“In
tro
sp
ect
ies
”
Colofon Introspecties is een uitgave van het IG-beraad
Ontwerp en coördinatie Winkelman en Van Hessen, Den Haag
Redactieadres Werkgroep Communicatie IG-beraad Jan H. Meijer p/a Inspectie Verkeer en Waterstaat Postbus 90653 2509 LR Den Haag t 070 456 79 33 f 070 456 78 08 e
[email protected]
Drukwerk De Boekentuin, Zwolle
Copyright © afzonderlijke inspecties
Redactie Werkgroep Communicatie van het IG-beraad.
Inhoudsopgave Voorwoord
6
Case Handhaven met gevoel en verstand Broodje aap Gladde tegels, stroeve tegels Feiten & cijfers Voedsel en Waren Autoriteit Feiten & cijfers Openbare Orde en Veiligheid Case Algemene Doorlichting Rampenbestrijding Interview Controles van de Algemene Inspectiedienst bevorderen
8 10 12 15 16 18
Broodje aap Feiten & cijfers Case Feiten & cijfers Broodje aap Feiten & cijfers Case Feien & cijfers Broodje aap
naleving van de regels Stoelen van de scouts Arbeisinspectie Sattelietontvangers van Turkse bakker verstoren noodfrequentie Agentschap Telecom Stooken in de frisse lucht VROM-Inspectie Verminderde toezichtlast in ziekenhuizen Inspectie van de Gezondheidszorg De overlevingsstrategie van de hoofdluis
22 24 26 28 32 34 36 38 40
Case Interview Case Feiten & cijfers Case Interview Feiten & cijfers Broodje aap Interview Case
‘Slapers’ op de loonlijst Al 25 jaar bij de Arbeidsinspectie Digitale kaart brengt mesttransport in beeld Algemene Inspectiedienst Integraal Toezicht Jeugdzaken: pleidooi voor samenwerking Als inspecteur van het Onderwijs vraag je je steeds af: ‘Kan de leeriing hier met een gerust hart op school zitten?’ Inspectie van het Onderwijs Verboden maar niet illegaal Grote rol VROM-Inspectie in Nederland als doorvoerland van afval Stijgende lijn in veiligheid van rolstoelverkeer
Feiten & cijfers Interview Feiten & cijfers Broodje aap Feiten & cijfers
Inspectie Verkeer en Waterstaat “Bij de Inspectie Jeugdzorg staat de veiligheid van het kind voorop” Inspectie Jeugdzorg Met het CWI op vakantie Inspectie Werk en Inkomen
43 44 48 50 52 54 61 62 64 68 70 72 76 78 80
Voorwoord Balans en beweging. Dat lijkt mij een treffende samenvatting van het boekwerkje dat u nu in handen hebt. Balans omdat dit document een evenwichtig beeld geeft; beweging omdat er in het rijk van de rijksinspecties veel, heel veel gebeurt. Inspecties werken steeds vaker en steeds beter samen; zij stemmen hun activiteiten onderling af en leren van elkaar. Omdat de samenleving snel verandert, is het zaak dat we de efficiëntie en doelmatigheid van ons werk verder verbeteren. Als het niet net één metafoor te veel zou zijn geweest, was ik dit voorwoord begonnen met ‘balans en beweging op het slappe koord’. Want nu ook onze omgeving in beweging is, moeten we knap kunnen balanceren: tussen eigen verantwoordelijkheid en samen sterk; tussen klantgericht en streng maar rechtvaardig. Balanceren ook, tussen de
Ik wens u veel leesplezier
lusten en de lasten van ons werk. Ons werk moet immers uw belang dienen: veiligheid, gezondheid, goed onderwijs. Juist de maatschappelijke relevantie van wat wij doen bergt een risico in zich, namelijk dat we onzichtbaar en onbenaderbaar zijn. Een goede balans betekent daarom ook dat begrippen als transparant en consequent; streng en respectvol hand in hand moeten gaan. Zo dient dit document het belang van transparantie. De rijksinspecties werken mee om Nederland veilig en leefbaar te houden, met voldoende mogelijkheden voor economische groei en met ondernemers en burgers die zich daar eveneens verantwoordelijk voor voelen. We belemmeren niet, we begeleiden. We remmen niet, we sturen. Dit boekje neemt u mee door inspectieland – langs feiten en cijfers, om fabeltjes en misverstanden heen en door de werkdag van de inspecteur. Een kijkje in onze keuken tijdens de verbouwing, ofwel: balans en beweging. Ik wens u veel leesplezier. Johan de Leeuw Voorzitter IG-beraad
6/7
Case Handhaven met gevoel en verstand Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
Zelfonderzoek en feedback Eind 2005 viel er de nodige kritiek te beluisteren over toezicht in het algemeen en over de VWA in het bijzonder. Voor het VWA-management was dat aanleiding om zowel bij de eigen inspecteurs als bij de ondernemers na te gaan waar verbeteringen in het handhavingsbeleid mogelijk zijn. Ook is gesproken met betrokken partijen zoals productschappen, brancheorganisaties en maatschappelijke organisaties. De resultaten zijn verwoord in het VWA-rapport “Handhaven met verstand en gevoel”. De koerswijziging richt zich op het verhogen van de effectiviteit van het toezicht en het verminderen van de toezichtlast voor ondernemers die goed presteren. De invoering vindt gefaseerd plaats: vanaf juli 2006 tot eind 2007. Minder controlelast en eigen verantwoordelijkheid De VWA gaat het principe van bonus/malus introduceren in haar toezicht. Bedrijven die aantoonbaar goed presteren, krijgen meer ruimte voor eigen verantwoordelijkheid en minder controles. Slecht presterende bedrijven
en hardnekkige overtreders worden harder aangepakt. De VWA gaat samenwerken met de Arbeidsinspectie en de VROM-inspectie om te komen tot minder rijkscontrole bij de horeca. De samenwerking met de AID in de primaire sector blijft intensief. Risicogerichte aanpak In de toekomst besteedt de VWA minder aandacht aan overtredingen die niet tot concrete risico’s leiden voor volksgezondheid, productveiligheid of dierenwelzijn. Er komen drie categorieën overtredingen: geringe overtredingen, niet ernstige overtredingen en ernstige overtredingen. Alleen de overtredingen die een risico vormen voor de gezondheid of veiligheid van mens of dier, zijn ernstig. Die krijgen prioriteit.
Nalevingshulp De VWA gaat bedrijven meer hulp bieden om te komen tot betere naleving. Door uitleg te geven over regels en het terugkoppelen van inspectieresultaten die niet aan de norm voldoen, helpt de VWA bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid goed op te pakken. Kritisch kijken naar regels Niet alle regels zijn even effectief als het gaat om het terugdringen van risico’s voor gezondheid of veiligheid. De VWA heeft alle wetgeving onder haar toezicht beoordeeld op de mate waarin ze bijdraagt aan het terugdringen van deze risico’s. Eén op de vijf regels draagt niet bij aan risicobeheersing. Daarom heeft de VWA de ministers van LNV en VWS geadviseerd bij het terugbrengen van het aantal regels een heldere afweging te maken tussen het belang van risicobeheersing en andere belangen voor consument en bedrijf (eerlijkheid in de handel, eerlijke concurrentie) en daarbij realistisch te kijken naar effectiviteit van regels en toezicht.
8/9
Broodje aap Gladde tegels, stroeve tegels
In de keukens van horecabedrijven moeten op grond van de Arbowet uitsluitend stroeve tegels liggen om uitglijden te voorkomen. Maar vanuit hygiënisch standpunt moeten er juist gladde tegels liggen. Beleid dat horecaondernemers en controleurs voor een onmogelijke opgave stelt. Is dat ook zo?
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat ervan uit dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van deze regelgeving, inclusief de Arbeidsinspectie en de Voedsel en Waren Autoriteit. Maar de praktijk is weerbarstig. Veel horecapersoneel én inspecteurs leven in de vaste overtuiging dat keukentegels zowel glad als stroef moeten zijn. Daarom dus nu maar eens onomwonden en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar: Er is géén sprake van tegenstrijdigheid tussen voedselveiligheidsregels die gladde vloeren eisen en Arbo-wetgeving die vereist dat alleen stroeve tegels mogen worden gebruikt. Die eisen bestaan niet, noch voor gladde, noch voor stroeve vloeren. Samen met het ministerie hoopt het Museum voor overbodig beleid dat dit steeds weer opduikende en hardnekkige misverstand nu voor eens en altijd de wereld uit is. Bron: Museum voor overbodig beleid
Sinds 1 januari 2006 geldt in de gehele Europese Unie verordening nr. 852/2004 op het gebied van levensmiddelenhygiëne. Daarin staat over vloeren in ruimten waar levensmiddelen worden bereid, behandeld of verwerkt uitsluitend het volgende voorschrift: “Vloeroppervlakken moeten goed worden onderhouden en moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien nodig, ontsmet. Dit betekent dat ondoordringbaar, niet-absorberend, afwasbaar en niettoxisch materiaal moet worden gebruikt”. Tot 1 januari 2006 stond een vergelijkbaar voorschrift in de Warenwet. Met geen woord wordt gerept over een gewenste gladheid of stroefheid van de tegels*). Vereist is uitsluitend dat tegels gemakkelijk schoon te houden zijn en indien nodig kunnen worden ontsmet.
10/11
Feiten & cijfers Voedsel en Waren Autoriteit
Top 5 meest voorkomende overtredingen: 1. 2.583 keer werden eet- of drinkwaren of grondstoffen bij een te hoge temperatuur bewaard. 2. 1.429 keer had het levensmiddelenbedrijf geen passende veiligheidsmaatregelen vastgesteld, toegepast, gehandhaafd en/of herzien. Hierdoor was de veiligheid van de eet- en drinkwaren in dat bedrijf niet gewaarborgd. 3. 1.412 keer was de bedrijfsruimte niet schoon, niet goed onderhouden en/of niet voldoende verlicht. 4. 428 keer werden er eet- of drinkwaren verhandeld die schadelijk zijn voor de gezondheid en/of die ongeschikt waren voor menselijke consumptie. 5. 297 keer waren materiaal en apparatuur, die met levensmiddelen in aanraking konden komen, niet schoon, en / of waren niet zodanig geconstrueerd en onderhouden dat levensmiddelen niet besmet konden worden.
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft in 2005 in totaal 144.000 inspecties uitgevoerd. Daarvan vonden er 59.000 plaats in de horecabedrijven, bedrijfskantines, buurtcentra. Dat betekent dat een horecabedrijf in 2005 1,1 keer door de VWA is bezocht. Aantal geregistreerde inspectiepunten: ± 200.000 Het aantal beschikbare inspectiepunten is met name in de non food sector veel groter. De totale schatting bedraagt ± 700.000 bedrijven en organisaties. Inspectieverdeling per sector: 46% in de vlees- en viskeuring, 22% in de levensmiddeleninspecties, 10% in de grotere productiebedrijven, 5% non-food, 5% importcontroles, 4% uitvoer, 4% drank, horeca en tabak en 4% divers, waaronder dierziekten. Aantal erkenningen in de vee- en vleessector in beheer: ± 15.000
Aantal onderzochte monsters: ± 130.000 De afdeling Bestuurlijke Boetes van de VWA is in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de uitvoerder van het handhavingsinstrument ‘bestuurlijke boete’. Bij overtredingen van de Warenwet, de Tabakswet en de Drank- en Horecawet legt deze afdeling een boete op. Aantal maatregelen: ± 30.000 schriftelijke waarschuwingen, ± 7.000 processen-verbaal of boetebeschikkingen. Tegen de boetes maakt ongeveer 10% bezwaar. Hiervan blijken er jaarlijks circa 20 gegrond te zijn. Cijfers 2005
12/13
“De Voedsel en Waren Autoriteit heeft een prettige samenwerking met de politie. Ik sta op goede voet met ze.” Medewerker Wijnshopper
Feiten & cijfers Openbare Orde en Veiligheid
De totale toezichtslast voor het gehele toezichtsveld van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid bedraagt rond de
7500 uren per jaar
“Het is goed dat de Voedsel en Waren Autoriteit er is om het kaf van het koren te scheiden.” Manager Banketbakkerij
14/15
Case Algemene Doorlichting Rampenbestrijding Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
De vuurwerkramp in Enschede en de ramp in Volendam hebben duidelijk gemaakt dat inzicht in de voorbereiding op rampen in Nederland noodzakelijk is. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt toezicht op de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van rampen. De Inspectie OOV doet dit in samenwerking met de Inspectie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Inspectie Verkeer en Waterstaat van de gelijknamige ministeries en de Inspectie voor de Gezondheidszorg van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Inspectie OOV oefent toezicht uit op de besturen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid en stelt hen, op basis van professioneel en onafhankelijk uitgevoerde inspecties, in staat de veiligheid te verbeteren. Sinds maart 2003 voert de Inspectie OOV dit toezicht systematisch en gestandaardiseerd uit door middel van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR).
Drie fasen De ADR bestaat uit drie fasen. In de eerste fase wordt gekeken naar de kritische processen. Daarna wordt een simulatie in de regio gehouden. In de derde fase worden de bestuurlijke en organisatorische aansturing, het voorkomen van rampen en de actuele voorbereiding van de overige rampenbestrijdingsprocessen getoetst. De Inspectie OOV rapporteert tussentijds aan het regionale bestuur over noodzakelijk door te voeren verbeteringen, alvorens een volgende fase in te gaan. Het enkel uitbrengen van een rapportage volstaat niet bij het tot stand brengen van de gewenste verandering. Een actieve bemoeienis van de Inspectie OOV bij het formuleren en realiseren van de verbeterafspraken blijkt noodzakelijk. Op basis van deze systematiek doet de Inspectie OOV een uitspraak in hoeverre een (veiligheids)regio is voorbereid om mogelijke rampen of grootschalige incidenten te voorkomen, te beperken en te bestrijden. Per regio ontstaat op deze wijze een beeld over de voorbereiding door brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en gemeentelijke diensten. Positieve effecten door de ADR In 2006 is een tussenrapportage over de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding verschenen. De tussenrapportage op basis van doorlichtingen in negen regio’s, uitgevoerd in de periode 2003-2005, toont aan dat de ADR het gewenste effect sorteert. De Inspectie OOV merkt dat besturen van de regio’s daadwerkelijk worden gestimuleerd om de aanbevolen verbeteringen door te voeren. De besturen formuleren plannen op veel cruciale punten in de voorbereiding en voeren verbeteringen ook daadwerkelijk door. Er kan worden gesteld dat het intensieve traject dat de Inspectie OOV met de regio’s is ingegaan, heeft geleid tot de positieve ontwikkelingen.
16/17
Interview Controles van de Algemene Inspectiedienst bevorderen naleving van de regels
De controles op de bestrijdingsmiddelenwetgeving vinden op drie niveaus plaats: 1) bij gebruikers, bij wie de toepassing van bestrijdingsmiddelen wordt gecontroleerd, 2) in de handel, waar jaarlijks een totale bedrijfscontrole op de etikettering, toelating, opslag en het afleveren van de middelen plaatsvindt en 3) bij toelatingshouders/fabrikanten, waar in totaal 50 middelen per jaar op de juiste samenstelling worden gecontroleerd.
Er zijn 47 controleurs binnen de vakgroep Planten, die verdeeld zijn over drie regio’s. Landelijk werken er 580 controleurs voor de AID. Monsters van de gewassen Ben van Dijk vertelt hoe een inspectie naar de toepassing van bestrijdingsmiddelen in zijn werk gaat. De controleur (een inspecteur heet bij de AID controleur) gaat naar de kweker. Daar controleert hij in de bewaarplaats bepaalde stoffen,
Ben van Dijk is Controle Adviseur Planten bij de Algemene Inspectiedienst (AID). Zijn inspectiewerk binnen het vakgebied Planten omvat twee zaken: controle op de bestrijdingsmiddelenwetgeving en strafrechtelijk vangnet voor toezichthouders op het gebied van akkerbouw, tuinbouw en sierteelt. Deze laatste varieert van onderzoeken naar de kwaliteit van bloembollen tot fraude met (export)documenten.
kijkt hij de administratie na, vormt zich een algemene indruk van het bedrijf en indien nodig neemt hij monsters van de gewassen. De monsters gaan naar het laboratorium. Bij consumptieve gewassen worden de monsters zo snel mogelijk onderzocht. De uitslagen van deze monsters worden ook aan de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) doorgegeven. Tussen de AID en VWA bestaan afspraken over de afhandeling van monsters in consumptieve gewassen. Als er immers bestrijdingsmiddelen in de consumptieve gewassen blijken te zitten, moet er adequaat worden opgetreden. Analyse van monsters is duur. Door het plannen van monsteracties en goed overleg met het laboratorium wordt getracht de kosten van monsters te beperken. Per jaar neemt de AID tussen de 400 en 500 monsters. Jonge, hoogopgeleide ondernemers weten dat de controles erbij horen De controleurs werken veelal met zijn tweeën. Niet alleen omdat ze met gevaarlijke stoffen te maken hebben, maar ook vanwege de veiligheid. Bovendien hebben ze met een slimme sector te maken. Als een ondernemer die zijn zaak
18/19
niet op orde heeft de controleurs van de AID ziet, probeert hij dat op een slimme manier te verbergen.
“In het noorden gaat de inspectie er gemoedelijker met een kop koffie aan toe” De reacties zijn heel wisselend. Over het algemeen vinden de ondernemers de controle wel prima. Ze zijn zelfs trots om hun bedrijf te laten zien. Jonge, vaak hoogopgeleide ondernemers weten bovendien dat de controles erbij horen. Maar er zijn er ook bij die de controleurs lastig vinden. Zeker als er strafrechtelijke sancties uit voortkomen is het een ander verhaal. Het kan soms tot (woordelijke) agressie leiden. Ook verschilt de reactie per regio. “In het westen heerst een zakelijkere, snellere handelswijze, in het noorden gaat het er gemoedelijker met een kop koffie aan toe”, schetst Ben van Dijk. “Het is dus belangrijk dat de controleur zijn eigen regio kent en de daarbij behorende aanpak beheerst”. Ben van Dijk geeft aan dat vooral de glastuinbouw een aparte sector is. Deze sector wordt, in vergelijking met andere sectoren, tot nu toe nauwelijks gesubsidieerd. Dit betekent dat deze ondernemers sterker dan in andere sectoren op elke cent letten en een controle heel vervelend
vinden. Een controle kan immers extra kosten met zich meebrengen. Een goede relatie met alle betrokken partijen is dan van groot belang. Doordat elke controleur zijn eigen regio heeft, bouwt hij daar een netwerk op. Positieve en kritische geluiden De AID wordt soms als een strenge inspectie gezien. Uit het imagoonderzoek van 2006 blijkt echter dat ruim 80% van de geïnterviewde akkerbouwers en tuinders de controleurs positief beoordeelt. Natuurlijk is er ook kritiek. Uit het onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat men de regels onduidelijk vindt. Ook denkt een bedrijf soms dat de AID al langs is geweest, terwijl dit een controle van een andere instantie (bijvoorbeeld het waterschap) betrof. Bedrijven zijn vaak aangesloten bij verschillende private instanties, waardoor ze automatisch
jaarlijks worden gecontroleerd. Slechte ervaringen met deze instanties reflecteren ze dan op de inspectie van de AID. Door de frontoffice die nu voor de primaire sector wordt gevormd, worden in ieder geval de inspecties van de rijksdiensten gestroomlijnd. Van inspectie naar voorlichting De inspecties zijn absoluut noodzakelijk. De controleurs hebben kennis van de sector, het geld voor de monsters wordt verantwoord besteed en snelle signalering is noodzakelijk. Ook speelt de inspectie een gedegen rol bij het halen van de doelstelling om in 2010 95% minder bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater en in het drinkwater te hebben. De geplande verandering van het controlebeleid zou er echter wel toe kunnen leiden dat de AID meer voorlichting gaat geven in plaats van puur en alleen het uitschrijven van procesverbalen. Door de inzet van handhavingscommunicatie merkt de AID al dat de naleving in bepaalde delen van de sector verbetert. Samenwerking loont De Algemene Inspectiedienst werkt regelmatig samen met de Arbeidsinspectie, de politie en de VWA. Ben van Dijk: “Met sommigen vindt regulier overleg plaats, anderen tippen elkaar als ze iets is opgevallen tijdens een inspectie. Soms is de eigen waarneming bij een inspectie voldoende, op een ander moment is de expertise van een andere inspectie noodzakelijk. Ook worden de resultaten van een onderzoek naar aanleiding van een monster uitgewisseld”.
20/21
Broodje aap Stoelen van de scouts
En tot slot; de Arbeidsinspectie heeft wel wat beters te doen dan scoutinggroepen te controleren op hun stoelen. De slimme hopman smeerde dus een broodje aap. Scouting kan gerust zijn: een kruk met vier poten mag ook. Bron: Museum voor overbodig beleid
De Arbowet moet ervoor zorgen dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. In de wet zijn onder andere regels opgesteld voor de werkomgeving en het werkmeubilair. De stoelen die voldoen aan de eisen hebben tegenwoordig allemaal vijf poten op wieltjes. Dat reduceert de kans op omvallen. De wet geldt ook voorvrijwilligers- organisaties*. Dat deed een slimme hopman ineens beseffen dat ook scouts tijdens hun bijeenkomsten op stoelen met vijf pootjes zouden moeten zitten. Zijn alarmkreet bereikte de hogere regionen van Scouting Nederland, en ergens onderweg was er de toevoeging aan vast blijven hangen, dat de Arbodiensten streng op de wet zouden toezien. Leiden in last, want dat ging de scoutinggroepen veel geld kosten. Het is waar. De Arbowet regelt de rechten en plichten van werkgevers en werknemers. Ook in vrijwilligersorganisaties waar sprake is van een zekere gezagsverhouding gelden de Arboregels. Maar de leden van scouting zijn natuurlijk geen werknemers van de akela of de hopman. Bovendien staat nergens in de wet dat een stoel vijf poten moet hebben. Daarin worden alleen de werk- en zithouding omschreven. Dat bureaustoelen vijf poten op wieltjes hebben is omdat ze daardoor lekker rijden en goed bestuurbaar zijn.
22/23
Feiten & cijfers Arbeidsinspectie
De kans op een bedrijfsbezoek is
3% per jaar.
De Arbeidsinspectie bezoekt in het kader van de Arbowet: 1x in de 5 jaar bedrijven met meer dan 100 werknemers, 1x in de 13 jaar bedrijven met 10-100 werknemers en
1x in de 77 jaar bedrijven tot 10 werknemers.
Voor de bedrijfstakken (alle grootteklassen) is dat: Bouw: 1x in de 9 jaar Industrie: gemiddeld 1x in de 16 jaar (dit is een gemiddelde voor de gehele industrie. Per (deel)sector zijn er aanzienlijke verschillen). Publieke dienstverlening: 1x in de 25 jaar en Commerciële dienstverlening: 1x in de 50 jaar.
Het aantal actieve inspecties op het terrein van de Arbo- en de Arbeidstijdenwet bedraagt ruim 13.000 per jaar. Het aantal inspecties naar aanleiding van ongevallen en klachten schommelt tussen de 4.000 en 5.000 per jaar. Per jaar wordt in het kader van de Arbo- en de Arbeidstijdenwet voor ruim € 7.000.000,- aan bestuurlijke boetes opgelegd. In het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen bedraagt het totale bestuurlijke boetebedrag circa € 13.000.000,-. Cijfers 2004/2005
24/25
Case Satellietontvangers van
Vorige maand ontving Agentschap Telecom een klachtmelding van de Kustwacht. De Kustwacht had een melding ontvangen van het internationale satellietgrondstation in Toulouse. In de omgeving van Vlissingen had een satelliet een signaal ontvangen op de luchtvaartnoodfrequentie.
Turkse bakker verstoren noodfrequentie Agentschap Telecom
Een aantal weersatellieten is uitgerust met ontvangapparatuur voor de noodfrequenties van lucht- en scheepvaart. Op deze frequentie werken de noodbakens van schepen en vliegtuigen. Bij ontvangst van signalen op de noodfrequenties alarmeren deze satellieten een internationaal grondstation in Toulouse. Aan de hand van de waargenomen positie van het signaal licht het grondstation het nationale reddingscoördinatiecentrum in. Voor Nederland is dat de Nederlandse Kustwacht.
Inspecteurs van Agentschap Telecom zijn naar Vlissingen gegaan om het signaal te lokaliseren. De zoektocht leidde hen naar een Turkse bakkerij in Vlissingen. De bakker bleek boven deze bakkerij kamers te verhuren. Op twee van deze kamers troffen de inspecteurs satellietontvangers aan die door de huurders gebruikt werden voor het kijken naar buitenlandse omroepprogramma’s. Deze ontvangers bleken de bron van de storing. Het stoorsignaal was sterk genoeg om de satelliet te bereiken en de alarmering in werking te stellen. Bij nader onderzoek bleek dat de aangetroffen apparatuur niet voorzien was van het wettelijk verplichte CE-keurmerk en niet aan de hieraan gestelde normen voldeed. Uit een vervolgonderzoek zal moeten blijken of deze apparatuur in Nederland of binnen Europa wordt verhandeld. Indien dit het geval is zal actie worden ondernomen om verdere verspreiding van deze apparatuur te voorkomen.
26/27
Feiten & cijfers Agentschap Telecom
Agentschap Telecom is verantwoordelijk voor de uitvoering van en het toezicht op het beleid op het gebied van elektronische communicatie. De Telecommunicatiewet vormt een belangrijk wettelijk kader waarbinnen het Agentschap Telecom werkt. De afdeling Toezicht van het agentschap houdt exclusief toezicht op de naleving van de bepalingen uit de Telecommunicatiewet.
Toezicht wordt gehouden op: - Het gebruik van het frequentiespectrum - Elektrische en elektronische apparaten - Bevoegd aftappen - Continuïteit en beschikbaarheid van netwerken. Ontwikkelingen Ontwikkelingen op zowel nationaal als internationaal niveau hebben ertoe geleid dat de aard van het toezicht is veranderd en dat de groep onder toezicht gestelden sterk is toegenomen. Door de toename van de groep onder toezicht gestelden is het toezichtveld te groot geworden om tegen alle illegaal gebruik en problemen handelend op te treden. Het is daarom noodzakelijk keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Deze keuzes worden gemaakt met behulp van risicoanalyses. Hierdoor is een verschuiving van het toezicht van ex ante naar ex post ontstaan. Naast het toezicht op regelconformiteit gaat meer aandacht naar toezicht op beleidsconformiteit. Op basis hiervan worden adviezen opgesteld voor de beleidskern. De aard van de overtredingen is veranderd. Met als gevolg een verschuiving van het accent van strafrechtelijk handhaven naar bestuursrechtelijk handhaven.
Ontwikkelingen in de afgelopen periode hebben ertoe geleid dat Agentschap Telecom ook toezicht gaat uitvoeren op andere terreinen. Vanaf 2007 wordt toezicht gehouden op de naleving van: 1. Wet informatievoorziening ondergrondse netten 2. Ruimtevaartwet 3. Wet inzake productveiligheid. Hoe houden we toezicht? Monitoring van frequentiegebruik In Nederland staan diverse meetantennes opgesteld om het radiospectrum te bewaken. Door permanente frequentiemonitoring is het agentschap in staat om onderbouwde adviezen uit te brengen aan zowel nationale als internationale beleidsmakers. Voor een adequaat monitoringsprogramma werkt het agentschap internationaal samen met andere partijen. Door het continu monitoren van het frequentiegebruik wordt bijgedragen aan: - Het ontwikkelen van beleid door middel van beleidseffectrapportages - Specifieke onderzoeksopdrachten - Het optimaliseren van het radiofrequentiespectrum - Het onderzoek naar flexibilisering van het frequentiebeleid - Het verkrijgen van inzicht in het effect van toename van vergunningvrije radiotoepassingen - Onderzoek naar de kwetsbaarheid van vitale radiocommunicatie - Het opheffen van storingen - Het tegengaan van illegaal gebruik van zenders - Het voorkomen van congestie in het radiofrequentiespectrum.
28/29
Preventief toezicht Door actief te communiceren met de verschillende doelgroepen, kan worden voorkomen dat overtredingen van wet en regelgeving worden begaan. Met deze aanpak kan worden gerealiseerd dat de spontane naleving hoog scoort. Markttoezicht via internet Desktop markttoezicht is het via internet volgen en controleren van de handel in apparaten die te koop worden aangeboden. Des te eerder er zicht is op de handel, des te eerder kan het agentschap, indien nodig, ingrijpen. Verboden apparaten kunnen hierdoor veel eerder worden ontdekt. Deze efficiëntere manier van toezicht werkt kostenbesparend en stimuleert de onderlinge samenwerking tussen internationale toezichtautoriteiten.
Strafrecht versus bestuursrecht In geval van een overtreding van de Telecommunicatiewet worden de strafrechtelijke en de bestuursrechtelijke handhavingsmethoden naast elkaar toegepast. De wetgever heeft echter beoogd om het accent te leggen op het bestuursrechtelijke instrumentarium. De inzet van het strafrecht zal aan de orde zijn als de bestuursrechtelijke middelen minder effectief blijken te zijn, dan wel indien de mate van overtreding dermate ernstig is dat een bestuursrechtelijke actie niet gepast is. Het strafrecht kan als “stok achter de deur” fungeren als de bestuursrechtelijke weg om welke reden dan ook geen oplossing biedt.
Agentschap Telecom voert 50% van de inspecties onverwacht uit. 250 inspecties vinden feitelijk aan boord van de 45.000 binnen- en pleziervaartschepen plaats. 100 inspecties worden bij de 45.000 kleine en grote luchtvaartgebruikers op afstand gehouden. De inspectie bezoekt jaarlijks 100 van de 3.000 bedrijven die signalen mogen aftappen. 100 van de 350 organisaties binnen de publieke en commerciële omroep krijgen jaarlijks een bezoek van de inspecteur. Cijfers 2005
30/31
Broodje aap Stoken in de frisse lucht
Via Postbus 51 adviseert de overheid het huis goed te ventileren. Het is het beste als er altijd een raampje openstaat, zegt het televisiespotje. Daarmee wordt dwars ingegaan tegen de eisen die het bouwbesluit stelt aan de energieprestatie van woningen en gebouwen. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu stelt bepaalde eisen aan gebouwen. Deze eisen liggen vast in het Bouwbesluit. Bijbehorende normering is vastgelegd in NEN-normen. Sinds 1995 stelt het Bouwbesluit ook eisen aan de energiezuinigheid. Dat gebeurt aan de hand van zogenaamde energieprestatienormen. Deze geven de bouwwereld een keus in hoe de energiezuinigheid van een gebouw is te realiseren. De eisen zijn niet gericht op specifieke maatregelen, maar op een totaalpakket van maatregelen voor de noodzakelijke energiezuinigheid van een gebouw: de energieprestatie.
De combinatie van tegenstrijdig beleid maakt het stuk tot een van de topstukken in de collectie absurdistische kunst van het museum. De hamvraag is wel: welk beleid is hier overbodig? Is dat de oproep tot continu ventileren, of – gelet ook op het advies van Eneco – die lage Energie Prestatie Coëfficiënt die de kosten van woningbouw sterk verhoogt? Bron: Museum voor overbodig beleid
In 2006 verschijnen op televisie de Postbus 51-spotjes die bewoners adviseren vooral ramen te openen en altijd goed te ventileren. Dat is goed voor de gezondheid en voorkomt vochtproblemen. Volgens energiebedrijf Eneco is het zelfs energiebesparend om ook in de winter af en toe te ventileren, omdat de lucht in ruimten waarin wordt gewoond altijd vochtig wordt, terwijl het opwarmen van droge lucht sneller en dus zuiniger gebeurt. Maar Eneco bedoelt een kwartiertje per dag een raam of deur openzetten. In het Postbus 51-spotje wordt ventileren vergeleken met de ademhaling van een mens. Je hoeft er maar even mee te stoppen en de dood staart je in het gezicht. Dat lijkt op zich al overdreven. Bovendien doet de oproep van het ministerie een betere isolatie van woningen volledig teniet.
32/33
Feiten & cijfers VROM-Inspectie
De taken van de VROM-Inspectie zijn benoemd in ruim 250 wetten, convenanten en regelingen. Hierbij zijn in principe 1.300.000 bedrijven en alle overheden betrokken. Prioriteit wordt gegeven aan ongeveer 60 wettelijke taken waar een groot risico optreedt bij niet-naleving. Prioritaire onderwerpen zijn onder andere de Europese verordening betreffende het toezicht en de controle op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (EVOA), en diverse besluiten van de Kernenergiewet en de Waterleidingwet. In 2005 werden op grond van de kernenergiewet 121 controles uitgevoerd bij schrootbedrijven, ziekenhuizen, laboratoria en industrie. Hierbij werden 55 overtredingen geconstateerd. Voor de EVOA werden 464 transportcontroles uitgevoerd en 267 inrichtingen gecontroleerd. Hierbij werden 542 overtredingen geconstateerd. Op grond van de waterleidingwet werden 75 eigen winningen gecontroleerd. Hierbij werden 38 overtredingen geconstateerd.
Alle gemeenten worden eens in de vier jaar doorgelicht op uitvoering van de taken op het gebied van bouwen, milieu en ruimte. In 2005 zijn 103 gemeenten onderzocht. De kwaliteit van de uitvoering van die taken die als primaire taken van gemeenten gezien worden, vergunningverlening, vaststellen bestemmingsplannen en toezicht en handhaving, werd als volgt beoordeeld;
Adequaat
Deels adequaat
Niet adequaat
Verlenen bouwvergunning
16
75
9
Verlenen milieuvergunning
16
69
15
Bestemmingsplannen (actueel en inhoudelijk voldoende)
11
55
34
Toezicht en handhaving Bouwen
11
70
19
Toezicht en handhaving Milieu
18
56
25
Toezicht en handhaving Ruimte
16
44
40
Cijfers 2005
34/35
Case Verminderde toezichtslast in ziekenhuizen Inspectie van de Gezondheidszorg
In de sector ziekenhuizen is toezicht in beweging. De ziekenhuizen organiseren de eigen bedrijfsvoering steeds professioneler. De overheid zoekt daarbij naar nieuwe vormen van toezicht, met als rode draad dat ziekenhuizen als eerste verantwoordelijk zijn voor de naleving van wet- en regelgeving. Op termijn zal het toezicht bij ziekenhuizen meer op afstand plaatsvinden in combinatie met steekproeven in het veld. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) baseert zich daarbij op een set van dertig indicatoren waarover ziekenhuizen jaarlijks aan de IGZ moeten rapporteren. Op grond van deze rapportages richt de IGZ haar inspectieplannen in. Andere rijksinspecties die – ieder vanuit hun eigen discipline – ook toezicht houden op ziekenhuizen, herijken eveneens hun handhavingsplannen. Een eerste stap in de richting van het veranderde toezicht is door vijf inspecties gezet. Het betreft hier de inspectieactiviteiten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Arbeidsinspectie, de VROM-Inspectie, de
Voedsel en Waren Autoriteit en de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De vijf betrokken rijksinspecties hebben samen met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en de Orde van Medisch Specialisten de verbetering van hun onderlinge samenwerking onderzocht. Het doel was om onnodige toezichtlast te verminderen en de effectiviteit en de efficiëntie van toezicht te verhogen. De concrete doelstelling was een vermindering van de toezichtlast met 25%. In 2006 vindt tevens meting van de toezichtslast voor de ziekenhuizen plaats. Zodoende valt op een later tijdstip vast te stellen of de 25%-reductiedoelstelling is gehaald.
Deze eerste stap resulteerde in het bundelen van de inspectiejaarplannen in één jaarplan voor de ziekenhuizen voor het jaar 2006. Dit maakt het mogelijk voor ziekenhuizen te overzien welke inspecties ze in dit jaar kunnen verwachten, welke daarvan worden aangekondigd en welke niet en wat het tijdsbeslag is dat met de inspecties gepaard gaat. De vijf inspecties willen echter verder gaan in hun ambitie om de toezichtlast te verminderen. In 2007 zetten de inspecties vervolgstappen: de IGZ intensiveert de samenwerking met andere inspecties bij ziekenhuizen in de vorm van de één-loket-formule met de IGZ als coördinator. “Achter het loket” vindt onderlinge afstemming van informatieverzameling, inspectiebezoeken en uitwisseling van toezichtgegevens plaats. Daarnaast onderzoeken de inspecties of zij onderling meer gebruik kunnen maken van hun inspectieresultaten, zodat zij selectiever en effectiever kunnen werken. Voor de langere termijn onderzoeken de inspecties in hoeverre een gezamenlijk handhavingsbeleid op basis van meer integrale risicoanalyse mogelijk en zinvol is. Als blijkt dat het doelmatig is en de toezichtlast helpt verminderen, zullen de inspecties hun toezichtsactiviteiten bundelen.
36/37
Feiten & cijfers Inspectie van de Gezondheidszorg
De Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op zo’n 800.000 beroepsbeoefenaren en ruim 3.000 instellingen achter meer dan 60.000 adressen.
Gehanteerde methodiek De standaard werkwijze binnen de inspectie is de methodiek van gelaagd en gefaseerd toezicht (GGT). Met deze methodiek verhoogt de inspectie de transparantie, uniformiteit, efficiëntie en effectiviteit van het toezicht. - Fase 0: De IGZ stelt in samenwerking met het veld normen en prestatie-indicatoren op. De IGZ valideert de normen die de basis zijn voor handhaving. De prestatie-indicatoren zijn de basis voor het meten van de kwaliteit van de zorg en daarmee voor het vaststellen van risico’s. - Fase 1: De IGZ verzamelt informatie op grond van indicatoren en analyse ervan. De analyse leidt tot risicodetectie. - Fase 2: De IGZ legt daadwerkelijke toezichtbezoeken af bij die instellingen of individuele beroepsbeoefenaren die als risicovol uit de analyse zijn gekomen. Als risico’s te groot zijn, kan de inspectie verscherpt toezicht instellen. Bij verscherpt toezicht moet een instelling op grond van een plan van aanpak op korte termijn de risico’s aantoonbaar opheffen. - Fase 3: Opsporing en handhaving. Hierbij kan de inspectie maatregelen hanteren als een aanwijzing, een bevel (bijvoorbeeld tot sluiting van (een deel van) de instelling) of het aanbrengen van beroepsbeoefenaren bij de tuchtrechter.
“De inspectiedienst zou vaker langs moeten komen aangezien wij toch met geneesmiddelen werken.” Medewerker parfumerie drogisterij
38/39
Broodje aap De overlevingsstrategie van de hoofdluis
Er zou een richtlijn zijn die heel nauwkeurig bepaalt op welke afstand van elkaar en op welke hoogte de kapstokjes voor de kleuterjasjes van de basisschoolleerlingen in groep 1 en 2 moeten hangen. En de controle is streng. Een staaltje van overbodig beleid, zegt men. Maar over welke richtlijn gaat het? Kapstokhaakjes kunnen gemene dingen zijn, waar je je lelijk aan kunt stoten. Onstuimige en ravottende kinderen moeten daartegen worden beschermd. Dus het lijkt niet zo onlogisch dat voor basisscholen voorschriften bestaan over het aanbrengen van kapstokken.
Ter voorkoming van besmettingen en de bestrijding van hoofdluis bij kinderen adviseren de GGD’s de kapstokhaken ‘verder uit elkaar’ te plaatsen. Maar wat dat precies betekent is niet duidelijk. Er bestaat hiervoor geen vastgelegde regelgeving. Die lijkt ook ondoenlijk. Wie wel eens een basisschool in de winter bezoekt en al die kleurrijke jasjes, mutsen en dassen tegen de wand ziet hangen, beseft dat je wel hele lange gangen nodig hebt om eventuele luizen te beletten van het ene bolletje op het andere te springen. Dit voorbeeld van overbodig beleid is derhalve een heus broodje aap. Er bestaan geen regels op dit gebied, laat staan dat ze (streng!) worden gecontroleerd. Bron: Museum voor overbodig beleid
Maar in de bouwvoorschriften voor scholen is zo’n bepaling niet te vinden. Niet vanuit de Europese of landelijke overheid en ook niet vanuit de bouw zelf. Vanuit de Arbowet zijn scholen verplicht een veiligheidsplan op te stellen. Zowel sociale veiligheid (pesten, discriminatie, geweld, seksuele intimidatie) als fysieke veiligheid dienen daarmee zoveel mogelijk te zijn gewaarborgd. Bij dit laatste kan gedacht worden aan kapstokjes op veilige hoogte of aan de binnenkant van een plankje. Maar in de wet zijn slechts speeltoestellen, trappen, meubilair en de brandveiligheid beschreven. Geen woord over kapstokhaakjes.
40/41
“Ik vind de relatie met de Inspectie Werk en Inkomen verbeterd. Meer afstemming, minder verrassingen. Al met al geven de rapporten van de inspectie ons geen opzienbarende eyeopeners, maar het toezicht zet wel wat extra druk op onze verbetertrajecten. Het houdt ons scherp.”
Case ’Slapers’ op de loonlijst Inspectie Werk en Inkomen
Begin 2005 verschenen er berichten in de krant dat sommige bedrijven voor sociale werkvoorziening (Wsw-bedrijven) ‘slapers’ op de loonlijst hebben staan: Wsw’ers die door ziekte niet meer in het Wsw-bedrijf kunnen werken en een WAO-uitkering ontvangen. De bedrijven betalen de WAO’ers geen loon meer, maar krijgen nog wel subsidie van de overheid. Bovendien houden de WAO’ers plaatsen bezet, terwijl er mensen op een wachtlijst staan. Hoewel de wet de situatie niet expliciet verbiedt, strookt deze niet met de bedoeling van de Wsw. Op verzoek van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stelt de inspectie een onderzoek in. Over de aanpak van het onderzoek overlegt de inspectie met medewerkers van het Ministerie van SZW en met de koepel van Wsw-bedrijven, Cedris, die de Wsw-bedrijven direct oproept de plaatsen van de ‘slapers’ vrij te maken. Het onderzoek laat zien dat er 780 ‘slapers’ op de loonlijsten van de Wsw-bedrijven staan; zij bezetten net iets meer dan een half procent van de beschikbare plaatsen. Bij ongeveer zeventig procent van de gevallen had het Wsw-bedrijf al afspraken gemaakt om de situatie te beëindigen. De ongewenste situatie doet zich dus slechts beperkt voor, maar er is naar schatting 11,9 miljoen euro aan subsidies mee gemoeid. De staatssecretaris informeert de Tweede Kamer en verzoekt de uitvoeringsorganisaties de ongewenste situaties te beëindigen. Cedris steunt dat verzoek en roept de aangesloten bedrijven nogmaals op om de plaatsen vrij te maken voor mensen op de wachtlijst. De staatssecretaris kondigde verder aan dat hij de regels voor de Wsw zal aanpassen, zodat de subsidies niet meer voor ‘slapers’ kunnen worden ingezet.
Joop Linthorst, voorzitter Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut voor Werknemersverzekeringen. Jaarverslag IWI 2004
42/43
Interview Al 25 jaar bij de Arbeidsinspectie
Flip Witjes is al bijna 25 jaar inspecteur bij de Arbeidsinspectie. Hierdoor weet hij als geen ander een helder beeld te schetsen van het inspectiewerk. Flip Witjes komt bijna dagelijks bij horecaondernemingen, detailhandelaren, recreatieparken en kampeerterreinen. In 70% van de gevallen gaat het om projectmatige inspectiebezoeken, 30% van de gevallen zijn zogenaamde reactieve inspecties. Deze laatste zijn onderzoeken van meldingen van ongevallen en/of klachten over de arbeidsomstandigheden. Alleen meldingsplichtige ongevallen worden
onderzocht; dit zijn ongevallen waarbij sprake is van ziekenhuisopname, blijvend letsel, of overlijden. De Arbeidsinspectie beschikt over zes kantoren in verschillende regio’s. Bij de regio Arnhem werken ongeveer 75 inspecteurs, terwijl er landelijk ongeveer 500 actief zijn. Net als Flip Witjes werken heel wat inspecteurs al heel lang bij de Arbeidsinspectie, 30 à 40 jaar is niet ongewoon! Een inspecteur gaat in principe alleen op pad. Alleen bij dodelijke ongevallen en eventueel bij gevaarlijk werk gaat er wel eens een collega mee. Beleidsmatige, organisatorische en facilitaire invalshoeken Een inspectie vindt meestal onverwachts plaats. De inspectiedienst schrijft voor een bepaalde sector een projectplan, waarin het thema en de aandachtspunten van de inspecties staan beschreven. Tijdens Flip Witjes’ ronde door het bedrijf let hij op die punten en stel dat agressie en geweld het thema van inspectie is, dan wordt het bedrijf vanuit de beleidsmatige, organisatorische en facilitaire invalshoeken beoordeeld. In een supermarkt wordt bijvoorbeeld gekeken of de kassa’s logisch geplaatst staan (organisatorisch) en of er camera’s hangen (facilitair).
“50% van de inspecties geeft als uitkomst: niet in orde” “Gemiddeld vijftig procent van de inspecties binnen de sectoren waar ik inspecteer, heeft als uitkomst: ‘niet in orde’ ”, zegt inspecteur Witjes. “Dit is natuurlijk mede te verklaren door het feit dat de Arbeidsinspectie met name risicovolle bedrijven/sectoren bezoekt. Indien tijdens een inspectie een overtreding wordt geconstateerd, kan dit leiden tot het geven van een waarschuwing, het stellen van een eis of het direct opmaken van een boeterapport (bij ernstige overtredingen). In de eerste twee gevallen wordt (bijvoorbeeld na drie maanden) een controle gehouden. Indien bij de controle blijkt dat de zaak niet in orde is, zal de inspecteur alsnog een boeterapport opmaken tegen de overtreder. In het kader van de wettelijk vereiste ‘functiescheiding’, beoordeelt de boeteoplegger in Den Haag op grond van dit rapport en de (eventuele) zienswijze van de overtreder of daadwerkelijk een boete kan worden opgelegd.
44/45
Indien de overtreding bijvoorbeeld niet (volledig) verwijtbaar blijkt of de overtreding onvoldoende wordt bewezen, dan kan de boeteoplegger besluiten een verlaagde, dan wel geen boete op te leggen’’. Als de overtreder het niet eens is met de boeteoplegging, kan deze bezwaar indienen bij de staatssecretaris. Meestal volgt er dan een hoorzitting, waarbij de betrokken partijen hun argumenten kunnen aanvoeren. Hierna wordt de beslissing op bezwaar genomen. Indien de overtreder het niet eens is met de nieuwe beslissing, kan hij in (hoger) beroep bij de bestuursrechter en de Raad van State”. A-, B- of C-gedrag Over het algemeen wordt er neutraal gereageerd op een bezoek van de inspectie. Een boete krijgen is natuurlijk nooit leuk en als de onverwachte inspectie niet uitkomt, wordt het ook minder gewaardeerd. Fysiek geweld tegen inspecteurs komt gelukkig niet veel voor, verbaal geweld wat vaker. Flip Witjes werd er alleen niet warm of koud van toen hij rond kerst een ‘zielige oliebol’ genoemd werd. Meestal probeert hij het ijs te breken door een grap terug te maken. De man kon er daardoor alsnog om lachen.
“Het is de kunst om uit te leggen waarom iemand een boete krijgt”
Bij de Arbeidsinspectie maakt men onderscheid tussen het zogenaamde A-gedrag, de uitvluchten, B-gedrag, het uitvoeteren van de overheid, en het C-gedrag, het uitvoeteren van de inspecteur zelf. Volgens Flip Witjes is de uitdaging het gedrag om te buigen naar een minder erge vorm. Bovendien is het de kunst om uit te leggen waarom iemand een boete krijgt. Ook dat neemt de woede van de geïnspecteerde wel weg.
consumptiebonnen te gaan verkopen. Hierdoor konden de 14-jarigen suikerspinnen blijven draaien en daar consumptiebonnen voor ontvangen. Ook verschillen de werktijden nogal. Zo moest Flip eens op inspectie om te controleren of krantenbezorgers niet te vroeg begonnen. Hiervoor moest Flip al vroeg op pad; eerst kijken waar de krantenbezorger zijn kranten ging halen en vervolgens kijken hoe laat hij startte. Bij dit voorbeeld vraagt Flip Witjes zich echter wel af wanneer het de verantwoording van de ouders is en wanneer van het bedrijf. De inspectie gaat hier soms wel heel ver in, aldus Flip. Relevant en dankbaar werk Er zijn weinig misverstanden over de Arbeidsinspectie. De enige die Flip Witjes aan weet te geven is dat de inspectie nog wel eens wordt verward met de Arbo-diensten. “En relevant, dat is de Arbeidsinspectie zeker!”. Bovendien is het inspectiewerk dankbaar werk; 90% leidt tot verbeteringen!
Flip Witjes vindt zijn baan als inspecteur bijzonder leuk. Het is afwisselend en hij komt overal. Met name de horeca en pretparken spreken hem aan. Bij de inspectie van een suikerspinnenkraam ontdekte hij ooit dat 14-jarigen suikerspinnen verkochten. Het is echter verboden dat kinderen onder de 16 jaar verantwoordelijk zijn voor geldzaken. Het bedrijf wist dit op te lossen door
46/47
Case Digitale kaart brengt mesttransport in beeld Algemene Inspectiedienst
Sinds 2006 kent Nederland een nieuwe Meststoffenwet, waarbij strenge regels zijn opgesteld voor het vervoer, de opslag en het gebruik van dierlijke meststoffen. De Algemene Inspectiedienst (AID) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een belangrijke taak om te controleren of de sector zich aan de nieuwe wetgeving houdt. De nieuwe Meststoffenwet is noodzakelijk om de uitstoot van nitraat terug te brengen, zodat deze voldoet aan de Europese normen. Zuid- en
Oost-Nederland hebben een mestoverschot, terwijl in Noord- en West-Nederland boeren deze mest hard nodig hebben voor de bemesting van hun land. Jaarlijks wordt er om deze reden 13 miljoen ton mest over de Nederlandse wegen vervoerd. Meststoffen mogen uitsluitend worden vervoerd door geregistreerde mesttransporteurs die moeten verantwoorden hoeveel mest er van A naar B wordt gebracht. Ook boeren die mest laten afvoeren en afnemen moeten dit administratief verantwoorden. De AID maakt gebruik van een nieuwe vorm van handhaven, programmatisch handhaven. Dit houdt in dat vóór, tijdens en na de controles de naleving van de regels wordt gemeten. Voor de controles van de mesttransporten beschikt de AID over een innovatief systeem waarmee een beeld wordt verkregen hoe de meststromen verlopen. Via een digitale kaart van Nederland kan op elk moment worden gekeken waar mest wordt geladen en gelost. Door koppeling van allerlei gegevens in het digitaal dossier kan bijvoorbeeld worden beoordeeld of het mesttransport is aangemeld en of aan de administratieve verplichtingen is voldaan. Ook wordt zo een beeld verkregen hoeveel mest boeren hebben afgezet of afgenomen. Hierdoor kan de handhaving van de AID zich richten op de risicogroepen. Naast de transporteurs van mest zijn dit ook boeren die met de afvoer van een hoge mestproductie te maken hebben. De laagrisicogroepen hebben hierdoor minder toezichtslast. Niet alleen de Algemene Inspectiedienst is positief over het programmatisch handhaven. Ook zijn er overwegend positieve reacties uit de sector. Transporteurs die dure investeringen hebben gedaan in GPS en computerapparatuur zijn blij dat er streng wordt gecontroleerd. Oneerlijke concurrentie wordt zo voorkomen en er kan weer voor een marktconforme prijs mest worden getransporteerd.
48/49
Feiten & cijfers Algemene Inspectiedienst De Algemene Inspectiedienst (AID) houdt toezicht op de naleving van vele wetten, zoals de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, mestwetgeving, diervoederwetgeving, gewasbeschermingsmiddelenwetgeving, natuurbeschermingswetgeving, visserijwetgeving. De inspecties hebben betrekking op aspecten als voedselveiligheid, diergezondheid, natuurbehoud, milieu, duurzame productie. De AID kent een aantal verschillende doelgroepen zoals de primaire sector (akkerbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij), maar ook transporteurs, jagers, beheerders van natuurgebieden. De grootste inspectiedruk ligt bij de deelsector vis. De visserijvloot bestaat uit ongeveer
600 schepen.
Per jaar worden 4.800 controles verricht. In de andere drie sectoren, akkerbouw, tuinbouw en veeteelt, bevinden zich ongeveer 85.000 bedrijven die in aanmerking kunnen komen voor controle. In 2005 zijn 24.000 bedrijven bezocht. De intensieve veehouderij wordt gemiddeld eens in de 5 jaar bezocht. In tuin- en akkerbouwbedrijven ligt de frequentie op gemiddeld eens in de 10 jaar. Cijfers 2005
“Het is soms vervelend als er een ongelukje is gebeurd; dan voel je wel een inspectiedruk. Onlangs was er een slang gebarsten en was er 1 m3 mest in een regenput gekomen. Met een paar regenbuien trekt het allemaal wel recht. Officieel moet je het melden aan een milieuambtenaar, maar als je een keer door rood licht rijdt, meld je dat ook niet aan de politie. Op dat moment hoop je in ieder geval dat de inspectie niet langs komt.” Gert Jonkhans, eigenaar veehouderij
50/51
Case Integraal Toezicht Jeugdzaken: pleidooi voor samenwerking Inspectie van het Onderwijs
In Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) werken vijf rijksinspecties samen: de Inspectie voor Gezondheidszorg, de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Inspectie Werk en Inkomen. ITJ kijkt vooral hoe de organisaties voor de jeugd samenwerken - vaak zit daar namelijk de zwakke plek. Door een betere samenwerking tussen de partners in de keten (zoals scholen, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg
en politie) kunnen kinderen met problemen eerder de hulp krijgen die ze verdienen. In pilots met vijf gemeenten is de aanpak van ITJ ‘uitgetest’. Het vertrekpunt voor toezicht was steeds een concreet probleem, bijvoorbeeld jeugdcriminaliteit, zwerfjongeren of kindermishandeling. Een andere invalshoek dus dan de ‘gewone’ inspecties, die vooral de kwaliteit van de voorzieningen beoordelen. In de pilot met de gemeente Venlo is de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in Venlo onder de loep genomen. Projectleider Corrie Gorissen: “Duidelijk werd dat veel gegevens ontbraken van jongeren die niet meer op school zaten, maar ook niet werkten. Een ‘grijze groep’ dus, nergens geregistreerd. Inspecties die elk naar hun eigen terrein kijken, toezicht per sector dus, krijgen zoiets niet zo snel boven water. Alleen het integrale toezicht kijkt naar het héle probleem, hoe de maatschappelijke werkelijkheid is en hoe sluitend de aanpak is”. De ITJ-inspecteurs onderzoeken en oordelen niet alleen, maar proberen vervolgens betrokken partijen zelf tot concrete acties te stimuleren. Zo heeft de gemeente Venlo samen met de organisaties een actieplan opgesteld in reactie op de bevindingen van ITJ. Gorissen: “Daarin staan concrete actiepunten. Zo gaat Venlo nu die ‘grijze groep jongeren’ één voor één benaderen, echt thuis opzoeken. Ook het Centrale Meldpunt Leerplicht wordt beter bemand en de middelbare scholen gaan intensiever samenwerken in het opvangen van elkaars leerlingen”. De komende twee jaar volgt een ITJ-inspecteur de uitvoering van het actieplan van Venlo. Na die twee jaar komt er een vervolgonderzoek om te kijken wat de effecten van het actieplan zijn en of de samenwerking ook echt tot betere resultaten leidt. “Want ook dát is ITJ: we doen het niet om elkaar van de straat te houden, maar om het resultaat. Het moet echt wat opleveren”.
52/53
Als inspecteur van het Onderwijs vraag je je steeds af: ‘Kan de leerling hier met een gerust hart op school zitten?’ Kees Sluis Inspectie van het Onderwijs.
Interview Kees Sluis werkt bij de Inspectie van het Onderwijs. Vol enthousiasme vertelt hij over zijn inspectiewerk binnen de sectoren basis- en voortgezet onderwijs. In de Wet op het Onderwijstoezicht staat dat scholen regelmatig moeten worden bezocht. In overleg met het Ministerie van OC&W is het nu zo dat instellingen in het basis- en voortgezet onderwijs elke vier jaar met een uitgebreid kwaliteitsonderzoek worden geïnspecteerd, het beroeps- en volwassenenonderwijs (bve) elke drie jaar. In deze laatste sector gaat dit binnenkort veranderen. Alle onderzoeken vinden plaats op basis van risico-analyses, volgens het principe: meer onderzoek waar dat nodig is, minder onderzoek waar het kan. Een inspectie begint met een goede voorbereiding Een inspectieonderzoek begint met een goede voorbereiding. De inspectie raadpleegt eerst haar kennisbank, waarin informatie over de resultaten van scholen staat: resultaten van de eindtoets, examenuitslagen en het percentage gediplomeerden in een bve-opleiding. Ook tussentijdse resultaten, zoals hoeveel kinderen blijven zitten, worden bijgehouden. Daarnaast beschikken inspecteurs en medewerkers over informatie uit de plaatselijke kranten, over klachten van ouders en over opgestuurde beleidsdocumenten van de scholen zelf. Op basis van al deze informatie maakt de Inspectie van het Onderwijs risicoanalyses en bepaalt zij hoe dringend een bezoek van een inspecteur is en op welke zaken hij of zij het meest moet letten bij het uitgebreide kwaliteitsonderzoek. Tussentijds houdt Kees Sluis ter informatievergaring korte jaarlijkse onderzoeken op scholen, praat hij met besturen van scholengroepen en neemt contact met een school op, bijvoorbeeld naar aanleiding van een ernstige klacht van ouders.
54/55
Op inspectie Kees Sluis gaat wekelijks op inspectiebezoek. Na de kennisvergaring gaat hij met één of twee inspecteurs naar een school toe. “Daar hebben we gesprekken met alle betrokkenen: leidinggevenden, leraren, leerlingbegeleiders, vertegenwoordigers van leerlingen en van ouders. Ook bezoek ik – afhankelijk van het geschatte risico op dit punt – een aantal lessen. Ik beoordeel de school op een aantal kwaliteitsaspecten en bekijk of de school zich positief ontwikkelt. In kleine instellingen koppel ik de bevindingen aan het einde van het inspectiebezoek direct mondeling terug aan het schoolteam, in grotere instellingen aan de directie. Vervolgens schrijf ik het schoolrapport, dat door collega’s wordt meegelezen en becommentarieerd. Daarna leg ik het conceptrapport voor aan de school
en het bestuur. Deze krijgen de gelegenheid om te reageren op feitelijke onjuistheden in het concept, waarna eventueel nog overleg volgt. Hieruit komt het eindrapport voort. Het definitieve rapport wordt – net als de verkorte, grafische kwaliteitskaart - op internet openbaar gemaakt”. Blik van buitenaf is nodig Kees Sluis geeft aan dat scholen altijd gespannen zijn voor het oordeel van de inspectie. Men weet dat de oordelen over de school publiek zijn. “De tijd van het verbloemen van de zwakke kanten is voorbij. Directies en schoolteams vinden het trouwens prima dat de inspectie kijkt naar wat er op een school goed gaat en aangeeft waarin de school verbeteringen kan aanbrengen”. Schoolbesturen vragen zich echter wel eens af of ze de inspectie zelf niet zouden kunnen doen. Maar Kees is daar helder in: “De blik van buitenaf blijft absoluut nodig”. De Inspectie van het Onderwijs is er om toezicht te houden, de bevindingen van het toezicht zijn vaak voor een school een stimulans. “De schoolleiding van een wat ingeslapen school kun je door middel van het benoemen van verbeterpunten aansporen zich verder te ontwikkelen en te verbeteren”.
“De tijd van het verbloemen van de zwakke kanten is voorbij”
Een bijzondere situatie ontstaat bij scholen waar het mis is gegaan. “Als inspecteur vraag je je immers steeds af: “Kan een leerling hier met een gerust hart op school zitten? Als je die vraag niet meer positief kunt beantwoorden, dan moet je als inspecteur alarm slaan. We doen dat door het bestuur van de school aan te spreken en te eisen dat zij een verbeterplan maken. Elk half jaar volgt dan een controle. Als na twee jaar de situatie nog niet veranderd is, gaat de inspectie naar de minister, die vervolgens maatregelen kan treffen”. Bij scholen met een zogenaamd ‘zwakke kwaliteit’ gaat de inspectie dus vaker langs en doet zij uitgebreider onderzoek. Tranen Het ergste dat Kees Sluis heeft meegemaakt was op een school in een grote stad die helemaal stuurloos was geworden; leraren praatten nauwelijks meer met elkaar; de meeste lessen waren zo onrustig dat er van leren niets meer kwam en de schoolleiding had er geen greep meer op. ”Alle remmen waren los. Hier kreeg ik tranen van in mijn ogen.” Deze school kwam in een intensief verbetertraject terecht. Maar er zijn ook mooie momenten in het inspecteursleven. Op een andere school was de sfeer sinds het vorige inspectiebezoek aanzienlijk verbeterd, de resultaten zagen er weer goed uit en het team was weer gemotiveerd. Toen Kees Sluis daar een positieve opmerking over maakte naar de directeur, barstte deze uit in tranen - van vreugde. Hij had er zo hard aan gewerkt, dat hij het positieve oordeel van de inspectie zag als een beloning voor zijn inzet. Uitrukken naar de school Helaas bestaat er ten aanzien van de Inspectie van het Onderwijs een aantal misverstanden. Kees Sluis somt op: “Leraren denken dat ze zich van ons letterlijk aan de methode moeten houden, terwijl juist hun eigen inbreng tot goed onderwijs leidt. Ouders vragen nog wel eens of wij er ook op letten of de school stofvrij is. Ook denkt men dat de inspectie er is om te klagen over de school van hun kind en dat een inspecteur na zo’n klachtmelding direct uitrukt naar die school. Slechts langzaam dringt het bij ouders door dat zij die klacht volgens het Nederlandse recht toch in
56/57
eerste instantie moeten indienen bij de instelling zelf. De inspectie krijgt dan vaak het verwijt dat ze niets wil doen. Maar daar zijn nu eenmaal klachtencommissies voor. En de inspectie is voor het beoordelen van de brede kwaliteit van een school”.
“Het toezichtskader van de inspectie is niet afgestemd op het praktijkonderwijs, daar zijn extra nuances voor nodig. Daar heb ik dus mijn vragen bij, maar daar wordt wel goed mee omgegaan.” “Onze school is in de breedte aan het ontwikkelen. Het is daarom moeilijk voor de inspectie om een goed beeld te krijgen. Sommige constateringen worden in een andere context geplaatst.” J. Terpstra, rector Hooghuis Lyceum
58/59
Feiten & cijfers Inspectie van het Onderwijs
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve) en op de expertisecentra van het speciaal onderwijs. Binnen het hoger onderwijs voert de inspectie met name themagebonden onderzoeken uit. De Inspectie van het Onderwijs is verdeeld over zeven regio’s, waar in totaal 200 inspecteurs, met ondersteuning, werken om zo’n 10.000 onderwijsinstellingen te inspecteren.
De inspectie onderzocht 8.513 scholen
Primair onderwijs Expertisecentra Voortgezet onderwijs Beroeps- en volwassenonderwijs
Periodiek kwaliteitsonderzoek 2.280 160 301 85
Jaarlijks onderzoek 4.789 137 674 87
Cijfers 2005
60/61
Broodje aap Verboden maar niet illegaal
Natuurliefhebbers vinden de vergunning helemaal niet overbodig. Als alle landen net zo met de aanvragen omspringen als Nederland, krioelt het straks van de reislustige avonturiers op Antarctica. Een vergunning verleent toeristen feitelijk het recht verboden activiteiten uit te voeren. Daartoe is het milieuprotocol niet ingesteld. Een ‘vergunning voor verboden activiteiten’, de term alleen al rechtvaardigt een plaats in de collectie absurdistische kunst van dit museum. Mag het nu wel, of mag het niet? Op die vraag zou de overheid helder antwoord moeten geven en er ook naar moeten handelen.
Antarctica is een immens groot en uniek natuurgebied. Het zeer beperkte aantal dier- en plantsoorten leeft uitsluitend op het zuidpoolcontinent. Om het gebied te beschermen is een internationaal milieuprotocol vastgelegd. Nederland heeft dat vertaald naar de Wet bescherming Antarctica. Daarin staat, om het kort samen te vatten, dat elke activiteit op het continent illegaal is. Alleen voor sommige activiteiten kan een vergunning worden aangevraagd. Niet alleen is er een toenemende belangstelling van de wetenschap, maar ook de reiswereld heeft Antarctica ontdekt. Jaarlijks komen er al meer toeristen dan wetenschappers. Ook zijn er andere menselijke activiteiten, zoals visserij, het uittesten van producten en de productie van films.
Bron: Museum voor overbodig beleid
Te veel activiteit dreigt de kwetsbare natuur op het continent te verstoren en aan te tasten. In het internationale milieuprotocol en de daarop gebaseerde Wet bescherming Antarctica zijn daarom strenge regels opgenomen. Wie iets op het zuidpoolgebied wil ondernemen moet daarvoor een speciale vergunning aanvragen. Zo’n vergunning wordt in eigen land aangevraagd. Nederland verleent ze tot nu toe bij elke aanvraag, ook als die toeristisch van aard is. Daar moeten we geen overdreven voorstelling van maken; twee voor wetenschappelijke doeleinden en drie voor toeristische. De vraag is of die wet niet overbodig is, als elke vergunning toch wordt gehonoreerd?
62/63 64/65
Interview Grote rol VROMinspectie in Nederland als doorvoerland van afval
De VROM-Inspectie (VI), die toezicht houdt op het naleven van de wetten en regels die door VROM worden opgesteld, kan worden beschouwd als de ‘ogen en oren’ van VROM. Dit betekent in de praktijk dat de VI op eigen initiatief controles en inspecties onderneemt. De VI is samen met de Douane, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de regiopolitie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk voor de handhaving van de Europese verorde-
ning betreffende het toezicht en de controle op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. Kortweg de EVOA. Jolanda Roelofs is adjunct-inspecteur en coördinator EVOA bij de regio Oost van de VROM-Inspectie. De EVOA is een primaire taak van de VI. In het kader van de EVOA controleert de inspectie wat er met afvalstoffen gebeurt en of de export met de juiste beschikkingen plaatsvindt. Een andere taak van de VI is het over de schouders meekijken bij afvalverwerkers voor een goed verloop van hun afvalverwerkingsprocessen. Daarnaast zijn er ketenprojecten om de hele keten inzichtelijk te maken. Dan gaat het om producenten van afval, vervoerders, handelaars, bedrijven die afval opslaan en bedrijven die het verwerken. Verder controleert de VI de productbesluiten, zodat er een goede verwijderingstructuur is; zoals bij het verwerken van batterijen en het inzamelen van elektronica-apparatuur en autobanden. Tot slot zijn er naast de reguliere inspecties ook nog meldingen van burgers en bedrijven waar de inspectie aandacht voor heeft. De VROM-Inspectie haalt je van de weg De VROM-Inspectie houdt samen met de regiopolitie, de douane en de Inspectie Verkeer en Waterstaat transportcontroles aan de grens. Afvaltransportcontrole is één deel van de afvalketen waarop de VI toezicht houdt. Er zijn verschillende controlemogelijkheden: 1) de road block, waarbij iedereen van de weg wordt gehaald en dan bepaalde vrachten worden geïnspecteerd; 2) de statische controle, waarbij een motorrijder bepaalde afvalstoffen van de weg haalt en naar de inspectie leidt (op een bepaald wegvak) en 3) de mobiele controle, waarbij het KLPD, de politie of de VROM-Inspectie zelf de afvalstoffen van de weg halen en controleren.
64/65
Tijdens deze controles aan de grens controleert de inspecteur de papieren. Welke afvalstoffen staan erop, waar komen ze vandaan en waar gaan ze heen. De inspecteur heeft de mogelijkheid bij twijfel na te gaan of het bedrijf in het buitenland bekend is en vergelijkt de daadwerkelijke lading met wat in de papieren staat. Eventueel neemt de inspectie (in samenwerking met het RIVM) monsters en bij twijfel gaat de inspectie terug naar de bron om verder te inspecteren. Het transport wordt zelfs teruggestuurd als er sprake is van sluikhandel. Er is dan geen vergunning voor de afvalstoffen. De handel wordt retour gezonden en er moet alsnog een vergunning worden aangevraagd. Het betreffende bedrijf krijgt een procesverbaal en er kan een dwangsom worden opgelegd, want sluikhandel is illegaal. Internationale samenwerking Jolanda Roelofs is naast haar reguliere taken ook projectleider “Europese handhavingsacties”. De VROM-inspectie werkt samen met andere, internationale autoriteiten. Jolanda Roelofs vertelt: “Met dit project proberen we andere landen te motiveren om ook te handhaven en samen te werken met instanties als het KLPD en de douane. Hierdoor kun je vluchtgedrag en illegale verwerkingsmethodes voorkomen. Deze samenwerking begint inmiddels zijn vruchten af te werpen. Door de inspectie vanuit één nationaal punt te coördineren, is het makkelijker om met andere landen
afspraken te maken en is de bevoegdheid op een zelfde niveau geregeld. Helaas is het in de praktijk soms toch nog lastig om een inspectie vanuit één punt te coördineren, omdat er landen zijn waarin elke provincie of regio op een andere manier met afvalverwerking omgaat”.
Dat de inspecties niet voor niets plaatsvinden, illustreert Jolanda Roelofs aan de hand van een ernstig voorval dat zij zich herinnert. Een container met accu’s was niet goed afgesloten, waardoor er accuzuur lekte. Tijdens de inspectie bleek de lading en de vergunning echter ook niet te kloppen. Vervolgens werd de Inspectie Verkeer en Waterstaat erbij gehaald, omdat zij het vervoer van gevaarlijke stoffen controleert. Uit de controles en diverse incidenten blijkt toezicht noodzakelijk te zijn. Toch zeggen bedrijven dat ze al genoeg worden gecontroleerd. Bedrijven zeggen wel inspectiedruk te voelen, maar is dat werkelijk zo? Voelen ze werkelijk zo’n grote inspectiedruk of is het juist goed dat ze merken dat ze worden geïnspecteerd?” Een interessante vraag, waarop Jolanda graag het antwoord zou willen weten.
Gemengde reacties op inspecties De reacties op een inspectie zijn over het algemeen positief. Chauffeurs weten vaak wel dat de VROM-Inspectie transporten controleert. Toch kunnen de reacties heel verschillend zijn. De één is blij dat hij eindelijk eens wordt gecontroleerd en beseft daarmee dat hij niet voor niets zijn zaakjes goed op orde houdt, de ander geeft aan dat het de vierde keer binnen een week is dat hij wordt gecontroleerd.
66/67
Case Stijgende lijn in veilig-
probleem. Velen dachten dat het gebruik van de gordel in de rolstoel voldoende was. Deze gordels, die bedoeld zijn om de lichaamshouding te ondersteunen, zijn echter niet zo sterk en kunnen bij een botsing breken.
Inspectie Verkeer en Waterstaat
Inzet handhavingscommunicatie Voorafgaand aan de thema-actie van 2005 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat veel voorlichting gegeven. Via de regionale en landelijke pers, via internet, folders, posters en via beurzen is de branche geïnformeerd over de regels voor het rolstoelvervoer. Tijdens de campagne is specifiek aandacht gevraagd voor bevestigingsmateriaal en andere technische middelen.
In het najaar van 2005 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat een thema-actie gehouden om de veiligheid te bevorderen van het
Verbetering naleving De campagne is succesvol geweest. Niet of onjuist gebruik van gordels is teruggelopen van 90 naar 26% en het aantal overtredingen bij gecontroleerde voertuigen is gedaald van 91 naar 32%. Vervoerders hebben duidelijk actie ondernomen om rolstoelers veiliger te vervoeren.
heid van rolstoelverkeer
rolstoelvervoer met taxibusjes en autobussen. De thema-actie was een vervolg op een eerdere actie in 2004. De uitkomsten waren destijds verontrustend. Autogordels werden vaak niet gebruikt, rolstoelen werden soms niet vastgezet en chauffeurs waren slecht op de hoogte van de noodzakelijke veiligheidsmaatregelenen voorzieningen. Met name het niet gebruiken van de autogordels was een
68/69
Feiten & cijfers Inspectie Verkeer en Waterstaat
De Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft het voortouw op de domeinen wegvervoer, vervoer over water, luchtvaart en rail. Het domein wegvervoer kan worden opgedeeld in goederen- en personenvervoer. In het goederenvervoer zijn zo’n 70.000 bedrijven actief. Het merendeel, 58.000, bestaat uit eigen vervoerders. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek telt het Nederlandse goederenvervoer zo’n 700.000 vervoermiddelen. De inspectie voerde in 2005 28.000 transportinspecties uit.
Per jaar wordt aan één op de 83 bedrijven een bedrijfsbezoek afgelegd. De inspectie richt zicht bij het personenvervoer op busvervoer en taxi’s. Er zijn 559 busondernemingen met zo’n 5.000 bussen. De inspectie bezoekt jaarlijks 40% van de busondernemingen. 34% van de bussen wordt tijdens reguliere controles geïnspecteerd. In de taxibranche zijn een kleine
5.000
bedrijven actief met circa 25.000 taxi’s. In totaal zijn er ongeveer 40.000 taxichauffeurs. Jaarlijks wordt één op de acht chauffeurs gecontroleerd. Bij 6% van de bedrijven wordt een controle uitgevoerd.
onderhoudsbedrijven als luchtvaartmaatschappijen. Alle Nederlandse luchthavens worden meerdere keren per jaar geïnspecteerd. Het sluitstuk van het systeemtoezicht wordt gevormd door inspecties op binnen- en buitenlandse vliegtuigen. In totaal heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat in 2005 251 van deze inspecties uitgevoerd. Cijfers 2005
Het vervoer over water bestaat uit twee subdomeinen: binnenvaart en koopvaardij. Van 8.500 binnenvaartschepen is 17% in 2005 geïnspecteerd. Per jaar bezoekt de inspectie 40% van de Nederlandse koopvaardijschepen ten behoeve van het scheepscertificaat. Circa 25% van buitenlandse schepen wordt in het kader van Port State Control jaarlijks bezocht. Dit is een internationale verplichting. Het zwaartepunt in het toezicht op de luchtvaartsector ligt bij systeemtoezicht. Dat geldt zowel voor luchthavens,
70/71
Interview “Bij de Inspectie Jeugdzorg staat de veiligheid van het kind voorop”
Marceline de Waard is seniorinspecteur bij de Inspectie Jeugdzorg. Zij vertelt hoe complex én interessant het werk van de inspectie is. Om de veiligheid van het kind te waarborgen doet de inspectie onderzoek naar de kwaliteit van de jeugdzorg, houdt toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen die in de wet staan en doet aanbevelingen voor verbetering. De inspectie werkt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie, voor respectievelijk vrijwillige jeugdzorg en gedwongen jeugdzorg.
In elk jeugdzorgdomein en in elke regio actief De inspectie houdt toezicht op een breed scala aan organisaties: bureaus jeugdzorg, jeugdzorgaanbieders, justitiële jeugdinrichtingen, vergunninghouders voor interlandelijke adoptie, opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en de Raad voor de Kinderbescherming. Bij de Inspectie Jeugdzorg werken ruim 20 inspecteurs, die in ieder jeugdzorgdomein en in elke regio inspecties uitvoeren. Doordat steekproefsgewijs in elk jeugdzorgdomein en in elke regio een aantal organisaties (zowel behandel- als opvanginrichtingen) worden onderzocht, zijn de resultaten representatief voor alle organisaties. Bovendien is dit een efficiënte manier van werken. De inspectie voert gepland toezicht uit - aan de hand van het opgestelde jaarwerkprogramma - en toezicht dat naar aanleiding van calamiteiten en signalen noodzakelijk is. Het gaat dan om een ernstige situatie waar het is misgegaan in de hulpverlening, of als de inspectie telkens negatieve berichten krijgt over een bepaalde organisatie. Van omgevingsanalyse tot aanbevelingen én controle Een aantal inspecteurs werkt samen aan een toezichttraject. Marceline de Waard vertelt dat het team tijdens dit traject allereerst een omgevingsanalyse uitvoert. Er wordt met veldpartijen en met het ministerie gesproken om de informatiebehoefte te achterhalen. Vervolgens schrijft een inspecteur een plan van aanpak dat aan de betreffende organisaties en het ministerie wordt aangeboden. Daarna voert de inspectie het onderzoek uit. Uit dit onderzoek komt een rapport voort met aanbevelingen aan overheden en instellingen. Na verloop van tijd gaat de inspectie na of en hoe er gehoor is gegeven aan de aanbevelingen. Rekening houden met emoties De inspectie heeft ook te maken met incidenten en calamiteiten. Daarbij kijkt heel de wereld bij wijze van spreken mee via de media. “Dan moet je als inspectie rekening houden met de emoties die daarbij komen kijken; niet alleen die van
72/73
de direct betrokkenen, maar van de hele maatschappij. Net als in ieder ander inspectierapport hebben wij het ook dan natuurlijk alleen over de vastgestelde feiten”, vertelt Marceline de Waard. Een leger inspecteurs Men denkt vaak bij calamiteiten en incidenten dat een leger inspecteurs een instelling bezoekt. Dat is niet zo. De inspectie heeft een duidelijke lijn waarbij het bureau of de instelling eerst zelf onderzoek doet aan de hand van hele specifieke vragen van de inspectie. De inspectie is er dus wel, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de instelling zelf. Op basis van de onderzoeksresultaten van de instelling zelf, stelt de inspectie vast of nader onderzoek nodig is. De inspectie werkt bij calamiteiten en incidenten regelmatig samen met andere inspecties.
“Ik zie het commentaar van de Inspectie van het Onderwijs als gratis kwaliteitsadvies.” J. Terpstra, rector Hooghuis Lyceum
“Het is een leergierige sector die graag van elkaar en door de aanbevelingen wil leren!” Tot slot vertelt Marceline de Waard: “Dat de jeugdzorgsector leergierig is, blijkt ook tijdens conferenties en/of cliëntenbijeenkomsten. Inspecteurs worden vaak uitgenodigd en de jeugdzorginstellingen gunnen elkaar graag een blik in elkaars keuken”.
74/75
Feiten & cijfers Inspectie Jeugdzorg
In 2006 zijn er 3.603.667 minderjarigen. Het bureau jeugdzorg heeft te maken met 52.129 aanmeldingen per jaar, 24.467 adviezen en consulten en 9.959 meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft te maken met 9.858 beschermingsonderzoeken,
31.083 strafzaken en 19.062 taakstraffen. In 2005 kwamen er 394 alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA’s) naar Nederland. 3.262 AMA’s staan onder voogdij. Kengetallen 2006
“Toezicht houden is een moeilijk vak, de Inspectie Werk en Inkomen opereert in een spanningsveld. Het is mooi als de inspectie zaken scherp zegt, waardoor wij onze uitvoering kunnen verbeteren, maar de uitspraken kunnen ook schade toebrengen. De rapporten zijn openbaar en worden ook in overleggen besproken waar wij zelf niet bij zijn. Hoe kwetsbaar stel je je als organisatie dan op? Het toezicht moet er zijn, dus is het belangrijk dat de Sociale Verzekeringsbank niet te gevoelig reageert op de rapporten van de inspectie, maar het is evengoed belangrijk dat de inspectie niet te streng is voor de bank.” Erry Stoové, voorzitter raad van Bestuur Sociale Verzekeringsbank Jaarverslag IWI 2004
76/77
Broodje aap Met het CWI op vakantie
Ouderen die na ontslag recht hebben op een WW-uitkering zijn vanaf een leeftijd van 60 jaar vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Maar als ze eens wat langer dan de toegestane 20 vakantiedagen per jaar van huis willen, moeten ze speciale vakantiedagen aanvragen. Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) moet altijd weten waar ze zijn. Waarom, als ze toch niet meer hoeven te solliciteren?
dan steeds weer worden gesteld? Tja, zegt het CWI, regels zijn nou eenmaal regels. De museumdirectie vindt dat een voorbeeld van regels omwille van de regels. Overbodig dus. In de rede ligt dat vrijgestelden van sollicitatieplicht ook worden vrijgesteld van het aanvragen van extra vakantiedagen. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Het bespaart de ouderen veel onnodige administratieve last en het CWI spaart tijd en geld. Goed te gebruiken om mensen aan het werk te helpen. Bron: Museum voor overbodig beleid
WW-gerechtigden moeten elke maand een formulier invullen om hun uitkering te behouden. Dat betekent dat ze niet lang van huis kunnen zijn. Dat is precies de bedoeling. Het CWI wil weten waar de uitkeringsgerechtigden zijn en of ze zich actief beschikbaar houden voor de arbeidsmarkt. Voor degenen die vrijgesteld zijn van de sollicitatieplicht - omdat de kans op het vinden van een nieuwe baan vrijwel nihil is - geldt die beschikbaarheid vanzelfsprekend niet. Maar toch moeten ook deze uitkeringsgerechtigden maandelijks een formulier indienen. En als ze eens langer dan twintig dagen op vakantie willen, moeten ze via een speciale procedure extra dagen aanvragen. Doorgaans worden die gewoon toegewezen. Op de aanvraagformulieren moet bovendien de gewenste bestemming van de vakantie worden ingevuld. Het CWI is de enige instantie in Nederland die hiernaar vraagt. Deze maatregel wekt niet alleen ergernis bij de betrokkenen, maar brengt ook veel overbodige administratie met zich mee. Als het antwoord altijd ‘ja’ is, waarom moet de vraag
78/79
Feiten & cijfers Inspectie Werk en Inkomen
De Inspectie Werk en Inkomen houdt toezicht op: - 9 publieke organisaties, waaronder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het Centrum voor Werk en Inkomen en de Sociale Verzekeringsbank - 467 gemeenten - ± 30 bedrijven op het terrein van certificatie en keuring voor arbeidsveiligheid
De Inspectie Werk en Inkomen werkt daarbij samen met 9 andere inspecties en toezichthouders. Het toezicht van IWI is signalerend, dus niet corrigerend. De inspectie formuleert haar oordelen op zo’n manier dat de minister en de onderzochte organisaties zoveel mogelijk in staat zijn adequate maatregelen te treffen, de inspectie legt geen maatregelen op aan uitvoeringsinstanties. De inspectie programmeert, oordeelt en publiceert onafhankelijk. In 2005 publiceerde de inspectie 24 rapporten met oordelen over het functioneren van de organisaties waar ze toezicht op houdt. De rapporten worden altijd aangeboden aan de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Eerste en Tweede Kamer en de onderzochte organisaties. De rapporten zijn gemiddeld 750 keer bekeken via de internetsite www.iwiweb.nl.
“Gemeenten klagen vaak over de Inspectie Werk en Inkomen. Ze ervaren een lastendruk. Ik zeg dan altijd: kijk ook naar wat het oplevert. De inspectie zoekt allemaal dingen uit die jullie anders zelf hadden moeten doen.” (…) “Het is goed dat de inspectie laat zien waar het goed gaat en waar het beter kan.” Tof Thissen, voorzitter Divosa - Jaarverslag IWI 2004
80/81
Uit