De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen: Een Analyse van de Internationale Concurrentiepositie van de Lage Landen
Jan Van Hove Jan-Pieter Laleman Sophie Soete Joris Tielens (Katholieke Universiteit Leuven)
September 2015
Dit onderzoeksrapport werd voorbereid voor het Symposium “Sterker door Samenwerking: Nederland en Vlaanderen in de Wereld van Morgen” op 30 september 2015 in het Stadhuis te Rotterdam. Technische achtergrondinformatie en meer gedetailleerde resultaten van de analyse zijn beschikbaar op www.janvanhove.eu/lagelanden. Correspondentie:
[email protected]
Inhoud 0.
Samenvatting .................................................................................................................................. 3
1.
Inleiding........................................................................................................................................... 6
2.
De macroeconomische omgeving in Nederland en Vlaanderen .................................................... 6
3.
Studies omtrent de Nederlandse en Vlaamse Economie en Concurrentiekracht .......................... 9
4.
5.
6.
3.1.
Belangrijkste Sectoren in de Vlaamse en Nederlandse Industrie ......................................... 10
3.2.
Studies omtrent de Nederlandse of Vlaamse Export............................................................ 11
3.3.
Vergelijking tussen de Nederlandse en Vlaamse Arbeidsproductiviteit en Loonkost .......... 13
3.4.
De Nederlandse en Vlaamse Dienstensector........................................................................ 14
Vergelijkende Analyse van de Nederlandse en Vlaamse Handelsstromen .................................. 15 4.1.
Eigenschappen van en Evolutie in de Totale Handel van Vlaanderen en Nederland ........... 16
4.2.
De Relatieve Exportperformantie van Nederland en Vlaanderen ........................................ 21
4.3.
Eigenschappen van de Samenstelling van de Nederlands-Vlaamse Bilaterale Handel ........ 28
Globalisering en Uitdagingen voor de Lage Landen ..................................................................... 30 5.1.
De Stabiliteit van de Nederlandse en Vlaamse Export ......................................................... 30
5.2.
De Impact van Europese Vrijhandelsakkoorden op de Nederlandse en Vlaamse Handel ... 32
Conclusie ....................................................................................................................................... 35
Appendix A: Samenstelling van de Nederlandse Export en Import in 2014 volgens de Hoofdstukken van het Harmonized System ................................................................................................................. 37 Appendix B: Samenstelling van de Vlaamse Export en Import in 2013 volgens de Hoofdstukken van het Harmonized System ........................................................................................................................ 43 Appendix C: Eigenschappen van de Nederlands-Vlaamse Handel ....................................................... 47 Bibliografie ............................................................................................................................................ 54
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 2
0. SAMENVATTING Als kleine open economieën worden Nederland en Vlaanderen sterk geconfronteerd met de toenemende globalisering. Deze creëert zowel nieuwe opportuniteiten als grote uitdagingen voor de Lage Landen. Dit onderzoeksrapport analyseert en vergelijkt de recente internationale concurrentiepositie van Nederland en Vlaanderen, evenals hun onderlinge economische samenhang. Ondanks vele studies omtrent beide economieën afzonderlijk werd een dergelijke vergelijking tot op heden nauwelijks uitgevoerd. Deze studie leidt dan ook tot een aantal nieuwe inzichten die relevant zijn voor de toekomstige economische samenwerking tussen beide economieën, voor ondernemingen actief in Nederland en/of Vlaanderen, en voor het beleid dat economische samenwerking binnen de Lage Landen wenst te ondersteunen. Dit rapport geeft alleerst aan dat de macroeconomische omgeving van Nederland en Vlaanderen gelijkaardig is. Niettemin zijn er enkele belangrijke verschilpunten. Beide economieën herstelden zich behoorlijk snel na de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009 en wisten relatief goed te ontsnappen aan de daaropvolgende Europese schuldencrisis. Niettemin worden zowel de Nederlandse als Vlaamse regering geconfronteerd met aanzienlijke budgettaire uitdagingen in combinatie met een lage economische groei. De budgettaire ruimte voor nieuw en stimulerend beleid is groter in Nederland omwille van de lagere overheidsschuld, terwijl Vlaanderen binnen de Belgische context met een aanzienlijke hogere overheidsschuld weinig budgettaire tekorten kan veroorloven. In de praktijk stellen we echter vast dat zowel de Nederlandse als Vlaamse regering opteren voor een relatief conservatief budgettair beleid waarin weinig ruimte is voor nieuwe investeringen en doorgedreven ondersteuning van de economie. Rekening houdend met deze budgettaire beperkingen, reikt dit onderzoeksrapport enkele aanbevelingen aan om de economische belangen van Nederland en Vlaanderen te versterken. Ondanks de moeilijke macroeconomische context stellen we vast dat de Nederlandse en Vlaamse bedrijven meer dan ooit erin slagen om hun producten en diensten aan te bieden in de wereld. De waarde van de export was voor beide economieën nooit hoger dan vandaag, ondanks de uitdagingen binnen de Europese economie en algemene groeivertragingen in een aantal belangrijke opkomende economieën. De Europese markt blijft nog steeds van zeer groot belang voor Nederlandse en Vlaamse exporteurs, maar het relatieve belang van niet-Europese markten neemt toe. Hiermee sluiten Nederland en Vlaanderen zich aan bij een algemene Europese trend, maar het effect op Nederland en Vlaanderen is zeer uitgesproken omwille van de havenactiviteit en het contact met niet-Europese afzetmarkten via deze havens. Opvallend is dat zowel Nederland als Vlaanderen relatief beperkt exporteren naar de BRICS-landen. In tegenstelling tot andere Europese landen opteren bedrijven uit de Lage Landen duidelijk voor meer spreiding in hun niet-Europese exportactiviteiten. Nederlandse exporteurs zijn duidelijk in meer landen actief dan hun Vlaamse collega’s. De sterke exportgroei gaat ook hand in hand met een hoge importgroei. De openheid van de Lage Landen vertaalt zich dus ook in een grote openheid aan de vraagzijde, zowel vanwege consumenten als vanwege bedrijven, via finale en intermediaire goederen. Nederland en Vlaanderen zijn beide sterk gericht op de Duitse economie, en dit om diverse redenen. Als doorvoerlanden worden de Nederlandse en Vlaamse havens intensief gebruikt om goederen naar of vanuit Duitsland te transporteren. Maar niet enkel de rol als transitlanden bepaalt de verwevenheid met de Duitse De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 3
economie. Nederlandse en Vlaamse ondernemingen zijn tevens belangrijke toeleveranciers van intermediaire goederen aan de Duitse industrie. De sterke exportperformantie van Duitsland in opkomende economieën, vooral via de export van wagens en machines, stimuleert direct de Nederlandse en Vlaamse industrie. Op die manier is het belang van opkomende economieën voor de Lage Landen groter dan op het eerste zicht lijkt. We stellen tot op zekere hoogte een gelijkaardige specialisatie vast in de Nederlandse en Vlaamse export. Aardolie, chemie, farmacie en gespecialiseerde machines spelen een belangrijke rol voor beide economieën. Daartegenover staat dat Nederland zich bijkomend specialiseert in de export van bijvoorbeeld planten, bloemen en zuivel . Voor Vlaanderen blijft de autoexport bijzonder belangrijk, evenals de export van diamant. Beide economieën slaagden erin hun exportperformantie stabiel te houden, ondanks toenemende concurrentie in vele sectoren en ondanks de beperkte economische groei. Meer arbeidsintensieve sectoren lijden duidelijk meer onder de internationale concurrentiedruk. Niettemin slagen zowel Nederland als Vlaanderen erin om in enkele traditionele sectoren sterk te blijven presteren (bv. staalsector, textielsector), vooral dankzij doorgedreven innovatie. De openheid van de Nederlandse en Vlaamse economie vertaalt zich eveneens in een sterke overlap tussen wereldwijde export- en importactiviteiten, gemeten aan de hand van de zogenaamde intraindustriële handel. Het belang van intra-industriële handel is groot in de belangrijkste sectoren van Nederland en Vlaanderen. Dit wijst opnieuw op een sterke verwevenheid met de wereldwijde economie en op zeer dynamische bedrijven die zich weten te positioneren en in te spelen op de uitdagingen en opportuniteiten in de globale economie. Dit rapport besteedt bijzondere aandacht aan de dynamische effecten in de Nederlandse en Vlaamse handel. Hierbij komen enkele belangrijke fenomenen tot uiting. Vooreerst blijken de Nederlandse en Vlaamse ondernemingen zich zeer dynamisch te gedragen in exportmarkten. Algemeen gesproken veranderen exporteurs uit de Lage Landen geregeld de markten waarnaar ze exporteren en de producten die ze exporteren. Dit wijst op flexibiliteit en ondernemerschap, maar tegelijk ook op de instabiliteit van vele geografische markten en productmarkten waarop onze ondernemingen actief zijn. Ten tweede wijzen prognoses uit dat de Nederlandse en Vlaamse exporteurs erin slagen om gebruik te maken van de nieuwe exportopportuniteiten die worden gecreëerd via recente handels- en investeringsakkoorden tussen de Europese Unie en diverse landen in de wereld. Tot slot staat dit onderzoeksrapport stil bij de economische interactie tussen Nederland en Vlaanderen. Vlaanderen en Nederland zijn belangrijke exportbestemmingen van elkaar. Nederland is de belangrijkste exportbestemming van Vlaanderen, na Duitsland. Voor Nederland is België de belangrijkste exportbestemming, na Duitsland, waarbij de meeste Nederlandse export naar Vlaanderen gaat. Aan de importzijde is Nederland de belangrijkste Vlaamse handelspartner. Vlaanderen is relatief iets minder belangrijk als invoerpartner voor Nederland. De NederlandsVlaamse handel is een zeer intensieve handelsrelatie, waarin diversiteit een rol speelt. Tegelijk versterken ook gemeenschappelijke specialisaties de interactie tussen Nederland en Vlaanderen. De handel in aardolie domineert de Nederlands-Vlaamse handelsrelaties (in 2013 meer dan 50 % van de Nederlandse goederenexport naar Vlaanderen, meer dan 28 % van de Vlaamse goederenexport naar Nederland). Ondanks het kleiner belang van de olieëxport voor Vlaanderen groeide dit belang De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 4
de afgelopen jaren sterker dan de Nederlandse olieëxport naar Vlaanderen. Daarnaast verhandelen Nederland en Vlaanderen in beide richtingen veel chemieproducten (inclusief kunststoffen en farmacie) en machines. De recente evoluties in diverse chemieproducten binnen de Lage Landen zijn zeer divers: in sommige chemieproducten kende de Nederlands-Vlaamse handel een duidelijke groei (bv. cosmetica, meststoffen), terwijl de handel in andere chemieproducten verkleinde (bv. rubber, kunststof, verf). In de machinehandel merken we duidelijk een inkrimping, ook in de meeste deelsegmenten. Vlaanderen scoort ook sterk in de export van auto’s en staal naar Nederland. Deze analyse leidt tot enkele belangrijke beleidsaanbevelingen. Nederland en Vlaanderen hebben duidelijk veel gemeenschappelijke belangen: er is een sterke overeenkomst in hun belangrijkste exportactiviteiten en hun integratie in de Europese en wereldwijde economie verloopt op een gelijkaardige manier, met een sterke focus op de Europese markt en een toenemend belang van niet-Europese markten. De export is de essentiële motor van de economische groei in beide kleine open economieën. Het verder en blijvend stimuleren van deze export is cruciaal voor de welvaart in de Lage Landen. Hierbij kan samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen helpen. Ten eerste blijkt dat de vele kleine ondernemingen in de Lage Landen moeilijkheden vinden om hun export te starten. Het ondersteunen van ondernemingen in hun prille internationalisering is een belangrijke beleidsopdracht. Maar uit deze analyse blijft bovendien dat exporteurs onderhevig zijn aan een grote dynamiek in hun bestemmingsmarkten en in hun exportproducten. Export moet niet enkel in de initiële fase worden ondersteund, maar verdient blijvende ondersteuning om nieuwe markten met nieuwe producten te betreden en te herbetreden. Enkele markten verdienen specifieke aandacht, bijvoorbeeld via exportfacilitatie en handelsmissies. Exporteurs uit de Lage Landen presteren momenteel relatief zwak in belangrijke opkomende economieën. Hun positie kan worden versterkt, in het bijzonder via samenwerking tussen hun regeringen in hun exportpromotiebeleid gericht op deze opkomende economieën. Maar ook handelspartners dicht bij huis verdienen bijzondere aandacht. De grote verwevenheid van de Nederlandse en Vlaamse handel met de Duitse industrie maakt het essentieel voor Nederlandse en Vlaamse exporteurs om zich sterk te profileren en te integreren in het Europees netwerk. De overheden kunnen deze samenwerking met onze buurlanden, en in het bijzonder Duitsland, mee ondersteunen.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 5
1. INLEIDING Deze studie vergelijkt de Nederlandse en Vlaamse internationale concurrentiekracht. Het belang van dergelijke studie is groot gegeven de uitdagingen waarmee westerse landen worden geconfronteerd in de wereldeconomie van vandaag. Uit deze analyse kunnen we een aantal tendenzen afleiden die ons toelaten enkele lessen te trekken voor de toekomst, in het bijzonder omtrent de gemeenschappelijke belangen en mogelijke samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. In het bijzonder beoogt dit onderzoeksapport de Vlaamse en Nederlandse handel en concurrentiepositie te analyseren en te vergelijken aan de hand van gedetailleerde gegevens omtrent de export en import. Het rapport besteedt eveneens aandacht aan de bevindingen uit een aantal recente studies. Dit rapport is ingedeeld als volgt. In sectie 2 vergelijken we de macroeconomische context tussen Vlaanderen en Nederland. Sectie 3 brengt een aantal inzichten samen uit recente studies voor Vlaanderen, Nederland of beide. Sectie 4 bevat de analyse van de Nederlandse en Vlaamse handelsstromen, inclusief een analyse omtrent de bilaterale Nederlands-Vlaamse handel. Tot slot belichten we in Sectie 5 enkele recente fenomenen in de wereldeconomie en hoe deze de handelspositie van de Lage Landen beïnvloeden. Een conclusie sluit dit rapport af.
2. DE MACROECONOMISCHE OMGEVING IN NEDERLAND EN VLAANDEREN De werelwijde financieel-economische crisis van 2008-2009 veroorzaakte aanzienlijke uitdagingen voor de Nederlandse en Vlaamse economie. België en Nederland zagen zich verplicht de banksector ter hulp te snellen om een systeemcrisis te voorkomen. Bovendien veroorzaakte de schuldencrisis in de Europese periferie een aanzienlijke groeivertraging in gans Europa. Als kleine open economieën voelden Nederland en Vlaanderen deze economische neergang in aanzienlijke mate. In Nederland ging deze crisisperiode gepaard met een duidelijke afkoeling van de vastgoedmarkt, na jaren van sterk oplopende huizenprijzen. De vastgoedmarkt in Vlaanderen kende een minder uitgesproken groei voor de crisis waardoor tijdens de na de crisis hooguit een stabilisering plaatsvond. De Nederlandse regering, evenals de Vlaamse regering, besloot een herstelbeleid te lanceren met een sterke focus op begrotingsevenwicht en besparingen. Beide regeringen bleven zich niettemin engageren tot verdere investeringen in de economie om de groei aan te zwengelen, maar de budgettarire ruimte hiervoor blijkt in de praktijk zeer beperkt. In deze sectie geven we een overzicht van de belangrijkste macroeconomische tendenzen in Nederland en Vlaanderen, met Europa als vergelijkingspunt. Op het eerste zicht hebben beide economieën veel met elkaar gemeen: hun geografische ligging, een deel van hun geschiedenis, hun taal, hun bevolkingsdichtheid, hun economische grootte en openheid. Beide regio’s behoren tot de rijkste gebieden ter wereld met BBP per capita van 33.000 euro voor Vlaanderen (FO, 2015) en van
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 6
34.900 euro voor Nederland (Eurostat, 2015). Een vergelijking van enkele recente tendenzen blijkt echter bijzonder interessant. Figuur 1 toont de evolutie van de jaarlijkse reële economische groei in Nederland en Vlaanderen tussen 2003 en 2015. De groeiprestaties zijn zeer vergelijkbaar en volgen dezelfde tendens. De Europese “double dip” recessie (een sterke recessie in 2009 omwille van de financiële crisis en een bijkomende economische neergang in 2012 tijdens de Europese schuldencrisis) stellen we ook in Nederland en Vlaanderen vast, hoewel Vlaanderen in de tweede crisisperiode de schade kan beperken. Tijdens de ganse periode ligt de reële economische groei enigzins hoger in Vlaanderen dan in Nederland, maar de verschillen zijn klein. Algemeen gesproken blijft de reële groei in de lage landen relatief laag en rond het Europees gemiddelde (1.4 % in 2014, bron: Eurostat (2015)). De lagere economische groei in Nederland in vergelijking met Vlaanderen weerspiegelt zich ook in de arbeidsmarkt. Tijdens de afgelopen jaren steeg de werkloosheidsgraad (Figuur 2) sterker in Nederland dan in Vlaanderen. Het werkloosheidspercentage bedraagt anno 2014 7,4 % in Nederland tegenover 5,1 % in Vlaanderen. Beide economieën scoren hiermee echter duidelijk beter dan het Europees gemiddelde (10,2 % in 2014, bron: Eurostat (2015)). Dit is een bijzonder sterke prestatie gegeven de relatief hoge arbeidskosten in de Lage Landen. Figuur 1: Jaarlijkse reële economische groei in Nederland en Vlaanderen (2003-2015, in %)
Bron: 1) Vlaanderen: Federaal Planbureau (2015) - 2) Nederland: 2003-2014: Eurostat (2015) - 2015: prognose Europese Commissie (Winter 2015) Op het vlak van de publieke financiën is een vergelijking tussen Nederland en Vlaanderen veel moeilijker. De overheidsschuld wordt in België op nationaal niveau bepaald en omvat de schulden van de regio’s en lagere overheden. In 2014 bedroeg de totale Belgische overheidsschuld 106,4 % van het BBP. In Nederland bedroeg de overheidsschuld in 2014 slechts 68,8 % van het BBP. De Nederlandse budgettaire positie is dus duidelijk beter dan de de Belgische. Nederland scoort hiermee beter dan het Europees gemiddelde, terwijl België aanzienlijk hoger scoort dan het De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 7
Europees gemiddelde (86,8 % in 2014, bron cijfers: Eurostat (2015)). De overheidstekorten zijn tijdens en na de crisis aanzienlijk toegenomen, maar worden intussen afgebouwd conform de nieuwe Europese begrotingsregels. Het Nederlandse overheidstekort bedroeg in 2014 -2.3 % van het BBP, tegenover -3,2 % voor België (Europees gemiddelde: -2,9 %). De Vlaamse regering streeft niettemin een begroting in evenwicht na, en stelt elke nieuwe budgettaire ruimte te gebruiken voor nieuwe investeringen in de Vlaamse economie (Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019). In elk geval kunnen we stellen dat de budgettaire ruimte veel kleiner is voor de Vlaamse regering dan voor de Nederlandse regering. Figuur 2: Werkloosheidsgraad in Nederland en Vlaanderen (2005-2014, in %, 15-64 jarigen)
Bron: 1) Vlaanderen: FOD Economie, 2015 (definitie ILO) - 2) Nederland: Eurostat (2015) Samengevat kunnen we stellen dat de macroeconomische toestand van de Lage Landen stabiel, maar weinig rooskleurig is. De stabiliteit ondersteunt zonder twijfel de internationale concurrentiekracht van Nederland en Vlaanderen. Die internationale concurrentiekracht is op zijn beurt een belangrijke motor voor de economische groei en welvaart in Nederland en Vlaanderen.
Samenvatting: De Nederlandse en Vlaamse economie worden geconfronteerd met een lage reële economische groei, maar slaagden erin zich snel te herstellen na de wereldwijde financieeleconomische crisis. De werkloosheid is laag in vergelijking met het Europees gemiddelde. De budgettaire ruimte voor de stimulering van de economie is beperkt, in het bijzonder in Vlaanderen. De macroeconomische omgeving in de Lage Landen is algemeen stabiel, maar kwetsbaar indien grote internationale schokken zich zouden voordoen.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 8
3. STUDIES OMTRENT DE NEDERLANDSE EN VLAAMSE ECONOMIE EN CONCURRENTIEKRACHT Een vergelijking tussen de Vlaamse en Nederlandse economie en concurrentiekracht wordt bemoeilijkt door een gebrek aan studies omtrent de Vlaamse handel en de Vlaamse economie in het algemeen. Een gebrek aan specifieke Vlaamse data is hiervan de belangrijkste oorzaak (zie o.a. Bogaert en Kegels, 2012). Internationale instellingen en organisaties publiceren doorgaans geen statistieken omtrent regionale economieën. Bijvoorbeeld het World Economic Forum (WEF) publiceert uitstluitend gegevens voor België, maar niet voor de regio’s binnen België in zijn Global Competitiveness Report. Bowen et al. (2007) hebben echter voor Vlaanderen een score berekend op basis van dezelfde methodologie van het WEF. De bevindingen voor 2006-2007 zijn dat Vlaanderen aanzienlijk beter scoort dan België. Vlaanderen bekleedt namelijk de vijfde plaats op de wereldranglijst op het vlak van internationale concurrentiekracht, vergeleken met de twintigste plaats voor België. Nederland behaalde in dat jaar de negende plaats. In 2014 stond Nederland op de achtste plaats (WEF, 2014). De Lage Landen scoren vanuit een internationaal perspectief dus bijzonder goed. De regionalisering van de Belgische statistieken komt echter volop op gang. Via de studiedienst van de Vlaamse Regering beoogt Vlaanderen nieuw cijfer- en studiemateriaal voor de Vlaamse economie te ontwikkelen (zie o.a. Festraets en Vergeynst (2008) en Vergeynst (2012)). Ook de interuniversitaire steunpunten van de Vlaamse Regering hebben de afgelopen jaren sterk bijgedragen tot nieuwe en specifieke studies omtrent de Vlaamse economie (zie o.a. De Ruytter et al. (2012), Goesaert en Reynaerts (2012), Baert en Reynaerts (2014a, 2014b) Soete, Studnicka en Van Hove (2015a)). Een vergelijkende studie voor Vlaanderen en Nederland ontbreekt echter, met uitzondering van de studie door Vergeynst (2012) waarin Nederland werd opgenomen als een van de referentielanden waarmee Vlaanderen wordt vergeleken. Vergelijkingen tussen Vlaanderen en andere Europese landen en regio’s bestaan echter wel. Zo vergelijken Konings en Marcolin (2011) de concurrentiekracht van de drie Belgische regio’s met de Duitse regio’s. Goesaert en Reynaerts (2012) maken eveneens een vergelijking tussen Vlaanderen en Duitsland. De Nederlandse export is al veel vaker geanalyseerd. Enkele voorbeelden zijn Price et al. (2004), Snijder en Jacobs (2013) en MSM (2014). Het Centraal Planbureau (CPB) publiceert bovendien elk kwartaal een Internationalizeringsmonitor, waarin de internationale positie van de Nederlandse economie wordt onderzocht (CBS, 2015). Ook vanuit Nederlandse hoek ontbreekt tot op heden een vergelijkende studie met Vlaanderen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft niettemin een studie gemaakt waarbij de concurrentiepositie van de Nederlandse regio’s werd vergeleken met een hele reeks andere regio’s (PBL, 2011). In deze sectie zullen de Vlaamse en Nederlandse economie met elkaar worden vergeleken aan de hand van de bestaande literatuur. Eerst geven we een overzicht van de belangrijkste sectoren van de Vlaamse en Nederlandse industrie. We concentreren ons op de industrie omdat hiervoor de beste gegevens beschikbaar zijn en omdat voorgaande studies zich uitsluitend op de industrie richten. Ten tweede belichten we enkele recente studies rond de Vlaamse en Nederlandse handel. Ten derde vergelijken we de Vlaamse en Nederlandse arbeidsproductiviteit en loonkost. Tot slot staan we stil bij de dienstensectoren in de Lage Landen.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 9
3.1. Belangrijkste Sectoren in de Vlaamse en Nederlandse Industrie Er zijn diverse manieren om het belang van sectoren in de economie te meten. De Ruytter et al. (2012) kijken bijvoorbeeld naar de tewerkstelling en de toegevoegde waarde van diverse economische sectoren. Vergeynst (2012) volgt dezelfde benadering, maar vergelijkt de tewerkstelling en de toegevoegde waarde ook met het gemiddelde in de EU15. Dit geeft een betere indicatie van de specialisatiegraad van de verschillende sectoren ten opzichte van het Europees gemiddelde (EU15). Beide studies gebruiken 2010 als referentiejaar. Op basis van de tewerkstellingspercentages is in Vlaanderen de voedingssector de belangrijkste werkgever. Deze wordt gevolgd door metaalproducten, de chemiesector en de autosector. Opvallend is dat in Nederland minder specialisatie plaatsvindt. Enkel de voedingsindustrie en de metaalindustrie zijn verantwoordelijk voor meer dan 1% van de totale werkgelegenheid. Op basis van de toegevoegde waarde is de chemiesector de belangrijkste industriële sector in Vlaanderen, gevolgd door de voedingsnijverheid, de primaire-metalensector, metaalproducten en de farmaceutische sector. In Nederland creëert vooral de delfstoffenindustrie een grote toegevoegde waarde, gevolgd door de voedingsindustrie, chemie en de elektriciteit- en gasindustrie (De Ruytter et al. 2012, Vergeynst 2012). Wanneer we een vergelijking maken op vlak van werkgelegenheid en toegevoegde waarde met de EU15 zien we een gelijkaardig beeld. Op basis van de werkgelegenheid werken in Vlaanderen relatief meer mensen in de chemie, voeding en metaalsector, evenals in de farmacie en olieraffinage. Nederland kent qua werkgelegenheid opnieuw geen duidelijke specialisatie in industriële sectoren. Als de toegevoegde waarde wordt vergeleken met de EU15, dan zien we wel dat er in Nederland relatief veel toegevoegde waarde wordt gecreëerd in de delfstoffensector, de chemie en de voedingsindustrie. Voor Vlaanderen zien we dat de chemiesector, olieraffinage, de voedingsindustrie, metaalproducten en de textielindustrie relatief veel toegevoegde waarde creëren vergeleken met de EU15 (Vergeynst 2012). Verder kijkt De Ruytter et al. (2012) ook naar wat de sectoren met de grootste arbeidsproductiviteit. In 2010 kenden in Vlaanderen vooral de olieraffinage, de chemie, tabak en de farmaciesector een hoge arbeidsproductiviteit.
Samenvatting: Studies tonen aan dat de specialisatie van de Vlaamse en Nederlandse industrie, althans op het vlak van tewerkstelling en toegevoegde waarde, verschilt. Enkele sectoren zijn voor beide economieën relatief belangrijk, met name vooral de chemische sector en de voedingsnijverheid. Dit wijst op een sterke economische vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen. Terwijl voor de Vlaamse economie de metaalindustrie en de farmaceutische industrie eveneens van groot belang zijn, stellen we vast dat de Nederlandse industrie duidelijk meer gedifferentieerd is, althans qua werkgelegenheid en toegevoegde waarde.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 10
3.2. Studies omtrent de Nederlandse of Vlaamse Export Zoals eerder gesteld ontbreken vergelijkende studies omtrent de Vlaamse en Nederlandse handel. Er bestaan echter een aantal recente studies omtrent de Nederlandse of Vlaamse export zonder de vergelijking tussen beide te maken. Deze studie zal de recente eigenschappen en tendenzen van de Vlaamse en Nederlandse handel en concurrentiekracht in kaart brengen. Uit voorgaande studies komen alvast een aantal belangrijke vaststellingen naar voren. Uit recente data blijkt allereerst dat zowel de Nederlandse als de Vlaamse export zich op hun hoogste niveau ooit bevinden. Voor Vlaanderen kan men gebruik maken van gegevens van de Nationale Bank van België die bovendien geregeld worden gepubliceerd en geïnterpreteerd door Flanders Investment and Trade (FIT, 2015). Voor Nederland kan men een beroep doen op de handelsstatistieken van Eurostat (Eurostat, 2015) of gelijkaardige gegevens van het CPB. In 2014 exporteerde Vlaanderen voor 293,5 miljard euro en Nederland voor 505,9 miljard euro. Deze enorme bedragen bevestigen alvast dat we hier duidelijk te maken hebben met kleine open economieën. Uit recente studies blijkt dat de chemiesector en de olieraffinage voor Vlaanderen en Nederland belangrijke exportsectoren zijn (Vergeynst, 2012 voor Vlaanderen; Snijders en Jacobs, 2013 voor Nederland). Vergeynst (2012) analyseert wat de belangrijkste exportmarkten zijn voor de Vlaamse en Nederlandse export. Uit zijn analyse blijkt dat zowel de Nederlandse als Vlaamse handel zeer sterk op de buurlanden en de EU15 in het algemeen zijn gericht. 72,8% van de Nederlandse goederen werd in 2010 geëxporteerd naar de EU15. Voor Vlaanderen was dit 67,1%. Voor beide is het belang van de EU15 voor de export tussen 2005 en 2010 wel afgenomen, waarbij Vlaanderen en Nederland een algemene Europese tendens volgen (Studnicka en Van Hove, 2015). In 2005 exporteerde Vlaanderen nog 71,3% naar de EU15 en Nederland 74,6%. Opvallend hierbij is dat Vlaanderen en Nederland slechts beperkt exporteren naar de belangrijkste opkomende economieën, de zogenaamde BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika). Vlaanderen scoort hierbij iets beter, vooral dankzij de diamantexport naar India. De Jong en van Winden (2011) onderzoeken waarom zo weinig Nederlandse bedrijven naar de BRICS exporteren. Hier blijken zowel interne factoren (die te maken hebben met het bedrijf of product) als externe factoren (opgeworpen door de BRICS) mee te spelen. De belangrijkste externe factoren waren ondermeer de bureaucratie, handelsbarrières, de afstand en het ontbreken van een lokaal contact. De belangrijkste interne factoren waren de grote concurrentie, onvoldoende vraag en een onaantrekkelijk prijsniveau. De Vlaamse bedrijven worden allicht met dezelfde handelsbelemmeringen gecontronteerd. Vergeynst (2012) wijst er ook op dat de recente exportstijging vanuit Vlaanderen vooral te danken is aan goede prestaties in de chemie en farmacie, evenals in kunstofproducten en geraffineerde olie. Deze exportgroei werd deels teniet gedaan door een achteruitgang in de autoexport. De Nederlandse exportgroei is te danken aan meerdere sectoren, waarin geraffineerde olie, voedingsproducten, chemie, netwerkaparatuur en gespecialiseerde machines. De Nederlandse export is dus niet enkel meer gedifferentieerd dan de Vlaamse, maar slaagt er ook in om groei te realiseren binnen diverse exportsectoren. Dergelijke diversificatie maakt de Nederlandse export minder kwetsbaar voor sectorspecifieke schokken in de wereldeconomie. In deze sectie analyseren en vergelijken we de Nederlandse en Vlaamse exportperformantie op basis van bevindingen uit de literatuur. Enkele studies hebben een dergelijke vergelijkende analyse reeds De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 11
uitgevoerd, in het bijzonder De Ruytter et al (2012), Goesaert en Reynaerts (2012), Baert en Reynaerts (2014a) en Baert en Reynaerts (2014b). Twee maatstaven worden hierbij typisch gehanteerd: arbeidsproductiviteit en de relatieve exportperformatie. De arbeidsproductiviteit meet de productiviteit van arbeid binnen de verschillende sectoren als de verhouding tussen output en het aantal werknemers (voltijds equivalent). De relatieve exportformantie wordt gemeten aan de hand van een revealed comparative advantage index (RCA-index). Dergelijke index meet de exportperformantie van een economie (in ons geval Nederland of Vlaanderen) ten opzichte van de exportperformantie van een referentieland of –landengroep. Vaak wordt hierbij de Europese Unie gebruikt. Deze maatstaf wordt berekend als de verhouding tussen het aandeel van de Nederlandse/Vlaamse export van een bepaalde sector in de totale Nederlandse/ Vlaamse export ten opzichte van het exportaandeel van diezelfde sector in de totale Europese export. Een waarde groter dan 1 duidt op een relatief sterke exportpresentatie door Nederland/Vlaanderen in deze sector, terwijl een waarde kleiner dan 1 duidt op een relatief zwakke exportprestatie. Baert en Reynaerts (2014a) berekenen de relatieve exportperformantie (via een RCA-index) van Vlaanderen voor de periode 2002-2009, waarbij de EU15 als referentiegroep geldt. Zij concluderen dat Vlaanderen een sterk comparatief voordeel heeft in aardolie, chemie, voeding en dranken, textiel en primaire metalen. Het blijkt dus dat Vlaanderen relatief sterk presteert in de belangrijkste exportproducten. Aanvullend tonen Baert en Reynaerts (2014b) aan dat de Vlaamse exportperformantie niet noodzakelijk hand in hand gaat met een hoge arbeidsproductiviteit. Belangrijke sectoren zoals voedingsmiddelen, dranken en chemie presteren weliswaar sterk in de export, maar niet op het vlak van arbeidsproductiviteit. In sommige sectoren heeft Vlaanderen wel een hoge arbeidsproductiviteit, maar die vertaalt zich niet in relatief sterke exportprestaties. Dit geldt o.a. voor de informaticasector, optica, metaalproducten en de meubelsector. Ook De Ruytter et al. (2012) berekenen de relatieve exportprestaties van de Vlaamse economie (via een RCA-index), maar met de EU27 als referentiegroep. Uit deze analyse blijkt dat bijkomend de drukkerijsector en de drankensector relatief sterk presteren. Recente gelijkaardige studies voor Nederland bestaan helaas niet. Bakens en De Groot (2007) berekenen wel de relatieve exportperformantie van de Nederlandse economie, maar zij doen dit enkel voor het jaar 2000, met de ganse wereld als referentiegroep. Nederland blijkt sterk te presteren in de export van de agroindustrie, de chemie, de drankensector en de tabaksindustrie. Een alternatieve benadering volgen Snijders en Jacobs (2013) die voor diverse sectoren het Nederlandse marktaandeel berekenen in de wereldexport. De sectoren met het grootste aandeel in de wereldexport in 2010 zijn de voedingssector (10%), de chemie (13%) en de petrochemie (4%). Tot op heden maakt enkel Vergeynst (2012) een vergelijking met Nederland. Dit doet hij aan de hand van alternatieve maatstaven, de normalized revealed comparative advantage index (Yu & Leung 2009) en de Lafay-index. Als referentiegroep voor beide indexen gebruikt hij de rest van de wereld. Hij gebruikt data voor het jaar 2010. Hieruit valt op te maken dat Vlaanderen sterk staat in de export van farmaceutische producten, organisch chemische producten, kunststof en diamant, terwijl Nederland comparatieve voordelen heeft op het vlak van bureautica, organische chemische producten, diverse dierlijke en plantaardige producten en groenten en fruit.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 12
Samenvatting: Voorgaande studies geven aan dat de Vlaamse en Nederlandse handel in aanzienlijke mate eenzelfde specialisatie vertonen. De chemiesector, de machinesector en minerale brandstoffen zijn belangrijke exportsectoren. Toch blijkt de Nederlandse export gedifferentieerder dan de Vlaamse, niet alleen op productniveau maar ook vanuit een geografisch perspectief. Nederland en Vlaanderen zijn sterk op de Europese markt gericht, hoewel het belang van niet-Europese markten duidelijk toeneemt. Niettemin zijn de Nederlandse en Vlaamse exportprestaties in de opkomende economieën relatief zwak.
3.3. Vergelijking tussen de Nederlandse en Vlaamse Arbeidsproductiviteit en Loonkost Vergeynst (2012) analyseert de arbeidsproductiviteit en loonkost in Vlaanderen over de periode 1980-2011. Hierbij maakt hij opnieuw de vergelijking met enkele buurlanden waaronder Nederland. Data voor de buurlanden zijn in zijn studie wel maar beschikbaar tot 2007. De Vlaamse arbeidsproductiviteit was zeer laag in 1980, maar is sindsdien bijzonder sterk toegenomen. De recentste cijfers geven aan dat de Vlaamse arbeidsproductiviteit aanzienlijk hoger ligt dan die van de buurlanden. Tegelijk nam de arbeidskost in Vlaanderen echter sterk toe zodat die momenteel hoger ligt dan in de buurlanden. Dit geldt zowel voor de arbeidskost per werkuur als per eenheid product. De versterking van de Vlaamse concurrentiepositie door de sterke stijging in de arbeidsproductiviteit wordt bijgevolg teniet gedaan door de sterke loonkostenstijging. De Nederlandse loonkost steeg veel minder snel dan de loonkost in Vlaanderen en in andere buurlanden, dankzij een loonmatigingsbeleid om de Nederlandse internationale concurrentiekracht te versterken (bv. ‘Akkoord van Wassenaar’ in 1982) (CPB 2002, Prince et al 2004). Recente studies wijzen erop dat het effect van de loonmatiging op de Nederlandse exportperformantie niet is bewezen (Prince et al. (2004)). In recente jaren wordt Nederland, net als Vlaanderen, geconfronteerd met een sterkere stijging van de loonkosten dan van de arbeidsproductiviteit (CPB, 2015). In een recent rapport geeft de Europese Commissie echter aan dat de loonkost per eenheid product in Nederland relatief constant bleef (Europese Commissie, 2014).
Samenvatting: De relatief hoge arbeidskosten in de Lage Landen maken onze producten relatief duur op de internationale markten. Niettemin worden deze arbeidskosten grotendeels gecompenseerd door een hoge arbeidsproductiviteit waardoor deze hoge arbeidskosten de internationale concurrentiepositie van Nederland en Vlaanderen slechts gedeeltelijk verzwakken. Vooral de arbeidsintensieve sectoren hebben het moeilijk om te overleven in de Lage Landen. Hogere arbeidsproductiviteit en innovatie zijn het antwoord om meer traditionele sectoren in stand te houden.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 13
3.4. De Nederlandse en Vlaamse Dienstensector Net zoals in andere Westerse Economieën is de afgelopen jaren in Vlaanderen en Nederland het zwaartepunt van de economie verschoven van industriële sectoren naar dienstenactiviteiten. Deze verschuiving vertaalt zich gedeeltelijk ook in het exportpatroon. Zowel Vlaanderen als Nederland exporteren voornamelijk goederen, maar het belang van diensten neemt in beide gebieden toe. De betrouwbaarheid van de dienstenexportcijfers vormt echter zowel voor Nederland als België een struikelblok. Voor Vlaanderen is het dataprobleem nog groter omwille van representativiteitsproblemen in de dataverzameling (zie Belderbos et al., 2013). Het feit dat het belang van bepaalde dienstensectoren in de totale dienstenexport enorm varieert van jaar tot jaar en dat sommige sectoren vanuit het niets een substantieel wereldaandeel verkrijgen vergroot de argwaan ten aanzien van deze cijfers (Snijders en Jacobs, 2013). Voor de Vlaamse statistieken stellen we vast dat de gerapporteerde export soms groter is dan de Belgische export in eenzelfde sector (Belderbos et al. (2013). Ook zijn niet alle dienstenstromen gerapporteerd. Omwille van deze dataproblemen bestaan er slechts weinig studies omtrent de dienstenexport in Nederland en Vlaanderen. Een aantal recente studies hebben getracht het beschikbare cijfermateriaal correct te interpreteren. Hierbij werden een aantal belangrijke bevindingen omtrent de Nederlandse en Vlaamse dienstenexport bekomen. Ten eerste stellen Belderbos et al. (2013) dat de Vlaamse dienstenexport mogelijk kwetsbaar is vermits de Vlaamse dienstenhandel grotendeels met de buurlanden verloopt, terwijl Vlaamse dienstenaanbieders slechts beperkt actief zijn op de opkomende en meer expansieve markten. Zij tonen aan dat de BRIC-landen slechts een beperkte rol spelen in de totale Vlaamse dienstenexport. Slechts 1.8% (2011) van de totale dienstenexport gaat naar BRIC-landen. Bovendien wordt de Vlaamse dienstenexport getekend door een grote exportconcentratie: de vijf belangrijkste handelspartners vertegenwoordigen 71.3% van de totale Vlaamse dienstenexport. Nederland kan gunstigere cijfers voorleggen. Hoewel de Nederlandse dienstenexport naar BRIC landen ook eerder beperkt is (3.96% in 2011), stellen we vast dat haar belangrijkste dienstenafnemers slechts 50.4% vertegenwoordigen. De Nederlandse dienstenexport is dus geografisch meer gedifferentieerd. De beperkte BRIC-export is tekenend voor vergelijkbare kleine economieën (Denemarken, Zweden, Ierland). De sterke geografische concentratie geldt specifiek voor Vlaanderen. Verder tonen Tielens en Van Hove (2014) aan dat de Vlaamse dienstensector bovendien ook sterk geconcentreerd is op een beperkt aantal sectoren. Ook binnen elke sector is het aantal bestemmingslanden beperkt. Ter illustratie: de Vlaamse transportsector vertegenwoordigt 63.7% van de totale Vlaamse export. Bovendien vertegenwoordigen de vijf grootste afnemers 71% van deze exportstroom. De Nederlandse dienstenexport is meer gediversifieerd. De grootste sector (commerciële diensten – d.w.z. consultancy, reclame, marktonderzoek, etc.) vertegenwoordigt slechts 30.7% en slechts 47.5% van deze sector wordt afgenomen door de vijf grootste afnemers. Dit patroon zet zich verder in andere sectoren: (i) de Nederlandse exportstromen zijn meer gediversifieerd over de verschillende sectoren heen (in vergelijking met Vlaanderen) en (ii) De Vlaamse sectoren zijn meer afhankelijk van een beperkt aantal afnemers (in vergelijking met Nederland).
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 14
Tielens en Van Hove (2014) hebben ook onderzocht in welke sector per bestemming de Vlaamse dienstensector onder haar potentieel blijft en waar groeikansen in de toekomst liggen. Eenzelfde analyse voor Nederland ontbreekt nog op dit moment.
Samenvatting: Dienstensectoren zijn bijzonder belangrijk voor de economie van de Lage Landen. Diensten leveren een grote bijdrage tot de economische groei (via een hoge toegevoegde waarde) en de werkgelegenheid. Diensten zijn echter slechts beperkt verhandelbaar. Het belang van diensten voor de Nederlandse en Vlaamse handel is momenteel beperkt, maar groeit wel. Recente studies geven aan dat de Nederlandse dienstensectoren meer gedifferentieerd zijn, naar analogie met de industriële export. Een diepgaande vergelijking van de Nederlandse en Vlaamse dienstenhandel wordt bemoeilijkt door een gebrek aan degelijke statistieken.
4. VERGELIJKENDE ANALYSE HANDELSSTROMEN
VAN
DE
NEDERLANDSE
EN
VLAAMSE
In deze sectie analyseren en vergelijken we de Nederlandse en Vlaamse export- en importstromen. We focussen hierbij op de handel in producten (industriële goederen, landbouwproducten en grondstoffen), die het grootste deel van de export en import bepalen. Zoals eerder aangegeven laat de kwaliteit en beschikbaarheid van de statistieken omtrent dienstenhandel geen doorgedreven analyse en vergelijking toe. We maken in de analyse een onderscheid tussen de bestemming en oorsprong van de handelsstromen, evenals tussen diverse deelsectoren. Voor de analyse van de Nederlandse handel maken we gebruik van de officiële handelsstatistieken zoals gerapporteerd door Eurostat (COMEXT-database). Voor de Vlaamse handel maken we gebruik van gegevens van de Nationale Bank van België. Deze data zijn beschikbaar op relatief gedetailleerd niveau. Voor sommige aspecten van de analyse kunnen we voor dit onderzoek gebruik maken van unieke bedrijfsgegevens van de Nationale Bank van België die door het Steunpunt Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking voor de Vlaamse Regering werden geanalyseerd. Het gebruik van deze Vlaamse statistieken is tot op heden uniek en de meest correcte manier om de Vlaamse handel te analyseren. Deze data laten ons ook toe om binnen dit rapport meer detailleerde gegevens te verschaffen over de Vlaamse handel (in het bijzonder de export). Helaas is de vergelijking met Nederland niet altijd mogelijk. Dergelijke vergelijking op bedrijfsniveau lijkt een ideale piste voor toekomstig onderzoek. Deze vergelijkende analyse brengt dus op een systematische wijze de Nederlandse en Vlaamse handelsstromen bij elkaar. Dit laat ons toe enkele belangrijke tendenzen aan te geven. Deze analyse bestaat uit de volgende secties. In sectie 4.1 bespreken we de belangrijkste eigenschappen en tendenzen in de Nederlandse en Vlaamse handel, met bijzondere aandacht voor de export. In sectie 4.2. analyseren we in welke exportsectoren Nederland en Vlaanderen sterk of zwak presteren. In sectie 4.3. belichten we enkele bijzondere eigenschappen van de NederlandsVlaamse bilaterale handel. De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 15
4.1. Eigenschappen van en Evolutie in de Totale Handel van Vlaanderen en Nederland We starten onze analyse met het verloop van de Nederlandse en Vlaamse export gedurende de afgelopen jaren. De evolutie in de Nederlandse export werd reeds uitvoerig besproken in de vorige sectie. De Nederlandse export groeide sterk tot 2008 en kende vervolgens een terugval tijdens de financieel-economische crisis in 2009. De crisis had slechts een tijdelijke impact op de Nederlandse export. Daarna volgde een zeer sterk herstel. Figuur 3 geeft de evolutie weer in de Vlaamse export tussen 2002 en 2012. We stellen een gelijkaardige evolutie vast als in Nederland. De Vlaamse export steeg tussen 2002 en 2008, viel terug tijdens de financiële crisis, maar herstelde zich zeer snel om een sterke exportgroei neer te zetten gedurende de afgelopen jaren. Deze evolutie is niet enkel gelijkaardig in Nederland en Vlaanderen. We stellen eenzelfde evolutie vast in vele landen: een sterke terugval in de handel tijdens de crisis, maar een opmerkelijk sterk herstel in de periode erna. En in tegenstelling tot de evolutie in de reële economische groei vond er geen “double dip” crisis plaats in de Nederlandse of Vlaamse export. Uit dezelfde Figuur 3 leren we ook dat het totaal aantal Vlaamse exporteurs enigszins daalt en het aantal geëxporteerde producten groot en stabiel blijft. Dit geeft aan dat de exporteurs in een concurrentiële en dynamische omgeving actief zijn, maar tegelijk dat vele Vlaamse producten een buitenlandse afzetmarkt vinden. Een vergelijking met Nederland lijkt een interessante toekomstige onderzoekspiste. Figuur 3: Evolutie in de Vlaamse Export, het aantal Vlaamse exporteurs en het aantal geëxporteerde producten, 2002-2012 (data volgens nationaal concept) 20000
60000
18000 50000
16000 14000
40000
12000 10000
30000
8000 20000
6000 4000
10000
2000 0 2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
0
Totale export (in miljoen, linkeras) Totaal aantal bedrijven (rechteras) Totaal aantal producten (rechteras)
De evoluties in de Nederlandse en Vlaamse import zijn zeer gelijkaardig aan de evoluties in de export. De cijfers worden daarom niet gerapporteerd in dit rapport.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 16
Figuur 4 (a en b) en Figuur 5 (a en b) geven de belangrijkste handelspartners van respectievelijk Nederland en Vlaanderen in 2014 weer. Voor beide landen zijn de buurlanden de belangrijkste bestemmingslanden en importlanden. Meer dan een vierde van de Nederlandse export gaat naar Duitsland. België is de tweede belangrijkste handelsparter en goed voor 12,8 % van de Nederlandse export. Naast vele Europese landen vinden we in de top-15 ook de Verenigde Staten, China en Rusland terug. De opkomst van de opkomende economieën China en Rusland is opmerkelijk en past in de algemene trend waarbij niet-Europese markten steeds relatief belangrijker worden voor alle EU-lidstaten. Niettemin is het belang van de BRICS-landen relatief klein in vergelijking met andere Europese landen. Ook aan de importzijde is Duitsland de belangrijkste Nederlandse handelspartner, gevolgd door China. De opkomende economieën zijn duidelijk sterker aanwezig als importpartners, met China, Rusland en Brazilië in de top 15. Algemeen gesproken stellen we een gelijkaardig patroon als bij de export vast: de Europese partners, en in het bijzonder de buurlanden, zijn de belangrijkste Nederlandse importpartners, evenals de Verenigde Staten. België staat op de derde positie, goed voor ongeveer 8 % van de Nederlandse import. Uit de Vlaamse handelsgegevens blijkt eveneens dat Nederland heel belangrijk is als handelspartner voor Vlaanderen. Nederland is voor Vlaanderen de tweede belangrijkste handelspartner, na Duitsland. 12,5 % van de Vlaamse export gaat naar Nederland. Nederland is zelfs de belangrijkste importpartner voor Vlaanderen met 21,5 % van de totale Vlaamse import. Net als bij Nederland zijn ook diverse opkomende economieën in de top-15 van de Vlaamse handelspartners aanwezig, maar opnieuw in mindere mate dan in andere Europese landen. Dit is opnieuw de belangrijkste evolutie in de geografische verschuiving van de Vlaamse handel. De sterke positie van India kan worden verklaard door de diamanthandel. Vervolgens bekijken we de sectorale samenstelling van de Nederlandse en Vlaamse export en import. We maken hierbij gebruik van gedetailleerde handelsgegevens omdat deze een specifieker en correcter beeld schetsen van de samenstelling van de handel. Concreet maken we gebruik van de zogenaamde hoofdstukken in het Harmonized System, een handelsclassifcatiesysteem ontwikkeld door de World Customs Organisation. In de huidige versie van deze classificatie worden producten ingedeeld in 96 deelsectoren. Appendix A en Appendix B tonen de gehele classificatie, inclusief de recente export- en importcijfers voor respectievelijk Nederland en Vlaanderen. Tabel 1 geeft een overzicht van de voornaamste Nederlandse export- (deel a) en importsectoren (deel b) in 2014. Merk hierbij op dat deze top-15 quasi stabiel is voor de afgelopen jaren. Zoals aangegeven in vorige studies zijn de belangrijkste Nederlandse exportsectoren de machinesector en brandstoffen. De machinesector is uiteraard zeer divers. Onze gedetailleerde analyse leert dat onder andere diverse technische instrumenten een groot belang hebben in de Nederlandse export. We spreken dus veelal over geavanceerde machines en instrumenten. Ook chemische en farmaceutische producten zijn duidelijk aanwezig in de top 15 van de Nederlandse export. Tot slot valt ook het belang van planten en bloemen en zuivel op, uiteraard producten waarin Nederland een sterke internationale reputatie heeft opgebouwd. Wanneer we de exportcijfers vergelijken met de importcijfers, stellen we vast dat vele sectoren terugkeren in de top 15. Dit wijst op een belangrijk fenomeen in de Nederlandse handel, met name het grote belang van intra-industriële handel. Dit impliceert dat Nederland binnen dezelfde industriële sectoren zowel exporteert als importeert. Dit is een typische eigenschap van een kleine open economie die internationaal koopt en verkoopt. Uiteraard hangt dit ook samen met de belangrijke logistieke functie van Nederland, en in het De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 17
bijzonder van de haven van Rotterdam, als toegangspoort en doorsluisluik voor producten naar de ganse Europese markt. Verder blijkt duidelijk dat Nederland veel standaardproducten, vaak meer arbeidsintensieve producten, importeert. Dit blijkt uit de aanzienlijke import van (elektrische) machines en textiel.
Figuur 4: Top-15 Nederlandse Exportbestemmingen en Importpartners in 2014 4A: Exportbestemmingen
4B: Importpartners
Bron: UN Comtrade Database (2015), eigen berekening
Figuur 5: Top-15 Vlaamse Exportbestemmingen en Importpartners in 2014 5A: Exportbestemmingen
5B: Importpartners
Bron: Nationale Bank van België (2015), eigen berekening
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 18
Tabel 1: Sectorale Samenstelling van de Nederlandse Handel in 2014 Tabel 1a: Sectorale Samenstelling van de Nederlandse Export in 2014 Sector
HS2 Omschrijving
Export (in 1000 euro)
84
Machines, Nucleaire Reactors, Boilers Minerale Brandstoffen en Oliën Elektrische Machines Diverse technische instrumenten Kunststof en toepassingen Farmaceutische Producten Organische chemicaliën Voertuigen Ijzer en Staal Planten en Bloemen Vleeswaren Diverse Chemische Producten Zuivel Aluminium en Aluminiumproducten Producten van Ijzer en Staal
70372372.98
Export (in % van totale export) 14.94
63762339.87 56567308.78 20260223.58 20071820.33 19079028.92 17446434.56 16477681.09 11560774.84 8291396.403 8084540.804 7813304.756 7797696.443 6204927.183 5934902.907
13.54 12.01 4.30 4.26 4.05 3.71 3.50 2.46 1.76 1.72 1.66 1.66 1.32 1.26
27 85 90 39 30 29 87 72 06 02 38 04 76 73
Bron: UN Comtrade Database (2015), eigen berekening
Tabel 1b: Sectorale Samenstelling van de Nederlandse Import in 2014 Sector
HS2 Omschrijving
Import (in 1000 euro)
27 84
Minerale Brandstoffen en Oliën Machines, Nucleaire Reactors, Boilers Elektrische Machines Voertuigen Diverse technische instrumenten Organische chemicaliën Farmaceutische Producten Kunststof en toepassingen Ijzer en Staal Aluminium en Aluminiumproducten Kleding Producten van Ijzer en Staal Kledingaccessoires Diverse Chemische Producten Fruit en Noten
88685581.96 54716946.03
Import (in % van totale import) 21.07 13.00
51356616.22 20470238.03 17272676.63 13803110.04 12394537.38 11859997.89 8709708.796 6291851.491 5835308.344 5670233.367 5478095.205 5151702.132 5073703.75
12.20 4.86 4.10 3.28 2.94 2.82 2.07 1.49 1.39 1.35 1.30 1.22 1.21
85 87 90 29 30 39 72 76 61 73 62 38 08
Bron: UN Comtrade Database (2015), eigen berekening
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 19
Vervolgens kijken we naar de samenstelling van de Vlaamse export en import in 2013. De vijftien belangrijkste export- en importsectoren worden opgesomd in Tabel 2. Meer gedetailleerde informatie bevindt zich in Appendix B. Opnieuw gebruiken we hiervoor de hoofdstukken van het Harmonized System. De belangrijkste Vlaamse exportsectoren zijn Minerale Brandstoffen (sector 27), Voertuigen (sector 87), Organische Chemische Producten (sector 29), Farmaceutische Producten (sector 30), Machines (sector 84) en Kunststof (sector 39). We stellen dus een duidelijke overeenkomst vast met de samenstelling van de Nederlandse export. Het belang van de wagenexport is duidelijk groter voor Vlaanderen dan voor Nederland. Machines zijn belangrijker in de Nederlandse export. Verder zijn er specifieke specialisaties die niet overlappen tussen Vlaanderen en Nederland. In tegenstelling tot Nederland exporteert Vlaanderen ook sterk in Edelstenen (sector 71) dankzij de Vlaamse rol in de internationale diamanthandel, in Optische Instrumenten (sector 90) en in Schoenen (sector 64). Aan de importzijde zien we dezelfde sectoren verschijnen, wat opnieuw wijst op een sterke intraindustriële handel. Ook hier stellen we een gelijkaardig patroon vast als in de Nederlandse import. Tabel 2: Sectorale Samenstelling van de Vlaamse Handel in 2013 Tabel 2a: Sectorale Samenstelling van de Vlaamse Export in 2013 Omschrijving Sector
27 Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten 87 Voertuigen voor vervoer over land 29 Organische chemische producten 30 Farmaceutische producten 84 Machines, toestellen en mechanische werktuigen 39 Kunststof en toepassingen 71 Edelstenen en halfedelstenen; edele metalen; diamant; munten 85 Elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken 72 Gietijzer, ijzer en staal 90 Optische instrumenten, apparaten en toestellen 38 Diverse producten van de chemische industrie 99 Bepaalde bijzondere gevallen; vertrouwelijke trafiek 40 Rubber en toepassingen 73 Toepassingen van gietijzer, van ijzer en van staal 64 Schoeisel Bron: Nationale Bank van België (2015), eigen berekening
Vlaamse Export
38947212449 30190996049 26206170480 23870086103 20885061128 20845931120 16478146326
Vlaamse Export (in %) 13.27 10.29 8.93 8.13 7.12 7.10 5.61
9169581848 8314993058 6757519662 5058462753 4178509927 3549318008 3446799698 3121474845
3.12 2.83 2.30 1.72 1.42 1.21 1.17 1.06
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 20
Tabel 2b: Sectorale Samenstelling van de Vlaamse Import in 2013 Omschrijving Sector
27 Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten 87 Voertuigen voor vervoer over land 29 Organische chemische producten 84 Machines, toestellen en mechanische werktuigen 30 Farmaceutische producten 71 Edelstenen en halfedelstenen; edele metalen; diamant; munten 39 Kunststof en toepassingen 85 Elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken 90 Optische instrumenten, apparaten en toestellen 72 Gietijzer, ijzer en staal 73 Toepassingen van gietijzer, van ijzer en van staal 38 Diverse producten van de chemische industrie 48 Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren 40 Rubber en toepassingen 74 Koper en toepassingen Bron: Nationale Bank van België (2015), eigen berekening
Vlaamse Invoer 60380790641 30000395685 24746819638 20935899766 19519935792 15854986601
Vlaamse Import (in %) 20.94 10.40 8.58 7.26 6.77 5.50
12334430341 10814869544 5853557726 5468741452 3514171040 3481411907 3254817384 3218274170 2915130750
4.28 3.75 2.03 1.90 1.22 1.21 1.13 1.12 1.01
4.2. De Relatieve Exportperformantie van Nederland en Vlaanderen In deze sectie berekenen en vergelijken we de relatieve exportperformantie van Vlaanderen en Nederland. Hierbij hanteren we twee vergelijkingspunten: i) de ganse Europese Unie, ii) de ganse wereld. Door gebruik te maken van twee vergelijkingspunten kunnen we nagaan of Vlaanderen en Nederland bijvoorbeeld sterk presteren binnen de Europese Unie, maar eventueel zwak in vergelijking met de wereldeconomie. Door beide perspectieven te combineren kunnen we nagaan welke impact (verdere) globalisering heeft op de Nederlandse en Vlaamse exportpositie. We bekijken bovendien de evolutie in de relatieve exportperformantie tussen 2002 en 2014 (voor de EU)/ 2011 (voor de wereld) 1, waardoor we een beeld krijgen van de recente evoluties. We berekenen de relatieve exportperformantie voor diverse sectoren. Deze sectoren omvatten alle verhandelde producten (inclusief landbouwproducten, minerale producten etc.), maar geen diensten (wegens gebrek aan statistische gegevens). De relatieve exportperformantie wordt traditioneel gemeten aan de hand van een Balassa revealed comparative advantage (RCA) index (Balassa, 1965) of kortweg Balassa index (BI). We gaven reeds aan dat vele eerdere studies voor 1
Voor de vergelijking maken we gebruik van exportgegevens gepubliceerd door UNCTAD (2015) in de COMTRADE-database. De laatste data vertonen echter enkele statistische fouten die worden gecorrigeerd in de BACI-database gepubliceerd door CEPII (2015). De huidige versie van BACI omvat wereldwijde handelsdata tot en met 2011. Voor de vergelijking met de Europese Unie maken we gebruik van de COMEXT-database van Eurostat (2015). Deze bevat handelsgegegevens tot en met 2014. Voor Vlaanderen gebruiken we exportgegevens gepubliceerd door de Nationale Bank van België (2015) volgens het communautaire concept.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 21
Vlaanderen of Nederland gebruik maakten van deze indicator. Deze maatstaf is eenvoudig te interpreteren (een waarde groter dan 1 duidt op een sterke exportperformantie), maar heeft een aantal nadelen (voor een discussie zie Yeats (1985) of Van Hove (2010)). Daarom berekenen we eveneens een alternatieve indicator voorgesteld door Yu et al. (2009), de zogenaamde Normalized Revealed Comparative Advantage indicator (NRCA). In de rapportering focussen we echter op de resultaten van de Balassa RCA aangezien de NRCA-indicator deze bevindingen grotendeels bevestigt. Met deze methodologie volgen we een aantal eerdere studies. Onze studie verschilt echter van deze eerdere studies op drie manieren. Ten eerste bereken we de exportperformantie op een meer gedetailleerd niveau. Ten tweede bekijken we eveneens de recente evolutie over de tijd heen. Tot slot zullen we ook de relatieve exportperformatie in enkele belangrijke exportmarkten meten (de zogenaamde bilaterale relatieve exportperformantie). In tegenstelling tot voorgaand onderzoek maken we in deze studie gebruik van meer gedetailleerde exportgegevens voor Nederland en Vlaanderen. De totale goederenexport wordt ingedeeld in 96 deelsectoren, op basis van de zogenaamde hoofdstukken van het Harmonized System (cfr. Supra). Het detail van deze analyse laat toe om een meer genuanceerd en correcter beeld te schetsen van de relatieve exportprestaties van belangrijke sectoren. Zo wordt het mogelijk voor de chemiesector om een onderscheid te maken tussen elf deelsectoren. Dergelijk onderscheid is belangrijk omdat de totale chemieëxport mogelijk een aantal uiteenlopende evoluties verbergt tussen de deelsectoren. De gemiddelde relatieve exportprestaties van Nederland en Vlaanderen Onze analyse focust vooreerst op de gemiddelde exportperformantie van Nederland en Vlaanderen in de periode 2002-2011(wereld)/2014(EU). Figuur 6 geeft de top-15 van de sectoren waarin Nederland het sterkst presteert op exportvlak ten opzichte van de wereld (deel a) en ten opzichte van de Europse Unie (deel b). Hieruit blijkt dat de relatieve exportprestaties van Nederland ten opzichte van de wereld en ten opzichte van de Europese Unie zeer gelijkaardig zijn. We vinden dezelfde sectoren terug in de top-15. De top-3 bestaat in beide gevallen uit de sectoren Levende Dieren, Minerale Brandstoffen en Levende Planten. In Minerale Brandstoffen scoort Nederland net iets sterker ten opzichte van de Europese Unie dan opzichte van de ganse wereld. Het onderscheid is klein, maar duidt niettemin aan dat Nederland met de export in minerale brandstoffen een specifieke rol speelt binnen de Europese economie. Op basis van deze top-15 stellen we vast dat Nederland een relatief sterke exportperformantie kent in Minerale Brandstoffen, diverse voedingssectoren (bv. Melk en Zuivelproducten, Bereidingen van Vlees en Vis en Schaaldieren), Artikelen van Uitgeverijen, aantal minerale producten (Zout, Ertsen) en een aantal chemiesectoren (bv. Kruit en Springstoffen, Eiwitstoffen en Lijmen). Dit bevestigt het belang van deze sectoren zoals aangegeven in vroegere studies, maar geeft specifiek aan welke deelsectoren een sterke bijdrage leveren aan deze performantie.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 22
Figuur 6: Sectoren met de Relatief Sterkste Exportprestaties in Nederland, Gemiddelde 20022011/2014 Figuur 6a: Sectoren met de Relatief Sterkste Exportprestaties in Nederland, Gemiddelde 2002-2011: Vergelijking ten opzichte van de ganse wereld
Figuur 6b: Sectoren met de Relatief Sterkste Exportprestaties in Nederland, Gemiddelde 2002-2014: Vergelijking ten opzichte van de Europese Unie
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 23
Figuur 7: Sectoren met de Relatief Sterkste Exportprestaties in Vlaanderen, Gemiddelde 20022011/2014 Figuur 7a: Sectoren met de Relatief Sterkste Exportprestaties in Vlaanderen, Gemiddelde 2002-2011: Vergelijking ten opzichte van de ganse wereld
Figuur 7b: Sectoren met de Relatief Sterkste Exportprestaties in Vlaanderen, Gemiddelde 2002-2014: Vergelijking ten opzichte van de Europese Unie
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 24
In Figuur 7 tonen we de resultaten voor de Vlaamse export. De Vlaamse top-15 is opnieuw zeer gelijkaardig in de Europese en mondiale vergelijking. Uitzonderingen zijn een sterke Vlaamse export in Cacao en Cacaobereidingen ten opzichte van de ganse wereld en een sterke Vlaamse export van Synthetische of Kunstmatige Stapelvezels ten opzichte van Europa. Algemeen scoort de Vlaamse export sterk in voedingssectoren (bv. Vlees, Bereidingen van Graan en Gebak, Meelproducten, Groenten, Planten, Wortels en Knollen en Bereidingen van Groenten) en chemie (bv. Producten voor Fotografie, Kunststof en Toepassingen, Verven, Zeep). Dit bevestigt opnieuw de sterke Vlaamse exportprestaties in de belangrijkste sectoren van de Vlaamse economie. Opvallend zijn de sterke exportprestaties in specifieke textielproducten (Tapijten, Speciale Weefsels en Kant, Weefsels geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen) en in enkele basismetalen (Tin, Lood). In vergelijking met Nederland stellen we vast dat de Vlaamse exportprestaties minder worden bepaald door uitzonderlijk sterke exportprestaties in bepaalde sectoren. De top-5 van sectoren met een relatief sterke Nederlandse exportprestatie (Minerale Brandstoffen, Levende Dieren, Levende Planten en Bloemen, Vetten en Oliën, Resten van Afval van Voeding en Voedsel voor dieren) hebben elk een gemiddelde revealed comparative advantage van meer dan 2 in de periode 2002-2011/2014. Een dergelijk hoge score vinden we voor geen enkele Vlaamse exportsector. Dat beeld wordt nog versterkt wanneer men kijkt naar de NRCA indicator (zie de website bij deze studie voor een volledig overzicht). Daarentegen kent Vlaanderen een relatief sterke exportprestatie in 44 sectoren, tegenover slechts 34 sectoren in Nederland. Deze vaststellingen hangen uiteraard samen met de eerdere vaststelling dat Nederland een sterkere graad van differentiatie kent in de economie en in de export (cfr. Supra).
Evoluties in de relatieve exportprestaties van Nederland en Vlaanderen De gemiddelde relatieve exportperformantie over de laatste jaren verbergt mogelijk bepaalde evoluties. We analyseren daarom de relatieve exportprestaties van Nederland en Vlaanderen per jaar tussen 2002 en 2011 (wereld). We focussen hierbij op de evolutie ten opzichte van de wereld (niet ten opzichte van de EU). Omwille van de omvang van deze analyse worden de resulaten niet gerapporteerd in deze studie, maar ze zijn ter beschikking op de website bij deze studie. We vatten hier de belangrijkste vaststellingen samen. Ten eerste kan men algemeen stellen dat de relatieve exportprestaties van Nederland en Vlaanderen tamelijk stabiel zijn over de periode 2002-2011/2014. Grote veranderingen zijn zeer beperkt. Uiteraard is dit deels te verklaren door de relatief korte tijdsspanne en kan men allicht een grotere dynamiek vaststellen op langere termijn. Als we het begin en einde van de periode vergelijken stellen we voor Nederland de grootste positieve evoluties vast in Nikkel (sector 75), Explosieven (sector 36) en Trein-en Tramlocomotieven (Sector 86). Voor Vlaanderen vinden we de grootste positieve evoluties in Kurk (sector 45), Zink (sector 79) en Zijde (sector 50). De grootste negatieve evoluties voor Nederland vinden we terug in Levende Planten en Bloemen (sector 6), Minerale Brandstoffen (sector 27) en Dierlijke Producten (sector 5). Voor Vlaanderen zijn de grootste negatieve evoluties terug te vinden in Luchtvaart en Ruimtevaart (sector 88), Kunst (sector 97) en Huiden (sector 43). Zowel de positieve als negatieve evoluties zijn meer uitgesproken voor Nederland dan voor Vlaanderen. Naast een sterkere differentiatie kent Nederland dus ook een grotere dynamiek in de relatieve exportprestaties dan Vlaanderen. In het bijzonder valt voor De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 25
Nederland op dat in enkele belangrijke en sterke exportsectoren een negatieve trend waar te nemen is, met name in Minerale Brandstoffen (Sector 27) en Levende Planten en Bloemen (sector 6). De relatieve exportprestaties blijven niettemin uitzonderlijk sterk. Ten tweede zijn er enkele sectoren waarin een comparatief voordeel een comparatief nadeel werd over deze periode, en omgekeerd. In Nederland kenden de volgende sectoren een achteruitgang van een sterke exportprestatie naar een zwakke exportprestatie: Producten uit de Meelindustrie (sector 11), Zaden en vruchten (sector 12), Bereidingen van Graan en Gebak (sector 19), Meststoffen (sector 31), Kunststof en Toepassingen (sector 39), Vlechtwerk en Mandenmakerswerk (sector 46), Papier en Karton (sector 48), Kleding (sector 61), Andere Geconfectioneerde Artikelen (sector 63), Paraplu’s en Wandelstokken (sector 66), Toepassingen van Gietijzer, Ijzer of Staal (sector 73), Zink (sector 79), Andere onedele Metalen (sector 81), Allerlei Toepassingen van Onedele Metalen (sector 83), Elektrische Machines (sector 85), Optische Instrumenten (sector 90) en Meubelen (sector 94). De achteruitgang in enkele arbeidsintensieve sectoren volgt een West-Europese trend op langere termijn en is niet verwonderlijk gegeven de arbeidskosten in West-Europa. De achteruitgang in enkele belangrijke voedings- en chemiesectoren is wel verwonderlijk en verontrustend. Dit geeft aan dat globalisering uitdagingen met zich meebrengt voor de Nederlandse economie, zelfs in belangrijke en traditioneel sterke economische activiteiten. De omgekeerde evolutie is zeer uitzonderlijk: enkel in Nikkel (sector 75) slaagde Nederland erin om een relatief zwakke exportprestatie om te zetten in een relatief sterke exportprestatie. Als we deze evolutie in Nederland vergelijken met Vlaanderen, stellen we vast dat Vlaanderen meer positieve evoluties en minder negatieve evoluties kende. De evolutie is bovendien vaak zeer beperkt zodat men voorzichtig moet zijn met grote conclusies hieruit te trekken. Opvallendste positieve evoluties vinden we in Kurk (sector 45), Zink (sector 79), Farmaceutische Producten (sector 30), Rubber (sector 40), Etherische Oliën (sector 33), Dranken, Alcohol en Azijn (sector 22) en Anorganische Chemische Producten (sector 28). Opvallendste negatieve evoluties stellen we vast in Luchtvaart en Ruimtevaart (sector 88), Katoen (sector 52), Trein- en Tramlocomotieven (sector 86) en Andere Geconfectioneerde Artikelen (sector 63). Net als Nederland voelt Vlaanderen de sterke internationale concurrentie in arbeidsintensieve sectoren. Maar in tegenstelling tot Nederland kan Vlaanderen zijn exportprestaties versterken in een aantal belangrijke sectoren in de chemiesector en de voedingssector, evenals in kurk en zink.
De bilaterale relatieve exportprestaties van Nederland en Vlaanderen Tot slot gaan we in deze analyse na hoe Nederlandse en Vlaamse exporteurs presteren op enkele belangrijke afzetmarkten. Onze analyse houdt rekening met de Nederlandse en Vlaamse export naar de belangrijkste Europese handelspartners (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Italië, Spanje, Noorwegen, Zweden, Polen) en enkele belangrijke niet-Europese handelspartners (Verenigde Staten, Japan, China, Rusland). Opnieuw rapporteren we niet alle resultaten in dit rapport, maar zijn deze wel beschikbaar op de website bij deze studie. Deze bilaterale analyse van de Nederlandse en Vlaamse exportprestaties werpen een licht op de uiteenlopende prestaties op specifieke exportmarkten.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 26
Nederland kende in 2011 een relatief sterke exportprestatie in vele sectoren op de belangrijkste exportmarkten: sterke prestaties vinden we in 69 sectoren in Duitsland, in 60 sectoren in Frankrijk, in 56 sectoren in het Verenigd Koninkrijk, in 44 sectoren in Italië, in 60 sectoren in Spanje, in 56 sectoren in Noorwegen, in 51 sectoren in Zweden en in 65 sectoren in Polen. Ook in de nietEuropese markten kende Nederland een sterke exportprestatie in vele sectoren (in vergelijking met 34 sectoren voor de gehele Nederlandse export): in 36 sectoren in de Verenigde Staten, in 41 sectoren in Japan, in 40 sectoren in China en in 45 sectoren in Rusland. Voor heel wat sectoren blijkt Nederland een sterke exportprestatie neer te zetten in elk van deze twaalf exportmarkten. Sectoren waarin Nederland in minstens elf van deze twaalf markten relatief sterk presteert zijn: Levende Planten en Bloemen (sector 6), Farmaceutische Producten (sector 30), Eitwitstoffen en Lijmen (sector 35), Producten voor Fotografie (sector 42), Rubber (sector 40), Synthetische en Kusntmatige Filamenten en Stapelvezels (sectoren 54 en 55), Watten, Vilt, Touw en Kabel (sector 56), Weefsels, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen (sector 59), Andere Onedele Metalen (sector 81), Machines (sector 85), Luchtvaart en Ruimtevaart (sector 88) en Optische Instrumenten (sector 90). Dit beeld weerspiegelt grotendeels de sterke sectoren uit de Nederlandse economie. Tot slot kunnen we nog enkele opvallende vaststellingen doen. Ten eerste valt de zwakke bilaterale exportprestaties in Minerale brandstoffen (sector 27) op. In geen enkele van deze twaalf handelspartners kent Nederland een relatief sterke exportprestatie. Dit valt uiteraard te verklaren door de intensieve Nederlandse export van minerale brandstoffen uitsluitend naar Vlaanderen (cfr. Infra). Ten tweede presteert Nederland in een aantal sectoren sterk op slechts een of enkele markten. Sterke exportprestaties vinden we voor Granen (sector 10) en Vlechtwerk en Mandenmakerswerk (sector 46) in Duitsland, voor Levende Dieren (sector 1) in Duitsland, Polen, de Verenigde Staten en Rusland, voor Zout etc. (sector 25) in Duitsland en Noorwegen, voor Ertsen (sector 26) in Zweden, voor Organische Chemische Producten (sector 29) in Frankrijk en Italië, voor Afval van Voeding en Dierenvoeding (sector 23) in Rusland, voor Wol (sector 51) in Noorwegen en China, voor Koper (sector 74) in China, voor Meubelen (sector 94) in Frankrijk en Noorwegen. In vergelijking met Nederland kent Vlaanderen in minder sectoren een relatief sterke exportprestatie op deze markten. Dit is een verrassende vaststelling aangezien Vlaanderen in meer sectoren dan Nederland sterk scoort op basis van de totale Vlaamse export in vergelijking met de wereld of de Europese Unie. Sterke prestaties vinden we voor Vlaanderen in 36 sectoren in Duitsland, in 69 sectoren in Frankrijk, in 29 sectoren in het Verenigd Koninkrijk, in 31 sectoren in Italië, in 43 sectoren in Spanje, in 23 sectoren in Noorwegen, in 28 sectoren in Zweden, in 41 sectoren in Polen, in 15 sectoren in de Verenigde Staten, in 23 sectoren in Japan, in 19 sectoren in China en in 27 sectoren in Rusland. Enkel in Frankrijk scoort Vlaanderen sterk in meer sectoren dan Nederland. Dit valt te verklaren door de sterke samenhang tussen de Belgische en Franse economie waaruit ook Vlaamse exporteurs een voordeel halen. Het lage aantal sectoren met een sterke exportprestatie in nietEuropese markten, vooral in de Verenigde Staten en China, toont aan dat de Vlaamse economie zeer sterk en meer dan Nederland sterk gericht is op de Europese afzetmarkten. Vlaanderen kent ook een minder uitgesproken sterke prestatie op vele afzetmarkten. In geen enkele sector scoort Vlaanderen sterk in meer dan negen van deze twaalf exportbestemmingen. De Vlaamse export scoort in vele markten goed voor de volgende sectoren: Machines (sector 84) en De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 27
Optische Instrumenten (sector 90) in negen markten, Gereedschap van Onedel Metaal (sector 82) in acht markten, Voertuigen (sector 87), Elektrische Machines (sector 85), Koper (sector 74), Tapijten (sector 57), Rubber (sector 40), Kunststof (sector 39), Farmaceutische Producten (sector 30) en Fruit (sector 8) in zeven markten. We vinden dus de grootste geografisch gespreide successen terug in enkele belangrijke sectoren van de Vlaamse economie (chemie, machines en wagens), evenals in sectoren met een algemeen sterke exportprestatie (bv. Tapijten). Deze bilaterale exportprestaties zijn uiteraard eveneens onderhevig aan een evolutie. Dergelijke analyse overstijgt het doel van dit onderzoeksrapport, maar de resultaten van dergelijke analyse zijn wel beschikbaar op de website bij deze studie.
4.3. Eigenschappen van de Samenstelling van de Nederlands-Vlaamse Bilaterale Handel Als kleine open economieën zijn Nederland en Vlaanderen actief in vele delen van de wereld. Ondanks de toenemende globalisering zijn de belangrijkste handelsrelaties ter wereld de handel tussen buurlanden. Dit is ook zo voor Nederland en Vlaanderen die bijzonder belangrijke handelspartners zijn van elkaar, zoals eerder aangegeven. In deze sectie analyseren we de samenstelling van de Vlaamse uitvoer naar Nederland (of nog, de Nederlandse invoer uit Vlaanderen) en de Nederlandse uitvoer naar Vlaanderen (of nog, de Vlaamse invoer uit Nederland), en de belangrijkste evoluties daarin. Deze analyse gebeurt op een even gedetailleerd niveau als in de vorige sectie. Deze detaillering laat toe enkele nieuwe inzichten te formuleren. Appendix C bevat de belangrijkste cijfers. Vlaanderen kent een aanzienlijk handelsbalanstekort met Nederland. De Vlaamse import uit Nederland is 61,5 % groter dan de Vlaamse export naar Nederland (cijfers 2013). De handelsbalans voor specifieke sectoren is zowel positief als negatief. De Vlaamse handelsbalans is het meest positief in Voertuigen (sector 87), Schoenen (sector 64), Ijzer en Staal (sector 72), Bereidingen van Graan en Gebak (sector 19), Koffie en Thee (sector 9) en Dranken, Alcohol en Azijn (sector 22). De Vlaamse handelsbalans is het meest negatief in Minerale Brandstoffen (sector 27), Organische Chemische Producten (sector 29), Elektrische Machines (sector 85), Machines (sector 84) en Kunststof (sector 39). In de belangrijkste Nederlands-Vlaamse handelssectoren kent Vlaanderen dus een negatieve handelsbalans. De belangrijkste Vlaamse exportsectoren naar Nederland zijn in 2013: minerale brandstoffen, chemie, ijzer en staal, voertuigen en machines. De belangrijkste Nederlandse exportsectoren naar Vlaanderen zijn: minerale brandstoffen, chemie en machines. Er bestaat dus ook in de NederlandsVlaamse handel een duidelijke overlap in de wederzijdse handel. Dit omschrijven we als een hoge graad van intra-industriële handel. Het belang van de oliehandel is zeer groot, in beide richtingen. 51 % van de Nederlandse uitvoer naar Vlaanderen bestaat uit minerale brandstoffen, tegenover 28 % van de Vlaamse uitvoer naar Nederland. Minerale brandstoffen zijn dus vooral van belang voor de Nederlandse export naar Vlaanderen. De Vlaamse uitvoer van olie naar Nederland kende de afgelopen jaren echter een sterke groei. Binnen de chemiesector zijn vooral Organische Chemische Producten (sector 28) en Kunststof De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 28
(sector 39) van groot belang. De autosector en de ijzer- en staalindustrie zijn van groter belang voor de Vlaamse uitvoer naar Nederland dan omgekeerd. De Vlaamse export naar Nederland tekende de sterkste groei sinds 2002 op in Tin (sector 80), Ertsen (sector 26), Koffie en Thee (sector 9) en Minerale Brandstoffen (sector 27), gemeten als de procentuele verandering in het belang binnen de totale export. De Nederlandse export naar Vlaanderen groeide in procentueel belang het sterkst in Lood (sector 78), Edelstenen (sector 71), Nikkel (sector 89) en Ertsen (sector 26). Als we alle sectoren bekijken, stellen we een relatief grote dynamiek vast, zowel positief als negatief, in de handel in beide richtingen. Bijvoorbeeld, de recente evoluties in diverse chemieproducten binnen de Lage Landen zijn zeer divers: in sommige chemieproducten kende de Nederlands-Vlaamse handel een duidelijke groei (bv. cosmetica, meststoffen), terwijl de handel in andere chemieproducten verkleinde (bv. rubber, kunststof, verf). In de machinehandel merken we duidelijk een inkrimping, ook in de meeste deelsegmenten.
Samenvatting: We analyseren en vergelijken de Nederlandse en Vlaamse handel aan de hand van gedetailleerde handelsgegevens. Nederland en Vlaanderen zijn als kleine open economieën belangrijke exporteurs, actief in vele markten en in vele sectoren. Tevens zijn beide economieën grote importeurs. Nederland en Vlaanderen zijn sterk op de Europese markt gericht, maar het belang van niet-Europese markten neemt toe. Vlaanderen en Nederland kennen relatief sterke exportprestaties in vele sectoren. Zij hebben grote gemeenschappelijke belangen in een aantal belangrijke exportsectoren als minerale brandstoffen, chemie, voeding en machines. Niettemin bestaan er belangrijke verschillen in hun internationale exportprestaties. Vlaanderen scoort op exportvlak sterk in vele, uiteenlopende sectoren, waaronder ook een aantal meer traditionele en arbeidsintensieve sectoren, ondanks de sterke internationale concurrentie. Nederland kent een grotere differentiatie in het exportpatroon dan Vlaanderen en scoort, in vergelijking met Europese en mondiale concurrenten, bijzonder sterk in een aantal top-exportsectoren. Globalisering heeft duidelijk een impact op de Nederlandse en Vlaamse export. We stellen een aanzienlijke dynamiek vast sinds 2002. De dynamiek is het grootst voor Nederland. De relatieve Nederlandse exportprestaties verslechteren niet enkel in arbeidsintensieve sectoren, maar ook in belangrijke exportsectoren als de chemiesector en de machinesector. De dynamiek blijkt gematigder en positiever te zijn voor Vlaanderen dat zich, relatief gesproken, weet te versterken in belangrijke sectoren als chemie en voeding, maar ook in een aantal meer traditionele sectoren. De Nederlandse exportprestaties zijn dus algemeen sterker dan de Vlaamse, maar de recente tendenzen wijzen op meer standvastigheid in de Vlaamse economie, terwijl de Nederlandse export onder druk komt te staan. Ondanks deze verschuivingen in de relatieve exportprestaties is zowel de Nederlandse als Vlaamse export in absolute termen hoger dan ooit tevoren. De Nederlands-Vlaamse handel blijkt zich in dezelfde sectoren te specialiseren als de algemene Nederlandse en Vlaamse handel. Vlaanderen kent een aanzienlijk handelsbalanstekort met Nederland. Tegelijk kent Vlaanderen een sterke exportgroei naar Nederland in diverse sectoren.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 29
5. GLOBALISERING EN UITDAGINGEN VOOR DE LAGE LANDEN Globalsering brengt uiteraard opportuniteiten en uitdagingen mee voor kleine open economieën. In deze sectie belichten we afsluitend twee bijzondere fenomenen voor de Nederlandse en Vlaamse handel. Enerzijds staan we stil bij de stabiliteit van de Nederlandse en Vlaamse exportrelaties. Concreet willen we nagaan hoe lang bestaande handelsrelaties blijven duren. Anderzijds analyseren we de impact van nieuwe vrijhandelsakkoorden die de Europese Unie afsluit met vele handelspartners.
5.1. De Stabiliteit van de Nederlandse en Vlaamse Export In een recente studie analyseert Lejour (2015) de stabiliteit van de Nederlandse handel, aan de hand van een zogenaamde overlevingsanalyse. Zijn bevinding is dat elk jaar ongeveer 40 % van de Nederlandse handelsrelaties nieuw zijn en dat slechts 25% van de relaties stand houdt na 2 jaar. De levensduur van bestaande handelsrelaties blijkt dus bijzonder kort te zijn. Handelsrelaties met de EU landen zijn echter stabieler dan met niet-EU landen. Dit is een bijzonder interessante studie die aangeeft dat Nederland als kleine open economie een grote dynamiek ervaart op de internationale markten. In deze studie maken wij de vergelijking met Vlaanderen. We berekenen de levensduur van de Vlaamse export, en gaan na welke factoren de overlevingskansen van de export bevorderen. Figuur 8 toont de overlevingskansen van de Vlaamse export per jaar na de start van een exportrelatie in de periode 2002-2012 voor exportstromen naar EU-landen (intra-EU export). We maken hiervoor gebruik van de exportgegevens door alle Vlaamse exporteurs op bedrijfsniveau. Hieruit blijkt dat meer dan de helft van de handelsrelaties al wordt beëindigd na het eerste jaar. Na twee jaar blijft gemiddeld slechts 30 procent van alle handelsrelaties bestaan. De verschillen tussen diverse industriële sectoren zijn beperkt (21 sectoren weergegeven in de figuur). Figuur 9 geeft deze analyse weer voor de Vlaamse extra-EU exportstromen. Opnieuw stellen we vast dat de Vlaamse exportsstromen weinig stabiel zijn en onderhevig zijn aan een grote dynamiek. We stellen dus eenzelfde fenomeen vast in de Nederlandse en Vlaamse export. Exportstromen zijn zeer dynamisch en handelsrelaties duren veelal een jaar of enkele jaren. De export naar de Europese markten is enigszins stabieler, maar blijft duidelijk ook zeer volatiel. Deze dynamiek geeft aan de exporteurs uit de Lage Landen hun succes in internationale markten telkens opnieuw moeten realiseren. De sterke exportperformantie van Nederland en Vlaanderen is geen automatisme, hoewel dit mogelijk zo lijkt uit de geaggregeerde tendenzen. Deze onderliggende micromechanismen schetsen bijgevolg een nieuw beeld van Nederlandse en Vlaamse export: die is het resultaat van telkens nieuwe handelsrelaties die ontstaan. Onze exportperformantie is dus duidelijk geen verworven recht, maar het resultaat van succesvolle internationale bedrijfsstrategieën.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 30
Figuur 8: Overlevingskansen van de Vlaamse export per sector in de EU markt, periode 2002-2012
Bron: eigen analyse op basis van gegevens van de Nationale Bank van België (2015), op basis van Soete, Studnicka en Van Hove (2015) Figuur 9: Overlevingskansen van de Vlaamse extra-EU export per sector, periode 2002-2012
Bron: eigen analyse op basis van gegevens van de Nationale Bank van België (2015), op basis van Soete, Studnicka en Van Hove (2015)
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 31
5.2. De Impact van Europese Vrijhandelsakkoorden op de Nederlandse en Vlaamse Handel Gedurende de afgelopen jaren heeft de Europese Commissie heel wat handelsakkoorden onderhandeld met internationale handelspartners. Deze akkoorden leiden tot de verdere liberalisering van de internationale handel tussen de Europese Unie en enkele belangrijke handelspartners. Dergelijke akkoorden hebben uiteraard als doel de Europese handel te stimuleren. Er bestaat echter discussie over het effect van deze akkoorden, in het bijzonder op specifieke lidstaten van de Europese Unie. Een handelsakkoord van de ganse Europese Unie heeft immers mogelijk diverse effecten op de lidstaten van de Europese Unie. Figuur 10: Impact van Europese Vrijhandelsakkoorden op de Nederlandse en Vlaamse Import Estland*** Bulgarije*** Italië** Oostenrijk** Cyprus*** Malta*** VK*** Zweden*** Luxemburg*** Tsjechië*** Slovenië** België*** Frankrijk*** Litouwen** Denemarken** Nederland*** Spanje*** Finland** Hongarije** Roemenië** Ierland** Duitsland** Polen** Letland** Vlaanderen** Portugal*** Slovakije Griekenland
IM EM
-30-20-10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90100
Bron: eigen analyse op basis van Soete en Van Hove (2014) Soete en Van Hove (2014) ontwikkelden een methodologie om de effecten van dergelijke handelsakkoorden op de Europese handel te meten. In dit rapport vergelijken we de impact van handelsakkoorden op Nederland en Vlaanderen. We maken een onderscheid tussen de import en de export. Bovendien meten we de effecten op de zogenaamde intensieve en extensieve marge van de internationale handel. De extensieve marge meet het aantal verhandelde producten en weerspiegelt dus de productdifferentiatie in de handel. De intensieve marge geeft de gemiddelde exportwaarde weer per product en weerspiegelt dus de gemiddelde intensiteit van de handel. De som van de effecten op beide marges geeft het effect op de totale handel. Figuur 10 geeft de resultaten van een Europese vergelijking voor de import. Figuur 11 geeft de resultaten weer voor de export. De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 32
Uit deze figuren leren we dat de impact van de Europese vrijhandelsakkoorden op de Nederlandse import enigszins groter en positiever zijn dan op de Vlaamse handel. In vergelijking met gans Europa, scoren Nederland en Vlaanderen gemiddeld. Het effect op de intensieve marge en op de extensieve marge is positief. Dit impliceert dus dat Nederland en Vlaanderen, gemiddeld gesproken, dankzij de Europese handelsakkoorden meer importeren en meer diverse producten importeren. Wanneer we de resultaten voor de import vergelijken met de resultaten voor de export stellen we voor de export (Figuur 11) opnieuw zeer positieve effecten vast, althans voor de intensieve marge van de export. Het positieve effect op de intensieve marge wordt deels teniet gedaan door een negatief effect op de extensieve marge. Vlaanderen en Nederland zullen dus dankzij de handelsakkoorden gemiddeld meer exporteren, maar hun productgamma wordt kleiner, allicht door toegenomen concurrentie in de wereldmarkten en verdere specialisatie door exporteurs. De effecten op Vlaanderen zijn duidelijk groter dan op Nederland. In totaal zal Vlaanderen dus sterker kunnen profiteren van nieuwe handelsopportuniteiten dankzij de Europese handelsakkoorden. Figuur 11: Impact van Europese Vrijhandelsakkoorden op de Nederlandse en Vlaamse Export
Roemenië* Litouwen Slovakije Zweden Italië Tsjechië Hongarije Cyprus Vlaanderen Duitsland Spanje Malta Frankrijk Luxemburg VK Estland België Griekenland Finland Letland Polen Bulgarije Denemarken Portugal Oostenrijk Nederland Slovenië Ierland -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Bron: eigen analyse op basis van Soete en Van Hove (2014)
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 33
Samenvatting: Nederland en Vlaanderen zijn onderhevig aan een aantal evoluties in de wereldeconomie. Nederlandse en Vlaamse exporteurs blijken onderhevig te zijn aan een grote dynamiek op internationale markten. Uit onze analyse op bedrijfsniveau blijkt dat exportrelaties relatief kort duren. De meeste exportrelaties worden al na twee jaar beëindigd, ondanks de sterke exportprestaties van de Lage Landen. De sterke exportprestaties op macroniveau verbergen dus een grote onderliggende dynamiek. Tot slot tonen we aan dat de Nederlandse en Vlaamse handel toeneemt dankzij recente bilaterale handelsakkoorden afgesloten door de Europese Unie. Vlaanderen en Nederland zullen dankzij de handelsakkoorden gemiddeld meer exporteren, maar hun productgamma wordt kleiner, allicht door toegenomen concurrentie in de wereldmarkten en verdere specialisatie door exporteurs. De effecten op Vlaanderen zijn duidelijk groter dan op Nederland. In totaal zal Vlaanderen dus sterker kunnen profiteren van nieuwe handelsopportuniteiten dankzij de Europese handelsakkoorden.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 34
6. CONCLUSIE Dit onderzoeksrapport bestudeert de recente evoluties en fenomenen in de Nederlandse en Vlaamse internationale concurrentiepositie. Als kleine open economieën worden Nederland en Vlaanderen sterk geconfronteerd met de toenemende globalisering. Deze creëert zowel nieuwe opportuniteiten als grote uitdagingen voor de Lage Landen. Dit onderzoeksrapport analyseert en vergelijkt de recente internationale concurrentiepositie van Nederland en Vlaanderen, evenals hun onderlinge economische samenhang. Vlaanderen en Nederland hebben veel gemeenschappelijke eigenschappen en belangen in hun internationale handel. Beide economieën zijn de wereldwijde crisis goed doorgekomen en hun exportperformantie is bijzonder sterk. Er is een grote overeenkomst tussen de sterkste exportsectoren van Vlaanderen en Nederland, met name in de chemie- en voedingssector en de machinesector, terwijl hun onderlinge handelsrelatie sterk wordt gedomineerd door de handel in minerale brandstoffen. De exportperformantie van de Lage Landen blijkt in het algemeen relatief stabiel te zijn, maar op het niveau van deelsectoren merken we duidelijk dynamische processen. Geografisch blijven de Lage Landen sterk gericht op de Europese markt, en in het bijzonder op Duitsland, waardoor ze te weinig kunnen inspelen op de groeikansen in opkomende economieën. De beperkte export naar opkomende economieën wordt wel gecompenseerd door een sterke verwevenheid met de Duitse economie waardoor Nederland en Vlaanderen indirect mee kunnen genieten van het Duitse exportsucces naar deze nieuwe markten. Toch bestaan er belangrijke verschillen tussen Nederland en Vlaanderen die mogelijk uiteenlopende belangen aanduiden. Ten eerste zijn de Nederlandse economie en handel duidelijk meer gedifferentieerd en bijgevolg beter in staat internationale schokken op te vangen dan de Vlaamse economie. Niettemin slagen Vlaamse exporteurs erin om relatief sterke prestaties neer te zetten in een groter aantal sectoren dan Nederlandse exporteurs. De Nederlandse export geniet dan weer van uitzonderlijk sterke prestaties in de topsectoren. Ten tweede is de Nederlandse export onderhevig aan een grotere dynamiek dan de Vlaamse export. De Nederlandse exportpositie ondervindt duidelijk sterke internationale concurrentie, terwijl Vlaanderen erin slaagt zich op exportvlak te versterken in vele sectoren. Ten derde houdt Vlaanderen goed stand in bepaalde arbeidsintensieve sectoren (bv. textiel en staal), dankzij een hoge arbeidsproductiviteit en innovatie. Diezelfde sectoren hebben het bijzonder moeilijk in Nederland. Tot slot slaagt Nederland er beter dan Vlaanderen in om relatief sterk te presteren in vele sectoren op de belangrijkste exportmarkten, zowel binnen als buiten Europa. Enkel in Frankrijk presteert Vlaanderen duidelijk beter dan Nederland dankzij sterke connecties tussen de Franse en Belgische economie. De Nederlands-Vlaamse handelsrelatie is intensief en divers. Naast het grote belang van de wederzijdss handel in minerale brandstoffen, handelen Nederland en Vlaanderen veel in machines en chemieproducten. Dit creëert een sterke verwevenheid tussen beide economieën die een belangrijke steun kan bieden bij de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Lage Landen in de werel, in het bijzonder in deze sectoren. Beide economieën zijn onderhevig aan internationale tendenzen. In het bijzonder blijkt uit dit onderzoeksrapport dat Vlaamse en Nederlandse exportrelaties relatief kort stand houden. De De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 35
meeste exportrelaties worden al na twee jaar beëindigd. De sterke exportprestaties op macroniveau verbergen dus dynamische , en voor exporteurs uitdagende, microprocessen. Tot slot blijken de Europese handelsakkoorden nieuwe opportuniteiten te creëren voor de export en import van de Lage Landen. Deze analyse leidt tot enkele belangrijke beleidsaanbevelingen. Nederland en Vlaanderen hebben duidelijk veel gemeenschappelijke belangen: er is een sterke overeenkomst in hun belangrijkste exportactiviteiten en hun integratie in de Europese en wereldwijde economie verloopt op een gelijkaardige manier, met een sterke focus op de Europese markt en een toenemend belang van niet-Europese markten. De export is de essentiële motor van de economische groei in beide kleine open economieën. Het verder en blijvend stimuleren van deze export is cruciaal voor de welvaart in de Lage Landen. Hierbij kan samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen helpen. Ten eerste blijkt dat de vele kleine ondernemingen in de Lage Landen moeilijkheden vinden om hun export te starten. Het ondersteunen van ondernemingen in hun prille internationalisering is een belangrijke beleidsopdracht. Maar uit deze analyse blijft bovendien dat exporteurs onderhevig zijn aan een grote dynamiek in hun bestemmingsmarkten en in hun exportproducten. Export moet niet enkel in de initiële fase worden ondersteund, maar verdient blijvende ondersteuning om nieuwe markten met nieuwe producten te betreden en te herbetreden. Enkele markten verdienen specifieke aandacht, bijvoorbeeld via exportfacilitatie en handelsmissies. Exporteurs uit de Lage Landen presteren momenteel relatief zwak in belangrijke opkomende economieën. Hun positie kan worden versterkt, in het bijzonder via samenwerking tussen hun regeringen in hun exportpromotiebeleid gericht op deze opkomende economieën. Maar ook handelspartners dicht bij huis verdienen bijzondere aandacht. De grote verwevenheid van de Nederlandse en Vlaamse handel met de Duitse industrie maakt het essentieel voor Nederlandse en Vlaamse exporteurs om zich sterk te profileren en te integreren in het Europees netwerk. De overheden kunnen deze samenwerking met onze buurlanden, en in het bijzonder Duitsland, mee ondersteunen.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 36
APPENDIX A: SAMENSTELLING VAN DE NEDERLANDSE EXPORT EN IMPORT IN 2014 VOLGENS DE HOOFDSTUKKEN VAN HET HARMONIZED SYSTEM Bron: UN Comtrade (2015) – in 1000 euro Deze appendix geeft een gedetailleerd beeld van de samenstelling van de Nederlandse export en import, evenals van het belang van elke sector in de totale export en import. Omschrijving Sector
01 Levende dieren 02 Vlees 03 Vis, schaaldieren en weekdieren
2055556.36 8084540.80 2913453.25
950157.00 3843734.82 2286460.57
Exports (in %) 0.44 1.72 0.62
04 Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning
7797696.44
3425673.28
1.66
0.81
484547.92
412847.45
0.10
0.10
06 Levende planten en producten van de bloementeelt
8291396.40
1667742.30
1.76
0.40
07 Groenten, planten, wortels en knollen 08 Fruit
5833825.91 4587297.26
2026827.21 5073703.75
1.24 0.97
0.48 1.21
824412.48 603937.93 414274.96
1233617.51 2492693.37 650537.98
0.18 0.13 0.09
0.29 0.59 0.15
2648841.06
3418333.09
0.56
0.81
87079.12
123510.28
0.02
0.03
05 Andere producten van dierlijke oorsprong
09 Koffie, thee, maté en specerijen 10 Granen 11 Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; tarwegluten 12 Zaden en vruchten; zaaigoed
13 Plantensappen en plantenextracten; gommen; harsen De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Exports
Imports
Imports (in %) 0.23 0.91 0.54
Page 37
20628.96
38136.01
0.00
0.01
15 Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten
3984682.06
4251941.82
0.85
1.01
16 Bereidingen van vlees, vis en schaaldieren
1503003.69
1490856.37
0.32
0.35
17 Suiker en suikerbereidingen 18 Cacao en cacaobereidingen 19 Bereidingen van graan; gebak
1223352.32 4286457.42 3937381.40
903429.61 3168770.80 1590428.96
0.26 0.91 0.84
0.21 0.75 0.38
20 Bereidingen van groenten, vruchten en andere plantendelen
4170318.66
2654350.18
0.89
0.63
21 Diverse producten voor menselijke consumptie 22 Dranken, alcohol en azijn 23 Resten en afval van voeding; voedel voor dieren
3912846.21 4333366.61 5167163.23
1793895.17 3084828.72 3921250.79
0.83 0.92 1.10
0.43 0.73 0.93
24 Tabak en tabaksurrogaten
2794684.59
1062688.00
0.59
0.25
25 Zout; zwavel; aarde en steen; gips; kalk; cement
1037324.54
1249187.18
0.22
0.30
3227595.17 63762339.87
3609769.38 88685581.96
0.69 13.54
0.86 21.07
3143652.92
2951239.18
0.67
0.70
17446434.56 19079028.92 2128281.04 3340778.39
13803110.04 12394537.38 862298.14 2207069.32
3.71 4.05 0.45 0.71
3.28 2.94 0.20 0.52
14 Stoffen voor het vlechten en andere plantaardige producten
26 Ertsen, slakken en assen 27 Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten 28 Anorganische chemische producten
29 Organische chemische producten 30 Farmaceutische producten 31 Meststoffen 32 Looi- en verfextracten; kleurstoffen; verf en vernis
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 38
33 Etherische oliën; harsaroma's; parfumerie, toiletartikelen en cosmetica
2606343.28
2423528.13
0.55
0.58
34 Zeep; wasmiddelen; smeermiddelen; poets- en onderhoudsmiddelen
2386015.72
1597536.16
0.51
0.38
35 Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen
1399574.08
866067.54
0.30
0.21
111010.46
78521.59
0.02
0.02
1166884.57 7813304.76 20071820.33 3456535.59 516525.50
558674.28 5151702.13 11859997.89 3719432.90 298197.64
0.25 1.66 4.26 0.73 0.11
0.13 1.22 2.82 0.88 0.07
1254957.48
1292001.96
0.27
0.31
222483.77
60294.75
0.05
0.01
44 Hout; houtskool 45 Kurk en kurkwaren 46 Vlechtwerk en mandenmakerswerk
1243520.76 2760.47 42587.91
2557332.88 5617.92 59001.90
0.26 0.00 0.01
0.61 0.00 0.01
47 Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen
1404284.67
1741938.57
0.30
0.41
48 Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren
4122576.24
4226090.81
0.88
1.00
36 Kruit en springstoffen; ontvlambare stoffen 37 Producten voor fotografie en cinematografie 38 Diverse producten van de chemische industrie 39 Kunststof en toepassingen 40 Rubber en toepassingen 41 Huiden, vellen en leder 42 Lederwaren; zadels en tuigen; reisartikelen; handtassen
43 Pelterijen en bontwerk; namaakbont
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 39
49 Artikelen van de uitgeverij
1324982.29
761402.18
0.28
0.18
50 Zijde 51 Wol, fijn haar en grof haar
2768.58 28765.91
4308.50 57644.49
0.00 0.01
0.00 0.01
52 Katoen 53 Andere plantaardige textielvezels
356787.54 45962.78
228390.12 48030.21
0.08 0.01
0.05 0.01
54 Synthetische of kunstmatige filamenten
715983.47
575226.49
0.15
0.14
55 Synthetische of kunstmatige stapelvezels 56 Watten, vilt, touw en kabel
281505.18 516237.64
345987.92 433498.51
0.06 0.11
0.08 0.10
57 Tapijten 58 Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieen
910171.44 101398.56
294944.46 59631.97
0.19 0.02
0.07 0.01
59 Weefsels, geimpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen
409208.79
297287.04
0.09
0.07
60 Brei- en haakwerk aan het stuk 61 Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk
122363.07 3888075.30
99849.23 5835308.34
0.03 0.83
0.02 1.39
62 Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk
3713907.74
5478095.20
0.79
1.30
63 Andere geconfectioneerde artikelen
1002351.96
1206619.71
0.21
0.29
64 Schoeisel
2912980.44
3138703.40
0.62
0.75
210707.46 46776.21
209321.46 58475.40
0.04 0.01
0.05 0.01
65 Hoofddeksels 66 Paraplu's, wandelstokken
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 40
56910.67
70225.41
0.01
0.02
880042.82
1002881.89
0.19
0.24
429424.27 1059956.78 1035204.67
604327.75 1075068.07 1098147.44
0.09 0.23 0.22
0.14 0.26 0.26
72 Gietijzer, ijzer en staal 73 Toepassingen van gietijzer, van ijzer en van staal 74 Koper en toepassingen 75 Nikkel en toepassingen 76 Aluminium en toepassingen 78 Lood en toepassingen 79 Zink en toepassingen 80 Tin en toepassingen 81 Andere onedele metalen 82 Gereedschap van onedel metaal
11560774.84 5934902.91 2304345.89 1726331.98 6204927.18 163742.90 821203.88 460154.95 549639.77 1966535.05
8709708.80 5670233.37 1976083.23 1194742.02 6291851.49 50874.94 411468.82 411074.55 595419.90 2037347.75
2.46 1.26 0.49 0.37 1.32 0.03 0.17 0.10 0.12 0.42
2.07 1.35 0.47 0.28 1.49 0.01 0.10 0.10 0.14 0.48
83 Allerlei toepassingen van onedele metalen 84 Machines, toestellen en mechanische werktuigen
955260.92 70372372.98
1197662.26 54716946.03
0.20 14.94
0.28 13.00
85 Elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken
56567308.78
51356616.22
12.01
12.20
67 Artikelen van veren of van dons
68 Werken van steen, van gips, van cement 69 Keramische producten 70 Glas en glaswerk 71 Edelstenen en halfedelstenen; edele metalen; diamant; munten
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 41
348655.52
254986.03
0.07
0.06
87 Voertuigen voor vervoer over land
16477681.09
20470238.03
3.50
4.86
88 Luchtvaart en ruimtevaart 89 Scheepvaart 90 Optische instrumenten, apparaten en toestellen
1695931.60 1615106.58 20260223.58
1002041.48 504481.24 17272676.63
0.36 0.34 4.30
0.24 0.12 4.10
238396.78 337943.87
468595.13 203193.39
0.05 0.07
0.11 0.05
18377.50
91942.33
0.00
0.02
94 Meubelen; artikelen voor bedden en dergelijke; verlichtingstoestellen
3151750.14
4108049.33
0.67
0.98
95 Speelgoed, ontspannings- en sportartikelen
4226376.29
4084714.94
0.90
0.97
1135554.60 66817.40 726551.27 470886707.91
773352.23 249541.21 83049.76 420995411
0.24 0.01 0.15 100.00
0.18 0.06 0.02 100.00
86 Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen
91 Uurwerken 92 Muziekinstrumenten 93 Wapens en munitie
96 Diverse toepassingen 97 Kunstvoorwerpen; antiek 99 Bepaalde bijzondere gevallen; vertrouwelijke trafiek GRAND TOTAL
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 42
APPENDIX B: SAMENSTELLING VAN DE VLAAMSE EXPORT EN IMPORT IN 2013 VOLGENS DE HOOFDSTUKKEN VAN HET HARMONIZED SYSTEM Bron: Nationale Bank van België (2015) Deze appendix geeft een gedetailleerd beeld van de samenstelling van de Vlaamse export en import, evenals van het belang van elke sector in de totale export en import. Omschrijving Sector
Vlaamse Export
01 Levende dieren 02 Vlees 03 Vis, schaaldieren en weekdieren 04 Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning 05 Andere producten van dierlijke oorsprong 06 Levende planten en producten van de bloementeelt 07 Groenten, planten, wortels en knollen 08 Fruit 09 Koffie, thee, maté en specerijen 10 Granen 11 Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; tarwegluten 12 Zaden en vruchten; zaaigoed 13 Plantensappen en plantenextracten; gommen; harsen 14 Stoffen voor het vlechten en andere plantaardige producten 15 Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten 16 Bereidingen van vlees, vis en schaaldieren 17 Suiker en suikerbereidingen 18 Cacao en cacaobereidingen
393022108 2830861675 571774557.8 1872912927 102277224.1 594566178 1725981597 2215957416 664176215 502145533.9 667907844.7 660339748.2 56468783.16 11082064 1494107179 760174408.2 761320912.9 2083167912
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Vlaamse Invoer
Vlaamse Export (in %)
Vlaamse Import (in %)
529935372.9 983799318.2 1084443208 2034420405 151145607.9 422316638.8 1333587637 2472379923 896676720.9 1712157856 485307043.3 1560027563 83569967.54 17260139.61 1563894224 728140558.6 850240743.8 1378741461
0.13 0.96 0.19 0.64 0.03 0.20 0.59 0.76 0.23 0.17 0.23 0.23 0.02 0.00 0.51 0.26 0.26 0.71
0.18 0.34 0.38 0.71 0.05 0.15 0.46 0.86 0.31 0.59 0.17 0.54 0.03 0.01 0.54 0.25 0.29 0.48
Page 43
19 Bereidingen van graan; gebak 20 Bereidingen van groenten, vruchten en andere plantendelen 21 Diverse producten voor menselijke consumptie 22 Dranken, alcohol en azijn 23 Resten en afval van voeding; voedel voor dieren 24 Tabak en tabaksurrogaten 25 Zout; zwavel; aarde en steen; gips; kalk; cement 26 Ertsen, slakken en assen 27 Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten 28 Anorganische chemische producten 29 Organische chemische producten 30 Farmaceutische producten 31 Meststoffen 32 Looi- en verfextracten; kleurstoffen; verf en vernis 33 Etherische oliën; harsaroma's; parfumerie, toiletartikelen en cosmetica 34 Zeep; wasmiddelen; smeermiddelen; poets- en onderhoudsmiddelen 35 Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen 36 Kruit en springstoffen; ontvlambare stoffen 37 Producten voor fotografie en cinematografie 38 Diverse producten van de chemische industrie 39 Kunststof en toepassingen 40 Rubber en toepassingen 41 Huiden, vellen en leder 42 Lederwaren; zadels en tuigen; reisartikelen; handtassen 43 Pelterijen en bontwerk; namaakbont 44 Hout; houtskool 45 Kurk en kurkwaren De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
2352000250 2363038334 1217627589 2117776528 1733359862 898030491.2 443153529.7 994726084.3 38947212449 2321943920 26206170480 23870086103 1562085863 2514444054 1503113490
1120721240 1544575215 829797195.3 1740927092 1498158220 1003872801 821603594.1 2650671048 60380790641 2152622414 24746819638 19519935792 1038785295 1231845108 1495081410
0.80 0.81 0.41 0.72 0.59 0.31 0.15 0.34 13.27 0.79 8.93 8.13 0.53 0.86 0.51
0.39 0.54 0.29 0.60 0.52 0.35 0.28 0.92 20.94 0.75 8.58 6.77 0.36 0.43 0.52
1899442458
1156725916
0.65
0.40
637739146.6 1632860.66 963228866.3 5058462753 20845931120 3549318008 105232478.5 772040890.1 22150337.67 1467257129 7604747.86
420857111.7 12926393.03 333042170.7 3481411907 12334430341 3218274170 66086285.55 672773439.4 18899416.12 1799740451 6483671.01
0.22 0.00 0.33 1.72 7.10 1.21 0.04 0.26 0.01 0.50 0.00
0.15 0.00 0.12 1.21 4.28 1.12 0.02 0.23 0.01 0.62 0.00 Page 44
46 Vlechtwerk en mandenmakerswerk 47 Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen 48 Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren 49 Artikelen van de uitgeverij 50 Zijde 51 Wol, fijn haar en grof haar 52 Katoen 53 Andere plantaardige textielvezels 54 Synthetische of kunstmatige filamenten 55 Synthetische of kunstmatige stapelvezels 56 Watten, vilt, touw en kabel 57 Tapijten 58 Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieen 59 Weefsels, geimpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen 60 Brei- en haakwerk aan het stuk 61 Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk 62 Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk 63 Andere geconfectioneerde artikelen 64 Schoeisel 65 Hoofddeksels 66 Paraplu's, wandelstokken 67 Artikelen van veren of van dons 68 Werken van steen, van gips, van cement 69 Keramische producten 70 Glas en glaswerk 71 Edelstenen en halfedelstenen; edele metalen; diamant; munten 72 Gietijzer, ijzer en staal 73 Toepassingen van gietijzer, van ijzer en van staal De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
14542252.45 527229493.5 2840886261 640904433.6 4262814.73 72448496.8 250962951.1 212516841.9 427324055 769398908.5 376692137.5 1325665372 190770948.9 291118057 119767163.3 2750958813 2021185855 550952507.9 3121474845 87092170.2 19774291.36 25321112.89 792518308 341848945.1 785536287.4 16478146326 8314993058 3446799698
21192304.28 549954013.4 3254817384 543335988.8 5440072.85 74411157.15 237184894 111732330 497217326.7 393447558.4 342285205.6 164925532.4 60394726.61 107737702.5 110746607.2 2279077359 2059602297 634820803.2 2203890783 73342873.88 25956814.31 28533600.87 608441123.2 461602274.3 957778712.7 15854986601 5468741452 3514171040
0.00 0.18 0.97 0.22 0.00 0.02 0.09 0.07 0.15 0.26 0.13 0.45 0.07 0.10 0.04 0.94 0.69 0.19 1.06 0.03 0.01 0.01 0.27 0.12 0.27 5.61 2.83 1.17
0.01 0.19 1.13 0.19 0.00 0.03 0.08 0.04 0.17 0.14 0.12 0.06 0.02 0.04 0.04 0.79 0.71 0.22 0.76 0.03 0.01 0.01 0.21 0.16 0.33 5.50 1.90 1.22 Page 45
74 Koper en toepassingen 75 Nikkel en toepassingen 76 Aluminium en toepassingen 78 Lood en toepassingen 79 Zink en toepassingen 80 Tin en toepassingen 81 Andere onedele metalen 82 Gereedschap van onedel metaal 83 Allerlei toepassingen van onedele metalen 84 Machines, toestellen en mechanische werktuigen 85 Elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken 86 Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen 87 Voertuigen voor vervoer over land 88 Luchtvaart en ruimtevaart 89 Scheepvaart 90 Optische instrumenten, apparaten en toestellen 91 Uurwerken 92 Muziekinstrumenten 93 Wapens en munitie 94 Meubelen; artikelen voor bedden en dergelijke; verlichtingstoestellen
3007796043 371827261.3 2205101730 253569025.8 689202765.1 204049925 128576699.4 962382393.9 346962923.5 20885061128 9169581848 117141942.6 30190996049 686099136.3 95091377.99 6757519662 96460364.05 16565042.14 24545244.17 1757052834
2915130750 460039313.4 2227877569 130398183.9 457356783.8 121110893.4 171003596.7 1131267090 719457856.6 20935899766 10814869544 176996994.7 30000395685 499275230 192117669.4 5853557726 107941656.9 34591449.19 43221443.92 2549236512
1.02 0.13 0.75 0.09 0.23 0.07 0.04 0.33 0.12 7.12 3.12 0.04 10.29 0.23 0.03 2.30 0.03 0.01 0.01 0.60
1.01 0.16 0.77 0.05 0.16 0.04 0.06 0.39 0.25 7.26 3.75 0.06 10.40 0.17 0.07 2.03 0.04 0.01 0.01 0.88
95 Speelgoed, ontspannings- en sportartikelen 96 Diverse toepassingen 97 Kunstvoorwerpen; antiek 98 Complete fabriekinstallaties uitgevoerd overeenkomstig verordening (eg) nr. 840/96 van de commissie
940171059.7 969469227.6 54713859.35 216226742.2
1069807900 618133177.4 87011790.53 166254883.7
0.32 0.33 0.02 0.07
0.37 0.21 0.03 0.06
99 Bepaalde bijzondere gevallen; vertrouwelijke trafiek Grand Total
4178509927 2.93469E+11
2658460763 2.88373E+11
1.42 100.00
0.92 100.00
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 46
APPENDIX C: EIGENSCHAPPEN VAN DE NEDERLANDS-VLAAMSE HANDEL Bron: eigen berekeningen op basis van Nationale Bank van België (2015) Omschrijving Sector
Vlaamse Uitvoer naar Nederland (in euro) in 2013
Nederlandse Uitvoer naar Vlaanderen (in euro) in 2013
Vlaamse Handelsbalans t.o.v. Nederland (in euro) in 2013
01 Levende dieren 02 Vlees 03 Vis, schaaldieren en weekdieren 04 Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning 05 Andere producten van dierlijke oorsprong 06 Levende planten en producten van de bloementeelt 07 Groenten, planten, wortels en knollen 08 Fruit
213,457,951.59
325,569,601.32
-112,111,649.73
460,296,808.35
321,468,332.21
138,828,476.14
206,777,712.53
310,307,365.51
479,359,835.72
09 Koffie, thee, maté en specerijen 10 Granen
Vlaamse Uitvoer naar Nederland (% van totaal)
Nederlandse Uitvoer naar Vlaanderen (% van totaal)
Groei in Procentueel Belang 20022013 (in %) in de Vlaamse Export naar Nederland
Groei in Procentueel Belang 20022013 (in %) in de Nederlandse Export naar Vlaanderen
-103,529,652.98
0.55 1.19 0.54
0.52 0.52 0.50
5.68 -30.17 -21.96
-20.82 -14.58 -27.52
892,386,850.25
-413,027,014.53
1.24
1.43
-20.57
-23.16
27,112,260.71
37,467,954.23
-10,355,693.52
0.07
0.06
85.30
-29.70
252,340,566.42
236,480,496.95
15,860,069.47
0.65
0.38
61.20
-50.91
265,511,425.62
503,933,941.92
-238,422,516.30
0.69
0.81
-21.52
-22.06
339,603,898.56
298,194,748.55
41,409,150.01
0.88
0.48
-41.06
24.54
278,464,288.05
60,671,041.74
217,793,246.31
0.72
0.10
213.03
9.65
130,429,041.80
116,692,431.59
13,736,610.21
0.34
0.19
20.08
28.82
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 47
11 Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; tarwegluten 12 Zaden en vruchten; zaaigoed 13 Plantensappen en plantenextracten; gommen; harsen 14 Stoffen voor het vlechten en andere plantaardige producten 15 Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten 16 Bereidingen van vlees, vis en schaaldieren 17 Suiker en suikerbereidingen 18 Cacao en cacaobereidingen 19 Bereidingen van graan; gebak 20 Bereidingen van groenten, vruchten en andere plantendelen 21 Diverse producten voor menselijke consumptie 22 Dranken, alcohol en azijn 23 Resten en afval van voeding; voedel voor dieren 24 Tabak en tabaksurrogaten 25 Zout; zwavel; aarde en
181,751,339.33
95,934,936.77
85,816,402.56
0.47
0.15
6.16
-39.06
84,126,312.08
289,476,202.66
-205,349,890.58
0.22
0.46
22.31
8.03
7,597,681.69
5,477,178.63
2,120,503.06
0.02
0.01
-66.81
-31.71
2,801,823.19
1,243,294.26
1,558,528.93
0.01
0.00
-28.11
-28.51
410,428,043.36
770,798,118.01
-360,370,074.65
1.06
1.24
75.53
-21.96
265,684,514.13
233,244,996.14
32,439,517.99
0.69
0.37
-29.68
-23.19
189,830,262.66
188,435,588.10
1,394,674.56
0.49
0.30
-2.14
-33.87
376,102,457.13
369,229,715.67
6,872,741.46
0.98
0.59
3.09
5.77
575,063,312.52
289,907,653.89
285,155,658.63
1.49
0.47
17.16
-29.62
385,030,025.67
235,055,724.06
149,974,301.61
1.00
0.38
17.13
-25.72
249,761,353.76
256,562,924.22
-6,801,570.46
0.65
0.41
37.55
-36.89
405,153,782.11
196,149,634.42
209,004,147.69
348,433,437.54
929,586,012.66
-581,152,575.12
1.05 0.90
0.31 1.49
-3.20 56.69
-35.20 5.17
152,994,380.53
314,149,798.15
-161,155,417.62
59,084,656.16
249,882,294.74
-190,797,638.58
0.40 0.15
0.50 0.40
-46.58 -70.05
23.57 -17.14
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 48
steen; gips; kalk; cement 26 Ertsen, slakken en assen 27 Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten 28 Anorganische chemische producten 29 Organische chemische producten
257,446,733.41
453,752,578.03
-196,305,844.62
10,831,668,525.6 4
32,015,906,879.6 2
21,184,238,353. 98
260,512,056.87
314,848,820.21
2,543,630,358.46
3,810,640,380.24
30 Farmaceutische producten 31 Meststoffen 32 Looi- en verfextracten; kleurstoffen; verf en vernis
679,736,104.88
33 Etherische oliën; harsaroma's; parfumerie, toiletartikelen en cosmetica 34 Zeep; wasmiddelen; smeermiddelen; poets- en onderhoudsmiddelen 35 Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen 36 Kruit en springstoffen; ontvlambare stoffen 37 Producten voor fotografie en cinematografie 38 Diverse producten van de chemische industrie 39 Kunststof en toepassingen 40 Rubber en toepassingen 41 Huiden, vellen en leder
0.67 28.09
0.73 51.41
816.04 192.22
81.78 78.19
-54,336,763.34
0.68
0.51
-21.71
-24.89
6.60
6.12
23.58
-6.64
741,988,340.95
1,267,010,021.7 8 -62,252,236.07
132,306,460.55
251,240,934.02
-118,934,473.47
175,573,671.62
254,006,927.59
-78,433,255.97
1.76 0.34 0.46
1.19 0.40 0.41
-34.37 20.52 -37.65
16.51 6.19 -40.24
305,163,688.20
247,697,526.56
57,466,161.64
0.79
0.40
39.81
25.71
319,513,007.58
204,971,420.36
114,541,587.22
0.83
0.33
-0.94
-18.03
110,291,162.32
119,948,885.15
-9,657,722.83
0.29
0.19
-10.16
-42.97
454,954.29
2,835,757.17
-2,380,802.88
0.00
0.00
-75.91
-42.06
30,191,190.89
68,443,343.16
-38,252,152.27
0.08
0.11
-70.94
-8.86
500,380,639.51
721,571,195.19
-221,190,555.68
1.30
1.16
37.53
33.33
1,563,399,247.73
2,224,647,006.82
-661,247,759.09
345,136,763.79
239,646,312.17
105,490,451.62
39,032,134.00
4,302,430.88
34,729,703.12
4.06 0.90 0.10
3.57 0.38 0.01
-21.62 -28.29 -26.09
-41.42 -52.82 -85.88
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 49
42 Lederwaren; zadels en tuigen; reisartikelen; handtassen 43 Pelterijen en bontwerk; namaakbont 44 Hout; houtskool 45 Kurk en kurkwaren 46 Vlechtwerk en mandenmakerswerk 47 Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen 48 Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren 49 Artikelen van de uitgeverij 50 Zijde 51 Wol, fijn haar en grof haar 52 Katoen 53 Andere plantaardige textielvezels 54 Synthetische of kunstmatige filamenten 55 Synthetische of kunstmatige stapelvezels 56 Watten, vilt, touw en kabel 57 Tapijten 58 Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieen
74,861,355.32
51,141,030.37
23,720,324.95
0.19
0.08
-18.76
-32.36
1,925,795.37
149,976.17
1,775,819.20
0.00
0.00
-8.65
-76.17
350,695,478.71
256,658,310.18
94,037,168.53
669,485.55
684,608.30
-15,122.75
2,090,684.94
3,334,208.52
-1,243,523.58
0.91 0.00 0.01
0.41 0.00 0.01
-50.49 38.41 -66.70
-51.42 -66.47 -77.73
70,260,674.11
78,339,985.43
-8,079,311.32
0.18
0.13
-44.90
-49.10
541,243,376.99
533,372,111.27
7,871,265.72
1.40
0.86
-49.10
-49.53
245,819,315.43
240,387,648.44
5,431,666.99
76,728.12
110,155.66
-33,427.54
6,478,333.23
3,929,963.90
2,548,369.33
9,760,369.76
11,014,399.51
-1,254,029.75
12,943,415.35
5,751,600.42
7,191,814.93
0.64 0.00 0.02 0.03 0.03
0.39 0.00 0.01 0.02 0.01
-49.57 -55.78 -88.70 -87.23 -29.90
-39.75 -76.46 -72.53 -86.98 -73.49
67,596,098.31
33,798,110.44
33,797,987.87
0.18
0.05
-40.33
-74.39
58,345,187.51
15,587,122.30
42,758,065.21
0.15
0.03
-60.97
-71.56
23,969,823.56
28,632,180.41
-4,662,356.85
0.06
0.05
-53.78
-53.79
155,126,029.74
49,788,327.25
105,337,702.49
11,350,874.83
4,536,804.20
6,814,070.63
0.40 0.03
0.08 0.01
-47.30 -61.17
-66.49 -81.96
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 50
59 Weefsels, geimpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen 60 Brei- en haakwerk aan het stuk 61 Kleding en kledingtoebehoren, van breiof haakwerk 62 Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk 63 Andere geconfectioneerde artikelen 64 Schoeisel 65 Hoofddeksels 66 Paraplu's, wandelstokken 67 Artikelen van veren of van dons 68 Werken van steen, van gips, van cement 69 Keramische producten 70 Glas en glaswerk 71 Edelstenen en halfedelstenen; edele metalen; diamant; munten 72 Gietijzer, ijzer en staal 73 Toepassingen van gietijzer, van ijzer en van staal 74 Koper en toepassingen
20,327,609.57
12,235,368.35
8,092,241.22
0.05
0.02
-47.38
-64.85
5,457,096.54
5,792,631.79
-335,535.25
0.01
0.01
-69.68
-71.50
411,816,692.97
255,644,183.40
156,172,509.57
1.07
0.41
77.64
-51.68
233,522,887.35
273,527,365.89
-40,004,478.54
0.61
0.44
-51.49
-48.56
84,501,088.63
151,462,872.55
-66,961,783.92
0.22
0.24
-39.68
-10.32
565,995,315.46
206,184,505.38
359,810,810.08
9,061,716.83
8,275,346.62
786,370.21
3,030,729.32
4,593,213.13
-1,562,483.81
4,586,757.64
4,273,956.40
312,801.24
1.47 0.02 0.01 0.01
0.33 0.01 0.01 0.01
26.40 -53.55 -6.54 48.08
-1.64 -14.68 -41.60 -38.05
191,802,801.12
135,432,503.06
56,370,298.06
0.50
0.22
-56.30
-18.50
47,682,749.11
54,607,596.36
-6,924,847.25
111,513,115.26
213,305,297.54
-101,792,182.28
0.12 0.29
0.09 0.34
-37.68 -56.35
-45.71 -37.14
52,839,025.80
121,599,077.41
-68,760,051.61
0.14
0.20
-48.73
110.42
978,742,431.47
692,869,964.23
285,872,467.24
629,926,659.05
702,620,336.83
-72,693,677.78
2.54 1.63
1.11 1.13
35.55 -35.39
-27.55 -40.46
250,440,766.78
241,219,625.12
9,221,141.66
0.65
0.39
36.76
23.18
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 51
75 Nikkel en toepassingen 76 Aluminium en toepassingen 78 Lood en toepassingen 79 Zink en toepassingen 80 Tin en toepassingen 81 Andere onedele metalen 82 Gereedschap van onedel metaal 83 Allerlei toepassingen van onedele metalen 84 Machines, toestellen en mechanische werktuigen 85 Elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken 86 Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen 87 Voertuigen voor vervoer over land 88 Luchtvaart en ruimtevaart 89 Scheepvaart 90 Optische instrumenten, apparaten en toestellen 91 Uurwerken 92 Muziekinstrumenten 93 Wapens en munitie
9,268,915.48
47,029,919.13
-37,761,003.65
362,249,962.01
497,272,481.00
-135,022,518.99
15,188,062.40
38,119,605.68
-22,931,543.28
120,270,853.36
77,503,161.19
42,767,692.17
36,506,094.60
5,731,750.03
30,774,344.57
8,548,225.61
22,868,378.87
-14,320,153.26
68,505,067.26
120,974,810.56
84,594,280.77
0.02 0.94
0.08 0.80
-70.08 -43.57
89.09 -56.93
-52,469,743.30
0.04 0.31 0.09 0.02 0.18
0.06 0.12 0.01 0.04 0.19
-50.67 91.60 929.45 -43.48 -14.26
284.11 -41.02 -25.09 -73.54 -17.47
87,561,415.23
-2,967,134.46
0.22
0.14
-32.16
-43.52
1,711,981,565.14
2,895,054,712.67
4.44
4.65
-30.66
-41.48
935,123,286.81
2,180,835,619.59
1,183,073,147.5 3 1,245,712,332.7 8
2.43
3.50
-50.42
-41.43
12,025,807.44
9,018,928.96
3,006,878.48
0.03
0.01
-84.65
-62.08
3,516,988,797.58
1,327,815,672.87
2,189,173,124.7 1
9.12
2.13
-41.19
-60.83
986,578.85
2,542,599.36
-1,556,020.51
21,612,002.16
33,862,514.75
-12,250,512.59
407,949,129.41
571,897,671.61
-163,948,542.20
0.00 0.06 1.06
0.00 0.05 0.92
-74.78 12.08 -3.47
-45.05 -80.20 -41.41
11,496,623.75
14,030,094.38
-2,533,470.63
7,775,888.83
13,517,841.69
-5,741,952.86
760,460.83
126,488.13
633,972.70
0.03 0.02 0.00
0.02 0.02 0.00
-14.47 -29.54 -73.86
14.83 3.75 -77.95
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 52
94 Meubelen; artikelen voor bedden en dergelijke; verlichtingstoestellen 95 Speelgoed, ontspanningsen sportartikelen 96 Diverse toepassingen 97 Kunstvoorwerpen; antiek Grand Total
481,791,447.46
370,326,514.47
111,464,932.99
1.25
0.59
-56.96
-49.57
149,607,921.11
191,412,268.51
-41,804,347.40
0.39
0.31
-8.63
-34.78
110,827,818.96
73,124,996.97
37,702,821.99
331,158.86
3,009,317.72
-2,678,158.86
-9.87 -67.79
62,271,247,618.8
-23,716,653,686
0.12 0.00 100.00
88.72 -95.15
38,554,593,932.8
0.29 0.00 100.00
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 53
BIBLIOGRAFIE Baert, L. en Reynaerts, J. (2014a).Competiviteit en exportperformantie van de Vlaamse economie, Beleidsrapport STORE-B-13-020, Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie. Baert, L. en Reynaerts, J. (2014b). Het Transformatiepotentieel van de Vlaamse Economie, Beleidsrapport STORE-B-13-019, Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie. Balassa, B. (1965). Trade Liberalisation and Revealed Comparative Advantage, The Manchester School, 33, p. 99-123. Belderbos, R., Roggeman, T., Sleuwaegen, L. & Van Hove, J. (2013). Internationale Handel in Diensten en de Positie van Vlaanderen”, Steunpunt Buitenlands beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking, Steunpunt-paper no. 7. Bogaert, H. en Kegels, C. (2012). Concurrentievermogen van België, Federaal Planbureau Planning Paper 112. Brouwers, E., Gerrits, R., Forrez I. en Devloo T. (2014). Impact of energy and feedstock costs on the competitiveness of the chemical industry in the ARA-cluster, Rapport Essencia en VNCI. Buiren, K.H.S., Weda, J. en Felsö, F. (2006). Chemie in concurrentie: Onderzoek naar de concurrentiepositie van de Nederlandse chemische industrie, SEO-rapport nr. 918. CPB, (2002). Macro Economische verkenning 2012, Centraal Plan Bureau. CPB, (2015). Macro Economische verkenning 2015, Centraal Plan Bureau. CBS, (2015). Internationaliserings monitor 2015, Centraal Bureau voor de Statistiek. de Groot, H. en Bakens, J. (2007). Globalisation and the Dutch economy; a case study to the influence of the emergence of China and Eastern Europe on Dutch international trade, CPB Discussion Paper, CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis. De Jong, P. en van Winden. (2011). Nederland en de BRIC’s: oorzaken van de beperkte aansluiting van Nederlandse bedrijven, Onderzoek voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De Ruytter, S., Goesaert, T., Konings, J. en Reynaerts, J., (2012). Sector analyse van de Vlaamse industrie, Beleidsrapport STORE-B-12-001, Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie. Deloitte (2015). Benchmarking study of power prices in Belgium and surrounding countries, Deloitte. Europese Commisie, (2014). Macro-economische onevenwichtigheden – Nederland 2014, online rapport. Eurostat (2015). Regional Trade Statistics, Database.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 54
Festraets, D. en Vergeynst, T. (2008). Structuur van de Vlaamse uitvoer en kortetermijnprognose (2008/1). FIT, (2015). Flanders Investment & Trade (FIT): http://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/nieuws/vlaamse-handelscijfers-2014-toegangnieuwe-groeimarkten-vergroot-maar-export-naar-buurlanden Geraadpleegd op 12 juli 2015 FO (2015). Flanders Outlook 2015, Research Centre of the Government of Flanders. Goesaert, T. en Reynaerts, J. (2014). De concurrentiepositie van de Vlaamse industrie, Beleidsrapport STORE-B-12-012, Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie. Ketelaars, P. (2011), De Lage Landen 2020-2040: Vlaamse-Nederlandse strategische economische samenwerking op middellange termijn, Steunpunt Buitenlands Beleid. Konings J, Marcolin L (2011). The competitiveness of regions: a comparison between Belgian and German regions. Rev Bus Eco Lit LVI, p.274-288. Lejour, A. (2015). The Duration of Dutch Export Relations: Decomposing Firm, Country and Product Characteristics, De Economist, 163(2), p. 155–176. MSM (2014). Can the Netherlands diversify and grow its exports? Identifying thirty thousand opportunities, Maastricht School of Management, Business Brief, nr. 2. PLM, (2011). De concurrentiepositie van Nederlandse regio’s: Regionaal-economische samenhang in Europa. Prince, Y., Verhoeven, W. and Hessels, J., (2004). Factors influencing export development of Dutch manufactured products, No H200307, Scales Research Reports, EIM Business and Policy Research. Snijders H. en Jacobs D. (2013). Clusters and Niches de Specialisatie van de Nederlandse Economie, Webpublicatie, nr. 76. Soete, S., Studnicka, Z. en Van Hove, J. (2015), Determinants of the Export Performance of Flemish Firms, KU Leuven. Soete, S., Van Hove, J. (2014). Dissecting the trade effects of Europe’s economic integration agreements, Steunpunt Buitenlands beleid, internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking, Steunpunt-paper no. 18. Studnicka, Z. en Van Hove, J. (2015). Export survival and economic growth: evidence from European exports in times of crisis, KU Leuven. Tielens, J. & Van Hove, J. (2014). Het Potentieel van de Belgische Dienstenexport: een Sectorale en Bilaterale Studie. Steunpuntpaper 17, Buitenlands beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking. Tielens, J., Van Hove, J. (2014). Het potentieel van de Vlaamse dienstenexport, Steunpunt Buitenlands beleid, internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking, forthcoming.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 55
Van Hove, J. (2010). Innovation and Bilateral Export Performance: Evidence from Intra-European Manufacturing Trade, International Journal of Economic Issues, 3 (2), p. 261-299. Vanelslander, T., Kuipers, B., Hintjens, J. en van der Horst, M. (2011). Ruimtelijk-economische en logistieke analyse: de Vlaams-Nederlandse Delta in 2040. Vergeynst, T. (2012). De Vlaamse open economie. Studiedienst van de Vlaamse regering (2012/2). WEF (2014). The Global Competitiveness Report, WEF publication online. Yeats, A.J. (1985). On the Appropriate Interpretation of the Revealed Comparative Advantage Index: Implications of a Methodology Based on Industry Sector Analysis, Weltwirtschaftliches Archiv, 121, p. 61-73. Yu, R. en Leung, P. (2009). The normalized revealed comparative advantage index, The Annals of Regional Science, 43 (1), p. 267-282. Zaccaria, A., Cristelli, M., Kupers, R., Tacchella, A. en Pietronero, L. (2015). A case study for a new metrics for economic complexity: The Netherlands, Journal of Economic Interaction and Cooperation, p. 1–19.
De Economische Vervlechting tussen Nederland en Vlaanderen (2015)
Page 56