DAADKRACHTIG DRUGSBLEID Een gezamenlijke aanpak voor drugs in de politie regio Midden en West Brabant
Commissie Fränzel
December 2009
1
Samenvatting In de nota 'omgaan met drugs in de regio', d.d. 10 maart 1997, zijn in het regionaal college concrete afspraken gemaakt ten aanzien van de aanpak van hard-, soft- en eco- en smart drugs. Doel van deze afspraken was de realisatie van een betere afstemming binnen de keten op zowel regionaal als lokaal niveau. 12 jaar later vraagt dit beleid om herijking. Voortschrijdend inzicht, nieuwe ontwikkelingen en de maatregelingen van de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom maken dat er bestuurlijke noodzaak is het beleid op onderdelen te wijzigen; Preventie en hulpverlening o Voor de verkoop van alcohol en cannabis wordt in onze regio de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. ( conform advies adviescommissie drugsbeleid, van der Donk, 2009) o Op alle scholen voor voortgezet onderwijs en basisscholen in onze regio wordt het voorlichtingsprogramma 'de gezonde school en genotsmidelen' aangeboden. De gemeenten verstrekken de GGD-en en Novadic-Kentron hiervoor een opdracht. o Van gemeenten wordt gevraagd het aanbod van hulp bij verslavingsproblematiek te realiseren met doorbreken van schotten tussen de traditionele sectoren van hulpverlening met als doel snel en adequaat ingrijpen indien ouders of scholen de noodzaak daartoe signaleren. Zowel het CJG als het Veiligheidshuis spelen hierin een belangrijke rol. o De aanpak voor onze regio zal zich meer moeten gaan richten op specifieke preventieactiviteiten onder risicogroepen. o Met de zgn. BEKE methodiek wordt periodiek overzicht verkregen van jeugdgroepen en individuen die bij de politie en andere partners in beeld zijn. Hiermee wordt niet alleen inzicht verkregen in hinderlijk, overlastgevend, crimineel gedrag, maar eveneens in (soorten van )drugsgebruik onder jeugdgroepen en specifieke individuen. Met deze informatie over drugsgebruik onder jongeren/individuen dient een specifieke groepsgerichte benadering dan wel individugerichte benadering ontwikkeld worden. Bij de individugerichte benadering vervult het Veiligheidshuis, vooral het hulpverleningscasusoverleg, een belangrijke rol. Omgaan met drugs in de regio Harddrugs o Iedere gemeente in de regio sluit aan bij de BEKE methode. o Lokaal wordt aangesloten bij novadic kentron, jongerenwerk, CJG/veiligheidshuis. o In de horeca convenanten wordt opgenomen dat het gebruik van drugs wordt tegengegaan. Softdrugs o De commissie Fränzel adviseert de leden van het regionaal college in onze regio de volgende pilots te starten: • Pilot 1: Starten met strikter handhaven en toewerken naar kleinschalige coffeeshops, • Pilot 2: Toe te werken naar kleinschalige coffeeshops door het implementeren van de besloten coffeeshopclub met een maximaal aantal leden al dan niet gecombineerd met de voorwaarde van ‘non-commercialiteit’ o Het voeren van een gezamenlijke regionale communicatiestrategie gericht op het afwenden van de stroom drugstoeristen o Minder afficiëring door coffeeshophouders o Toepassen bestuurlijke boete woonoverlast/ preventieve last dwangsom o Afsluiten convenanten met koepelorganisaties (bijvb verzekeraars die inkomsten van banken uit hypotheken verzekeren). o Striktere strafrechtelijke handhaving van AHOJ-G criteria bij varianten met besloten coffeeshops en coffeeshops met drempels (oa pasjessystemen) Bestrijding overlast en criminaliteit o Toepassen van de toolbox (zie bijlage 1)in regionaal verband om de drugscriminaliteit en overlast te verminderen o Ontwikkelen van een regionale methodiek voor de aanpak van hennepkwekerijen o Alle smart/growshops vallen onder het vergunningenstelsel: alle nieuwe en bestaande smarten growshops, worden aan de BIBOB toets onderworpen o bestuursrechtelijk aanpakken van illegale verkooppunten .Het convenant vrijplaatsen biedt hiertoe veel ruimte.
2
Bestrijding georganiseerde criminaliteit o Politiecapaciteit richt zich vooral op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit achter de hennep. o Iedere gemeente zorgt voor ondertekening van het convenant tbv de informatie-uitwisseling voor het RIEC en zorgt binnen de gemeente voor een goede opvolging o Meer integraal handhaven o Meer OM “proeftuin-onderzoeken” naar georganiseerde hennepteelt. Regionaal ambtelijk 'platform' waar kennis en expertise uitgewisseld kan worden. De commissie Fränzel komt tot de slotsom dat er in de regio behoefte is aan een ambtelijk ´platform´ waar kennis en expertise kan worden uitgewisseld om alert te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen zoals de komst van nieuwe generaties drugs. Dit is op hoofdlijnen de conclusie van de Commissie Fränzel. Deze commissie is ingesteld door het Regionaal College d.d 26 maart 2009 om te bekijken in hoeverre er bestuurlijke noodzaak is het beleid te wijzigen en te bezien of de destijds gehanteerde argumenten nog valide zijn. De commissie heeft gebruik kunnen maken van recent onderzoek en literatuur, waaronder het rapport van de adviescommissie Drugsbeleid (commissie van der Donk), de evaluatie van het tot dusver gevoerde drugsbeleid en de hoofdlijnenbrief van het Ministerie van VWS. Er bestaan op dit moment in Nederland verschillende meningen over hoe de overlast rondom soft- en harddrugs moet worden aangepakt. Verschillen in inzichten over de aanpak van de problemen rondom drugs betekenen niet dat discussie over een regionale aanpak uit de weg gegaan moet worden. Verschillen kunnen echter juist aangegrepen worden om in regionaal verband met elkaar van gedachte te wisselen en op zoek te gaan naar gemeenschappelijke kwesties en oplossingen.
3
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Aanleiding ...................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 2 Context drugs in Midden en West Brabant .................................................................... 6 2.1 Softdrugs .................................................................................................................................... 6 2.2 Harddrugs ................................................................................................................................... 8 2.3 Nota 'omgaan met drugs in de regio, d.d. 10 maart 1997' ......................................................... 9 Hoofdstuk 3 Doelstelling van beleid................................................................................................. 10 Hoofdstuk 4 Preventie en hulpverlening .......................................................................................... 11 4.1 Preventie .................................................................................................................................. 11 4.2 Gezamenlijke aanpak preventie in de regio ............................................................................. 12 Hoofdstuk 5 Omgaan met drugs in de regio .................................................................................... 14 5.1 Harddrugs ................................................................................................................................. 14 5.2 Softdrugs .................................................................................................................................. 14 5.3 Overall conclusie en aanbevelingen ........................................................................................ 21 Hoofdstuk 6 Bestrijding van overlast en criminaliteit ....................................................................... 23 Hoofdstuk 7 Bestrijding van georganiseerde criminaliteit ................................................................ 26 Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen ..................................................................................... 28 Hoofdstuk 9 Geraadpleegde literatuur ............................................................................................. 30
4
Hoofdstuk 1 Aanleiding De nota 'omgaan met drugs in de regio', d.d. 10 maart 1997, is in dat jaar in het Regionaal College vastgesteld. Er werden concrete afspraken gemaakt ten aanzien van de aanpak van hard-, soft- en eco- en smart drugs. Doel van deze afspraken was de realisatie van een betere afstemming binnen de keten op zowel regionaal als lokaal niveau. 12 jaar later vraagt dit beleid om herijking. Voortschrijdend inzicht, nieuwe ontwikkelingen en de maatregelingen van de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom maken dat er bestuurlijke noodzaak is het beleid te wijzigen en te bezien of de destijds gehanteerde argumenten nog valide zijn. Er bestaan op dit moment in Nederland verschillende meningen over hoe de overlast rondom soft- en harddrugs moet worden aangepakt. Verschillen in inzichten over de aanpak van de problemen rondom drugs betekenen niet dat discussie over een regionale aanpak uit de weg gegaan moet worden. Verschillen kunnen echter juist aangegrepen worden om in regionaal verband met elkaar van gedachte te wisselen en op zoek te gaan naar gemeenschappelijke kwesties en oplossingen. Voordelen van een regionale aanpak kunnen zijn: Voor problemen op regionale schaal kunnen op regionale schaal oplossingen gevonden worden. Gemeenten kunnen gebruik maken van elkaars ervaringen bij het opstellen en uitvoeren van het beleid (en voorkomen dat individuele acties van gemeenten leiden tot een mogelijk waterbedeffect). Openbaar Ministerie en de politie hebben belang bij duidelijk en onderling afgestemd beleid. Het Regionaal College van de regio Midden en West Brabant heeft daartoe op 26 maart jl. Burgemeester Fränzel benoemd tot voorzitter van de commissie die als doel heeft het Regionaal College te adviseren over een gezamenlijke (Bestuur/OM/Politie) aanpak op het gebied van drugs in de regio. De Commissie Fränzel is als volgt samengesteld: De heer M. Fränzel, (Voorzitter) Burgemeester van Woensdrecht De heer N. Kleijngeld, Burgemeester van Waalwijk Mevrouw H. van Rijnbach-De Groot, Burgemeester van Etten-Leur (agendalid) Mevrouw T. Jongepier, programmamanager Veiligheid Roosendaal De heer F. Swinkels, Directeur Veiligheid gemeente Tilburg De heer J. Goderie, chef Kabinet gemeente Breda De heer R. Jeuken, OM Breda De heer M. Smulders, politie MWB teamchef Breda- Noord De heer R. van Hamond, Coördinator van het cluster Advies, Beleid en Veiligheid gemeente Oosterhout (agendalid) Mevrouw L. Gaillard, (secretaris) beleidsadviseur Korpsbeheerder Commissie van der Donk Intussen heeft de (advies)Commissie van der Donk in opdracht van het ministerie van VWS, justitie en BZK advies gegeven op welke punten het drugsbeleid aanpassing verdient om het 'toekomstbestendig' te maken. Het advies staat beschreven in het rapport ', ‘Geen deuren maar daden, nieuwe accenten in het Nederlands drugsbeleid', d.d. 2 juli 2009. Hoofdlijnenbrief drugsbeleid Het advies van de Commissie van der Donk heeft geleid tot de 'hoofdlijnenbrief drugsbeleid', d.d. 11 september 2009', aan de voorzitter van de tweede kamer waarin de Ministers van VWS, Justitie en BZK belangrijke wijzigingen op het gebied van het drugsbeleid voorstellen. Beide stukken, samen met het rapport 'het coffeeshopbeleid, beheersbaar, kleinschalig, controleerbaar' d.d. mei 2009, werkgroep van der Burg in opdracht van het college van procureurs generaal en de rapporten 'drugsscenes in Breda: met het oog op de toekomst' en 'drugsscenes rondom Breda' van het instituut voor Veiligheids en Crisismanagement, juni 2009’, hebben als belangrijkste basis gediend bij de totstandkoming van deze nota.
5
Hoofdstuk 2 Context drugs in Midden en West Brabant Zoals bekend neemt het Nederlands Drugsbeleid internationaal een bijzondere positie in. Sinds 1976 wordt het gebruik van softdrugs in Nederland gedoogd. Hoewel Nederland relatief weinig harddrugsgebruikers kent, weinig drugsdoden telt en het gebruik van cannabis vergelijkbaar is met andere landen, zijn er ook keerzijden. De drugsproblematiek kent een groot aantal facetten en verandert voortdurend. Het assortiment genotsmiddelen met een gevaar voor de individuele én volksgezondheid is in de loop der jaren aanzienlijk toegenomen. Het gebruikerspubliek is zeer gevarieerd. Ten aanzien van gezondheidsrisico’s en verslavingszorg is het beleid redelijk succesvol geweest. Maar de problemen rond overlast en drugsgerelateerde criminaliteit drukken zwaar op lokale overheden en de georganiseerde misdaad heeft de weg naar het grote geld van de internationale drugshandel gevonden. Ook de sociale impact van alcohol- en drugsgebruik onder jongeren wordt steeds duidelijker. Jongeren zitten bijvoorbeeld meer dan incidenteel onder invloed op school. Dit beïnvloedt hun prestaties en hun mogelijkheden in de toekomst. Deze veranderde situatie wordt ook bevestigd door de Evaluatie van het Nederlands drugsbeleid die het kabinet heeft laten uitvoeren. (hoofdlijnenbrief drugsbeleid, kamerstuk, 11 sept. 2009) De Commissie van der Donk concludeert in haar rapport dat de ontwikkeling in het druggebruik in algemene zin geen reden is tot grote ongerustheid. Wel is er op onderdelen sprake van forse problemen die om een antwoord vragen: • De concentratie en sociale gevolgen van cannabisgebruik bij jongeren. • De ontwikkeling bij de coffeeshops vooral door hun aantrekkingskracht voor buitenlanders, maar ook door de verbinding van een aantal ervan met de georganiseerde cannabisteelt in ons land. • De groei van de georganiseerde misdaad in de productie en handel in cannabis en de verwevenheid daarvan met die in harddrugs. Hiernaast meent de commissie van der Donk dat de dynamiek van gebruik van en handel in drugs zodanig is, dat meer alertheid is geboden om tijdig nieuwe verschijnselen waar te nemen en daarop te reageren. Zowel van wetenschappers als bestuurders verwacht de commissie een meer alerte houding.
2.1 Softdrugs Gedoogde coffeeshops 1 Hieronder de geografische spreiding van de coffeeshops in Nederland
1
Betreft een weergave van de situatie vóór de invoering van het nulbeleid van de gemeente Bergen op Zoom en Roosendaal
6
De gedoogde coffeeshops bevinden zich voornamelijk in de Randstad, en de middelgrote steden in de Provincies. In de Randstad zitten de coffeeshops voornamelijk in en rond de grote steden, terwijl het Groene Hart voor het grootste deel leeg is. (Bielemans, coffeeshops in Nederland, 2007). De regio Midden en West Brabant heeft in totaal 24 gedoogde coffeeshops. De verdeling van de gedoogde coffeeshops is als volgt (van meest naar minste aantal): Tilburg 13 Breda 8 Waalwijk 2 Etten-Leur 1 In de regio zijn er in totaal 52 growshops. De verdeling van de growshops per gemeente in de regio Midden en West Brabant is als volgt (van meest naar minste aantal): Bergen op Zoom 7 Tilburg 7 Waalwijk 7 Breda 6 Roosendaal 6 Etten-Leur 3 Kaatsheuvel (Loon op Zand) 2 Oud Gastel (Halderberge) 2 Raamsdonksveer (G’berg) 2 Oosterhout 2 Halderberge 2 Steenbergen 2 Hoogerheide (Woensdrecht) 1 Oisterwijk 1 Rijen 1 Dongen 1 Bij deze lijst dient opgemerkt te worden dat hoewel we in onze regio steden hebben waar het vergunningenstel van toepassing is, en daarmee growshops formeel geen vergunning ontvangen, toch vormen van detailhandel aanwezig zijn die sterk lijken op een growshop. Kortom, bovenstaand lijstje geeft niet het volledige beeld weer. GHB In het uitgaansleven is de laatste jaren sprake van meer gebruik van GHB, een synthetische drug die met ruim voorhanden chemicaliën vrij eenvoudig is te fabriceren. Deze drug is vooral de laatste jaren populairder geworden als vervanger van XTC. GHB is weliswaar een softdrug (lijst 2) maar zeer verslavend. Omdat GHB lastig valt te doseren zijn er regelmatig incidenten met jongeren die een overdosis innemen en buiten bewustzijn raken. Het is onrustbarend dat jongeren dit niet alleen in het 2 weekend gebruiken (als partydrug), maar ook door de week, zelfs onder schooltijd. De ontwikkeling van synthetische drugs gaat snel. Goede voorlichting is essentieel om problemen te voorkomen. Mogelijk dat specifiek een campagne voor GHB kan worden ontwikkeld. Criminaliteit en overlast Sinds 2000 worden steeds meer hennepplantages opgerold. De hennepkwekers gaan daarbij steeds professioneler te werk. Het gaat allang niet meer over een paar hennepplantjes voor eigen gebruik. De uitwassen van hennep zijn bedreiging, intimidatie, diefstal van stroom, water, het onterecht ontvangen van een uitkering. Hennepkwekerijen zijn zeer brandgevaarlijk. Regelmatig veroorzaken hennepkwekerijen branden in woningen en schuren. In hennepkwekerijen en de handel ervan gaan grote sommen geld om. De belangen die op het spel staan zijn zeer groot. De Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) geeft bovendien in haar brief d.d. 2 juni jl., gericht aan de adviescommissie Drugsbeleid (commissie van der Donk) aan dat de huidige hennepteelt wordt gedomineerd door criminele organisaties die geweld en uitbuiting niet schuwen.
2
COT, drugsscenes rondom Breda
7
Naast hennepteelt is er in een aantal steden ook sprake van verkoop van soft/harddrugs uit illegale 3 verkooppunten en straathandel. In 2008 zijn in de gemeente Roosendaal en Bergen op Zoom een tweetal onderzoeken verricht door het COT, Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement. Door de onderzoeken, ‘Tellingen’4 en ‘Een enquête op straatniveau’5, is inzicht verkregen in het aantal drugstoeristen per gemeente, hun bestemming en de beweegredenen. Uit deze onderzoeken bleek dat maar liefst 25.000 drugstoeristen per week Roosendaal en Bergen op Zoom bezoeken. 90% van deze drugstoeristen bezoeken de gedoogde coffeeshop. Drugstoeristen kopen graag softdrugs in de gedoogde coffeeshop vanwege de goede kwaliteit van de softdrugs en het feit dat men gedoogd kan kopen. Om de toestroom van drugstoeristen naar de gemeente Bergen op Zoom en Roosendaal en de daarmee gepaard gaande overlast, openbare orde problematiek en criminaliteit te verminderen heeft men er in deze gemeenten voor gekozen vanaf 16 september 2009 het zogenaamde 'nulbeleid' in te gaan voeren waarmee de omgeving weer wordt 'genormaliseerd'. In andere gemeenten in de regio leidt het softdrugsgebruik veel minder tot verstoring van de openbare orde en overlast en is men ‘tevreden’ met het huidige gedoogbeleid. In Breda en Tilburg worden metingen verricht om te monitoren of er sprake is van een zgn. 'waterbedeffect'. Zo is in januari 2009 in Tilburg een nulmeting verricht bij 3 drukke coffeeshops op 2 vrijdag- en zaterdagavonden waarbij ca 16% Belgische en Franse bezoekers werden geconstateerd. Dergelijke metingen vinden ook plaats binnen de gemeente Etten-Leur. De gemeente Oosterhout heeft (als gemeente met een inwoneraantal van boven de 40.000) ten aanzien van het vestigingsbeleid van gedoogde coffeeshops altijd de zogenaamde 'nuloptie' gehanteerd. Cijfers De bestijding van illegale hennepteelt kost naar rato veel politiecapaciteit. Enkele feiten met 6 betrekking tot de inzet in het korps Midden en West Brabant • Jaarlijks inzet van ongeveer 50% van de TGO (team grootschalig optreden) capaciteit • Jaarlijks ruim 500 hennepkwekerijen opgespoord en aangepakt: • Laatste jaren ruim 40% van de opsporingscapaciteit ingezet op de bestrijding van de (georganiseerde) illegale hennepteelt. Coffeeshopbeleid kabinet Het kabinet handhaaft het gedoogbeleid, maar coffeeshops mogen geen toeristische trekpleister meer zijn. Buitenlandse klanten zijn niet langer welkom. Coffeeshops moeten weer kleiner worden, vindt het kabinet, want daardoor worden overlast- en criminaliteitsrisico’s beter beheersbaar. Later in het najaar 2009, nadat het gedoogbeleid in de Tweede Kamer is besproken, komt het kabinet met een drugsnota. Burgemeesters mogen van het kabinet experimenteren met bijvoorbeeld de invoering van een pasjessysteem, een maximum te kopen hoeveelheid hasj of wiet van drie gram per persoon en betaling via bankpas. Door deze maatregelen wordt het voor coffeeshoptoeristen die van ver moeten komen minder aantrekkelijk om naar Nederland te reizen om cannabis te kopen, verwacht het kabinet. Daarnaast stellen de ministers voor te experimenteren met het toestaan van een grotere handelsvoorraad, zodat coffeeshops een grote(re) klantenkring kunnen bedienen. ( Adviescommissie drugsbeleid, van der Donk, 2009) Een mogelijk bijkomend voordeel is dat de aanvoer van cannabis afneemt. Nu is de maximaal gedoogde handelsvoorraad vijfhonderd gram.
2.2 Harddrugs In het COT rapport ’drugsscenes in Breda’ staat beschreven dat de softdrugs- en harddrugshandel deels met elkaar is verweven. Vooral in Breda heeft veel harddrugsgebruik en –handel plaats in het 3
Begin 2007 kende Bergen op Zoom en Roosendaal 48 illegale verkooppunten. Eind 2008 is dit aantal gereduceerd tot 22 illegale
verkooppunten. 4
E.J. van der Torre, M. Wigmans en E. Cachet, Drugstoeristen in Roosendaal & Bergen op Zoom; Tellingen, Den Haag: COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, mei 2008 5 E.J. van der Torre, V. Dijk, E. Cachet, Coffeeshopklanten in Roosendaal & Bergen op Zoom; Een enquête op straatniveau, Den Haag: COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, mei 2008 6 RHC, politiestandpunt drugsbeleid, 2 juni 2009
8
uitgaanscircuit. In het uitgaanscircuit wordt het gebruik van drugs gepusht en is er aanwas van (jonge) gebruikers. Het drugsgebruik stimuleert, deels in combinatie met alcoholgebruik, het uitgaansgeweld. In andere gemeenten binnen de regio speelt deze harddrugscene mogelijk minder.
2.3 Nota 'omgaan met drugs in de regio, d.d. 10 maart 1997' De commissie Fränzel heeft de nota uit 1997 bestudeerd. De commissie is van mening dat het nodig is het beleid uit deze nota opnieuw te bekijken omdat wetenschappelijk onderzoek aangeeft dat de mogelijk negatieve gevolgen van het middelen gebruik is toegenomen. Bovendien is de maatschappelijke context van het drugsgebruik intussen aanzienlijk veranderd vooral door de betrokkenheid van georganiseerde misdaad bij de handel en productie van drugs en de overlast in de grensstreken. De commissie vindt het van belang dat bovenstaande bij de ontwikkeling van een gezamenlijke aanpak wordt meegenomen. De volgende onderwerpen uit de nota 'omgaan met drugs in de regio, d.d.10 maart 1997, zijn min of meer nog actueel: • Handhaven van harddrugsbeleid • Handhaving softdrugsbeleid (op de onderdelen; Controles van gedoogde coffeeshops; Handhaving AHOJ-G criteria; Scheiding verstrekking alcohol en verkoop drugs in gedoogde coffeeshops) Wat dient in ieder geval geactualiseerd te worden? Handhaving softdrugsbeleid (op de onderdelen: Het gemeentelijk drugsbeleid tav coffeeshops w.o. de 0-optie, Bestrijding drugscriminaliteit, Sluiting coffeeshops; AHOJ-G criteria mogelijk aanvullen met sluitingscriteria, Bestrijding drugstoerisme) Nieuwe onderwerpen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen is met name de verandering in de smarten growshops.
9
Hoofdstuk 3 Doelstelling van beleid Van oudsher streeft Nederland een realistisch, evidence-based en proportioneel drugsbeleid na. De huidige drugssituatie vergt echter een herijking van de doelstelling (en daaruit voortvloeiende uitgangspunten), waaraan met de verschillende aan drugs gerelateerde beleidsplannen van de afgelopen jaren praktisch gezien al op deelterreinen invulling is gegeven. Het Kabinet acht een meer geïntegreerde en omvattende benadering geboden, gericht op het voorkomen, beheersen en verminderen van niet alleen gezondheidsschade, maar ook sociaal-maatschappelijke schade, vooral bij jongeren, criminaliteit en drugsgerelateerde overlast. De nieuwe doelstelling sluit nauw aan bij de door de Adviescommissie van der Donk geformuleerde doelstelling van het drugsbeleid: Het Nederlands drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover leidend tot gezondheids- en sociale schade, en eveneens op het voorkomen en verminderen van de schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden. (hoofdlijnen drugsbeleid, kamerstuk, 2009) De commissie Fränzel adviseert deze doelstelling over te nemen. De huidige situatie in de regio vraagt immers om een herijking. De commissie is van mening dat het nieuw vast te stellen regionale beleid in ieder geval moet leiden tot: • het voorkomen, beheersen en verminderen van niet alleen gezondheidsschade, maar ook van sociaal-maatschappelijke schade, vooral bij jongeren, • een vermindering van de overlast ( onder meer als gevolg van het massaal toegenomen drugstoerisme) en het terugdringen van de criminaliteit.
10
Hoofdstuk 4 Preventie en hulpverlening Uit het rapport van de Commissie van der Donk blijkt dat de ontwikkeling in het drugsgebruik in algemene zin geen reden geeft tot ongerustheid. Wel is op onderdelen sprake van forse problemen die om antwoord vragen. Één daarvan is de concentratie en sociale gevolgen van het gebruik van cannabis onder jongeren. Het gebruik van drugs en alcohol door minderjarigen (vooral jonge jongeren 12-16 jarigen) moet volgens de commissie veel sterker dan nu worden tegengegaan. 'Uit onderzoek is gebleken dat jeugdig gebruik van die middelen schadelijker is dan werd aangenomen. Er zijn aanwijzingen dat alcohol en druggebruik in de pubertijd kunnen leiden tot schade in termen van verminderd denkvermogen en concentratiestoornissen en bij alcohol tot ontremming van gedrag. Van recentere datum zijn aanwijzingen dat druggebruik en alcoholconsumptie schadelik kunnen uitwerken op de uitgroei van de hersenen die doorloopt tot zo ongeveer het 25ste levensjaar', aldus de Commissie van der Donk. Vroegtijdig en excessief gebruik van middelen blijkt samen te hangen met heel veel andere kenmerken van de jongere en zijn/haar directe omgeving. Zeker de helft van de jongere met probleemgedrag heeft te kampen met problemen op een aantal leefgebieden, waaronder het overmatig gebruik van drugs en/of alcohol. Het is van belang dat vooral kwetsbare jongeren tegen de ontwikkeling van met gebruik van deze middelen samenhangend probleemgedrag tegen sociale marginalisering worden beschermd. De Adviescommissie drugsbeleid (van der Donk, 2009) adviseert om in de preventie van drugs en alcohol één duidelijke norm te stellen. Er zou één leeftijdsgrens moeten worden gehanteerd voor de verkrijgbaarheid van alcohol en cannabis, namelijk 18 jaar. Dit zou betekenen dat de leeftijdsgrens voor de verkoop van zwakalcoholhoudende drank moet worden verhoogd van 16 naar 18 jaar. De verkoopgrens voor cannabis ligt al op 18 jaar. In het voorstel Drank- en Horecawet, dat deze zomer naar de Kamer is gestuurd, hebben de ministers van VWS, BZK en J&G een artikel opgenomen dat gemeenten de ruimte geeft om tijdelijk te experimenteren met een verhoging van de leeftijdsgrens voor de verkoop van zwakalcoholhoudende drank. De ministers zullen deze experimenten grondig evalueren. De commissie van der Donk meent dat, gegeven de verbinding tussen middelengebruik en kenmerken van opgroeiende jeugd, een op hen gericht drugsbeleid weinig vruchten afwerpt als het niet geheel is ingebed in een breder kader van het jeugdbeleid en onderwijs en criminaliteitsbeleid.
4.1 Preventie Het voorkomen van (excessief) gebruik van alcohol en drugs bij (jonge) jongeren heeft uiteraard de voorkeur. Daartoe staan er 3 benaderingen ter beschikking (adviescommissie drugsbeleid, van der Donk, 2009): Universele preventie (gericht op hele bevolking) Tot universele preventie behoren voorlichtingscampagnes op scholen en massamediale campagnes. Die kunnen leiden tot bewustwording maar werken niet direct door in het feitelijke gedrag. Dergelijke campagnes hebben vooral een functie als ondersteuning van een bredere preventiestrategie. Selectieve preventie (gericht op personen die gegeven hun kenmerken veel meer dan anderen een risico voor drugsgebruik vormen) Uitdragen van een heldere éénduidige boodschap "bewaar je verstand: geen alcohol of drugs onder de 18" mbv het voorlichtingsprogramma "de gezonde school en genotmiddelen' behoort tot de selectieve preventie. Dit programma behoort internationaal gezien tot de betere schoolprojecten, maar wordt nog door slechts 60% van de scholen voor voortgezet onderwijs en een derde va de scholen voor basisonderwijs aangeboden. Gemeenten, en meer specifiek de GGD-en, moeten een meer stimulerende rol vervullen bij de verbetering van preventie in het onderwijs. Geïndiceerde preventie (individuen die een hoog risico lopen en zich de eerste tekenen al voordoen) In deze gevallen is volgens de commissie een gestructureerde benadering vereist, die nog onvoldoende bestaat maar in bouwstenen wel al aanwezig is. Deze benadering omvat 2 componenten: signalering en hulpverlening. De verbinding tussen signalering en het inschakelen van hulpverlenende instanties blijkt vaak niet vanzelfsprekend. Dat komt doordat sectoren (onderwijs en vormen van jeugdhulp) onvoldoende op elkaar aansluiten. Bovendien weten veel hulpverleners maar weinig van verslavingsproblematiek en missen zij de kennis over de invloed van belangrijke 'systemen'
11
in het leven van de jongere. Gemeenten kunnen een prominente rol vervullen in het tot stand brengen van meer geïntegreerde jeugdhulp, via teams van hulpverleners die snel inzetbaar zijn zonder last te hebben van sectorale verkokering van hulpsectoren. Er moet één zorginstantie zijn die voor het aanbieden van deze zorg verantwoordelijk wordt gesteld. In opdracht van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en Justitie maakten het Trimbosinstituut en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) van het ministerie van Justitie het rapport 'evaluatie van het Nederlands drugsbeleid'. Er werd vooral gekeken naar de periode 1995 – 2007/2008. De evaluatie werd gemaakt ten behoeve van de Adviescommissie Drugsbeleid. Deze commissie heeft het kabinet geadviseerd bij het opstellen van een nieuwe Drugsnota. In deze 'evaluatie van het Nederlands Drugsbeleid' staat beschreven dat meer specifieke preventieactiviteiten onder risicogroepen, zoals gezinsgerichte preventie, kansrijker zijn in het inperken van (problematisch) drugsgebruik. In de ontwikkeling van dergelijke interventies, en onderzoek naar de effectiviteit er van, is echter relatief weinig geïnvesteerd. Uit het oogpunt van een gezonde persoonlijke en sociale opvoeding, acht de commissie van der Donk het noodzakelijk dat het gebruik van alcohol en drugs door jongeren wordt tegengegaan, in het bijzonder als dat op zeer jonge leeftijd plaatsvindt en een excessief karakter heeft. Hierbij staat de commissie van der Donk een samenstel aan maatregelen voor ogen: Een heldere en eenduidige normstelling over de onwenselijkheid van bedoeld middelengebruik, mede tot uitdrukking komend in één leeftijdgrens van 18 jaar en een actief aanpakken van degenen die jongeren onder die grens voorzien van alcohol en drugs. Een gesystematiseerde aanpak om te interveniëren met hulpverlening zodra zich bij jongeren een ontwikkeling aftekent naar problematisch gedrag, waarvan middelengebruik een onderdeel vormt (geïndiceerde preventie). Wanneer jongeren delinquent gedrag vertonen kan het strafrecht een nuttige stok achter de deur zijn om het middelengebruik aan te pakken en een verder afglijden te voorkomen. Zowel in de voorlichting als bij andere maatregelen is het vaak niet zinvol om enkel vanuit het perspectief van de drugs (en/of de alcohol) actie te ondernemen, maar wel om dat meer geïntegreerd te doen in het kader van het jeugdbeleid.
4.2 Gezamenlijke aanpak preventie in de regio Op het gebied van preventie, repressie en hulpverlening wordt in onze regio al veel door de diverse instellingen als GGD, OM, Novadic Kentron en gemeenten ondernomen. Het beeld dat in het rapport van de Commissie Van der Donk wordt geschetst wordt dan ook niet over de volle breedte onderschreven. Het voert te ver om in het kader van dit advies uitvoerig te onderzoeken en becijferen in hoeverre onze regio afwijkt. De commissie Fränzel is toch van mening dat hetgeen als aanbeveling in het rapport van de Commissie van der Donk is opgenomen ook in meer of mindere mate van in onze regio omarmd kan worden. Vandaar dat de volgende gezamenlijke aanpak in de regio wordt voorgesteld: 1. Het gebruik van drugs en alcohol door minderjarigen (vooral jonge jongeren 12-16 jarigen) moet volgens de commissie van der Donk veel sterker dan nu worden tegengegaan. Voor de verkoop van alcohol en cannabis wordt in onze regio de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. ( conform advies adviescommissie drugsbeleid, van der Donk, 2009) 2. Op alle scholen voor voortgezet onderwijs en basisscholen in onze regio wordt het voorlichtingsprogramma 'de gezonde school en genotsmidelen' aangeboden. De gemeenten verstrekken de GGD-en en Novadic-Kentron hiervoor een opdracht. Ook de Commissie van der Donk beveelt aan om op lokaal niveau de GGD meer te betrekken bij het cannabisbeleid. 3. Van gemeenten wordt gevraagd het aanbod van hulp bij verslavingsproblematiek te realiseren met doorbreken van schotten tussen de traditionele sectoren van hulpverlening met als doel snel en adequaat ingrijpen indien ouders of scholen de noodzaak daartoe signaleren. Het CJG en/of het Veiligheidshuis spelen hierin een belangrijke rol. 4. De aanpak voor onze regio zal zich meer moeten gaan richten op specifieke preventieactiviteiten onder risicogroepen. Novadic Kentron richt zich op preventie, voorlichting over genotsmiddelen en verslavingszorg. Met Novadic-Kentron wordt overleg gevoerd hoe regionaal producten ontwikkeld/ingezet kunnen worden die nadrukkelijk aansluiten op de aanbevelingen/kansrijke interventies. Zo kan Novadic-Kentron ingeschakeld worden voor een cursus preventie (voorkomen en herkennen
12
van drugsverslaving) aan coffeeshophouders en hun personeel . Ook kan verslavingsproblematiek nadrukkelijker worden meegenomen in de scenario’s die door de Veiligheidshuizen worden opgesteld t.a.v. de diverse risicogroepen 5. Een aantal gemeenten werkt met de zogenaamde Beke methodiek. Door middel van de Beke methodiek wordt periodiek overzicht verkregen van jeugdgroepen en individuen die bij de politie en andere partners in beeld zijn. Hiermee wordt niet alleen inzicht verkregen in hinderlijk, overlastgevend, crimineel gedrag, maar eveneens in (soorten van )drugsgebruik onder jeugdgroepen en specifieke individuen. Met deze informatie over drugsgebruik onder jongeren/individuen dient een specifieke groepsgerichte benadering dan wel individugerichte benadering ontwikkeld worden. Bij de individugerichte benadering vervult het Veiligheidshuis, vooral het hulpverleningscasusoverleg, een belangrijke rol.
13
Hoofdstuk 5 Omgaan met drugs in de regio 5.1 Harddrugs In de Nota 'omgaan met drugs' in de regio is paragraaf 3.3. opgenomen dat gaat over de handhaving van het harddrugsbeleid. De afspraken die in 1997 hierover zijn gemaakt zijn nog steeds geldig. In de regio blijkt geen archetypische junkscene te zitten. Er is wel een klein aantal hardnekkige verslaafden ( COT rapportage, drugsscenes rondom Breda). Verontrustend is het harddrugsgebruik onder jongeren vanaf 12 jaar. Jongeren wisselen snel van drugssoort, gebruiken het ook in combinatie met alcohol, soms zelfs dagelijks, ook onder schooltijd. Omdat de leeftijd waarop gestart wordt met harddrugs lager wordt, en het gebruik intensiever, is dit een risicogroep. Wat kunnen we als regio doen? 1. iedere gemeente in de regio sluit aan bij de BEKE methode (zie voor verdere uitwerking hoofdstuk 6) 2. Lokaal aansluiten bij novadic kentron, jongerenwerk, CJG/veiligheidshuis. 3. In de horeca convenanten wordt opgenomen dat het gebruik van drugs wordt tegengegaan
5.2 Softdrugs In 1997 is in de nota “omgaan met drugs in de regio” voorgesteld om, ten behoeve van een evenwichtige regionale spreiding, voor gemeenten met minder dan 40.000 inwoners de nuloptie te hanteren en in gemeenten met meer dan 40.000 inwoners een coffeeshop per 15.000 tot 20.000 toe te laten om in de lokale markt te voorzien. Met uitzondering van de gemeente Oosterhout is deze afspraak in de regio ook toegepast. In een groot aantal gemeenten binnen de regio is de gedoogde coffeeshop gericht op het bedienen van de lokale markt en is men ‘tevreden’ over het huidige coffeeshopbeleid. Uiteraard spelen in deze gemeenten kwesties rondom de niet gereguleerde achterdeur en de daarmee gepaard gaande (georganiseerde) cannabisteelt. In een aantal andere gemeenten binnen de regio vormen coffeeshops, zo blijkt uit onderzoek, echter een belangrijke bron van drugstoerisme vanwege de aantrekkingskracht die zij hebben op buitenlandse drugstoeristen. Het softdrugstoerisme is hiermee (in deze gemeenten) de motor achter de drugsoverlast en criminaliteit. De stroom drugstoeristen vormen niet alleen een grote afzetmarkt voor de gedoogde coffeeshops maar ook een enorm potentieel voor het illegale circuit. De toeristen vormen `een enorme stroom van potentiële en vrij goed herkenbare gegadigden voor diverse soorten drugs en dus een gemakkelijke prooi voor de drugsrunners die hen naar hun panden proberen te lokken of dwingen' (Fijnaut e.a.2008). De grote toestroom van drugstoeristen heeft eveneens geleid tot een verregaande commercialisering van de distributie van softdrugs (niet alleen via de gedoogde coffeeshop, maar ook via illegale verkooppunten, drugrunners en dealers). 'In lijn met de toegenomen vraag naar drugs in de voorbije veertig jaar, is de handel in drugs vergroot, geprofessionaliseerd en vercommercialiseerd: met drugshandel bleken beroepscriminelen meer te verdienen met minder risico's op betrapping en hoge bestraffing dan met traditionele misdaadvormen', ' Al deze ontwikkelingen hebben er toe geleid, dat de georganiseerde misdaad zeer sterk is opgekomen in de productie van en de handel in drugs. Dat geldt voor harddrugs en softdrugs: aan de aanbodzijde van de markt is er van scheiding van markten geen sprake. Integendeel: er blijkt een toenemende verwevenheid van beide markten met het circuit van de zware criminaliteit. Dit geldt ook voor de aanleverende en ondersteunende diensten, zoals de growshops die zaden, expertise, lampen en andere kweekbenodigdheden leveren. Signalen wijzen er op dat dit geen gespecialiseerde criminaliteit is. De betrokken organisaties richten zich op alles waar (in ons land)gemakkelijk veel geld mee te verdienen valt, van export van cannabis tot vrouwenhandel. De aanwezigheid van nadrukkelijk georganiseerde misdaadbendes zorgt voor veel geweld (liquidaties, mishandeling, bedreiging in zwakke wijken en van zwakke groepen, zoals mensen die afhankelijk zijn van schuldhulpverlening en die werkzaam zijn in sociale werkplaatsen), het levert intussen een zeer
14
fors integriteitrisico op (van werknemers, zakelijke dienstverleners zoals notariaat en advocatuur), en het met misdaad verkregen geld wordt succesvol geïnvesteerd in het verkrijgen van machtsposities in delen van steden en de formele economie (onder andere in het vastgoed).'aldus de Commissie van der Donk in haar rapport d.d. 2 juli 2009. Criminele samenwerkingsverbanden kunnen aldus de hele productie- en distributieketen van (soft)drugs stevig in handen hebben. Een aantal coffeeshops is mede daardoor uitgegroeid tot een verbinding tussen de gewone gebruiker en zware (georganiseerde) misdaad. Soms worden coffeeshops door “criminele samenwerkingsverbanden” direct of indirect bevoorraad. In andere gevallen vormen de coffeeshops een eerste ontmoetingsplaats voor (kleine) buitenlandse handelaren, die op zoek zijn naar grotere hoeveelheden softdrugs en harddrugs, en 7 vertegenwoordigers van het lokale criminele milieu. De commissie van der Donk constateert dat mede door problemen rondom in de (soms) verwaarloosde handhaving de destijds beoogde doelen niet zijn bereikt: bescherming van jongeren, coffeeshops zijn soms veel groter dan gewenst en de shops vormen voorzieningen die stelselmatig een buitenlandse markt bedienen. De verplichtingen als gevolg van de Schengen-overeenkomst alsook verplichtingen uit andere verdragen worden hierdoor niet nagekomen. Kortom de gedoogde coffeeshops is fors van aard veranderd. Het beleid ten aanzien van gedoogde coffeeshops ten opzichte van 1997 (nota 'omgaan met drugs in de regio') verdient daarom een herijking. Gewenste inzet van beleid vlgs van der Donk De commissie van der Donk omschrijft de volgende gewenste inzet van beleid: De aan de coffeeshops verbonden problematiek heeft tot een scala aan verspreide acties geleid, vooral op lokaal niveau, om aan gesignaleerde problemen het hoofd te bieden. De vraag daarbij is of dergelijke plaatselijke maatregelen binnen de huidige kaders toereikend kunnen zijn, of dat die kaders zelf aan herziening toe zijn. De commissie meent dat de ruimte voor verschillen begrensd moet zijn door landelijke eenduidigheid over de gewenste inzet van het beleid. Tegelijk moet dat landelijk raamwerk ruimte bieden voor verschillen – de commissie heeft immers geconstateerd dat de situatie naar tijd en plaats, regionaal en lokaal, sterk uiteenloopt. In dit verband moet de multifunctionele doelstelling van de coffeeshops helder zijn, namelijk om aan volwassenen een veilige en rustige plek te bieden voor gebruik,om voor bestuurders een belangrijk ‘drukventiel’ te vormen en voor de hulpverlening als mogelijke vindplaats voor problematische gebruikers te fungeren. Zij zijn dus niét bedoeld als winkels voor iedereen uit binnen- en buitenland, en ook niet als voedingsbodem voor de georganiseerde misdaad. Met deze intentie kan en moet er ruimte zijn voor lokale invulling, waarin de gezagsdriehoek (burgemeester, openbaar ministerie, politie; liefst ook met inbreng vanuit het gezondheidsbeleid (GGD), het coffeeshopbeleid kunnen vormgeven op grond van de eigen wensen en omstandigheden. Hierin is een wezenlijke randvoorwaarde dat de strafrechtelijke handhaving meer dan de afgelopen jaren het geval was samen met de bestuurlijke zorgt voor strikte naleving van de landelijke en lokale voorwaarden waaronder de coffeeshops mogen bestaan. Hiermee zegt de commissie dat, hoe een eventuele regulering van de coffeeshops ook wordt vormgegeven, de handhaving met ook het strafrecht hernieuwd en verzwaard aangezet moet worden om de coffeeshops te laten zijn van wat we wíllen dat ze zijn (Commissie van der Donk, juli 2009). De commissie Fränzel is van mening dat het nieuw vast te stellen regionale beleid tav gedoogde coffeeshops in ieder geval moet leiden tot een vermindering van de overlast door het massaal toegenomen drugstoerisme en het terugdringen van de criminaliteit. Om een goede afweging tussen de verschillende alternatieven te kunnen maken zijn de volgende criteria opgesteld: 1. geringere overlast: de mate waarin het alternatief de overlast rondom coffeeshops beïnvloed. 2. geringere overlast van de straathandel en illegale verkooppunten 3. volume overlast: de mate waarin het alternatief het volume van het softdrugstoerisme beïnvloedt. 4. minder criminaliteit: de mate waarin het alternatief de hoeveelheid (georganiseerde) criminaliteit beïnvloed. 7
T. Spapens en C. Fijnaut, Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn, deel 1, Intersentia, Antwerpen-Oxford, 2005, T. Spapens, H. van den Bunt en L. Rastovac, De wereld achter de wietteelt, Erasmus Universiteit Rotterdam – Universiteit van Tilburg, 2007.
15
5. verbeterde afstemming vraag/aanbod: de mate waarin het alternatief de verhouding tussen gedoogd aanbod en de aard en de omvang van de vraag naar softdrugs beïnvloed. 6. verbeterde beheersbaarheid: de mate waarin de politie, de gemeente en het OM de situatie kunnen beheersen. Het gaat hierbij om het totaal van de handhavingsinspanning van politie en gemeente om de kwetsbaarheid en de mogelijkheden tot handhaving. De verschillende beleidsalternatieven kunnen meer of minder mogelijkheden opleveren voor adequate en consequente handhaving. NB Het gaat hier om de beheersing van meerdere doelgroepen: nalevingsgedrag door coffeeshophouders en hun klanten en het voorkomen van/ optreden tegen strafbaar gedrag door drugsrunners en hun klanten. 7. goede uitvoerbaarheid:de mate waarin het alternatief binnen bestaande wet- en regelgeving en op redelijke termijn is uit te voeren. Daarbij spelen de (lokale, regionale en (inter)nationale bestuurlijke en politieke verhoudingen een belangrijke rol. Mogelijke alternatieve vormen van gedoogde coffeeshops in onze regio De commissie van der Donk heeft in het denken over de doorontwikkeling van het coffeeshopbeleid 6 verschillende varianten onderscheiden. Elke variant met plussen en minnen. De 6 varianten van de Commissie van der Donk zijn in onderstaande figuur weergegeven.
I - legalisering
II Open/eenzijdig Eenzijdige regulering (alleen verkoop)
IV Besloten/eenzijdig
III Open/tweezijdig V Besloten/tweezijdig
Tweezijdige regulering (verkoop én aanvoer)
VI- Totaalverbod De commissie Fränzel is van mening dat het geheel verbieden van de coffeeshops (variant VI) niet voor de hand ligt: daarmee zou de veilige variant voor de (volwassen)cannabisgebruiker verdwijnen. (ongeveer 3,3% van de inwoners (36300 gebruikers) zijn ‘gebruikers’ van cannabis) Anderzijds is de commissie Fränzel (net als de commissie van der Donk) onder de huidige omstandigheden geen voorstander van legalisering (variant I). Legalisering van het drugsgebruik zal de problemen rondom drugsgebruik niet zomaar teniet doen. Bovendien heeft het een grotere aanzuigende werking op buitenlandse bezoekers. De Commissie Fränzel is met de eigen situatie in de regio en de eerder geformuleerde criteria, gehouden tegen de overige 4 varianten van de Commissie van der Donk, gekomen tot de volgende mogelijkheden: 5.2.1. (nog) Strikter handhaven van de huidige coffeeshops (variant II van der Donk) Strafrechtelijke handhaving moet (meer dan afgelopen jaren het geval was) samen met bestuurlijke handhaving zorgen voor de strikte naleving van landelijke en lokale voorwaarden. Voor deze gedoogde coffeeshops geldt dat: 8 1. strikt wordt gehandhaafd op de AHOJ-G criteria 2. wordt gehandhaafd op drank- en horecaregels (droge horeca) 8
Commissie van der Donk pleit voor meer ruimte aan de gezagsdriehoek om voorwaarden te stellen binnen het landelijk beleidsraamwerk.
16
3. huidige en toekomstige coffeeshops de bibob toets moeten doorstaan 4. strikt handhaven op illegale circuit (zie ook hoofdstuk 6, bestrijding van overlast en criminaliteit) - straathandel, - illegale verkooppunten - kwekerijen Wat zijn de gevolgen van deze variant voor Bestuur, OM en Politie (en belastingdienst)? Bestuur Huidige bestuurlijke handhavingsactiviteiten zijn voldoende op orde. Regelmatig vinden er coffeeshopcontroles plaats waarbij gecontroleerd wordt of de coffeeshops de AHOJ-G criteria en de Drank- en Horecavergunning/verlof in acht nemen. Indien overtredingen geconstateerd worden, worden bestuursrechtelijke sancties getroffen. In een aantal gemeenten worden eveneens integrale handhavingcontroles uitgevoerd, waarbij coffeeshops, onder regie van de gemeente, met meerdere disciplines, waaronder bijvoorbeeld brandweer en belastingdienst, gecontroleerd worden. De gemeenten kunnen een nadrukkelijker rol spelen in • het ontmoedigen van het bezoek van drugstoeristen aan onze regio, door als regio, communicatieactiviteiten te ontplooien richting België/Frankrijk. De communicatieboodschap: export van softdrugs is verboden, de pakkans en de sancties. • Meer optreden tegen de huidige profileringsdrang van de coffeeshops en door de gemeente duidelijker aangegeven worden welke afficiëring wel/niet wordt toegestaan. OM Strikte strafrechtelijke handhaving is niet het begin maar het sluitstuk van het softdrugsbeleid. Een striktere strafrechtelijke handhaving op AHOJ-G criteria binnen het huidige systeem van open coffeeshops met de huidige aantallen toeristen is nauwelijks efficiënt omdat het de oorzaken van overlast en criminaliteit niet aanpakt. Controles op de handelsvoorraad, op basis van een geherformuleerd 500-gramscriterium dan wel op basis van een vooraf bepaalde weekvoorraad moet het sluitstuk zijn van de gangbare controles op de AHOJG-criteria. Zodra de gedoogde voorraad is verkocht sluit de coffeeshop voor de rest van de dag of week haar deuren. Op dit punt bieden de huidige ontwikkelingen ruimte om te experimenteren. Voor het handhaven op het illegale circuit zijn, in tegenstelling tot conclusies van de Commissie van der Donk, de laatste jaren al veel stappen vooruit gezet. De aanpak met het project Courage en diverse hennepconvenanten met betrekking tot de kwekerijen zij hier exemplarisch voor (zie ook hoofdstuk 6, bestrijding van overlast en criminaliteit). Net als het toepassen van hogere boetes door het OM dan landelijk gelden, het uitvoeren van diverse grootschalige onderzoeken en het feit dat er in de veiligheidshuizen diverse programma's lopen. Een striktere handhaving moet worden gezien in het vasthouden van deze inzet voor de komende jaren. Politie Handhaving van de gedoogde coffeeshops vraagt om een integrale aanpak, waarbij de politie in samenwerking met de ketenpartners (o.a. gemeente, brandweer, belastingdienst etc) controles uitvoert op o.a. de handelsvoorraad van de coffeeshops (de zgn. achterdeurproblematiek). De taak van de politie is daarbij primair gericht op handhaving van de Opiumwetgeving. Deze controles zullen meer structureel, zowel aangekondigd als onaangekondigd, plaats moeten vinden. Het verdient aanbeveling om qua vorm aansluiting te zoeken bij de wijze waarop het project Courage in het district Bergen op Zoom georganiseerd is. Vanuit haar reguliere politietaak houdt de politie toezicht en treedt handhavend op tegen eventuele straathandel en illegale verkooppunten, evenals tegen drugstoeristen. Door een goede informatie-uitwisseling tussen de partners, in samenwerking met het RIEC, brengt de politie eventuele (georganiseerde) criminele samenwerkingsverbanden in kaart. De aanpak van deze criminele samenwerkingsverbanden is beschreven in hoofdstuk 7. De verwachting is dat variant II een forse handhavingsinspanning van de politie blijft vragen. Het verhogen van de frequentie van het aantal controles vraagt vooral binnen het hoofdproces Toezicht & Handhaving meer capaciteit. Dit gaat ten koste van andere prioriteiten.
17
Belastingdienst Strikter handhaven betekent meer capaciteit nodig omdat er meer controles in de vorm van bedrijfsbezoeken/ startersbezoeken /boekenonderzoeken ingesteld moeten worden. Bij alle varianten wordt uitgegaan van de verkoop in de coffeeshops en de hieraan gerelateerde problemen als drugstoerisme en criminaliteit. Het drugstoerisme is te beïnvloeden met de voorgestelde varianten, maar de georganiseerde criminaliteit zal echter gewoon blijven heersen gezien de enorme export in deze sector.
Conclusie:
1
2
2 3 4
5 6
Criteria Geringere overlast Gedoogde coffeeshop: Geringere overlast Straathandel/ illegale verkooppunten Volume overlast Minder criminaliteit Verbeterde afstemming vraag/ aanbod Verbeterde beheersbaarheid Goede uitvoerbaarheid
+
Meer bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving vermindert waarschijnlijk de overlast rondom coffeeshops.
+
Meer bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving heeft waarschijnlijk weinig invloed op de overlast van de straathandel en de illegale verkooppunten
0 0 +
Volume overlast drugstoerisme blijft hetzelfde Criminaliteit blijft gelijk Afstemming vraag/aanbod blijft gelijk.
+
Meer integrale handhaving leidt tot verbetering van de beheersbaarheid binnen de coffeeshops (niet daarbuiten) In de uitvoerbaarheid verandert er weinig tov de huidige situatie.
0
Deze variant betekent in de praktijk de voortzetting van het huidige coffeeshopbeleid. Striktere bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving in de gegeven gelijkblijvende omstandigheden levert waarschijnlijk niet de gewenste verandering op als het gaat om geringere mate van overlast en het terugdringen van criminaliteit. 5.2.2. ‘de coffeeshop als kleinschalige voorziening’ (variant IV en V van der Donk) 2a Kleinschalige voorziening zonder achterdeurregeling Toegangsbeperkingen bij coffeeshops voor grensoverschrijdende consumenten leidt tot een verminderde toestroom van buitenlanders. Door afname van de toestroom van drugstoeristen wordt de omvang van de coffeeshopmarkt en de daaraan verbonden nevenverschijnselen (zoals drugsrunners, straatverkoop, verkeersoverlast gereduceerd. Door afname van het aantal drugstoeristen wordt bevorderd dat de coffeeshop een kleinschaliger voorziening wordt (Van der Donk, 2009). Er zijn 2 verschillende soorten denkbaar: 1. Beperken van de toegang door het opwerpen van drempels: Een pasjessysteem te introduceren, verminderde consumptiemogelijkheden per dag, inperken van openingstijden, girale betaling, verminderen van de maximale transactiehoeveelheid van bijvoorbeeld 5 gram per persoon per dag naar 3 gram per persoon per dag. Exploitatievergunning binden aan de uitgifte van een maximum aantal pasjes per coffeeshop. 2. Coffeeshopclub Een coffeeshopclub kent een echt besloten karakter omdat men er lid van moet zijn: de club heeft een (in aantal te maximeren) ledenbestand. Niet leden mogen niet binnen komen. Het lidmaatschap mag niet op dagbasis verkregen worden. Er is dus sprake van een stabiel bestand aan consumenten die lid zijn van de club. Zodra het Europese Hof zich heeft uitgesproken over de vraag of bij verkoop van softdrugs onderscheid gemaakt mag worden naar ingezetenschap zou het lidmaatschap verder ingeperkt kunnen worden door enkel lidmaatschap toe te staan voor bewoners uit de eigen regio.
18
In geval van dit laatste is één van de gevolgen dat we moeten komen tot een afspraak over het gebied dat coffeeshops mogen bedienen. De afspraak m.b.t. inwoneraantallen in relatie tot aantal coffeeshops uit de nota 'omgaan met drugs in de regio' 10 maart 1997 krijgt dan immers een andere invulling. Wat zijn de gevolgen van de 2 verschillende soorten voor Bestuur, OM, Politie en Belastingdienst Bestuur Bij bovenstaande varianten 2A en 2B blijven de consequenties voor het bestuur hetzelfde als aangegeven onder 1 (variant II van der Donk, striktere handhaving van bestaande coffeeshops): namelijk controles, communicatie OM In tegenstelling tot variant II van de commissie van der Donk, de striktere handhaving van de huidige coffeeshops, biedt deze variant de mogelijkheid tot een effectieve en efficiënte intensivering van de strafrechtelijke handhaving bij overtreding van AHOJ-G criteria. Uitgangspunt bij variant 'coffeeshopclub' is dat toeristen na verloop van tijd zullen wegblijven, danwel slechts zelden komen. Er is immers geen legale cannabis voor hen meer verkrijgbaar waarbij zij zeker waren van kwaliteit. Dit zijn de twee hoofdreden om naar Nederland te komen. Bij deze variant zal aanzienlijk minder strafrechtelijk opgetreden hoeven te worden tegen toeristen wat tot minder processen-verbaal zal leiden. Tevens is het de verwachting dat een coffeeshopclub minder snel in overtreding zal gaan van de handelsvoorraad aangezien zij een veel beter beeld hebben van hun (besloten) klantenkring dan bij variant II. Het OM wil in deze varianten 2A en 2B investeren in een grotere strafrechtelijke handhaving van AHOJ-G criteria. Politie Handhaving van de kleinschalige coffeeshops vraagt om een integrale aanpak, waarbij de politie in samenwerking met de ketenpartners (o.a. gemeente, brandweer, belastingdienst etc) controles uitvoert op de handelsvoorraad van de coffeeshops (de zgn. achterdeurproblematiek). De taak van de politie is daarbij primair gericht op handhaving van de Opiumwetgeving. Deze controles zullen meer structureel, zowel aangekondigd als onaangekondigd, plaats moeten vinden. Het verdient aanbeveling om qua vorm aansluiting te zoeken bij de wijze waarop het project Courage in het district Bergen op Zoom georganiseerd is. Door een goede informatie-uitwisseling tussen de partners, in samenwerking met het RIEC, brengt de politie eventuele (georganiseerde) criminele samenwerkingsverbanden in kaart. De aanpak van deze criminele samenwerkingsverbanden is beschreven in hoofdstuk 7. De verwachting is dat deze variant op termijn aanmerkelijk minder drugstoeristen met zich meebrengt. Eventuele straathandel en illegale verkooppunten zullen hierdoor sterk afnemen. De verwachting is dat variant IV en V op termijn minder handhavingsinspanning van de politie zal vragen wat betreft de aanpak van aan drugstoerisme gerelateerde straathandel en illegale verkooppunten Belastingdienst Ook dit betekent voor de Belastingdienst dat als er strikter gehandhaafd moet worden, er meer capaciteit nodig is omdat er meer controles in de vorm van bedrijfsbezoeken/ startersbezoeken/ boekenonderzoeken ingesteld moeten worden. Een gereguleerde achterdeur zou mogelijk tot gevolg hebben dat de Belastingdienst we meer zicht krijgen op de kweek en de verdiensten van de mensen in deze schakel, maar dat voordeel valt in deze pilot weg.
Conclusie variant 1 Beperken toegang door opwerpen van drempels
1
2
2
Criteria Geringere overlast: Gedoogde coffeeshops Geringere overlast: straathandel en illegale verkooppunten Volume overlast
+
+
+
Minder bezoekers en daardoor minder overlast. De gemiddelde klandizie in de grensstreek blijft naar verwachting wel groter dan elders in het land Minder bezoekers zorgt mogelijk voor minder straathandel/ illegale verkooppunten
Het aantal drugstoeristen neemt niet afdoende af. Drugstoeristen
19
3
Minder criminaliteit
+
4
Verbeterde afstemming vraag/ aanbod Verbeterde beheersbaarheid Goede uitvoerbaarheid
+
5 6
die genoegen nemen met 3 gram worden niet afgewend door de maatregel. Mogelijk dat de drugstoerist op zoek gaat naar 'legale' verkoop in andere regio’s? Het marktaandeel georganiseerde criminaliteit zal afnemen vanwege de afname van het aantal drugstoeristen en het maximum aantal grammen. De gemiddelde klandizie in de grensstreek blijft naar alle waarschijnlijkheid wel groter dan bij een gedoogde coffeeshop elders in het land. Minder drugstoeristen, meer gericht op de eigen lokale markt leidt tot verbeterde afstemming tussen vraag en aanbod
+
Deze variant vraagt meer handhavingsinspanning.
+
Past binnen de mogelijkheden van de huidige wetgeving
Het aantal drugstoeristen neemt waarschijnlijk iets af. Daarmee zijn er wat minder potentiële klanten voor drugsrunners. Omdat er minder te verdienen valt zullen ze dan ook minder voorkomen in het straatbeeld. Straathandel zal waarschijnlijk wat verminderen om dezelfde redenen. Helemaal verdwijnen is met deze variant onwaarschijnlijk ook omdat er ook een geringe hoeveelheid harddrugs verhandeld wordt. Dit geldt ten dele voor de illegale verkooppunten. Zij zullen hun rol blijven spelen als het gaat om verkoop van grotere hoeveelheden hennep of om verkoop van harddrugs. Hierbij moet, marginaal, rekening worden gehouden met een mogelijk klein percentage die niet geregistreerd willen staan (pasjessysteem ). Deze groep kan illegale punten gaan opzoeken. Meer dan in de huidige situatie zal een kosten/baten afweging voor illegale verkopers en toeristen leiden tot minder overlast en criminaliteit. Conclusie variant 2 Coffeeshopclub:
1
2
2 3 4
5 6
Criteria Geringere overlast gedoogde coffeeshop: Geringere overlast straathandel illegale verkooppunten Volume overlast Minder criminaliteit Verbeterde afstemming vraag/ aanbod Verbeterde beheersbaarheid Goede uitvoerbaarheid
++
De coffeeshopclub is alleen voor leden.
++
Drugstoeristen geven er de voorkeur aan op 'legale' wijze softdrugs te kopen. Zodra dit in onze regio voor hen niet meer mogelijk is wijkt met mogelijk uit naar andere regio's
++ ++
Het aantal drugstoeristen zal flink afnemen De criminaliteit neemt af doordat vraag en aanbod meer op elkaar is afgestemd. Vraag en aanbod zal meer op elkaar zijn afgestemd
++
++ ++
In de toekomst mogelijk nog meer ‘winst’ te behalen als deze variant gekoppeld kan worden aan ‘geen verkoop aan niet ingezetenen’
Flink minder toeristen betekent minder potentiële klanten voor drugsrunners. Ook hier geldt dat deze uit het straatbeeld zullen verdwijnen omdat er te weinig te verdienen is. Straathandel zal waarschijnlijk nog sterker verminderen om dezelfde redenen. Kortom deze variant geeft waarschijnlijk net wat meer resultaat dan de variant met het beperken van de toegang en het opwerpen van drempels. De commissie Fränzel acht het wenselijk met deze variant een experiment te gaan starten in de regio. Niet commerciële basis
20
Voor beide varianten, zowel het model ‘beperken toegang door opwerpen drempels’ als het model ‘besloten club met een maximaal aantal leden’, kan worden gekozen voor een commerciële en een niet commerciële variant van een besloten coffeeshop. Beide varianten beogen de kleinschaligheid te bevorderen. Hierbij past in principe geen winstdoelstelling. Aan de niet-commerciële coffeeshop kan als doel worden meegegeven om voorlichting te geven over het gebruik van softdrugs en de risico’s en consequenties daarvan, evenals het voeren van een preventie- en/of ontmoedigingsbeleid. 2b een besloten coffeeshop met achterdeurregeling De variant van de besloten coffeeshop met een scherp afgebakend en redelijk stabiel ledenbestand zou kunnen toegroeien naar een variant met achterdeurregeling. Men zou voor ieder lid de kweek van enkele planten voor eigen gebruik aan de club kunnen verbinden die een dergelijke kweek in eigen beheer verzorgt: toegroeien naar een model met achterdeurregeling zodat zichtbaar wordt. De gedachte te gaan werken met gemeentelijke hennepkwekerijen lijkt een aantrekkelijke. In de hoofdlijnenbrief van het kabinet is echter aangeven: ‘Enigerlei experiment met gereguleerde teelt zal in overeenstemming met het Coalitieakkoord niet in deze kabinetsperiode plaatsvinden”. Op dit moment bieden de internationaal juridische kaders en gebrek aan landelijk draagvlak helaas geen ruimte voor experimenten met de zogenaamde variant V, de achterdeurregeling. Vandaar dat deze variant niet verder is uitgewerkt. Communicatie Bij alle genoemde varianten is een rol voor communicatie gelegen in het informeren en overreden van de drugstoerist om niet meer de regio te komen voor de koop van softdrugs. Belangrijke elementen in de te voeren regionale communicatiestrategie betreft: export is verboden, de pakkans en de sancties.
5.3 Overall conclusie en aanbevelingen De commissie Fränzel is gegeven de eigen situatie in de regio Midden en West Brabant en de eerder geformuleerde criteria van mening dat de huidige situatie in de regio niet kan blijven voortbestaan. Variant II van de commissie van der Donk, striktere handhaving van de huidige coffeeshops, is voor een belangrijk deel een voortzetting van ons huidige beleid. Daar waar gebruik kan worden gemaakt van meer bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving adviseert de Commissie Fränzel dit nadrukkelijk ook te doen. Ook ondersteunt de Commissie Fränzel in deze variant het voorstel in de regio meer gespreide en kleinschalige coffeeshops vorm te laten krijgen. De commissie Fränzel ziet echter deze variant II meer als een soort van opstap naar de variant van de kleinschalige coffeeshop (beperken toegang door opwerpen van drempels en de coffeeshopclub variant) met of zonder achterdeurregeling. De commissie Fränzel vindt dat het niet wenselijk is binnen de gemeenten in de regio uiteindelijk 9 verschillende varianten te hanteren en streeft zoveel mogelijk naar eenduidigheid. De commissie Fränzel is van mening dat gegeven de bovenstaande conclusies mbt verschillende varianten de kleinschalige coffeeshops (beperken toegang door opwerpen van drempels en de coffeeshopclub) wel toekomst hebben binnen de regio. Vraag blijft hoe de gemeenten Oosterhout, Roosendaal en Bergen op Zoom de eigen markt willen bedienen. Totdat deze gemeenten hun eigen markt weer gaan bedienen verschuift een deel van het probleem naar andere steden in deze regio. Voor de betreffende steden is dat een onwenselijke situatie die zeker op den duur niet houdbaar is. Bij de opzet van de 2 varianten met kleinschalige coffeeshops lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat de lokale markt van 9
In het kader van de bestrijding van de gezondheidsrisico’s wordt door de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal overwogen op termijn een onderzoek te starten naar de mogelijkheden om in de toekomst op verantwoorde wijze in de vraag vanuit de lokale markt te voorzien, bijvoorbeeld middels niet commerciële verkoop van softdrugs. Nadere voorwaarden voor Roosendaal zouden in ieder geval zijn dat voldoende waarborgen kunnen worden ingebouwd om de gedoogde verkoop van softdrugs zoveel mogelijk aan de lokale markt voor te behouden en dat eventuele overlast zoveel mogelijk kan worden voorkomen.
21
Oosterhout door naburige gemeenten wordt bediend. Zodra er landelijk mogelijkheden zijn te gaan experimenteren met een achterdeurregeling acht de commissie Fränzel het wenselijk als regio bij een dergelijke pilot aan te sluiten. Vooralsnog is dat nog niet mogelijk. In de regio Limburg-Zuid is men van start gegaan met een pilot met een coffeeshop met pasjesregeling: iedereen kan in principe een pasje aanvragen; met een pasje kunnen softdrugs in de gedoogde coffeeshop worden gekocht. De Commissie Fränzel wacht met belangstelling de resultaten van deze pilot af. De commissie Fränzel adviseert de leden van het regionaal college daarom, gegeven de conclusies tav de varianten zoals eerder omschreven, in onze regio de volgende pilots te starten • Pilot 1: Starten met strikter handhaven en, • Pilot 2: Toe te werken naar kleinschalige coffeeshops door het implementeren van de besloten coffeeshopclub met een maximaal aantal leden al dan niet gecombineerd met de voorwaarde van ‘non-commercialiteit’ Het resultaat van de 2 pilots in Midden en West Brabant en de pilot in Limburg-Zuid dient uiteindelijk een eenduidig model voor de hantering van gedoogde coffeeshops in de regio te zijn. Pilots gesubsidieerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken In het ambtelijke overleg tussen BZK, VNG en gemeenten van 13 oktober 2009 in Utrecht werd duidelijk dat de pilots ingediend moeten worden vóór 2010 en zullen lopen in 2010 en 2011 (er is 6 mln voor 2 jaar). De Minister van BZK maakt de keuze. De steden die pilots willen indienen zijn: Maastricht en 8 andere Limburgse gemeenten met coffeeshops (is al vergeven o.a. begeleid door de UvT onderzoekster Nicole Maalste): Rotterdam ( wil er 2): Amsterdam( studeert nog); Eindhoven ( evt. i.s.m. regiogemeenten Zuid-Oost Brabant); Tilburg ( Evt. i.o.m. regiogemeenten Midden- West Brabant); Hoorn en Doetinchem. De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom hebben een pilot ingediend gericht op het voeren van een communicatiestrategie om de grote toestroom drugstoeristen af te wenden. De pilot is eveneens gericht op het monitoren van de aantallen drugstoeristen, de overlast en de criminaliteit. Daarnaast richt de pilot zich op de aanpak van jongeren die zich bezighouden met drugsrunnen/dealen. Er komt een interdepartementale werkgroep en projectleider die alles gaat begeleiden. Pilots dienen gemonitored en geëvalueerd te worden. Tilburg overweegt zich aan te melden omdat eerder de Gemeenteraad meermaals heeft geoordeeld dat er een pilot diende te komen en ook stelde dat het College er alles aan moest doen om toch beweging te krijgen in het drugsbeleid. ' De commissie Fränzel ondersteunt bovengenoemde initiatieven en stelt voor de genoemde pilots waar mogelijk in deze initiatieven op te nemen. Bij voorkeur uiteraard met subsidie van het Ministerie van BZK, maar misschien ook zonder. (Besluitvorming over dit rapport zal plaatsvinden in het Regionaal College in januari 2010, besluitvorming over de subsidieverlening aan de pilots vindt mogelijk al eerder plaats)
22
Hoofdstuk 6 Bestrijding van overlast en criminaliteit Inleiding Het toestaan van verkoop van cannabis in coffeeshops heeft ten onrechte het beeld opgeroepen dat softdrugs geen groot probleem vormen, waardoor in het verleden aan de opsporing van de teelt en handel minder prioriteit is toegekend. Tegen deze achtergrond kon zich een grootschalige hennepteelt ontwikkelen, gefaciliteerd door de legale wereld van de zakelijke dienstverlening (financiering, advies, witwassen crimineel geld) en ter verbetering van kweektechniek (wetenschap, bedrijfsleven), hierin niet sterk gehinderd door politie en justitie die zich vooral op de harddrugsmarkt concentreerden. Een recent door de gemeente Breda opgesteld rapport is exemplarisch voor de ontwikkelingen die zich hier voordoen ( Commissie van der Donk, juli 2009) De drugsproblematiek betreft zowel een misdaadprobleem als een bron van overlast. De aard en omvang van de drugsoverlast en criminaliteit kan per gemeente verschillen. Aard van het misdaadprobleem Het misdaadprobleem kenmerkt zich door: - (georganiseerde) productie, handel en smokkel van drugs; - illegale verkooppunten - Witwassen van gelden; - Bedreiging en oplichting, afdreiging, afpersing (ripdeals). Aard van de drugsoverlast - Verkeer-, parkeer-, stank- en geluidsoverlast door drugstoeristen - Samenscholing; - Verkoop van harddrugs niet op vaste plaatsen - Drugsrunners die personen ongewenst aanspreken; - Dreiging en geweld - Drugsgebruik in de openbare ruimte - Hennepteelt in woonwijken - etc. Preventief en repressief optreden De commissie Fränzel pleit voor het maken van gezamenlijke afspraken en het samenstellen van een toolbox in regionaal verband om de drugscriminaliteit en overlast te verminderen. De maatregelen die in de toolbox worden opgenomen zijn te onderscheiden in preventieve en repressieve maatregelen. Enkel repressief optreden zonder preventie draagt niet bij tot een structurele oplossing van de drugsoverlast. De repressieve maatregelen zijn te onderscheiden in fiscale, bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke sancties (zie bijlage 1). Preventie wordt gezien als een verzameling van interventies, gericht op gedragsveranderingen en verandering van leefwijzen. De preventieve maatregelen kunnen gericht zijn op groepen met, gelet op de criminogene factoren, een verhoogd risico op afglijden naar het criminele circuit (o.a. overlastgevende jongeren). Dit betreft maatregelen in het kader van de secondaire preventie. Door middel van de BEKE methodiek wordt periodiek overzicht verkregen van jeugdgroepen en individuen die bij de politie en andere partners in beeld zijn. Doordat de groepen en individuen getypeerd worden, kan iedere groep en individu op zijn eigen merites op doeltreffende wijze aangepakt kan worden. Met de BEKE methodiek worden jongeren op groeps- en individueel niveau in kaart gebracht. Bij het in beeld brengen van jeugdgroepen worden gegevens verzameld over de exacte locaties waar ze zich ophouden en over de kenmerken van de groep (omvang, samenstelling, leeftijd, schoolgaand, etniciteit e.d.). Daarnaast wordt gekeken naar aard en ernst van de jeugdoverlast en naar mogelijke verschuiving waarbij een deel van de genoemde jeugdoverlast gecombineerd gaat worden met criminele activiteiten. Openlijke geweldpleging, bedreiging en intimidatie, confrontaties met het bevoegde gezag en de verjonging binnen de groep vormen hierin parameters. Bij de analyse van jeugdgroepen wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende typen jeugdgroepen, namelijk: hinderlijk, overlastgevend en crimineel. Bij de typering wordt gekeken naar het maatschappelijk perspectief, aard en karakter van de criminaliteit en de functie van de betreffende jeugdgroep. Jongeren
23
worden ook individueel geclassificeerd. De classificatie kent een vijftal individuele typen: losse contacten, passieve meelopers, actieve meelopers, adjudanten, en harde kern. Bij de classificatie speelt ondermeer de gezinsachtergrond en het aantal antecedenten een rol. Doordat de groepen getypeerd worden, kan iedere groep op zijn eigen merites op doeltreffende wijze aangepakt kan worden. Ook per individu is zicht verkregen op de functie binnen de groep is en het maatschappelijk perspectief. Dit betekent dat er zowel een groepsgerichte als individueel gerichte aanpak kan plaatsvinden. Bij de groepsgerichte aanpak kan per specifieke groep een maatwerk plan van aanpak opgesteld worden, waarbij, afhankelijk van de classificatie, welzijnsorganisatie, verslavingszorg, handhavers en politie een rol in kunnen spelen. Bij de persoonsgerichte aanpak speelt het Veiligheidshuis een belangrijke rol. Ook hier geldt dat de typering van de jongere centraal staat in de wijze van benadering en welke instantie hierbij primair verantwoordelijk is. De aanpak vindt plaats onder regie van de gemeente samen met politie en justitie én alle hulpverlenende organisaties die in een deelgemeente actief zijn en een bijdrage kunnen leveren. Daarnaast kunnen maatregelen gericht zijn op het stimuleren/ondersteunen van activiteiten om de lengte, zwaarte en frequentie van de criminele carrière (tertiaire preventie) te beknotten. Hierbij speelt het Veiligheidshuis een belangrijke rol. Secundaire en tertiaire preventie kunnen gezien worden als pogingen beschermende factoren te versterken en risicofactoren te reduceren. Het OM heeft, in tegenstelling tot conclusies van de Commissie van der Donk, de laatste jaren weldegelijk stappen vooruit gezet in de aanpak van de thuisteelt en de georganiseerde misdaad achter de hennepteelt (zie hoofdstuk 7). Naast de huidige inzet in diverse convenanten en regionale afspraken met politie, ziet het OM in de aanpak van de thuisteelt nog veel kansen om zowel preventief als repressief en sanctionerend effectiever en efficiënter te worden. Een integrale aanpak cq. vervolging van de thuisteelt door politie, gemeente, OM, belastingdienst, UWV, energiebedrijven en woningcorporaties is een essentieel flankerend onderdeel van een regionale drugsaanpak. Het toepassen van hogere boetes en inbeslagname van voertuigen worde hier ook nadrukkelijk als voorbeelden genoemd. Het OM staat er bovendien voor open allerlei nieuwe initiatieven op te pakken. Hennepteelt Een beperkt deel van de hennepteelt is toe te schrijven aan de levering van softdrugs aan de coffeeshops. Een groot deel van deze teelt is echter gericht op de export. In de regio Midden en West Brabant worden jaarlijks steeds meer hennepkwekerijen opgerold, het aantal is de afgelopen jaren gestegen tot ruim 500 kwekerijen. Deze kwekerijen veroorzaken o.a. overlast in woonwijken vanwege concreet brandgevaar, maar leiden ook tot sociale ongelijkheid en sociale onveiligheid in de wijk. In 2008 is een regionale projectgroep Aanpak georganiseerde hennepteelt van start gegaan om o.a. een eenduidige regionale methodiek te ontwikkelen voor de aanpak van hennepkwekerijen. Deze methodiek heeft enerzijds een politionele component, gerelateerd aan de handhaving van de Opiumwet en anderzijds wil het politiekorps in deze methodiek de winstpunten van een bestuursrechtelijke aanpak inpassen. Het Regionaal College heeft eind 2008 de projectopdracht van deze projectgroep bekrachtigd. Mede met het oog op landelijke ontwikkelingen betreffende de aanpak van georganiseerde hennepteelt zal de regionale projectgroep tot 2012 diverse producten opleveren Omgaan met growshops/ Smartshops Spapens et al concluderen in onderzoek dat er sprake is van georganiseerde criminaliteit in de wietteelt, waarbij de growshop/smartshop een duidelijke spilfunctie vervult (Spapens et al, 2007) De drempel voor burgers om tot hennepteelt over te gaan wordt door de activiteiten van de growshop 10 sterk verlaagd ( . Growshops leveren niet alleen materiaal aan thuiskwekers maar verzorgen soms ook de hele inrichting van de kweek met als tegenprestatie dat de oogst aan de desbetreffende growshop wordt geleverd. Nadere analyse wijst uit dat de overgrote meerderheid van de ZuidNederlandse growshops op enigerlei wijze betrokken is (geweest) bij overtredingen van de Opiumwet. 11 Uit onderzoek in de politieregio Kennemerland blijkt bovendien dat 82,6% van de growshophouders een crimineel verleden (19 van de 23)heeft. De commissie van der Donk is van mening dat hierboven genoemde functie van de growshop/smartshop moet worden teruggedrongen en dat zij net als de coffeeshops alleen toegestaan mogen worden met vergunning van en toezicht door de lokale overheid. 10 11
Toine Spapens, de wereld achter de wietteelt Sander Lankester, growshops in kennemerland, juli 2009
24
In navolging hierop adviseert de commissie Fränzel in onze regio alle growshops en smartshops onder het vergunningenstelsel te brengen en ook de bestaande growshops en smartshops aan een BIBOB toets te onderwerpen. Omgaan met illegale verkooppunten Uit het COT rapport in Breda blijkt dat illegale handel van softdrugs zich afspeelt in bepaalde vormen van detailhandel. De markt van illegale handel reageert op bestuurlijke maatregelen. Aanbevolen wordt deze illegale verkooppunten bestuursrechtelijk aan te pakken. Het convenant vrijplaatsen biedt hiertoe veel ruimte.
25
Hoofdstuk 7 Bestrijding van georganiseerde criminaliteit De Commissie van der Donk meent dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit nog onvoldoende is. De commissie van der Donk acht de ontwikkeling van een samenhangende benadering van de georganiseerde criminaliteit noodzakelijk. Vastgesteld moet worden echter dat deze nog aan het begin staat van haar ontwikkeling: het is nog meer belofte dan een feit. Zo is nu alleen nog sprake van ‘proeftuinen’ die nog in de reguliere taakuitvoering vertaald moeten worden. Er is nog een kanttekening, van meer gewicht. Een sectorgewijze benadering (van bijbv cannabisteelt) kan onvoldoende oog hebben voor de verwevenheid van illegale sectoren en daarmee minder effectief zijn dan een benadering waarin het zoeklicht wordt gezet op de criminele samenwerkingsverbanden die de voornaamset bedreiging vormen. Een intensieve, stevige vasthoudende en intelligente aanpak zo leert de ervaring, kan wel degelijk de aan de georganiseerde (drugs)misdaad verbonden risico’s substantieel indammen. De commissie van der Donk beveelt dit dan ook aan.(commissie van der Donk, juli 2009) De RKC i.o. geeft aan dat de Versterking en verbreding van de strijd tegen de georganiseerde drugsmisdaad: sectorale aanpak van georganiseerde cannabisteelt moet zich gaan uitbreiden tot de aanpak van de zwaarste georganiseerde misdaadverbanden. De Raad van Korpschefs i.o. heeft opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een programmatische aanpak op het gebied van de georganiseerde criminaliteit in de hennepteelt. Dit programma loopt van 2008 tot 2012. Doelstelling van dit programma is het systematisch opsporen, bestrijden en reduceren van het fenomeen georganiseerde hennepteelt en -handel in zijn totale omvang en ernst, evenals het doorbreken van het normaliseringsproces over het telen van hennep. Het OM wil het beeld van de Commissie van der Donk nadrukkelijk nuanceren omdat het onvoldoende gewicht toekent aan de bestaande inspanningen. Het OM gaat door op het in 2008 reeds ingezette spoor van het Intensiveringprogramma Georganiseerde criminaliteit. Hierin wordt geïnvesteerd op de programmatische aanpak van hennepteelt en een intensivering van het aantal onderzoeken naar de 12 criminele samenwerkingsverbanden achter de thuisteelt. Het Kabinet is in haar hoofdlijnenbrief met het OM eens dat deze aanpak de noodzakelijke samenhangende benadering van de georganiseerde criminaliteit borgt. Het OM heeft in deze regio meerdere grote onderzoeken naar georganiseerde hennepteelt gedraaid en zal deze aanpak voortzetten. Voor deze regio is het onderzoek Felix een landelijk voorbeeld van programmatische aanpak waarbij een multidisciplinaire aanpak in het onderzoek wordt gecombineerd met het barrièremodel. Er is reeds afgesproken binnen deze regio om een dergelijk “proeftuin-onderzoek” ook op andere criminele samenwerkingverbanden toe te passen. Tevens is het OM voorzitter van de landelijke Taskforce aanpak georganiseerde hennepcriminaliteit waarin zowel de kwaliteit van de politie hennepaanpak wordt verbeterd, als waar landelijke overeenkomsten worden gesloten met diverse marktpartijen als banken en verzekeraars om de (on)bewuste facilitering van hennepteelt door de “bovenwereld” tegen te gaan.
Ook binnen de regio Midden en West Brabant is naast de bestrijding van de drugsrunner, de dealer en de illegale verkooppunten op het niveau van de aanpak van straat- en middencriminaliteit een 'programmatische aanpak' van de georganiseerde criminaliteit noodzakelijk. Hierin worden strafrechtelijke, bestuurlijke en fiscale maatregelen aan elkaar verbonden opdat systematische belemmeringen worden opgeworpen voor juist de georganiseerde misdaad. De aanpak van de georganiseerde criminaliteit in de hennepteelt krijgt in de regio Midden en West Brabant meer prioriteit. Daarbij zoekt het politiekorps nadrukkelijk de aansluiting bij een integrale aanpak en vervolging van de hennepteelt, in de samenwerking met gemeenten, OM, belastingdienst, UWV, woningcorporaties en energiebedrijven. De regionale projectgroep Aanpak georganiseerde hennepteelt draagt o.a. zorg voor de totstandkoming van een samenwerkingsconvenant om tot een gerichte en doeltreffende informatie-uitwisseling te komen. Ook sluit het korps aan bij het Regionale Informatie en Expertise Centrum.
12
Correcte verwijzing naar hoofdlijnenbrief kabinet 11-9-09 volgt.
26
In de Korpsnavigator Midden en West Brabant 2008-2011 is opgenomen dat het politiekorps op het gebied van hennep gericht is op het aanpakken van overlast evenals op hennepteelt die de leefbaarheid en veiligheid schaadt of aan de andere kant negatieve effecten op de wijk heeft. Daarnaast wordt de problematiek aangepakt die samenhangt met grensoverschrijdende drugshandel. Dit betekent o.a. het continueren van het project Courage in het district Bergen op Zoom, de uitvoering van het hennepconvenant in de gemeenten Tilburg en Breda, de uitvoering van het project Aanpak Hennepteelt district Oosterhout, het continueren en uitbouwen van het Joint Hit Team evenals speciale aandacht vanuit de Divisie Recherche voor het aanpakken van georganiseerde hennepteelt. Het project Aanpak Hennepteelt district Oosterhout was zo succesvol dat deze aanpak via de regionale projectgroep Aanpak georganiseerde hennepteelt uitgerold zal worden naar een regionale aanpak.
RIEC Het kabinet Balkenende IV heeft hoge prioriteit gegeven aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Het kabinet richt zich hierbij op de versterking van de bestuurlijke en preventieve aanpak, de strafrechtelijk-repressieve aanpak en de internationale samenwerking in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Om de versterking van de bestuurlijke aanpak op lokaal niveau te faciliteren, is in februari 2008 het actieprogramma Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit opgesteld in overleg met de VNG. In het programma “Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit” gaat het Kabinet uit van de vorming van zes Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC´s) ter bestrijding van de georganiseerde misdaad. Doelstelling van de RIEC´s is de gemeenten te ondersteunen en te faciliteren ten behoeve van een betere bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.
Doelstelling Het RIEC wil een dam opwerpen tegen de georganiseerde criminaliteit waarbij het zwaartepunt ligt op de informatieverzameling en maatregelen door het openbaar bestuur. Het RIEC is erop gericht om te voorkomen dat criminelen door de overheid worden gefaciliteerd, er vermenging van onder- en bovenwereld ontstaat en tracht de economische machtsposities te doorbreken die zijn opgebouwd met kapitaal dat met criminele activiteiten is verdiend. De commissie van der Donk acht de ontwikkeling van een samenhangende benadering van de georganiseerde (drugs)misdaad noodzakelijk. Het RIEC kan hierin een belangrijke rol spelen. De 26 gemeenten binnen de politieregio Midden en West Brabant hebben zich, op één gemeente na, allemaal aangesloten bij het RIEC. Momenteel wordt om bevestiging van deze deelname verzocht door de ondertekening van een convenant op basis waarvan informatie met elkaar kan worden uitgewisseld. De Commissie Fränzel dringt erop aan de ondertekening van het convenant snel te laten plaatsvinden. Deelname aan het RIEC betekent overigens ook dat een gemeente er (binnen haar mogelijkheden) alles aan doet om opvolging te geven aan het advies van het RIEC. Dit is dan ook een van de aanbevelingen van de Commissie Fränzel
27
Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen De commissie Fränzel doet nav haar nota ‘gezamenlijke aanpak drugs in de regio’ de volgende richtinggevende uitspraken: Aanbevelingen Aanbevelingen Hoofdstuk 4 Preventie en hulpverlening o Het gebruik van drugs en alcohol door minderjarigen (vooral jonge jongeren 12-16 jarigen) moet volgens de commissie van der Donk veel sterker dan nu worden tegengegaan. Voor de verkoop van alcohol en cannabis wordt in onze regio de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. ( conform advies adviescommissie drugsbeleid, van der Donk, 2009) o Op alle scholen voor voortgezet onderwijs en basisscholen in onze regio wordt het voorlichtingsprogramma 'de gezonde school en genotsmidelen' aangeboden. De gemeenten verstrekken de GGD-en en Novadic-Kentron hiervoor een opdracht. Ook de Commissie van der Donk beveelt aan om op lokaal niveau de GGD meer te betrekken bij het cannabisbeleid. o Van gemeenten wordt gevraagd het aanbod van hulp bij verslavingsproblematiek te realiseren met doorbreken van schotten tussen de traditionele sectoren van hulpverlening met als doel snel en adequaat ingrijpen indien ouders of scholen de noodzaak daartoe signaleren. Het CJG en/of het Veiligheidshuis spelen hierin een belangrijke rol. o De aanpak voor onze regio zal zich meer moeten gaan richten op specifieke preventieactiviteiten onder risicogroepen. Novadic Kentron richt zich op preventie, voorlichting over genotsmiddelen en verslavingszorg. Met Novadic-Kentron wordt overleg gevoerd hoe regionaal producten ontwikkeld/ingezet kunnen worden die nadrukkelijk aansluiten op de aanbevelingen/kansrijke interventies. Zo kan Novadic-Kentron ingeschakeld worden voor een cursus preventie (voorkomen en herkennen van drugsverslaving) aan coffeeshophouders en hun personeel . Ook kan evt. verslavingsproblematiek nadrukkelijker worden meegenomen in de scenario’s die door de Veiligheidshuizen worden opgesteld t.a.v. de diverse risicogroepen o Een aantal gemeenten werkt met de zogenaamde Beke methodiek. Door middel van de Beke methodiek wordt periodiek overzicht verkregen van jeugdgroepen en individuen die bij de politie en andere partners in beeld zijn. Hiermee wordt niet alleen inzicht verkregen in hinderlijk, overlastgevend, crimineel gedrag, maar eveneens in (soorten van )drugsgebruik onder jeugdgroepen en specifieke individuen. Met deze informatie over drugsgebruik onder jongeren/individuen dient een specifieke groepsgerichte benadering dan wel individugerichte benadering ontwikkeld worden. Bij de individugerichte benadering vervult het Veiligheidshuis, vooral het hulpverleningscasusoverleg, een belangrijke rol. Aanbevelingen Hoofdstuk 5: omgaan met drugs in de regio Harddrugs o iedere gemeente in de regio sluit aan bij de BEKE methode (zie voor verdere uitwerking hoofdstuk 6) o Lokaal aansluiten bij novadic kentron, jongerenwerk, CJG/veiligheidshuis. o In de horeca convenanten wordt opgenomen dat het gebruik van drugs wordt tegengegaan Softdrugs o De commissie Fränzel adviseert de leden van het regionaal college, gegeven de conclusies tav de varianten zoals eerder omschreven, in onze regio de volgende pilots te starten: • Pilot 1: Starten met strikter handhaven en toewerken naar kleinschalige coffeeshops, • Pilot 2: Toe te werken naar kleinschalige coffeeshops door het implementeren van de besloten coffeeshopclub met een maximaal aantal leden al dan niet gecombineerd met de voorwaarde van ‘non-commercialiteit’ o Het voeren van een gezamenlijke regionale communicatiestrategie gericht op het afwenden van de stroom drugstoeristen o Minder afficiëring door coffeeshophouders o Toepassen bestuurlijke boete woonoverlast/ preventieve last dwangsom o Afsluiten convenanten met koepelorganisaties (bijvb verzekeraars die inkomsten van banken uit hypotheken verzekeren))
28
• •
Initiëren van een regionaal ambtelijk ‘platform’ waar kennis en expertise uitgewisseld kan worden Striktere strafrechtelijke handhaving van AHOJ-G criteria bij varianten met besloten coffeeshops en coffeeshops met drempels (oa pasjessystemen)
Aanbevelingen Hoofdstuk 6 Bestrijding overlast en criminaliteit o Toepassen van de toolbox in regionaal verband om de drugscriminaliteit en overlast te verminderen o eenduidige regionale methodiek te ontwikkelen voor de aanpak van hennepkwekerijen o alle smart/growshops vallen onder het vergunningenstelsel: alle nieuwe en bestaande smarten growshops, worden aan de BIBOB toets onderworpen o bestuursrechtelijk aanpakken van illegale verkooppunten .Het convenant vrijplaatsen biedt hiertoe veel ruimte.
Aanbevelingen Hoofdstuk 7 Bestrijding georganiseerde criminaliteit o Politiecapaciteit richt zich vooral op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit achter de hennep. o iedere gemeente zorgt voor ondertekening van het convenant tbv de informatie-uitwisseling voor het RIEC en zorgt binnen de gemeente voor een goede opvolging o meer integraal handhaven o Meer OM “proeftuin-onderzoeken” naar georganiseerde hennepteelt. Regionaal ambtelijk 'platform' waar kennis en expertise uitgewisseld kan worden. De commissie Fränzel heeft gebruik kunnen maken van recent onderzoek , waaronder een evaluatie van het tot dusver gevoerde drugsbeleid. Daarnaast heeft de commissie zich georiënteerd op de materie door het raadplegen bijvoorbeeld experts binnen gemeenten, OM en politie en van de meest recente literatuur ten aanzien van en drugsbeleid. Op grond hiervan komt de commissie tot de slotsom dat er in de regio behoefte is aan een ambtelijk ´platform´ waar kennis en expertise kan worden uitgewisseld om alert te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen zoals de komst van nieuwe generaties drugs.
Hoe worden deze conclusies en aanbevelingen gerealiseerd? Het regionaal college kan haar goedkeuring geven op grond van de conclusies en aanbevelingen zoals zijn gesteld. De gemeenteraad van iedere afzonderlijke gemeente heeft echter de bevoegdheid haar eigen beleid in te richten. Vandaar dat deze notitie na goedkeuring in het regionaal college haar weg zal moeten vervolgen naar de gemeenteraden. Planning 16 december 2009 21 januari 2009 27 januari 2009
Regionaal driehoeksoverleg Dagelijks Bestuur Regionaal College Regionaal College
Besluitvorming binnen gemeenten tussen februari en mei, zodat de conclusies en aanbevelingen vanaf de tweede helft van 2010 kunnen worden opgevolgd.
29
Hoofdstuk 9 Geraadpleegde literatuur 1. nota 'omgaan met drugs in de regio' 10 maart 1997 2. brief Ministerie VWS betreffende de instelling van de Adviescommissie Drugsbeleid, d.d. 23 februari 2009 3. het coffeeshopbeleid, werkgroep van der Burg, College van Procureurs-generaal, mei 2009 4. handhavingsarrangement ten behoeve van het beleid betreffende bestuurlijke handhaving van artikel 13 b Opiumwet, gemeente den Bosch, oktober 2008 5. regionaal coffeeshopbeleid, politie Twente, d.d. 16 april 2007 6. convenant samenwerkende overheden ( looptijd november 2007- 31 december 2009) 7. Toine Spapens, de wereld achter de wietteelt 8. RHC, reactie op de voorstellen van de Commissie van der Donk 9. het coffeeshopbeleid, werkgroep van der Burg, college van procureurs generaal 10. Courage zet door 11. Jaaroverzicht Courage 12. In opdracht van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en Justitie maakten het Trimbos-instituut en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) van het ministerie van Justitie een evaluatie van het Nederlands drugsbeleid 13. COT rapportage, drugsscene in Breda en drugscene rondom Breda 14. Hoofdlijnenbrief drugsbeleid, ministerie van VWS, 11 september 2009 15. Gemeente Waalwijk, raadsnotitie coffeeshopbeleid, 2009 16. RHC, Politiestandpunt drugsbeleid, 2 juni 2009 17. Sander Lankester, growshops in Kennemerland, juli 2009
30
31
Bijlage 1 Toolbox
32
Bestuursrechtelijk
Privaatrechtelijk
Strafrechtelijk
Fiscale maatregelen
Runner Dader- netwerkanalyse Boete/Verblijfsontzegging op basis van de APV
Boete/Verblijfsontzegging op basis van de APV Eventueel genoten uitkering terugvorderen
Patseraanpak
Invordering eventuele belastingschulden Aanslagen op basis van genoten inkomsten+ boete
Dealer Dader- netwerkanalyse Opsporing en vervolging op basis van de Opiumwet In beslagname voertuig waar delict mee gepleegd is Ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel Patseraanpak
Verblijfsontzegging Eventueel genoten uitkering terugvorderen
Invordering eventuele belastingschulden Aanslagen op basis van genoten inkomsten+ boete
Teler
Eventueel genoten uitkering terugvorderen
Ontbinding huurcontract
Spoedeisende bestuursdwang
Verhalen van onderzoeks- en ontmantelingskosten
Dader- netwerkanalyse Opsporing en vervolging op basis van de Opiumwet
Ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel Diefstal energie
Invordering eventuele belastingschulden
Aanslagen op basis van genoten inkomsten+ boetes
Drugstoerist Boete op basis van openlijk drugsgebruik
Opsporing en vervolging op basis van de Opiumwet Melding aanhouding in thuisland Internationale acties Overdracht strafvervolging naar eigen land In beslagname geld en goederen
Illegale verkooppunten Bestuursdwang op basis van art. 13b Opiumwet: sluiting van het pand Integrale handhavingacties Vergunningstelsel: smart- en growshops, belwinkels en internetcafés BIBOB toets bij Horeca, Smart- en Growshops Gedoogde coffeeshops
Ontbinding huurcontract
Medeplichtigheid van eigenaar/ verhuurder van het pand
Invordering eventuele belastingschulden Aanslagen op basis van genoten inkomsten+ boetes
Starteronderzoeken Bedrijfsonderzoeken Invordering event. Belastingschulden
Controles op basis van de AHOJ-G criteria en DrankHorecavergunning/verlof + eventuele sanctie
BIBOB toets
Aanslagen op basis van genoten inkomsten+ boetes Bedrijfsonderzoeken
33