cursus:
Omgaan met diversiteit voor SCW
> Inhoud > > > > > > > > > > > > > > > >
Over deze cursus 3 Diversiteit 7 Stereotypering en vooroordelen 12 Verschillende culturen 15 Opvoedingsstijlen 18 Interculturele communicatie 21 Reflectie 25 Theoriebron 1: Diversiteit in Nederland 27 Theoriebron 2: Stereotypering en discriminatie 29 Theoriebron 3: Verschillende culturen 31 Theoriebron 4: Opvoedingsstijlen 35 Theoriebron 5: Interculturele communicatie 36 Werkmodel: Hoe divers ben jij? 37 Werkmodel: Kenmerken van je eigen cultuur 38 Werkmodel: Interculturele competenties 39 Beoordeling 40
Colofon Uitgeverij
Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl
Auteurs Monique Duyvestijn en ROC Mondriaan Titel Omgaan met diversiteit voor SCW Vormgeving Binnenwerk: DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright
978 90 3720 767 5 © 2012 Uitgeverij Edu’Actief b.v.
Eerste druk/eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
> Over
deze cursus
Je werkt als sociaal-cultureel werker in een buurthuis en organiseert veel activiteiten voor de mensen uit de wijk. Hierdoor krijg je te maken met veel verschillende bevolkingsgroepen: jongeren en ouderen, allochtonen en autochtonen, mannen en vrouwen, om maar een paar verschillen te noemen. In deze cursus leer je professioneel omgaan met deze diversiteit en hoe je actief burgerschap kunt bevorderen.
Doelstellingen • • • • • • •
Je kunt je eigen (cultuurgebonden) normen en waarden herkennen. Je kunt de (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes van de ander herkennen. Je bent je bewust van beelden van en opvattingen over (sub)cultuur en taboes die in verschillende culturen leven. Je kunt de diversiteit in opvoedingsstijlen herkennen. Je hebt inzicht in de spanningsvelden tussen je eigen normen en de normen van cliënten en hoe je daarmee kunt omgaan. Je kunt verschillende wervingskanalen inzetten om vrijwilligers te werven. Je kunt een activiteitenplan schrijven voor een voorlichtingsmiddag of -avond.
Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je achter in dit boek vinden. Belangrijke punten bij de beoordeling zijn: • actieve deelname aan de lessen • nette uitwerking van de opdrachten • afgeronde processtappen voor het maken van de beroepsproducten • twee beroepsproducten: een uitgewerkt programma voor een voorlichtingsmiddag en een wervingsplan voor vrijwilligers.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
3
Je toekomstige collega: Naam:
Leila Martinez
Werkzaam bij:
Welzijnsorganisatie De Toekomst
Medewerkers:
Twee jongerenwerkers, vier peuterspeelzaalleidsters, één maatschappelijk werkster, twee welzijnswerkers, één leidinggevende
Werkzaam als:
Welzijnswerker in buurthuis Grotenbroek
Soort werkzaamheden:
Cursussen en andere activiteiten organiseren voor verschillende doelgroepen. Opzetten van de kinderweek in de zomervakantie. Acties om de wijk leefbaar te houden coördineren met de gemeente, consultatiebureaus, kerken, scholen en politie.
Over de werkomgeving:
Ons buurthuis staat midden in de wijk Grotenbroek. Vijf middagen in de week staat er een vrijwilliger in de kantine. Buurtbewoners kunnen binnenlopen en tegen een kleine vergoeding wat drinken bestellen. Mijn kantoor deel ik met de jongerenwerkers en de andere welzijnswerker. Dat lijkt veel, maar we zijn allemaal ook veel buiten de deur voor ons werk. Zelf vind ik het heel fijn om af en toe even met een collega te overleggen over hoe ik iets het best kan aanpakken.
Wat er leuk is aan je werk:
Mijn werk is erg afwisselend. De ene dag overleg ik met 55+-ers over het organiseren van een computercursus en de andere dag begeleid ik vrijwilligers die opvoedingsondersteuning geven in Marokkaanse gezinnen. Het allerleukst vind ik het organiseren van de kinderweek: heel veel leuke activiteiten in de buitenlucht voor kinderen. Zelf kan ik dan ook lekker de hele dag buiten zijn en genieten van al die blije gezichten.
Grootste blunder:
Toen ik hier pas werkte, maakte ik in de kantine een praatje met een van de buurtbewoners. Hij vertelde over zijn bruiloft van vorige week en dat hij erg gelukkig met zijn partner is. Ik vroeg of hij zijn vrouw ook een keer wilde meenemen om kennis te maken. Hij moest lachen en stelde mij voor aan zijn partner: een man.
Waar je aan werkt:
Op dit moment ben ik heel druk met het opstellen van het programma en het werven van de vrijwilligers voor de kinderweek. Elk jaar wordt het moeilijker om genoeg mensen te krijgen voor deze week.
4
Omgaan met Diversiteit is een uitdaging!voor SCW
Beroepsproduct 1: Plan van aanpak om vrijwilligers te werven uit diverse bevolkingsgroepen Dit beroepsproduct inleveren voor: Het buurtcentrum vindt integratie erg belangrijk, de gemeente geeft hiervoor subsidie. Maar de vrijwilligers zijn bijna allemaal vrouwen van autochtone afkomst, dus geen goede afspiegeling van de buurt. Bovendien is er een tekort aan vrijwilligers voor de kinderweek. De kinderen kunnen dan knutselen en hutten bouwen, koken of meedoen aan allerlei sport- en spelmogelijkheden. Je maakt een plan van aanpak om vrijwilligers te werven uit diverse bevolkingsgroepen. Processtappen • Maak een planning en een taakverdeling. • Bedenk welke doelgroepen je wilt bereiken om vrijwilliger te zijn bij de kinderweek. Noem ten minste vier verschillende doelgroepen. In werkmodel 'Hoe divers ben jij?' staan verschillende categorieën. Gebruik ten minste drie categorieën voor de werving van je doelgroepen. • Verzin acties om deze verschillende doelgroepen te bereiken en te enthousiasmeren voor het vrijwilligerswerk. Het kan zijn dat sommige acties voor alle doelgroepen geschikt zijn en andere acties specifiek zijn. Opdracht 6 en 7 kun je hiervoor gebruiken. • Schrijf een plan van aanpak voor de werving.
Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.
Maak een planning voor deze cursus. Maak eerst een planning voor de beroepsproducten. Werkmodel: Cursusplanning op www.factor-e.nl
Werkmodel: Samenwerkingscontract op www.factor-e.nl
Eisen aan het beroepsproduct De punten waarop je beroepsproduct wordt beoordeeld, kun je achter in dit boek vinden in het hoofdstuk ‘Beoordeling’.
Taal • • • •
Taal
Taal
Taal
Neem deze cursus door en onderstreep de woorden die je niet kent. Noteer deze woorden in de woordenlijst en zet de betekenis erbij. Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens de cursus voeg je toe aan de woordenlijst. Na afloop van de cursus neem je dit overzicht op in je taalportfolio.
Werkmodel: Woordenlijst op www.factor-e.nl
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
5
Beroepsproduct 2: Een uitgewerkt programma voor een voorlichtingsmiddag voor de vrijwilligers Dit beroepsproduct inleveren voor: Schrijf in tweetallen een uitgewerkt programma voor een voorlichtingsmiddag of avond voor de vrijwilligers van de kinderweek. In dit programma laat je zien wat je gaat doen, hoe je dit gaat doen en wat je hiervoor nodig hebt. De kinderweek wordt elk jaar georganiseerd voor kinderen van de basisschool. De vrijwilligers die meewerken aan de kinderweek zijn jongeren (vooral meiden) en moeders van autochtone afkomst. De kinderen komen uit diverse bevolkingsgroepen. Het doel van de middag is om de vrijwilligers handvatten te geven om respectvol te kunnen omgaan met alle verschillende kinderen en hun ouders. De voorlichting duurt drie uur. Processtappen • Maak een planning en een taakverdeling. • Kies de onderwerpen waarover je de vrijwilligers wilt voorlichten. • Bedenk op welke verschillende manieren je die onderwerpen gaat aanbieden. • Schrijf bij elke activiteit hoelang die gaat duren. • Schrijf het uitgewerkte programma. • Maak op basis van het uitgewerkte programma een mooi programmablad voor de vrijwilligers.
Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap. Eisen aan het beroepsproduct De punten waarop je beroepsproduct wordt beoordeeld, kun je achter in dit boek vinden in het hoofdstuk ‘Beoordeling’.
6
Omgaan met Diversiteit is een uitdaging!voor SCW
Werkmodel: Samenwerkingscontract op www.factor-e.nl
> Diversiteit Doelstellingen • • • • •
Je kunt drie voorbeelden geven van hoe jij diversiteit in je beroepspraktijk kunt tegenkomen. Je kunt twee redenen geven waarom het opbouwen van een multiculturele samenleving van belang is. Je kunt aangeven welke hindernissen mensen ervaren om met mensen die anders zijn om te gaan. Je kunt drie rechten en drie plichten van multicultureel burgerschap benoemen. Je kunt bij drie verschillende doelgroepen een passend wervingskanaal aangeven.
Als sociaal-cultureel werker krijg je met heel veel verschillende mensen te maken. Er wordt van je verwacht dat jij op een professionele manier met deze diversiteit kunt omgaan. Mensen behoren graag tot een groep waarin ze zich prettig voelen. Bijvoorbeeld: als je van voetballen houdt, ga je naar de voetbalclub. Of: als je gelovig bent, ga je naar de kerk of moskee. Andersom gebeurt ook: wij vinden het fijn om mensen in groepen in te delen en plakken op hen een etiket, bijvoorbeeld hooligan, gothic of nerd. Dit maakt onze complexe samenleving een beetje overzichtelijker.
Opdracht 1: Hoe divers ben jij? Als we een etiket op mensen plakken - of met andere woorden: ze in een hokje duwen vergeten we vaak dat ieder mens zelf ook divers is. We behoren tot verschillende groepen en ons gedrag varieert per gebeurtenis. •
Werkmodel: Hoe divers ben jij?
Vul voor jezelf het werkmodel 'Hoe divers ben jij?' in.
Opdracht 2: Diversiteit in jouw klas •
Vergelijk jouw groepen uit het werkmodel '’Hoe divers ben jij?’ met die van drie medestudenten. –
Welke groepen zijn hetzelfde? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
En waarin verschil je van anderen? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
7
–
Kwam je nog verrassingen tegen? Bijvoorbeeld dat medestudenten tot een groep behoren die jij helemaal niet kende. Ja/nee, namelijk ... ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Was je aangenaam of onaangenaam verrast? Leg uit. ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Hoe divers is jouw klas? Geef twee voorbeelden waaruit blijkt dat diversiteit in jouw klas heel gewoon is. 1. ______________________________________________________________ 2. ______________________________________________________________
–
Geef een voorbeeld uit je eigen omgeving waarin je meemaakte dat diversiteit lastig is. Wat gebeurde er en hoe is daarmee omgegaan? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 3: Mensen die op elkaar lijken •
In de vorige opdrachten heb je gezien dat alleen al in je klas veel verschillen voorkomen en dat al die verschillen soms lastig zijn. 'Soort zoekt soort' is een bekende uitspraak. In deze opdracht onderzoek je hoe dit voor jou is. –
Denk aan de mensen met wie je veel optrekt. Waarin lijken jullie op elkaar? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Kun je ook verschillen noemen tussen jou en je vrienden en vriendinnen? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Vriendschappen en verkeringen komen meestal voor tussen mensen die in veel aspecten op elkaar lijken. Klopt dat ook bij jou? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Wat zijn de voordelen van met mensen optrekken die op jou lijken? Noem er twee. 1. ______________________________________________________________ 2. ______________________________________________________________
8
Omgaan met Diversiteit is een uitdaging!voor SCW
–
Wat zijn de voordelen van met mensen optrekken die erg van jou verschillen? Noem er twee. 1. ______________________________________________________________ 2. ______________________________________________________________
Opdracht 4: Multiculturele samenleving •
Nederland heeft een multiculturele samenleving: er wonen meer dan honderd verschillende nationaliteiten in Nederland. En onder de Nederlanders zijn mensen van verschillende etnische afkomst. Gebruik theoriebron 1 voor het beantwoorden van de vragen. –
Theoriebron 1: Diversiteit in Nederland
Welke rechten horen bij multicultureel burgerschap? Noem er drie.
1. ________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________
–
Welke plichten horen bij multicultureel burgerschap? Noem er drie.
1. ________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________
–
Een multiculturele samenleving heeft veel voordelen. Toch komt deze voornamelijk negatief in het nieuws. Noem drie oorzaken van deze negatieve beeldvorming.
1. ________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________
Opdracht 5: Assimilatie of integratie? Sommige groeperingen vinden dat immigranten moeten assimileren in hun nieuwe land. Dat betekent dat zij alle gebruiken, normen en waarden van hun nieuwe land moeten overnemen. De nieuwkomers moeten zich aanpassen. Anderen vinden dat integratie het beste is. Als twee groepen integreren, passen ze zich allebei aan. Ze nemen normen, waarden en gebruiken van elkaar over, maar behouden ook hun eigen gebruiken.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
9
•
Discussieer met elkaar over de volgende stelling: Als je als buitenlander in Nederland komt wonen, moet je de Nederlandse cultuur overnemen. –
Argumenten voor de stelling: ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Argumenten tegen de stelling: ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 6: Meer diversiteit onder de vrijwilligers Zoals je in beroepsproduct 1 hebt kunnen lezen, is het jouw verantwoordelijkheid als welzijnswerker om voor de kinderweek vrijwilligers te werven. Op dit moment zijn het autochtone moeders en een paar jonge meiden. Hierin moet meer diversiteit komen. •
Uit welke groepen zou je mensen willen benaderen om zich op te geven als vrijwilliger? Gebruik de categorieën uit het werkmodel ‘Hoe divers ben jij?’ om tot verschillende groepen te komen. Leg uit waarom je je op die groepen wilt richten. ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
10
Omgaan met Diversiteit is een uitdaging!voor SCW
Werkmodel: Hoe divers ben jij?
Opdracht 7: Hoe bereik je nieuwe vrijwilligers? In de vorige opdracht heb je bedacht op welke doelgroepen je de werving wilt richten. Het is belangrijk om van tevoren te bedenken hoe je deze doelgroep wilt bereiken. Je moet het juiste wervingskanaal gebruiken. Bijvoorbeeld: als je jongeren tussen de 12 en 16 jaar wilt bereiken, is de middelbare school een goed wervingskanaal. Je gaat naar de school om de jongeren te spreken of je vraagt aan de schoolleiding of je alle klassen bij langs mag gaan. Een heel ander soort wervingskanaal is Hyves of Facebook. Dit wordt vaak gebruikt om vrijwilligers te werven die willen meedoen aan een flashmob. •
Schrijf bij elke doelgroep die je in opdracht 6 hebt verzonnen twee wervingskanalen die bij hen passen. ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 8: Nieuwe vrijwilligers enthousiasmeren? In opdracht 7 heb je verzonnen hoe je in contact kunt komen met de toekomstige vrijwilligers. Nu komt het erop aan om ze enthousiast te maken. Dit kan door ze aan te spreken op dingen die voor hen interessant zijn. Bijvoorbeeld: als je jongeren wilt werven, zullen ze niet enthousiast worden als je zegt dat ze vooral moeten opruimen en schoonmaken. Maar misschien vinden ze het wel belangrijk als dit een mogelijkheid is om een maatschappelijke stage te lopen. Anderen kun je misschien enthousiasmeren door te vertellen dat ze zelf kunnen kiezen uit de verschillende activiteiten zoals vlotten bouwen, sporten en pannenkoeken bakken. •
Bedenk bij elke doelgroep uit opdracht 6 hoe je ze kunt enthousiasmeren. ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
11
> Theoriebron
1: Diversiteit in
Nederland Geschiedenis van culturele en religieuze diversiteit Nederland stond erom bekend een verdraagzaam land te zijn waar minderheden van verschillende achtergronden welkom zijn. In de zeventiende eeuw vluchtten veel Franse protestanten (hugenoten) naar Nederland. En door de eeuwen heen zochten veel joden en andere bevolkingsgroepen bij ons een veilig heenkomen. Toen Indonesië onafhankelijk werd na de Tweede Wereldoorlog emigreerden vele Indiërs naar Nederland. In de loop van de jaren zijn deze groepen opgenomen in de Nederlandse samenleving. Nederland was een verzuilde samenleving. Dit betekent dat er culturen en geloven naast elkaar konden bestaan zonder te mengen. Toen men steeds minder naar de kerk ging, en de verzuiling dus langzamerhand verdween, kwamen de verschillende bevolkingsgroepen wel met elkaar in aanraking. De eerste gastarbeiders kwamen rond 1960 uit Zuid-Europa. Later kwamen er arbeiders uit Turkije en Marokko. Men ging ervan uit dat deze groep tijdelijk hier verbleef en dus werd er geen moeite gedaan om de integratie te stimuleren. Toen in de jaren zeventig gezinshereniging steeds meer voorkwam, werd duidelijk dat Nederland op weg was om een multiculturele samenleving te worden. Surinamers en Antillianen zijn door ons koloniale verleden ook in ons land aanwezig. Op dit moment worden nog heel kleine hoeveelheden asielzoekers opgevangen. Het multiculturele leven in Nederland wordt ook bevorderd door de globalisering: steeds meer bedrijven hebben een internationale achtergrond. Bijvoorbeeld Amerikanen, Japanners of Argentijnen wonen korte of langere tijd in ons land.
De multiculturele samenleving Volgens de Universele Verklaring Culturele Diversiteit van de UNESCO is culturele diversiteit voor de mensheid heel belangrijk. Het zorgt voor uitwisseling, vernieuwing en creativiteit. Professor Shadid definieert dat multicultureel burgerschap de volgende rechten geeft: • Alle burgers zijn gelijk, dus discriminatie en achterstand van bepaalde groepen moeten worden opgeheven. • Mensen uit verschillende culturen zijn allemaal Nederlanders. • Mensen verschillen van elkaar in culturele identiteit en deze verschillen mogen er zijn. Burgerschap kent ook de volgende plichten: • je inzetten voor je land en de toekomst van je land • aanvaarden van de basisprincipes zoals de Grondwet, de rechtsstaat en verdraagzaamheid • respecteren dat anderen andere normen en waarden hebben dan jij. Nederland is een land waar al heel lang mensen wonen met heel verschillende culturele en religieuze achtergronden. Maar goed multicultureel burgerschap is nog steeds een grote uitdaging. De afgelopen jaren is het publieke debat erg fel geweest waarbij de volgende zaken een rol hebben gespeeld: • Gebrek aan kennis over verschillende culturen en religies in Nederland. • Angst. Sinds de aanslag op Theo van Gogh en 9/11 hebben verschillende politici de angst voor het vreemde en onbekende aangewakkerd. Zij vergeten hierbij te onderzoeken welke normen en waarden overeenkomen. • Politici zijn alleen maar bezorgd om kiezers te winnen en spelen in op de onlustgevoelens van de kiezers, zonder daar zelf een goede analyse van te maken.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
27
Om een gezonde multiculturele samenleving te bereiken kun je als sociaal-cultureel werker aan het volgende werken: • creëren van een wij-gevoel Wij zijn allemaal Nederlanders, wijkgenoten, clubgenoten enzovoort. Culturele identiteit staat niet op de voorgrond. • bestrijden van achterstand van bepaalde groepen • probleemgedrag niet verklaren vanuit de cultuur van de probleemgroep, maar zoeken naar de individuele oorzaken van de probleemveroorzaker Soms is het probleem niet de cultuur, maar hoe om te gaan met de verschillende culturen waarvan je beiden deel uitmaakt. Professor Hofstede geeft met de afgebeelde driehoek aan dat we als mensen een brede basis gemeenschappelijk hebben en dat we gevormd worden door de cultuur waarin we zijn opgegroeid, maar dat wij uiteindelijk een individu zijn. In de ontmoeting met anderen zijn we allemaal individuen en we moeten elkaar zien te vinden op dit individuele niveau.
Seksuele diversiteit We hebben niet alleen te maken met culturele of religieuze diversiteit. Op het gebied van seksuele diversiteit werd Nederland wereldberoemd toen het als eerste land ter wereld in 2001 het homohuwelijk wettelijk maakte. Geweld tegen homo’s (potenrammen) of het feit dat een hoog percentage biseksuele mensen dit niet vertelt aan hun omgeving maakt duidelijk dat ook op seksueel vlak diversiteit niet zonder problemen is.
Gender Een cabaretière zei ooit: 'Wat heeft het feit dat ik een vagina heb te maken met dat ze altijd verwachten dat ik het huishouden doe ...?' Gender verwijst naar het feit dat samenlevingen allerlei rollen, taken en gebruiken toewijzen aan mannen en vrouwen en dat als natuurlijk bestempelen. Er leeft een sterk gevoel van ‘zo hoort het’. Bijvoorbeeld: in de Nederlandse samenleving leeft heel sterk de opvatting dat moeders parttime moeten gaan werken als ze kinderen hebben. Dat dit niet biologisch bepaald is, merk je als je naar andere samenlevingen kijkt: daar werken mannen en vrouwen fulltime. De natuur bepaalt dat vrouwen kinderen baren, maar wie daarna voor hen zorgt, heeft met gender te maken. Sekse kun je niet veranderen, genderopvattingen wel. De overheid en veel bedrijven doen al jaren hun best om meer vrouwen in de top te krijgen omdat zij daar een minderheid zijn en omdat dit niet goed is voor de kwaliteit van de organisatie. Dus ook de manvrouwrolverdeling (gender) is een thema dat onder diversiteit valt.
Leeftijd Interesses, normen en waarden veranderen met de leeftijd. Zo kan het voor sommige jongeren heel gewoon zijn om met verschillende partners te zoenen op een avond, terwijl ze dit niet meer doen als ze een tien jaar ouder zijn en ook nog single. Veel ouderen stellen het nog steeds op prijs om met 'u' aangesproken te worden, terwijl dertigers dit meestal niet op prijs stellen.
28
Omgaan met Diversiteit is een uitdaging!voor SCW
> Beoordeling Naam deelnemer: Namen groepsleden:
Groep: Docent: Blok: Cursus: Onderwerp: Beoordeling
Criteria
Processtappen beroepsproduct 1
• • • • •
Processtappen beroepsproduct 2
• • •
• •
• •
Beroepsproduct 1
• •
• • •
40
Reële planning. Eerlijke taakverdeling. Je hebt vier doelgroepen gekozen om je werving voor vrijwilligers op te richten. Voor elke doelgroep heb je een actie verzonnen om hen te werven. Schrijf een plan van aanpak voor de werving. Reële planning. Eerlijke taakverdeling. In het programma staan ten minste drie onderwerpen waarover je de vrijwilligers wilt voorlichten. Je gebruikt ten minste twee verschillende werkvormen tijdens de voorlichting. Bij elke werkvorm heb je een reële tijd ingevuld. In totaal duurt de voorlichting drie uur. Het uitgewerkte programma is af. Op basis van het uitgewerkte programma maak je een mooi programmablad voor de vrijwilligers. In je wervingsplan richt je je op ten minste vier verschillende doelgroepen. In werkmodel ‘Hoe divers ben jij?’ staan verschillende categorieën. Gebruik drie categorieën voor de werving van je doelgroepen. Per doelgroep geef je aan welke wervingskanalen je het best kunt gebruiken. Per doelgroep geef je aan op welke manier je de werving het best kunt uitvoeren. Je maakt een globale inschatting van de kosten voor deze werving.
Omgaan met Diversiteit is een uitdaging!voor SCW
Voldoende
Onvoldoende
Beoordeling
Criteria
Beroepsproduct 2
•
• •
• • Actieve deelname in de les
• • •
Opdrachten
• • •
Mondeling en schriftelijk taalgebruik
Voldoende
Onvoldoende
Goed
>
In het uitgewerkte programma komen ten minste de volgende onderwerpen aan bod: – welkom en koffie (mag eventueel buiten de drie uur vallen) – stereotypering – opvoedingsstijlen – interculturele communicatie. De totale tijd van het activiteitenplan is drie uur. Het uitgewerkte programma is opgebouwd uit de volgende onderdelen: – Activiteit: wat ga je doen? – Hoe ga je het doen? – Wat heb je ervoor nodig? – Hoelang duurt het? De activiteiten zijn gevarieerd, afwisseling van werkvormen. Het programma voor de deelnemers is aantrekkelijk vormgegeven. De student was voldoende aanwezig. De student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje. De student leverde een actieve bijdrage in de les. Beide taalopdrachten (opdracht 11 en 20) zijn ingeleverd en beoordeeld. De opdrachten voor de cursus zijn goed en netjes uitgewerkt. De eigen evaluatie is ingevuld en besproken.
Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik • De teksten zijn in correct Nederlands geschreven.
Overig Eindbeoordeling:
Onvoldoende
Voldoende
Datum: ......................................... Paraaf docent:
Paraaf deelnemer:
.........................................
………………………………
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
41