CAT VRAGEN OEFENEN Week 2 Cursus Psychisch Functioneren Mw. dr. U. Klumpers, psychiater/ cursuscoördinator Vrijdag 15 maart 2013
1. Stelling: Om de diagnose obsessieve-compulsieve stoornis te stellen moet de patiënt zowel een dwanggedachte als een dwanghandeling hebben. a. juist b. onjuist
1. Stelling: Om de diagnose obsessieve-compulsieve stoornis te stellen moet de patiënt zowel een dwanggedachte als een dwanghandeling hebben. a. juist b. onjuist
2. Stelling: Voor de behandeling van obsessieve compulsieve stoornissen zijn TCA’s geïndiceerd. a. juist b. onjuist
2. Stelling: Voor de behandeling van obsessieve compulsieve stoornissen zijn TCA’s geïndiceerd. a. juist b. onjuist
3. Veel patiënten met een paniekstoornis hebben tevens last van agorafobie. Binnen de DSM-IV zijn criteria vastgesteld voor een paniekstoornis met agorafobie. Wat vermijden patiënten met een paniekstoornis met agorafobie? a. benauwde of afgesloten ruimtes b. pleinen, open ruimtes, openbare ruimtes c. plaatsen van waaruit ontsnappen moeilijk is als een paniekaanval optreedt
3. Veel patiënten met een paniekstoornis hebben tevens last van agorafobie. Binnen de DSM-IV zijn criteria vastgesteld voor een paniekstoornis met agorafobie. Wat vermijden patiënten met een paniekstoornis met agorafobie? a. benauwde of afgesloten ruimtes b. pleinen, open ruimtes, openbare ruimtes c. plaatsen van waaruit ontsnappen moeilijk is als een paniekaanval optreedt
4. Stelling: Boulimia nervosa gaat gepaard met eetbuien, anorexia nervosa niet a. juist b. onjuist
4. Stelling: Boulimia nervosa gaat gepaard met eetbuien, anorexia nervosa niet a. juist b. onjuist
5. Diazepam (Valium), dat toepassing vindt als spierverslapper en anxiolyticum, kan na eenmalige toediening 24-48 uur werkzaam zijn. Het langdurig karakter van deze farmacologische effecten wordt veroorzaakt doordat dit geneesmiddel: a. in de lever slechts langzaam wordt gemetaboliseerd b. goed in vetweefsel wordt opgeslagen vanwege zijn lipofiliteit c. slechts langzaam door de nieren als glucorenide wordt uitgescheiden d. enzymatisch wordt omgezet in actieve metabolieten
5. Diazepam (Valium), dat toepassing vindt als spierverslapper en anxiolyticum, kan na eenmalige toediening 24-48 uur werkzaam zijn. Het langdurig karakter van deze farmacologische effecten wordt veroorzaakt doordat dit geneesmiddel: a. in de lever slechts langzaam wordt gemetaboliseerd b. goed in vetweefsel wordt opgeslagen vanwege zijn lipofiliteit c. slechts langzaam door de nieren als glucorenide wordt uitgescheiden d. enzymatisch wordt omgezet in actieve metabolieten
6. In gesprek met de kinder- en jeugd psychiater vertelt Jos (9 jaar) dat hij bang is voor zijn stiefvader, omdat die hem soms opsluit in de kast, vaak boos is op hem en hem dan door elkaar schudt. De kinder- en jeugdpsychiater wil een melding doen van kindermishandeling. Bij welke instantie kan hij op dit moment het beste terecht? a. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) b. Bureau Jeugdzorg c. Maatschappelijk werk d. Raad van Kinderbescherming
6. In gesprek met de kinder- en jeugd psychiater vertelt Jos (9 jaar) dat hij bang is voor zijn stiefvader, omdat die hem soms opsluit in de kast, vaak boos is op hem en hem dan door elkaar schudt. De kinder- en jeugdpsychiater wil een melding doen van kindermishandeling. Bij welke instantie kan hij op dit moment het beste terecht? a. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) b. Bureau Jeugdzorg c. Maatschappelijk werk d. Raad van Kinderbescherming
7. Wat is kenmerkend voor de houding van patiënten met een nagebootste stoornis? a. een eisende en dwingende opstelling b. een afwerende en achterdochtige opstelling c. een geloofwaardige klachtenpresentatie d. een dramatische en aggraverende klachtenpresentatie
7. Wat is kenmerkend voor de houding van patiënten met een nagebootste stoornis? a. een eisende en dwingende opstelling b. een afwerende en achterdochtige opstelling c. een geloofwaardige klachtenpresentatie d. een dramatische en aggraverende klachtenpresentatie
8. Dissociatieve stoornissen komen voor bij personen met psychotrauma's in de directe of vroege voorgeschiedenis. Stelling: Bij een dissociatieve stoornis is de ernst van de klachten gerelateerd aan de ernst van de psychotraumata. a. juist b. onjuist
8. Dissociatieve stoornissen komen voor bij personen met psychotrauma's in de directe of vroege voorgeschiedenis. Stelling: Bij een dissociatieve stoornis is de ernst van de klachten gerelateerd aan de ernst van de psychotraumata. a. juist b. onjuist