De Fusie van Belangen 2.0 Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
prof. dr. ir. Anke van Hal
De Fusie van Belangen 2.0 Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
prof. dr. ir. Anke van Hal
Nyenrode Business Universiteit Center for Entrepreneurship & Stewardship Straatweg 25 Postbus 130 3620 AC Breukelen Deze publicatie werd mogelijk gemaakt door Heijmans N.V.
De Fusie van Belangen 2.0
2
Eindredactie: Anne Marij Postel Coverfoto: Joost Brouwers © 2014 by Center for Entrepreneurship & Stewardship, Nyenrode Business Universiteit, The Netherlands. All rights reserved.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Inhoud Inleiding
5
I. De basis: een persoonlijke geschiedenis
7
II. Het Fusie van Belangenperspectief
44
III. Praktijkvoorbeelden
60
3
4
Inleiding Tijdens de zomervakantie van 2012 las ik het boek ‘De vijfde revolutie’ van de Deense neuroloog en wetenschapsjournalist Lone Frank. Ik stuitte daarbij op de volgende tekst: “Telkens als iemand – of het nu mannen of vrouwen waren – een product zag wat werkelijk aantrekkelijk werd gevonden, stroomde het bloed naar een klein gebied vooraan in de hersenschors. De mediale prefrontale cortex brandde op de foto als een vuurtje.”1 Die woorden sloegen bij mij in als een bom. Opeens wist ik namelijk niet alleen waarnaar ik al die jaren in mijn werk als duurzaam bouwenspecialist op zoek was geweest; ook kreeg ik eindelijk zicht op het de contouren van het antwoord op een vraag die mij en diverse van mijn wetenschappelijke collega’s al een tijd bezig hield. Namelijk: hoe kan ik dat wat ik in mijn intreerede van 2009 zo stellig beweer,2 bewijzen? Wat is de wetenschappelijke onderbouwing van dat wat ik in de loop der tijd ‘het Fusie van Belangenpersepctief’ ben gaan noemen? Ik realiseerde me bij het lezen van die tekst van Frank dat wat mij al meer dan vijfentwintig jaar bezighoudt, hierover gaat: is het ooit mogelijk bij mensen op grote schaal de mediale prefrontale cortex te laten oplichten als zij duurzame bouwproducten of -maatregelen zien, -diensten ervaren, of eraan denken? In mijn proefschrift van dertien jaar geleden had ik het nog over ‘het vergroten van de diffusie van milieuinnovaties in de (woning) bouw’. Dat dekt de lading van mijn zoektocht echter maar gedeeltelijk. Waar het mij om gaat en ging is: ‘hoe creëer je een verlangen naar duurzaamheidsmaatregelen in de gebouwde omgeving?’ Of, zoals ik nu weet: hoe kom je binnen mijn vakgebied tot een oplichtende mediale prefrontale cortex? Hierover nadenkend realiseerde ik me echter ook meteen dat die jarenlange zoektocht veel heeft opgeleverd. In mijn Nyenrode-intreerede vier jaar geleden, getiteld ‘de fusie van belangen, over duurzaamheid en rendement in de bouwsector’, beschrijf ik wat ik hierover op dat moment wist. Voor een groot deel putte ik daarbij uit de kennis die ik in de loop der jaren had opgedaan. Ik stond er echter niet eerder bij stil, dat die persoonlijke geschiedenis is opgebouwd uit vele deeltjes kennis die je voor een groot deel best wetenschappelijk mag noemen. Kennis op basis van casestudies, kennis op basis van wetenschappelijke literatuur, kennis die wetenschappers met mij deelden... Het bewijs van de wetenschappelijke waarde van het Fusie van Belangenperspectief hoeft niet geleverd te wor1 Frank, L. (2010). De vijfde revolutie, Hoe hersenwetenschap onze wereld gaat veranderen. Eerste druk, Maven Publishing, p. 236. 2 Hal, A. van (2009). De Fusie van Belangen, over durzaamheid en rendement in de bouwsector. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit. Te downloaden via www.nyenrode.nl/bio/ Documents/Hal-Anke-van%20doc%20intreerede.pdf.
5
De Fusie van Belangen 2.0
6
den, want het ligt er al, stelde ik vast met het boek van Lone Frank nog in mijn hand. Het moest alleen nog worden opgeschreven. En daarom ligt hier nu een tweede publicatie over het Fusie van Belangenperspectief. Dit bestaat uit drie delen. Het eerste deel beschrijft de basis van het perspectief, aan de hand van mijn persoonlijke geschiedenis. Het tweede deel beschrijft het perspectief in zijn huidige vorm. Ook tussen 2009 en nu is er tenslotte het nodige gebeurd. Dat wat ik in 2009 beschreef in mijn intreerede, heeft zich doorontwikkeld. Deze nieuwste inzichten zijn zowel in deel I als deel II verwerkt. Het derde deel ten slotte illustreert de praktische waarde van het perspectief aan de hand van praktijkvoorbeelden. Toen ik me ruim vijfentwintig jaar geleden ging bezighouden met dat wat we nu duurzaam bouwen noemen, stond voor mij de wereldproblematiek van de milieuvervuiling centraal. Ik geloofde destijds dat de oplossing van deze problematiek vooral lag in de combinatie van technische oplossingen en het hebben van voldoende financiële armslag. Als ik de ontwikkeling die ik in deze publicatie beschrijf in één zin moet samenvatten, komt het erop neer dat mijn blik is verschoven van groot (de wereld) naar klein (een specifieke locatie en situatie). En van een focus op techniek en geld naar een focus op mensen. Daarom staat in de ondertitel van deze publicatie ook het woord ‘perspectiefverschuiving’. Duurzaam bouwen gaat nu voor mij vooral over mensen. Over het behartigen van de belangen van mensen. Die van mensen van hier en nu, en van daar en later. Dat inzicht heb ik mede gekregen dankzij mensen om mij heen. De vele mensen met wie ik heb mogen werken en nog mee werk, en in een enkel geval ook mee mocht leven. Behalve een update en wetenschappelijke onderbouwing van het Fusie van Belangenperspectief is deze publicatie dan ook het verhaal geworden over (delen van) een kwart eeuw duurzaambouwengeschiedenis in Nederland en de spelers daarin. Het overzicht van betrokken partijen is natuurlijk niet volledig, maar in zijn algemeenheid geldt dat wat de mensen van toen deden en ontdekten, ook de belangen behartigt van de mensen van nu en later. Techniek en geld is belangrijk bij duurzaam bouwen, maar uiteindelijk gaat het vooral om mensen. Zowel deze als de vorige publicatie over ‘de Fusie van Belangen’ had niet tot stand kunnen komen zonder de steun van Ton Hillen, Robert Koolen en vele anderen van Heijmans die ook in tijden van grote economische crisis bleven geloven in de waarde van de kennis waarvoor ik sta met mijn Nyenrodeteam. Dankzij hun voortdurende financiële sponsoring van mijn Nyenrodeleerstoel werd het ons mogelijk gemaakt voldoende tijd te besteden aan theorieontwikkeling en het verwoorden van onze kijk op het vakgebied. Onze dank is groot!
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
I. DE BASIS: EEN PERSOONLIJKE GESCHIEDENIS In dit deel van deze publicatie beschrijf ik de basiselementen van het Fusie van Belangenperspectief aan de hand van mijn persoonlijke geschiedenis. Home is where the heart is Ik zat nog op de lagere school, toen mijn ouders besloten een stuk grond te kopen om hun droomhuis te realiseren, in een nog te ontwikkelen woonwijk van de gemeente waarin ik woonde. Vanaf het begin mocht ik meewerken aan het realiseren van die droom. Ik mocht verzinnen hoe voor mij de ideale slaapkamer eruit zag (met knusse hoekjes en niveauverschillen) en ik mocht, waar dat maar mogelijk was, ondersteuning verlenen. Zo hield ik het logboek van de bouw bij en maakte ik de foto’s van de voortschrijdende realisatie van ‘ons’ nieuwe huis. Ik herinner me nog de opgetogenheid van mijn vader toen hij voor het eerst met tekeningen van de architect terugkwam. En hoe hij mij probeerde te laten zien dat dat wat daar op papier stond precies was geworden wat ik had beschreven: een slaapkamer onder het schuine dak, met een Lvorm en niveauverschil. Maar ik zag het toen nog niet, het verband tussen mijn beschrijving en die tekening vol met cijfertjes en lijnen. Hoe verder de bouw vorderde, hoe beter ik het echter begon te begrijpen. En ik raakte gefascineerd. In een omgeving die op mijn eerste foto’s nog door koeien werd bewoond, ontstond langzaam ons huis, samen met vele andere huizen, straten, watergangen en speelveldjes. We verhuisden en de plek werd steeds belangrijker. Door heel mijn middelbare schooltijd heen was onze woning de plek waar ik me het fijnste voelde. Uit deze woonervaring trok ik een les, die na enige tijd op de achtergrond verdwenen te zijn, altijd centraal is blijven staan in mijn werk. Deze luidde: • De gebouwde omgeving is een plek die volgepakt zit met emoties. Of het nu een huis, een werkplek of een plek buiten betreft: de gebouwde omgeving bepaalt voor een groot deel of je je prettig en veilig voelt. Op basis van die conclusie besloot ik architect te worden en Bouwkunde in Delft te studeren. Ik wilde huizen, buurten en wijken maken waar mensen zich fijn en veilig zouden voelen. Die wens liep echter al binnen een jaar uit op een teleurstelling. Mijn fascinatie leek ik met vrijwel niemand op de faculteit Bouwkunde te kunnen delen. Het inrichten van de gebouwde omgeving leek voor de meeste van mijn medestudenten en
7
De Fusie van Belangen 2.0
8
docenten vooral te gaan om het technisch verantwoord neerzetten van esthetisch aantrekkelijke en vaak ook opvallende gebouwen. Ik weet nu dat ik velen van hen tekort doe. Maar omdat er nauwelijks werd gesproken over de impact van al die plannen op mensen, kreeg ik sterk de indruk dat ik alleen stond in mijn zoektocht naar ‘fijn’ en ‘veilig’. Ik besloot daarom een andere studie te zoeken. Juist op dat moment ontmoette ik Kees Duijvestein. Hij bood, tijdens wat in mijn ogen een van mijn laatste bimesters op Bouwkunde zou worden, de vakoefening ‘energiezuinige woningplattegronden’ aan. Een vakoefening dus over woningen, waar nog steeds vooral mijn hart lag, maar met een hoger doel dan alleen architectonisch verantwoord ontwerpen. Een thema bovendien dat me heel vertrouwd was. Mijn vader was in mijn jeugd namelijk gefascineerd geraakt door het rapport Grenzen aan de Groei van de Club van Rome.3 Dit rapport, geschreven door Dennis Meadows van MIT en uitgegeven in 1972, leidde voor velen tot een totaal nieuwe kijk op de impact van ons menselijk handelen. Het was een milieueffectrapportage met wereldwijd een enorm effect. De fascinatie van mijn vader leidde ertoe dat hij besloot zowel thuis als in zijn werk bij het Gemeentelijk Energiebedrijf van Rotterdam van energiebesparing een belangrijk thema te maken. Hij stond daardoor mede aan de wieg van diverse energie-experimenten in de Rotterdamse regio. En als indirect gevolg daarvan koos ik dus voor de vakoefening van Kees Duijvestein. Dit had grote gevolgen. Kees Duijvestein had namelijk naast zijn werk op de TU ook een eigen adviesbureau: Milieukundig Onderzoek en OntwerpBuro BOOM. En voor dat bureau had hij een schrijver nodig. In die tijd werkte ik naast mijn studie als journalist voor het studentenweekblad Delta, waar ik ook een mini-opleiding journalistiek had gevolgd. Ik ging vervolgens ook bij Kees werken. Daar maakte ik kennis met alle aspecten van duurzaam bouwen avant la lettre en ontwikkelde op dat vlak een basiskennis waarvan ik altijd profijt heb gehad. Uiteindelijk bleef ik daardoor ook op Bouwkunde, waar ik in 1989 bij Kees afstudeerde. En wel op HyperCoEn: een computerprogramma voor de Apple (HYPERcard) dat architecten op snelle en eenvoudige wijze kennis moest bijbrengen over én ENergiebesparing én woonCOmfort. Ik had namelijk besloten niet meer 3 Opnieuw uitgegeven als: Meadows, D. (2008). Rapport van de Club van Rome. Uitgeverij het Spectrum.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
zelf architect te worden, maar architecten te helpen milieuvriendelijke, fijne en veilige ontwerpen te maken. Na mijn studie deed ik dat helpen vanuit mijn baan bij de milieuafdeling van de gemeente Delft. Ik verbreedde mijn scope van architecten naar alle partijen binnen de bouw en was heel blij met mijn ondersteunende rol bij het woningbouwproject EcoDus (een samentrekking van ecologisch bouwen aan de Van der Dussenweg). Eindelijk kon ik in het echt bijdragen aan de totstandkoming van een fijne en veilige woonplek; die bovendien ook nog eens zo milieuvriendelijk mogelijk moest worden als op dat moment kon, binnen de gebruikelijke financiële randvoorwaarden. We werkten als bouwteam nauw samen met de mensen die geïnteresseerd waren in het kopen van een woning in die wijk. Die leerden elkaar daardoor al lang voor de definitieve koop kennen en bouwden samen een hechte band op. Ze kochten later onder andere gezamenlijk milieuvriendelijke schuttingen in en organiseerden een moestuinevent rond de oplevering. Nog lang kon je in de wijk het verschil in sfeer ervaren tussen het gezellige en meer gemeenschappelijke ‘koopdeel’ en het individualistische ‘huurdeel’ waar mensen pas kort na oplevering een woning kregen toegewezen. In die periode leerde ik een aantal basislessen die altijd van grote invloed zijn gebleven op mij en mijn werk: • In samenwerking kan je heel veel voor elkaar krijgen. • Duurzaamheid als thema kan bijdragen aan het creëren van een wijgevoel in een wijk. • Het negeren van bewonerswensen kan grote negatieve gevolgen hebben. Die laatste les kwam voort uit het feit dat wij als bouwteam, zonder de consequenties voor de bewoners te belichten, hadden besloten om minder parkeerplaatsen dan standaard aan te leggen. Met als enige reden het milieudoel ‘terugdringen van het autoverbruik’. Grote parkeerproblemen en overlast waren het gevolg.
9
De Fusie van Belangen 2.0
10
Duurzaamheid als kwaliteitsaspect Het was begin jaren negentig. Als gevolg van het rapport Our Common Future van de World Commision on Environment en Development4 (‘de Brundtlandcommissie’) begon langzaam het begrip ‘duurzaam’ ingeburgerd te raken als equivalent voor onder andere het begrip ‘milieuvriendelijk’. Die commissie lanceerde namelijk het begrip sustainable development (in het Nederlands vertaald als ‘duurzame ontwikkeling’) en legde daarin de nadruk op zowel de belangen van de mensen hier en nu als op de belangen van de mensen in de toekomst: “Sustainable development is development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” Ik was na vier jaar Gemeente Delft weer voor BOOM en Kees Duijvestein gaan werken – dit keer als senior-adviseur – en kreeg de kans milieuadviseur te zijn bij een spraakmakend woningbouwproject in Amsterdam op het voormalig terrein van de Gemeentelijke Waterleidingen (het GWL-terrein). Dit project, dat op initiatief van omwonenden was ontstaan, diende niet alleen autovrij en vergaand milieuvriendelijk te worden, maar moest bovendien laten zien dat duurzame bouw ook heel erg mooi kon zijn. In die tijd leefde namelijk het vooroordeel dat duurzaam bouwen weliswaar goed was voor het milieu, maar tegelijkertijd ‘niet om aan te zien’ was. Bekende ontwerpers onder aanvoering van toen een van de meest toonaangevende Nederlandse architecten, Kees Christiaanse, moesten in Amsterdam laten zien dat die gedachte een misverstand was. Christiaanse was stedenbouwkundig ontwerper en Adriaan Geuze ontwerper van het maaiveld. De woningen werden ontworpen door Christiaanse, Liesbeth van de Pol, DKV-architecten, Meijer en Van Schooten en Bureau Neutelings. Het was een intensief en sprankelend project, waarin ik als milieuadviseur een totaal andere rol kreeg dan ik gewend was. Ik moest niet alleen concrete duurzaamheidsmaatregelen aandragen, maar vooral ook de ongekend hoge ambities van de betrokken bewoners aan de realiteit toetsen. Deze waren er vaak op voorhand van overtuigd dat als de gemeente en de risicodragende partij (Stichting Ecoplan, een gelegenheidsstichting bestaande uit vijf woningcorporaties) zeiden dat iets niet kon, dit betekende 4
World Commission on Environment en Development (1987). Our Common Future. Oxford University Press.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
dat men dit niet wílde. Hoewel ook ik ambitieuze doelen nastreefde, was ik tot de conclusie gekomen dat deze partijen van zeer goede wil waren. Een groot deel van mijn werk bestond daarom aan het op één lijn krijgen van bewoners, gemeente en stichting Ecoplan, waarbij ik recht probeerde te doen aan de belangen van al deze partijen. Doordat ik op zwangerschapsverlof ging en de rol van BOOM sterk werd verkleind na de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan, heb ik van de samenwerking met de architecten niet veel meegekregen. Van diverse van hen heb ik echter begrepen dat ze het een enorm inspirerend proces vonden. Iets wat ook duidelijk blijkt uit de woorden van Liesbeth van de Pol in de film5 die tien jaar na oplevering over de wijk werd gemaakt: “........We hebben veel plezier gehad met elkaar, omdat we toch met z’n allen met een doldriest plan bezig waren….” Uit deze film blijkt ook dat diverse maatregelen die wij destijds vooral vanuit duurzaamheidsoogpunt selecteerden, uiteindelijk om heel andere redenen een grote bijdrage leverden aan de kwaliteit van de wijk. Het autovrije karakter leidde er bijvoorbeeld toe dat kinderen veilig konden buitenspelen en de gemeenschappelijke moestuintjes hadden als gevolg dat veel bewoners elkaar goed leerden kennen en toezicht hielden op de spelende kinderen. Mede als gevolg hiervan wordt het GWL-terrein ook nu nog als een van de aantrekkelijkste woonwijken van Amsterdam beschouwd. Drie belangrijke lessen die ik tijdens dit project opdeed, zijn: • Het besef dat bewoners een grote stimulerende kracht kunnen vormen. • Het belang en de impact van de niet-milieuvoordelen van milieumaatregelen (autovrij, groen, etc.). • De noodzaak van het inbouwen van flexibiliteit. Dat laatste punt had een minder positieve aanleiding. Veel van de door BOOM voorgestelde energiebesparende maatregelen konden namelijk niet doorgaan, omdat lange tijd daarvoor afspraken waren gemaakt om op het GWL-terrein warmtekrachtkoppeling toe te passen. Dit besluit was niet terug te draaien. Dit had tot gevolg dat veel innovatieve energiebesparende ingrepen, die onder andere mogelijk waren als gevolg van de unieke aanwezigheid van waterkelders, niet konden worden uitgevoerd.
5 Film: GWL 10 jaar, de geboorte van een ecowijk, door Diego Pos, www.gwl-terrein.nl/?films (geraadpleegd 21 oktober 2013).
11
De Fusie van Belangen 2.0
12
Ik was tijdens mijn werk bij de gemeente Delft en BOOM slechts bij een paar duurzaamheidsprojecten in Nederland direct betrokken, maar halverwege de jaren negentig werden er in Nederland heel veel van dergelijke projecten gebouwd. Dit was mede te danken aan het beleid van toenmalig staatssecretaris Tommel die een warm pleitbezorger was van duurzaam bouwen. Voor buitenlanders die een indruk wilden krijgen wat er op dit gebied allemaal mogelijk was, leek Nederland in die tijd een walhalla. In een paar uur tijd kon je de meest spraakmakende projecten bezoeken. De vraag die mij echter in die tijd steeds meer ging bezighouden, luidde: ‘Hoe komt het toch dat de ‘gewone’ bouw nog steeds op de oude voet voortgaat en niet lijkt te leren van alle ervaringen die in de vele voorbeeldprojecten worden opgedaan?’ Kees Duijvestein, ondertussen hoogleraar, hielp me verder. Gesteund door professor Jelle Witteveen van de onderzoekschool Bouw maakte hij het me mogelijk een promotieonderzoek op te starten naar het antwoord op deze vraag. Samen met professor Han Brezet van Industrieel Ontwerpen vormde Kees Duijvestein mijn promotorenteam. Dit onderzoek rondde ik na vier jaar in 2000 af en had als onderwerp de diffusie van milieu-innovaties in de woningbouw. Het leidde bij mij tot een fundamentele kanteling in hoe ik in mijn werk stond. Ik richtte me niet langer op de techniek, maar zette voortaan de betrokken mensen en hun denken en doen centraal (waarmee ik weer terugkwam bij mijn oorspronkelijke fascinatie om voor werk in de bouwsector te kiezen). De belangrijkste lessen die ik de resultaten van uit mijn promotieonderzoek6 trok en die als een rode draad door mijn werk zijn blijven lopen, luidden: • De invloed van individuen op grootschalige verspreiding van milieuinnovaties in de woningbouw is beperkt. Externe factoren, factoren waarop geen invloed valt uit te oefenen, hebben grote invloed. • Techniek, en met name het goed functioneren ervan, vormt een invloedrijke factor, maar is zeker niet het belangrijkste. • Meestal hebben zogenaamde ‘zachte’ factoren veel meer invloed (bijvoorbeeld de juiste prikkel van de juiste partij aan de juiste partij op het juiste moment).
6
Hal, A. van (2000). Beyond the demonstration project, the diffusion of environmental innovations in housing. Boxtel, Aeneas. Te downloaden op: http://repository.tudelft.nl/ view/ir/uuid%3A3810e6fa-4e23-4c4d-9204-20e61bcd44b5/.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
• Kosten vormen wel een belangrijke belemmering voor de diffusie van innovaties, maar ook zij vormen maar zelden het grootste probleem. • De overheid heeft een invloedrijke rol, maar niet per definitie de belangrijkste rol. • De potentie van diffusie van een innovatie wordt vaak al bij het eerste project waarin deze wordt toegepast bepaald; als dit project mislukt, om welke reden dan ook, neemt de kans op diffusie sterk af (de innovatie wordt samen met het project afgewezen). • Het succes van een woningbouwproject wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze van samenwerking van betrokken partijen. • Een innovation champion, een partij die zich ‘hard’ maakt voor de innovatie, is van grote invloed op de diffusiekansen en speelt een grote rol bij de samenwerking. • Er wordt veel te weinig geleerd van eerdere ervaringen (het wiel wordt steeds opnieuw uitgevonden). • De kwaliteit van de communicatie is belangrijk. • Er zijn vele doelgroepen die elk voor een ander verhaal gevoelig zijn. Diffusie van innovatie: theorie Als theoretische basis voor mijn promotieonderzoek koos ik voor de innovatiediffusietheorie van Rogers. Ik bekeek deze theorie vanuit vele andere bronnen en gezichtspunten, waaronder de theorie betreffende Technological Momentum van Hughes en de Netwerk Management Theorie van Bruijn en Ten Heuvelhof. Mijn theoretische inzichten toetste ik aan ervaringen uit de (Europese) praktijk. De keuze voor de benadering van Rogers bleek ook na afronding van het onderzoek passend, omdat veel van zijn theorie herkenbaar bleek in de praktijk. Het onderzoek leidde echter ook tot een aantal kritische kanttekeningen bij zijn benadering. Zo bleek uit het onderzoek dat ‘relatief voordeel’ als karakteristiek bij diffusie van innovaties zwaarder weegt dan de andere door Rogers genoemde karakteristieken van het innovatiediffusieproces, terwijl hij deze allemaal als gelijkwaardig beschrijft. Ook gaat Rogers in zijn model uit van vrijwilligheid, terwijl uit het promotieonderzoek naar voren komt dat om diffusie in de praktijk tot stand te brengen soms ook sprake moet zijn van enige dwang. Dit bijvoorbeeld in de vorm van wetgeving. De rol van de overheid ontbreekt in het werk van Rogers, evenals het belang van een langetermijnperspectief van overheden. Wat vooral heel duidelijk blijkt uit het promotieonderzoek, is dat in het algemeen de invloed op diffusie van innovaties vrij beperkt
13
De Fusie van Belangen 2.0
is. Externe factoren (factoren met grote invloed, maar moeilijk te beïnvloeden) blijken vaak bepalend. Dit aspect wordt wel af en toe aangestipt door Rogers, maar zou veel sterker benadrukt mogen worden. Tijdens de vier jaar die het onderzoek in beslag nam, werden ook nieuwe theorieën ontwikkeld die niet meer konden worden meegenomen tijdens het onderzoek. In een nabeschouwing werd vastgesteld dat twee daarvan ook geschikt zouden zijn geweest als startpunt van de theorievorming: het beleidsinstrument Strategic Niche Management (ontwikkeld vanuit ervaringen met duurzame transportsystemen) en het Ecological Knowledge System (ontwikkeld op basis van ervaringen opgedaan met duurzame landbouw).
14
Mijn promotieonderzoek combineerde ik met een baan die ik in mijn tweede periode bij BOOM samen met anderen creëerde: het hoofdredacteurschap van de tijdschriften Puur Bouwen (aanvankelijk ‘Duurzaam Bouwen’) en Puur Wonen. Aangemoedigd door uitgever Aebele Kluwer van uitgeverij Aeneas startten we met een groep mensen in 1995 het tijdschrift Duurzaam Bouwen. Doel was aan professionals uit de praktijk de voordelen van duurzaam bouwen te laten zien en praktische informatie aan te bieden om concreet aan de slag te gaan. Oorspronkelijk deelde ik dit hoofdredacteurschap met Ronald Rovers, maar na enkele jaren trok hij zich terug en werkte ik vooral samen met eindredacteur Anne Marij Postel (naast de andere leden van de redactie). Uit Duurzaam Bouwen kwam, tijdens mijn verblijf in de VS,7 het tijdschrift Puur Wonen voort met hetzelfde doel, maar met uitsluitend bewoners als doelgroep. Vanuit het tijdschrift Puur Wonen werd enkele jaren achtereen de zogenaamde Puur Wonen Estafette georganiseerd; een openhuizendag van duurzame woningen, steeds in een ander deel van het land. Het hoofdredacteurschap leverde me een uitgebreid netwerk op en heel veel kennis over wat er in Nederland gaande was. De belangrijkste les die ik echter op basis van mijn ervaringen trok, luidt simpelweg: • Met alleen een goed verhaal kom je er niet.
7
Zie pagina 15. Tijdens dat verblijf werden er gasthoofdredacteuren ingeschakeld waaronder de directeur van Vereniging Eigen Huis, Marlies Pernot. Zij wilde een eenmalige woonglossy maken van het tijdschrift. Dit woonblad verscheen onder de naam Puur Wonen en werd vervolgens als tijdschrift voortgezet. Het vakblad Duurzaam Bouwen kreeg op dat moment de naam Puur Bouwen.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Het bleek namelijk niet eenvoudig lezers te trekken voor de tijdschriften (hoe val je op tussen alle tijdschriften?), net zomin als bezoekers voor de Puur Wonen Estafette (hoe val je op tussen alle evenementen?). In die periode ontstond bij mij dan ook een grote belangstelling voor het vakgebied marketing. De businesscase van duurzaamheid Terugkijkend op mijn periode als promovendus vallen mij twee zaken op. Ten eerste leek ik erbij mijn onderzoek onbewust vanuit te gaan dat je, om tot diffusie te komen van milieu-innovatie in de woningbouw, mensen enthousiast moet maken voor duurzame producten. Ten tweede besteedde ik opvallend weinig aandacht aan de partijen die de innovatie op de markt brachten. Blijkbaar ging ik ervan uit dat hun rol beperkt bleef tot het ontwikkelen en lanceren van de innovatie. Een nieuwe visie op wat ik in mijn proefschrift schreef, ontstond toen ik – vanwege prettige privéomstandigheden – een jaar aan de oostkust van de VS woonde. Nadat ik in 2000 mijn proefschrift had afgerond, was ik een eenmansadviesbureau begonnen met als doel de vraag naar duurzame bouwproducten te bevorderen bij zowel professionals als bewoners. Mijn eerste grote klus kreeg ik van wat toen de SEV heette (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting). Bij hen mocht ik de contouren vaststellen van een nieuw te ontwikkelen experimentenprogramma gericht op het verduurzamen van bestaande woningen. Ik kwam er al snel achter dat dat een extreem grote opgave was die op dat moment nog vrijwel onbelicht was gebleven. Mijn fascinatie was gewekt. Toen ik halverwege 2001 naar de VS vertrok, kreeg ik van Sander Gelinck van de SEV de belofte mee dat ik, wanneer ik voldoende inspirerend materiaal kon verzamelen, een boekje mocht schrijven over mijn Amerikaanse bevindingen. Die toezegging bleek voor mij vele deuren te openen. Als onderzoeker kwam ik overal binnen en wat bleek: duurzaam bouwen was net in opkomst in dat deel van de VS en de belangstelling voor de Nederlandse ervaringen was groot. Ik kon op veel plekken mijn verhaal houden en met Amerikaanse specialisten in debat gaan. Net als bij mijn proefschriftperiode leidde ook mijn verblijf in Boston en omgeving voor mij tot een nieuwe kijk op de opgave waarmee ik me bezig hield. In Nederland was ik gewend al mijn energie te gebruiken om mensen enthousiast te krijgen voor duurzaam bouwen. Mijn drijfveren kan je idealistisch noemen; ik vond (en vind) dat we het als welvarende Westerse mensen niet kunnen maken om de generaties na ons of mensen
15
De Fusie van Belangen 2.0
16
in andere delen van de wereld tekort te doen door nu in een razend tempo onze natuurlijke bronnen uit te putten. Mijn collega’s in de VS bleken daar net zo over te denken als ik. Maar ze vertelden – in tegenstelling tot wat wij in Nederland gewend waren – dit verhaal niet wanneer ze de indruk hadden er geen succes mee te boeken. “Het maakt niet uit waarom ze het doen, als ze het maar doen”, luidt de slogan betreffende duurzaam handelen die voor mij die Amerikaanse aanpak illustreert. Wat deze pragmatische benadering concreet kon betekenen, werd me vooral duidelijk in het contact dat ik kreeg met Barbara Batshalom, executive director van de Boston Green Round Table. Zij en haar man Moshe Cohen, president van The Negotiating Table, hadden samen een eigen aanpak ontwikkeld die ze The Green Mindset Approach noemden.8 Wat mij uit de contacten met hen vooral is bijgebleven – en bij mij tot een echte paradigmaverschuiving heeft geleid – is hun constatering dat creëren van enthousiasme voor iets waarvoor geen enthousiasme bestaat, een enorm complexe opgave is. Ze waren gericht op hetzelfde doel als ik, maar wat ze voorstelden was veel simpeler: zoek naar dat wat mensen echt bezighoudt en haak daarop aan met je kennis van duurzaam bouwen. Want als duurzame bouwmaatregelen kunnen bijdragen aan het oplossen van bestaande problemen of het bereiken van bestaande idealen, neemt de kans sterk toe dat men er enthousiast voor wordt. Deze aanpak sprak me enorm aan, want ik herkende meteen de ervaring die ik opdeed tijdens mijn werk als redacteur. Namelijk: mensen geven lange tijd sociaal wenselijke antwoorden tijdens een interview over duurzaam bouwen, maar de echt leuke uitspraken komen pas op het moment dat bestaande emoties geraakt worden. Het zoeken naar die emotie was toen al een soort sport voor me geworden en die vaardigheid kwam me dus goed van pas bij het uitwerken van mijn Amerikaanse ervaringen. De belangrijkste les die uit de samenwerking met Barbara Batshalom heb getrokken luidt dan ook: • Neem altijd de behoeften, verlangens en belangen van direct betrokken partijen als uitgangspunt en bedenk op basis daarvan welke duurzaamheidsmaatregelen hieraan een bijdrage kunnen leveren. De kans op grootschalige toepassing van deze maatregelen neemt zo aanzienlijk toe, want goed nieuws verplaatst zich snel. 8
Batshalom, B., M. Cohen (2002). Negotiating a green mindset. International Conference Sustainable Building, Oslo, Norway.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Getting to yes Batshalom en Cohen werden bij hun visieontwikkeling onder andere geïnspireerd door het werk van het Harvard Negotiaton Project9 en het boek wat hieruit is voortgekomen, Getting to yes van Fischer & Ury.10 In de publicatie wordt een aanpak beschreven om bij conflicten op zodanige wijze tot overeenstemming te komen, dat alle partijen zich er goed bij voelen. Deze aanpak komt er heel beknopt gezegd op neer dat mens en probleem gescheiden worden, de focus komt te liggen op belangen en niet op uitgangposities, dat samenwerking tot gemeenschappelijk gedragen oplossingen moet leiden en er creatief maar zonder ‘dirty tricks’ gewerkt wordt.
Door dit nieuwe inzicht drong bij mij ook het besef door dat aanbiedende partijen een veel grotere rol spelen bij de diffusie van milieu-innovatie in de bouw dan ik tot die tijd had aangenomen. Ook mijn kennismaking met de Amerikaanse architect William McDonough droeg daaraan bij. Ik interviewde hem telefonisch tijdens mijn verblijf in Boston naar aanleiding van het boek dat hij had geschreven met de Duitse chemicus Michael Braungart. Dit was net uitgekomen: Cradle to Cradle.11 Je kunt én duurzaam bezig zijn én zakelijk succesvol zijn, was één van de boodschappen die indruk maakten. Het begrip ‘de businesscase van duurzaamheid’ deed zijn intrede in mijn vocabulaire. Daarmee werd ook definitief de basis gelegd voor wat later ‘het Fusie van Belangenperspectief’ zou gaan heten. Het was al met al een prachtig en inspirerend jaar. Ik leerde veel mensen, nieuwe benaderingen en projecten kennen. De stof die dat opleverde, verwerkte ik in opdracht van de SEV tot een boekje met als titel Amerikaanse toestanden.12 Tijdens dat jaar maakte ik ook kennis met Doug McKenzieMohr. McKenzie-Mohr is een toonaangevend environmental psychologist en nu professor Psychology aan de St. Thomas University in Fredericton, Canada. Hij was ondermeer voorzitter van the American Psychological Association Task Force on Sustainable Development. Bij hem volgde ik een workshop over community-based social marketing. Bij die gelegenheid 9
www.pon.harvard.edu/category/research_projects/harvard-negotiation-project/ (geraadpleegd 21 oktober 2013). 10 Fisher, R., Ury, W. (1991). Getting to yes, Negotiating agreement without giving in. New York, Penguin Books. 11 McDonough, W., Braungart, M. (2002). Cradle to Cradle, Remaking the way we make things. New York, North Point Press. 12 Hal, A. van (2002). Amerikaanse toestanden, commerciële kansen voor duurzame woningbouw. Boxtel, Aeneas.
17
De Fusie van Belangen 2.0
18
besprak hij zijn boek Fostering Sustainable Behavior; An Introduction to Community-Based Social Marketing,13 waardoor ik, nog meer dan ik al was, gefascineerd raakte door de rol en invloed van menselijk gedrag. Community-Based Social Marketing Het uitgangspunt van McKinsey-Mohr is kortgezegd dat gedragsverandering een grote bijdrage kan leveren aan het verminderen van milieuproblemen, maar dat de meest gangbare werkwijzen om dat gedrag te stimuleren niet effectief zijn. Informatiecampagnes en onderwijs hebben niet of nauwelijks invloed op gedrag. Ook het populaire uitgangspunt dat mensen wél gemotiveerd raken tot gedragsverandering wanneer ze er financieel beter van worden, blijkt niet uit bevindingen in de praktijk. Naar zijn mening falen gangbare benaderingen omdat ze te weinig aandacht besteden aan de factor ‘mens’. Hij ontwikkelde een eigen heel pragmatische aanpak, community-based social marketing, die in de praktijk heel effectief blijkt. Deze aanpak bestaat uit een aantal stappen. De eerste is het zorgvuldige vaststellen van het gewenste gedrag, de tweede bestaat uit het identificeren van de barrières en voordelen die met dat gedrag gepaard gaan, de derde uit het ontwikkelen van een strategie met op gedragsverandering gerichte instrumenten die vastgestelde barrières wegnemen en voordelen versterken. De vierde stap is het uittesten van deze strategie op kleine schaal en de vijfde stap behelst uiteindelijk het – na evaluatie van de pilot – breed uitrollen van de strategie en het goed evalueren van de resultaten hiervan.
Terug in Nederland zette ik het werk vanuit mijn adviesbureau voort. Mijn Amerikaanse bevindingen stelde ik daarbij centraal, wat tot grote discussies leidde. In die tijd was het namelijk nog voor veel mensen in Nederland die actief waren in het vakgebied van duurzaam bouwen een taboe om het duurzaamheidsdoel (‘een schonere wereld’) te koppelen aan geld verdienen en concreet eigenbelang. In de loop der jaren zijn in mijn bijzijn veel discussies gevoerd over dit onderwerp. De argumenten van de tegenstanders hielpen mij mijn gedachten fijn te slijpen, maar overtuigen deden ze me niet; ik raakte steeds meer gefascineerd door de businesscase van duurzaam bouwen.
13 Heruitgegeven als McKenzie-Mohr, D. (2011). Fostering Sustainable Behavior; An Introduction to Community-Based Social Marketing. Gabriola Island, New Society Publishers.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Tijdens de krokusvakantie van 2007 werd ik gebeld door iemand die ik ooit had geïnterviewd, met de vraag of ik hem wilde bijstaan bij een bouwgerelateerd project dat hij zou gaan uitvoeren bij zijn nieuwe werkgever, het Center for Sustainability van Nyenrode Business Universiteit. Ik kende destijds Nyenrode vooral als een wat elitaire, vooral op geld verdienen gerichte particuliere (en dus dure) universiteit. Dat er daar sprake was van een Center for Sustainability verbaasde me enorm. Omdat ik nieuwsgierig was en ook wel eens de prachtige campus met kasteel van dichtbij wilde bekijken, stemde ik in met een oriënterend gesprek. Dat gesprek bleek vervolgens een keerpunt in mijn leven. Want wat bleek? Het gedachtengoed dat ik persoonlijk ontwikkeld dacht te hebben naar aanleiding van mijn Amerikaanse avontuur, en waarin ik me in de bouwwereld vaak alleen voelde staan, bleek ook gedeeld te worden door het Center for Sustainability (CfS)! Het CfS bestond uit een klein groepje mensen onder leiding van professor Gerard Keijzers, econoom van oorsprong. Gerard Keijzers was aanwezig bij dat eerste gesprek op Nyenrode en ook hij bleek hij zijn visie op duurzaamheid ontwikkeld te hebben in de VS, in Cambridge, de universiteitsstad grenzend aan Boston. We verzeilden in een geanimeerd gesprek, waarin het bouwgerelateerde project nauwelijks meer aan bod kwam. Onze visies kwamen dan wel in veel opzichten overeen, maar onze achtergronden en netwerken waren compleet verschillend. Ter plekke besloot ik dat Keijzers de persoon was van wie ik meer wilde leren over de businesscase van duurzaamheid. Vrijwel meteen daarna kon ik voor twee dagen in de week op Nyenrode aan de slag en ik ontdekte al snel dat mijn vooroordelen over de universiteit deze geen recht deden. Het bleek een plek met veel leuke mensen en heel veel kennis die ik goed kon gebruiken. Onder andere over marketing. Consensus Building Approach Het werk van Gerard Keijzers was voor een deel gebaseerd op the Consensus Building Approach van Lawrence Susskind. Professor Susskind begeleidde Keijzers tijdens de tijd dat deze onderzoek verrichtte in Cambridge, op MIT, en is momenteel onder andere directeur van the MIT Science Impact Collaborative. Hij was stichter van The Consensus Building Institute en één van de initiatiefnemers van the Program on Negotiation op Harvard Law School. Momenteel leidt Susskind het MIT-Harvard Public Negotiations Program.
19
De Fusie van Belangen 2.0
20
Zijn werkwijze komt in het kort op het volgende neer.14 Consensus Building is een aanpak gericht op groepsgewijs beslissen met ‘problem solving’ als focus. Besluitvorming geschiedt daarbij niet op basis van meerderheid van stemmen, maar in consensus (eensgezind). Het streven is de belangrijkste belangen van alle betrokken partijen te behartigen. Creativiteit is daarbij een voorwaarde. Vooraf wordt een termijn voor de onderhandelingen afgesproken. Ook moet de oorspronkelijke vraag zodanig worden ge‘reframed’ dat er ruimte ontstaat voor een probleemoplossing. Dit kan onder andere door de blik op de opgave te verbreden en deze ruimer te definiëren (scope verbreden). Misschien in tijd (‘ik betaal die hoge prijs wel, maar gespreid over een langere periode’) of door te combineren (‘ik betaal een lagere prijs, maar dan koop ik ook dat andere bij jou’). Bij complexe projecten, zoals een herbestemmingsproject in een wijk, is het volgens hem van belang een ervaren tussenpersoon in te schakelen die die breedte in de discussie kan inbrengen, waardoor er meer ruimte kan ontstaan voor overeenstemming. Het eindresultaat moet een pakket van afspraken zijn, die samen leiden tot meer waarde voor iedereen dan wanneer er geen afspraken waren gemaakt. Deze tussenpersoon (mediator) moet neutraal zijn, door iedereen worden vertrouwd en in staat zijn met instemming van alle partijen de opgave te herstructureren. Hij of zij moet confrontaties kunnen veranderen in ‘consensus building opportunities’.
Ik werk nog steeds op Nyenrode. Ik heb er veel geleerd en blijf er leren. Maar de eerste lessen die ik er kreeg, al in het eerste gesprek met Gerard Keijzers, waren: • Marktpartijen spelen een belangrijke rol bij het creëren van een duurzame businesscase. • Het creëren van een duurzame businesscase is voor een bedrijf iets anders dan maatschappelijk verantwoord bezigzijn; partijen moeten er beter van worden. Het grote voordeel daarbij is dat het streven naar duurzaamheid daardoor bestendigt en niet bij de eerste tegenvaller van tafel gaat.
14 www.cbuilding .org/publication/ar ticle/2013/consensus-building-approach (geraadpleegd 21 oktober 2013).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
• Door het probleem breder te definiëren, ontstaat ruimte voor nieuwe oplossingen. • Een businessuniversiteit kan goed dienen als mediator, omdat het bedrijfsleven deze als neutraal beschouwt én als betrouwbaar. De kennis van Gerard versterkte ook mijn overtuiging dat een grootschalige toepassing van duurzame producten of concepten sneller tot stand komt wanneer die toepassing samengaat met een ander doel, in plaats dat duurzaamheid een doel op zich is. Dat andere doel kan bijvoorbeeld een economisch gezonder bedrijf zijn of een woonomgeving van hoge kwaliteit. Een van de eerste projecten die wij samen uitvoerden (en naar later bleek, als gevolg van zijn ziekte en vroege overlijden op slechts zestigjarige leeftijd, helaas ook een van de weinige) was het Innovationlab Bestaande Woningbouw. Hierin brachten we partijen bijeen rond een specifieke woningbouwtransformatieopgave in Rotterdam-Zuid. Bewust kozen we ervoor hierbij ook partijen te betrekken die normaliter niet al bij de eerste gesprekken bij een project aan tafel zitten. Naast de gemeente, het bouwbedrijf en de corporatie nodigden we een energiebedrijf en een bank uit om deel te nemen. Het resultaat was verrassend: na een korte periode van spraakverwarring bleek de betrokkenheid van deze ‘vreemde eenden’ te leiden tot nieuwe inzichten en de basis te vormen van innovatie. Ik leerde daar dan ook voor het eerst de les die ik vervolgens vele malen in de praktijk bevestigd zag: • Door in een samenwerkingsvorm partijen op te nemen met wie men niet gewend is te werken, neemt de kans op innovatie toe. Gefascineerd door de businesskansen van duurzaam bouwen probeerde ik zo veel mogelijk te lezen over bedrijfssuccessen als gevolg van een duurzame koers. Een boek dat mij op dat vlak heel veel wijzer maakte is Green to Gold van Esty & Winston15 (Daniel Esty is hoogleraar aan Yale en Andrew Winston is stichter van de Winston eco-strategies). Wat mij vooral aansprak in hun werk, is dat zij stellen dat er verschillende manieren zijn om een businesscase te creëren. Maar ook dat een niche opzoeken – tot echt iets nieuws komen – volgens hen de meeste kans op succes biedt. Om dat voor elkaar te krijgen, moet je wel echt durven veranderen, was hun stelling. Dit gaf mij het volgende inzicht: 15 Esty, D.C., en A. Winston (2006). Green to Gold, how smart companies use environmental strategy to innovate, create value, and cerate competitive advantage. Yale University Press.
21
De Fusie van Belangen 2.0
22
• De kans op een gezonde businesscase is het grootst, wanneer partijen erin slagen een duurzame innovatie te ontwikkelen die aansluit op belangen van betrokken partijen. • Om tot een innovatie te komen is het noodzakelijk af te stappen van de gebruikelijke wijze van denken en doen en te komen tot fundamentele verandering. Strategies for building eco-advantages Een van de interessantste delen uit het boek van Esty en Winston zijn hun ‘strategies for building eco-advantages’. In mijn intreerede voor Nyenrode heb ik hun aanpak verwerkt in de volgende figuur en besprak ik deze uitvoerig. Ook het werk van mijn Delftse collega Vincent Gruis over ‘organisational archetypes of Dutch housing associations’16 heeft de ontwikkeling van deze figuur beïnvloed.
Trektocht versus georganiseerde reis In de zomer van 2006 was ik met mijn gezin op vakantie in Canada. Kort daarvoor maakte iemand me attend op de vacature voor hoogleraar Sustainable Housing Transformation op de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Die post werd bezet door Andre Thomsen, maar hij zag zich vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd verplicht met emeritaat te gaan. Ik was er niet uit of ik op de vacature moest reageren.
16 Gruis, V. (2008). Organisational archetypes of Dutch housing associations. Environment and Planning C: Government and Policy, 26, pp. 1.077-1.092.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Ik had het erg naar mijn zin in mijn eenmanszaak, maar al sinds mijn eerste opdracht (van de SEV) was ik gefascineerd door de opgave van bestaande woonwijken. Ik wilde niets liever dan eraan bijdragen weer aantrekkelijke, leefbare duurzame woongebieden te maken van met name de grote wijken uit de jaren zestig en zeventig. De leerstoel zou mij, zo bedacht ik me, meer mogelijkheden bieden om met deze opgave aan de slag te gaan. Maar ik zag ook veel bezwaren. Ik was dan wel gepromoveerd, maar beschouwde mezelf niet als een echte wetenschapper. Zou ik in een dergelijke baan wel voldoende met mijn voeten in de klei kunnen blijven staan? En was wat ik me voorstelde ook echt wel mogelijk? Op die laatste vraag kreeg ik een bevestigend antwoord in Canada. Tijdens onze reis kwamen wij puur toevallig terecht in het gebied Granville Island in Vancouver. Een bruisend gebied met alle kenmerken van duurzaamheid die maar te vinden zijn – de producten die werden verkocht, de wijze waarop het gebied was ingericht – en dit alles grotendeels in oude barakken op een op zich slechte locatie, want onder een grote weg. Terug in mijn hotel zocht ik gelijk op internet het verhaal achter deze inspirerende plek op. Ik kwam er al snel achter dat hier geen sprake was een toevallige en gelukkige samenloop van omstandigheden, maar van het resultaat van een doordachte aanpak.17 Als het lukt om van een dergelijke plek zoiets moois te maken. moet het ook lukken van onze jarenzestig- en -zeventigwijken iets moois te maken, bedacht ik me. Ik solliciteerde en met succes. Granville Island De aanpak die aan Granville Island ten grondslag lag (zie ook beschrijving in deel III), is deels het gevolg van de unieke omstandigheid dat het gebied in bezit is van de federale overheid en niet van de gemeente. Een van de gevolgen daarvan is dat de gemeentelijke eisen er niet van toepassing waren en er dus meer ruimte dan gebruikelijk was voor innovatie. Aan het project ligt een overeenkomst tussen gemeente en federale overheid ten grondslag. Daarin staat onder andere nadrukkelijk verwoord dat Granville Island een ‘people place’ moest worden, waarin het industriële maritieme erfgoed herkenbaar moest blijven. Uitgangspunten waren: het eiland moet voor iedereen toegankelijk zijn (bezoekers en gebruikers), de bestaande gebouwen moeten zo veel als mogelijk worden hergebruikt en het gebruik moet divers zijn. Ook moest zowel sprake zijn van publieke als private investeringen. Het duurzame karakter was niet voorgeschreven, maar ontstond als een vanzelfsprekendheid 17 www.pps.org/blog/how-granville-island-came-to-be (geraadpleegd 3 november 2013).
23
De Fusie van Belangen 2.0
24
gedurende het proces, omdat vrijwel alle eerste investeerders dit thema belangrijk vonden. Dit alles samen maakt Granville Island een symbool van transformatie en van het kunnen realiseren van een op het eerste gezicht onbereikbaar ideaal. De eerste projecten dateren uit de jaren zeventig, maar het eiland ontwikkelt door.
Door met verschillende betrokken partijen te praten over de totstandkoming en instandhouding van het eiland, kreeg ik een nieuwe kijk op gebiedsontwikkeling. De belangrijkste lessen die ik uit Granville Island trok, zijn: • Wees niet bang voor onzekerheid, maar begin gewoon. • Door een opgave vanuit een breed perspectief te beschouwen (zoals financiën vanuit een langetermijnperspectief en gebouwen/buurten in relatie tot hun omgeving) kom je tot onorthodoxe, maar uitermate effectieve oplossingen. • Door heel zorgvuldig met de belangen van pioniers/innovatoren om te gaan, kweek je een gezonde basis voor partijen die minder avontuurlijk zijn ingesteld. • Op het eerste gezicht onbelangrijke details kunnen van doorslaggevend belang zijn. • Consequent vasthouden aan bepaalde centrale uitgangspunten helpt het beoogde doel (de punt op de horizon) te bereiken. Ondertussen werkte ik dus al op Nyenrode (waar ik na enige tijd ook een leerstoel kreeg) en ik besloot beide banen te combineren door mij te specialiseren in de businesscase van een duurzame aanpak van bestaande woningen en wijken. Het realiseren van mooie en leefbare wijken werd mijn doel, maar mijn gereedschapskist omvat alleen duurzame ingrepen. Op die wijze wilde ik invulling geven aan het begrip Sustainable Housing (and Neighborhood) Transformation. In die tijd bracht ik, ter voorbereiding van mijn Nyenrode-intreerede, al de kennis samen die ik in de loop der tijd had verzameld en verwerkte die samen met mijn Nyenrode-collega’s Joost van Ettekoven, Anne Marij Postel, Birgit Dulski en Rob Wetzels tot een eenduidig verhaal. Ook zij brachten natuurlijk hun kennis en ervaring in. Van Rob, medeauteur van het boek Niets nieuws onder de zon en andere toevalligheden, strategie uit chaos,18 18 Peters, J. & R. Wetzels (2003). Niets nieuws onder de zon en andere toevalligheden, strategie uit chaos. Amsterdam, Uitgeverij Business Contact.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
leerde ik met name chaos niet te beschouwen als iets negatiefs, maar als een noodzakelijke overgangsfase naar een nieuwe situatie. Het is een feit dat de economische crisis, die zich kort daarvoor had geopenbaard, veel onzekerheden met zich meebrengt. Maar het is de kunst vanuit die onzekerheid kansen te zien en te creëren. Deze benadering bevestigde het vermoeden dat ik al had sinds mijn kennismaking met Granville Island: • Als je je richt op de ontwikkeling van innovaties, heeft het proces wat doorlopen moet worden meer het karakter van een avontuurlijke trektocht dan van een georganiseerde reis. Immers: het eindpunt waar mijn team en ik voor staan (een nieuw product, concept of dienst dat zowel kwaliteit bevordert in de gebouwde omgeving in brede zin, als duurzaamheid in het bijzonder) kan alleen bereikt kan worden door de werkwijze totaal te veranderen. Hoe de innovatie en die verandering er echter uitziet, is op voorhand onbekend. Beide kunnen alleen al uitproberend vastgesteld worden. Ter vergelijking: in onze ogen leek het verbeteren van een bekend product meer op een georganiseerde reis dan op een trektocht, omdat daarbij op voorhand veel meer bekend is. Om de door ons beoogde trektocht te kunnen maken, is volgens ons – behalve mensen die willen meegaan – het volgende nodig: goed gereedschap om de koers te kunnen bepalen, veel kennis over duurzaam bouwen, maar ook veel creativiteit en de vaardigheid om goed te kunnen samenwerken. De U-theory van Otto Scharmer van MIT vormde een bron van inspiratie bij het verkrijgen van dit inzicht. U-theorie De U-theorie van Otto Scharmer19 gaat over het creëren van een echt nieuwe toekomst en stelt het begrip ‘presencing’ daarin centraal. Ik heb dat begrip voor mezelf vertaald als een vertrouwen hebben dat de weg naar de gedroomde toekomst zich openbaart, als je je onderbewustzijn ervoor openstelt en oude zekerheden durft los te laten. Scharmer zelf beschrijft presencing als een reis met vijf bewegingen die een U-vorm doorlopen. Eerst ga je naar beneden aan één zijde van de U; de fase waarin we onze blik op de wereld verruimen en oude denkbeelden worden losgelaten. Vervolgens ga je naar de bodem van de U, waarin contact wordt gezocht met het onderbewuste en er zich een nieuwe vorm van denken en doen begint 19 www.ottoscharmer.com/publications/summaries.php (geraadpleegd 15 oktober 2013).
25
De Fusie van Belangen 2.0
26
te ontwikkelen. In de weg naar boven aan de andere zijde van de U krijgt de verandering concreet vorm en is er eigenlijk geen weg terug meer mogelijk. Volgens Scharmer beschikken leiders die een dergelijke transitie tot stand kunnen brengen over zeven essentiële capaciteiten: 1. Ze kunnen luisteren (naar anderen maar ook naar zichzelf en naar dat wat uit een collectief naar voren kan komen. Dankzij deze capaciteit creëren ze ruimte waarin iedereen tot zijn recht kan komen.), 2. Ze kunnen observeren zonder te oordelen, 3. Ze kunnen vanuit een collectiviteit het begin van een verandering laten ervaren (Scharmer noemt dit het inzetten van de instrumenten ‘an open mind, an open heart and an open will’), 4. Ze kunnen vanuit die collectiviteit een nieuw toekomstbeeld laten ontstaan (presencing), 5. Ze kunnen een kerngroep dit nieuwe toekomstbeeld concreet laten maken en zich eraan laten committeren waardoor ze een energie laten ontstaan die anderen meetrekt (chrystalizing), 6. Ze kunnen de groep concreet aan de slag laten gaan met het uitproberen van de nieuwe manieren van denken, voelen en willen (prototyping, ‘learning by doing’). En ten slotte kunnen ze 7. ‘performen’. Wat wil zeggen dat ze de juiste spelers kunnen samenbrengen om in gezamenlijkheid de nieuwe toekomst daadwerkelijk vorm te geven.
Ook stelden mijn collega’s en ik bij het verwoorden van onze ideeën in de intreerede het volgende vast: • Het is belangrijk dat de kloof zo klein mogelijk blijft tussen wat wij innovatieve leiders en betrouwbare partners noemen (de mensen die bereid zijn met iets nieuws aan de slag te gaan tegenover de partijen die daar wel de noodzaak van inzien, maar ook erg hechten aan dat wat vertrouwd is). Het is niet voor niks dat de eerste auto erg op een koets leek. De overgang van het oude product naar de innovatie moest, om deze geaccepteerd te krijgen, niet te groot zijn. Na de oratie Het begrip De Fusie van Belangen met de daar onderliggende theorie was met het schrijven van de oratie geboren. Maar daarmee stopte de ontwikkeling niet. In de jaren na mijn oratie werkten we verder aan de uitwerking van het begrip en de daarbij behorende visie en uitgangspunten en ontwikkelden we een concrete aanpak onder deze noemer. Nieuwe prak-
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
tijkprojecten en onderzoeken waarbij we werden betrokken, droegen bij aan die uitwerking, evenals natuurlijk nieuwe mensen en nieuwe publicaties. We spreken nu van een Fusie van Belangenperspectief. Uit deze visie volgt bovendien een strategie. In de periode tussen mijn oratie en het schrijven van deze publicatie voerden we verschillende onderzoeken uit die steeds nieuwe kennis opleverden. Op drie van die onderzoeken ga ik hier dieper in. Het eerste had als werktitel ‘Het Regelpaneel’ en heeft betrekking op de verduurzaming van de gestandaardiseerd ontwikkelde woningbouw uit de jaren zestig en zeventig. Het werd uitgevoerd in opdracht van Innovatieprogramma Energiesprong, dat door de overheid was gelanceerd om de gebouwde omgeving versneld energiezuinig te maken. Het tweede onderzoek kwam tot stand dankzij sponsor Koninklijke BAM BV en was gericht op de relatie tussen samenwerking en de ontwikkeling van duurzame innovaties voor de bouwsector. Het derde onderzoek ten slotte was gericht op de voorwaarden om tot een succesvolle aanpak te komen van energiebesparing bij woningen van eigenaren-bewoners. Opdrachtgever hiervoor waren Agentschap NL en stichting Meer met Minder. Stichting Meer met Minder richt zich specifiek op energiebesparing in de bestaande patriculiere woningbouw. Het onderzoek met als werktitel ‘Het Regelpaneel’ volgde uit het initiatief dat ik startte in samenwerking met Jan Willem van de Groep van Energiesprong in 2009. Dit had als doel de gestandaardiseerd ontwikkelde woningen uit de jaren zestig en zeventig zowel een algemene kwaliteitsimpuls te geven als een energetische upgrade. Het project, dat de naam Slim & Snel kreeg, bestond uit het opzetten van een netwerk (onder de vlag van Nyenrode) en een praktijkprogramma (onder de vlag van Innovatieprogramma Energiesprong), met daarnaast een onderzoek dat Nyenrode in opdracht van Energiesprong uitvoerde. Dat onderzoek had tot doel de bestaande kennis in binnen- en buitenland op dit gebied te verzamelen. De werktitel ‘Het Regelpaneel’ kwam voort uit een eerder onderzoek dat ik hier ook kort wil beschrijven, omdat het een aantal invloedrijke lessen voor ons opleverde. Dit was een onderzoek naar de rol van het midden- en kleinbedrijf (MKB) bij het verduurzamen van de bestaande woningbouw, een onderzoek dat we mochten uitvoeren in opdracht van het toenmalige ministerie van VROM en in 2008 werd voltooid. Dit onderzoek, Draaien aan knoppen,20 kostte ons in eerste instantie veel hoofdbrekens. Doel van 20 Hal, A. van, B. Dulski en A.M. Postel (2008). Draaien aan knoppen. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit.
27
De Fusie van Belangen 2.0
28
het onderzoek was na te gaan wat precies de rol van het MKB kon zijn bij het verduurzamen van de bestaande woningbouw. Nadat we na een intensief proces vele relevante bronnen op een rijtje hadden gezet en in de praktijk onze data hadden verzameld, konden we echter in eerste instantie geen rode draad in ons onderzoeksmateriaal ontdekken. De bevindingen spraken elkaar bijvoorbeeld geregeld tegen. Pas na een lange tijd bestuderen en bediscussiëren van het beschikbare materiaal viel bij ons het kwartje: een eenduidig antwoord op de vraag ‘Welke rol kan het MKB spelen bij het verduurzamen van de bestaande woningbouw?’ bestaat simpelweg niet. Want wat dat antwoord is hangt sterk af van de omstandigheden. De eerste les uit mijn proefschrift kwam weer terug: de invloed van individuen op grootschalige verspreiding van milieu-innovaties in de woningbouw is beperkt. Externe factoren, factoren waarop geen invloed valt uit te oefenen, hebben grote invloed. Maar hoe ga je nu praktisch om met een dergelijk gegeven? Die vraag wilden we beantwoorden. Na opnieuw bestuderen van het verzamelde materiaal constateerden we wel degelijk een onderliggende eenduidigheid, zij het vrij abstract. We concludeerden: • Werken in de praktijk van duurzaam bouwen is te vergelijken met het bedienen van een regelpaneel. Je moet het effect kennen van de knoppen waaraan je kunt draaien ( je moet basiskennis hebben), maar de mate waarin je vervolgens aan welke knoppen moet draaien (wat je concreet moet doen met je kennis) wordt bepaald door de omstandigheden. • Een manier om je voor te bereiden op onverwachte ontwikkelingen is het goed eigen maken van basiskennis en op voorhand bedenken welk handelen in welke te bedenken situatie wenselijk zou zijn. We werkten in dat onderzoek met scenario’s om het verschil tussen ‘het draaien aan knoppen’ in verschillende omstandigheden duidelijk te krijgen. Daarbij kozen we er drie: de toenmalige situatie (gemiddelde energieprijs, goede werkgelegenheid), een situatie met een extreem hoge energieprijs en een situatie met een extreme teruggang in de werkgelegenheid. We beschreven ze in het voorjaar van 2008 en hadden er op dat moment geen idee dat juist dat derde scenario al zo snel een afspiegeling van de praktijk zou worden. In mijn intreerede verwerkten we het gedachtegoed dat we ontwikkelden op basis van dit onderzoek en inbreng van diverse bronnen en collega’s, onder de noemer ‘sturen bij dynamiek en complexiteit’.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Toen we de kans kregen om samen met Innovatieprogramma Energiesprong handen en voeten te geven aan dit gedachtegoed (over hoe op een slimme en snelle wijze de bestaande woningbouw van de jaren zestig en zeventig aan te pakken; zie de beschrijving van het project Slim & Snel op pagina 85), pakten we door op de regelpaneelmetafoor. We probeerden zo veel mogelijk bestaande kennis te verzamelen met betrekking tot de onderzochte opgave (in binnen- en buitenland). Dit leidde tot een zeer grote hoeveelheid materiaal en tevens tot de basiskennis die we, conform ons eerdere onderzoek, ordenden tot knoppen van een regelpaneel. In het onderzoek kwam het accent vooral te liggen op handelingsperspectief. We besloten niet te veel te focussen op mogelijke ontwikkelingen in de context (scenario’s). Dit als gevolg van de ervaringen die we opdeden met het netwerk en in het door Energiesprong geleide praktijkprogramma, en de intensieve discussies met de begeleiders van het praktijkprogramma. Het praktijkprogramma, waarin marktpartijen gezamenlijk tot een oplossing trachtten te komen van een door een corporatie omschreven probleem, maakte namelijk het volgende duidelijk: • Zonder dat men het zich meestal bewust is, wordt het effect van samenwerking vaak negatief beïnvloed doordat partijen zich op voorhand een beeld hebben gevormd van de wensen en behoeften van de andere partij(en). Hierdoor wordt er selectief naar elkaar geluisterd en als gevolg daarvan langs elkaar heen gepraat. We constateerden als Slim&Snel-team dat ‘effectief leren samenwerken’ een belangrijke voorwaarde is om hoge ambities in de praktijk gerealiseerd te kunnen kijgen en dat ons onderzoeksresultaat vooral daaraan moest bijdragen. We wilden dat partijen gezamenlijk in nauw overleg (en ondersteund door de resultaten van ons onderzoek) zelf zouden vaststellen wat het beste wanneer en door wie gedaan kan worden binnen een specifiek Slim & Snelproject. Het onderzoek ‘Regelpaneel’ resulteerde mede daardoor in een masterclass waarbinnen een reality game een belangrijke plaats inneemt.21 De wetenschappelijke benadering achter de aanpak van de Slim & Snelopgave was gebaseerd op een theorie die die ook van invloed was op de ontwikkeling van het Fusie van Belangenperspectief: de Soft System Methodology van Peter Checkland. 21 Deze Masterclass wordt aangeboden aan partijen die zich bezig houden met de opgave van de bestaande woningvoorraad. Contactpersoon: Niek Stukje (
[email protected]) Zie ook www.youtube.com/watch?v=5EY9OzG8gCI&feature=youtu.be (geraadpleegd 10 december 2013).
29
De Fusie van Belangen 2.0
30
Soft System Methodology De Soft System Methodology (SMM) van Peter Checkland, systeemdenker en emeritus hoogleraar van de universiteit van Lancaster,22 is een ‘zachte aanpak’ die onder andere gebaseerd is op interpretatieve sociologie. Uitgangspunt is dat de werkelijkheid niet statisch is, maar continu wordt ontwikkeld en herontwikkeld als gevolg van menselijke invloeden. SSM heeft tot doel complexe situaties beter te begrijpen en concrete maatregelen te vinden voor verbetering. Volgens Checkland (en medeauteur Poulter) leiden ongestructureerde discussies gericht op het verbeteren van complexe situaties tot onbegrip tussen gesprekspartners en leveren ze onderling verschillende conclusies op, omdat elk mens een andere kijk heeft op de wereld. SSM biedt een georganiseerde manier om die uiteenlopende wereldbeelden in beeld te krijgen. Het is een actiegericht aanpak, met een methodiek van sociaal leren die het denken van de verschillende betrokkenen over een complexe situatie structureert, zodat doelgericht gehandeld kan worden. De aanpak bestaat uit een aantal fasen: - Informatie verzamelen over de als probleem benoemde situatie én over de kenmerken van mogelijke ingrepen die leiden tot verbetering. - Selecteren van een aantal relevante doelgerichte activiteiten, deze nader verkennen en in een samenhangend model plaatsen. - Vragen stellen over de complexe situatie aan de hand van dit model, waardoor de situatie en de mogelijke veranderingsgerichte ingrepen gestructureerd bediscussieerd kunnen worden. - Selecteren van geschikte ingrepen voor de benoemde situatie. Deze aanpak omschrijft een groepsproces dat door de betrokkenen zelf moeten worden uitgevoerd en niet door externe adviseurs (deze kunnen wel ondersteunen). Het is een leercyclus die in principe nooit eindigt. De fasen hoeven ook niet opeenvolgend plaats te vinden. Het betreft dan ook een manier om actuele maatschappelijke situaties voortdurend te managen.
Het tweede onderzoek dat van grote invloed werd op onze visie, lag in het verlengde van onze eerdere bevindingen op het gebied van samenwerking. Als samenwerking zo belangrijk is (en innovatie ook, zoals we al 22 Checkland, P. en J. Poulter (2006). Learning for Action – A Short Definitive Account of Soft Systems Methodology and its use for Practitioners, Teachers and Student. John Wiley & Sons Ltd, Chichester (samengevat door Eefje van der Werf).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
eerder hadden vastgesteld), wat is er dan nodig om vanuit samenwerking tot echte innovatie op het gebied van duurzaam bouwen te komen? Ik voerde het onderzoek naar het antwoord op deze vraag in eerste instantie uit met mijn directe collega’s Anne Marij Postel en Joost van Ettekoven, maar het kreeg pas echt vaart toen we Henk Diepenmaat, specialist in multi-actor procesmanagement, erbij betrokken. Op basis van praktijkervaringen en zijn en onze specifieke kennis, maar ook dankzij de theorie van onder andere Tracey en Wiersema en Porter en Kramer, kwamen we gezamenlijk tot de conclusie dat in samenwerking komen tot echte duurzame innovaties niet eenvoudig is. Eigenlijk moeten drie takken van sport beheerd worden. Te weten: efficiënter samenwerken, effectiever samenwerken en samenwerken gericht op meerdere (maatschappelijke) belangen. Deze benadering noemden we Mastering Three.23 Strategieën voor waardencreatie Porter onderscheidde in 198524 twee bepalende strategieën in de waardeketen (value chain) om tot bovengemiddelde prestaties te komen in een bepaalde bedrijfstak: (1) goedkoper zijn (cost leadership) of (2) beter zijn (als gevolg van differentiatie). In de loop der tijd verbreedde Porter echter zijn blik. Het artikel dat hij in 2011 met Kramer schreef25 benadrukt het belang van shared value creation. In hun woorden: “Which involves creating economic value in a way that also creates value for society by addressing its needs and challenges.” In de jaren negentig van de vorige eeuw benoemden Treacy en Wiersema26 27 op basis van uitgebreid veldonderzoek een drieluik van strategieën om waarde te creëren. Ze onderscheidden (1) Operational Excellence, (2) Product Leadership en (3) Customer Intimacy als waardetoevoegende strategieën in de commerciële sector in het algemeen. Deze strategieën bieden ieder een heel ander beeld van de wijze waarop waarde toegevoegd kan worden en een heel andere kijk op de aard van bedrijfsactiviteiten, de grenzen van
23 Diepenmaat, H., J. van Ettekoven en A. van Hal (2012). Mastering Three, een drievoudige werkwijze die leidt tot een vitale bouwpraktijk. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit. 24 Porter, M.E. (1985). Competitive advantage, creating and sustaining superior performance. New York, Free Press. 25 Porter, M.E., en M.J. Kramer (2011). Creating Shared Value. Harvard Business Review, 89 (1/2), pp. 62-77. 26 Treacy, M., en F. Wiersema (1993). Customer Intimacy and other value disciplines. Harvard Business Review, 71 (1), pp. 84-93. 27 Treacy, M., en F. Wiersema (1995). Discipline of Market Leader. Hammersmith, Harpercollins Trade Sales Dept.
31
De Fusie van Belangen 2.0
32
het bedrijfsmodel en de reikwijdte van aandacht. Ze vormen als het ware drie verschillende routes naar bedrijfsmatig succes. Operational Excellence zegt, vrij vertaald, dat je dat wat je al doet, zo goed mogelijk moet doen. Het draait om excellente operationele processen. Het accent ligt op verbetering van het proces. Dit maakt het product of de dienst meteen ook goedkoper (zie het ‘wees goedkoper’ van Porter). Maar ook uitmuntende logistiek en andere procesverbeteringen dragen bij aan operational excellence. Product Leadership zegt dat je iets moet maken dat overduidelijk beter is dan dat van de concurrentie. De focus ligt op het product. ‘Maak het betere product’, in termen van Porter. Customer Intimacy, ten slotte, is gericht op de relatie met de klant. Verplaats je in hem, ken zijn wensen, vervul zijn behoeften. Een bij uitstek klantgerichte strategie. Relatiemarketing en herhaalde contacten staan centraal. Treacy en Wiersema hebben het ook over ‘masters of two’: bedrijven die ten minste twee van deze drie waardestrategieën goed beheersen. Dit zijn de echt succesvolle bedrijven; de voorbeeldbedrijven van de late vorige eeuw die je excellent kon noemen. Zij voorspelden op basis van hun drieluik dat “the big winners of the future will have mastered 2”.
De belangrijkste lessen die we uit dit onderzoek trokken, luiden: • In de praktijk ligt de nadruk bij samenwerking vooral op efficiënter samenwerken. Men verbetert de totstandkoming van een bestaand product, maar er is geen sprake van innovatie. • Om vanuit samenwerking tot een duurzame innovatie te komen, zijn diverse vaardigheden vereist die elkaar op bepaalde punten tegenspreken. In de praktijk is Mastering Three dus zowel wenselijk als uitermate complex. Er wordt momenteel flink doorgepakt op onze bevindingen betreffende Mastering Three. We werken er onder andere in de praktijk mee in de vorm van een masterclass, waarop we ook vervolgonderzoek baseren, en diverse afstudeerders van de TUD gebruiken het als uitgangspunt voor hun werk. Ook het derde grote onderzoek dat ik hier bespreek en dat onze visie verder fijn sleep, voerden we uit met (en dankzij) Henk Diepenmaat. Hij was gevraagd de factoren in kaart te brengen die de kans van gemeentelijke acties zouden vergroten op het gebied van energiebesparing in woningen
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
van eigenaren-bewoners. Toen hij ons bij dit onderzoek betrok, zag ik de kans schoon twee inzichten verder uit te werken: mijn eerste les (‘de gebouwde omgeving is een plek die volgepakt zit met emoties’) en de les die ik trok in de VS in mijn workshop met McKinsey-Mohr (‘als op techniek en financiën gerichte beroepsgroep laten we onterecht een grote bron van kennis links liggen: de gedragswetenschappen’). Ik was sinds mijn Amerikaanse ervaring verdergegaan met me verdiepen in de kennis van gedragswetenschappen en de bijdrage die ze voor ons werk opleverden. Het onderzoek naar een effectieve gemeentelijke aanpak, Kansrijke Aanpakken,28 gaf me de kans hierop dieper in te gaan. Mijn bijdrage aan deze eerste publicatie die binnen de samenwerking met Meer met Minder ontstond, bestond eruit dat ik alle bronnen uit de gedragswetenschappen die ik tot dan toe had bestudeerd op een rijtje zette en deze vergeleek met de bevindingen die bij gemeentelijke aanpakken in Nederland waren opgedaan. Ook vergeleek ik ze met de campagnes die in het buitenland werden uitgevoerd, gericht op energiebesparing in de woningen van eigenaren-bewoners. Het onderzoek bevestigde een aantal lessen die ik al in het verleden had geleerd en bovendien een aantal vermoedens. Onder andere: • Zekerheid, eenvoud, keuzemogelijkheden, op voorhand ervaren van maatregelen en hun effect (bijvoorbeeld door middel van excursies) en handelingsperspectief (inclusief duidelijke deadlines) zijn een belangrijke voorwaarde voor succes. • Het is van doorslaggevend belang dat de betrokken partijen door de doelgroep als betrouwbaar worden ervaren. • Geld is heel belangrijk, maar is niet altijd de doorslaggevende factor. Mijn collega Niek Stukje heeft samen met Henk Diepenmaat het vervolg van dit onderzoek uitgewerkt. Samen hebben zij zich verder verdiept in de mogelijkheden om eigenaren-bewoners te ondersteunen bij het energiezuinig maken van hun woning. Een van de bevindingen uit deze serie onderzoeken die van invloed zijn geweest op het Fusie van Belangenperspectief luidde: • (Lokale) overheden moeten niet te veel op de regisseursstoel willen zitten, maar eerder dienend zijn aan marktpartijen. Zij moeten de vraagen aanbodzijde de mogelijkheden bieden elkaar te ondersteunen. In de 28 Diepenmaat, H., M. Boerbooms en A. van Hal (2010). Kansrijke aanpakken in gebouwgebonden energiebesparing, de particuliere eigenaar. Meer met Minder.
33
De Fusie van Belangen 2.0
34
metafoor van het kinderdraaimolentje die we in het onderzoek gebruikten: zij duwen niet, maar voorzien in de smeerolie om de draaimolen te laten draaien. Mijn zoektocht naar kennis uit de gedragswetenschappen, die met ‘Kansrijke aanpakken’ een grote impuls kreeg, had vergaande gevolgen voor de uitwerking van het begrip Fusie van Belangen. Ik begon met het lezen van het boek Predictably irrational van Dan Ariely,29 gedragseconoom en hoogleraar aan Duke University, en raakte gefascineerd door dit vakgebied. Ik las nog veel meer publicaties over gedragseconomie, over de werking van het brein (zoals ‘De vijfde revolutie’, dat ik in mijn inleiding aanhaalde), over psychologie en over marketing. Doorpakkend op dat wat ik al eerder had geconstateerd, stelde ik op basis van al deze bronnen het volgende vast: • Om het in de inleiding genoemde ‘vuurtje in de mediale prefrontale cortex’ te kunnen laten oplaaien middels duurzame producten/diensten, moet je eerst grondig onderzoek doen naar wat mensen echt willen (inventariseren van de belangen). • Om met behulp van duurzame producten/diensten die vastgestelde belangen te kunnen behartigen, is het heel belangrijk veel kennis te hebben van de niet-duurzaamheidsvoordelen van deze producten/diensten (het mes moet aan zo veel mogelijk kanten snijden). Er drong zich een associatie op met de volgorde van de twee eerste P’s van de bekende Triple P van Elkington30 (People, Planet, Profit): verdiep je, voordat je je met Planet gaat bezighouden, eerst in de belangen van People. En omdat Kees Duijvestein me al in een ver verleden leerde dat duurzaamheid gaat over de mensen daar (in andere delen van de wereld dan de westerse wereld waarin wij leven, bijvoorbeeld in de tropische regenwouden) en later (de mensen van de generaties na ons) vond ik ook eindelijk de definitie van duurzaamheid die voor mij de lading dekt:
29 Ariely, D. (2009). Predictably irrational, the hidden forces that shape our decisions. London, Harper Collins Publishers. 30 Elkington, J., (1999). Cannibals with forks, Triple Bottum Line of 21th century business. Oxford, Capstone Publishing (paperback).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Duurzaamheid gaat over het behartigen van de belangen van de mensen hier & nu op een wijze die ook rekening houdt met de belangen van de mensen daar & later.31 Een andere belangrijke les die ik trok uit al deze literatuur, en die ik herkende uit mijn praktijkervaringen, luidde: • Wanneer ‘het vuurtje in de mediale prefrontale cortex’ eenmaal is opgelaaid en mensen een product dus heel graag willen hebben, worden ze creatief in het zoeken naar manieren om dit product gefinancierd te krijgen. Als je de derde P van Elkington, Profit, simpelweg opvat als nadenken over de financiële aspecten, wordt dit bekende drieluik een effectief geheugensteuntje voor de aanpak die wij nastreven. Namelijk: denk eerst aan de belangen van de betrokken personen, probeer die belangen vervolgens te behartigen op een wijze die ook goed is voor de planeet (het milieu, de mensen van de generaties na ons) en ga pas daarna nadenken over de kosten. Dus zonder ook maar op enige wijze in te gaan op de achtergrond van de benadering van Elkington, gebruiken wij graag de bekendheid van zijn drieluik als geheugensteuntje voor de volgorde van stappen binnen onze Fusie van Belangenaanpak: 1. People, 2. Planet en 3. Profit. Natuurlijk heb ik nog veel meer geleerd uit het bestuderen van publicaties. Zo had het boek Thinking Fast and Slow van economienobelprijswinnaar Daniel Kahneman,32 dat ik pas na het publiceren van Kansrijke aanpakken las, grote invloed op mijn werk. Hij toont overtuigend aan dat zelfs als we denken rationeel te zijn, irrationele emotionele aspecten van grote invloed zijn op ons denken en doen. In zijn boek The Great Reset plaatst socioloog en urbane wetenschapper Richard Florida ons huidige tijdperk van crisis in een historisch perspectief, waardoor bij mij weer optimisme over het gevolg ervan ontstond.33 Ook werd ik geraakt door de volgende quote van Peter Drucker, invloedrijk hoogleraar en consultant op onder andere het gebied van management en organisatieleer: “The aim of marketing is to know and understand the customer so well the product or 31 Ook het begrip ‘sociale duurzaamheid’ wordt met deze definitie gevangen. Namelijk: in het hier en nu dien je binnen deze definitie ook rekening te houden met de belangen van mensen waar vaak geen rekening mee wordt gehouden (zoals langdurige werkelozen, winkeliers in nood, eenzame bejaarden, gezinnen met lage inkomens, kinderen met obesitas,…). En onder aandacht voor de belangen van mensen ‘daar’ valt ook aandacht voor bijvoorbeeld kinderarbeid of uitbuiting van boeren. 32 Kahneman, D. (2011). Thinking Fast and Slow. New York, Penguin Group. 33 Zie ook de inleiding van deel 3 van deze publicatie.
35
De Fusie van Belangen 2.0
36
service fits him and sells itself.” 34 Deze uitspraak bevestigt de hoofdboodschap van de Fusie van Belangen. En dan waren er natuurlijk mensen met wie ik mocht en mag werken. Ik kreeg nieuwe directe collega’s, zoals op Nyenrode hoogleraar Sustainable Organizational Development Danielle Zandee, die me onder andere kennis liet maken met de wetenschappelijke wereld van action research waardoor ik beter ben gaan inzien hoe de verhouding tussen praktijk en wetenschap in mijn werk moet liggen en wat de impact kan zijn van geselecteerde onderzoekstechnieken. Via haar kwam ik ook in contact met een vorm van action research die op de door ons nagestreefde vergaande veranderingen in bedrijfsvoering is gericht: Appreciative Inquiry oftewel ‘waarderend onderzoeken’. Danielle werkt al jarenlang nauw samen met David Cooperrider van Case Western Reserve University. Hij is de grondlegger van deze theorie die de werkwijze van mij en mijn team, gericht op ‘anders denken en anders doen’, onderbouwt en concreet handen en voeten geeft. Appreciative Inquiry Samengevat komt Appreciative Inquiry (AI) van Cooperrider op het volgende neer.35 Om via action-research sociale innovatie tot stand te brengen, is een goede theoretische onderbouwing noodzakelijk. De gebruikelijke, op problemen georiënteerde aanpak staat echter een fundamentele verandering in de weg, doordat deze vasthoudt aan het ‘oude denken’ en geen ruimte biedt aan de verbeelding, commitment en passie die nodig is om tot echte verandering te komen. Door vanuit een waarderende aanpak te werken, ontstaat die ruimte wel. In plaats van het probleem te benoemen, wordt bij AI eerst gezocht naar dat wat al goed gaat (wat wordt gewaardeerd). En in plaats van de oorzaken van de problemen te analyseren wordt een gewenst toekomstbeeld geschetst (envisioning). Vervolgens komt een dialoog tot stand met alle betrokkenen over de wijze waarop dat ideaalbeeld in de praktijk gerealiseerd zou kunnen worden (dialoging) en wordt daarna gestart met het implementeren van de beoogde veranderingen (innovating).
34 Drucker, P. F. (2001). The Essential Drucker. New York, Harper. 35 O.a. Cooperrider, D.L. and S. Srivastva (1987). Appreciate inquiry in organizational life. Research in Organizational Change and Development, Vol. 1., pp. 129-169.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Ook van invloed op ons werk was de komst op Nyenrode van de directeur voor het nieuwe Center Entrepreneurship & Stewardship waaronder ons Center for Sustainability (CfS) kwam te vallen. Henk Kievit is onder meer gespecialiseerd in social entrepreneurship en ondersteunt ons vanuit die visie op diverse manieren. Maar ook diverse Delftse collega’s inspireerden me. In de afgelopen tijd rondden bovendien twee TU-promovendi van mij hun onderzoek af. Ook hun werk was van invloed op de ontwikkeling van het Fusie van Belangenperspectief. Zo leidde het onderzoek van Erwin Mlecnik36 naar de grootschalige toepassing van woningen met een minimale energienota tot de volgende hoofdconclusie: • De bouwwereld zou minder ad-hoc moeten werken en zich meer moeten richten op samenwerking in de vorm van netwerken. Bovendien zou men meer moeten luisteren naar de ervaringen van de bewoners van woningen met een minimale energienota. Kanttekeningen bij Rogers Met betrekking tot de theorie betreffende de diffusie van milieuinnovaties in de woningbouw kwam Mlecnik tot de conclusie dat de innovatie-diffusiebenadering van Rogers niet altijd ideaal is. Met name onderzoeksvragen betreffende systeeminnovaties, zoals hele woningen, en netwerken van ondernemers blijken een andere theoretische invalshoek nodig te hebben. Een combinatie van Rogers’ aanpak, theorie betreffende systeeminnovatie en specifieke bouwinnovatie, strategisch niche management, environmental behaviour en theorieën op het gebied van marketing en beleid zijn volgens Mlecnik het meest geschikt om barrières en kansen voor de adoptie van innovaties in kaart te brengen. Een dergelijke benadering bestaat echter nog niet, dus zijn aanbeveling luidt in nader onderzoek de verschillende theoretische velden met elkaar in verband te brengen.
36 Dit proefschrift heeft als titel Innovation development for highly energy-efficient housing. Opportunities and challenges related to the adoption of passive houses, en werd verdedigd op woensdag 20 maart 2013 op de TU Delft (te downloaden via repository.tudelft.nl).
37
De Fusie van Belangen 2.0
38
Het onderzoek van Sonja van Dam37 had tot doel om ontwerpgerelateerde inzichten en richtlijnen te ontwikkelen om de bruikbaarheid en de effectiviteit van thuisenergiemanagementsystemen (HEMS) te verbeteren. Immers, een woning kan heel energiezuinig zijn ontworpen, maar als de bewoners uiteindelijk als gevolg van hun gedrag niet tot energiebesparing komen, is het uiteindelijke doel niet gehaald. Zij stelde vast dat er heel veel factoren van invloed zijn op het uiteindelijke energieverbruik in een woning, en het betreft daarbij zowel bewoners-, woning- als productkarakteristieken. In thuisenergiemanagementsystemen (HEMS) komen al deze aspecten samen. Een interdisciplinaire benadering bleek noodzakelijk en kennis over zowel duurzame woningtransformatie, productontwikkeling als environmental psychology werd ingezet tijdens het onderzoek. Haar onderzoek toonde duidelijk aan hoe complex de opgave van energiebesparing in de woningbouw is en dat het inzetten van energiebesparende producten en het treffen van energiebesparende maatregelen zeker niet automatisch ook tot energiebesparing leidt. Een voor het Fusie van Belangenperspectief belangrijke hoofdconclusie van het onderzoek van Van Dam luidt: • Voor de bouwwereld is het noodzakelijk het gedrag van bewoners in ogenschouw te nemen bij het streven naar duurzame woningtransformatie. Naast de promovendi waren er ook veel afstudeerders, zowel op de TU Delft als op Nyenrode, die deelonderzoeken verrichtten op de gebieden die mijn belangstelling hebben. Eén daarvan moet zeker worden genoemd. Eefje van der Werf38 bracht met haar Bouwkunde-afstudeerwerk heel zuiver in kaart dat de belangen van bewoners in de bestaande woningbouw maar slechts heel zijdelings liggen bij energiebesparing. Haar werk bevestigde dat wat uiteindelijk de basis van het Fusie van Belangenperspectief is geworden (een eerste stap tot een succesvolle implementatie van duurzaamheidsingrepen in de bouw vereist een grondige analyse van de belangen van de betrokkenen). Uit haar onderzoek bleek namelijk: • Energiebesparing wordt door bewoners veel minder belangrijk gevonden dan professionals vaak denken. Er kan daarom niet voor bewoners worden gedacht, maar in plaats daarvan moet heel grondig worden 37 Dit proefschrift heeft als titel Smart energy systems for households en werd op 11 juli 2013 aan de TU Delft verdedigd (te downloaden via repository.tudelft.nl). 38 Werf, E.N.M. van der (2011). Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat. Scriptie faculteit Bouwkunde, TU Delft, (te downloaden via repository.tudelft.nl).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
onderzocht wat bewoners in een specifiek project bezighoudt om hen enthousiast te krijgen voor duurzame ingrepen. Dat vereist vrijwel altijd maatwerk. En er waren natuurlijk veel inspirerende personen met wie ik binnen projecten werkte. Hoogleraar Transitiekunde (en activist) Jan Rotmans, met wie ik samen met Jan Willem Croon in het kader van wat ‘de Roadshow’ werd genoemd bestuurders van corporaties bezocht, wil ik daarbij expliciet noemen. Tijdens onze samenwerking bleek de door hem ontwikkelde visie op transitiemanagement als een vanzelfsprekende paraplu boven het pragmatische Fusie van Belangenperspectief te hangen. Transitiemanagement Het door Jan Rotmans geïntroduceerde begrip Transitiemanagement39 kenmerkte zich vanaf het begin door de gedachte dat persistente (niet-duurzame) problemen niet met het reguliere beleid of marktwerking (alleen) zijn op te lossen. Ze vereisen een andere aanpak dan gebruikelijk. Deze transitieaanpak werd gedefinieerd aan de hand van de volgende kenmerken: inspelen op lange termijn, omgaan met structurele onzekerheden, een integrale aanpak en een multi-actorproces. Maarschappelijke veranderingen ontstaan binnen zijn visie in een samenspel (interactie) van veranderingen binnen dominante structuren (regime), bredere maatschappelijke ontwikkelingen (landschap) en innovaties (niches). Rotmans beschouwt transities als integraal van karakter (multidomein); ze volgen uit veranderingen in economie, technologie, beleid, ecologie en samenleving. De oorspronkelijke vuistregels binnen de transitieaanpak werden opgesteld vanuit gededuceerde uitgangspunten vanuit de Complexe Systeem Theorie. De benadering bewees en ontwikkelde zich echter vooral in de praktijk en kreeg een grote impuls binnen het KSI-programma (2001-2003). Het begrip Transitiemanagement bestaat nu zo’n twintig jaar. Nu sommige transities in een versnelling komen, is er sprake van een kantelpunt en ontstond een behoefte aan nieuwe of aanvullende theorie en praktijk. Uit het zoeken, experimenteren en leren op basis van Transitiemanagement 1.0 ontstond Transitiemanagement 2.0, waarbij de focus meer op intelligente versnelling ligt. Deze versnelling vraagt om een dieper inzicht in de processen van 39 Zie o.a. http://repub.eur.nl/res/pub/35017/Metis_1006783.pdf (geraadpleegd 21 oktober 2013).
39
De Fusie van Belangen 2.0
40
structuurverandering, maar ook om sturingsvormen die kunnen omgaan met grote onzekerheden, spanning tussen uiteenlopende belangen en meer. Nu duurzaamheid op diverse velden een concrete, haalbare, betaalbare en gewenste richting is geworden, verzetten de regimes en bestaande belangen zich steeds heviger; naarmate de op transitie gerichte onderstroom aanzwelt, neemt ook de conserverende kracht toe. Het gaat bij intelligente versnelling vooral om politiekstrategisch schakelen, om opschalen en doorbreken, afbraak van niet-duurzame instituties, harde confrontaties en het creëren van onomkeerbaarheid. Het komende decennium wordt volgens Rotmans en zijn collega’s cruciaal om de snelheid en richting van de duurzaamheidstransitie zo intelligent mogelijk te blijven beïnvloeden.
En dan zijn er ten slotte nog heel veel mensen die mij erg inspireren omdat ze mijn idealen echt in praktijk brengen. Die met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen daadwerkelijk de prachtigste voorbeelden realiseren van wat wij als resultaat voor ogen hebben van het Fusie van Belangenperspectief. Ik durf bijna geen namen te noemen, omdat ik anderen dan tekortdoe, maar er zijn er twee die om verschillende redenen niet ongenoemd kunnen blijven. De eerste is architect Paul de Ruiter. We waren al bevriend tijdens mijn studietijd en hebben in de tijd tussen toen en nu geregeld contact gehouden en elkaar geïnspireerd. Hij doet precies wat ik propageer: de kwaliteit van de gebouwde omgeving verbeteren door de belangen van mensen als uitgangspunt te nemen en die belangen te behartigen door middel van duurzame, vaak heel innovatieve, ingrepen. Maar zoals gezegd: er zijn er meer die dat doen. De tweede die ik in dat kader graag wil noemen is Jan Jongert; eerst van 2012Architecten en nu van Superuse Studios. Ook zijn werk bewonder ik in hoge mate, maar ik wil hem hier vooral ook noemen omdat hij het inspirerende ‘blue economy’-denken van Gunter Pauli heeft weten te vertalen naar praktische voorbeelden binnen mijn vakgebied. Daardoor ging deze benadering veel meer voor me leven.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Blue Economy Het boek The Blue Economy van Gunter Pauli was oorspronkelijk een rapport voor de Club van Rome. Pauli schreef het boek met het dubbele doel ondernemerschap te stimuleren én nieuwe en hogere ambities neer te leggen voor een wereld waarin dat wat goed is voor onze gezondheid en voor het milieu ook goedkoop is. Het Blue Economy Businessmodel heeft tot doel binnen tien jaar 100 miljoen banen te creëren en substantiële kapitaalwaarde te realiseren op basis van honderd innovaties. Het uitgangspunt hierbij is het denken vanuit ‘dat wat er is’ en het volgen van bestaande stromen, zoals energiestromen, afvalstromen, materiaalstromen en dergelijke. Door creatief te werken met dat wat er al is kan geld worden verdiend en kunnen banen worden gecreëerd. Zijn meest geciteerde voorbeeld is het kweken van paddenstoelen op koffieafval, een proces dat is ontwikkeld in Columbia en Zimbabwe (door het bedrijf Zeri) en nu wereldwijd wordt uitgerold. Pauli zet zijn blauwe economie af tegen de groene economie die volgens hem alleen is weggelegd voor een selectief gezelschap dat zich duurzame producten financieel kan veroorloven. In de publicatie Inside Flows geeft Jan Jongert zijn interpretatie van het gedachtengoed van Pauli. Samen met zijn medewerkers destilleerde hij veertien stromen die door professionals goed te volgen zijn en maakt hij duidelijk hoe deze te vertalen zijn naar een ontwerp.40
De toekomst Het is natuurlijk vreemd om een beschouwing als deze zomaar te stoppen, simpelweg omdat het moment van publiceren van deze tekst is aangebroken. Want ook tijdens het schrijven van dit historisch overzicht gaan de ontwikkelingen door. Eefje van der Werf is na haar afstuderen gaan promoveren en richt zich op de opschaling waarop ook Rotmans zich richt binnen Transitiemanagement 2.0. Door met haar samen te werken leer ik voortdurend. Hetzelfde geldt voor het promotieonderzoek van mijn Nyenrodecollega Birgit Dulski. Zij vat momenteel haar jarenlange ervaring op het gebied van duurzame monumentenzorg in een wetenschappelijk kader. Inzichten die zij daarbij opdoet beïnvloeden mijn visie ook direct. Zo verdiepen 40 Jongert, J., et al., (2013). Inside Flows; reinventing the performance of space. INSIDE, Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag (2e editie).
41
De Fusie van Belangen 2.0
42
we ons momenteel in de consequenties van haar constatering dat niet alleen belangen van grote invloed zijn op de diffusie van milieu-innovaties, maar ook diepgewortelde overtuigingen. Soms weten mensen wel dat een keuze in principe goed is, maar weerhoudt een diepgewortelde overtuiging hen ervan deze keuze te maken. Hoe daarmee om te gaan? Ook leer ik van de ervaring die zij opdoet met grounded theory (ofwel de gefundeerde theoriebenadering). Dit behelst een methodiek waarbij theorie ontstaat gedurende het onderzoeksproces, op basis van het grondig analyseren van systematisch verzamelde data. In deze methode staan dataverzameling, analyse en theorie in hechte relatie tot elkaar. 41 Joost van Ettekoven en Henk Diepenmaat werken momenteel de paradox van Mastering Three verder uit: hoe kan je alle vaardigheden effectief bijeen krijgen die voor de ontwikkeling van duurzame innovaties nodig zijn, terwijl deze vaardigheden over totaal verschillende persoons- maar ook bedrijfskenmerken zijn verspreid? Met Niek Stukje en Eefje van der Werf zetten we de laatste puntjes op de i wat betreft de masterclass rond het Slim & Snelonderzoek. En ook daarbij komen we, samen met onze opdrachtgevers, steeds weer tot nieuwe inzichten. Met alle collega’s samen werken we momenteel ook aan een opgave die we van het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben gekregen: onze kennis over de opschaling van energiebesparingsingrepen in de bestaande woningbouw verzamelen en ontsluiten. Met name die laatste vraag houdt ons momenteel erg bezig: hoe krijgen we onze kennis toegepast in de praktijk? In de zoektocht naar het antwoord op deze vraag ontmoeten we weer nieuwe mensen met nieuwe inzichten. Zo hebben we Alexandra de Jong toegevoegd aan ons team om ons te helpen deze opgave tot een goed einde te brengen. We hebben ook een reflectieteam samengesteld om ons te ondersteunen. Naast oude bekenden zitten daarin nieuwe mensen met nieuwe inzichten. En uit die en andere contacten komen weer nieuwe samenwerkingsvormen voort, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot gemeentelijke aanpakken met marketing & communicatiebureau 5 plus 1. En dat brengt ons ook weer op nieuwe inzichten. Om nog niet te spreken van alle boeken die de revue blijven passeren (waaronder het imposante The Future van Al Gore waarin hij heel gedegen zes drivers voor wereldverandering uiteenzet).42
41 http://wiki.uva.nl/kwamcowiki/index.php/Gefundeerde_theoriebenadering (geraadpleegd 12 november 2013). 42 Gore, A., (2013). The Future, six drivers of global change. New York, Random House.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
En zo ontwikkelt ons Fusie van Belangenperspectief zich verder. De beschrijving in het volgende deel deze publicatie vormt dan ook slechts (opnieuw) een tussenstand. Het huidige ‘bouwteam’ van Nyenrode , dat naast mijzelf bestaat uit Birgit Dulski, Niek Stukje, Henk Diepenmaat, Alexandra de Jong en Eefje van der Werf (als promovendus met daarnaast een baan elders), heeft zich vooral ten doel gesteld niet in de val te trappen om te veel te gaan geloven in ons eigen verhaal en daar te star aan vast te houden. We weten immers uit diverse wetenschappelijke theorieën dat dat een enorm gevaar is. Transitie is ons doel en dus moeten ook wij steeds blijven openstaan voor verandering. Of, zoals Otto Scharmer het graag ziet: we blijven streven naar ‘an open mind, an open heart and an open will’.
43
De Fusie van Belangen 2.0
44
II. HET FUSIE VAN BELANGENPERSPECTIEF EN DE BIJBEHORENDE STRATEGIE In dit deel van deze publicatie bespreek ik de missie en de visie die ten grondslag liggen aan het Fusie van Belangenperspectief en de strategie die eruit voortkomt. Inleiding Zoals uit het voorgaande hoofdstuk blijkt, heeft een jarenlang proces – deels bewust, deels onbewust – geleid tot een samenhangende kijk op de relatie duurzaamheid en gebouwde omgeving. Die kijk zijn mijn collega’s en ik sinds mijn Nyenrode-intreerede het Fusie van Belangenperspectief gaan noemen. We realiseren ons dat we in veel aspecten niet uniek zijn met ons perspectief. Toen ik recent het boekje MBA in één dag las,43 waarin vele managementtheorieën beknopt worden uitgelegd, realiseerde ik me dat vrijwel alles wat wij in onze perspectiefbeschrijving beweren wel eens in iets andere vorm door anderen eerder is gezegd. Ook door mensen wiens werk mij tot nu toe onbekend was. Het bracht me zelfs even aan het twijfelen aan de nut en noodzaak van ons verhaal; wie zijn wij om nu zo stellig ons perspectief te poneren? Wat voegt het toe aan dat wat er al is? Wat betreft onze stelligheid: dat wat we hier aanbieden, bedachten we niet op een zonnige middag. We hebben jarenlang vermoed, verbanden gelegd en getoetst. Mochten onze conclusies samenvallen met die van anderen, dan is dat vast geen toeval. Het maakt de kans alleen maar groter dat we het bij het rechte eind hebben. Maar ons Fusie van Belangenperspectief lijkt ook unieke elementen te bevatten. Het blijkt in het algemeen bijvoorbeeld niet gebruikelijk te zijn om duurzaamheidsingrepen in te zetten als middel in plaats van als doel. Bovendien lijken wij het begrip innovatie, zeker voor de bouwsector, in een bredere context te plaatsen dan gebruikelijk is. Wij voegen met ons verhaal dus echt iets toe aan dat wat er al is, is onze uiteindelijke conclusie. Wij beschouwen het Fusie van Belangenperspectief als een bril waardoorheen je de wereld kunt beschouwen. Het is een wijze van kijken die in de huidige context goed zijn meerwaarde kan bewijzen. Het Fusie van Belan43 Tiggelaar, B. (2012). MBA in één dag, een frisse blik op de beste ideeën van de belangrijkste managementdenkers. Tyler Roland Press.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
genperspectief gaat namelijk over veranderen en daar leent deze tijd zich meer toe dan voorliggende periodes. Socioloog en urbane wetenschapper Richard Florida duidt dit moment in de geschiedenis zelfs aan als The Great Reset,44 een periode waarin oude waarden en werkwijzen tot een einde komen en er ruimte ontstaat voor nieuwe ontwikkelingen. Hij ziet sterke overeenkomsten met eerdere periodes in de geschiedenis, zoals de grote depressie uit het begin van de vorige eeuw en de lange depressie op het einde van de eeuw daarvoor. Het bleek toen mogelijk uit die slechte situaties opnieuw tot economische bloei te komen, dankzij rigoureuze veranderingen op diverse terreinen. Technieken, leefstijlen, wijzen van denken en van ondernemen: er veranderde van alles. De geschiedenis leert ons dus dat er een tijd van innovatie aangebroken lijkt te zijn en mijn Nyenrodecollega’s en ik denken dat het Fusie van Belangenperspectief kan bijdragen aan het op duurzame wijze invulling geven aan die verandering. Dat streven naar duurzaamheid nodig is weten we al lang. Jan Rotmans baseerde er al ruim twintig jaar geleden de ontwikkeling van zijn Transitiemanagement op. Al Gore schudden de wereld een aantal jaren geleden wakker met zijn film en boek The Inconvenient Truth45 en deed dat recent opnieuw met zijn boek The Future.46 In die laatste publicatie onderscheidt hij op basis van acht jaar onderzoek zes ontwikkelingen die onze wereld fundamenteel veranderen, en (zo waarschuwt hij opnieuw) soms met mogelijk desastreuze gevolgen. Al deze ontwikkelingen, waaronder het samenvallen van zowel een ecologische als een economische crisis, brengen een nieuwe ontwikkeling op gang. Steeds meer mensen raken ervan overtuigd dat de zoektocht naar oplossingen voor economische problemen moet samengaan met die naar oplossingen voor de ecologische opgave waarvoor we staan. En dat het om grote veranderingen gaat: om innovaties. Kleine stapjes voldoen niet meer. Ik merk deze ontwikkeling vrijwel dagelijks in mijn werk; de oproep tot verandering die deel uitmaakt van het Fusie van Belangenverhaal wordt door veel meer partijen instemmend ontvangen dan voorheen. De opgave van verandering – of transitie, reset – is echter complex. Het betreft een samenspel van veranderingen in economie, technologie, beleid, ecologie en samenleving en , zoals Rotmans ook vaststelt, het betreft te-
44 Florida, R. (2010). The Great Reset, How new ways of living and working drive post-crash prosperity. Harper Collins Publishers. 45 Gore, A. (2006). An Inconvenient Truth: The Planetary Emergency of Global Warming and What We Can Do About It. London, Bloomsbury Publishing. 46 Zie voetnoot 42 in deel I van deze publicatie.
45
De Fusie van Belangen 2.0
46
vens het omgaan met tegengestelde krachten. Want naarmate de onderstroom aanzwelt, neemt ook de conserverende kracht toe. Dat laatste is niet onlogisch. Mensen zijn niet geneigd tot verandering. Zeker niet wanneer dat tot gevolg heeft dat dat waaraan men is gehecht, losgelaten moet worden. Zoals op de allereerste bladzijde van deze publicatie al stond: “Als mensen iets heel aantrekkelijk vinden, stroomt bloed naar een klein gebied vooraan in de hersenschors. Op foto’s van de hersenen brandt de mediale prefrontale cortex in dergelijke situaties als een vuurtje.” En dit heeft grote emotionele gevolgen, want iets loslaten wat je heel aantrekkelijk vindt – en er worden veel producten met een grote milieubelasting erg aantrekkelijk gevonden, denk aan snelle auto’s, luxe woningen, mooie vliegreizen – is bijzonder moeilijk. De psychologie kent niet voor niks het begrip verliesaversie. Het is dus niet zo dat een steeds breder gedragen gevoel van noodzaak iedereen tot verandering zal aanzetten. Zoals ik al aangaf in mijn oratie:47 er zal altijd een heel grote groep mensen blijven die pas zal veranderen wanneer het echt niet meer anders kan (‘de traditionele vakman’ noemden we mensen van deze groep in mijn oratie). En daarmee bedoelen we niets negatiefs. Het is simpelweg zo dat het voor veel mensen heel moeilijk is te veranderen. Het is aan de partijen die dat wél kunnen en willen om te laten zien dat de weg van verandering tot veel moois leidt. We hopen dat het Fusie van Belangenperspectief hieraan kan bijdragen. Missie, visie en uitgangspunten In het Nyenrode-bouwteam werk ik nauw samen met collega’s. We verschillen van elkaar in veel opzichten, maar we delen een diepgevoelde wens waarvoor we ons samen inzetten. Samen hebben we een missie. Die missie hebben we als volgt omschreven: Wij willen de kwaliteit van het leven van mensen (zowel hier & nu als daar & later) verbeteren binnen de context van de gebouwde omgeving. Dit is een mooi gedeeld streven, maar velen delen dit ideaal met ons. Het perspectief van waaruit we onze missie willen realiseren bindt ons echter ook, en meer specifiek. In ons werk delen we een aantal uitgangspunten die onze benadering en werkwijze bepalen. We noemen dit onze visie. Namelijk: 47 Hal, A. van (2009). De Fusie van Belangen, over duurzaamheid en rendement in de bouwsector. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Wij zijn van mening dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving verbeterd kan worden met behulp van een ‘gereedschapskist’ die grotendeels uit duurzaamheidsmaatregelen bestaat. Duurzaamheidsingrepen kunnen volgens ons namelijk op meer gebieden kwaliteit bieden dan op duurzaamheidsgebied alleen. Wij zijn er bovendien van overtuigd dat die duurzame ingrepen snel gemeengoed kunnen worden wanneer duurzame ingrepen zowel belangen behartigen als positieve emotionele gevoelens opwekken (ofwel: de mediale prefrontale cortex doen oplichten). Daarom vinden we dat je bij de selectie van duurzaamheidsingrepen binnen de context van de gebouwde omgeving niet alleen rationele belangen en het algemeen duurzaamheidsbelang als uitgangspunt moet nemen. Je moet ook zoeken waarnaar mensen verlangen; wat ze écht willen en wat ze blij maakt. Hoe kun je met duurzaamheidsingrepen positieve emoties oproepen? Aanvullend: Als kwaliteit breder wordt gezien dan alleen duurzame kwaliteit, en we dus onze scope verbreden,, vergroot dit de kans op een toenemende vraag naar duurzame producten. Daarom denken we dat het focussen op de ‘nietduurzame kwaliteiten van duurzaamheidsingrepen’ leidt tot gezonde businesskansen. Dat een duurzame maatregel meer kwaliteit kan bieden dan milieukwaliteit alleen, en er een win-winsituatie gecreëerd kan worden, vormt dus een belangrijk uitgangspunt van het Fusie van Belangenperspectief. Over welke extra-kwaliteiten gaat het dan? Daarover is moeilijk een generieke uitspraak te doen. Financiële kwaliteit wordt vaak genoemd. De kostenfactor is inderdaad van grote invloed op de kwaliteitsbeleving. Maar dat betekent niet dat het ook altijd de doorslaggevende factor is. Ook andere kwaliteiten kunnen relevant zijn, denk bijvoorbeeld aan comfort of een prettige en veilige leefomgeving. Welke kwaliteiten succesvol kunnen worden geïntegreerd, verschilt ook per locatie. Het gaat dus om maatwerk. Deze notie vormt een belangrijk element van het Fusie van Belangenperspectief. Wij stellen dat businesskansen ontstaan wanneer partijen erin slagen bestaande nevenkwaliteiten beter onder het voetlicht te brengen en inzichtelijk maken hoe deze samenhangen met de aangeboden duurzaam-
47
De Fusie van Belangen 2.0
48
heidsmaatregelen. En/of wanneer ze erin slagen een duurzame innovatie te ontwikkelen die aansluit op belangen van betrokken partijen. Overigens bedoelen we met ‘innovatie’ niet per se iets totaal nieuws. Net als Rogers48 beschouwen wij een innovatie als iets (en dat ‘iets’ kan een product zijn, een dienst, een proces of een maatschappelijke ontwikkeling) dat in de ogen van de mensen die ermee omgaan als nieuw wordt beschouwd. Het kan dus heel goed zijn dat een innovator iets overbekend vindt, maar dat de eerder genoemde traditionele vakman dit als innovatie beschouwt. Ook iets wat in het buitenland heel gebruikelijk is, kan in eigen land een echte innovatie zijn. We stellen dat succesvolle innovaties sterke positieve emoties oproepen doordat ze tegemoet komen aan de belangen die mensen hebben. Daarom vinden we het essentieel bij de ontwikkeling van innovaties dat de belangen van de betrokken partijen op voorhand grondig in kaart worden gebracht (de belangen van de mensen hier & nu). Die overtuiging baseren we onder meer op kennis van marketingspecialisten. Door in de bekende quote van Peter Drucker49 het begrip marketing te vervangen door het Fusie van Belangenperspectief (‘the merger of interests perspective’) wordt duidelijk waarom: “The aim of the merger of interests perspective is to know and understand the customer so well the product or service fits him and sells itself.” De oorspronkelijke definitie van duurzame ontwikkeling (de Brundtland50definitie) luidt “Sustainable development is development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” Wij hanteren in het kader van het Fusie van Belangenperspectief een definitie die recht doet aan het streven om van duurzaanheidsingrepen iets te maken wat mensen echt willen. In die definitie combineren we de Brundtlanddefinitie met de visie van Drucker: Duurzaamheid gaat over het behartigen van de belangen van de mensen hier & nu op een wijze die rekening houdt met de belangen van de mensen daar & later.
48 Rogers, E.M. (1995). Diffusion of innovations, fourth edition. New York, The Free Press. 49 Drucker, P.F. (2001). The essential Drucker, the best of sixty years of Peter Drucker’s essential writing on management. New York, Harper Collins Publishers. 50 Brundtland, G.H. (1989). Our common future. World commission on Environment and Development.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Innovaties die hieraan bijdragen, hebben volgens ons vooral kans van slagen (zie ook de inleiding) als de betrokken partijen afwijken van de gebruikelijke manieren van denken en doen. Het realisatieproces van die innovatie lijkt daarom volgens ons meer op een ‘avontuurlijke trektocht’ dan op een ‘georganiseerde reis’. In een avontuurlijke trektocht is samenwerking een succesfactor. Ook voor wie werkt vanuit het Fusie van Belangenperspectief is samenwerking daarom erg belangrijk.51 Samenwerking is bovendien essentieel omdat innovaties meer kans hebben op succes wanneer de scope wordt verbreed wat betreft tijd, plaats, vakgebied en financiële stromen. Samenwerking met andere partijen dan gebruikelijk vergroot de kans dat van het vertrouwde pad wordt afgeweken en er met een bredere blik wordt gekeken naar de duurzaamheidsopgave in de gebouwde omgeving. Wij geloven dus dat samenwerking sneller leidt tot een integrale kwaliteit van duurzaamheidsmaatregelen, waarbij aan de behoefte aan kwaliteit op meerdere fronten tegelijk tegemoet wordt gekomen. En dat dit leidt tot innovaties. De laatste opmerking betreffende onze visie (uitgangspunten): we zien heel goed hoe groot de invloed is van externe factoren; factoren waarop geen invloed valt uit te oefenen. Denk bijvoorbeeld aan uiteenlopende zaken als de vondst van nieuwe energiebronnen die leidt tot een dalende olieprijs en de al dan niet toenemende werkgelegenheid binnen de sector. De kunst is daarom – binnen de veranderende omstandigheden die niet eenvoudig te beïnvloeden zijn – de juiste keuzes te maken over dat waarop men wél invloed heeft. In mijn oratie noemden we dit ‘sturen bij dynamiek en complexiteit’. Daar wordt ook dieper ingegaan op de consequenties daarvan. In deze publicatie laten we dit aspect verder buiten beschouwing. Er zijn, samenvattend, vijf uitgangspunten van cruciaal belang bij de ontwikkeling van innovaties vanuit het Fusie van Belangenperspectief: scope verbreden, identificeren van belangen, samenwerken, creëren van een win-winsituatie (die recht doet aan de belangen van mensen hier & nu en van mensen daar & later) en creëren van businesskansen. 51 Om vanuit samenwerking tot een duurzame innovatie te komen, is echter niet eenvoudig, zo blijkt ook uit ons onderzoek Mastering Three (Diepenmaat, Van Ettekoven en Van Hal). De samenwerkende partijen moeten over diverse vaardigheden beschikken die elkaar op bepaalde punten tegenspreken en daarom moeilijk in één persoon te verenigen zijn. Momenteel verrichten we onderzoek naar de wijze hoe deze paradox kan worden opgeheven en dit proces kan worden vereenvoudigd. De ervaringen die met het praktijkprogramma van Slim & Snel worden opgedaan, bieden wat dit betreft ook inzichten.
49
De Fusie van Belangen 2.0
50
In het derde deel van deze publicatie zullen we aan de hand van deze vijfdeling voorbeelden belichten die ons inspireren. Strategieën Het Fusie van Belangenperspectief biedt een visie op het succesvol integreren van duurzaamheidsmaatregelen in de gebouwde omgeving. Maar hoe kunnen partijen in de sector hieraan praktisch handen en voeten geven? Daartoe hebben we twee strategieën ontwikkeld: de Fusie van Belangenstrategie en Mastering Three. De Fusie van Belangenstrategie is een strategie die de kans vergroot op duurzame innovaties met een integrale kwaliteit (dus met meer kwaliteiten dan duurzaamheidskwaliteiten alleen). Mastering Three is gericht op het samenwerkingsproces bij de ontwikkeling van dergelijke duurzame innovaties (zodat er meer kans is op succesvolle innovaties). In deze publicatie belichten we de Fusie van Belangenstrategie. Voor een toelichting op Mastering Three verwijzen we naar de publicatie met deze naam.52 De Fusie van Belangenstrategie bestaat uit drie stappen met een vaste volgorde. Ze worden hier kort aangestipt en verderop in dit deel van de publicatie toegelicht. Stap 1: H et inventariseren de belangen van de mensen hier & nu (waaronder alle betrokkenen bij een project worden bedoeld, dus ook aanbiedende partijen). Stap 2: Het definiëren van maatregelen die deze belangen behartigen, en wel zo, dat ook rekening wordt gehouden met de belangen van mensen daar & later.53 Stap 3: Het zoeken naar (innovatieve) financieringsmodellen die de investering in dergelijke maatregelen mogelijk maken. Zoals ook in deel I van deze publicatie staat: als je het woord Profit van het bekende drieluik van Elkington (People, Planet, Profit) simpelweg opvat als nadenken over de financiële aspecten, wordt dit drieluik een effectief geheugensteuntje voor de aanpak die wij nastreven. Denk eerst aan de belangen van de betrokken personen, probeer die belangen vervolgens te behartigen op een wijze die ook goed is voor de planeet (het milieu, de mensen van de generaties na ons) en ga pas daarna nadenken over de 52 Diepenmaat, H., J. van Ettekoven, J. & A. van Hal (2012). Mastering Three, een drievoudige werkwijze die leidt tot een vitale bouwpraktijk/a threefold method towards a vital building practice. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit. 53 De ‘gereedschapskist’ bestaat dus louter uit duurzame maatregelen.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
1. P eo ple
kosten. Dus zonder ook maar op enige wijze in te gaan op de achtergrond van de benadering van Elkington, gebruiken wij graag de bekendheid van zijn drieluik als geheugensteuntje voor de volgorde van stappen binnen onze Fusie van Belangenaanpak: 1. People, 2. Planet en 3. Profit.
3. Profit et lan
2. P
Aan deze volgorde ligt de volgende logica ten grondslag: wanneer je mensen iets aanbiedt wat tegemoet komt aan hun behoeften (hun problemen helpt oplossen of hun idealen helpt verwezenlijken), ontstaat de innerlijke wens om hierover te beschikken (de mediale prefrontale cortex licht op). Dan neemt ook de bereidheid toe creatief te zoeken naar innovatieve financieringsmodellen. Ter illustratie: veel van mijn studenten beschikken ondanks hun beperkte financiële middelen over de nieuwste en duurste computers en telefoons. Omdat ze die heel graag wilden hebben, zorgden ze er op allerlei manieren voor dat ze hierover konden beschikken. Ze spaarden, werkten extra of vonden een andere oplossing. De Fusie van Belangenstrategie speelt mede in op die dynamiek: het willen vervullen van een behoefte of verlangen, waarbij dat verlangen een motor wordt bij het realiseren van een oplossing.54 Al met al klinken deze drie stappen waarschijnlijk voor de hand liggend. Maar in de praktijk is het beschikbare budget meestal het uitgangspunt bij de selectie van duurzaamheidsmaatregelen, in plaats van optimaal tegemoet willen komen aan de behoeften van partijen. Duurzaamheidsdoelen verdwijnen dan al snel uit het zicht.55 Wanneer wordt gewerkt volgens de Fusie van Belangenstrategie is de kans hierop kleiner, omdat wordt gestreefd naar een win-winsituatie. 54 Dit mechanisme is overigens niet alleen van toepassing op consumenten. Ook andere stakeholders worden gedreven door het vervullen van verlangens. Door vanuit de gedrevenheid van alle betrokken partijen te werken ontstaat er meer kans op duurzaamheid, innovatie en samenwerking in de bouw. 55 Bart Bossink beschrijft dit in zijn proefschrift, goed met de term ‘doelerosie’. Bossink, B.A.G. (1998). Duurzaam Bouwen in Interactie: Doelontwikkeling in de Woningbouw. Dissertatie Universiteit Twente.
51
De Fusie van Belangen 2.0
52
Hierna beschrijven we de stappen 1, 2 en 3 meer in detail. Maar na die stappen is er natuurlijk nog meer: het in de praktijk realiseren van de ambities en het doorgeven van de goede ervaringen. We plaatsen hier een paar eerste opmerkingen ’en komen hier op het einde van dit deel van de publicatie op terug. Over het in de praktijk realiseren van de ambities het volgende. Als mensen iets heel graag willen, maar ze – om dit in de praktijk te kunnen realiseren – heel anders moeten handelen dan ze gewend zijn, stokt het proces van het realiseren van ambities vaak en vindt de gewenste vernieuwing in de praktijk niet plaats. Dat geldt ook voor duurzaam bouwen- en -renovatieprojecten die zich in de initiatieffase onderscheidden door hoge ambities. In de voorbereidings- en uitvoeringsfase verandert het team vaak en treden er mensen toe die niet betrokken waren bij het eerste traject. Dat kan een barrière vormen om de voorgenomen vernieuwende aanpak ook daadwerkelijk uit te voeren. Ook dat veel mensen niet van verandering houden en liever werken ‘zoals ze gewend zijn’, kan remmend werken. Mooie plannen blijven dus vaak plannen en de stap van plannen naar praktijk wordt dus geregeld niet gezet. Mede daarom is het van belang de opgedane ervaringen te evalueren van projecten waarin hoge ambities in de praktijk zijn gerealiseerd, zodat wat niet goed uitpakte, verbeterd kan worden. Het nieuws over dat wat goed ging, kan door zorgvuldige communicatie verder de wereld worden ingebracht (de vraag naar ‘proven technologies’ is immers groot). Uitwerking van de stappen: Stap 1 Het inventariseren van de belangen van de betrokken partijen vormt dus een uiterst belangrijke fase, en ook het startpunt van de Fusie van Belangenstrategie. De belangen van de professionals zijn vaak duidelijker dan die van de mensen waarvoor men al het werk uiteindelijk doet: de bewoners en gebruikers, maar ook anderen die een direct belang hebben bij het project dat wordt gerealiseerd. Een grondige inventarisatie van ook hun belangen is daarom noodzakelijk. Dit inventariseren kan plaatsvinden door de betrokken partijen te vragen naar hun belangen. Maar een complicerende factor hierbij is dat mensen niet vragen naar dat wat ze niet kennen. De bekende quote die wordt toegeschreven aan autofabrikant Henry Ford illustreert dit dilemma: “If I had asked my customers what they wanted they would have said a faster horse.”
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Belangrijk voor een succesvolle uitwerking van de eerste stap binnen deze strategie is dan ook dat wordt achterhaald wat de dieperliggende behoeften zijn van de betrokken partijen. Waar droomt men van? Waar ligt men van wakker? Daarnaast is het ook van belang – zoals Jan Willem van de Groep van Energiesprong vaststelde tijdens een evaluatie van het Slim & Snelprogramma – dat je vraagt naar wat men niet wil. Naar dat waaraan men een hekel heeft of bang voor is. Emoties worden dus nadrukkelijk meegenomen in deze fase. Voor het beantwoorden van dergelijke vragen is daarom meer kennis nodig dan die waarover de gemiddelde partij in de bouwsector beschikt. Vandaar ook dat we vanuit het Fusie van Belangenperspectief een vurig pleidooi houden voor het integreren van meer kennis uit de gedragswetenschappen in de nu vooral technisch en economisch georiënteerde opleidingen voor professionals in deze branche.56 De behoeften die naar voren komen verschillen van situatie tot situatie. Ook de partijen van wie de belangen worden meegenomen, kunnen verschillen. Over het algemeen geldt de aanbeveling de groep van betrokkenen niet te beperken. Vergroten van de probleemstelling vergroot ook de kans op nieuwe oplossingen. Zo kan het heel logisch zijn om in een buurt waar jongeren veel overlast veroorzaken, ook de belangen van die jongeren in kaart te brengen. Of daar waar vergrijzing een probleem is de specifieke belangen van de ouderen die daar wonen. Werken vanuit het Fusie van Belangenperspectief is dus altijd maatwerk. De praktijk laat zien57 dat het negeren van de behoefte van partijen vaak de oorzaak is van het mislukken van projecten. Wanneer bijvoorbeeld bewoners zich niet gehoord voelen tijdens de voorbereiding van een project, is de kans groot dat zij wat hen wordt aangeboden, hoe goed ook, afwijzen. Daar staat tegenover dat wanneer bewoners serieus worden genomen, er veel meer mogelijk blijkt dan op voorhand door de professionals wordt gedacht. Betrokken bewoners kunnen bijvoorbeeld een grote stimulerende kracht vormen bij wijkontwikkeling. Het belang van de eerste stap van deze strategie kan daarom niet genoeg benadrukt worden.
56 Momenteel voert mijn bouwteam van Nyenrode een onderzoek uit met als doel concrete handvatten te bieden aan de bouwsector met betrekking tot de duurzaamheidsopgave, door kennis uit de gedragswetenschappen te integreren in de dagelijkse bouwpraktijk. Het rapport Kansrijke Aanpakken deed hier ook een aanzet toe. Het betreffende onderzoek vormt daar min of meer een vervolg op. Er zal in 2014 over gepubliceerd worden. 57 Dit komt onder meer heel sterk naar voren uit het onderzoek van Slim & Snel en het onderzoek van Eefje van der Werf (zie voetnoten 21 en 38 in het eerste deel van deze publicatie).
53
De Fusie van Belangen 2.0
54
Stap 2 Het behartigen van die belangen op een wijze die rekening houdt met de belangen van de mensen daar & later, door middel van het inzetten van duurzaamheidsmaatregelen, vereist veel kennis en creativiteit. Daarbij zijn er verschillende oplossingsrichtingen mogelijk. Zo kan het streven naar een gemeenschappelijk energiesysteem bijdragen aan het vergroten van de sociale cohesie in een wijk. Een warmtepomp kan, omdat deze vaak wordt gecombineerd met wandverwarming, als bijkomend voordeel goedkope koeling hebben ( je kan eenvoudig koud water door de wand laten stromen op warme dagen). De waardering voor een nieuw systeem kan ook toenemen bij een combinatie van functies. Denk bijvoorbeeld aan een project waar de installatie van een nieuw verwarmingssysteem werd geplaatst in een nieuwe kast in het portiek, dus buiten de voordeur, waardoor men voor onderhoud van het systeem niet meer naar binnen hoeft. Door in deze kast ook ruimte te maken voor het opbergen van schoenen werd gelijk de ergernis over rondslingerend schoeisel de wereld uit geholpen. Extra gevelisolatie heeft soms dikkere wanden tot gevolg en daarmee een gezellig diepe vensterbank. Lemen wanden accumuleren warmte, maar als toegepast in restaurants nemen ze bovendien geuren van buurtafels weg. En zo zijn er nog vele andere combinaties te verzinnen waarin het mes aan meerdere kanten snijdt (zie voor meer voorbeelden deel III). Omdat het ontdekken en/of ontwikkelen van niet-milieuvoordelen van duurzaamheidsmaatregelen veel kennis van milieumaatregelen vereist, is intensieve samenwerking tussen diverse partijen in dit stadium erg belangrijk. Om de benodigde creativiteit te bevorderen, is het bovendien wenselijk dat er personen bij dit groepsproces zijn betrokken die in de ogen van de andere betrokkenen op onorthodoxe wijze aankijken tegen de opgave. Dit vergroot de kans dat partijen niet in hun gebruikelijke ‘denkgroef blijven hangen’, maar tot nieuwe oplossingen komen. Ook ervaringen uit het buitenland of uit andere branches kunnen een dergelijke verbrede blik tot gevolg hebben. Samenwerking gericht op de ontwikkeling van duurzame innovaties is niet eenvoudig. Het effect van samenwerking wordt vaak negatief beïnvloed doordat partijen zich onbewust op voorhand een beeld hebben gevormd van de wensen en behoeften van de andere partij(en). Hierdoor luisteren ze selectief naar elkaar en praten ze langs elkaar heen. Samen werken aan duurzame innovaties vereist vaardigheid, van alle partijen.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
De bouwsector ziet inmiddels het belang van samenwerking. Daarbij staat samenwerking vooral nog in het teken van het vergroten van efficiëntie, dus productverbetering. Maar bij duurzaam innoveren gaat het om meer: het verbeteren van effectiviteit van processen, producten en diensten. En wel zo dat zowel aan de belangen van mensen hier en nu als die van daar en later tegemoet wordt gekomen. Juist dat vraagt om samenwerking, en juist die samenwerking leidt tot innovatie. Dit proces van samenwerken werd eerder vergeleken met een avontuurlijke trektocht. Net als bij een trektocht blijft de blik consequent gericht op het vastgestelde doel , maar tegelijkertijd wordt goed rondgekeken naar onverwachte kansen en oplossingen (het verbreden van de scope). Wanneer oplossingen opborrelen, in een (eventueel begeleid) creatief samenwerkingsproces, is het ook belangrijk na te gaan of de voorgestelde ingrepen in de gebouwde omgeving voldoende tijdbestendig zijn. Wat als de belangen van mensen in de loop der tijd veranderen? Wat als er andere en meer efficiënte technieken beschikbaar komen? Worden die ingrepen dan nog steeds positief gewaardeerd? Pas als ook deze vragen positief zijn beantwoord, kan worden overgegaan naar stap 3. Stap 3 Het gaat bij de Fusie van Belangenstrategie ook over het tot stand brengen van duurzame en gezonde businesskansen. Bij duurzaam ondernemen vanuit het Fusie van Belangenperspectief speelt een gevoel van maatschappelijke verantwoordelijkheid een belangrijke rol. Het streven naar duurzaamheid in meeste brede zin is voor veel ondernemers een belangrijke motivatie bij hun bedrijfsvoering. Maar het nastreven van zakelijk succes is niet alleen eigen aan ondernemen, het is ook een belangrijke succesfactor bij het realiseren van duurzaamheid. Het leidt ertoe dat het streven naar duurzaamheid bestendigt en niet bij de eerste tegenvaller van tafel gaat. De derde stap van de Fusie van Belangenstrategie impliceert dus ook dat marktpartijen er zakelijk beter van worden. Of duurzame maatregelen en duurzame innovaties aantrekkelijk zijn voor zowel afnemers als aanbieders, wordt mede bepaald door een passend financieringsmodel. Want als er dankzij stap 1 en 2 een grote behoefte bestaat aan een duurzame ingreep, betekent nog niet dat er extra geld beschikbaar is om deze te financieren. Wel is de willingness to pay bij afnemers toegenomen en daarmee meestal ook de bereidheid om op creatieve wijze naar een mogelijkheden voor financiering te zoeken.
55
De Fusie van Belangen 2.0
56
Dat kan op veel manieren. Zo kunnen bijvoorbeeld de niet-milieuvoordelen van milieumaatregelen in het financiële plaatje worden meegenomen. De eerder genoemde warmtepomp biedt in de woningbouw niet alleen de mogelijkheid van goedkope koeling, maar biedt ook extra inrichtingsruimte als gevolg van het ontbreken van radiatoren. Door een vergelijking te maken met de prijs van woningen met extra ruimte en met koeling, wordt het financiële plaatje voor dit systeem veel aantrekkelijker dan wanneer alleen maar wordt gekeken naar het voordeel van energiebesparing. Ook het inzetten van anders dan andere aanbestedingsvormen kan bijdragen aan een nieuw financieel plaatje. Wanneer partijen als architect, bouwer en investeerder bijvoorbeeld voor twintig jaar verantwoordelijk worden gesteld voor het door hun opgeleverde gebouw, is hun financiële kijk op de opgave heel anders dan wanneer ze alleen tot de oplevering verantwoordelijk zijn. Ook de tussenkomst van een extra partij kan tot een nieuwe businesskans leiden. Denk bijbvoorbeeld aan de tussenkomst van een energieservicecompanie (ESCo) bij een op energiebesparing gericht bouwproject. Deze partij investeert in de energiebesparende maatregelen en stelt zich tevens garant voor de besparing. Deze investering wordt vervolgens met de besparing op de energierekening afbetaald. Pas als deze derde stap van de Fusie van Belangenstrategie succesvol is doorlopen, is sprake van een gezonde businesskans. Het realiseren van de plannen in de praktijk Of een bepaalde maatregel de kans krijgt op grote schaal uit te rollen, wordt vaak al bepaald in het eerste project waarin het wordt toegepast. Als dit project mislukt – om welke reden dan ook – en er niet tijdig is ingegrepen om het probleem op te lossen, wordt de innovatie publiekelijk samen met het project afgewezen. De slechte ervaringen in een Amersfoortse Vinexwijk met warmteterugwinsystemen is een goed voorbeeld van dit mechanisme. Dit voorbeeld toont het belang aan van evaluatie, openheid en nazorg. Wanneer het systeem na oplevering meteen goed was geëvalueerd en de ontdekte fout was gecommuniceerd en opgelost, was de schade waarschijnlijk veel kleiner geweest.58
58 In de Verenigde Staten, waar de klant altijd al een grote rol speelde, is dit een gebruikelijke werkwijze. In de tijd dat ik daar woonde, ondervond ik dat men zich er enorm over kon verbazen dat wij in Nederland niet standaard een bedrag reserveren om onze producten en projecten te evalueren.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Wanneer een project echter succesvol is, mogelijk ook dankzij klantgerichte aanpassing en herstel van fouten, is er veel meer kans op grootschalige toepassing van deze maatregelen. Goed nieuws verplaatst zich weliswaar langzamer dan slecht nieuws, maar mond-tot-mondreclame kan van grote impact zijn. Het evalueren van ervaringen is daarom erg belangrijk. Vaak verandert de samenstelling van partijen wanneer een project van de planfase naar de realisatiefase gaat. De praktijk leert dat als gevolg hiervan geregeld ambitieuze voornemens een stille dood sterven. Aan de samenstelling van de groep betrokkenen moet daarom ook in het voorbereidings- en uitvoeringsstadium veel aandacht worden besteed. Een innovation champion – een partij die zich ‘hard’ maakt voor de innovatie – bepaalt in sterke mate of en hoe plannen worden gerealiseerd en speelt een grote rol bij de samenwerking in deze fase van het planproces. Regelgeving kan soms tegenwerken bij het in de praktijk brengen van innovaties. Belangrijk is te realiseren dat gemeentelijke ambtenaren regels vaak op eigen wijze interpreteren. Het vroegtijdig betrekken van dergelijke gemeentelijke vertegenwoordigers kan de bezwaren op voorhand helpen wegnemen. Wanneer dit niet het geval is en de regelgeving een obstakel blijft, loont het de moeite de bron van de regelgeving te raadplegen om na te gaan of er redenen te vinden zijn om op het lokale niveau soepeler met de wetgeving om te gaan dan tot dan toe. Voor innovaties kan het belemmerend werken als regelgeving in detail voorschrijft in plaats van in grote lijnen doelen aan te geven. Er zijn veel argumenten denkbaar waarom een innovatie niet kan worden toegepast. De praktijk wijst echter uit dat uitproberen de beste leermeester is. We pleiten dan ook voor het overwinnen van onzekerheid en gewoon beginnen. Voor wie dat durft, en dus als eerste innoveert: hou daarbij ook de belangen voor ogen van partijen die minder heldhaftig zijn. We zien dat er een kloof is tussen wie wij in mijn oratie ‘innovatieve leiders’ noemden (die bereid zijn met iets nieuws aan de slag te gaan) en ‘betrouwbare partners’ (die daar wel de noodzaak van inzien maar ook erg hechten aan dat wat vertrouwd is). Om grootschalige toepassing van innovaties te bevorderen, dient die kloof zo klein mogelijk te zijn. Op het eerste gezicht onbelangrijke details kunnen hierbij van doorslaggevend belang zijn. Denk aan het eerder genoemde voorbeeld van de auto die in het begin zo veel op een koets leek. Dat was niet omdat er bijvoorbeeld geen techniek bestond voor richtingaanwijzers. Het gebruikelijke handuit-steken en de op een koets lijkende vormgeving maakt het nieuwe product vertrouwder voor de consument.
57
De Fusie van Belangen 2.0
58
Het doorgeven van de goede ervaringen Grootschalige toepassing van duurzaamheidsmaatregelen wordt mogelijk door het geven van de juiste prikkel van de juiste partij aan de juiste partij op het juiste moment. Met ‘de juiste prikkel’ bedoelen we niet zozeer een vorm van subsidie als wel het juiste verhaal. De kwaliteit van communicatie is dan ook erg belangrijk. Iedere doelgroep is voor een ander verhaal gevoelig. Maar met alleen een goed verhaal alleen kom je er niet. Degene die de boodschap brengt, moet bijvoorbeeld ook door de doelgroep als betrouwbaar worden ervaren. Het lijkt bijvoorbeeld logisch om voorlichting over energiebesparing aan energiebedrijven over te laten, omdat die daarover de juiste kennis beschikken. Vaak werkt dit echter niet omdat consumenten deze partij als afzender niet vertrouwen: “Waarom zou iemand die verdient aan mijn energieverbruik mij adviseren om minder te gebruiken?” Ook of de consument voldoende zekerheid krijgt over het functioneren van de te kiezen ingreep is van invloed. Kan bijvoorbeeld de berekende energiebesparing gegarandeerd worden? Bovendien is het belangrijk dat de consument zo eenvoudig mogelijk kan komen tot uitvoering van de gekozen maatregelen. Maar ook keuzemogelijkheden hebben is van belang. Evenals de mogelijkheid om op voorhand maatregelen en hun effect te ervaren (bijvoorbeeld door middel van excursies). Kortom: goede communicatie vereist de nodige zorg en aandacht. Ten slotte Aan het Fusie van Belangenperspectief ligt een droom ten grondslag: van duurzame innovaties iets maken wat mensen graag willen. Als ‘bouwteam’ van het Center for Entrepeneurship & Stewardship van Nyenrode Business Universiteit, waarin het Center for Sustainability is opgegaan, richten wij onze droom op de bouwsector. Wij willen de kwaliteit van de gebouwde omgeving verbeteren door het op grote schaal in de gebouwde omgeving toepassen van duurzaamheidsmaatregelen. Een droom realiseren is niet eenvoudig. Het vereist onder andere moed, zorgvuldigheid en een brede blik. Gelukkig zijn wij niet de enigen met deze droom. Door samen op te trekken liggen er veel kansen. Wie ernaar zoekt vindt talloze voorbeelden. In het volgende deel van de publicatie doen wij een aanzet. Wij beschrijven hierin voorbeelden die de totale breedte van de gebouwde omgeving belichten en een beeld geven van onze werkwijze en activiteiten. De aandachtsvelden waar wij ons het meest mee bezig-
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
houden, worden vanzelfsprekend ook belicht. Die aandachtsvelden zijn: de bestaande woonomgeving (woningen en wijken) en gebouwen met een historische waarde (waaronder ‘duurzame monumentenzorg’). Van dromen naar doen (of van missie naar praktijk): daar gaat het ons uiteindelijk om.
59
De Fusie van Belangen 2.0
III. PRAKTIJKVOORBEELDEN 60
GWL-terrein, Amsterdam59 Het GWL-terrein kreeg vorm door hoge milieu-ambities. Nu is de wijk vooral populair vanwege haar kindvriendelijke karakter en sociale samenhang, en staat deze symbool voor positieve en onverwachte neveneffecten van milieu-ingrepen. Op het terrein van het voormalige Gemeentelijk WaterLeidingbedrijf in stadsdeel Westerpark in Amsterdam zijn tussen december ’96 en november ’98 600 milieuvriendelijke woningen opgeleverd, op een autovrij terrein. Omwonenden met milieuambities waren de aanstichters van dit project. Bekende vormgevers bewezen dat ook architectonische kwaliteit mogelijk was. Verbrede scope Een autovrije ecowijk in hartje Amsterdam: ‘een doldriest plan’ noemde architecte Liesbeth van der Pol deze ambitie in een documentaire tien jaar na oplevering van de wijk. Het net-aangetreden stadsdeelbestuur zag echter wel toekomst in dit onorthodoxe voorstel van enthousiaste bewoners uit de aangrenzende Staatsliedenbuurt. En ook vijf corporaties waren bereid mee te werken aan de realisatie van het plan. De ambities van de bewoners lagen bijzonder hoog. Zo hoog zelfs dat de betrokken adviseurs van Milieukundig Onderzoek & OntwerpBuro BOOM soms de grootste moeite hadden de bewoners ervan te overtuigen dat wel heel veel, maar niet alles mogelijk was. Het gegeven dat vrijwel alle betrokkenen bereid waren over de gebruikelijke grenzen te kijken, vormde de basis van het succes. 59 In plaats van het GWL-terrein hadden we voor deze publicatie ook kunnen kiezen voor EVALanxmeer in Culemborg als voorbeeldproject stedelijke gebiedsontwikkeling. Dit eveneens autovrije duurzame project van ruim 200 woningen (ontwikkeld rond een waterwingebied) gaat wat duurzaamheidsambities verder dan het GWL-terrein en is eveneens vanwege woonkwaliteit populair. Ook hier was de betrokkenheid van bewoners bijzonder groot. En ook daar heeft de ervaring geleerd dat veel milieu-ingrepen – zoals gemeenschappelijke tuinen en een collectieve warmtepompsysteem – hebben geleid tot extra woonkwaliteit. Bij verwarming wordt gebruikmaakt van de temperatuur van het opgepompte drinkwater in het waterwingebied, waardoor geen dure grondcollectoren nodig zijn. Het systeem maakte radiatorvrije woonruimtes mogelijk. Ook EVA-Lanxmeer trekt veel belangstelling vanuit het buitenland en de wijk heeft een grote positieve rol gespeeld bij de acceptatie van duurzaam bouwen in Nederland. Vanwege het feit dat het GWL-terrein ook deel uitmaakt van de in deel I van deze publicatie beschreven persoonlijke geschiedenis, is er echter voor gekozen in deze publicatie het GWL-terrein nader te belichten. Veel informatie over EVALanxmeer is te vinden op www.eva-lanxmeer.nl.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Behartigde belangen Hoe complex het in de praktijk ook bleek om een autovrije ecowijk te realiseren, het resultaat stelde uiteindelijk vrijwel iedereen tevreden. Stedenbouwkundige Kees Christiaanse en landschapsarchitect Adriaan Geuze ontwierpen in samenwerking met specialisten een plan waarin ondanks de hoge dichtheid een ruimtelijk gevoel ontstond en waterlopen, moestuintjes, fruitbomen en speelpleintjes een logische plek kregen. Jonge talentvolle architecten, naast Liesbeth van der Pol en bureau Christiaanse ook Meyer en Van Schooten, DKV en Neutelings-Riedijk, ontwierpen aantrekkelijke milieuvriendelijke woningen met (voor die tijd) veel innovaties. De woningen kregen zo veel mogelijk een entree op het maaiveld om contact met de buurt mogelijk te maken. Samenwerking De samenwerking met de bewoners maakte het project extra bijzonder. Het initiatief lag bij een aantal van hen en vanaf het eerste moment werd iedereen die dat wilde bij alles betrokken. De betrokkenheid van alle partijen was groot en de samenwerking tussen de vele partijen intensief. Van wethouder tot ambtenaren, van stedenbouwkundige tot woningcorporatie, van architecten tot adviseurs: het totale traject vormde voor hen allemaal een inspirerende les in samenwerken. Projectleider Ineke Karemaker vatte de samenwerking in een interview met Nul 20 als volgt samen: “Er heerste een sfeer van ‘samen ervoor gaan’. Dat heb ik later nergens anders meer zo sterk ervaren. Typisch een geval van de juiste mensen op het juiste moment op de juiste plek.” Gerealiseerde win-winsituatie Niet alle milieumaatregelen, zoals bijvoorbeeld de composttoiletten, doorstonden de tand des tijds, maar het autovrije en groene karakter en de moestuinen60 bleken succesnummers. Met name vanwege de kindvriendelijkheid die hiervan het gevolg was. En door de grote sociale cohesie die voortkwam uit de ontmoetingen in de gemeenschappelijke tuinen en uit de aanwezigheid van de buurtbeheerder. Dat veel bewoners vanaf
60 Op dit moment neemt het begrip ‘urban farming’ een grote vlucht. Vooral braakliggende terreinen en daken van gebouwen veranderen in moestuintjes, maar soms ook de verdiepingen van leegstaande kantoorpanden. Urban farming heeft vele voordelen en is een typisch voorbeeld van werken vanuit het Fusie van Belangenperspectief: de sociale cohesie in een buurt neemt toe, het energieverbruik voor transport wordt tot een minimum beperkt, het bevordert de gezondheid van bewoners, vergroot de kennis over voedselproductie bij kinderen en het maakt voedsel tegen lage kosten toegankelijk voor mensen met een kleine beurs. Een recente bron op dit vlak is bijvoorbeeld Farming the city, food as a tool for today’s urbanization van F. Miazzo en M. Minkjan, Uitgeverij Trancity*Valiz, Amsterdam.
61
De Fusie van Belangen 2.0
62
de eerste ideeën intensief waren betrokken bij het plan, leverde ook een grote bijdrage aan het gemeenschapsgevoel. Businesskansen Het GWL-project heeft veel betekend voor de acceptatie van duurzaam bouwen in Nederland. Voor die tijd werd nog vaak gedacht dat duurzaam of milieubewust bouwen gelijk stond aan onaantrekkelijkheid en inlevering van kwaliteit en comfort. Het GWL-terrein was een van de eerste projecten waarin duidelijk werd dat kwaliteit en duurzaamheid op alle fronten kunnen samengaan en elkaar zelfs kunnen versterken. Dit heeft bijgedragen aan de businesskansen voor partijen die op dit vakgebied actief waren of werden. Tot slot De bewoners hebben via de Koepelvereniging, waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd, veel invloed behouden op wijkontwikkelingen. Ze kunnen meepraten over onderhoudsplannen en investeringen.
Bronnen • Film: GWL 10 jaar, de geboorte van een ecowijk, door Diego Pos, zie www.gwl-terrein.nl/?films (geraadpleegd 21 oktober 2013). • www.nul20.nl/issue34/1vd_4 (geraadpleegd 6 november 2013). • www.gwl-terrein.nl/files/artikelen/wooninnovatiereeksGWL.pdf (geraadpleegd 6 november 2013). • www.eva-lanxmeer.nl (geraadpleegd 7 november 2013). • www.architectenweb.nl/aweb/projects/project.asp?PID=14231 (geraadpleegd 7 november 2013). • eigen ervaringen (zie ook het eerste deel van deze publicatie).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Smart Highway61 Smart Highway – de slimme snelweg van Heijmans en Studio Roosegaarde – is ontwikkeld als concept voor de snelweg van morgen en bestaat uit een combinatie van duurzame mobiliteitstechnieken, energiebesparende maatregelen en slimme materialen. Het concept trekt, ook internationaal, veel aandacht. Vorm en beleving bepalen in belangrijke mate het succes van dit concept. Het Nederlandse wegennet is een van de dichtst vertakte ter wereld. In 2007 hadden we al ruim 135.000 km openbare weg, waarvan 5.000 km rijksweg en 8.000 km aan provinciale wegen. In Nederland reden we in 2011 ongeveer 125 miljard kilometer, wat gelijk stond aan circa 31 miljoen ton CO2. Verbrede scope De ontwerpopgave kreeg vorm door op een andere wijze naar een snelweg te kijken dan gebruikelijk. Heijmans, onderneming in vastgoed, woningbouw, utiliteitsbouw en infrastructuur, beschouwde de snelweg al in eerdere projecten als duurzaam landschapselement en als energiebron. Tijdens de samenwerking met kunstenaar en vernieuwer Daan Roosegaarde, oprichter van de gelijknamige studio, ontstond de visie dat de gebruiker de snelweg bovendien zou kunnen zien als ‘een veilige thuisreis’ of een ‘interactieve belevenis’. Samen kwamen ze vanuit dit nieuwe gezichtspunt tot innovatieve ideeën voor een gebruikelijk fenomeen. Behartigde belangen Belangen die in het ontwerp en product zijn meegenomen zijn veiligheid, duurzaamheid en beleving van de gebruiker. Daarnaast zijn in dit project de energiebesparingsdoelen geïntegreerd van de lokale, provinciale en rijksoverheid, die voor deze partijen ook leiden tot financiële voordelen door energiebesparing. De twee samenwerkende partijen, Heijmans en Studio Roosegaarde, vergroten met dit project hun naamsbekendheid en innovatieve imago, en daarmee ook hun businesskansen. Samenwerking De samenwerking tussen Heijmans en Studio Roosegaarde kwam tot stand door een samenloop van omstandigheden. Bijzonder aan de samenwerking is dat de partijen uit verschillende werelden en vakgebieden komen. Heijmans heeft als organisatie veel technische kennis in huis en 61 Actuele informatie is te vinden op www.heijmans.nl/Smart_Highway.
63
De Fusie van Belangen 2.0
64
realiseert, bouwt en implementeert bestaande en innovatieve technieken in de bebouwde omgeving. Studio Roosegaarde noemt zich een sociaal ontwerpbureau62 en creëert op basis van conceptueel vermogen en emoties installaties in de gebouwde omgeving die een link leggen tussen kunst, ruimte, techniek en de relatie tussen en met mensen. Vanuit deze samenwerking kon met een frisse blik naar bestaande technieken worden gekeken, waardoor een spraakmakende innovatiecombinatie kon ontstaan. Gerealiseerde win-winsituatie Smart Highway kent verschillende functies waarvan die als weg voor autoverkeer er slechts één is. Het wegdek is onder meer ‘slimmer’ omdat deze in staat is een elektrische auto onderweg op te laden. Dit verkort de oplaadtijd bij stilstand. Als wegen standaard of vaak zo worden uitgevoerd, kan bovendien worden volstaan met kleinere accu’s. Dat kan positieve gevolgen hebben voor gewicht en (dus) energieverbruik van elektrische auto’s. Het wegoppervlak en de straatverlichting zijn interactief. De markering slaat overdag licht op en geeft die in het donker af. Het wegoppervlak is temperatuurgevoelig en ‘vertaalt’ dit in informatieve afbeeldingen. De verlichting reageert op de aanwezigheid van gebruikers. Deze gecombineerde oplossing van slimme materialen, energieopwekking en -besparing en mobiliteit maken de snelweg niet alleen goed berijdbaar, veilig en duurzaam, maar ook aantrekkelijker in de beleving. Businesskansen De innovaties van de slimme snelweg moet nog worden uitgetest voordat ze op grote schaal kunnen worden uitgerold. Op dit moment is dus nog niet vast te stellen of het concept voor Heijmans en mogelijk ook andere partijen tot een groot zakelijk succes zal leiden. De kansen hiertoe zijn er echter wel, want met deze nieuwe kijk op infrastructuur – met wegen die meer bieden dan veilig vervoer alleen – spelen de initiatiefnemers in op nieuwe behoeften in de markt. Tot slot Smart Highway heeft inmiddels enkele prijzen ontvangen. Zoals in 2012 de Dutch Design Award en in 2013 een van de Accenture Innovation Awards en de Deense INDEX-prijs voor projecten op het gebied van sociaal design.
62 Zie www.studioroosegaarde.net.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Bronnen • http://www.heijmans.nl/Smart_Highway (geraadpleegd 4-11-2013). • www.overruimte.nl/wp-content/uploads/Slimme_snelweg_infographic.pfd (geraadpleegd 4-11-2013). • Aanvullende informatie van Robert Koolen, programmamanager duurzaamheid van Heijmans NV, november 2013.
65
De Fusie van Belangen 2.0
Baima Canal, Fuzhou, China6364 66
Waterzuivering, recreatie, toerisme en een gezonde leefomgeving: het Baimakanaal in China getuigt van een echte win-win-oplossing die ontstond door buiten gebruikelijke kaders te denken. Fuzhou, een stad van 6 miljoen mensen, loost ongezuiverd huishoudelijk en commercieel afvalwater via een 80 kilometer lang netwerk van kanalen in de rivier Minjiang. Het meest vervuilde kanaal binnen dit netwerk is het 600 meter lange Baimakanaal. In 2002 werd dit kanaal voorzien van een natuurlijk waterzuiveringssysteem. In het midden van het kanaal en het zuiveringssysteem kwam een wandelroute, waardoor er tevens een 600 meter lang recreatiegebied ontstond in de vorm van een zwevende tuin. Verbrede scope In plaats van (zoals gebruikelijk) het vervuilde water via nieuwe pijpleidingen te transporteren naar een externe afvalwaterzuiveringsinstallatie, verbreedde het stadsbestuur haar blik en zocht ze naar alternatieve oplossingen. Uiteindelijk werd gekozen voor een natuurlijk waterzuiveringssysteem van John Todd Ecological Design en Ocean Arks International. Deze bedrijven zijn beide opgericht door de specialist bij uitstek wereldwijd op het gebied van natuurlijke waterzuivering: John Todd. Ocean Arks Inter national staat nog steeds onder zijn leiding en is een non-profit onderzoeksorganisatie, gericht op de verduurzaming van de waterwereld. John Todd Ecological Design staat nu onder leiding van zoon Jonathan Todd en ontwikkelt zogenaamde eco-machines voor waterzuivering. Voor het Baimakanaal ontwikkelden deze partijen gezamenlijk een systeem van 12.000 planten, opgebouwd uit twintig inheemse soorten en bestaande uit een serie van aaneengeschakelde gebiedjes met ieder een andere biofysische kwaliteit, waardoor het afvalwater effectief wordt gezuiverd. Behartigde belangen De grootste belanghebbenden bij dit project zijn de bewoners. De overlast van stank en drijvend afval waar ze onder leden is verdwenen en bovendien beschikken ze nu over een aantrekkelijk recreatiegebied. Ook de belangen van de gemeente zijn behartigd doordat er tegen lagere kos63 Door Niek Stukje (mede op basis van onderzoeksmateriaal van Pargol Kavandi). 64 In plaats van het Baimakanaal hadden we in deze publicatie ook de ‘High Line’ in New York kunnen belichten. Ook hier transformeerde een voorheen zeer onaantrekkelijk deel van de stad – een voormalig spoortraject – tot een uitermate aantrekkelijk gebied en toeristentrekker. Mede gefinancierd vanuit crowd sourcing werd het in onbruik geraakt verhoogde spoortraject getransformeerd tot een groen wandelgebied vol inheemse planten. Informatie is onder andere te vinden op www.thehighline.org.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
ten dan gebruikelijk een aantrekkelijk alternatief is gevonden. De hogere kwaliteit van het water dient de belangen van de lokale visserij. Aangezien deze afvalproblematiek kenmerkend is voor grote delen van China, biedt het ook op acquisitiegebied een potentieel voordeel. Samenwerking Dit project valt niet zozeer op door een bijzondere samenwerkingsvorm. Samenwerking vond plaats tussen de gemeente en de bedrijven/organisaties van vader en zoon Todd. Gerealiseerde win-winsituatie Het waterzuiveringssysteem dat hier in combinatie met een recreatiegebied is gerealiseerd, leidt tot win-winsituaties op vele fronten. Tegen lagere kosten dan gebruikelijk – ook wat onderhoud betreft – en op natuurlijke wijze is de waterkwaliteit verbeterd in het Baimakanaal, maar ook in aangrenzende kanalen. Bovendien is de stankoverlast verdwenen, de esthetische kwaliteit van het gebied sterk toegenomen, evenals de recreatiegelegenheid voor bewoners en toeristen. Het systeem heeft ook een positief effect op de gezondheid van de bewoners. Businesskansen De businesskansen van deze oplossing zijn divers. Natuurlijk biedt het kansen voor de bedrijven die het ontwikkelden en aanlegden. De kans is groot dat vaker in China van het systeem gebruikgemaakt zal worden. Maar er zijn ook lokaal businesskansen ontstaan. De hogere kwaliteit van het water bevordert de lokale visserij. En doordat het gebied zo aantrekkelijk is geworden, ook voor toeristen, neemt de kans toe dat meer bedrijven zich in het gebied willen vestigen.
Bronnen • www.wired.com/science/discoveries/news/2003/01/56054 (geraadpleegd juli 2013). • www.asienvironment.com/english/DOCS/contact.htm (geraadpleegd juli 2013). • http://blogs.ei.columbia.edu/2010/10/08/diy-superfund-cleanup-jerko-thewater-vacuum-goes-to-gowanus/ (geraadpleegd juli 2013). • Green Industry for a Low-Carbon Future, Managing the transition to resourceefficient and low carbon-industries: international conference on green industry in Asia, Manilla Philippines, 9-11 September 2009. • www.toddecological.com (geraadpleegd juli 2013). • Case study Urban Municipal Canal Restorer Fuzhou, China: John Todd Ecological Design (beschikbaar via http://toddecological.com/clients/PDFs/100623. casestudy.baima.pdf september 2013).
67
De Fusie van Belangen 2.0
Granville Island, Vancouver 68
Granville Island: een deels verlaten industriegebied in Vancouver, onaantrekkelijk gelegen onder het viaduct van een drukke weg (maar wel aan het water). Deze locatie is sinds de jaren zeventig langzaam getransformeerd tot een levendige plek met veel voorzieningen en een grote aantrekkingskracht op uiteenlopende doelgroepen. Duurzaamheid vormde geen eis binnen deze ontwikkeling, maar het duurzame karakter – met onder meer een focus op lokale biologische producten – werd een vanzelfsprekendheid gedurende het proces. Verbrede scope Op het eerste gezicht is er geen plek zo onaantrekkelijk als een verlaten industriegebied vol lege en verwaarloosde industriële hallen onder een drukke weg. Dat twee jonge ontwikkelaars – en later ook enkele andere professionele partijen waaronder een liberale minister – potentiële kansen zagen in het Granville Island van de jaren zeventig, mag zeker een verbrede scope worden genoemd. Zij kochten een aantal gebouwen en transformeerden deze tot wat onder meer ‘the Creek House’ werd. Dit is een oude hal vol bijzondere winkels en voorzieningen als galeries en restaurants, die op hun beurt weer nieuwe ondernemingen naar de locatie trokken. Behartigde belangen Het project werd ontwikkeld op basis van de belangen van de partijen die zich er wilden vestigen. Volgens Gerben van Straaten van Walas Concepts, die een tijdlang betrokken was bij het project, is de ontwikkeling van het gebied te zien als een omkering van de huidige gebruikelijke gang van zaken. In plaats van een kant-en-klaar plan te ontwikkelen, streefde de gemeente naar organische groei en zocht actief naar pioniers voor de locatie.65 Men deed er alles aan hen het ondernemen zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het succes trok weer nieuwe ondernemers aan. Bij de inrichting van het openbare gebied is ook heel zorgvuldig uitgegaan van de belangen van bezoekers. Daardoor ontstond een bijzonder en uitermate
65 Vanuit Nyenrode waren wij in 2009/2010 betrokken bij een prijsvraag in Almere betreffende de duurzame ontwikkeling van een nieuw stedelijk gebied. We werkten mee met het Vestiateam en kozen een aanpak die ook als organische groei gekenmerkt kan worden. Rekening houdend met de mogelijkheid dat grootschalige planontwikkeling niet mogelijk zou zijn – voordat de crisis opkwam was dat nog niet vanzelfsprekend – ontwikkelden we een groeimodel waarbij elk gerealiseerd deel van het plan een op zichzelf staand gebied met hoge woon- en werkkwaliteit kon worden. Helaas wonnen we niet. We werden tweede. Ons plan werd dus niet gerealiseerd.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
aantrekkelijk gebied dat niet alleen veel bezoekers aantrok, maar ook investeerders in de directe omgeving. Samenwerking Steeds meer partijen raakten bij het project betrokken. Op democratische wijze werden relatief strenge afspraken voor vestiging van bedrijven gemaakt. Overheden en ondernemers steunden elkaar in het streven een succes van de locatie te maken. Gerealiseerde win-winsituatie Natuurlijk zijn het hergebruiken van bestaande industriële gebouwen en het optimaliseren van de groenvoorziening op te vatten als een duurzame keuze. Duurzaamheid speelde echter formeel geen grote rol bij het realiseren van de projecten op Granville Island en ook niet bij het maken van eerder genoemde vestigingsvoorwaarden. Maar voor het type mensen dat zich aangetrokken voelde tot de locatie met zijn kleine veelal idealistisch ingestelde ondernemers, was duurzaamheid een vanzelfsprekendheid. Als gevolg daarvan is het moeilijk op Granville Island een product te vinden dat niet ecologisch verantwoord of biologisch is. Volgens Brent Toderian, voormalig cityplanner van Vancouver, draagt ook de strikte prioritering in transportmiddelen bij aan het duurzame karakter van Granville Island. De ‘Vancouverregel’ – voetgangers gaan voor fietsers, fietsers voor openbaar vervoer en openbaar vervoer voor auto’s – geldt ook op Granville Island. Daar speelt bovendien de watertaxi een grote rol. Het unieke karakter van Granville Island droeg bij aan het duurzame karakter ervan en andersom. Een echte win-winsituatie. Businesskansen Op Vancouver Island gelden andere financiële afspraken dan gebruikelijk. Omdat het een belangrijke doelstelling van de gebruikers/bewoners is om de locatie toegankelijk te houden voor mensen met een kleine beurs, wordt de te betalen bijdrage aan huur en andere onkosten naar draagkracht vastgesteld. Wie veel omzet, betaalt procentueel meer. Wie weinig omzet minder. Deze afspraak maakt het ook voor nichespelers in het bedrijfsleven aantrekkelijk zich te vestigen op het eiland. Tot slot Canadese projecten kunnen een grote bron van inspiratie vormen voor Nederland en andersom. Dit omdat de volksaard qua mentaliteit en werkwijze grote overeenstemming vertoont en er met vergelijkbare opgaven wordt geworsteld. Tegelijkertijd is de context totaal verschillend, wat de kans vergroot op totaal nieuwe inzichten. Om inspiratie en samenwer-
69
De Fusie van Belangen 2.0
70
king te bevorderen, is vanuit overheden, universiteiten en bedrijfsleven een samenwerkingsverband ontstaan op het gebied van duurzame bouw en duurzame planning: Parallel52, the Dutch Canadian Sustainable Building & Planning Network. Geïnteresseerden kunnen zich hierbij aansluiten via www.Parallel52.org.
Bronnen • College Gerben van Straaten van Walas Concepts op de TU Delft, 8 november 2011. • Rondleiding door Brent Toderian op Granville Island, maart 2012. • Interview met Janet Flower, directeur van Granville Island, juni 2013. • www.pps.org/blog/how-granville-island-came-to-be (geraadpleegd 6 no vember 2013). • http://granvilleislandworks.com/featured-stories/creekhouse-industries.html (geraadpleegd 6 november 2013). • http://granvilleislandworks.com/about/history-of-granville-island#cont (geraadpleegd 6 november 2013).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Datacenter onder Uspenski Kathedraal, Helsinki66 In de kelder van de Uspenski Kathedraal in Helsinki is een datacenter gevestigd. Het koelwater wordt gebruikt voor de verwarming van woningen in de omgeving. Deze oplossing levert winst op voor de exploitanten van het monument en van het datacenter, maar ook voor de energieleverancier en de bewoners. Over de hele wereld is er steeds meer vraag naar betaalbare datacenters, door de sterk toenemende hoeveelheden informatie en gegevens die online worden opgeslagen. De servers van traditionele datacenters verbruiken zeer veel energie: 1% van het totale wereldwijde elektriciteitsgebruik. Samen zijn zij goed voor 10% van de wereldwijde emissies (ter vergelijking: de luchtvaartsector neemt 30% voor haar rekening). Datacenters brengen dus hoge energie- en milieukosten met zich mee, maar dit betekent ook dat veel winst mogelijk is door energiebesparing en beperking van uitstoot van schadelijke emissies. Verbrede scope In Helsinki is een creatieve oplossing gevonden voor zowel het probleem van de hoge kosten als het hoge energiegebruik. Daarvan profiteert niet alleen het plaatselijke datacenter, maar ook de stad als geheel. Helsingin Energia, stroomleverancier in Helsinki, plaatste een 2 MW-datacenter van het Finse IT-bedrijf Academica op dertig meter onder het maaiveld: onder de orthodox-christelijke Uspenski Kathedraal in deze stad. Dit in een ruimte die het bestuur van de stad tijdens de Tweede Wereldoorlog als schuilkelder moest beschermen tegen bombardementen. De scope van dit project is op verschillende manieren verbreed. Wat betreft locatie is niet alleen gezocht naar een nieuwbouwlocatie voor het nieuw te bouwen datacenter, maar ook is gekeken naar de omgeving en mogelijkheden binnen deze stedelijke omgeving. Daarnaast heeft een verbreding van samenwerkingspartners plaatsgevonden, door zowel de gemeente Helsinki als Helsingin Energia als actieve meedenkende partij bij het project te betrekken. Behartigde belangen Bij de keuze voor deze historische en toeristische locatie als huisvesting voor een innovatief datacenter, spelen verschillende belangen mee. Allereerst het financiële belang van het IT-bedrijf Academica om de bestaande 66 Door Niek Stukje (mede op basis van onderzoeksmateriaal van Pargol Kavandi).
71
De Fusie van Belangen 2.0
72
energierekening te verlagen en een geschikte, veilige en nieuwe locatie voor het datacenter te realiseren. Ten tweede het belang van de stad Helsinki om de uitstoot en het energieverbruik van de stad te verlagen. En ten derde het belang van Helsingin Energia om met innovatieve oplossingen een nieuwe markt aan te boren op het gebied van datacenters en hun winstoogmerk. En ten slotte dat van de omwonenden: die zijn op zoek naar goedkopere en in sommige gevallen duurzame energie. Samenwerking In dit project zijn bovenstaande belangen in combinatie tegemoetgekomen. Samenwerkende partijen daarbij waren het IT-bedrijf, de energieleverancier en de gemeente Helsinki. Ook de omwonenden hadden, zonder aan tafel te zitten, hier (financieel) baat bij. Gerealiseerde win-winsituatie De locatie voor het nieuwe datacenter – een bestaande koele kelder met dikke wanden – is niet alleen uit veiligheidsoogpunt gunstig, maar ook uit energetisch oogpunt heel aantrekkelijk. De ondergrondse ligging leidt direct al tot een lager energieverbruik dan gebruikelijk. Deze keuze zorgt er ook voor dat het historische erfgoed, de Uspenski Kathedraal (een toeristische trekpleister), rendabeler wordt. De warmte afkomstig van de servers in het datacenter wordt in dit project bovendien gebruikt voor de verwarming van woningen in het omliggende gebied via het bestaande stadswarmtenetwerk. De servers worden met zeewater gekoeld, wat drinkwatergebruik bespaart. Het opgewarmde water levert via het stadsverwarmingssysteem warmte aan circa 500 ruime eengezinswoningen. Deze warmtelevering is ongeveer gelijk aan de productie van een grote windturbine. Aangezien het in Helsinki ‘s winters minus twintig graden Celsius kan zijn, levert dit een aanzienlijke vermindering op wat betreft gebruik van energiebronnen én op stookkosten voor de bewoners. Nadat de warmte door de woningen is onttrokken, wordt het water teruggevoerd naar de servers om nogmaals dienst te doen als koelwater. Alleen het datacenter bespaart dankzij deze aanpak al 80 procent op energie voor koeling vergeleken met traditionele centra. Businesskansen Het gerealiseerde datacenter betekent circa $ 561,000 besparing op de jaarlijkse elektriciteitsrekening van het Finse IT-bedrijf Academica. Als meerdere datacenters dit concept toepassen, kunnen deze centra volgens de stroomleverancier Helsingin Energia uiteindelijk zelfs een groot deel van de hele verwarming van de hoofdstad van Finland voor haar rekening
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
nemen. Dat betekent ook meer businesskansen op het gebied van energielevering. Tot slot Het project kreeg in 2010 de internationaal gewaardeerde Green Enterprise IT Award van het Uptime Institute, de wereldwijde autoriteit op het gebied van datacenters.
Bronnen • www.datacenterworks.nl/index.php?D=2&view=1&category=0&id=451 (geraadpleegd september 2013). • www.datacenterknowledge.com/archives/2011/09/06/sea-cooled-datacenter-heats-homes-in-helsinki (geraadplaagd september 2013). • www.helen.fi/Kotitalouksille (geraadpleegd september 2013). • www.treehugger.com/clean-technology/data-center-housed-under-cathedralheats-homes-in-finland.html (geraadpleegd september 2013).
73
De Fusie van Belangen 2.0
EnergiePlusConcept67 74
Een ‘Energie Plus Haus’ produceert meer duurzame energie dan de bewoners/gebruikers verbruiken voor verwarming, warm water, verlichting, ventilatie en huishoudelijke apparatuur. Dat biedt kansen voor bijvoorbeeld het opladen van elektrische auto’s. Dit gegeven leidde tot een unieke samenwerking tussen bouw- en auto-industrie. Het EnergiePlusConcept is afkomstig uit Duitsland. De eerste Energie Plus Häuser in Duitsland zijn inmiddels in gebruik. De benodigde warmte wordt bij het EnergiePlusConcept meestal opgewekt middels een warmtepomp en zonneboilers, en wordt in de zomer bijvoorbeeld in de grond opgeslagen voor gebruik in de winter. Om ook de opgewekte elektriciteit op elk moment te kunnen gebruiken, waren eveneens opslagmogelijkheden nodig. De oplossing werd gevonden in hoogwaardige accu’s die onder meer geschikt zijn voor het opladen van elektrische auto’s. Een Energie Plus Haus biedt dus de mogelijkheid tot een eigen elektrisch ‘tankstation’ waar bewoners gratis hun auto kunnen opladen. Verbrede scope Kenmerkend voor een Energie Plus Haus is onder meer het gebruik van grote oppervlakken met pv-panelen op daken en/of gevels voor het opwekken van elektriciteit. Er wordt meer elektriciteit opgewekt dan de bewoners/ gebruikers verbruiken. Het overschot wordt teruggeleverd aan het net of opgeslagen in accu’s voor gebruik in de woning op een later moment of om een elektrische auto op te laden. In Berlijn heeft het Bundesministerium für Verkehr, Bau und Stadtentwicklung (BMVBS) een eengezinshuis laten bouwen waar sinds maart 2012 een gezin een jaar lang verschillende autotypes test, die op deze manier worden opgeladen. Audi, BMW, Daimler, Opel en VW stellen hiervoor ieder drie maanden een elektrisch auto ter beschikking. Het gezin beschikt daarnaast over elektrische fietsen. Het Berlijnse voorbeeld heeft inmiddels navolging gekregen. Zo ontwikkelt woningcorporatie Nassauische Heimstätten in Frankfurt een plan voor een woongebouw met vier verdiepingen volgens dit concept in het stadsdeel Riedberg. De twintig huurwoningen zullen voldoen aan de standaard van het Energie Plus Haus. Ook woningcorporatie ABG wil in Frankfurt een appartementengebouw met huurwoningen als Energie Plus Haus realiseren. Bij beide projecten zal het overschot aan opgewekte elektriciteit worden gebruikt voor het opladen van elektrische deelauto’s voor bewoners. In Duitsland bieden inmiddels verschillende leveranciers 67 Door Birgit Dulski.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
cataloguswoningen volgens het EnergieplusConcept aan voor particuliere opdrachtgevers. Behartigde belangen De opbrengst van pv-panelen is afhankelijk van de zoninstraling en kent grote pieken en dalen. De opgewekte stroom kan niet altijd meteen worden gebruikt. Bewoners hebben belang bij teruglevering aan het net of opslag voor gebruik later. Voor Nederlandse huishoudens is de optie voor opslag ten behoeve van bijvoorbeeld het opladen van elektrische auto’s nog interessanter dan in Duitsland. Door de lagere feed-in tarieven in Nederland is opslag aantrekkelijker dan terugleveren aan het net. Voor autofabrikanten bieden de eerste pilots van het Energie Plus Haus de mogelijkheid om informatie te verzamelen over gebruikerswensen wat betreft elektrische auto’s. Het gezin in Berlijn houdt bijvoorbeeld de ervaringen bij in een eigen blog. De ervaringen kunnen worden gebruikt om de technologie verder te ontwikkelen, rekening houdend met de belangen van de bewoners/gebruikers. Samenwerking Samenwerking met de autobranche is voor de bouwsector ongebruikelijk, zeker als er hoge duurzaamheidsambities worden nagestreefd. Dankzij de gezochte samenwerking is echter een oplossing gevonden voor het lokaal opslaan/gebruiken van het overschot aan opgewekte elektriciteit en wordt niet alleen de woning verduurzaamd, maar ook het vervoer. Gerealiseerde win-winsituatie Een lage energierekening in een comfortabele woning én de auto gratis opladen reduceert voor bewoners niet alleen de woonlasten, maar ook de kosten voor vervoer. Bij huurwoningen met collectieve elektrische auto’s kunnen deze de privéauto’s van bewoners vervangen. Dit betekent besparing op brandstofkosten, maar ook op die voor bijvoorbeeld aanschaf, verzekeringen, keuringen en reparaties. Businesskansen Gezien de stijging van energiekosten én benzineprijzen is wonen in een Energie Plus Haus voor bewoners aantrekkelijk. Hun woning levert gratis vervoer op. De eerste gerealiseerde voorbeelden van het Energie Plus Haus zijn nieuwbouwprojecten. Inmiddels worden in het Duitse onderzoeksprogramma ‘Haus der Zukunft’ in het project ‘e80^3-Gebäude’ ook de mogelijkheden onderzocht om het concept toe te passen in de bestaande bouw uit de periode 1950-1980. Dit middels prefab dak- en gevelelementen en nieuwe installaties. Ook Duitse leveranciers van cataloguswoningen (‘Fer-
75
De Fusie van Belangen 2.0
76
tighäuser’) hebben het Energie Plus Haus ontdekt. Voor het bedrijfsleven biedt het uitrollen van het concept de mogelijkheid nieuwe technologieën te ontwikkelen en bestaande technieken te verfijnen. Tot slot Over de grenzen kijken kan leiden tot het ontdekken van nieuwe ambitieuze concepten, maar ook tot de ontdekking van producten, die in Nederland niet of nauwelijks bekend zijn. Ook in de Nederlandse situatie kunnen de in Energie Plus Häuser toegepaste producten en technieken geschikt zijn, in nieuwbouwprojecten en in veel gebouwen uit de periode 1950-1980.
Bronnen • www.plusenergiehaus.de (geraadpleegd 29 november 2013). • www.fr-online.de/frankfurt/wohnungsbau-frankfurt-energie-im-ueberfluss,1472798,20352740.html (geraadpleegd 29 november 2013). • www.hausderzukunft.at/results.html/id5836 (geraadpleegd 29 november 2013). • Blogs van/over het gezin in Berlijn dat een jaar de EnergiePlusWoning en verschillende elektrische auto’s test: - www.bmvbs.de/DE/EffizienzhausPlus/effizienzhaus-plus_node.html (geraadpleegd 29 november 2013). - www.greenmotorsblog.de/politik/effizienzhaus-plus-mit-elektromobilitat-%e2%80%93-gruner-wohnen-und-gruner-fahren/9568/ (geraadpleegd 29 november 2013). • Voorbeelden voor Duitse leveranciers van catalogus-woningen (‘Fertighäuser’), die het EnergiePlusConcept aanbieden: - www.weberhaus.de/energie-technik/energiestandards/weberhausplusenergie/ (geraadpleegd 29 november 2013). - www.kampa.de/energieeffizient-bauen/plus-energie-haus.html (geraadpleegd 29 november 2013). - www.zuhause3.de/haus-und-bau/plusenergiehaus-future-von-fertighaus-weiss-vol (geraadpleegd 29 november 2013).
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Verduurzamen van historische gebouwen68 Energiebesparing en andere vormen van verduurzaming: kan dat in monumenten en andere historische gebouwen? Wel zeker. Er zijn al veel voorbeelden van duurzame oplossingen in historische gebouwen die recht doen aan de belangen van de betrokken partijen én aan het behoud van cultuurhistorische waarden. Historische gebouwen zoals monumenten en beschermde gezichten (maar ook overige gebouwen met cultuurhistorische waarden) zijn onze meest dierbare, maar ook meest kwetsbare gebouwen. Maar vaak is het energieverbruik hier hoog, bijvoorbeeld vanwege slechte isolatie van de buitenschil en verouderde installaties. Soms moeten grote volumes worden verwarmd, denk aan kerken of industrieel erfgoed. Ook is vaak sprake van onregelmatig gebruik, bijvoorbeeld alleen bij culturele evenementen of erediensten. Willen we deze bijzondere gebouwen in gebruik houden, dan moet de energierekening betaalbaar zijn en het comfort acceptabel. Verbrede scope Dat een verbrede scope nieuwe kansen biedt, is te zien in het project ‘De Groene Bocht’ in Amsterdam. Dit historische rijksmonument aan de Amsterdamse Keizersgracht werd verhuurd aan een bedrijf. Toen deze aan het begin van de economische crisis de huur opzegde, lukte het de eigenaar ondanks de goede ligging niet het pand voor een marktconforme prijs te verkopen of te verhuren. Een aantal jonge ondernemers kwam met een ongebruikelijk voorstel: zij boden aan om het pand te huren, maar wel voor een huurprijs die de eerste vijf jaar lager was dan gebruikelijk. Ze zouden het verschil in huurprijs investeren in energiebesparende maatregelen en duurzame energieopwekking. De eigenaar accepteerde dit voorstel. Na vijf jaar betalen de huurders alsnog de marktconforme huur, maar dan is de energierekening zo laag, dat de totale lasten niet hoger zijn dan aan het begin van hun huurperiode. Voor de eigenaar betekent dit naar verwachting een waardestijging van zijn pand als gevolg van comfortverbetering en een gereduceerde energierekening. Hij heeft zijn scope verbreed door rekening te houden met een langetermijnperspectief. Door nu een lagere huur te accepteren, investeert hij. Maar de organisatie van de uitvoering van de maatregelen (bij monumenten vaak een ingewikkeld traject dat veel uitzoekwerk vergt) wordt hem volledig uit handen genomen.
68 Door Birgit Dulski.
77
De Fusie van Belangen 2.0
78
Behartigde belangen Willen woningcorporaties hun huurwoningen renoveren en de kosten daarvan doorberekenen in de huur, dan moet tenminste 70% van de huurders hiermee instemmen. Het verkrijgen van die instemming is in de praktijk niet altijd eenvoudig, zeker bij historische gebouwen waar ingrepen over het algemeen aan de binnenkant moeten plaatsvinden en dus voor veel overlast zorgen. De kans op instemming is hoger als rekening wordt gehouden met de belangen van de huurders. De woningen in de Amsterdamse beeldbepalende karakteristieke woonblokken van de zogeheten 19e-eeuwse Ring zijn vaak klein, net als in de Gordel ’20-’40. Bij de renovatie van een woonblok in de Pieter Vlaming straat/Dapperstaat voerde woningcorporatie De Key niet alleen energiebesparende maatregelen uit, maar installeerde ook nieuwe dakopbouwen. Deze zijn vanaf de straat niet zichtbaar en waren daarom ondanks het beeldbepalende karakter van de woonblok vanuit welstand en monumentenzorg acceptabel. Voor de bewoners betekent deze ingreep een aanzienlijke vergroting van hun woonoppervlak. Omdat tegelijkertijd energiebesparende maatregelen zijn uitgevoerd, is de energierekening ondanks het grotere volume naar verwachting niet of nauwelijks hoger dan vóór de ingreep. Samenwerking Het gebeurt vaker dat een potentiële gebruiker ‘verliefd’ wordt op een leegstaand historisch gebouw. Dit overkwam onder meer Baud Schoenmaeckers, directeur van het bedrijf Synergos Communicatie met het Seinwezen, een oud spoorgebouw in Haarlem. Hij kocht het rijksmonument van BOEI (Nationale Maatschappij tot Behoud Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed). Voor de financiering van de aankoop en renovatie is een stichting opgericht, waaraan investeerders tegen rente geld lenen. Waren het in het begin alleen vrienden en familie die investeerden, later kwamen er ook omwonenden bij. De rol van de buren bleek echter niet beperkt tot investeren: het Seinwezen is uitgegroeid tot een schoolvoorbeeld van buurtparticipatie. In talrijke vergaderingen werden de wensen van omwonenden geïnventariseerd en werkgroepen opgericht om deze in praktijk te brengen. Dit heeft er niet alleen toe geleid dat het gebouw duurzaam is gerenoveerd, maar ook dat er plannen zijn voor de rest van hele terrein. Zo plaatst werkgroep ‘Zaaiwezen’ plantenbakken op het terrein (vanwege bodemverontreiniging is dit de meest voor de hand liggende optie voor groenvoorzieningen) en is een andere werkgroep bezig met collectieve inkoop van pv-panelen voor Seinwezen en de woningen in de buurt. De buurtparticipatie werd in
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
maart 2013 geformaliseerd met de oprichting van een buurtcoöperatie die ook leidde tot meer sociale cohesie in de wijk. Het Seinwezen is inmiddels duurzaam gerenoveerd en in gebruik door Synergos, maar wordt ook gebruikt als vergaderruimte voor de buurtcoöperatie en verhuurd aan externen voor bijeenkomsten. Ook zijn er werkplekken voor ZZP’ers, wat inmiddels heeft geleid tot diverse nieuwe gezamenlijke lokale initiatieven. Gerealiseerde win-winsituatie De zestiende-eeuwse boerderij de Balije ligt in De Meern, aan de rand van de Utrechtse nieuwbouwlocatie Leidsche Rijn. Na een aantal jaren leegstand werd de boerderij gekocht door Stadsherstel Utrecht, dat het pand duurzaam renoveerde en het een nieuwe bestemming gaf als kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang. In het bijbehorende zomerhuis kwam een pannenkoekenrestaurant. Een ideale bestemming, waarvan de talrijke jonge gezinnen in de aangrenzende wijk profiteren. De kinderen hebben nu een bijzondere opvangplek die ook de mogelijkheid biedt om buiten te spelen, te tuinieren etc.. Businesskansen Historische gebouwen worden vaak gewaardeerd omdat er een relatie wordt gelegd met de geschiedenis van de locatie en het gebouw zo bijdraagt aan de identiteit van de omgeving. Volgens hoogleraar Joks Janssen (WUR) kan de herbestemming/herontwikkeling van gebouwd en landschappelijk erfgoed leiden tot waardevermeerdering van vastgoed. Als voorbeeld noemt hij de revitalisering van industriële erfgoedlocaties die niet alleen kan tot nieuwe waarde op de locatie zelf, maar ook voor de gebouwen in de omgeving. Een bekend voorbeeld is de Westergasfabriek in Amsterdam, waarbij door de herontwikkeling van de locatie tot ‘Cultuurpark’ het aantal hoogopgeleide inwoners in de naastgelegen wijken toenam, met stijgende koopkracht als gevolg.69 Tot slot Duurzame oplossingen voor historische gebouwen vragen om maatwerk. Wat voor het ene gebouw een goede oplossing is, kan voor een ander gebouw volstrekt onacceptabel zijn. Nauwe samenwerking tussen de disciplines duurzaamheid en monumentenzorg is daarom onmisbaar. 69 De Westergasfabriek is hiervan het meest bekende, maar niet enige voorbeeld. Buiten Nederland bestond al eerder de IBA Emscher Park in het Duitse RuhrgebiedTegenwoordig zijn er in Nederland ook steeds meer initiatieven voor duurzame gebiedsontwikkeling rondom industrieel erfgoed. Het project Seinwezen is hiervan een recent voorbeeld, net als Meysters Buiten rondom de voormalige Cereal Fabriek in de Utrechtse wijk Oog in Al.
79
De Fusie van Belangen 2.0
80
Bronnen • www.degroenebocht.nl (geraadpleegd 29 november 2013). • Van Hal, A., B. Dulski en A.M. Postel (2010). Inventarisatie potenties voor CO2-reductie in woongebouwen in de Gordel ’20-’40 en de 19e eeuwse Ring in Amsterdam. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit. • www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=38fbMW4pph4 (geraadpleegd 29 november 2013). • www.seinwezen.nl (geraadpleegd 29 november 2013). • www.boei.nl (geraadpleegd 29 november 2013). • www.duic.nl/nieuws/22590/stadsherstel-utrecht-genomineerd-voor-harthoofdprijs-2012 (geraadpleegd 29 november 2013). • www.nibe.org/nl/nieuws/debalije (geraadpleegd 29 november 2013). • www.kokokinderopvang.nl/locaties/boerderij-de-balije (geraadpleegd 29 november 2013). • www.stadsherstel-utrecht.nl (geraadpleegd 29 november 2013). • Janssen, J. (2012). Territoriaal kapitaal: over de betekenis van erfgoed voor het vestigings- en leefklimaat, Vitruvius 6 (2012) 21, pp. 8 - 13. • Koekebakker, O. (2003). Cultuurpark Westergasfabriek - Transformatie van een industrieterrein. NAi Uitgevers.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Duurzaam gebouwde utiliteitsbouw70 In de nieuw gebouwde utiliteitsbouw is een breder perspectief op duurzaam bouwen waar te nemen. Er is vernieuwing nodig, onder andere vanwege een toename van milieubewustzijn en verminderde financieringsmogelijkheden. Dit leidt niet alleen tot nieuwe technieken, maar ook tot alternatieve vormen van samenwerking en financiering. Enkele voorbeelden. De vernieuwing in de bouwsector is goed zichtbaar in de nieuw gerealiseerde utiliteitsbouw. Door integraal naar de bouw, het gebruik en de sloop van het gebouw te kijken en door samen te werken met ongebruikelijker partners, ontstaan er nieuwe businesskansen en mooie win-winsituaties in deze van oudsher traditionele sector. Verbrede scope Bij duurzaam bouwen werd de laatste jaren vooral gedacht aan bouwen op een energiezuinige manier. In de huidige nieuw gebouwde utiliteitsbouw wordt de scope van duurzaam bouwen duidelijk steeds breder getrokken. Een goed voorbeeld hiervan is het ontwerp voor het duurzame ‘Hotel Amstelkwartier’ in Amsterdam. Architectenbureau Paul de Ruiter en Mulderblauw architecten werken in opdracht van Amstelside BV aan ‘het eerste LEED Platinum gecertificeerde hotel van Europa’. Het hotel zal alle luxe en comfort hebben die de hotelgast van de 21e eeuw kan wensen, zonder dat dit ten koste gaat van het milieu. De architecten zetten in op het sluiten van kringlopen op het gebied van energie, water, afval en materiaalgebruik. De bouwkundige schil, met een adaptieve gevel, zorgt voor een grote besparing op het energieverbruik. Het hotel wekt zelf de overige benodigde energie op, deels met biomassa. Ook met water wordt zuinig omgegaan. De toiletten worden doorgespoeld met grijs water en regenwater voedt planten in een kas op het dak. De planten gebruiken ook CO2 uit gebruikte ventilatielucht en dienen op hun beurt als ingrediënten voor het bijbehorende restaurant. Zo worden verschillende kringlopen in het gebouw gesloten. Naast het sluiten van kringlopen is de scope bij dit bouwconcept verbreed door ook de stad bij het hotel te betrekken. De directe omgeving krijgt een afwisselend beeld te zien, want de gevel is dynamisch en verandert afhankelijk van de hotelgast, het weer en het tijdstip. In alle ruimtes wordt gezocht naar een specifieke relatie met de stad. Het hotel zoekt naar sociale verbondenheid met de omgeving en maakt zo veel mogelijk gebruik van lokale materialen en producten. 70 Door Alexandra de Jong.
81
De Fusie van Belangen 2.0
82
Behartigde belangen Dat het behartigen van de belangen van gebruikers, bouwers en toekomstige generaties goed kan samengaan en tot een bijzonder resultaat kan leiden, bewijst ook een ander project: de aanbouw bij het gemeentehuis van Brummen. De gemeente had behoefte aan uitbreiding van het bestaande monumentale gemeentehuis, maar door de verwachte demografische krimp in het gebied was direct duidelijk dat deze behoefte van tijdelijke aard is. Architect Thomas Rau en BAM realiseerden daarom een tijdelijke, demontabele aanbouw. De aanbouw rondom het historische gemeentehuis is naar verwachting minimaal 20 jaar in gebruik. Daarna worden de waardevolle grondstoffen en bouwelementen (90% van het gebouw) door hun leveranciers teruggenomen en hergebruikt. Rau noemt dit het Turntoo-concept. Deze aanpak bespaart niet alleen sloopafval, maar garandeert ook dat het monumentale gedeelte van het gemeentehuis tijdens en na de uitbreiding van het gebouw zo veel mogelijk in originele staat blijft. Zo zijn niet alleen de belangen van de huidige generatie gebruikers behartigd, maar ook die van volgende generaties. Samenwerking Ook wat betreft samenwerking is dit Brummense project exemplarisch. Het innovatieve bouwconcept is het resultaat van nauwe samenwerking tussen gebruiker, architect en producenten. De architect is actief op zoek gegaan naar samenwerking met lokale producenten. Dat de kans op innovatie verder toeneemt wanneer daarbij ook ongebruikelijke partijen betrokken zijn, is te zien op verschillende plekken in het gebouw. Zo is de kartonnen balie van het gemeentehuis geproduceerd door een lokale papierproducent, een zeer ongebruikelijke partner in het traditionele bouwproces. Unieke vormen van samenwerking zijn ook te vinden bij de realisatie van andere nieuwbouwprojecten in de utiliteitsbouw. Zoals wat betreft financiering. Een voorbeeld hiervan wordt besproken onder het kopje ‘Businesskansen’. Gerealiseerde win-winsituatie De nauwe samenwerking met producenten zorgt in Brummen voor een winwinsituatie voor zowel de gebruiker, de producent als het milieu. De basis voor het in het gemeentehuis toegepaste concept van Turntoo is gelegd met de ‘Pay per lux’-proef, een samenwerking tussen Rau en Philips in de eigen kantoorruimte van Rau. ’Pay-per-lux’ houdt in dat de gebruiker betaalt voor de verbruikte hoeveelheid licht; dus niet voor de installatie zelf, het onderhoud en de verbruikte energie. De gebruiker geniet hierdoor optimaal van innovaties ter reductie van het energieverbruik van verlichting. Na afloop van de contractperiode neemt Philips de verlichtingsproducten weer terug
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
in het productieproces. Zo wordt geen onnodig afval geproduceerd en recycling van grondstoffen geoptimaliseerd. Hierdoor vormt ‘ Pay-per-lux’ een goed voorbeeld van een win-winsituatie voor alle partijen en tevens de basis voor het op veel meer duurzaamheidsthema’s gerichte concept van Turntoo. Businesskansen Dat er in tijden van crisis juist ook nieuwe businesskansen kunnen ontstaan, blijkt uit weer een ander project: de Noorderparkbar. De Noorderparkbar is onderdeel van de Noorderparkkamer, een culturele ontmoetingsplek in Amsterdam-Noord. Het paviljoen is voor 100% opgetrokken uit materialen afkomstig van Marktplaats.nl. Een statement: het is ook heel mogelijk met tweedehandsspullen een gebouw met architectonische kwaliteit neer te zetten. De Noorderparkbar is een ontwerp van het jonge architectenbureau bureau SLA en Overtreders-W, een (ruimtelijk) ontwerpbureau. Zij namen samen verantwoordelijkheid voor het hele traject: van fondsenwerving tot realisatie. De jonge ontwerpers laten zien dat bijzondere architectuur ook mogelijk is zonder opdrachtgever met een grote zak geld. De bar kwam tot stand dankzij een kleine subsidie van Ymere, maar vooral via crowdfunding. Buurtbewoners en bezoekers leverden via de website www.voordekunst.nl een financiële bijdrage aan het project. Ook Marktplaats droeg bij aan de realisatie van dit bijzondere paviljoen. De opbrengsten uit de bar worden uiteindelijk gebruikt om culturele activiteiten in de Noorderparkkamer te financieren. Tot slot Ook in de utiliteitsbouw is veel vernieuwing te vinden, van nieuwe technieken die de kringloop van energie en water in een gebouw kunnen sluiten, tot alternatieve kleinschalige vormen van financiering en de zoektocht naar waardencreatie. De inzet van innovatieve opdrachtgevers, ontwerpers, bouwers en gebruikers levert bijzondere gebouwen op, die niet alleen energie besparen, maar ook op economisch en sociaal vlak zeer duurzaam zijn.
Bronnen • Tom Avermaete, Linda Vlassenrood & Edwin Oostmeijer (2013). Bureau SLA / Overtreders W. Noorderparkbar. In: Architectuur in Nederland. Jaarboek 2012/2013. Rotterdam: nai010 uitgevers, pp. 150-151. • Rolinde Hoorntje (2013). Over 20 jaar schroeven we dit weer uit elkaar. NRC. next, 19 september 2013, pp.6-7. Via: www.rau.eu/wp-content/uploads/ 396_NRC-Next-19092013.pdf. • Kirsten Hannema (2013). Paul de Ruiter: “Gezondheid is nu het belangrijkste”. Architectenweb. Online geraadpleegd op 13/11/2013 via www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?INID=31663.
83
De Fusie van Belangen 2.0
Verduurzamen bestaande woningen en wijken71 84
Eén van de speerpunten van ‘het bouwteam’ van Nyenrode is het verbeteren van de kwaliteit van bestaande woningen en wijken op (vanzelfsprekend) duurzame wijze. Op dit moment is dit een uitermate actueel onderwerp in de Nederlandse bouwsector. Maar ook toen de focus van de sector nog vooral op nieuwbouw lag, zijn inspirerende renovatieprojecten gerealiseerd. Enkele van die projecten vormen een schoolvoorbeeld van de Fusie van Belangenbenadering. Al sinds de jaren tachtig is er – soms meer, soms minder – (politieke) aandacht voor verduurzaming van de woningbouw, zijn er technieken beschikbaar om daar vorm aan te geven en soms ook financiële ondersteuning. Maar met een focus op techniek en financiën alleen lukt het niet de bestaande woningvoorraad vergaand te verduurzamen, zo leren ons de afgelopen dertig jaar. Wat zijn dan wél de sleutels tot succes? Verbrede scope Dat een verbrede scope tot grote meerwaarde kan leiden, bewijst het project Wallisblok in de wijk Spangen in Rotterdam. De 95 appartementen in dit vooroorlogse woningblok waren eigenlijk slooprijp. Maar omdat niemand wilde investeren in sloop en herbouw, ontwikkelde architect Ineke Hulshof met de gemeente een alternatieve aanpak. De gemeente investeerde in de verrotte fundering. En de woningen werden landelijk gratis aangeboden met de mogelijkheid tot samenvoegen. Van de nieuwe bewoners werd wel geëist dat ze zouden investeren. De woningen moesten onder meer gaan voldoen aan de eisen voor de toenmalige groene hypotheek. Voor jonge gezinnen werd het dankzij deze benadering mogelijk betaalbaar ruim te wonen. Hun komst leidde bovendien tot een grote kwaliteitsimpuls voor de wijk doordat het andere jonge bewoners en nieuwe bedrijfjes aantrok. Het project vormde uiteindelijk de basis voor het begrip Kluswoningen: vergelijkbare concepten zijn sindsdien ook elders in Nederland toegepast. Behartigde belangen Een mooi voorbeeld van het op duurzame wijze optimaal behartigen van geschonden belangen van bewoners is het project Blueprint-woningen in 71 De Fusie van Belangenaanpak en de zes voorbeelden die hier worden behandeld zijn in de periode van 14 september t/m 26 oktober beschreven in een serie van zeven wekelijkse artikelen o.l.v. journalist Marc Doodeman in het Nederlandse dagblad voor de bouw, Cobouw.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
Heerhugowaard. Kort na oplevering van deze koopwoningen voor mensen met lagere inkomens gingen zowel aannemer, gevelfabrikant als verzekeraar failliet. Dit terwijl de woningen al snel grote vochtproblemen vertoonden. Aannemers becijferden dat herstel drie miljoen euro zou kosten. Een onbetaalbaar bedrag voor de bewoners. De Verbouwshop in Tilburg, gespecialiseerd in duurzaamheid en prefabricatie, kwam echter met een oplossing voor het bedrag dat wél op tafel kon komen. In één dag verving het bedrijf de slechte – en door velen ook om esthetische redenen verfoeide – oude gevel door een goed functionerende nieuwe gevel die de bewoners wél mooi vonden (én waardevastheid bevorderde). Samenwerking Dat krachten bundelen effect kan scoren, bleek onder meer in de gemeente Tytsjerksteradiel. Daar nam een samenwerkingsverband van twaalf bedrijven, twee banken en de gemeente het initiatief tot het zogenaamde Energie(k)loket. Van hieruit worden woningeigenaren actief en deskundig geïnformeerd over de mogelijkheden hun gasverbruik te verminderen. De aanpak blijkt uitermate succesvol. Inmiddels zijn ruim driehonderd woningen binnen de gemeente verduurzaamd en wordt het initiatief uitgebreid. Partijen vonden elkaar ook rond de ambitie om gestandaardiseerd ontwikkelde woningbouw uit de jaren zestig en zeventig ingrijpend te verbeteren, in bewoonde staat. Dit binnen het door Nyenrode geïnitieerde netwerk Slim & Snel. Dit was de concrete aanleiding voor het nationale programma de EnergieSprong om een praktijkprogramma Slim & Snel te ontwikkelen, in samenwerking met het genoemde netwerk. Gerealiseerde win-winsituatie Veel corporaties hebben in de loop der tijd hun woningen verkocht. Vaak zijn dit energetisch slechte woningen. Dit betekent in principe dat eigenaren van voormalige huurwoningen zelf verantwoordelijk zijn voor het verduurzamen van hun woning. Praktisch is dit echter vaak moeilijk te realiseren. Maar wanneer deze bewoners kunnen meeliften met verduurzamingsprojecten van de corporatie, kan sprake zijn van een echte winwinsituatie, want de hele buurt verbetert dan aanzienlijk. In Amersfoort heeft een actieve Vereniging van Eigenaren (VvE) in de Surinamelaan met succes samenwerking gezocht met de voormalige eigenaar van de woningen, woningcorporatie de Alliantie. Gezamenlijk werd naar een oplossing gezocht om deze woningen tegen een acceptabele prijs energiezuiniger te maken. Dankzij samenwerking met de gemeente, provincie en een lokale bank bleek dit uiteindelijk mogelijk. Dit project opende de weg voor veel meer gekoppelde corporatie-VvE-renovaties.
85
De Fusie van Belangen 2.0
86
Businesskansen Directeur Henk Veerman van woningcorporatie Wonion in Ulft zorgde enkele jaren geleden voor een trendbreuk in corporatieland. Hij durfde het destijds als eerste aan om marktpartijen zelf te laten bedenken hoe een renovatie vorm zou kunnen krijgen. Daardoor kregen deze de ruimte met een oplossing te komen die niet alleen gunstig was voor de corporatie, maar ook de eigen businesskansen vergrootte. Deze vernieuwende benadering van aanbesteden bleek zeer succesvol. Jan-Willem van de Groep, die deze aanpak samen met Veerman ontwikkelde, zette daarom in zijn nieuwe functie als programmaregisseur van het nationale EnergieSprongprogramma deze aanpak voort binnen het praktijkprogramma Slim & Snel. Enigszins aangepast op basis van de ervaringen krijgt de benadering nu zijn plek in het convenant De Stroomversnelling. Dit is gekoppeld aan het ambitieuze plan om de komende jaren 111.000 woningen in Nederland energierekeningvrij te maken. Tot slot In de bestaande woningbouw spelen emoties een grote rol, omdat de woning en woonomgeving voor veel mensen van grote invloed is op hun gevoel van geluk. Besef van die emoties en kennis om ermee om te gaan – onder andere te vinden binnen de gedragswetenschappen – vergroten de kans op succes van vergaande renovatieprojecten. Zeker wanneer deze in bewoonde staat plaatsvinden.
Bronnen • Doodeman, M. (2013). Duurzaamheid kan snel lam slaan. Cobouw 160, 16 september, p. 7. • Doodeman, M. (2013). Trendsettend Wonion kreeg meer dan gevraagd. Cobouw 165, 23 september, p. 7. • Doodeman, M. (2013). Vijf flats effenen weg voor VvE-financiering. Cobouw 170, 30 september, p, 7. • Beerda, E. (2013). Gratis huizen gezamenlijk opgeknapt. Cobouw 175, 7 oktober, p. 7. • Lange, P. de (2013). De vonk slaat over van dorp tot dorp. Cobouw 180, 14 oktober, p. 7. • Lange, P. de (2013). Een moeilijk verhaal dat goed afliep. Cobouw 185, 21 oktober, p. 7. • Doodeman, M. (2013). We wilden innovatie uitlokken. Cobouw 190, 28 oktober, p. 7.
Het verhaal achter een perspectiefverschuiving
CV Prof. dr. ir. Anke van Hal is hoogleraar Sustainable Building & Development bij het Center for Entrepreneurship & Stewardship van Nyenrode Business Universiteit (sinds januari 2008) en is tevens als praktijkhoogleraar Sustainable Housing Transformation verbonden aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft (sinds november 2007). Zij studeerde in 1989 met een eervolle vermelding af aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Gedurende vier jaar was zij vervolgens werkzaam bij de gemeente Delft als beleidsmedewerker Duurzaam Bouwen. Van 1993 tot 1996 werkte zij als senioradviseur bij het milieu kundig onderzoek- en ontwerpbureau BOOM in Delft. In die periode was zij ook betrokken bij de implementatie van het milieuonderwijs op de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. In oktober 2000 promoveerde zij in Delft op een proefschrift met als titel ‘Beyond the demonstration project, the diffusion of environmental innovations in housing’. Al tijdens haar studie combineerde zij haar technische werkzaamheden met de journalistiek. In 1995 startte zij met een aantal vakgenoten het vakblad Duurzaam Bouwen. Zij was tot en met september 2005 hoofdredacteur van dit tijdschrift, dat de laatste jaren de naam Puur Bouwen droeg. Ook was zij hoofdredacteur van het halfjaarlijkse consumententijdschrift Puur Wonen en mede-initiatiefnemer/organisator van de jaarlijkse Puur Wonen Estafette. Zij was tevens redacteur van het internationaal georiënteerde Engelstalige vakblad Sustainable Building. Anke van Hal werkte tussen september 2000 en november 2007 als zelfstandig adviseur op het gebied van duurzaam bouwen. Hierbij stond de ambitie centraal de vraag naar milieuvriendelijke en gezonde bouw- en woonproducten te vergroten, uitgaande van de behoefte van de markt. In de Verenigde Staten verrichtte zij in dit kader gedurende een jaar (zomer 2001-zomer 2002) onderzoek naar de marktkansen van duurzame woningbouw. Tussen haar terugkomst en aanstelling bij de universiteiten werkte ze voor overheden, onderzoeksinstituten, uitgevers, architecten, projectontwikkelaars, woningcorporaties, congresorganisaties en particulieren.
87
De Fusie van Belangen 2.0
88
Als hoogleraar ontwikkelde ze de duurzaam bouwenbenadering Fusie van Belangen. Haar grootste belangstelling ligt momenteel bij de (duurzame) transformatie van bestaande woningen en wijken. Anke van Hal schreef diverse boeken en vele artikelen.