CAT VRAGEN OEFENEN Week 1 Cursus Psychisch Functioneren Mw. dr. U. Klumpers, psychiater/ cursuscoördinator Vrijdag 8 maart 2013
1.Psychiatrisch onderzoek: De cognitieve functies bestaan o.a. uit: a. geheugen, waarneming, denken, stemming b. bewustzijn, intellectuele functies, waarneming, geheugen c. waarneming, denken, motivatie, gedrag d. bewustzijn, oriëntatie, intellectuele functies, affect
1.Psychiatrisch onderzoek: De cognitieve functies bestaan o.a. uit: a. geheugen, waarneming, denken, stemming b. bewustzijn, intellectuele functies, waarneming, geheugen c. waarneming, denken, motivatie, gedrag d. bewustzijn, oriëntatie, intellectuele functies, affect
2.Een 20-jarige man, gediagnosticeerd met schizofrenie, is ingesteld op een antipsychoticum. Hij vertelt dat zijn stemmen zijn afgenomen. Hij voelt zich onrustig, en u merkt op dat hij zijn benen tijdens het gesprek niet stil kan houden. Van welke bijwerking is hier sprake? a. acute dystonie b. parkinsonisme c. acathisie d. tardieve dyskinesie
2.Een 20-jarige man, gediagnosticeerd met schizofrenie, is ingesteld op een antipsychoticum. Hij vertelt dat zijn stemmen zijn afgenomen. Hij voelt zich onrustig, en u merkt op dat hij zijn benen tijdens het gesprek niet stil kan houden. Van welke bijwerking is hier sprake? a. acute dystonie b. parkinsonisme c. acathisie d. tardieve dyskinesie
3.Een 60-jarige man, met een blanco psychiatrische voorgeschiedenis, wordt in verwarde toestand meegenomen door de politie. De buren hebben de politie gebeld, nadat de man al zijn huisraad uit het raam op drie hoog naar beneden had gegooid. Wanneer u de man spreekt zegt hij dat hij dit in opdracht heeft gedaan van de geheime dienst van de regering. Hij geeft aan dat hij geen psychiatrische hulp nodig heeft, want hij is niet ziek. Na onderzoek bij de crisisopvang komt de psychiater tot de conclusie dat een gedwongen opname middels een In Bewaring Stelling (IBS) de enige mogelijkheid is om het gevaar af te wenden. Wat is het criterium waaraan de rechter de juistheid van deze beslissing zal toetsen? a. de mate waarin patiënt psychotisch is b. de mate waarin de realiteitstoetsing gestoord is c. de bereidheid tot behandeling d. of patiënt imperatieve hallucinaties heeft
3.Een 60-jarige man, met een blanco psychiatrische voorgeschiedenis, wordt in verwarde toestand meegenomen door de politie. De buren hebben de politie gebeld, nadat de man al zijn huisraad uit het raam op drie hoog naar beneden had gegooid. Wanneer u de man spreekt zegt hij dat hij dit in opdracht heeft gedaan van de geheime dienst van de regering. Hij geeft aan dat hij geen psychiatrische hulp nodig heeft, want hij is niet ziek. Na onderzoek bij de crisisopvang komt de psychiater tot de conclusie dat een gedwongen opname middels een In Bewaring Stelling (IBS) de enige mogelijkheid is om het gevaar af te wenden. Wat is het criterium waaraan de rechter de juistheid van deze beslissing zal toetsen? a. de mate waarin patiënt psychotisch is b. de mate waarin de realiteitstoetsing gestoord is c. de bereidheid tot behandeling d. of patiënt imperatieve hallucinaties heeft
4.De heer M. wordt sinds enkele maanden behandeld met Clozapine in verband met psychotische verschijnselen. Hij geeft aan zich af en toe duizelig te voelen, vooral bij het opstaan uit bed of stoel. De behandelend arts vertelt hem dat dit een bijwerking is van de medicatie als gevolg van een blokkade van: a. noradrenerge (alpha-1) receptoren in bloedvaten b. acetylcholine (M-2) receptoren in bloedvaten c. histamine (H-1) receptoren in de hersenen d. serotonine (5-HT-2) receptoren in de hersenen.
4.De heer M. wordt sinds enkele maanden behandeld met Clozapine in verband met psychotische verschijnselen. Hij geeft aan zich af en toe duizelig te voelen, vooral bij het opstaan uit bed of stoel. De behandelend arts vertelt hem dat dit een bijwerking is van de medicatie als gevolg van een blokkade van: a. noradrenerge (alpha-1) receptoren in bloedvaten b. acetylcholine (M-2) receptoren in bloedvaten c. histamine (H-1) receptoren in de hersenen d. serotonine (5-HT-2) receptoren in de hersenen.
5.Bij Pim is de diagnose autistische stoornis gesteld. De kinderen jeugdpsychiater wil de ouders van Pim uitleggen dat hij een sociale interactiestoornis heeft. Welke uitleg geeft de psychiater aan ouders? Pim heeft een sociale interactie stoornis, dat blijkt uit: a. de motorische stereotypieën b. een gebrek aan fantasiespel c. een tekort in het spontaan meedelen van plezier en interesses d. een opvallend repetitief gebruik van voorwerpen
5.Bij Pim is de diagnose autistische stoornis gesteld. De kinderen jeugdpsychiater wil de ouders van Pim uitleggen dat hij een sociale interactiestoornis heeft. Welke uitleg geeft de psychiater aan ouders? Pim heeft een sociale interactie stoornis, dat blijkt uit: a. de motorische stereotypieën b. een gebrek aan fantasiespel c. een tekort in het spontaan meedelen van plezier en interesses d. een opvallend repetitief gebruik van voorwerpen
6. Het belangrijkste diagnostische instrument om een autismespectrumstoornis vast te stellen is een ontwikkelingsanamnese. a. Juist b. Onjuist
6. Het belangrijkste diagnostische instrument om een autismespectrumstoornis vast te stellen is een ontwikkelingsanamnese. a. Juist b. Onjuist
7. Om de diagnose autisme te kunnen stellen moeten er al klachten aanwezig zijn voor de leeftijd van 8 jaar. a. Juist b. Onjuist
7. Om de diagnose autisme te kunnen stellen moeten er al klachten aanwezig zijn voor de leeftijd van 8 jaar. a. Juist b. Onjuist
8. Welk symptoom is een verstoring van de psychische functie “inhoud van het denken”? a. incoherentie b. dwanggedachte c. ontsporing van het denken
8. Welk symptoom is een verstoring van de psychische functie “inhoud van het denken”? a. incoherentie b. dwanggedachte c. ontsporing van het denken