vervolgafspraken maken om te controleren of herstel inderdaad intreedt. • Bij een depressie die langer duurt dan 3 maanden kan in eerste instantie worden gekozen uit psychotherapie of antidepressiva. Een voorkeur wordt in de richting niet gegeven. Wanneer de een onvoldoende werkt, kan het ander worden toegevoegd. • Bij een ernstige depressie hebben medicijnen de voorkeur, eventueel aangevuld met psychotherapie. Zodra herstel intreedt, moeten de medicijnen nog een half jaar lang worden geslikt. Bij een terugkerende depressie is dat minstens 2 jaar. • Bij seizoensgebonden depressie (ook wel ‘winterdepressie’ genoemd) wordt lichttherapie aangeraden (Spijker en Shoemaker, 2005).
4.4 Welke vorm van behandeling is het meest geschikt Op basis van de gegevens uit de POLS-enquête van het CBS in 1999 (POLS staat voor Permanent Onderzoek Leef Situatie) bleek dat sportparticipatie onder chronisch zieken afneemt met een toenemende leeftijd, terwijl het uitvoeren van activiteiten als fietsen en wandelen in de vrije tijd toeneemt. Verder bleek uit het AVO-onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau in 1999 (AVO staat voor Aanvullend Voorzieningen Onderzoek) dat onder mensen met chronische aandoeningen de meer individuele uit te voeren sportieve activiteiten het meest populair waren, zoals zwemmen, toerfietsen/wielrennen, wandelsport en fitness of aerobics (Chorus en Hopman-Rock, 2004). Vooral voor ouderen geldt, dat ze zich door lichamelijke training beter voelen en bijvoorbeeld beter slapen (Laerum en Laerem, 1982). Fitness of aerobics werd het vaakst gedaan door mensen met astma/COPD, mensen met migraine of ernstige hoofdpijn en mensen met psychische problemen. Van alle chronisch
19
zieken die sportief actief waren sportte minder dan 10% in teamverband (Chorus en HopmanRock, 2004). Door de lichamelijke inspanning lossen psychische spanningen zich op. Het sportbedrijven is daarom als mogelijkheid tot geestelijke ontspanning en voor de psychische regeneratie (actieve genezing) een anti-stressfactor van de eerste orde (Israël, 1981; Franks, 1984). Het is daarom dat in de Verenigde Staten de ‘runningtherapie’ voor depressieve klachten is ontwikkeld (Bosscher, 1986).
20
5. Running therapie 5.1 Inleiding In de jaren zeventig is naast de enorme belangstelling voor trimmen en joggen de veronderstelling ontstaan dat regelmatige lichamelijke inspanning de stemming en zelfwaardering kan verhogen. Deze toename zou het grootst zijn bij personen die minder fit zijn, meer ontstemd zijn of een laag zelfbeeld hebben (Borsten, http://www.hulpgids.nl/therapie/runningtherapie.htm). Hardlopen of joggen - ook wel 'running-therapie' genoemd - werkt mogelijk bij mensen met depressie die niet zijn opgenomen in een kliniek. • Het werkt zowel bij lichte als bij ernstige klachten. • Bij ouderen werkt minder intensief lopen (wandelen) ook. • Directe vergelijking met bijvoorbeeld antidepressiva ontbreekt. • Overige vormen van lichaamsbeweging hebben mogelijk een even groot effect (Trimbos Instituut, North en McCullagh en Tran, http://www.trimbos.nl/default1348.html?back=1). Sport wordt door vooraanstaande psychiaters al lang gezien als een waardevolle aanvulling op het bestaande behandelaanbod. Zoals de Duitser Kraeplin, die in 1898 al concludeerde dat sport een preventieve waarde heeft omdat de lichaamskracht, lenigheid, moed, uithoudingsvermogen en besluitvaardigheid bevordert. De Nederlandse hoogleraar psychiatrie Carp merkt op dat vertrouwelijk omgaan met het eigen lichaam de eerste stap is op weg naar het vertrouwelijk omgaan met de wereld. In Nederland is met name Ruud Bosscher, VU te Amsterdam, de laatste jaren bezig met het onderzoeken naar de effecten van runningtherapie bij depressieve, gespannen of patiënten met een stemmingsstoornis. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat een runningtherapie programma effectief is in het verminderen van ontstemming bij depressieve patiënten. Een eerste effect is het vrijkomen van de stof endorfine in de hersenen (deze stof wordt aangemaakt tijdens inspanning). Deze stof heeft een rustgevend effect op de geest. Een tweede effect is het weer in beweging komen, vooral na langdurig inactief zijn. De eerste stappen zijn moeilijk, maar als het lukt, zal de bevrediging na afloop groot zijn. Een derde effect is het bezig zijn op een gezonde manier en het bezig zijn met een gezond deel van je lichaam, dus via het gezonde lichaam de zieke geest verfrissen. Een vierde effect is het weer ontdekken van het lichaam. In de maatschappij zijn veel mensen het contact met hun lichaam kwijt. Met het hardlopen kunnen ze proberen weer het evenwicht tussen geest en lichaam te herstellen (de oude Grieken spraken al van een gezonde geest in een gezond lichaam). Een vijfde maar moeilijker te bereiken effect is het puur voor jezelf bezig zijn. De maatschappij geeft veel druk, het is daarom belangrijk om dingen te doen ter ontspanning, zonder prestatie druk (Borsten, http://www.hulpgids.nl/therapie/runningtherapie.htm). Bij runningtherapie worden, door middel van (hard)lopen (ook wandelen), de psychische klachten verminderd. Running therapie is een goede aanvulling op gesprekspsychotherapie en medicatie. Er wordt een opbouw programma aangeboden specifiek gericht op personen met psychische problemen. Deze geleidelijke opbouw is daarbij essentieel. In het begin kan alleen het komen naar de training al een hele overwinning betekenen. Langzaam leert men zijn
21
grenzen respecteren en verleggen (men levert een prestatie waar men trots op mag zijn). Het uiteindelijke doel is om tussen de 2 en 5 maal per week een half uur rustig te kunnen joggen. Belangrijk is het ontspannen, en met plezier, leren lopen. Door zich ontspannen te voelen kan men de hartslag lager houden en de inspanningen ook langer volhouden. Men leert via runningtherapie hoe men ook in het dagelijkse leven zich op een ontspannen mannier kan inspannen.
5.2 Effecten op korte termijn • Het ervaren van een minder depressief gevoel. • Het krijgen van een hogere zelfwaardering. • Het ervaren van het ontspannen actief in beweging zijn. • Het aanleren om uitgerust te zijn na de inspanning. • De positieve ervaring van het buiten komen en bewegen. • Het leren leggen van nieuwe sociale contacten. (Sportmassage praktijk Meijboom, http://www.blessure-aanwijzer.nl/runningtherapie.htm
5.3 Effecten op lange termijn • Een verbeterde algemene conditie • Het beter functioneren van hart en bloedvaten. • Een verbeterde longfunctie • Een verminderde behoefte aan roken • De vermindering van lichamelijke klachten • De afname van angst • Een betere nachtrust (Sportmassage praktijk Meijboom, http://www.blessure-aanwijzer.nl/runningtherapie.htm). Ook blijkt uit eigen ervaring dat de buitenlucht goed is voor geest en gezondheid. Door buiten bezig te zijn, al dan niet met sporten of bewegen, zorgt ervoor dat het hoofd leeg gemaakt wordt. Men wordt zich bewust van de vogels, de wind (enz.). Even worden de gedachten verzet en denkt men niet meer aan de negatieve spiraal waarin ze zich bevinden.
22
6. Sportaanbod 6.1 Inleiding Het belang van bewegen en sporten voor mensen met depressies wordt steeds meer gezien als een waardevolle aanvulling op het bestaande behandelaanbod. Bewegingstherapie (meestal in groepsverband) wordt al langer als therapie toegepast in diverse behandelmethodes. Runningtherapie wordt steeds meer door therapeuten voorgeschreven als goede aanvulling op bestaande behandelmethodes. Beide therapieën worden steeds vaker aangeboden aan depressieve personen.
6.2 Voldoende sportaanbod Op de site www.sportiefbewegen.nl staat een hele lijst met sportaanbod voor chronisch zieken. In die hele lijst (meer dan 700 sportaanbieders) staan maar 2 aanbieders die een programma hebben speciaal voor depressieve personen! De twee sportaanbieders hebben ieder een programma dat bestaat uit voornamelijk groepstherapie. Deze therapieën bestaan uit gesprekken met anderen depressieve personen en uit sportieve activiteiten zoals conditie- en krachtoefeningen afgewisseld met spelvormen. 6.2.1 Voorbeeld sportprogramma voor depressiviteit en stressklachten Programma wordt gegeven: Buiten Duur van het programma: Oefensessie 60 minuten 2 maal per week runningtherapie in groepen van 3 tot 10 personen. Dag en tijd: Maandag van 14:30 tot 15:30 Donderdag van 13:30 tot 14:30 Kosten programma: €12,50 per les Vergoeding: De kosten worden gedeeltelijk vergoed door de zorgverzekeraar Trainingsvormen: Bij dit programma wordt altijd hardgelopen en regelmatig gewandeld, gehuppeld en flink doorgestapt. Soms worden rekoefeningen gedaan of wordt aandacht besteed aan krachttraining van diverse spiergroepen. Dit programma is wel vastgelegd in een protocol of richtlijn. Inhoudt van het programma: De eerste keer is een individuele intake waarin de conditie wordt gemeten en vragenlijsten worden ingevuld. vervolgens volgt 8 weken, 2 maal per week runningtherapie. Doel van het programma: Verminderen van depressieve gevoelens Verminderen van stressgevoelens Verbeteren van de lichamelijke competentie(s) Evaluatie: Eenmaal per twee weken worden de opbouw van het joggen / hardlopen, de mate van depressiviteit en / of stress en lichamelijke conditie geëvalueerd. Er zijn interviews gehouden met de aanbieders van deze speciale bewegingsgroepen. Deze zijn te vinden in bijlage V en VI.
23
Methode Gebruikte methode Voor de uitwerking van het eigen onderzoek is gekozen voor vragenlijsten die voorgelegd worden aan verschillende personen die in hun werk of wegens privé redenen te maken hebben (gehad) met mensen die depressief zijn of zijn geweest. De vragenlijsten zijn opgebouwd uit verschillende vragen met betrekking tot sport en depressie. Deze indeling is ontstaan aan de hand van de onderverdeling van de deelvragen.
Operationalisering Aan Huib Janssen, fysiotherapeut in Nederweert, zijn de volgende vragen gesteld. 1. Het project met ouderen waar u momenteel mee bezig bent; heeft dat een relatie met volwassenen en depressie? Deze vraag heeft betrekking op het project waar Huib Janssen op dit moment me bezig is. 2. In uw werkveld, hoeveel procent van de patiënten hebben een depressie of zijn dat geweest? Deze vraag heeft betrekking op het aantal depressieve patiënten dat hulp zoekt bij een depressie en hoeveel er naar een sportinstantie gaan. 3. Hoe wordt hier mee omgegaan? Deze vraag heeft betrekking op de manier van toepassen van therapie bij depressieve mensen. 4. Wat voor therapieën geeft u deze mensen? Deze vraag heeft betrekking op de manier van toepassen van therapie bij depressieve mensen. 5. Zitten hier ook sport therapieën bij en zo ja, welke zijn dat? Deze vraag heeft betrekking op de manier van toepassen van therapie bij depressieve mensen. 6. Wat zijn de resultaten van deze therapieën? Deze vraag heeft betrekking op de resultaten van de verschillende therapieën die aangeboden worden in de praktijk van Huib Janssen. 7. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Deze vraag heeft betrekking op op- of aanmerkingen m.b.t. te vragen of andere informatie die niet in de vragen terugkomt. Aan Riet van Kilsdonk, activerende therapeute Paaz-afdeling Roermond, zijn de volgende vragen gesteld. 1. Wat hield u baan bij de Paaz-afdeling in Roermond precies in? Deze vraag heeft betrekking op het werk van Riet van Kilsdonk en haar relatie met depressieve personen. 2. Welke soort mensen kwamen er bij u op de afdeling? Deze vraag heeft betrekking op de gesteldheid van de personen op de Paaz-afdeling. 3. Wat voor opleiding heeft u gevolgd? Deze vraag heeft betrekking op de voorkennis en -opleiding van Riet. 4. Hoe bent u bij de Paaz-afdeling terecht gekomen? 5. Wat vond u uitdagend aan uw werk op de afdeling?
24
6. Werd er op uw afdeling ook therapie met sport gedaan? Deze vraag heeft betrekking op het feit dat er wel of niet aan beweging werd gedaan op de Paaz-afdeling. Dit om de depressies te verminderen. 7. Wat hielden deze therapieën in? Deze vraag heeft betrekking op de inhoud van de therapieën die werden gegeven op de Paazafdeling. 8. Welke functies waren betrokken bij deze therapieën? Deze vraag heeft betrekking op de verschillende functies die waren betrokken bij de verschillende therapieën die werden gegeven op de Paaz-afdeling. 9. Hoe waren de resultaten met betrekking tot de verschillende therapieën? Deze vraag heeft betrekking op de therapieën die werden gegeven op de Paaz-afdeling. 10. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Deze vraag heeft betrekking op op- of aanmerkingen m.b.t. te vragen of andere informatie die niet in de vragen terugkomt. Aan dhr. Palmen, die zelf 2 keer depressief is geweest en veel sport, zijn de volgende vragen gesteld. 1. Kunt u beide depressies beschrijven? Door middel van deze vraag krijg ik een beeld van de depressies en hoe deze persoon zich voelde tijdens deze periodes. 2. Kunt u verschillen en overeenkomsten beschrijven tussen beide depressies? Door middel van deze vraag krijg ik een beeld van de verschillen tussen beide depressies of juist overeenkomsten. 3. Wat voor soort hulp heeft u gezocht, tijdens beide depressies? Deze vraag heeft betrekking op het soort therapie wat de persoon heeft gezocht. 4. Op welke manier heeft het sporten invloed gehad op uw depressie? Deze vraag heeft betrekking op het verloop en herstel van de depressie. 5. Zijn er therapieën geweest die uw ziektebeeld beïnvloed hebben (positief of negatief)? Deze vraag heeft betrekking op het verloop en herstel van de depressie. 6. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Deze vraag heeft betrekking op op- of aanmerkingen m.b.t. te vragen of andere informatie die niet in de vragen terugkomt. Aan Carmen Huijnen, creatieve therapeut dans en beweging bij het Regionaal Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Weert (RC GGz) zijn de volgende vragen gesteld. 1. Wat houdt u baan bij het RC GGz in Weert precies in? Deze vraag heeft betrekking op het werk van Carmen Huijnen en haar relatie met depressieve personen. 2. Welke soort mensen komen er bij u op de afdeling? Deze vraag heeft betrekking op de gesteldheid van de personen op de afdeling RC GGzWeert. 3. Welke leeftijdscategorie ziet u het meest op uw afdeling? Deze vraag heeft betrekking op de leeftijdscategorie die hulp zoekt bij een depressie. 4. Wat voor opleiding heeft u gevolgd? Deze vraag heeft betrekking op de voorkennis en -opleiding van Carmen. 5. Hoe bent u bij het RC GGz terecht gekomen?
25
6. Wat vindt u uitdagend aan uw werk op de afdeling? 7. Wordt er bij u op de afdeling ook therapie met sport gedaan? 8. Wat houden deze therapieën in? Deze vraag heeft betrekking op de inhoud van de therapieën die worden gegeven op de afdeling RC GGz-Weert. 9. Welke functies zijn betrokken bij deze therapieën? Deze vraag heeft betrekking op de verschillende functies die betrokken zijn bij de verschillende therapieën die worden gegeven op de afdeling RC GGz-Weert. 10. Hoe zijn de resultaten m.b.t. de verschillende therapieën? Deze vraag heeft betrekking op de therapieën die worden gegeven op de afdeling RC GGzWeert. Aan Evelien van Heeswijk, runningtherapeut bij de Reinier van Arkel Groep in Den Bosch en Maaike van Trigt-Christen, runningtherapeut Centrum voor Fysiotherapie Beyum, zijn de volgende vragen gesteld. 1. Hoe bent u gekomen bij een aanbod voor depressieve personen? 2. Hoe komen de klanten bij u terecht? Deze vraag heeft betrekking op de bereikbaarheid van het sportprogramma naar de doelgroep toe. 3. Is er veel animo voor dergelijke programma’s? Deze vraag heeft betrekking op de hoeveelheid sporters die op dergelijke programma’s afkomen. 4. Hebt u een speciale cursus of opleiding gevolgd om deze doelgroep les te geven? Deze vraag heeft betrekking op de voorkennis en -opleiding van Evelien. 5. Welke sport programma’s biedt u deze doelgroep aan, hoe ziet het sportprogramma eruit? Deze vraag heeft betrekking op het aanbod voor de doelgroep. Welke vormen van beweging wel of juist niet goed zijn om aan te bieden. 6. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van ha rte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Deze vraag heeft betrekking op op- of aanmerkingen m.b.t. te vragen of andere informatie die niet in de vragen terugkomt.
26
Resultaten Lichamelijke activiteit Lichamelijke activiteit zorgt ervoor dat er een aantal hormonen en stoffen vrijkomen in het lichaam. Deze hebben een positieve invloed, niet alleen op de lichamelijke gezondheid, maar zeker ook op de geestelijke gezondheid, het denken en het gevoel. Dhr. Palmen heeft deze positieve invloed zelf ondervonden toen hij depressief was (zie bijlage III, dhr. Palmen).
Behandeling depressie Depressie wordt in eerste instantie behandeld door medicijnen in combinatie met therapie. Uit het eigen onderzoek blijkt dat bewegingstherapie steeds vaker, in verschillende vormen, wordt aangeboden aan mensen die lijden aan een vorm van depressie. Runningtherapie is een steeds meer opkomende vorm van behandeling. Het wordt vooral aangeboden aan mensen die lijden aan een lichtere vorm van depressie (zie bijlage IV, Carmen Huijnen). De meeste therapieën die gegeven worden aan mensen met een vorm van depressie, worden gegeven in groepsverband. Samen wordt er gepraat over de gevoelens. Het kan ook zijn dat de patiënt een op een praat met de therapeut of huisarts. Groepstherapie werkt motiverend, de deelnemers hebben steun aan elkaar. Samen bewegen zorgt voor een gevoel van saamhorigheid, er niet alleen voor staan, iemand gevonden hebben die hetzelfde door heeft gemaakt, die weet wat er speelt (zie bijlage bijlage V, Evelien van Heeswijk, bijlage VI, Maaike van Tright-Christen en bijlage VII, module ‘In beweging’). Bewegingstherapie zorgt ervoor dat de spanning die de patiënten voelen weg ebt en de ‘scherpe’ gedachtes ‘ronder’ worden. Ook een positieve instelling van de therapeuten zorgt ervoor dat de patiénten geloven in hun herstel en daardoor sneller uit hun depressie komen (zie bijlage III, dhr. Palmen). De meeste sportcentra hebben geen speciaal programma voor mensen die lijden aan een vorm van depressie. Deze personen worden vooral door de huisartsen doorverwezen naar centra zoals het RIAGG en de GGz (zie bijlage IV, Carmen Huijnen). De resultaten van de runningtherapie ën zijn moeilijk te meten. Veel verschillende therapieën leiden tot het uiteindelijke resultaat (zie bijlage IV, Carmen Huijnen).
27
Discussie Sterke punten • • • • • •
Huib Janssen vertelt dat in een gemiddelde huisartsenpraktijk ongeveer 10% van de patiënten depressieve klachten hebben of hebben gehad. De gemeente Nederweert is bezig met het opstarten van een onderzoek naar het voorkomen va n sombere gevoelens bij 65-plussers. Tijdens het gesprek met Riet van Kilsdonk kwam naar voren dat er een heel team van deskundigen achter de patiënt staat, die samen zorgen voor een spoedig herstel. Op de Paaz-afdelingen waar Riet van Kilsdonk werkte, werken de therapeuten niet specifiek met sport, maar noemen ze het bewegingstherapie. Deze wordt in veel vormen aangeboden met als doel de patiënt zijn lichaam weer leert kennen en voelen. Carmen Huijnen vertelt dat allerlei therapieën zijn. Niet alleen therapie voor patiënten met specifiek depressie ve klachten, er zijn ook therapieën voor patiënten met psychotische stoornissen, zoals angst stoornis of persoonlijkheid stoornis. Uit het gesprek met Carmen Huijnen kwam naar voren dat patiënten 9 van de 10 keer door huisartsen of psychologen doorverwezen worden naar bewegingstherapeuten.
Zwakke punten • •
Het gesprek met Huib Janssen bracht geen nieuwe informatie voor deze scriptie. Dit komt doordat hij in zijn werkveld te weinig te maken heeft met depressieve personen. De bijdrage van Riet van Kilsdonk voor het gehouden onderzoek is matig. Zij is een bezigheidstherapeute die meer met andere vormen van therapie heeft gewerkt dan met beweging.
28
Conclusie Depressie komt in alle lagen van de bevolking voor en de diagnose ‘depressie’ wordt steeds vaker vast gesteld. Depressieve personen zoeken vlugger hulp en blijven niet met hun gevoelens en klachten rondlopen. De reguliere behandelmethodes worden in eerste instantie aangeboden. Beweging of sport is goed voor iedereen. Maar voor mensen met een depressie heeft het een extra positieve betekenis. Door te bewegen komen er verschillende hormonen en stoffen vrij in het lichaam die een positief effect hebben op, niet alleen de lichamelijke gezondheid, maar ook op de geestelijke gezondheid. Na een aantal minuten bewegen worden scherpe gedachtes afgezwakt en is de kijk op het leven anders. Voor mensen met depressieve klachten kan het zorgen dat ze uit de negatieve spiraal komen. Hoe vaker er bewogen wordt, hoe meer men dit goede gevoel ervaart. Dit heeft een positieve invloed op de ziekte en het verloop hiervan. De patiënten klimmen stapje voor stapje weer omhoog uit de put waarin ze hebben gezeten. Sporters raken minder snel in een diepe depressie en komen sneller uit een depressie, maar sporters zijn niet immuun voor een depressie. Beweegaanbod voor depressieve personen is nog in ontwikkeling. Er zijn weinig speciale sport- of beweegprogramma’s voor personen met een depressie buiten de runningtherapie. Mensen met een vorm van depressie worden door de huisarts doorverwezen naar speciale centra zoals het RIAGG of de GGz.
Aanbevelingen •
•
•
Aanbevelingen voor huisartsen en therapeuten. Meer samenwerken met sportcentra of running therapeuten. Zorg dat er naast medicatie en gesprekstherapieën ook bewegingstherapieën worden aangeboden. Of men er gebruik van gaat maken is een tweede, maar zorg ervoor dat patiënten wel de keuze hebben. Vertel depressieve personen ook herhaaldelijk dat lichamelijke beweging een positief effect heeft op het verloop van de ziekte en de genezing ervan. Aanbeveling voor sportcentra. Zorg dat er een speciaal programma komt voor depressieve personen. Er is een markt voor, maak hier gebruik van. Zorg dat er contacten gelegd worden met huisartsen en psychotherapeuten, om zo een doelgroep te creëren voor de bewegingstherapieën. Aanbevelingen voor depressieve personen. Aanbevelingen kunnen gemaakt worden, maar deze doelgroep is moeilijk te bereiken zonder hulp van therapeuten en huisartsen. Wijs he n er herhaaldelijk op dat beweging een positief effect heeft op hun ziekte en de genezing hiervan.
29
Literatuurlijst •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Afdeling stemmingsstoornissen, Divisie Hersenen UMC Utrecht & Parnassia Psychomedisch Centrum. Sommer I.E.C. & Slotema K. & Weijer A. de & Wijkstra J. (z.j.) rTMS behandeling voor medicatie-resistentie hallucinaties. Den Haag. van het World Wide Web gehaald op 21 april 2008: http://www.anoiksis.nl/artikelen/rTMSbehandeling- voor- medicatie.htm Borsten M. Hulpgids.nl (z.j.). Runningtherapie. (z.pl.). van het World Wide Web gehaald op 20 februari 2008: http://www.hulpgids.nl/therapie/runningtherapie.htm Bosscher R. (1986). Runningtherapie voor mensen met depressieve klachten. Geneeskunde en Sport 19. 1986-3 (juni). (66-73) Bouten L.M. & Dongen M.C.J.M. van & Zielhuis G.A. (2005). Epidemiologisch onderzoek. Opzet en interpretatie. Houten. Bohn Stafleu van Loghum CBO en Trimbos- instituut. (2005). Multidisciplinaire richtlijn depressie, richtlijn voor volwassen cliënten met een depressie. Utrecht. Trimbos-instituut Chorus A. & Hopman-Rock M. (2004). Chronisch zieken en bewegen. Trendrapport Bewegen en Gezondheid. 2002/2003. (141-152) Colcombe S. & Kramer A.F. (2003). Fitness effects on the cognitive function of older adults: a meta-analytic study. Psychol Science. 14-2. (125-130) Depressie Centrum. (z.j.) Lichttherapie. Utrecht. van het World Wide Web gehaald op 21 april 2008: http://www.depressiecentrum.nl/lichttherapie.74.html Depressie Centrum (z.j.). Electro Convulsie Therapie. Utrecht. van het World Wide Web gehaald op 21 april 2008: http://www.depressiecentrum.nl/ect.75.html Depressie Zelftest. (2007). Wat is een depressie, Oorzaken van een depressie; Lichamelijke factoren. (z.pl.). van het World Wide Web gehaald op 21 april 2008: http://www.depressiezelftest.nl/index.php?sMenu=depressie&sPageName=oorzaken7 Dunn A.L. & Trivedi M.H. & O’Neal H.A. (2001). Physical activity dose-response effects on outcomes of depression and anxiety. Medical Science Sports Exercise. 33-6. (587-597) Fonteine.com, Peeters F.P.M.L. (z.j.) Depressie en cortisol. van het World Wide Web gehaald op 29 april 2008: http://www.fonteine.com/stress.html Fox E.L. & Bowers R. & Foss M.L. (1997). Fysiologie voor lichamelijke opvoeding, sport en revalidatie. Maarsen, Elsevier/ De Tijdstroom Franks B.D. (1984). Physical activity and stress; part 1: acute effects; part 2: chronic effects. International journal of physical education 21. 1984-4 (fourth quarter). (9-16) Gezondheidsplein. (z.j.). Depressief? Sporten! (z.pl.). van het World Wide Web gehaald op 7 april 2008: www.gezondheidsplein.nl Houtman, R.B. (2002). Depressie. Noord-Holland. Duphar Israël S. (1981). Sport und Risicofaktoren. Theorie und Praxis der Körperkultur. 1981-11. (834-841) Hulpgids.nl (z.j.) Symptomen depressie. (z.pl.). van het World Wide Web gehaald op 21 april 2008: http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/depressie-symptomen.htm Jitta-Geertsma J. (1986). Litteratuurrapport ministerie Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. De Gezondheidswaarde van Sport. nr. 31. (24-26) Kabinetsnota Sport. Bewegen en gezondheid. d.d. 28 juni 2001 Laerum M & Laerem O.D. (1982). Can physical activity counteract ageing. Scandinavian Journal of Social Medicine. 1982-29. (147-152)
30
• • •
• • • • •
•
• • • •
•
Leitsmann M.F. & Park Y. & Blair A. & Ballard-Barbash R. & Mouw T. & Hollenbeck A.R. & Schatzkin A. (2007). Nutritional Epidemiology Branch, Division of Cancer Epidemiology and Genetics. Arch Intern Med. December. 10. (2453-2460) Medica Press, e-gezondheid.be. (2003) Depressie. (z.pl). van het World Wide Web gehaald op 29 april 2008: http://www.egezondheid.be/guide/article.asp?idarticle=10582&idrubrique=541 Optimel.nl. (z.j.). Dagelijks in beweging, voldoende beweging. van het World Wide Web gehaald op 29 april 2008: http://www.optimel.nl/?selected=optimell.leven.beweging&detailpath=optimell.leven. beweging.beweging1.index&l=nl Peen J. & Bijl R.V. & Spijker J. (2002). Neemt de prevalentie van psychiatrische stoornissen toe met de stedelijkheidsgraad?. Tijdschrift voor Psychiatrie. 2002-44. (225-235) Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2002). Gezondheid op koers? Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002. Bilthoven: RIVM; 2002 RIVM. Psychische klachten 2001 – 2004 bevolking 12 jaar en ouder, per GGD-regio, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (kaart). van het World Wide Web gehaald op 25 januari 2008: www.rivm.nl/vtv/object_map/o1459n21463.html Roche Nederland B.V. (z.j.). Depressie, Wat is de Oorzaak van Depressiviteit? Woerden. van het World Wide Web gehaald op 21 april 2008: http://www.roche.nl/ziektebeeld/depressie/oorzaak.htm Schoemaker C. & Hoeymans N. RIVM. (2005). Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven. van het World Wide Web gehaald op 25 januari 2008: www.nationaalkompas.nl Spijker J. (Trimbos- instituut) & Shoemaker C. (RIVM).Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2005). Depressie diagnostiek, behandeling en zorggebruik. Wat zijn de mogelijkheden voor diagnostiek en behandeling?. Utrecht. van het World Wide Web gehaald op 7 januari 2008: www.rivm.nl/vtv/object_document/o1282n17537.html Sportief bewegen voor mensen met een chronische aandoening. Beweegaanbod voor chronisch zieken. (z.j.). van het World Wide Weg gehaald op 19 maart 2008: http://www.sportiefbewegen.nl/index_deelnemer_totaal.html Sportmassage Praktijk Meijboom. Meijboom. (z.j.). Runningtherapie / Bewegingstherapie. (z.pl.). van het World Wide Web gehaald op 20 februari 2008: http://www.blessure-aanwijzer.nl/runningtherapie.htm Stiggelbout M. & Westhoff M.H. & Mulder Y.M. & Ooijnkijk W.T.M. & Hildebrandt V.H. & Baken W. (1998). De gezondheidswaarde van lichamelijke activiteit; een literatuurstudie. Leiden (TNO Preventie en Gezondheid) Trimbos Instituut. North, T. C. & McCullagh, P. & Tran, Z. V. (1990). Informatie voor Professionals. Effect of exercise on depression. (z.pl.). Exerc.Sport Sci.Rev. 18: (379-415). van het World Wide Web gehaald op 20 februari 2008: http://www.trimbos.nl/default1348.html?back=1 Wilmore J.H. & Costill D.L. (2004). Inspannings- en sportfysiologie. Maarssen Elsevier (Gezondheidszorg)
Aanvullende literatuur •
Gesprekken met Huib Janssen (fysiotherapeut), Riet van Kilsdonk (activerende therapeute PAAZ Roermond), Carmen Huijnen (creatieve therapeut dans en beweging
31
RC GGz Weert), Dhr. X (depressief geweest), Evelien van Heeswijk (runningtherapeut), Maaike van Trigt-Christen (runningtherapeut).
32
Bijlagen Bijlage I; vragenlijst Huib Janssen Fysiotherapeut Nederweert 1. Het project met ouderen waar u momenteel mee bezig bent; heeft dat een relatie met volwassenen en depressie? Ja, want alle ouderen zijn volwassenen. 2. In uw werkveld, hoeveel procent van de patiënten hebben een depressie of zijn dat geweest? Ik heb geen idee; in een huisartsenpraktijk zou dat ongeveer 10 % zijn. 3. Hoe wordt hier mee omgegaan? Tot op heden werd hier geen bijzondere aandacht aan geschonken qua therapie. 4. Wat voor therapieën geeft u deze mensen? Wij gaan met deze mensen fysiek trainen. 5. Zitten hier ook sport therapieën bij en zo ja, welke zijn dat? Met name cardio training en ook wat spierversterkende oefeningen. 6. Wat zijn de resultaten van deze therapieën? Er zijn onderzoeken met zeer gunstige resultaten beschreven. 7. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Een grote groepspraktijk in Nederweert heeft in samenwerking met GGD en Beijaert een onderzoek opgestart naar het voorkomen van sombere gevoelens bij 65-plussers. Een van de therapieën zou dan fysieke training kunnen zijn en de bedoeling is dat wij dat gaan doen.
33
Bijlage II; vragenlijst Riet van Kilsdonk Activerende therapeute Paaz-afdeling ziekenhuis Roermond. 1. Wat hield u baan bij de Paaz-afdeling in Roermond precies in? Ik werkte als Bezigheidstherapeute op de Paaz-afdeling. 2. Welke soort mensen kwamen er bij u op de afdeling? Mensen met diverse Psyc hiatrische problemen, onder andere depressies. 3. Wat voor opleiding heeft u gevolgd? Opleiding bezigheidstherapie. 4. Hoe bent u bij de Paaz-afdeling terecht gekomen? Via een advertentie van het Laurentius ziekenhuis in de Limburger. 5. Wat vond u uitdagend aan uw werk op de afdeling? Je werkt met een heel team aan het herstel van een patiënt. Eerst wordt er met de psychiater, verpleegkundigen en therapeuten een ‘behandelplan’ gemaakt. De psychiater beslist over het wel of niet toedienen van medicatie. De patiënten nemen meestal in groepsverband deel aan de therapie. Iedere therapeut werkt vanuit zijn professionaliteit (zijn doelstellingen die bij zijn therapie horen) aan het herstel van de patiënt. Dit is heel boeiend en afwisselend. Ook speelt nog mee dat op een Paaz-afdeling, patiënten kortdurend zijn opgenomen, dus ook veel wisseling in het patiëntenbestand. 6. Werd er op uw afdeling ook therapie met sport gedaan? Er werd niet aan sport gedaan. Er is wel bewegingstherapie. 7. Wat hielden deze therapieën in? Op de Paaz-afdeling had je Activerende en Inzichtgevende Therapieën. Bewegingstherapie is een inzichtgevende therapie dat wil zeggen de patiënt moet via beweging zijn lichaam leren kennen en voelen. Inzicht leren krijgen van zijn doen en laten, in zijn functioneren. Zijn houding, lichaamstaal kan al veel duidelijk maken over de gemoedstoestand van de patiënt. Bij depressieve mensen is dat vaak al duidelijk. Er wordt wel enigszins aan ‘sport’ gedaan bijvoorbeeld een balspel maar dan is het uitgangspunt altijd hoe functioneert iemand in een groep tijdens het spel. De therapeut observeert en brengt verslag uit in de Teamvergaderingen. 8. Welke functies waren betrokken bij deze therapieën? Activerende therapie, Bezigheidstherapie en Arbeids therapie, Inzichtgevende The rapie, Creatieve therapie, Muziek therapie en Bewegingstherapie. Belangrijk voor depressieve patiënten. 9. Hoe waren de resultaten met betrekking tot de verschillende therapieën? Heel verschillend, dat hing af van de problematiek en de ernst ervan. 10. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Eveline ik hoop dat je hier iets aan hebt, je kunt mij altijd nog mailen. Ik wens je veel succes! Groetjes Riet.
34
Bijlage III; vragenlijst dhr. Palmen Meerdere keren depressief geweest en lange afstandloper 1. Kunt u beide depressies beschrijven? Beide depressies kwamen erg onverwachts. Bij de eerste depressie wist ik niet wat me overkwam. Ik ging door een emotionele periode en voelde me steeds lustelozer worden. Op een gegeven moment was het zelf zo erg dat ik niet meer mijn bed uit kwam. Ik sliep slechter en ben naar de huisarts gegaan. Deze schreef me slaappillen voor. Dit werkte ongeveer 2 dagen, waarna ik weer slecht sliep. Ben toen terug naar de huisarts gegaan die me meteen door verwees naar het RIAGG. Daar kreeg ik een therapeute die me meteen positief benaderde. Ik vertelde haar dat ik veel aan hardlopen deed, maar daar nu geen zin meer in had. Zij vertelde me dat wanneer ik zin had om te rennen, ik dat zeker moest doen! Veel dagen had ik hier natuurlijk geen zin in, maar mijn buurman (ook een renner) heeft me als het ware uit bed getrokken en me meegesleept. Hier heb ik veel steun aan gehad. Langzaamaan kwam ik weer uit het dal. Ik ben op de signalen blijven letten, maar heb ongeveer 15 jaar nergens meer last van gehad. Toen werd ik op mijn 60e ernstig ziek. Ik had kanker en zou een operatie moeten ondergaan. Voor de operatie zorgde ik dat ik in topconditie was, zodat het herstel sneller zou gaan. En inderdaad ik was zo gezond als ik maar kon zijn, behalve dan dat ik kanker had. Na de operatie kwamen er helaas verschillende complicaties, waardoor ik weer terug bij af was. Ik had echter wel een iets positievere insteek deze keer. Ik wist dat ik de ene depressie had overwonnen, dus deze zou ik ook kunnen overwinnen. Ik ben toen weer naar de huisarts gegaan, hij was een oud sportcollega van mij en wist mijn achtergrond met het hardlopen. Hij verwees me door naar de therapie. Ook deze therapeute benaderde me heel positief. Ik ben toen rustig aan weer begonnen met rennen, maar ook met fietsen. Ik merkte dat, wanneer je ongeveer 1 uur, 1 ½ uur rent, je ‘scherpe’ gedachtes langzaam afzwakken. De spanning die in je lichaam zit ebt weg en de lucht klaart weer op. Nu ren ik elke dag, soms 2x per dag. Het geeft me een enorme powerboost. Ik heb intussen ook weer mijn eerste wedstrijd gelopen. Nog lang niet op mijn oude niveau, maar ik stond er toch maar wel. Dit gaf mij ego een hele grote sprong voorwaarts. Voor mijn gevoel had ik al gewonnen. 2. Kunt u verschillen en overeenkomsten beschrijven tussen beide depressies? Er zijn niet echt grote verschillen tussen beide depressies geweest. Beide begonnen door een emotionele periode in mijn leven. Ik wist niet goed hoe ik daar mee om moest gaan en dat heeft zich geuit in een depressie. Bij de tweede depressie wist ik iets meer wat er gebeurde met mezelf en hoe ik daar op tijd hulp voor moest zoeken. Bij de eerste depressie weet je niet goed hoe en wat. Je laat jezelf ook sneller afschepen door een huisarts, omdat je niet weet wat met je aan de hand is. 3. Wat voor soort hulp heeft u gezocht, tijdens beide depressies? Tijdens beide depressies heb ik hulp gezocht bij de huisarts. Deze hebben mij doorverwezen naar het RIAGG en naar een bewegingstherapeute (tijdens de 2e depressie last van incontinentie, daarom naar een bekkenspecialist gegaan). 4. Op welke manier heeft het sporten invloed gehad op uw depressie? Door het sporten raakte ik sombere gedachtes kwijt. Vooral tijdens de eerste depressie was het mijn buurman die me letterlijk uit bed haalde om met me te gaan rennen. In het begin lijkt een stukje rennen van 10 minuten een eeuwigheid te duren, maar langzaamaan wordt je conditie
35
weer beter. Door het rennen werd mijn lichaam als het ware beter en dit had een grote positieve invloed op mijn geestelijk welzijn. Het rennen heeft mij heel goed geholpen tijdens mijn depressies. 5. Zijn er therapieën geweest die uw ziektebeeld beïnvloed hebben (positief of negatief)? Nou beide therapeuten die ik heb gehad tijdens beide therapieën hebben mij zo positief benaderd dat ik het zelf ook begon te geloven. Dit had een grote impact op mij. Als zij in mij geloofde, waarom ikzelf dan niet? Beide therapeuten raadde mij ook aan om langzaam weer te beginnen met rennen en bewegen. Hoe moeilijk het ook was. Dit was de steun in de rug die ik op dat moment nodig had. 6. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Succes met je scriptie en heel veel succes met school.
36
Bijlage IV; vragenlijst Carmen Huijnen Creatieve therapeut dans en beweging, Regionaal Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (RC GGz) 1. Wat houdt u baan bij het RC GGz in Weert precies in? Mijn functie is creatief therapeut dans en beweging (niet bewegingstherapeut). Mijn baan houdt in dat ik zowel creatieve therapie beweging aanbiedt voor individuele cliënten als voor groepen. Er kan naar mij verwezen worden vanuit de kliniek en vanuit de continuïteitsteams met als gevolg dat ik dus ambulant werk, maar ook met klinische cliënten. Daarnaast werk ik voor de deeltijdbehandeling. Voor meer informatie over de instelling, zie www.rcggzweert.nl. Creatieve therapie is een specialistische vorm van hulpverlening die erop gericht is veranderings-, ontwikkelings- en/of acceptatieprocessen te bewerkstelligen. De creatief therapeutische behandeling wordt uitgevoerd door middel van het inzetten van het medium drama, beeldende vorming, muziek, dans en beweging. Een creatief therapeut is gespecialiseerd in 1 medium. Creatieve therapie is een handelings- en ervaringsgerichte vorm van therapie. De ervaring doet de cliënt op door te handelen in het medium, door het medium waar te nemen en (waar mogelijk) te reflecteren over de ervaringen in en naar aanleiding van het medium. Aan de hand van overeengekomen behandeldoelen werkt de creatief therapeut methodisch. Het resultaat van de therapie kan verwerking, verrijking of inzicht zijn en ook verbetering van het cognitieve of lichamelijk functioneren. Creatief therapeuten werken in de geestelijke gezondheidszorg, de algemene gezondheidszorg, de zorg voor verstandelijke en lichamelijk gehandicapten, de revalidatie, de verslavingszorg, het speciaal onderwijs, de jeugdhulpverlening, de ouderenzorg, specifieke werkvelden (zoals vluchtelingenhulp) en in zelfstandige praktijken. 2. Welke soort mensen komen er bij u op de afdeling? Omdat ik voor alle onderdelen van onze organisatie inzetbaar ben, zie ik alle problematieke die er zijn op geestelijke gezondheidszorggebied. Zowel cliënten met angst-, stemmings-, persoonlijkheids- als psychotische stoornissen komen bij mij in therapie. 3. Welke leeftijdscategorie ziet u het meest op uw afdeling? Ik werk met zowel ouderen als volwassenen. 4. Wat voor opleiding heeft u gevolgd? Ik heb de opleiding creatieve therapie gevolgd, richting dans en beweging, op de Hogeschool Zuyd te Sittard. Nu zit deze opleiding in Heerlen. 5. Hoe bent u bij het RC GGz terecht gekomen? Ik heb er stage gelopen vanuit mijn opleiding. Na mijn opleiding wilde de instelling mij graag als professional in hun organisatie. 6. Wat vindt u uitdagend aan uw werk op de afdeling? Het uitdagende aan mijn werk in het RC GGz vind ik de diversiteit aan problematieken die je tegenkomt in de verschillende therapieën. Daarnaast is de samenwerking met veel verschillende disciplines heel leuk en leerzaam (psychiaters, psychologen, psychotherapeuten, SPV (Sociaal Psychiatrisch Verpleger), verpleegkundigen, systeemtherapeuten, groepswerkers)
37
7. Wordt er bij u op de afdeling ook therapie met sport gedaan? Natuurlijk werk ik met beweging in mijn therapie (ik spreek liever over beweging, sport omvat niet alles, zoals bijvoorbeeld ontspanningsoefeningen). Als is het in mijn therapie niet de bedoeling dat mensen een goede conditie krijgen of er invulling van hun vrije tijd. Wel geef ik bijvoorbeeld de module runningtherapie en de module ‘in beweging’. De eerste module is voor jouw onderzoek zeker de moeite waard om te gebruiken (typ maar in op Google, er is veel over geschreven). De tweede module heb ik zelf ontwikkeld. Deze beide modules zijn bij uitstek geschikt voor mensen met stemmingsstoornissen, waar de depressie ook onder valt. 8. Wat houden deze therapieën in? Zie vorige vraag. 9. Welke functies zijn betrokken bij deze therapieën? De creatie f therapeut beweging en natuurlijk de verwijzers die de cliënt naar deze therapie verwijzen vanuit het behandelplan. 10. Hoe zijn de resultaten m.b.t. de verschillende therapieën? Dat is best een moeilijk vraag omdat resultaten op het gebied van geestelijke gezondheid moeilijk meetbaar zijn. De runningtherapie is wel wetenschappelijk onderzocht en is zeer effectief gebleken. Mijn ervaring is dat mensen in veel procent van de gevallen beter de RC GGz-deur uitgaan dan ze binnenkomen. Het is moeilijk te zeggen of dat door mijn therapie komt, omdat mensen meestal een combinatie van verschillende therapieën krijgen (medicatie, creatieve therapie, begeleiding voor een SPV bijvoorbeeld). In creatieve therapie land is er op dit moment veel bezig met betrekking tot evidence based onderzoek. Dit natuurlijk vanuit de tendens die in de zorg heerst om alles te verwetenschappelijken. Dus langzamerhand worden nu officiële resultaten bekend, maar vooralsnog zullen we het moeten doen de individuele ervaringen van professionals en cliënten. 11. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Wat ik los van dit alles kan zeggen over wat bewegen voor je geestelijke welzijn doet, is dat ik ervan uit ga dat lichaam en geest een geheel zijn. Als je daar vanuit gaat dan kun je zeggen dat als je, je lichamelijk niet goed voelt, je mentaal daar ook iets van zult merken. Andersom geldt hetzelfde. Als je in een dip zit en tot niets komt, zul je lichamelijk ook moe en/of gespannen voelen. Als je ervoor zorgt dat je lichamelijk fit bent, zul je, je mentaal ook fitter voelen. Ik zeg altijd tegen cliënten: Ga maar eens na hoe je, je voelt na een bos/strandwandeling. Je hoofd is lekker leeg, je hebt je gedachten even kunnen stilzetten en afleiden en je bent lichamelijk bezig geweest. Dan voel je, je ook mentaal veel meer ontspannen.
38
Bijlage V; vragenlijst Evelien van Heeswijk Runningtherapeut 1. Hoe bent u gekomen bij een aanbod voor depressieve personen? Ik werk in de psychiatrie. Naast een wandelgroepje ben ik zo maar eens begonnen binnen mijn eigen werkplek om te gaan hardlopen met cliënten. Ik vind beweging zeker voor die doelgroep erg belangrijk. Er is veel geschreven over het effect van lopen op depressies en het is zelfs wetenschappelijk bewezen dat het daadwerkelijk wat doet. 2. Hoe komen de klanten bij u terecht? Cliënten kunnen doorverwezen worden door behandelaar. Dit kunnen zijn: psychiater, SPV’er, psycholoog, huisarts. Cliënten hoeven dus niet persé binnen RVA-groep (Reinier van Arkel groep) in behandeling te zijn. De klachten zijn hoofdzakelijk somberheidklachten / depressie. 3. Is er veel animo voor dergelijke programma’s? Dit is het lastige stukje. Mensen met een vorm van depressie zijn vaak moeilijk in beweging te krijgen. Hierin zit ook de moeilijkheid, cliënten zijn moeilijk te stimuleren. Als ze eenmaal aan het lopen zijn en zelf de effecten hiervan ondervinden (zich beter voelen, meer zelfvertrouwen, gewoon lekker met iets heel anders bezig, afleiding etc.) dan blijven ze wel komen. Wij lopen momenteel met een groep van 10 personen. 4. Heeft u een speciale cursus of opleiding gevolgd om deze doelgroep les te geven? Ik ben naast psychiatrisch verpleegkundige ook looptrainer en heb de opleiding tot runningtherapeut gevolgd. Daarnaast ben ik ook sportmasseur. 5. Welke sportprogramma’s biedt u deze doelgroep aan, hoe ziet het sportprogramma eruit? Wij bieden een loopprogramma aan, 2x per week. Dit is minimaal om resultaat te krijgen en behouden. Het liefst zien wij dat cliënten zelf nog in het weekend een keer gaan. Wij lopen rustig in en passen het programma aan, er komen steeds mensen bij dus is er een verschil in wat men aan kan. Omdat wij in een park lopen maken we het programma zo, dat zowel de nieuwkomer als de gevorderde toch zijn ei kwijt kan. We kunnen dan bv. verschillende opdrachten geven, dit werkt prima. We lopen ook vaak rondjes, dus loopt er niemand achteraan, dit is goed voor het zelfvertrouwen. 6. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Als je op www.runningtherapie.nl kijkt staat veel informatie. Ook het trimbos instituut heeft veel informatie. Succes met je studie en ik zou graag een kopie van je werkstuk krijgen. Altijd erg interessant.
39
Bijlage VI; vragenlijst Maaike van Trigt-Christen Runningtherapeut Centrum voor Fysiotherapie Beyum 1. Hoe bent u gekomen bij een aanbod voor depressieve personen? Ik ben psychosomatisch fysiotherapeut en ik ben looptrainer. Ik vond dat ik zo mooi mijn hobby met mijn werk kon combineren. 2. Hoe komen de klanten bij u terecht? Via de huisarts, de psycholoog, via advertenties in de regiokrant of via foldertjes 3. Is er veel animo voor dergelijke programma’s? In mijn werkregio zijn mensen genoeg die er voor in aanmerking komen, maar ze melden zich niet aan. Waarschijnlijk omdat artsen er onvoldoende op gericht zijn en omdat depressieve mensen juist een probleem hebben om zich ergens toe te zetten. Ik heb dus de hulp van derden nodig. 4. Heeft u een speciale cursus of opleiding gevolgd om deze doelgroep les te geven? Ja, ik heb een drie daagse cursus runningtherapie gevolgd. 5. Welke sportprogramma’s biedt u deze doelgroep aan, hoe ziet het sportprogramma eruit? Ik heb een runningtherapie protocol voor een groep. Dit is 2x per week 1 uur ha rdloop training (warming- up, loopscholing, kern, cooling-down en napraten). Doel is om zelfstandig 20 minuten te kunnen hardlopen en de depressiviteitklachten te verminderen. Daarnaast geef ik individuele loopcoaching voor mensen met depressieve klachten. Dit is 1x per week een half uur, waarin ik ze een schema geef en ze begeleid in de looptechniek en training, totdat ze zelfstandig 20 minuten kunnen hardlopen. 6. Eventuele andere op- of aanmerkingen zijn van harte welkom. Deze kunt u hier kwijt. Het lijkt me heel goed als er nog meer bekendheid komt voor deze vorm van “therapie” en waar mensen terecht kunnen. Het werkt echt heel erg goed en het is een feest om te zien hoe snel de stemming d.m.v. lopen om kan slaan. Ze krijgen weer grip op hun situatie en kunnen dit zelf doen.
40
Bijlage VII; Module ‘In beweging’ Ontwikkeld door Carmen Huijnen, creatieve therapeut Regionaal Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Weert (RC GGz)
‘In beweging’ Creatieve therapie beweging voor mensen met inactiviteit door een psychiatrische stoornis en mensen waarbij de psychiatrische stoornis mede in stand wordt gehouden door inactiviteit Doel van de module Verbeteren psychiatrisch toestandsbeeld Voorbereiden op en bijdragen aan rehabilitatie Door middel van de volgende subdoelen: Verbeteren motorisch competentiegevoel Positief beïnvloeden lichaamsattitude Bijdragen aan stemmingsverbetering, fitheid, zelfwaarde gevoel Ervaren van ontspanning door inspanning Doelgroep De module is voor cliënten uit alle zorgprogramma’s. De module is zowel voor klinische als ambulante cliënten. Indicatie Depressieve stemming, gebrek aan energie, verlies aan zelfwaardering Negatieve lichaamsattitude Inactiviteit, initiatiefloosheid Spanningsklachten Contra-indicatie Ernstige fysieke beperkingen Acute psychose, waardoor functioneren in groep onmogelijk is Agressie regulatieproblematiek, waardoor functioneren in groep onmogelijk is Behandelvisie Motorische inactiviteit behoort vaak tot de symptomen van een psychiatrische stoornis. Deze bewegingsarmoede le idt tot een verslechtering van de lichamelijke conditie, gebrek aan energie, verslechtering van de vitaliteit en een snellere vermoeidheid bij geringe inspanning. Deze symptomen completeren, versterken en continueren het psychiatrische toestandsbeeld. Met toegepaste technieken van creatieve therapie beweging zoals onderzoeken en experimenteren met diverse werkvormen in beweging, planmatig verbeteren van conditie en lichamelijk vaardigheden, genereren van succeservaringen, leren omgaan met succes en mislukking, verminderen van vermijdingsgedrag, kan deze vicieuze cirkel doorbroken worden en verbeterd ook het psychiatrische toestandbeeld. De module vindt in groepsverband plaats. Het werken in groepsverband werkt motiverend en biedt meer mogelijkheden in de werkvormen die in de module aangeboden worden. Uitvoerenden De module wordt uitgevoerd door een creatief therapeut beweging.
41
Tijdsduur De bijeenkomsten duren 60 minuten en vinden 2 maal per week plaats, gedurende minimaal 3 tot maximaal 6 maanden om effect te bewerkstelligen. Uitvoering De werkvormen worden aangepast aan de affiniteit, behoefte en mogelijkheden van de deelnemers. Er wordt gebruik gemaakt van sport, spel, lichaamsgerichte en dansante werkvormen. De rol van de therapeut is duidelijk structurerend en sturend om te motiveren en de inactiviteit te doorbreken. De module is een open groep, waardoor deelnemers continu kunnen in- en uitstromen. Randvoorwaarden Een goed geoutilleerde bewegingsruimte Maximaal 8 en minimaal 3 deelnemers Zorgprogramma Deze module kan in alle zorgprogramma’s toegepast worden, mits de deelnemers niet door hun problematiek belemmerd worden in het functioneren in een groep. Referenties In beweging, de ontwikkeling van producten voor psychomotorische therapie, M. van Hattum en G. Hutschemakers, Trimbos-instituut, Utrecht, 2000 Handboek creatieve therapie, H. Smeijsters, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2000
42