COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
TOELICHTINGEN OP HET DOUANETARIEF VOOR DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN (Nederlandse uitgave)
e
9 WIJZIGINGSBLAD (bijgewerkt tot en met 1 januari 1977)
De navolgende bladen dienen te worden vervangen door de bijgevoegde overeenkomstige wijzigingsbladen : Hoofdstuk 2 : 7/8 ;
Hoofdstuk 12 : 3 ;
Hoofdstuk 4 : 3/4 ;
Hoofdstuk 13 : 1/2 ;
Hoofdstuk 6 : 1/2 ;
Hoofdstuk 27 : 7/8 ; 9/10 ;
Hoofdstuk 7 : 3/4 ;
Hoofdstuk 29 : 1/2 ;
Hoofdstuk 9 : 1/2 ; 3 ;
Hoofdstuk 90 : 3/4.
Hoofdstuk 10 : 1 ;
De wijzigingen zijn door een verticale streep in de marge aangegeven. Alleen op die bladzijden waarop een wijziging is aangebracht wordt vanaf heden de verwijzing onder aan de bladzijde aangebracht. Dientengevolge zullen in bepaalde gevallen op de voor- en achterzijde van een blad van elkaar verschillende verwijzingen kunnen voorkomen.
WUZIGINGEN
Nr.
Datum
1
1. 3.1971
2
1. 1.1972
3
1. 2.1973
4
1. 9.1973
5
1. 1.1974
6
1.10.1975
7
1.3.1976
8
1.6.1976
9
1.1.1977
10
11
12
Afdeling I
Hoofdstuk 2 / 7
02.02
(vervolg)
ΒII c)
Ruggen ; halzen ; ruggen met halzen ; staarten ; vleugelspitsen Onder deze onderverdeling vallen onder andere, ruggen met halzen, van kalkoenen, bestaande uit een stuk van de hals, de rug en eventueel de staart (het zadel of de stuit ; ruggen; halzen; staarten (zadels of stuiten); vleugelspitsen.
ΒII d) 3 van ander pluimvee Deze onderverdeling omvat hele of halve borsten van hanen, van kippen of kuikens, van eenden of van parelhoenders, waaruit de beenderen niet zijn verwijderd. Bil e) 2 aa)
Bil
Onderdijen van kalkoenen en delen daarvan Deze onderverdeling omvat in het bijzonder hele onderdijen van kalkoenen (in de handel vaak « drumsticks » genoemd), niet uitgebeend. (Het been van de onderdij komt overeen met het scheenbeen.)
e) 2 andere
bb)
Deze onderverdeling omvat in het bijzonder dijen van kalkoenen met de onderdij, maar zonder poot (in de handel vaak « whole legs » genoemd) en dijen van kalkoenen zonder de onderdij, niet uitgebeend (in de handel ook wel «thighs » genoemd).
ΒII e) 3 van ander pluimvee Deze onderverdeling omvat dijen en delen van dijen van hanen, van kippen of kuikens, van eenden of van parelhoenders, waaruit de beenderen niet zijn verwijderd. G
Slachtafvallen Deze onderverdeling omvat de eetbare slachtafvallen, met name harten, kammen en lellen, met uitzondering van levers. Onder deze onderverdeling vallen eveneens de loopbenen van hanen, kippen en kuikens, alsmede de loopbenen van eenden.
02.03
Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren, gezouten of gepekeld De levers van onderverdeling A onderscheiden zich van die van onderverdeling Β doordat zij veel groter en zwaarder zijn, en ook vaster en rijker aan vet; him kleur varieert van witachtig beige tot licht kastanjebruin, terwijl de levers van onderver deling Β in het algemeen een min of meer donkerrode kleur hebben.
02.04
Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren Deze tariefpost omvat uitsluitend vlees en eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren van de dieren bedoeld bij post 01.06.
A
van tamme duiven of van tamme konijnen Deze onderverdeling omvat vlees en slachtafvallen van de dieren bedoeld bij onder verdeling 01.06 A en van tamme duiven. Vlees en slachtafvallen van duiven die in de Toelichtingen op onderverdeling 01.06 Β staan genoemd als « wilde » duiven, zijn dus van deze onderverdeling uitgezonderd en moeten onder onderverdeling 02.04 Β worden ingedeeld.
9e wijziging - 1 januari 1977
I
Hoofdstuk 2 / 8
Afdeling I
02.04 (vervolg)
Β
van wild Deze onderverdeling omvat vlees en eetbare slachtafvallen van lopend wild en veder wild als bedoeld bij post 01.06. Hiervan kunnen worden genoemd : 1. van het lopend wild : wilde konijnen (Oryctolagus cuniculus) en hazen; herten, damherten, reeën, gemzen of klipgeiten (Rupicapra rupicapra), elanden, geitanti lopen, antilopen, gazellen, beren en kangoeroes; 2. van het vederwild : wilde duiven, wilde ganzen, wilde eenden, patrijzen, fazanten, kwartels, (hout)snippen, watersnippen, korhoenders en ortolanen. Het feit dat bepaald wild (fazanten, kwartels, wilde kalkoenen, enz.) afkomstig is uit een fokkerij waar het uitsluitend voor de vleesproduktie wordt gehouden, verandert niets aan de indeling van dit wild. Er wordt op gewezen dat rendieren als « huisdieren » worden beschouwd. Vlees en slachtafvallen van deze dieren vallen daarom niet onder deze onderverdeling, maar onder onderverdeling 02.04 C II.
CII
overig Deze onderverdeling omvat vlees en slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 01.06, met uitzondering van vlees en slachtafvallen van tamme duiven en tamme konijnen en van wild, zoals vlees en slachtafvallen van : 1. rendieren; 2. zeezoogdieren, uitgezonderd vlees van walvissen en van robben; 3. schildpadden.
02.05
Spek (met uitzondering van doorregen spek), alsmede niet geperst, niet ge smolten en ook niet met behulp van oplosmiddelen geëxtraheerd varkensvet en vet van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt
A
Spek Spek in de zin van deze onderverdeling is het onderhuidse vetweefsel van het varken dat aan de zwoerd vastzit en hoofdzakelijk voorkomt op de rug, op de schouders en op de hammen; uitgezonderd is echter spek dat magere delen bevat (voornamelijk doorregen buikspek) dat of tot post 02.01 of tot post 02.06 behoort. Spek waarvan het zwoerd verwijderd is blijft ingedeeld onder deze onderverdeling. Hetzelfde geldt voor spek dat ongeschikt is of ongeschikt gemaakt is voor menselijke of dierlijke consumptie.
02.06
Vlees en eetbare slachtafvallen van alle soorten (met uitzondering van levers van pluimvee), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt Deze post omvat, met uitzondering van levers van pluimvee van post 02.03 en van spek en van vet bedoeld bij post 02.05, vlees en slachtafvallen, gezouten of gepekeld, gedroogd of gerookt, van alle bij posten 01.01 tot en met 01.06 bedoelde dieren.
5' wijziging 1 januari 1974
Afdeling I
Hoofdstuk 4 / 3
04.02
(vervolg)
Bla)
bijzondere melk voor zuigelingen, luchtdicht verpakt in verpakkingen met een netto-inhoud van 500 gram oí minder en met een vetgehalte van meer dan 10 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten Tot deze onderverdeling behoort alleen de in de Aanvullende Aantekening 2 op Hoofdstuk 4 omschreven < bijzondere melk voor zuigelingen » waarvoor een door de bevoegde autoriteiten erkend certificaat wordt overgelegd. Produkten, welke hieraan niet voldoen en/of welke niet beantwoorden aan de tekst van onderverdeling 04.02 B l a ) worden ingedeeld onder onderverdeling 04.02 B I b).
04.03
Boter Boter is een emulsie van water in melkvet, waarin het water de dieperse of discontinue fase en de vetstof de dispergerende of continue fase vormt. Room (posten 04.01 en 04.02) — waarvan het vetgehalte in sommige gevallen dat van boter kan evenaren — is daarentegen een emulsie van vetbolletjes in water, waarin het water de dispergerende fase en de vetstof de disperse fase vormt. Uit dit verschil in structuur volgt, dat bij room, door eenvoudige toevoeging van een bepaalde hoeveelheid water, de melk nagenoeg in haar oorspronkelijke toestand kan worden teruggebracht, terwijl dit bij boter niet mogelijk is. Deze post omvat boter, bereid uit koemelk, uit geitemelk of uit schapemelk, alsmede boter gemaakt van buffelmelk (ghee). Boter bevat in de regel ten minste 82 gewichtspercenten vetstof, ongeveer 15 à 16 gewichtepercenten water en zeer geringe hoeveelheden eiwitstoffen, lactose, minerale zouten, alsmede het merendeel van de in de melk aanwezige vitaminen. Deze post omvat eveneens boter, welke zeer geringe hoeveelheden kruiden, specerijen, aromatische stoffen, enz. bevat, voor zover de produkten het wezenlijk karakter van boter hebben behouden. Niet tot deze post, maar tot post 21.07 behoren de als « boterpoeder » aangeduide produkten, welke zijn verkregen door dehydratie van een emulsie, hetzij van room en afgeroomde melk, hetzij van boter en afgeroomde melk, hetzij van botervet en afgeroomde melk, en waaraan in alle gevallen een emulgator, een vloeimiddel en andere produkten zoals natriumcasemaat en natriumnitraat zijn toegevoegd om samenklonteren te vermijden. De preparaten worden gebruikt in de keuken, in de bakkerij en de banketbakkerij, bij de bereiding van consumptie-ijs, enz.
B
andere Als voorbeeld van boter die meer dan 85 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen bevat, kan uitgesmolten boter (« beurre fondu ») worden genoemd. Deze uitdrukking omvat, naast de eigenlijke uitgesmolten boter, soortgelijke boter waaraan water onttrokken is, en die gewoonlijk met uiteenlopende benamingen zoals « gedehydreerde boter », « beurre anhydre », « butter-oil », « butter-fat » of « botervet » wordt aangeduid.
04.04
Kaas en wrongel De onderverdelingen 04.04 A, C, D, E I en E II b) omvatten uitsluitend kaas in hele vormen, in stukken, in schijven en dergelijke. Geraspte kaas en kaaspoeder van alle soorten (met uitzondering van Glaris kruidkaas van onderverdeling 04.04 B) moeten worden ingedeeld onder onderverdeling 04.04
Ena).
8e wijziging - 1 juni 1976
Hoofdstuk 4 / 4
Afdeling
04.04 (eervolg)
A I
met een vetgehalte van ten minste 45 gewichtspercenten, b erekend op de droge stof, en met een rijpingstijd van ten minste 3 maanden Deze onderverdeling omvat uitsluitend Emmental, Gruyère, Sbrinz, Bergkäse en Appen zell waarvoor een door de bevoegde autoriteiten erkend certificaat wordt overgelegd. Indien aan die voorwaarde niet wordt voldaan, behoren de genoemde kaassoorten tot onderverdeling 04.04 A II.
Β
Giaris krvidkaas (zgn. Schab ziger), vervaardigd van afgeroomde melk waar aan fijnge malen kruiden zijn toegevoegd Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op Giaris kmidkaas, zogenaamde Schab ziger, in alle vormen (meestal in kegel of poedervorm), waarvoor een door de bevoegde autoriteiten erkend certificaat wordt overgelegd. Indien aan die voorwaarde niet wordt voldaan, behoort de genoemde kaassoort tot onderverdeling 04.04 E.
C
Blauwgroen geaderde kaas, andere dan geraspt of in poeder Tot deze onderverdeling behoren alle soorten blauwgroen geaderde kaas, zoals bij voorbeeld Stilton, Blue Dorset, Saingorlon, Edelpilzkäse, Danablu, My cella, Gorgon zola, Roquefort, Bleu d'Auvergne, Bleu des Causses en Blue de Quercy.
D
Smeltkaas, andere dan geraspt of in poeder De tot deze onderverdeling behorende produkten worden verkregen door het omsmel ten van harde of zachte kaassoorten. De kaas wordt vermalen, waarna geringe hoeveelheden van bepaalde zouten (b.v. natriumcitraat) er aan worden toegevoegd. Door verhitting wordt het produkt dik vloeibaar en kan het in vormen worden gegoten. Smeltkaas wordt gewoonlijk verpakt in stanniool, ahiminiumfoelie of pliofilm. Hij wordt ook wel in darmen geperst (worstkaas) en vervolgens gerookt (rookkaas). Er wordt op gewezen dat, overeenkomstig de Toelichting op post 04.04 van de IDRNo mcnclatuur, de aanwezigheid in de kaas van vreemde bestanddelen zoals vlees, groenten, spe cerijen, enz., geen invloed heeft op de indeling van de betrokken produkten, voor zover deze het karakter van kaas hebben behouden.
E
andere Deze onderverdeling heeft o.m. betrekking op wrongel en platte kaas, verkregen uit gestremde melk waarvan de wei grotendeels is afgescheiden (bijvoorbeeld door uit lekken of uitpersen). Naast wrongel en andere verse kaas omvat deze onderverdeling alle kaassoorten, welke niet zijn genoemd of bedoeld bij de vorige onderverdelingen en waarvan kunnen wor den genoemd : Cheddar, Chester (Cheshire), Tilsit, Havarti, Esrom, Samsoe, Svecia, Danbo, Reg giiinito, Herrgaard, Elbo, Maribo, Edam, Gouda, L eidse, Friese nagelkaas, Kanter kaas, Grana (bijv. ParmigianoReggiano, Grana Padano), Pecorino, Asiago, Cacio cavallo, Montasio, Pressato, Provolone, Ragusano, Italico, Fontina, Fontal, Taleg gio, Stracchino, Butterkäse, Harzerkäse, Hoinadour, L imburger, Hervé, Brusselse kaas, Neuchatel, Cantal, SaintPaulin, SaintNectaire, Camenbert, Brie, Maroilles, Coulommiers, Carrédel'Est, Reblochon, Pont1'Evêque.
9 e wijziging 1 januari 1977
Afdeling II
Hoofdstuk 6 / 1 AFDELING
II
PRODUKTEN VAN HET PLANTENRIJK
HOOFDSTUK 6 LEVENDE PLANTEN EN PRODUKTEN VAN DE BLOEMENTEELT
06.01
Bollen, knollen en wortelstokken, ook indien in blad of in bloei
Β
andere Deze onderverdeling omvat planten met hun bollen, knollen of wortelstokken, welke nog in de groei zijn of reeds tot volle wasdom zijn gekomen, alsmede de jonge planten, verkregen uit zaden, van de soorten welke bollen, knollen of wortelstokken vormen.
06.02
Andere levende planten en wortels, stekken en enten daaronder begrepen
A
Stekken zonder wortels en enten Deze onderverdeling omvat : 1. levende plantedelen zonder wortels, die van de moederplant werden gescheiden om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stekken); 2. de levende delen van planten voorzien van knoppen (ogen) en bestemd voor het enten van planten (enten).
D
andere Deze onderverdeling omvat eveneens graszoden, ook indien op rollen. Zij omvat ook champignonbroed als bedoeld onder punt 5 van de Toelichting op post 06.02 van de Nomenclatuur van Brussel. Onder champignonbroed (thallus of mycelium) wordt verstaan een min of meer samen hangende massa ragfijne celdraden (hyphen), die — vaak ondergronds — leven en gedijen op compost van dierlijke of plantaardige stoffen, of zich in de dradenmassa zelf ontwikkelen en waaruit champignons ontstaan. Champignonbroed in handelskwaliteit wordt geleverd in de vorm van kleine platen (plakken) bestaande uit half vergane stukjes stro waarop zich een laag reproduktieve celdraden (hyphen) heeft ontwikkeld. Onder deze onderverdeling valt eveneens het produkt dat bestaat uit nog niet volledig ontwikkeld champignonbroed, in microscopisch kleine deeltjes op een voedingsbodem van graankorrels, in een compost van gesteriliseerde paardemest (een mengsel van stro en paardevijgen).
9e wijziging - 1 januari 1977
Hoofdstuk 6 / 2
Afdeling II
06.03
Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd
A
vers Deze onderverdeling omvat ook bloemen, bloesems en bloemknoppen waarvan de natuurlijke kleur is gewijzigd of verlevendigd, bij voorbeeld door absorptie van kleurstofoplossingen voor of na het afsnijden, dan wel door eenvoudige indompeling, voor zover deze produkten vers worden aangeboden.
06.04
Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, grassen, mossen en korstmossen voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd, met uitzondering van bloemen, bloesems en bloemknoppen bedoeld bij post 06.03
A
Rendiermos Rendiermos is een soort van korstmos (Cladonia rangiferina, Cladonia silvática en Cladonia alpestris).
B III
overige Er wordt op gewezen dat gedroogde aren van graangewassen (bij voorbeeld van maïs) welke zijn gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze behandeld om voor versiering te worden gebruikt, onder deze onderverdeling ingedeeld blijven. Wanneer deze aren vers of alleen maar gedroogd zijn, vallen zij onder Hoofdstuk 10.
9 e wijziging - 1 januari 1977
Afdeling II
Hoofdstuk 7 / 3
07.01 (vervolg)
H
Uien, sjalotten en knoflook Deze onderverdeling omvat alle als groente gegeten variëteiten uien (Allium cepa), sjalotten (Allium ascalonicum) en knoflook (Allium sativum). Slangelook (Allium 8cordoprasum) en wilde prei (Allium ampeloprasum) worden eveneens hier ingedeeld. Pootgoed van deze soorten valt ook onder deze onderverdeling.
IJ
Prei en andere looksoorten (b ieslook enz.) Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld gewone prei (Allium porrum), bieslook (Allium fistulosum en Allium schoenoprasum).
K
Asperges Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op de wortelspruiten van de asperge (Asparagus officinalis).
TV
Olijven Deze onderverdeling omvat mede de olijven die een behandeling voor het winnen van olie hebben ondergaan maar waarvan het gehalte aan vetstoffen nog meer dan 8 % bedraagt.
Ρ
Komkommers en augurken Deze onderverdeling omvat mede augurken, zijnde een variëteit kleine komkommers (85 of meer stuks per kilogram).
Q
Paddestoelen en truffels Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op eetbare truffels en paddestoelen.
QI
gekweekte paddestoelen De uitdrukking « gekweekte paddestoelen » is omschreven in de Aanvullende Aanteke ning op dit Hoofdstuk.
QII
Cantharellen Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op cantharellen (ook hanekammen of dooier zwammen genoemd), in het algemeen met eigele kleur, van de soorten « Cantharellus cibarius Fries » en « Cantharellus friesii Quélet ». Dergelijke eetbare soorten zoals de valse dooierzwam (Clitocybe aurantiaca) en de hoorn des overvloeds (Craterellus cornuco pioides), welke soms in vleeswaren worden verwerkt ter vervanging van truffels, vallen onder de onderverdeling 07.01 Q IV.
Q III
Eekhoorntjes b rood Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op boleten, behorende tot het geslacht « Boletus », en met name het gewone eekhoorntjesbrood (« Boletus edulis »).
S
niet scherp smakende pepers Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op niet scherp smakende pepers, voor zover zij vers of gekoeld zijn. Deze produkten worden in dit Hoofdstuk onder de posten 07.02, 07.03 of 07.04 inge deeld naar gelang van de wijze waarop ze zijn behandeld (bevroren, in water waaraan voor het voorlopig verduurzamen zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, gedroogd, gedehydreerd of geëvaporeerd), voor zover zij niet zijn fijngemaakt of ge malen. I n die gevallen worden zij niet onder post 07.04, maar onder onderverdeling 09.04 B I ingedeeld.
9* wijziging 1 januari 1977
Hoofdstuk 7 / 4
07.01 S (vervolg) Τ
Afdeling II
Pepers met een brandende smaak, van de Capsicumsoorten « Capsicum annuum » « Capsicum frutescens » worden eveneens onder post 09.04 ingedeeld, ongeacht de staat waarin zij zich bevinden.
0f
andere Van de onder deze onderverdeling vallende groenten en moeskruiden kunnen worden genoemd : 1. aubergines of eierplanten (Solanum melongena); 2. okra of comboux (hibiscus esculentus); 3. pompoenen van de soorten Cucurbita pepo var. Medullosa, Cucurbita pepo en Cucurbita maxima; 4. bleekselderij en bladselderij; 5. rabarber; 6. zuring (Rumex acetosa); 7. klaverzuring (Oxalis crenata); 8. suikerwortel (Sium sisarum); 9. de diverse soorten kers : tuinkers (Lepidum sativum), waterkers (Nasturtium officinale), Amerikaanse winterkers (Barbarea verna), enz.; 10. postelein (Portulaca olerácea); 11. peterselie en kervel, andere dan knolpeterselie en knolkervel die onder onderver deling 07.01 G IV vallen; 12. dragon (Artemisia dracunculus) en bonekruid (Satureia hortensis en Satureia montana); 13. marjolein (Majorana hortensis of Origanum majorana). Er wordt voorts op gewezen : — dat wortels en knollen met een hoog zetmeel of inulinegehalte onder post 07.06 vallen; — dat een aantal moeskruiden van dit Hoofdstuk zijn uitgezonderd, hoewel zij voor voedingsdoeleinden worden gebruikt; dit geldt onder meer voor de volgende soorten : a) tijm (Thymus vulgaris) (wilde tijm of kruiptijm daaronder begrepen) en laurier (Launis nobilis) die onder post 09.10 vallen; b) wilde marjolein (Origanum vulgare), salie (Salvia officinalis), bazielkruid of basilicum (Ocimum basilicum), munt van alle soorten, ijzerhard of verbena (van de Verbenasoorten), wijnruit (Ruta graveolens), hysop (Hyssopus offici nalis) en bernagie of borage (Borago officinalis), die onder post 12.07 vallen.
07.03
Groenten en moeskruiden, in water, waaraan, voor het voorlopig verduur zamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, doch niet speciaal bereid voor dadelijke consumptie Deze post heeft betrekking op groenten en moeskruiden in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, maar die in verband met de staat waarin ze zich bevinden normaal niet bestemd zijn om te worden verkocht voor dadelijke consumptie.
A
Olijven Deze onderverdeling heeft betrekking op voorlopig verduurzaamde (over het algemeen gepekelde) olijven die nog niet van de bittere bestanddelen ontdaan zijn. Voor de consumptie geschikt gemaakte olijven — ook indien enkel door langdurig onderdom pelen in water waaraan zout is toegevoegd — zijn van deze onderverdeling uitgezonderd en dienen bij onderverdeling 20.02 F te worden ingedeeld.
2' wijziging 1 januari 1972
Afdeling II
Hoofdstuk 9/1 HOOFDSTUK 9 KOFFIE, THEE, MATE EN SPECERIJEN
Algemene opmerkingen De indeling van specerijen welke onderling vermengd zijn of waaraan andere stoffen zijn toegevoegd, wordt geregeld in Aantekening 1 op Hoofdstuk 9. Overeenkomstig die Aantekening zijn mengsels van specerijen met andere stoffen, indien zij het essentiële karakter van specerijen hebben verloren, van Hoofdstuk 9 uitgezonderd. Zij worden onder post 21.04 ingedeeld indien zij het karakter hebben van samengestelde krui derijen of dergelijke produkten. Dergelijke mengsels welke als zodanig worden gebruikt voor het aromatiseren van dranken of voor het bereiden van extracten voor de vervaardiging van dranken, en welke bestaan uit specerijen en planten, plantedelen, zaden of vruchten (ge heel, in stukken, fijngemaakt of in poedervorm) van de soorten welke tot andere Hoofdstuk ken (7,11,12, enz.) behoren, moeten echter onder post 21.07 worden ingedeeld. Er wordt op gewezen dat breuk en afvallen die normaal ontstaan bij het oogsten van spe cerijen en de daarop volgende bewerkingen (zoals b.v. het sorteren en het drogen), de opslag of het vervoer, dienen te worden beschouwd als « niet fijngemaakt en niet gemalen », be halve wanneer (b.v. door het homogene karakter) duidelijk te zien is dat ze opzettelijk zijn fijngemaakt.
09.01
A I
Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen van koffie; koffiesurrogaten, welke koffie bevatten, ongeacht de mengverhonding b onge rand Deze onderverdeling omvat ongebrande koffie van alle soorten, al dan niet cafeïnevrij ge maakt (met inbegrip van hele of gebroken bonen, afgescheiden bij het sorteren, het zeven, enz.), ook indien niet voor consumptie bestemd (b.v. extractie van cafeïne).
Ala)
waaruit geen caféine is verwijderd Deze onderverdeling omvat ongebrande koffie voor zover die geen enkele bewerking heeft ondergaan waardoor cafeïne is verwijderd.
A I b)
waaruit cafeïne is verwijderd Deze onderverdeling omvat ongebrande koffie waaruit door extractie cafeïne is verwijderd. Gewoonlijk heeft aldus bewerkte koffie een cafelnegehalte van niet meer dan 0,2 gewichts percenten, berekend op de droge stof.
ΑΠ
b ge rand Deze onderverdeling omvat de in post 09.01, onderverdeling A I, bedoelde koffie, gebrand ook indien geglansd, gemalen of samengeperst.
A II a)
waaruit geen cafeïne is verwijderd De Toelichting op onderverdeling 09.01 A I a ) i t mutatis mutandis van toepassing.
A II b )
waaruit cafeïne is verwijderd De Toelichting op onderverdeling 09.01 A I b) is mutatis mutandis van toepassing.
8' wijziging 1 juni 1976
Hoofdstuk 9/2
Afdeling II
09.01
(vervolg)
C
Koffiesurrogaten, welke koffie bevatten Deze onderverdeling omvat de produkten bedoeld onder punt 5 van de Toelichting op post 09.01 van de IDR-Nomenclatuur. Deze mengsels kunnen gemalen of ongemalen zijn, of zelfs in samengeperste vorm voorkomen.
09.04
Peper (Pipersoorten); piment (Capsicumsoorten en Pimentsoorten)
A I
Pipersoorten (zwarte peper, witte peper en lange peper) Deze onderverdeling omvat de produkten, bedoeld onder punt I van de Toelichting op post 09.04 van de IDR-Nomenclatuur. Er wordt op gewezen dat gebroken peperkorrels onder deze onderverdeling ingedeeld blijven, voor zover zij kennelijk niet opzettelijk zijn gebroken oï geplet. Hetzelfde geldt voor stof en veegsel, bestaande uit onzuivere peper.
A II
andere Deze onderverdeling omvat de produkten bedoeld onder punt 2 van de Toelichting op post 09.04 van de IDR-Nomenclatuur. Onder deze onderverdeling worden eveneens ingedeeld de vruchten van de Capsicumsoorten, verduurzaamd: — in water, waaraan zout is toegevoegd, die al dan niet een melkzuurgisting hebben ondergaan; — in olie; — door toevoeging van azijnzuur, zout en water, en daarop volgende gisting, ook indien gepasteuriseerd. Tot deze onderverdeling behoren eveneens de produkten die voornamelijk bestaan uit gebroken of verschrompelde vruchten, stukken bast, stengels, bladeren en andere onzuiverheden, die overblijven wanneer de gave vruchten door zeven gescheiden worden van de gebroken vruchten.
B I
Piment van de « Capsicumsoorten » Onder deze onderverdeling wordt eveneens ingedeeld, puree van niet scherp smakende pepers (Capsicum grossum), zonder schillen en zonder pitjes, ook indien gepasteuriseerd of gesteriliseerd.
09.06
Kaneel en kaneelknoppen
B
andere Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld: 1. de stokjes bestaande uit verscheidene repen kaneelbast, ineengerold tot pijpen, die een lengte van 110 cm kunnen bereiken; 2. de stukken die ontstaan wanneer de kaneelstokken op een bepaalde lengte gesneden worden (bijvoorbeeld stukken van 5 tot 10 cm); 3. de stukken bast van verschillende lengte en dikte, zoals de « Quillings » (stukken en afvallen ontstaan bij het snijden van kaneel in stokjes van een bepaalde lengte) en « Featherings » of « Chips » (kleine stukjes kaneel die ontstaan bij het verwijderen van de bast en die vooral gebruikt worden voor het vervaardigen van kaneelolie).
09.08
Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemom
A
niet fijngemaakt en niet gemalen Deze onderverdeling omvat: 1. hele muskaatnoten, die dikwijls behandeld zijn met kalkmelk ter bescherming tegen insecten, alsmede muskaatnoten van mindere kwaliteit, zoals verschrompelde noten en bij het oogsten gebroken noten, die verhandeld worden onder de benamingen « afval » of « B W P » (broken, wormy, punky);
9e wijziging - 1 januari 1977
Afdeling II 09.08 A (vervolg)
Hoofdstuk 9 / 3 2. foelie die in de handel met de naam « hele foelie » wordt aangeduid, alsmede de gebroken stukken foelie die ontstaan bij het verwijderen van de zaadrok van de muskaatnoot of bij het sorteren van de foelie na het drogen; 3. amomen en kardemom, zowel de gehele doppen als de zaden en de zaaddozen daarvan die bij het drogen vrijkomen door het openspringen van de doppen, zelfs indien gebroken.
09.10
Tijm, laurier, saffraan; andere specerijen
A
Tijm Deze onderverdeling heeft betrekking op tijm, waarvan er verscheidene soorten bestaan (Thymus vulgaris, Thymus zygis, Thymus serpyllum of wilde tijm of kruip tij m).
Β
Laurierbladen Deze onderverdeling omvat de bladeren van de laurier (Laurus nobilis).
C
Saffraan Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op saffraan (Crocus sativus) zoals omschreven in de Toelichting op post 09.10 van de IDRNomenclatuur.
D
Gember Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op gember, waarvan voornamelijk de gedroogde of fijngemaakte wortelstokken worden gebruikt.
E
Kurkuma
en fenegriekzaden
Zie de Toelichting op post 09.10, derde alinea, van de IDRNomenclatuur. F
andere specerijen, mengsels bedoeld bij Aantekening 1, letter b), van Hoofdstuk 9 daaronder begrepen Van de tot deze onderverdeling behorende « andere specerijen » kan worden genoemd morenpeper, verkregen uit de vruchten van de Xylopia aethiopica. Daarentegen worden de hierna genoemde produkten, hoewel zij als specerij worden gebruikt, onder andere Hoofdstukken ingedeeld : 1. mosterdzaad (post 12.01); 2. wortelstokken van alle galanga of galgantsoorten (post 12.07); 3. saffloer of carthamusbloemen, roder dan echte saffraan en verkregen uit de saffloer (Carthamus tinctorius of Carthamus oxyacantha of Carthamus palaestinus) (post 13.01). Een groot aantal kruiderijplanten, die geen eigenlijke specerijen vormen, zijn eveneens van dit Hoofdstuk uitgezonderd en worden onder meer onder de Hoofdstukken 7 en 12 ingedeeld (zie de Toelichtingen betreffende die Hoofdstukken).
F II
fijngemaakt
of gemalen
Deze onderverdeling omvat, naast de niet onder de voorgaande posten en onder verdelingen vallende fijngemaakte of gemalen specerijen, de in Aantekening 1, sub b), op Hoofdstuk 9 bedoelde mengsels; daarvan kunnen worden genoemd : 1. kerriepoeder dat is genoemd in de laatste alinea van de Toelichting op post 09.10 van de IDRNomenclatuur ; de toevoeging van geringe hoeveelheden andere produkten (b.v. zout, mosterdzaad, meel van peulgroenten) is niet van invloed op de indeling van die mengsels ; 2. poedervormige mengsels van peper, kaneel, kruidnagel en muskaat, in het Frans meestal aangeduid als « quatre épices ». 9" wijziging 1 januari 1977
Afdeling II
Hoofdstuk 10 / 1 HOOFDSTUK 10 GRANEN
Algemene opmerkingen Gedroogde aren van graangewassen (bijvoorbeeld maïskolven), die zijn gebleekt, ge verfd, geïmpregneerd of op andere wijze behandeld om te worden gebruikt voor ver siering, dienen te worden ingedeeld bij onderverdeling 06.04 B. III 10.05
Maïs
A
Maishybriden voor zaaidoeleinden Maïshybriden voor zaaidoeleinden worden onder deze onderverdeling ingedeeld voor zover is voldaan aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden en bepalingen.
10.06
Rijst Voor de indeling onder de onderverdelingen van deze post wordt verwezen naar de definities welke zijn opgenomen in de Aanvullende Aantekening 2 op Hoofdstuk 10.
10.07
Boekweit, kanariezaad en gierst (pluimgierst, trosgierst, sorgho, enz.); andere granen
Β
Pluimgierst, tros of vogelgierst (millet) Naast de gewone gierst (Panicum miliaceum) worden onder deze onderverdeling bij voor beeld ingedeeld Setaria italica en « Mohada » of « Mohär » (Panicum germanicum).
9 e wijziging 1 januari 1977
Afdeling II
Hoofdstuk 1 2 / 3
12.07
Planten, plantedelen, zaden en vruchten, hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insekten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poeder.
D
andere Onder deze onderverdeling vallen bijvoorbeeld : — wortelstokken van alle galanga- of galgant-soorten ; — delen van de hennepplant (Cannabis), ook indien vermengd met anorganische of organische stoffen die enkel dienen om de hoeveelheid te vergroten.
12.08
A
Sint-jansbrood, vers of gedroogd, ook indien gebroken of in poeder ; v r u c h t e pitten en plantaardige produkten, hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke voeding, elders g e n o e m d noch elders onder begrepen Sint-jansbrood Deze onderverdeling omvat de vruchten van de sint-jansbroodboom siliqua), ook indien ontdaan van hun zaden, fijngemaakt of gemalen.
BII
andere Deze onderverdeling omvat bij voorbeeld 1. sint-jansbroodpitten, gepeld of van de 2. endosperm van sint-jansbroodpitten, onder post 13.03 valt; 3. kiemen van sint-jansbroodpitten, ook gemalen zaadvliezen.
D
(Ceratonia
: kiemen ontdaan; met uitzondering van endospermmeel dat indien in poeder, al dan niet vermengd met
andere Onder deze onderverdeling vallen, bij voorbeeld, Konnyaku-knollen, geheel, gemalen of fijngemaakt.
12.10
Voederbieten, voederrapen, voederwortels ; hooi, luzerne, h a n e k a m m e t j e s (esparcette), klaver, voederkool, lupine, wikke en andere dergelijke v o e d e r gewassen
A
Voederbieten, voederrapen en andere voederwortels Tot deze onderverdeling behoren de produkten, bedoeld onder punt 1 van de Toelichting op post 12.10 van de IDR-Nomenclatuur. E r wordt op gewezen dat de verschillende soorten en variëteiten van aardperen (b.v. de soorten Helianthus tuberosus) onder post 07.06 vallen, terwijl pastinaken (Pastinaca sativa) tot onderverdeling 07.01 G IV behoren.
B
andere Voor de indeling van de tot deze onderverdeling behorende produkten wordt verwezen naar punt 2 van de Toelichting op post 12.10 van de IDR-Nomenclatuur, alsmede naar de daar genoemde uitzonderingen.
9' wijziging - 1 januari 1977
I
Afdeling II
Hoofdstuk 1 3 / 1 HOOFDSTUK 13
PLANTAARDIGE GRONDSTOFFEN VOOR HET VERVEN OF VOOR HET LOOIEN; GOMMEN, HARSEN EN ANDERE PLANTESAPPEN EN PLANTENEXTRACTEN
13.02
Gomlak (schellak), ook indien gebleekt; gommen, gomharsen, harsen en balsems, van natuurlijke oorsprong
A
Harsen van naaldbomen Tot deze onderverdeling behoren de produkten, bedoeld onder punt II, derde alinea, sub. 2, van de Toelichting op post 13.02 van de IDR-Nomenclatuur, alsmede canadabalsem. Er wordt op gewezen dat Mekkabalsem, welke niet tot de balsems van naaldbomen behoort, onder onderverdeling 13.02 B dient te worden ingedeeld.
B
andere Met uitzondering van de hiervoor in de Toelichting op onderverdeling 13.02 A genoemde produkten, vallen onder deze onderverdeling de andere produkten, bedoeld onder de punten I en II van de Toelichting op post 13.02 van de IDR-Nomenclatuur. Tot deze onderverdeling behoren tevens de mengsels van hennephars (Cannabis) met anorganische of organische stoffen die enkel dienen om de hoeveelheid te vergroten.
13.03
Plantesappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige produkten verkregen planteslijmen en bindmiddelen
A IV
van zoethout Tot deze onderverdeling behoort het in de Toelichting op post 13.03, letter A, punt 3, van de IDR-Nomenclatuur genoemde zoethoutextract.
A VII
Plantenextracten, onderling vermengd, voor de vervaardiging van dranken of van produkten voor menselijke consumptie Deze onderverdeling omvat de samengestelde plantenextracten (zie de Toelichting op post 13.03 van de IDR-Nomenclatuur onder punt A, het op twee na laatste lid vóór de uitzonderingen), ook in de vorm van oplossingen in alcohol, welke naar gelang van hun aard gebruikt worden voor de vervaardiging van dranken of van produkten voor menselijke consumptie.
A VIII a) voor geneeskundig gebruik Van de tot deze onderverdeling behorende produkten kunnen worden genoemd : 1. de geneeskrachtige extracten bedoeld onder letter A, punt 8, van de Toelichting op post 13.03 van de IDR-Nomenclatuur ; 2. Indieche-hennepkruidextract; 3. podophyllumhars of podophilline; 4. curare; 5. Kassiepulp, gezuiverd (waterig extract); 6. Extracten van de plantaardige produkten, bedoeld in de Toelichting op post 12.07 van de IDR-Nomenclatuur, onder voorwaarde dat zij hoofdzakelijk voor geneeskundige doeleinden worden gebruikt. 9e wijziging - 1 januari 1977
Hoofdstuk 13/2
Afdeling II
13.03
(vervolg)
A VIII b) overige Van de tot deze onderverdeling behorende produkten kunnen worden genoemd : 1. vogellijm; 2. Chinese lak; 3. Japanse lak; 4. vloeibaar extract van de doppen van cashewnoten; 5. kino, manna, papayasap. B
Pectinestoffen, pectinaten en pedaten Tot deze onderverdeling behoren de produkten, bedoeld onder letter B van de Toelichting op post 13.03 van de IDR-Nomenclatuur.
CI
Agar-agar Deze onderverdeling heeft betrekking op agar-agar of gelose, gewonnen uit diverse Floridieeën (roodwieren) van de soorten Gelidium, Eucheuma en Gracilaria, die worden geoogst in de Indische Oceaan, de Stille Oceaan en langs de westkust van de Atlantische Oceaan (Frankrijk, Spanje, Portugal, Marokko). De winning geschiedt door behandeling onder druk met een waterige natriumcarbonaatoplossing. Agar-agar wordt verhandeld in zogenaamde « kanten », in stengels of repen en draden, in schilfers, in poeder- of in gelvorm.
C II
Planteslijmen en bindmiddelen, uit sint-jansbrood of uit sint-jansbroodpitten Deze onderverdeling omvat mede meel van het endosperm van sint-jansbroodpitten, ook indien deze produkten een lichte chemische behandeling hebben ondergaan (b.v. met borax, met alkaliën en met zuren).
C III
andere Deze onderverdeling omvat bij voorbeeld de volgende produkten : 1. carrageen, alsmede calcium-, natrium- en kaliumcarraganaat (zie de Toelichting op post 13.03, onderdeel C, punt 3, van de IDR-Nomenclatuur). Deze produkten blijven eveneens hieronder ingedeeld, indien zij door toevoeging van suiker (bijv. saccharose, glucose)gestandaardiseerd zijn,met het doel een gelijkblijvende werking bij het gebruik te handhaven. Het gehalte aan toegevoegde suiker bedraagt in het algemeen niet meer dan 25 gewichtspercenten. 2. het extract verkregen uit het wier van de soort Furcellaria fastigiata, dat langs de Deense kust wordt geoogst; het extract wordt op dezelfde wijze verkregen als agar-agar en wordt in dezelfde vormen verhandeld; 3. planteslijmen en bindmiddelen uit meel van guarzaden; 4. planteslijmen uit pitten van kweeperen; 5. planteslijmen uit IJslands mos of rendiermos; 6. meel van de zaadlobben van guarzaden, ook indien dit een lichte chemische behandeling heeft ondergaan (b.v. met borax, met alkaliën en met zuren); 7. bindmiddelen, verkregen door gommen of gomharsen oplosbaar te maken in water, b.v. door een behandeling met water onder druk.
9* wijziging - 1 januari 1977
Af del i ng V 27.07 A (vervolg)
Hoofdstuk 27/7 Voor wat de koolwaterstoffen in deze produkten betreft, overheersen in het algemeen de aromatische (in gewicht). Er wordt op gewezen dat hiertoe echter alleen produkten behoren, waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft.
Tot deze onderverdeling behoort bij voorbeeld eveneens benzolwasolie (gaswasolie), die wordt verkregen bij het wassen van gas, ontstaan bij de verkooksing van steenkool.
B
Benzol, toluol, xylol, solventnafta ; soortgelijke produkten in de zin van Aantekening 2 op Hoofdstuk 27, welke voor ten minste 65 °/o van hun volume overdistilleren bij 250°C of lager (mengsels van benzol en van benzine daaronder begrepen); zwavelhoudende tops: Onder a) benzol, b) toluol, c) xylol en d) solventnafta in de zin van deze onderverdeling worden onderscheidenlijk verstaan : a) benzol, waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten niet overdistilleert in een traject van hoogstens 2 ° C , omvattende de temperatuur van 80,1 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 850-56 (herzien in 1966) of de methode ASTM D 1078-70 (waarbij in beide methoden in plaats van de voorgeschreven meetcylinder een maatglas met kegelvormige onderkant wordt gebruikt). Benzol, dat deze kenmerken niet bezit, valt onder postonderverdeling 29.01 D I ; b) toluol, waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten niet overdistilleert in een traject van hoogstens 2 °C, omvattende de temperatuur van 110,6 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 850-56 (herzien in 1966) of de methode ASTM D 1078-70 (waarbij in beide methoden in plaats van de voorgeschreven meetcylinder een maatglas met'kegelvormige onderkant wordt gebruikt). Toluol dat deze kenmerken niet bezit, valt onder postonderverdeling 29.01 D I ; c) xylol met een zuiverheidsgraad, berekend op het gewicht van het watervrije produkt van minder dan 95 % (ortho-, meta- of para-isomeren afzonderlijk of gemengd), gaschromatografisch bepaald. Xylol, dat deze kenmerken niet bezit, valt onder postonderverdeling 29.01 D I ; d) mengsels van koolwaterstoffen waarin de aromatische bestanddelen de niet-aromatische overtreffen en waarin benzol, toluol noch xylol overheersen en die voor 65 % of meer van hun volume overdistilleren bij 250 °C of lager (methode ASTM D 86-67 (Reapproved 1972)). Als zwavelhoudende tops in de zin van deze onderverdeling worden alleen aangemerkt lichte produkten verkregen bij de eerste distillatie van ruwe teerolie, die zowel zwavelverbindingen (zwavelkoolstof, mercaptanen, thiofeen, enz.) bevatten als koolwaterstoffen, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, en waarvan 90 % of meer van het volume bij een temperatuur van minder dan 80 ° C overdistilleert. Hieronder worden eveneens ingedeeld : — aromatische benzine uit aardoliën (mengsels van benzol en van benzine daaronder begrepen), — halfzware oliën uit aardoliën,
Hoofdstuk 27/8
27.07 E (vervolg)
Afdeling V
waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestandde\en overtreft, en waarvan ten minste 65 % van het volume bij 250 ° C of lager overdistilleert (methode ASTM D 86-67 (Reapproved 1972)). Er wordt op gewezen dat fenolen en naftaleen altijd onder postonderverdeling 27.07 D of E vallen.
Teeroliebasen Teeroliebasen in de zin van deze onderverdeling zijn stikstofhoudende aromatische of heterocyclische produkten met basische functie. Onder deze onderverdeling vallen onder meer de pyridine-, chinoline-, acridine- en anilinebasen (met inbegrip van mengsels daarvan). Zij bestaan hoofdzakelijk uit pyridine, chinoline, acridine en hun homologen.
Tot de teeroliebasen van deze onderverdeling behoren bij voorbeeld : — Pyridine, waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten niet overdistilleert in een traject van hoogstens 2 °C, omvattende de temperatuur van 115 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 850-56 (herzien in 1966) of ASTM D 1078-70 (waarbij in beide methoden in plaats van de voorgeschreven meetcylinder, een maatglas met kegelvormige onderkant wordt gebruikt). Pyridine waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten overdistilleert in een traject van hoogstens 2°C, omvattende de temperatuur van 1 I 5 ° C , valt onder postonderverdeling 29.35 D. — Methylpyridine (alfa-, beta- en gammapicoline), methylethylpyridine (ethylpicoline) en vinylpyridine, met een zuiverheidsgraad van minder dan 90 % berekend op het gewicht van het watervrije produkt (gaschromatografisch bepaald). Produkten met een zuiverheidsgraad van 90 % of meer vallen onder post 29.35. — Chinoline met een zuiverheidsgraad van minder dan 95 % berekend op het gewicht van het watervrije produkt (gaschromatografisch bepaald). Chinoline met een zuiverheidsgraad van 95 % of meer valt onder postonderverdeling 29.35 G. — Acridine met een zuiverheidsgraad van minder dan 95 % berekend op het gewicht van het watervrije produkt (gaschromatografisch bepaald).Acridine met een zuiverheidsgraad van 95 % of meer valt onder postonderverdeling 29.35 Q. Van deze postonderverdeling zijn uitgezonderd de zouten van genoemde teeroliebasen (post 29.35 of 38.19). D
Fenolen Tot deze onderverdeling behoren fenolen verkregen bij de distillatie van hoge-temperatuursteenkoolteer alsmede soortgelijke produkten in de zin van Aantekening 2 op Hoofdstuk 27. Onder deze onderverdeling vallen onder meer : 1. eenkernig, eenwaardig fenol ( C Ô H S O H ) met een stoilingspunt lager dan 39 °C, bepaald volgens de in bijlage B van de Toelichtingen op Hoofdstuk 27 omschreven methode. Dergelijk fenol met een stoilingspunt van 39 ° C of hoger valt onder postonderverdeling 29.06 A I ;
9e wijziging - 1 januari 1977
Afdeling V
27.07 D (vervolg)
Hoofdstuk 27/9
2. kresol (mengsel van isomeren) bevattende minder dan 95 % kresol, berekend op het gewicht van het watervrije produkt (gaschromatografisch bepaald). Indien het percentage 9 5 % of meer bedraagt, valt dit produkt onder postonderverdeling 29.06 A II ; 3. ortho-kresol, meta-kresol, para-kresol (geïsoleerde isomeren), met een stoilingspunt dat onderscheidenlijk lager ligt dan 29 °C, 8 °C en 31 °C, bepaald volgens de in bijlage B van de Toelichtingen op Hoofdstuk 27 omschreven methode. Indien het stoilingspunt van deze produkten daaraan niet voldoet, vallen zij onder postonderverdeling 29.06 A II ; 4. xylenolen (mengsels van isomeren of geïsoleerde isomeren) bevattende minder dan 95 % xylenolen (allen te zamen genomen), berekend op het gewicht van het watervrije produkt (gaschromatografisch bepaald). Indien deze produkten 95 % of meer xylenolen bevatten, vallen zij onder postonderverdeling 29.06 Á II ; 5. andere fenolen, die een of meer benzeenringen met een of meer hydroxylgroepen bevatten, indien het geen chemisch welbepaalde fenolen van post. 29.06 betreft. Er wordt op gewezen dat mengsels van fenolen, kresolen en xylenolen onder deze onderverdeling blijven ingedeeld. De fenolzouten zijn evenwel van deze onderverdeling uitgezonderd (in het algemeen post 29.06 of postonderverdeling 38.19 U).
E
Nafta/een Tot deze onderverdeling behoort alleen naftaleen met een stoilingspunt lager dan 79,4 °C, bepaald volgens de in bijlage B van de Toelichtingen op Hoofdstuk 27 omschreven methode. Naftaleen met een stoilingspunt van 79,4° C of hoger valt onder postonderverdeling 29.01 D IV. Homologen van naftaleen zijn van deze onderverdeling uitgezonderd (postonderverdelingen 27.07 B of G, 29.01 D VI of 38.19 E).
F
An traceen Het tot deze onderverdeling behorende antraceen komt gewoonlijk voor in de vorm van slib of pasta en bevat over het algemeen fenantreen, carbazol en andere aromatische bestanddelen. Onder deze onderverdeling valt alleen antraceen met een zuiverheidsgraad van minder dan 85 %, berekend op het gewicht van het watervrije produkt. Antraceen met een zuiverheidsgraad van 85 % of meer valt onder postonderverdeling 29.01 D IV.
G
ändere Tot deze onderverdeling behoren b.v. produkten bestaande uit mengsels van koolwaterstoffen. Van deze produkten kunnen worden genoemd : I. zware oliën (andere dan ruwe oliën) verkregen bij de distillatie van hoge-temperatuursteenkoolteer, alsmede soortgelijke produkten als deze oliën, voor zover : a) minder dan 65 % van hun volume overdistilleert (methode ASTM D 86-67 (Reapproved 1972)) bij 250° C of lager, en b) de dichtheid bij 15 °C hoger is dan 1,000 kg/l, en c) de naaldpenetratie (methode ASTM D 5) bij 25 ° C 400 of meer bedraagt, en
9e wijziging - 1 januari 1977
Hoofdstuk 27/10 27.07 G (vervolg)
Afdeling V
d) zij andere kenmerken vertonen dan de produkten van postonderverdeling 27.16 B. Produkten die niet aan een van de voorwaarden, vermeld onder a) t/m d) hiervoor voldoen, moeten al naar gelang hun kenmerken worden ingedeeld onder de posten of postonderverdelingen 27.07 B, 27.08, 27.10 C, 27.14 A of 27.16; 2. aromatische extracten, die niet voldoen aan de voor deze produkten in de Toelichting op postonderverdeling 27.14 C vastgestelde voorwaarden ; 3. bepaalde homologen van naftaleen of van antraceen, b.v. ethylnaftaleen en methylantraceen, voor zover deze niet onder post 29.01 vallen.
27.09
Ruwe aardolie en ruwe oliën uit bitumineuze mineralen Zie de Toelichting op post 27.09 van de IDR-Nomenclatuur. Er wordt op gewezen dat onder deze onderverdeling alleen ruwe aardoliën vallen met de voor deze oliën, al naar gelang van hun oorsprong, specifieke kenmerken (dichtheid, distillatiekromme, zwavelgehalte, vloeipunt, viscositeit, enz.).
27.10
Aardoliën en oliën uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe ; preparaten welke 70 of meer gewichtspercenten aardoliën of oliën uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze oliën wordt bepaald, elders g e n o e m d noch elders onder begrepen Zie de Aantekeningen 2 en 3 op Hoofdstuk 27 en de Toelichtingen daarop. Zie ook de Toelichtingen op post 27.10 van de IDR-Nomenclatuur. Voor de onderverdelingen, die betrekking hebben op produkten die zijn bestemd — om een „aangewezen behandeling" te ondergaan, dan wel — chemisch te worden verwerkt, wordt verwezen naar de Aanvullende Aantekeningen 5 en 6 op Hoofdstuk 27 en de Toelichtingen daarop. I. Aardoliën en oliën uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe Tot post 27.10 behoren bij voorbeeld de mengsels van insomeren (uitgezonderd stereo-isomeren) van hetzij verzadigde hetzij onverzadigde acyclische koolwaterstoffen, die voor zover betreft mengsels van verzadigde acyclische koolwaterstoffen voor minder dan 95 gewichtspercenten en voor zover betreft mengsels van onverzadigde acyclische koolwaterstoffen voor minder dan 90 gewichtspercenten uit een bepaalde isomeer bestaan ; de percentages worden berekend op het watervrije produkt. Tot post 27.10 behoren eveneens de geïsoleerde isomeren van bovenbedoelde koolwaterstoffen, voor zover die isomeren een zuiverheid bezitten van minder dan 95, onderscheidenlijk 90 gewichtspercenten. Opgemerkt wordt dat aardoliën en oliën uit bitumineuze mineralen slechts onder deze post vallen indien zij : 1. een stoilingspunt (methode ASTM D 938) hebben, dat lager is dan 30° C of 2. een stoilingspunt van 30 ° C of hoger, hebben en a) een dichtheid van minder dan 0,942 kg/l bij 70 ° C en een kegelpenetratie na bewerking (methode ASTM D 217) van ten minste 350 bij 2 5 ° C of b) een dichtheid van 0,942 kg/l of meer bij 70 ° C en een naaldpenetratie (methode ASTM D 5) van ten minste 400 bij 25 °C. Als aardoliën of oliën uit bitumineuze aangemerkt de bedoelde oliën, waaraan voegd, bij voorbeeld middelen voor de het onderkennen van de produkten te
9* wijziging - 1 januari 1977
mineralen in de zin van dit punt worden eveneens zeer kleine hoeveelheden andere stoffen zijn toegeverbetering van de kwaliteit of de geur, stoffen om vergemakkelijken, kleurstoffen.
Afdeling VI
Hoofdstuk 29 / 1
HOOFDSTUK 29 ORGANISCHE CHEMISCHE PRODUKTEN
Algemene opmerkingen De in de toelichtingen op de posten en postonderverdelingen van dit hoofdstuk vermelde chemische produkten zijn alfabetisch gerangschikt overeenkomstig de volgende regels : — indien er verschillende benamingen bestaan voor eenzelfde produkt is het produkt gerang schikt volgens de meest bekend geachte benaming (synoniemen of andere chemische aan duidingen zijn zonodig tussen haakjes vermeld); — bij de alfabetische indeling is rekening gehouden met voorvoegsels (hetzij aan het begin, hetzij binnen de benaming) die de brutoformule wijzigen, bijvoorbeeld : anhydro, apo, cyclo, dehydro, desoxy, homo, hydro, bis, di, tri, tetra, penta, hexa ... poly, nor, per en pyro. Daarentegen is met de volgende voorvoegsels geen rekening te houden: cis, trans, d (dextro), / (levo), dl (rae), D, L, DL, mono, n (normaal), o (ortho), m (meta), ρ (para), sec (secundair), tert (tertiair), treo, α (alfa), β (beta), y (gamma), δ (delta), ω (omega), pseudo, sym (symmetrisch), asym (asymmetrisch) neo, meso, epi, alio en muco. Deze regel vindt echter geen toepassing, indien het voorvoegsel een onverbrekelijk geheel vormt met de benaming. Dit is bijvoorbeeld het geval bij namen als epichloorhydrine. — geen rekening is te houden met hoofdletters N, C, O, S enz. die als vervangende aanduidingen voor stikstof, koolstof, zuurstof, zwavelatomen, enz. dienen. Aanteke ning / a) en b)
Organische verbindingen en mengsels van isomeren van dezelfde organische verbinding — met uitzondering van mengsels van isomeren (andere dan stereoisomeren) van al dan niet verzadigde koolwaterstoffen met open koolstofketen — behoren in het algemeen tot Hoofdstuk 29 indien zij chemisch zuiver of handelszuiver zijn. Zij mogen verontreinigingen bevatten die eigen zijn aan het fabricageproces, waarvan de ver wijdering om technische of economische redenen met het oog op het latere gebruik van de produkten niet vereist is. (Dit is b.v. het geval voor een groot aantal tussenprodukten die ontstaan bij de fabricage van synthetische organische kleurstoffen, die een bepaalde hoeveelheid natrium sulfaat of natriumchloride bevatten.) Indien is voldaan aan de vermelde eisen met betrekking tot de zuiverheid, omvat dit Hoofdtuk b.v. : 1. Antraceen met een zuiverheidsgraad van 85 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.01 D IV). 2. Benzeen, waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten overdistilleert in een traject van hoogstens 2°C, omvattende de temperatuur van 80,1 °C (ex onderverdeling 29.01 D I). 3. Naftaleen met een stolpunt van tenminste 79,4°C (ex onderverdeling 29.01 D IV). 4. Tolueen, waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten overdistilleert in een traject van hoogstens 2°C, omvattende de temperatuur van 110,6°C (ex onderverdeling 29.01 D I). 5. Xylenen, met een zuiverheidsgraad van 95 of meer gewichtspercenten (ortho, meta of paraisomeren, geïsoleerd of gemengd), berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.01 D I). 6. Ethaan, alsmede andere verzadigde koolwaterstoffen met open koolstofketen (andere dan methaan en propaan), in de staat van geïsoleerde isomeren, met een zuiverheidsgraad, berekend op het watervrije produkt, van 95 of meer volumepercenten voor gasvormige produkten (a) en van 95 of meer gewichtspercenten voor nietgasvormige produkten (ex onderverdeling 29.01 A). 7. Ethyleen en propyleen met een zuiverheidsgraad, berekend op het watervrije produkt, van 95 of meer volumepercenten voor gasvormige produkten (a) en van 95 of meer gewichtspercenten voor nietgasvormige produkten (ex onderverdeling 29.01 A).
(a) Het al dan niet gasvormig zijn wordt bepaald bij een temperatuur van 15°C en een druk van 1013 millibar.
Hoofdstuk 2 9 / 2
Afdeling V
Aanteke ning 1 a) en b) (vervolg)
8. Vetalcoholen, met 6 of meer koolstofatomen en met een zuiverheidsgraad van 90 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.04 A V of Β II). 9. oKresol met een stolpunt van tenminste 29 °C (ex onderverdeling 29.06 A II). 10. wKresol met een stolpunt van tenminste 8°C (ex onderverdeling 29.06 A II). 11. />Kresol met een stolpunt van tenminste 31 °C (ex onderverdeling 29.06 A II). 12. Mengsel van kresolisomeren met een totaalgehalte aan kresolen van 95 of meer gewichts percenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.06 A II). 13. Fenol met een stolpunt van tenminste 39 °C (ex onderverdeling 29.06 A I). 14. Xylenolen (geïsoleerde isomeren of mengsels van isomeren) met een totaal gehalte aan xylenolen van 95 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onder verdeling 29.06 A II). 15. Vetzuren met 6 of meer koolstofatomen (uitgezonderd oliezuur) met een zuiverheidsgraad van 90 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.14 A of B). 16. Oliezuur met een zuiverheidsgraad van 85 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (onderverdeling 29.14 Β III a.) 17. Pyridine, waarvan de fractie van 1 tot en met 96 volumepercenten overdistilleert in een traject van hoogstens 2 °C, omvattende de temperatuur van 115 °C (ex onderverdeling 29.35 D). 18. Ethylmethylpyridine, picolinen (methylpyridinen) en vinylpyridine, met een zuiverheidsgraad van 90 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (onderverdeling 29.35 Κ of ex onderverdeling Q). 19. Chinoline met een gaschromatografisch bepaalde zuiverheidsgraad van 95 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.35 G). 20. Acridine met een gaschromatografisch bepaalde zuiverheidsgraad van 95 of meer gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.35 Q). 2 1 . l,2Dihydro2,2,4trimethylchinoline met een zuiverheidsgraad van meer dan 85 gewichtspercenten, berekend op het watervrije produkt (ex onderverdeling 29.35 Q). 22. Derivaten (zouten, esters, aminen, amiden, nitrilen, enz.) van de in de punten 8, 15 en 16 genoemde vetzuren en vetalcoholen, voorzover zij voldoen aan de voor de overeenkomstige vetzuren en vetalcoholen gestelde eisen van zuiverheid.
Aanteke ning 1 b)
Zie de Algemene opmerkingen, onderdeel A, tweede alinea van de Toelichting op Hoofd stuk 29 van de IDRNomenclatuur. Onder waterige oplossingen dienen uitsluitend echte oplossingen te worden verstaan, ook indien de stof door een te geringe hoeveelheid water slechts gedeeltelijk opgelost is.
Aanteke ning 1 d) Aanteke ning lf)
Aanteke ning 1 h) Aanteke ning 5
29.01 A
Zie met betrekking tot de toevoeging van een stabilisator de Algemene opmerkingen, onderdeel A, vierde en vijfde alinea alsmede de Algemene opmerkingen, onderdeel A, eerste alinea van de Toelichtingen op respectievelijk Hoofdstuk 28 en 29 van de IDR Nomenclatuur. De in deze aantekening genoemde aryliden zijn in beginsel uit carbonzuren en aromatische aminen gevormde amiden, die in de ververij gebruikt worden als koppelmiddel voor diazonium zouten. Deze aantekening bepaalt alleen de indeling van esters en zouten van verbindingen met een zuurvormende groep en van carbonzuurhalogeniden in de tariefposten (zie de Algemene opmer kingen, onderdeel G van de Toelichting op Hoofdstuk 29 van de IDR Nomenclatuur. Voor de indeling binnen de tariefpost geldt het bepaalde in de Aanvullende Aantekening op Hoofdstuk 29. I. KOOLWATERSTOFFEN, ALSMEDE HALOGEEN, SULFO, NTTRO EN NTTROSODERTVATEN DAARVAN Koolwaterstoffen Met open koolstofketen (acyclische) Deze onderverdeling omvat b.v. : acetyleen, alleen, amylenen: 2methylbuteen2, 3methylbuteenl, penteen1, penteen2, «butaan, butadieen1,3 (divinyl), buteen1 (abutyleen), buteen2 (/J butyleen), butyn1,
9' wijziging 1 januari 1977
Afdeling XVIII
Hoofdstuk 9 0 / 3
90.14
Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geodesie, voor de topografie, voor het landmeten, voor de fotogrammetrie en voor de hydrografie, voor de navigatie (voor scheepvaart en luchtvaart), voor de meteorologie, voor de hydrologie en voor de geofysica; kompassen; afstandmeters
A
Kompassen Deze onderverdeling omvat de in onderdeel VIII van de Toelichting op post 90.14 van de IDRNomenclatuur genoemde kompassen.
90.16
Tekeninstrumenten, afschrijfinstrumenten (aftekeninstrumenten) en rekeninstrumenten (panto grafen, passerdozen, reken lini alen, rekenschijven, enz.): meet, verificatie en controlemachines, apparaten, toestellen en instrumenten, niet genoemd of niet begrepen onder een der andere posten van Hoofdstuk 90 (balanceermachines, planimeters, micrometers, kalibers, ijkmaten, maatstokken, enz.); profielprojectietoestellen Zie aantekening 4 op Hoofdstuk 90
A
Tekeninstrumenten, afschrijfinstrumenten en rekeninstrumenten Deze onderverdeling omvat onder meer: 1. de in onderdeel I, de letters Α, Β en C, van de Toelichting op post 90.16 van de IDRNomenclatuur genoemde instrumenten en toestellen ; 2. tekentafels die met inrichtingen zoals pantografen, enz. zijn uitgerust; 3. coördinatografen die niet voor de fotogrammetrie zijn ontworpen; 4. rekenlinialen voor medische doeleinden; 5. Lettersjablonen, die duidelijk te onderkennen zijn als instrumenten voor speciale te kens of voor het afschrijven van werkstukken.
Β
Meet, verificatie en controlemachines, apparaten, toestellen en instrumenten; profielprojectie toestellen Deze onderverdeling omvat onder meer: 1. de in onderdeel II, de letters A en B, van de Toelichting op post 90.16 van de IDR Nomenclatuur genoemde machines, instrumenten, apparaten en toestellen. Voor de apparaten die tot de Hoofdstukken 84 of 85 behoren, wordt verwezen naar de Algemene opmerkingen, punt IX van de Toelichting op Afdeling XVI van de IDR Nomenclatuur. 2. testbanken voor de controle van de werking van injectiepompen van dieselmotoren, die in hoofdzaak bestaan uit een onderstel waarop zijn gemonteerd een elektromotor en een inrichting met injectors en buisjes met schaalverdelingen voor het controleren van de hoeveelheid brand stof die door de injectiepomp wordt afgegeven; de apparaten kunnen zijn voorzien van een
90.19
Orthopedische toestellen (medischchirurgische gordels daaronder begrepen); breuk spalk en en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel; kunstgebitten, kunsttanden, kunstogen, kunstledematen en dergelijke artikelen; hoorapparaten voor hardhorigen en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt geïmplanteerd
A
Prothesen Voor het begrip „ prothesen " wordt verwezen naar onderdeel III, eerste zin, van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomenclatuur.
9e wijziging 1 januari 1977
Hoofdstuk 9 0 / 4
Afdeling XVIII
90.19 (vervolg) A I V oor het gebit Deze onderverdeling omvat de in onderdeel III, letter B, van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomenclatuur bedoelde artikelen. A II
Kunstogen Deze onderverdeling omvat de in onderdeel III, letter A, van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomenclatuur bedoelde artikelen.
A III
overige Deze onderverdeling omvat onder meer : 1. de in onderdeel III, letter C, van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomen clatuur bedoelde artikelen ; 2. buisjes van weefsel van synthetische textielstoffen, die gebruikt worden om aders te vervangen, alsmede plaatjes die blijvend in het organisme worden aangebracht (b.v. ter vervanging van een bot of een deel van een bot).
ΒI
Hoorapparaten voor hardhorigen Deze onderverdeling omvat de in onderdeel IV van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomenclatuur bedoelde apparaten, ook indien in de vorm van brillen.
ΒII
andere Deze onderverdeling omvat de in onderdeel V van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomenclatuur bedoelde apparatuur.
C
andere Deze onderverdeling omvat de in de onderdelen I en II van de Toelichting op post 90.19 van de IDRNomenclatuur bedoelde toestellen en apparatuur.
90.21
Instrumenten, apparaten, toestellen en modellen, bestemd voor het geven van demonstra ties (voor onderwijs, voor tentoonstellingen, enz.), niet bruikbaar voor andere doeleinden Naast de in de Toelichtingen op post 90.21 van de IDRNomenclatuur genoemde arti kelen omvat deze tariefpost ook simulators voor het trainen van tankbestuurders. Met deze artikelen worden tankbestuurders opgeleid en verder bekwaamd. Zij bestaan hoofdzakelijk uit de volgende onderdelen : — een bestuurderscabine welke op een bewegend platform is gemonteerd ; — een systeem waarbij een bepaalde situatie zichtbaar wordt gemaakt met behulp van een maquette van het terrein en een op een loopbrug gemonteerde televisiecamera ; — een instructiepost ; — een rekeneenheid ; — een hydraulische installatie ; — een elektrische schakelkast.
90.23
Densimeters, areometers, vochtwegers en dergelijke instrumenten ; thermometers, pyro meters, barometers, hygrometers en psychrometers, ook indien zelf registrerend ; combi naties van deze instrumenten Kwikthermometers en andere vloeistofthermometers met rechtstreekse aflezing Deze onderverdeling omvat de vloeistofthermometers, bedoeld in onderdeel B, punt 1, van de Toelichting op post 90.23 van de IDRNomenclatuur, voorzover zij met recht streekse aflezing zijn. Thermometers met rechtstreekse aflezing zijn thermometers waarbij de temperatuur door de stand van de vloeistof op een schaal wordt aangegeven. Deze onderverdeling omvat eveneens de zogenaamde contactthermometers met recht streekse aflezing. Andere thermometers behoren tot onderverdeling 90.23 D.
A
Β
Hygrometers en psychrometers Deze onderverdeling omvat onder meer : 1. de in de onderdelen E en F van de Toelichting op post 90.23 van de IDRNomenclatuur bedoelde instrumenten ; 2. chemische hygrometers waarvan de werking berust op kleurverandering, voor zover het niet om eenvoudig, met chemische stoffen geïmpregneerd papier gaat, waarvan de kleur verandert onder invloed van het vochtgehalte van de lucht en welk papier onder Hoofdstuk 48 moet worden ingedeeld.
9 e wijziging 1 januari 1977
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
TOELICHTINGEN OP HET DOUANETARIEF VOOR DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN (Nederlandse tekst)
9e WIJZIGINGSBLAD (Bijgewerkt tot en met 1.1.1977)
827100009NLC 8271 FB 60,—
DKr 9.40
DM 3,90
Lit 1360
Fl 4 —
£ 1.—
FF 8 — US$ 1.60
Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen Boîte postale 1003 - Luxembourg
7395