Corporaties en gemeenten als partners Onderzoek naar de mate waarin uit de collegeprogramma's blijkt dat gemeenten de corporaties beschouwen als samenwerkingspartner
Corporaties en gemeenten als partners Onderzoek naar de mate waarin uit de collegeprogramma's blijkt dat gemeenten de corporaties beschouwen als samenwerkingspartner
november 2006
COLOFON Samenstelling Rutger Stafleu Raimon Leeuwenburg Josée Driessen Vormgeving binnenwerk Safina Musahal Druk Sector Document Processing, VNG SGBO Onderzoek > Advies > Implementatie Postbus 30435 2500 GK Den Haag SGBO 3786/558 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding
1
2
Gemeenten en Corporaties in de collegeprogramma’s
3
2.1
Samenwerking aan de orde?
3
2.2
Specifieke onderwerpen
4
2.2.1
Opstellen of actualiseren van de woonvisie
5
2.2.2
Verkoop van huurwoningen
5
2.2.3
Eigen woningbezit
6
2.2.4
Gronduitgifte
7
2.2.5
Tegengaan van scheefwonen
8
2.2.6
Huisuitzettingen
9
2.2.7
Schuldenproblematiek
10
2.2.8
Wmo
10
2.2.9
Maatschappelijke opvang
11
2.2.10
Bestrijden van illegale hennepteelt
12
2.2.11
Schooluitval
13
2.3
Totaalbeeld
13
3
Gemeenten en corporaties op de gemeentelijke websites
16
4
Samenvatting en conclusie
18
1
Inleiding In de afgelopen decennia hebben verschillende ontwikkelingen ertoe geleid dat de rol van lokale overheden en woningcorporaties in het volkshuisvestingsbeleid veranderd is. Met name het decentralisatiestreven en de vermaatschappelijking van het woningbezit, waarvoor gekozen is in de nota ‘volkshuisvesting in de jaren negentig’ (1989), zijn in dezen van belang. Decentralisatie betekende in dit geval dat gemeenten en woningcorporaties een grotere vrijheid kregen bij het bepalen van het lokale volkshuisvestingsbeleid. De vermaatschappelijking kreeg vorm doordat veel gemeenten het woningbedrijf overdroegen aan corporaties. Met deze ontwikkelingen is de onderlinge verstandhouding tussen gemeenten en woningcorporaties steeds belangrijker geworden. In de afgelopen jaren is er discussie ontstaan over de vraag of het rijk met de decentralisatie ten onrechte ook de eigen verantwoordelijkheid voor de resultaten heeft verwaarloosd. De nota ‘Mensen, wensen, wonen’ uit 2000 onderstreept deze gedachte. Ondanks dat er formeel de laatste jaren weinig met deze nota is gedaan, geeft dit wel een juist beeld weer van de huidige stemming.1 Van de samenwerking tussen overheid en woningcorporaties wordt steeds meer verwacht. Dit standpunt vinden we ook terug in de zogenaamde decemberbrief van toenmalig minister Dekker, waarin de maatschappelijke rol van de corporaties in de lokale opgave benadrukt wordt. Het feit dat de corporatie hierin als een gelijkwaardige partner wordt genoemd, maakt de vraag in hoeverre de gemeenten hier zelf inhoud aan geven alleen maar belangrijker. SGBO, het onderzoeks- en adviesbureau van de VNG, onderzocht in opdracht van Aedes in hoeverre de nieuw aangetreden gemeentebesturen de woningcorporaties in hun beleid als samenwerkingspartner beschouwen. Bij dit onderzoek ging het niet alleen om het beleid ten aanzien van wonen en het maken van prestatieafspraken, maar ook om verwante beleidsterreinen. Hierbij valt te denken aan het beleid ten aanzien van het eigen woningbezit, verkoop van huurwoningen en gronduitgifte, maar ook aan het sociale beleid dat raakt aan de taken van de woningcorporaties. Om het beleid van de nieuwe gemeentebesturen ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen in kaart te kunnen brengen, zijn de collegeprogramma’s van een groot aantal gemeenten onderzocht. Voor dit onderzoek is een steekproef van in totaal 112 gemeenten getrokken waarvan de collegeprogramma’s zijn geanalyseerd. De geselecteerde gemeenten betreffen in ieder geval de grote vier en daarnaast een selectie van gemeenten conform de staffeling naar gemeentegrootte: < 20.000 inwoners (33 gemeenten), 20.000 – 50.000 inwoners (33 gemeenten), 50.000 – 100.000 inwoners (26 gemeenten) en > 100.000 inwoners (16 gemeenten). Daarbij is rekening gehouden met regionale spreiding.
1
Voor een uitgebreidere beschrijving van de ontwikkeling van gemeentelijke taken betreffende de volkshuisvesting, zie het SGBOrapport ‘Verkregen en verdwenen taken van gemeenten’, hoofdstuk 6.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
1
Bovendien zijn alle 21 gemeenten die in het stedencontract van de PvdA genoemd worden ook in deze lijst opgenomen2. Door het gebruik van deze steekproef is het mogelijk representatieve uitspraken te doen. Van de 112 geselecteerde gemeenten zijn de collegeprogramma’s voornamelijk via internet (de gemeentelijke websites) verzameld. Iedere gemeente heeft haar eigen gewoontes, tradities en naamgeving rondom collegevorming en het opstellen van programma’s. Alternatieve benamingen als ‘bestuursakkoord’ en ‘politieke agenda’ worden daardoor regelmatig gebruikt. In dit rapport zal in het vervolg alleen de term collegeprogramma worden gebruikt. Voor bijna alle gemeenten uit onze steekproef geldt dat er inmiddels een collegeprogramma gepubliceerd is. Met name kleinere gemeenten hebben echter nog geen collegeprogramma. Uiteindelijk waren er van de 112 onderzochte gemeenten 94 programma’s beschikbaar. Er zijn desalniettemin voldoende programma’s onderzocht om te kunnen spreken van een representatief onderzoek. Er is in dit onderzoek niet voor niets voor gekozen om met name de collegeprogramma’s te scannen. In een collegeprogramma legt een nieuw aangetreden college het beleid voor de komende jaren vast. Ondanks dat in deze documenten met name de eigen functie wordt geschetst, wordt doorgaans ook beschreven wat de rol van de gemeente is binnen een netwerk van maatschappelijke partners. In een dergelijk geval zou vermelding van een samenwerkingsverband met de plaatselijke corporatie(s) verwacht kunnen worden. Aangezien het scannen van de collegeprogramma’s wellicht nog geen volledig beeld geeft van de samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en corporaties, hebben wij tevens de gemeentelijke websites gescand. Vaak wordt de website door de gemeente gezien als belangrijkste informatiebron voor de eigen inwoners. Het is dan ook goed mogelijk dat op het internet ook verwijzingen naar beleid ten aanzien van de woningcorporaties is terug te vinden en niet alleen in de collegeprogramma’s. In de volgende hoofdstukken worden kort en overzichtelijk de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 2 wordt het aantal verwijzingen in de collegeprogramma’s naar samenwerkingsverbanden met corporaties getoond. Deze gegevens worden zowel per categorie van gemeenten (naar gemeentegrootte, waarbij de eerder genoemde staffeling wordt gehanteerd) gepresenteerd als per specifiek onderwerp (11 onderwerpen). In hoofdstuk 3 behandelen we daarna de (extra) informatie die we op de gemeentelijke websites hebben kunnen terugvinden. In hoofdstuk 5 vindt u ten slotte de conclusies van dit onderzoek.
2
Tegelijk met dit onderzoek heeft SGBO in opdracht van Aedes eveneens onderzocht in hoeverre de afspraken uit het stedencontract terug te vinden zijn in de plannen van de nieuw aangetreden colleges. De resultaten hiervan vindt u in het SGBOrapport ‘Corporaties en het Stedencontract’.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
2
2
Gemeenten en Corporaties in de collegeprogramma’s In dit hoofdstuk presenteren we de gegevens met betrekking tot de mate waarin samenwerking met de corporaties genoemd wordt in de collegeprogramma’s. In de eerste paragraaf bekijken we dit zeer algemeen: wordt een samenwerking met de corporaties überhaupt wel genoemd? In de tweede paragraaf splitsen we dit uit naar een elftal specifieke onderwerpen. In de laatste paragraaf geven we ten slotte kort een totaaloverzicht weer van de resultaten.
2.1
Samenwerking aan de orde?
In figuur 1 zijn de percentages opgenomen van “Op basis van de Woonvisie collegeprogramma’s die een of meer vermeldingen 2006 worden met de woningbouwcorporaties (…) hebben van samenwerking met de woningcorporaties. concrete afspraken gemaakt over de soorten en aantallen in Uit deze grafiek blijkt dat in een meerderheid van de de komende jaren te bouwen woningen.“ (Steenbergen) gevallen samenwerking in algemene zin wel wordt genoemd. In totaal (alle gemeenten bij elkaar) wordt in 73% van de collegeprogramma’s een samenwerking met de corporatie(s) genoemd (waarvan met verwijzing naar prestatieafspraken 40% en zonder verwijzing naar prestatieafspraken 34%). Het percentage wijkt het meest af bij de categorie van kleinste gemeenten (41%). Met andere woorden: 1 op de 4 gemeenten noemt de corporatie(s) niet als partner. Dit komt met name voor bij de kleinste gemeenten. Als we de kleinste gemeenten weglaten, worden de percentages dan ook beduidend hoger (tussen de 77 en 85%). Figuur 1
Percentage vermeldingen van samenwerking in algemene zin met corporaties, per categorie gemeente.
100 90
Percentage
80 70 60 50
59 50
40
42
30 20 10
42
42
40
35 24
18
30
23 15
34 27
20
0
< 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
geen samenwerking genoemd wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken wel samenwerking, met prestatieafspraken
Het verschil tussen de allerkleinste gemeenten en de grotere gemeenten viel te voorspellen. Als in de kleinste gemeenten een corporatie actief is, bestrijkt die vaak een groter gebied dan alleen binnen de grenzen van de betreffende gemeente. Hierdoor
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
3
zouden afspraken wellicht in regionaal overleg gemaakt kunnen zijn en dus niet terug te vinden zijn in individuele gemeentelijke collegeprogramma’s. Bovendien zijn de collegeprogramma’s van de kleinste gemeenten in het algemeen toch al zeer beknopt. Als we alleen naar de gemeenten met meer dan 20.000 inwoners kijken, wordt samenwerking met (een) woningcorporatie(s) echter in 81% van de collegeprogramma’s genoemd. 1 op de 5 grotere gemeenten noemt de corporatie(s) derhalve niet. Bij deze vermeldingen van samenwerkingsverbanden wordt bij min of meer de helft tevens verwezen naar prestatieafspraken (44% met en 36% zonder prestatieafspraken). De meeste van deze afspraken worden in algemene bewoordingen vermeld, zoals in het collegeprogramma van de gemeente Steenbergen (zie inzet)3. Beschrijvingen van de concrete afspraken zijn voor de rest nergens terug te vinden. Aangezien in het collegeprogramma van Steenbergen verder niet over corporaties wordt gesproken, heeft deze gemeente geen van de specifieke onderwerpen benoemd als grond van samenwerking. In paragraaf 2.2 zullen we zien dat de gemeente Steenbergen hier zeker niet de enige in is. 2.2
Specifieke onderwerpen
In de vorige paragraaf hebben we kunnen zien dat in de meerderheid van de collegeprogramma’s samenwerking in algemene zin wel genoemd wordt. Hoe zit dit nu met meer specifieke onderwerpen? De opdrachtgever van dit onderzoek, Aedes, heeft verzocht om de collegeprogramma’s op de volgende elf thema’s te onderzoeken: - het opstellen of actualiseren van de woonvisie; - de verkoop van huurwoningen; - eigen woningbezit; - gronduitgifte; - het tegengaan van scheefwonen; - huisuitzettingen; - schuldenproblematiek; - de Wmo; - maatschappelijke opvang; - het bestrijden van illegale hennepteelt; - schooluitval. Het spreekt voor zich dat de 27% collegeprogramma’s die samenwerking met (een) corporatie(s) helemaal niet genoemd hebben (zie paragraaf 2.1), ook bij deze onderwerpen geen samenwerking met de corporatie(s) vermelden. Om een goed totaalbeeld te behouden, worden deze collegeprogramma’s echter wel meegenomen in de volgende cijfers. De gegevens worden in deze paragraaf per onderwerp gepresenteerd. In de figuren 2 tot en met 11 zien we per onderwerp het percentage van collegeprogramma’s
3
‘Coalitie-akkoord raadsperiode 2006-2010, gemeente Steenbergen’, te vinden op: www.gemeentesteenbergen.nl/prod/steenbergen/steenbergen.nsf geraadpleegd d.d. 19 oktober 2006.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
4
waarin samenwerking met de corporatie(s) op het desbetreffende onderwerp wordt genoemd. De kolommen in de grafieken zijn, voor zover van toepassing, in twee delen opgesplitst, te weten het percentage waarin geen prestatieafspraken worden vermeld en het percentage waarin wel prestatieafspraken worden vermeld. 2.2.1
Opstellen of actualiseren van de woonvisie
De meeste gemeenten hebben een woonvisie opgesteld. Vaak is dit document op de gemeentelijke website terug te vinden (zie hoofdstuk 3). Ook in de collegeprogramma’s komt de woonvisie vaak terug. Meestal wordt er echter alleen op algemene wijze verwezen naar de woonvisie (in de zin van: “wij gaan door met het uitvoeren van de reeds vastgestelde woonvisie”), waardoor het in de collegeprogramma’s onduidelijk is of bij het opstellen en actualiseren van de woonvisie de corporatie(s) betrokken wordt/worden. Dit wordt echter duidelijker als we in hoofdstuk 3 ook de gemeentelijke websites in het onderzoek betrekken. Niettemin wordt een dergelijke samenwerking in bijna 1 op de 3 collegeprogramma’s (31%) wel genoemd. Figuur 2
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties bij het opstellen of actualiseren van de woonvisie
Percentage
50 45 15
40 35 8
30 25 20 15 10
6
27
30
23
10 21
12
5 0 < 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
In 45% van de collegeprogramma’s van gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is samenwerking met betrekking tot de woonvisie terug te vinden (figuur 2). In de categorieën 50.000-100.000 en 20.000-50.000 inwoners is dit percentage maar iets lager (respectievelijk 35% en 29%). Er is derhalve een redelijk brede verdeling van vermeldingen van samenwerkingsverbanden op dit beleidsterrein. 2.2.2
Verkoop van huurwoningen
Het beleid ten aanzien van de verkoop van huurwoningen en het stimuleren van het eigen woningbezit (paragraaf 2.2.3) lijken op het eerste gezicht nauw met elkaar verbonden.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
5
Toch blijkt uit de scan van de collegeprogramma’s dat samenwerking op het gebied van verkoop van huurwoningen vaak ook om andere redenen wordt genoemd. Zo wordt er bijvoorbeeld in menig collegeprogramma afgesproken dat huurwoningen voortaan alleen aan zittende huurders worden verkocht. Ook kunnen er afspraken gemaakt worden over speciale koopconstructies, waarbij het kopen van het huis door bewoners voor 50% gefinancierd wordt door de corporaties. Het is derhalve zinvol om dit onderwerp hier afzonderlijk te behandelen. Figuur 3
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van de verkoop van huurwoningen
60 25
Percentage
50 40 30
30 20 10 10
6 3
0 < 20.000
20.000 - 49.999
8 10
8 50.000 - 99.999
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
Samenwerking met de corporaties op het gebied van de verkoop van huurwoningen wordt in totaal in 18 collegeprogramma’s (20%) genoemd, waarbij in de helft van de gevallen ook prestatieafspraken vermeld worden (zie figuur 3). Net als bij de vorige onderwerpen zien we hier een groot onderscheid tussen de diverse categorieën naar gemeentegrootte. Met name gemeenten boven de 100.000 inwoners hebben dit onderwerp veelvuldig genoemd (55%). Bij de gemeenten onder de 20.000 inwoners is daarentegen geen enkele verwijzing naar samenwerking met corporaties op dit punt terug te vinden. 2.2.3
Eigen woningbezit
In de eerdergenoemde nota ‘Mensen, “Het college wordt opgedragen om in overleg wensen, wonen’ (2000) van het ministerie met woningbouwcorporaties een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor van VROM is de bevordering van het eigen herstructurering van de bestaande woningvoorraad. (…) . Het stimuleren van het woningbezit een belangrijk doel. Het idee eigen woningbezit dient bij dit onderzoek te worden betrokken.” (gemeente Huizen) hierachter is dat buurten met veel koopwoningen stabieler zijn, er minder snel wordt verhuisd en mensen met een eigen woning over het algemeen meer bij de buurt betrokken zijn. In figuur 4 zien we hoe vaak samenwerking met de corporaties op dit terrein genoemd wordt.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
6
Figuur 4
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van het eigen woningbezit
40 35
Percentage
30 25
5
20 20
15 10 5
4
2
8
7
3
0 < 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
1 op de 11 gemeenten (9%) noemt samenwerking met de corporaties op dit gebied. Voor de categorie van grootste gemeenten is dit percentage aanzienlijk hoger (25%). In ruim de helft van de gevallen (56%) waar het bevorderen van het eigen woningbezit wordt genoemd, gebeurt dit in combinatie met afspraken over de verkoop van huurwoningen (zie paragraaf 2.2.2). In de collegeprogramma’s waar de verkoop van huurwoningen niet is genoemd, wordt het beleid ten opzichte van het stimuleren van het eigen woningbezit in zeer algemene bewoordingen verwoord (zie inzet voor een voorbeeld). Ondanks dat het niet specifiek vermeld wordt, is het zeer goed denkbaar dat ook in deze gevallen het bevorderen van het eigen woningbezit door middel van de verkoop van huurwoningen moet plaatsvinden. Het beleid ten aanzien van de stimulering van het eigen woningbezit lijkt dan ook nauw verbonden te zijn met het beleid betreffende de verkoop van huurwoningen. 2.2.4
Gronduitgifte
Het onderwerp gronduitgifte wordt vrijwel niet genoemd in combinatie met woningcorporaties. Waar deze combinatie wel wordt genoemd, zijn er diverse redenen om dit te doen. Zo worden in de gemeente Bolsward afspraken gemaakt met de plaatselijke corporatie over voorrang voor de eigen inwoners bij de toewijzing van kavels en huurwoningen. In Amsterdam daarentegen wordt afgesproken dat de lage grondprijs voor sociale huurwoningen wordt afgeschaft en dat voor corporaties voortaan een marktconforme grondprijs geldt. In totaal zijn er slechts 5 gemeenten (5%) waar het beleid ten aanzien van samenwerking bij gronduitgifte met de corporatie(s) vermeld wordt (figuur 5).
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
7
Figuur 5
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van gronduitgifte
40 35
Percentage
30 25 20 15
5
10 5
10 6
4
0 < 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
2 3
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
2.2.5
Tegengaan van scheefwonen
Het bewonen van een goedkope huurwoning terwijl men gezien het inkomen een duurdere woning zou kunnen betalen, met andere woorden: het scheefwonen, wordt veelal als een probleem gezien. Vooral in gemeenten waar een tekort aan sociale woningbouw is, wordt beleid gevoerd om mensen te stimuleren te verhuizen naar een woning die beter past bij het inkomen. Ook willen veel gemeenten dat er meer goedkope huurwoningen worden bijgebouwd. Aangezien de problematiek van het scheefwonen de voorraad aan (goedkope) huurwoningen betreft, lijkt samenwerking tussen gemeenten en corporaties vanzelfsprekend te zijn. Gezien het aantal verwijzingen naar scheefwonen in de collegeprogramma’s lijken veel gemeenten dit ook te beseffen (figuur 6) Figuur 6
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties bij het tegengaan van scheefwonen
70 60
62
Percentage
50 40
41
41 35
30
29 20 10 0 < 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
8
Vaak wordt in de collegeprogramma’s de term ‘scheefwonen’ niet letterlijk genoemd. Meestal wordt er beleid geformuleerd waarbij afspraken worden gemaakt over een ‘goede mix’ van goedkope en duurdere woningen. Ook wordt vaak gewezen op het belang van een ‘goede doorstroming’ op de woningmarkt. Deze doorstroming zou met name gestimuleerd moeten worden door samen met (onder andere) corporaties juist die huizen te bouwen waar mensen naar zoeken. Met andere woorden: het probleem wordt met name aan de aanbodzijde aangepakt. In figuur 6 zien we dat het tegengaan van scheefwonen in de collegeprogramma’s van alle categorieën naar gemeentegrootte vermeld wordt. In totaal is in 39 van de onderzochte collegeprogramma’s (41%) samenwerking op het gebied van scheefwonen opgenomen. 2.2.6
Huisuitzettingen
Bij het onderwerp ‘huisuitzettingen’ is het vanzelfsprekend te veronderstellen dat er vaak melding wordt gemaakt van samenwerking met de woningcorporaties. Desondanks laten de cijfers hier zien dat een dergelijk samenwerkingsverband slechts in een klein deel van de collegeprogramma’s is opgenomen (figuur 7). Figuur 7
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van huisuitzettingen.
40 35
Percentage
30 25 20 15 10 5
3 3
0 < 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
10
1 3
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
In totaal wordt er in niet meer dan 4 collegeprogramma’s gesproken over een samenwerkingsverband met de corporaties. In 3 van deze gevallen is dit in combinatie met beleid ten aanzien van schuldenproblematiek. Overigens wordt het onderwerp ‘huisuitzettingen’ toch al slechts in 1 op de 10 onderzochte collegeprogramma’s genoemd.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
9
2.2.7
Schuldenproblematiek
Ondanks het feit dat schuldenproblematiek in “De collegepartijen willen dat het college de collegeprogramma’s minder vaak aan de orde zwaarder inzet op het voorkomen van huisuitzettingen. Daarom zullen er met komt, wordt samenwerking met de woningbouwcorporaties, (…) afspraken worden gemaakt om reeds in een woningcorporaties op dit terrein vaker vermeld vroegtijdig stadium betalingsproblemen te dan in het geval van het aanpakken van kunnen signalen en op te lossen. De schuldhulpverlening speelt hierbij een schooluitval. Toch is ook in dit geval het aantal belangrijke rol.” (Leiden) verwijzingen naar samenwerkingsverbanden schaars. In totaal wordt slechts in 8 van de onderzochte collegeprogramma’s melding gemaakt van een dergelijk samenwerkingsverband. In 2 gevallen wordt tevens verwezen naar prestatieafspraken (zie figuur 8). Figuur 8
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van schuldenproblematiek.
40
Percentage
35 30 25
10
20 15 20
10 5 0 < 20.000
3
4
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
2 6
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
6 van de 8 verwijzingen vinden we terug in de collegeprogramma’s van gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Het percentage in deze specifieke categorie is dan ook beduidend hoger dan wanneer we alle gemeenten bij elkaar beschouwen (30% om 8 %). Overigens wordt beleid ten aanzien van schuldenproblematiek in een aantal gevallen in combinatie met het onderwerp ’huisuitzettingen‘ behandeld (zie inzet voor een voorbeeld). 2.2.8
Wmo
De Wet maatschappelijke ondersteuning is in vrijwel alle collegeprogramma’s prominent aanwezig. Uiteraard heeft dit te maken met het feit dat deze wet binnenkort (1 januari 2007) wordt ingevoerd. Bovendien beïnvloedt de wet vele beleidsterreinen van de gemeente.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
10
Figuur 9
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van de Wmo.
40 35
Percentage
30 30
25 20 15
1
10
4
5
6
8
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
11
0 < 20.000
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
In de Wmo is het begrip ‘maatschappelijke ondersteuning’ verwoord in negen prestatievelden. Een van deze prestatievelden betreft het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Op dit terrein valt een samenwerkingsverband tussen gemeente en corporaties dan ook te verwachten. We zien in figuur 9 dat nagenoeg 1 op de 3 grootste gemeenten de corporatie(s) op het gebied van de Wmo als samenwerkingspartner beschouwt (figuur 5). Opvallend is dat juist de vier grootste gemeenten de corporaties niet noemen in dit verband. In totaal noemt 1 op de 10 gemeenten de woningcorporatie(s) als Wmo-partner. 2.2.9
Maatschappelijke opvang
Om mensen die buiten de maatschappij zijn komen te staan of zich daarbinnen niet kunnen handhaven te helpen, biedt de lokale overheid maatschappelijke opvang aan. Dit onderwerp wordt dan ook in 3 op de 5 collegeprogramma’s vermeld. Een samenwerkingsverband met woningcorporaties op dit gebied wordt echter maar weinig vermeld (figuur 4) In totaal wordt slechts in 9 collegeprogramma’s (10 %) verwezen naar een samenwerkingsverband op dit terrein. Deze verwijzingen kunnen onder andere inhouden dat corporaties ervoor moeten zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Tevens wordt er in een enkel collegeprogramma gewezen op de verantwoordelijkheid die corporaties hebben om de desbetreffende doelgroep onderdak te bieden.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
11
Figuur 10
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties op het gebied van maatschappelijke opvang.
40 35
Percentage
30 25 25
20 15
1
10 5
9
6
3 3
4
< 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
0
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
wel samenwerking, met prestatieafspraken wel samenwerking, maar zonder prestatieafspraken
2.2.10
Bestrijden van illegale hennepteelt
De illegale teelt van hennep zorgt voor veel “Alle handel in en gebruik van (soft)drugs en de productie ervan in de wijken zal worden overlast en verloedering in woonwijken en aangepakt” (Spijkenisse) gaat vaak gepaard met uitkeringsfraude, “We controleerden (…) drugspanden en belastingontduiking en energiediefstal.4 hennepkwekerijen, (…) . Daarmee gaan we door en we versterken de aanpak.” Hierdoor worden onder andere zowel (Rotterdam) corporaties als gemeenten gedupeerd. Een gezamenlijke aanpak van deze vorm van criminaliteit valt dan ook te verwachten. Toch zien we een dergelijke samenwerking op een enkele uitzondering na niet terug in de collegeprogramma’s (figuur 11). Figuur 11
Percentages vermeldingen van samenwerking met corporaties bij het bestrijden van illegale hennepteelt
40
Percentage
30
20 20
10
12 7
0 < 20.000
20.000 - 49.999
50.000 - 99.999
> 100.000
Totaal
Aantal inwoners
4
‘Notitie integrale aanpak hennepteelt’, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2006).
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
12
Het genoemde beleid met betrekking tot de bestrijding van illegale hennepteelt wordt in ongeveer 1 op de 5 collegeprogramma’s behandeld. Dit varieert net als bij sommige hiervoor behandelde onderwerpen van een zeer algemene verwoording tot een meer specifieke verwijzing naar (bestaand) beleid. In totaal is in 7 collegeprogramma’s een gezamenlijke aanpak van illegale hennepteelt opgenomen. 2.2.11
Schooluitval
Het onderwerp schooluitval wordt in vrijwel ieder collegeprogramma genoemd als een probleem waartegen de gemeente in de komende vier jaar moet optreden. Voorstellen als het uitbreiden van het aantal beschikbare stageplaatsen worden in dit verband meerdere keren geopperd. Samenwerking op dit punt met de woningcorporaties wordt echter (vrijwel) niet vermeld. Van alle onderzochte gemeenten is alleen in het collegeprogramma van Arnhem opgenomen dat maatschappelijke ondernemers, waaronder woningcorporaties, uitgenodigd worden om het aantal beschikbare stage- en leerwerkplekken uit te breiden. 2.3
Totaalbeeld
In de voorgaande paragraaf hebben we de elf onderzochte specifieke onderwerpen per stuk behandeld. In deze paragraaf geven we kort een totaalbeeld van de gevonden resultaten. In figuur 12 zijn voor alle elf onderwerpen nogmaals de percentages gepresenteerd. Figuur 12
Percentages vermeldingen van alle elf specifieke onderwerpen 50
Percentage
40
30
41 31
20
19 10
12
10 5
4
10 7
1
ve rk oo
p
wo on
hu vis ur ie wo eig ni ng en en wo ni ng be gr zit on du itg ift sc e he ef wo hu ne i s ui sc n tz hu ett ld in en ge pr n ob lem ati m aa ek tsc ha W pp M el i O jke op va ng he nn ep tee lt sc ho ol ui tv al
0
9
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
13
Bij geen van de onderwerpen wordt een samenwerkingsverband vaker dan in 50% van de collegeprogramma’s genoemd. Samenwerking op het terrein van het tegengaan van scheefwonen wordt het vaakst vermeld (41%). Ook wordt samenwerking met corporaties op het gebied van het opstellen of actualiseren van een woonvisie (31%) en afspraken met betrekking tot de verkoop van huurwoningen (19%) nog relatief vaak genoemd. Deze drie onderwerpen hebben direct met het doen en laten van corporaties te maken. Bij de andere onderwerpen (met uitzondering van beleid ten aanzien van huisuitzettingen) is het verband met corporaties op het eerste gezicht minder duidelijk. Bij deze (sociale) thema’s zien we dan ook aanzienlijk lagere percentages. Samenwerking op het gebied van de uitvoering van de Wmo wordt van deze thema’s nog het vaakst genoemd (12%). Een dieptepunt is de mate van toenadering tot de corporaties die gemeenten lijken te zoeken bij de bestrijding van schooluitval. Alleen de gemeente Arnhem erkent de rol die corporaties hierin zouden kunnen spelen. Het lage percentage dat we op het gebied van huisuitzettingen hebben waargenomen (4%) is te verklaren door het feit dat beleid op dit terrein sowieso nauwelijks genoemd wordt. Ook bij andere thema’s waar huisuitzettingen misschien van belang zouden kunnen zijn (schuldhulpverlening en bestrijding van illegale hennepteelt) wordt er niet of nauwelijks over dit onderwerp geschreven. De bredere sociale functie van corporaties in de wijk of het dorp, zoals aangegeven door WRR (vertrouwen in de buurt)/SER en omarmd door de Tweede Kamer, lijkt door een meerderheid van de gemeenten in de collegeprogramma’s nog niet te worden opgepakt. Figuur 13
Percentages van het aantal verwijzingen naar de elf specifieke thema’s (N=94)
40 35
Percentage
30
32
25
26
20
20 15 10
11
5
9 1
2
5
6
0 0
1
2
3
4
7
8
9
10
11
Aantal thema's genoemd per gemeente
In figuur 13 is weergegeven in hoeveel procent van de collegeprogramma’s een bepaald aantal verwijzingen naar samenwerkingsverbanden is opgenomen. In 32% van de collegeprogramma’s is geen enkele verwijzing naar een van de elf onderwerpen terug te vinden. Dit percentage bevat onder andere de 27% waarvan we in paragraaf 2.1 al hadden gezien dat daarin samenwerking met corporaties überhaupt niet wordt genoemd.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
14
Dit betekent dat in 5% van de collegeprogramma’s samenwerking wel in algemene zin wordt genoemd, maar niet op een van de elf specifieke onderwerpen. Verder zien we in figuur 13 dat ongeveer 1 op de 4 gemeenten (26%) samenwerking met corporaties op één onderwerp, 1 op de 5 (20%) op twee onderwerpen, 1 op de 9 (11%) op drie onderwerpen en 1 op de 11 (9%) op vier onderwerpen noemt. 1 gemeente (Haarlem) geeft aan op vijf onderwerpen met de corporaties samen te werken en 2 gemeenten (Nijmegen en Zaanstad) verwijzen zelfs op zes onderwerpen naar een samenwerkingsverband.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
15
3
Gemeenten en corporaties op de gemeentelijke websites In dit hoofdstuk presenteren we de uitkomsten van het onderzoek dat we hebben gedaan op de websites van de gemeenten. Om de veelheid aan informatie die op gemeentelijke websites staat te kunnen doorgronden, hebben we slechts gezocht binnen de kopjes ‘wonen’ en ‘volkshuisvesting’. Hierbij zijn alleen de teksten op de websites zelf doorgenomen. Documenten, rapporten en nota’s die soms ook terug te vinden zijn op de website zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Een diepgaande proefneming in de documenten die te vinden zijn op de website van de gemeente Utrecht laat zien dat door onze (beperkte) onderzoeksopzet veel beleid ten aanzien van woningbouw in onze gegevens ontbreekt. De cijfers die we hier presenteren zullen dan ook alleen aangeven dat op een enkel gebied de gemeentelijke website meer informatie over de plaatselijke corporatie(s) verschaft dan wat er in de collegeprogramma’s terug te vinden is. Figuur 14 is grotendeels dezelfde grafiek als die waarmee we in paragraaf 2.3 een totaaloverzicht van de elf specifieke onderwerpen hebben gepresenteerd (figuur 12). Bij deze elf thema’s is ook de categorie ‘algemeen’ zoals we die in paragraaf 2.1 hebben behandeld toegevoegd. Verder zien we in hoeverre de percentages stijgen als niet alleen de verwijzingen in de collegeprogramma’s, maar ook de verwijzingen op de gemeentelijke websites worden meegenomen in de cijfers. Figuur 14
Percentages vermeldingen van samenwerkingsverband met corporaties in algemeenheid en op de elf specifieke onderwerpen, zowel in de collegeprogramma’s als op de gemeentelijke websites
100
Percentage
90 80
5
70
73
60 50 20
6
40 30
41 31
4
20
5
20
14 1
3
10
9
2
5
5
9
12
10
10
1
alg em ee n ve wo rk oo on p vis hu ie ur wo eig nin en ge wo n ni ng be zit gr on du itg ift sc e he ef wo hu ne isu n sc it z hu ett lde ing np en ro bl em ati m ek aa t sc ha W pp M eli O jke op va ng he nn ep te elt sc ho ol uit va l
0
3
Collegeprogramma's
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
Gemeentelijke websites
16
We zien dat met betrekking tot “In het nieuwe contract zijn de basisafspraken samenwerkingsverbanden met de uit de eerste DUO-periode herbevestigd. Zo corporaties op de thema’s schooluitval en blijft de grondexploitatie bij sloop en nieuwbouw in handen van de corporaties. Dat schuldenproblematiek geen extra gegevens is landelijk gezien bijzonder, omdat die gevonden zijn op de gemeentelijke websites. exploitatie doorgaans in handen is van de gemeente.” (website gemeente Utrecht) Voor de duidelijkheid: als een dergelijke verwijzing wel aanwezig is, maar deze al in het collegeprogramma is opgenomen, wordt deze niet opnieuw in de cijfers meegenomen. Op het gebied van huisuitzettingen, de Wmo, het stimuleren van het eigen woningbezit, de verkoop van huurwoningen, het beleid ten aanzien van gronduitgifte en het bestrijden van de illegale hennepteelt is slechts een enkele extra verwijzing opgenomen. Significante toename van het percentage vermeldingen van samenwerkingsverbanden op de specifieke onderwerpen zien we alleen op de thema’s maatschappelijke opvang (van 10% naar 24%) en het opstellen of actualiseren van de woonvisie (van 31% naar 51%). De toename van het percentage op het gebied van “Met diverse partijen uit het veld, de maatschappelijke opvang komt onder andere onder andere corporaties, huurders, doordat op de gemeentelijke websites menigmaal ontwikkelaars, zorginstellingen, is overlegd over de inhoud van deze staat vermeld dat er voldoende bereikbare en visie.” (website gemeente Nuth) geschikte woningen voor mensen in kwetsbare posities gerealiseerd moeten worden. Ook afspraken met de corporaties met betrekking tot de bouw van zorgwoningen of woonservicegebieden komen voor, ook al is dit sporadisch. De toename van het percentage bij het thema ‘woonvisie’ is te verklaren door het feit dat op vrijwel alle websites een woonvisie is terug te vinden. Bij de aankondiging van een dergelijke woonvisie staat vaak vermeld dat die in samenwerking met de corporaties tot stand is gekomen (zie inzet). Ten slotte zien we in figuur 14 dat in de categorie ‘algemeen’ een kleine toename van het percentage vermeldingen is waar te nemen (van 73% naar 78%). Als op de gemeentelijke websites gezocht wordt naar informatie betreffende woningtoewijzing, wordt vaak direct doorverwezen naar de website van de lokale corporatie(s). Als we ook deze doorverwijzingen zouden zien als vorm van samenwerken, zou het percentage bij de categorie ‘algemeen’ nog veel hoger liggen (88%). We kunnen dan nu ook concluderen dat het aantal vermeldingen van samenwerkingsverbanden licht toeneemt op het moment dat we de gemeentelijke websites meenemen in het onderzoek. Met dien verstande dat met alleen de collegeprogramma’s en de gemeentelijke websites nog niet alle documenten waarin samenwerking genoemd kan worden, zijn onderzocht, zijn de percentages van vermeldingen van samenwerking met de corporaties nog steeds niet hoog. Op het gebied van het actualiseren van de woonvisie (51%) en het tegengaan van het scheefwonen (47%) heeft ongeveer de helft van de gemeenten een samenwerkingsverband met de corporaties genoemd. Op de overige specifieke beleidsthema’s komen de percentages nog een stuk lager uit, met als dieptepunt het thema schooluitval.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
17
4
Samenvatting en conclusie In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen van ons onderzoek samengevat. Op basis van deze bevindingen presenteren we vervolgens onze conclusies en het antwoord op de vraag in hoeverre gemeenten de corporaties beschouwen als samenwerkingspartner. Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag hebben we de collegeprogramma’s en websites van 94 gemeenten gescand. Uit deze scans blijkt het volgende: - in 73% van de collegeprogramma’s is samenwerking in algemene zin met de corporatie(s) gemeld; - in 81% van de collegeprogramma’s van gemeenten met meer dan 20.000 inwoners is samenwerking in algemene zin met de corporatie(s) gemeld; - samenwerking op de volgende specifieke beleidsthema’s wordt in de collegeprogramma’s gemeld: o het opstellen of actualiseren van de woonvisie: 31%; o verkoop van huurwoningen: 19%; o stimuleren van eigen woningbezit: 10%; o gronduitgifte: 5%; o het tegengaan van scheefwonen: 41%; o huisuitzettingen: 4%; o schuldenproblematiek: 9%; o Wmo: 12%; o maatschappelijke opvang: 10%; o het bestrijden van illegale hennepteelt: 7%; o tegengaan van schooluitval: 1%. - in 32% van de collegeprogramma’s wordt samenwerking op geen enkel specifiek beleidsthema genoemd; o in 26% van de collegeprogramma’s wordt één beleidsthema genoemd; o in 20% van de collegeprogramma’s worden twee beleidsthema’s genoemd; o in 11% van de collegeprogramma’s worden drie beleidsthema’s genoemd; o in 9% van de collegeprogramma’s worden vier beleidsthema’s genoemd; o één gemeente (Haarlem) noemt vijf beleidsthema’s; o twee gemeenten (Nijmegen en Zaanstad) noemen zes beleidsthema’s; o er zijn geen gemeenten die meer dan zes beleidsthema’s noemen. - Als de informatie van de gemeentelijke websites ook in de cijfers wordt meegenomen, stijgen met name het percentage van samenwerking in algemene zin (van 73% naar 78%), het percentage van samenwerking op het gebied van maatschappelijke opvang (van 10% naar 24%) en het percentage op het gebied van het opstellen of actualiseren van de woonvisie (van 31% naar 51%).
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
18
We kunnen concluderen dat in het grootste deel van de collegeprogramma’s een samenwerkingsverband met de corporatie(s) genoemd wordt. In combinatie met de informatie die op de gemeentelijke websites te vinden is, noemt vrijwel 8 op de 10 (78%) van de gemeenten de corporatie(s) als samenwerkingspartner. In 1 op de 5 gemeenten wordt samenwerking dus niet genoemd. Dit is vooral het geval in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners. Er wordt echter veel minder gesproken over samenwerkingsverbanden met de corporatie(s) op specifieke onderwerpen. De onderwerpen die direct iets met wonen te maken lijken te hebben, worden nog het vaakst genoemd. Op het gebied van verkoop van huurwoningen (24%), het opstellen of actualiseren van een woonvisie (51%) en beleid om scheefwonen tegen te gaan (47%) worden corporaties vaak genoemd als samenwerkingspartner. Ook op het gebied van de maatschappelijke opvang (24%) wordt samenwerking vaak genoemd, waarbij opgemerkt moet worden dat dit percentage met name zo hoog is dankzij de relatief vele vermeldingen op de gemeentelijke websites. Een antwoord op de vraag of gemeenten de corporaties beschouwen als samenwerkingspartner is derhalve tweeledig. In algemene zin is het een volmondig ja. Echter, specifieke samenwerkingsverbanden of afspraken komen weinig voor in de collegeprogramma’s en op de gemeentelijke websites. Bovendien lijken gemeenten uit te gaan van een beperkte rol van corporaties. Zij worden vooral gezien als partner op beleidsterreinen die direct aan ‘wonen’ gerelateerd zijn. Hoewel dit misschien niet verrassend is, ligt hier wel een taak voor de corporaties om met de bredere activiteiten die zij ontplooien en de bredere ambities die zij hebben, meer in de kijker te lopen. Dergelijke brede samenwerkingsverbanden kunnen in het voordeel van alle betrokken partijen zijn.
SGBO CORPORATIES EN GEMEENTEN ALS PARTNERS
19