Colofon In opdracht van de afdeling Watersysteembeheer van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Rob van de Kamp 030-6345804
[email protected] November 2010
Inhoud 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
2
Informatiebehoefte ......................................................................................................................... 4
3
4.
5.
6.
2.1
Toelichting doel routinematige monitoring........................................................................... 4
2.2
Monitoringsdoelen................................................................................................................. 4
Meetstrategie.................................................................................................................................. 7 3.1
Meetnettype .......................................................................................................................... 7
3.2
Ontwerp vast fysisch chemische meetnet ............................................................................. 8
3.3
Ontwerp vast hydrobiologisch meetnet ................................................................................ 9
3.4
Ontwerp roulerend meetnet ................................................................................................. 9
3.5
Ontwerp bestrijdingsmiddelen meetnet ............................................................................. 11
3.6
Zwemwatermeetnet ............................................................................................................ 11
3.7
Integraal fysisch chemisch en ecologisch waterkwaliteitsmeetnet..................................... 11
Dataopslag, normtoetsing en beoordeling.................................................................................... 15 4.1
Fysisch chemische meetgegevens ....................................................................................... 15
4.2
Hydrobiologische data ......................................................................................................... 15
4.3
Verwerking tot geïntegreerde eindoordelen....................................................................... 15
Rapportage .................................................................................................................................... 17 5.1
Verplichte rapportages ........................................................................................................ 17
5.2
Vrijwillige landelijke rapportages......................................................................................... 17
5.3
Jaarverslag............................................................................................................................ 17
5.4
Factsheets ............................................................................................................................ 18
5.5
Zwemwaterprofielen ........................................................................................................... 18
Organisatie, personele en financiële consequenties .................................................................... 19 6.1
Organisatie ........................................................................................................................... 19
6.2
Personeel ............................................................................................................................. 19 1
6.3
Financiën .............................................................................................................................. 20
Literatuur............................................................................................................................................... 21 Bijlagen .................................................................................................................................................. 23
2
1
Inleiding
Met dit meetplan wordt een voorstel gedaan voor de routinematige fysisch chemische en ecologische monitoring van het oppervlaktewater voor de periode 2011-2015. Dit plan is een actualisering van het meetplan ‘Monitoring oppervlaktewater HDSR 2006-2010’. De monitoring van kwantiteitsvariabelen en metingen ten behoeve van projectmatig onderzoek maken geen onderdeel uit van dit meetplan. Aanleiding om dit plan te actualiseren zijn de binnen het KAM proces ‘Monitoring’ vastgelegde afspraak dit om de vijf jaar te doen en een aantal ontwikkelingen in Europese en nationale wetgeving. Gedurende de periode 2006-2010 zijn de monitoringseisen die de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) aan de waterbeheerders stelt verder uitgekristalliseerd en vastgelegd in de Instructie ‘Richtlijnen Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen’, Rijkswaterstaat, maart 2009. Op basis van deze instructie heeft de werkgroep Monitoring Rijn-West1 in 2009 het KRW monitoringsprogramma herzien en de aanpassingen vastgelegd in het rapport ‘Herziening KRW Monotoringsprogramma’, november 20092. Ondanks deze herziening is er ten opzichte van het meetplan 2006-2010 voor HDSR maar weinig veranderd, maar omdat een meetprogramma sowieso jaarlijks kleine aanpassingen kent is het goed het meetplan om de vijf jaar te actualiseren. Met dit plan wordt de monitoring van het oppervlaktewater niet tot in detail vastgelegd, maar wel de meetstrategie voor de komende jaren. Op basis van wetgeving en interne informatiebehoefte zijn een aantal monitoringsdoelen gedefinieerd. Vervolgens wordt de gekozen strategie toegelicht en wordt uitgelegd hoe met verschillende meetnetten die elkaar aanvullen de vereiste en gewenste informatie verzameld kan worden. In een beknopt hoofdstuk wordt kort ingegaan op het beheren, verwerken en rapporteren van de gegevens. Tot slot wordt aangegeven hoe de taakverdeling ten aanzien van monitoring bij het waterschap is geregeld en wat de personele en financiële consequenties zijn voor het goed uitvoeren van dit meetplan.
figuur 1: Monitoringscirkel, van informatievraag naar informatieoverdracht
1 2
Werkgroepleden HDSR: Ciska Blom en Rob van de Kamp Zie voor een toelichting bijlage 1
3
2
Informatiebehoefte
2.1 Toelichting doel routinematige monitoring Dit meetplan beschrijft een voorstel voor de routinematige fysisch chemische en ecologische monitoring van het oppervlaktewater voor de periode 2011-2015. De informatie die met routinematige monitoring verzameld kan (moet) worden heeft als doel inzichtelijk te maken hoe het met de chemische en biologische toestand in ons watersysteem gesteld is en hoe deze zich in de tijd ontwikkelingen. Deels omdat wetgeving het verplicht maar ook ter ondersteuning van eigen planvorming en beleid. Routinematige meetnetten moeten lang mee om ontwikkelingen te kunnen volgen, het is lange termijn werk. De meetnetten moeten de informatie opleveren waarmee vragen beantwoord kunnen worden in de trend van: waar gaat het goed, zijn er knelpunten, gaat het al beter, wat zijn de probleemstoffen, etc. Meer specifieke (onderzoeks)vraagstukken op detailniveau hebben meestal een kop en een staart karakter. Bij dit type informatiebehoefte wordt geadviseerd voor projectmatig maatwerk te kiezen.
2.2 Monitoringsdoelen De monitoringsdoelen zijn ten opzichte van het plan 2006-2010 vrijwel onveranderd gebleven. De volgende doelen, die een verschillende benadering vragen, zijn te definiëren: 1. Voldoen aan wetgeving (KRW, Europese Zwemwaterrichtlijn) De verplichte monitoring ten behoeve van de KRW is vastgelegd in het Rijn-West monitoringsprogramma conform de eisen zoals die in de Instructie ‘Richtlijnen Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen’ zijn beschreven. De locaties, de te meten chemische parameters, de biologische kwaliteitselementen en monitoringsfrequenties liggen vast. De resultaten worden getoetst en beoordeeld en gerapporteerd aan Europese Commissie. De Europese Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG) schrijft het twee wekelijks monitoren voor van twee bacteriegroepen op locaties waaraan door de provincie de zwemwaterfunctie is toegekend. Daarnaast schrijf nationale wetgeving, de ‘Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden’ (Whvbz), tweewekelijks monitoring van nog een aantal parameters voor. Ook heeft de waterbeheerder de taak om op de aanwezigheid van blauwalgen te controleren. De resultaten worden getoetst en beoordeeld en gerapporteerd aan de Europese Commissie. 2. Inzicht in hoe het met de waterkwaliteit en de ecologie in ons watersysteem gesteld is (normtoetsing, ecologische beoordelingen, vaststellen probleemstoffen) Om een betrouwbaar beeld te krijgen hoe het chemisch en biologisch met ons watersysteem gesteld is, is de verplichte KRW monitoring onvoldoende. De KRW monitoring vindt namelijk alleen plaats in de dertig waterlichamen en is bedoeld om een grof beeld te schetsen hoe het er in het stroomgebied voorstaat. Dit is soms onvoldoende om vast te stellen of er wel of geen 4
sprake is van achteruitgang of om op een verantwoorde manier beleid en maatregelen op te stellen. Er is dus behoefte aan een aanvullende meer gedetailleerde monitoringsopzet. 3. Opstellen watersysteemanalyses (vrachtberekeningen, stofbalansen, bronnenanalyses) Om watersysteemanalyses op te stellen is het minimaal nodig dat we in staat zijn op een bepaald schaalniveau (waterhuishoudkundige eenheid) op in- en uitlaatpunten vrachten te berekenen zodat we stofbalansen kunnen opstellen. Op deze punten moeten de betreffende stofconcentratie en de aan- en afvoer bekend zijn. Daarnaast is het noodzakelijk om de bijdrage van emissiebronnen goed in beeld te brengen. Het is de vraag op welk schaalniveau we watersysteemanalyses willen kunnen maken met de informatie uit het reguliere meetnet, of dat het wellicht beter is voor specifieke gedetailleerde systeemvraagstukken voor een projectmatige maatoplossing te kiezen. 4. Inzicht in de waterkwaliteit ten behoeve van sturing Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in twee vormen van sturing. Directe sturing (binnen korte reactietijd treffen van sturingsmaatregelen ten behoeve van de waterkwaliteit). Voor directe sturing op basis van waterkwaliteit zijn online continu metingen van relevante parameters nodig. De mogelijkheden zijn echter beperkt. Er zijn slechts enkele parameters waar we iets mee kunnen die betrouwbaar continu en enigszins betaalbaar te meten zijn. Bij HDSR worden in het hoofdwatersysteem op 4 locaties O2 en op 8 locaties EGV continu online gemeten. Deels zijn de parameters in relatie met de locaties ongelukkig gekozen. Directe sturing op basis van deze metingen wordt in de praktijk dan ook nauwelijks gedaan. Zoals het nu is ingericht zijn de onderhoudskosten (en inspanningen) onevenredig hoog ten opzicht van de mogelijkheden die het meetnet ons biedt. Geadviseerd wordt een projectgroep bestaande uit een regiobeheerder, een CAW medewerker en de meetnetbeheerder te laten onderzoeken wat de meerwaarde van dit online meetnet is. Levert het in de huidige vorm ten opzichte van de kosten wel voldoende op? Moeten we ermee stoppen of biedt een andere inrichting wellicht meer mogelijkheden?
Indirecte sturing (op lange termijn treffen van sturingsmaatregelen ten behoeve van een structurele verbetering van de waterkwaliteit en ecologie). Voor het structureel verbeteren van de waterkwaliteit en ecologie met behulp van sturingsmaatregelen is het noodzakelijk dat we goed inzicht hebben in waterhuishouding, knelpunten, emissiebronnen, vrachten, etc. (watersysteemanalyses). 5. Inzicht in langjarige trends en signaleren effecten van maatregelen Voor het statistisch vaststellen van langjarige trends zijn datasets van minimaal vijf jaar nodig. Om voor seizoensinvloeden te kunnen corrigeren moeten de datasets verdeeld over het gehele jaar verzameld worden. Hetzelfde geldt uiteraard voor het vaststellen van lange termijn effecten. Het is dus belangrijk de continuïteit van de meetnetten te bewaken.
5
Voor het vaststellen van snelle veranderingen of veranderingen die alleen meetbaar zijn op detailniveau (haarvaten van het watersysteem) is het vaak beter voor een projectmatige opzet te kiezen. 6. Inzicht in de bestrijdingsmiddelen problematiek Binnen het gebied van HDSR liggen een aantal fruitteelt- en glastuinbouwgebieden waar bestrijdingsmiddelen worden toegepast. Het voorkomen van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater kan via het grondwater de drinkwaterwinning bedreigen en is schadelijk voor het functioneren van het ecosysteem. Een korte piekverontreiniging kan het ecologisch evenwicht in een watergang immers al compleet verstoren. Bovendien staan een aantal bestrijdingsmiddelen op de KRW lijst met prioritaire stoffen. Het is dus van belang met behulp van meten inzichtelijk te maken hoe het er voor staat.
figuur 2: Oppervlaktewater bemonstering, veldwaarnemingen en filtratie over een 0.45 μm filter ten behoeven van nutriëntenanalyse
6
3
Meetstrategie
3.1 Meetnettype Voor dit meetplan 2011 - 2015 wordt dezelfde benadering gevolgd als voor het plan 2006 - 2010. In eerste instantie wordt uitgegaan van de wettelijke verplichtingen en vervolgens van eigen informatiebehoefte. Net als in het vorige plan wordt bij de keuze van het meetnettype de aanbeveling uit de Leidraad monitoring (Commissie Integraal Waterbeheer) voor een combinatie van een vast meetnet en een roulerend meetnet opgevolgd. Met de informatie uit de beide meetnetten samen is de variatie in tijd en ruimte prima in beeld te brengen. •
Een vast meetnet dat in principe geschikt is voor alle meetdoelen (wettelijke verplichtingen, normtoetsingen, ecologische beoordelingen, vrachtberekeningen, trend- en bronnenanalyses) en waarmee we een jaarlijks beeld van het gehele beheersgebied krijgen. Een nadeel is dat het gebiedsdekkend beeld dat verkregen wordt met een vast meetnet relatief beperkt is. Met meer meetpunten wordt dit beter maar dan wordt de monitoring uiteraard ook duurder.
figuur 3: Vast meetnet
•
Een roulerend meetnet per deelgebied met vaste locaties waarbij per jaar een ander deelgebied bemonsterd wordt waarmee in één jaar een heel goed beeld verkregen wordt van de ruimtelijke variatie in het deelgebied en dat geschikt is voor toestandbepaling en normtoetsing. Bovendien is met een dergelijk meetnet een goede koppeling met (emissie-)maatregelen mogelijk.
figuur 4: Roulerend meetnet
7
3.2 Ontwerp vast fysisch chemische meetnet Meetpuntkeuze De 30 fysisch chemische meetpunten van ons KRW Rijn-West meetnet in de waterlichamen vormen de basis van het vaste meetnet. Bij de meetpuntkeuze is zoveel mogelijk uitgegaan van het afvoer representativiteitsprincipe. De meetpunten liggen dus in goedgemengde watergangen meestal op de afvoerpunten van de waterlichamen. Door deze beperkte set meetpunten aan te vullen met extra meetpunten in de grotere waterlichamen en overige belangrijke wateren ontstaat een basismeetnet van ca. 75 meetpunten waarmee jaarlijks de fysisch chemische toestand van ons watersysteem goed in beeld kan worden gebracht. Het basismeetnet bestaat voor een groot deel uit locaties die al sinds 2000 bemeten worden en is dus geschikt voor trendanalyses. Destijds3 is bij de keuze van de meetpunten rekening gehouden met de mogelijkheid vrachten te berekenen en daarom liggen veel meetpunten bij gemalen, stuwen en inlaatwerken waar ook de aan- en afvoerhoeveelheden bekend zijn. Bovendien kan met een aantal meetpunten de invloed van effluentlozingen op de waterkwaliteit in beeld worden gebracht. Het meetnet is overigens uitdrukkelijk niet geschikt voor handhavingsdoeleinden. Met het basismeetnet kunnen watersysteemanalyses op hoofdwatersysteem- en deelgebiedniveau uitgevoerd worden. Voor kleinschaliger systeemanalyses hebben we aanvullende informatie uit het roulerend meetnet nodig. Voor meer specifieke gedetailleerde systeemvraagstukken is het soms beter voor een projectmatige maatoplossing kiezen. Parameterkeuze en meetfrequentie De jaarlijks te meten fysisch chemische parameters en de meetfrequenties zijn voor de waterlichamen in het KRW Rijn-West monitoringsprogramma vastgelegd. Ook op de overige locaties wordt het KRW programma gevolgd en waar nodig is het programma uitgebreid met eigen informatiebehoefte. Op alle meetpunten worden in ieder geval de veldparameters (temperatuur, geleidbaarheid, zuurgraad, zuurstof en doorzicht), de nutriënten (totaal-N, nitraat, nitriet, ammonium, kjeldahl stikstof, totaal-P en ortho-fosfaat), chloride, sulfaat, de zware metalen (arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink) en polyaromatischekoolwaterstoffen (PAK), 4 tot 12 x per jaar gemeten. De meetfrequentie is in ieder geval voldoende om een goede KRW toetsing te kunnen uitvoeren. Daarnaast hebben we binnen de Werkgroep Rijn-West de afspraak dat we op een aantal belangrijke meetpunten periodiek screenings uitvoeren op een breed scala aan stoffen (harmonicamodel). Ieder jaar wordt een stofgroep gekozen waarvan we nog (te) weinig weten, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van zuurherbicides, organotinverbindingen of medicijnresten. Deze zijn niet opgenomen in het landelijk aangemelde KRW Rijn-West monitoringsprogramma. De resultaten uit deze screenings bieden samen met monitoring uitgevoerd door RWS een goede mogelijkheid eventuele nieuwe probleemstoffen te detecteren, zodat zo nodig het KRW monitoringsprogramma kan worden aangepast.
3
Optimalisatie fysisch, chemisch en biologisch meetnet HDSR, ARCADIS Heidemij Advies, 1999
8
3.3 Ontwerp vast hydrobiologisch meetnet Meetpuntkeuze, kwaliteitselementen en meetfrequentie Jaarlijks wordt in de 30 KRW waterlichamen hydrobiologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek van vier biologische kwaliteitselementen maakt deel uit van het Rijn-West monitoringsprogramma. Daarin is vastgelegd waar, hoe, wanneer en hoe vaak de kwaliteitselementen onderzocht worden. Buiten de waterlichamen vindt er verder geen hydrobiologisch onderzoek plaats in een vast meetnet. Macrofyten (vegetatie) worden als meest indicerend (het meest gevoelig voor veranderingen) beschouwd en daarom ieder jaar onderzocht. Het onderzoek betreft zowel de waterplanten als de vegetatie op een deel van de oever. De vegetatie wordt gestratificeerd naar oeverinrichting onderzocht. Dat wil zeggen dat verdeeld over de gehele lengte van het waterlichaam, naar rato op trajecten met verschillende oeverinrichting, vegetatieopnamen worden gedaan. Afhankelijk van de lengte en de mate van vertaktheid van het waterlichaam worden meer of minder trajecten onderzocht. In totaal betreft het ongeveer 200 opnamen. De macrofauna (kleine waterbeestjes) wordt vanaf de herziening van het Rijn-West programma conform de Instructie om de drie jaar (2x per KRW planperiode) onderzocht. Er is voor gekozen alle waterlichamen in hetzelfde jaar te bemonsteren. Het aantal meetpunten per waterlichaam is afhankelijkheid van de lengte en de mate van vertaktheid. In het totaal worden er ongeveer 60 locaties onderzocht. Bij het kwaliteitselement vissen wijkt de frequentie (geoorloofd) af van wat de Instructie voorschrijft. Uit kostenoverwegingen wordt viskundigonderzoek, in een planperiode van zes jaar, maar 1x uitgevoerd i.p.v. 2x. Het aantal onderzoekstrajecten per waterlichaam is afhankelijkheid van de lengte en de mate van vertaktheid. Er is voor gekozen de waterlichamen verspreid over de gehele planperiode te onderzoeken. De fytoplankton (algen) wordt in een planperiode van zes jaar gedurende één meetjaar onderzocht terwijl dit eigenlijk ieder jaar zou moeten. De reden hiervoor is dat fytoplankton een weinig relevante parameter is in lijnvormige waterlichamen en hierdoor maar weinig bijdraagt in kennis in relatie met de kosten. Ook deze afwijking van de Instructie is geoorloofd. Fytoplankton wordt bemonsterd op de fysisch chemische KRW meetpunten in de waterlichamen. In waterlichamen met watertype M1a en M8 is geen fytoplankton monitoring in het programma opgenomen. Voor deze waterlichamen zijn voor fytoplankton immers geen doelen opgenomen.
3.4 Ontwerp roulerend meetnet Vanaf 2005 beschikt het waterschap over een per deelgebied roulerend fysisch chemisch en biologisch meetnet. Een meetnet met vaste locaties waarbij per jaar een ander deelgebied bemonsterd wordt en waarmee in één meetjaar een goed beeld verkregen wordt van de ruimtelijke variatie in het deelgebied. Daarnaast is dit roulerend meetnet geschikt voor toestandbepaling en normtoetsing. Het roulerend meetnet moet als aanvulling op het vaste meetnet worden gezien. Met de informatie uit beide meetnetten samen is de variatie in tijd en ruimte prima in beeld te brengen.
9
Deelgebieden: Het beheersgebied is opgedeeld in zes deelgebieden die steeds met een meetcyclus van zes jaar fysisch chemisch en biologisch gedurende een jaar onderzocht worden. De indeling van de deelgebieden is gemaakt op basis van waterhuishoudkundige grenzen.
Deelgebied Langbroekerwetering/Heuvelrug Lopikerwaard Oude Rijn Kromme Rijn/Honswijk Centraal Stadsdeel Groenraven Oost/Maartensdijk
1e 2e meetjaar meetjaar 2005 2011 2006 2012 2007 2013 2008 2014 2009 2015 2010 2016
figuur 5: deelgebieden HDSR
Meetpuntkeuze: In ieder gebied liggen ca. 25 met zorg geselecteerde meetpunten die allen fysisch chemische en biologisch onderzocht worden. Bij de selectie is er op gelet dat de in het betreffende gebied voorkomende watertypen naar rato bemonsterd worden. Daarnaast is gelet op de waterhuishouding. Er wordt zo veel mogelijk naar gestreefd om in ieder afvoergebied te meten, het liefst op aan- en afvoerpunten. Per deelgebied wordt het betreffende monitoringsontwerp steeds geoptimaliseerd in overleg met de regiobeheerders, ecologisch medewerkers en projectleiders van watergebiedsplannen. Specifieke wensen worden zo goed mogelijk ingevuld, uiteraard wordt de continuïteit van het meetnet hierbij goed bewaakt. Parameterkeuze en meetfrequentie: De nadruk bij het fysisch chemische onderzoek ligt vooral op de zogenaamde ‘biologie ondersteunende parameters’. Dit houdt in dat vooral parameters gemeten worden waarvan de KRW vindt dat ze een directe invloed hebben op het ecologisch functioneren, zoals zuurstof, doorzicht, chloride en de stikstof- en fosforparameters. Om de herkomst van het water te kunnen achterhalen (kwel, regenwater of inlaatwater) en om bepaalde processen te kunnen verklaren (bv veenoxidatie) is het nodig de lijst uit te breiden met parameters zoals bijvoorbeeld geleidbaarheid, sulfaat, macroionen en chlorofyl. Ieder deelgebied wordt om de zes jaar bemeten. De meetfrequentie sluit aan bij wat de KRW minimaal voorschrijft om een goede toetsing uit te kunnen voeren. Dat wil dus zeggen dat er afhankelijk van de parameter 4 – 12 bemonsteringen per meetjaar uitgevoerd worden. Keuze biologische kwaliteitselementen: Het hydrobiologisch onderzoek vindt op of rond dezelfde meetpunten plaats zodat de resultaten een directe relatie hebben met het fysisch chemisch onderzoek. Macrofytenonderzoek (vegetatie opnamen), macrofaunaonderzoek en visinventarisaties worden om de zes jaar uitgevoerd. Bij de onderzoeken wordt gebruikt gemaakt van de methoden die de KRW voorschrijft zodat gegevens uit het roulerend meetnet (vaak achterliggend poldergebied) goed vergelijkbaar zijn met die uit het vaste KRW waterlichamen meetnet. 10
3.5 Ontwerp bestrijdingsmiddelen meetnet Het monitoren van bestrijdingsmiddelen vraagt om een specifieke aanpak. De ervaring leert dat het monitoren alleen in grotere watergangen (waterlichamen en overige belangrijke wateren) weinig zinvol is omdat dat over het algemeen slechts lange lijsten van stoffen met resultaten onder de rapportagegrens oplevert. De oorzaak is dat er op de weg vanaf de emissiebron al te veel verdunning is opgetreden. Meetpuntkeuze: Om deze reden worden de bestrijdingsmiddelen in een apart meetnet in de haarvaten van het watersysteem dicht bij de emissiebron en niet in bijvoorbeeld de waterlichamen gemeten. Deze aanpak verhoogd de kans lokale kortdurende piekbelastingen te signaleren. De meetpunten liggen in de fruitteeltgebieden tussen Kromme Rijn en de Lek, in de Lopikerwaard en in de buurt van Harmelen (fruitteelt en glastuinbouw). Parameterkeuze en meetfrequentie: Omdat het gebruik van bestrijdingsmiddelen zeer divers is worden de monsters op een breed stoffenpakket (ca. 200 stoffen) geanalyseerd. De ervaring heeft geleerd dat de middelen in alle seizoenen worden toegepast en daarom worden de meetpunten maandelijks (12x per jaar) bemonsterd.
3.6 Zwemwatermeetnet Meetpunten: Ook de zwemwaterkwaliteit wordt in een apart meetnet gemeten. In het gebied van het waterschap heeft de Provincie Utrecht aan zeven locaties de functie zwemwater toegekend. De meetpunten liggen dus vast. Ze moeten jaarlijks aan de Europese Commissie gerapporteerd worden. Parameters en meetfrequentie: De Europese Zwemwaterrichtlijn schrijft ons voor twee bacteriëngroepen te monitoren: escherichia coli (E-coli) en intestinale enterococcen. Bovendien verplicht nationale wetgeving (Whvbz) ons parameters zoals temperatuur, doorzicht, pH, kleur, geur, schuim en olie zintuigelijk te meten. Om het risico van algenbloei beter in te kunnen schatten zijn de stikstof en fosfor parameters en chlorofyl-a aan het meetpakket toegevoegd. Daarnaast moet het waterschap ook controleren op de aanwezigheid van blauwalgen. Het onderzoek wordt in het badseizoen (1 mei - 30 september) tweewekelijks uitgevoerd.
3.7 Integraal fysisch chemisch en ecologisch waterkwaliteitsmeetnet De meetnetten vormen gezamenlijk een integraal fysisch chemisch en ecologisch waterkwaliteitsmeetsysteem. De informatie uit de verschillende meetnetten vult elkaar ten behoeve van meerdere meetdoelen aan. Zo kan, bijvoorbeeld voor het maken van toestandbeschrijvingen en systeemanalyses geput worden uit meerdere informatiebronnen. Het vaste meetnet en het roulerend meetnet leveren samen een goed beeld op in tijd en ruimte. Omdat in beide meetnetten de hydrobiologische kwaliteitselementen onderzocht worden in watergangen waar ook fysisch chemisch gemeten wordt, 11
is altijd de juiste biologie ondersteunende informatie beschikbaar. De resultaten uit de brede screenings bieden samen met de resultaten uit het ‘haarvaten’ bestrijdingsmiddelenmeetnet een goede mogelijkheid eventuele nieuwe probleemstoffen te detecteren. In figuur 6 en 7 wordt het integraal meetnet schematische weergegeven.
MONITORINGSDOEL
1. Voldoen aan wetgeving Europese Kaderrichtlijn Water, Europese zwemwaterrichtlijn, Whvbz
2. Toestandsbeschrijving normtoetsingen, beoordelingen, (nieuwe) probleemstoffen en effecten maatregelen
3. Systeemanalyses vrachtberekeningen, stofbalansen, bronnenanalyses
4. Sturing op waterkwaliteit (indirect) goed inzicht in waterhuishouding nodig, oplossen knelpunten waterkwaliteit en ecologie
INTEGRAAL MEETNET
Fysisch chemisch vast, ca. 75 meetpunten , o.a. in alle waterlichamen, KRW rapportages, jaarlijks temperatuur, pH, EGV, O2, doorzicht totaal-N, NH4, NO3, NO2, Kj-N, totaal-P, PO4 chloride, sulfaat, chlorofyl-a, zwevend stof zware metalen (As, Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb Zn) macro-ionen (Ca, Na, K, Mg, Mn, Fe , HCO3, CO3) PAK (16 van EPA)
12x 12x 6-12x 4-12x 4x 4x
+ op 14 locaties screenings onbekende stoffen
4x
Hydrobiologisch vast, in alle waterlichamen KRW rapportages 200 vegetatie 60 macrofauna 30 visstand 20 fytoplankton
jaarlijks 1x per drie jaar 1x per zes jaar 1x per zes jaar
Fysisch chemisch roulerend, 6 deelgebieden met ieder ca. 25 meetpunten, 1x per zes jaar temperatuur, pH, EGV, O2, doorzicht totaal-N, NH4, NO3, NO2, Kj-N, totaal-P, PO4 chloride, sulfaat, chlorofyl-a, zwevend stof zware metalen (As, Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb Zn) macro-ionen (Ca, Na, K, Mg, Mn, Fe , HCO3, CO3)
12x 12x 6-12x 4-12x 4x
Hydrobiologisch roulerend, 6 deelgebieden met ieder ca. 25 meetpunten, 1x per zes jaar vegetatie macrofauna visstand eventueel fytoplankton Bestrijdingsmiddelenmeetnet, ca. 10 locaties dichtbij emissiebron, jaarlijks
5. Trends effecten van maatregelen en beleid
ca. 200 middelen
12x
Zwemwatermeetnet, 7 locaties met zwemwaterfunctie, jaarlijks tweewekelijks in badseizoen (1/5 tot 30/9) Europese zwemwaterrapportages 6. Bestrijdingsmiddelen problematiek
figuur 6:
E-coli, intestinale enterococcen Temp, pH, EGV, O2, doorzicht totaal-N, NH4, NO3, NO2, Kj-N, totaal-P, PO4 chloride, sulfaat, chlorofyl-a geur, kleur, schuim, olie z.t. blauwalgen
Schematisch overzicht integraal meetnet 2011-2015
12
( !
vast fysisch chemisch meetnet vast hydrobiologisch onderzoek in waterlichamen
figuur 7:
Overzichtskaart integraal meetnet 2011-2016
( !
bestrijdingsmiddelen meetnet
( !
zwemwatermeetnet
+ $
roulerend meetdeel (fc+bio)_Langbroekerwetering_2011
+ $
roulerend meetdeel (fc+bio)_Lopikerwaard_2012
+ $
roulerend meetdeel (fc+bio)_Oude Rijn_2013
+ $
roulerend meetdeel (fc+bio)_Kromme Rijn_Honswijk_2014
+ $
roulerend meetdeel (fc+bio)_Centraal Stadsdeel_2015
+ $
roulerend meetdeel (fc+bio)_Groenraven-oost_Maartensdijk_2016
13
14
4.
Dataopslag, normtoetsing en beoordeling4
4.1 Fysisch chemische meetgegevens Opslag en normtoetsing: De fysisch chemische meetgegevens worden opgeslagen en beheerd in iBever (versie 3.6.109) databases. iBever verwerkt meetgegevens op gestandaardiseerde en uniforme wijze. Gegevens kunnen worden ingelezen, verwerkt, geselecteerd en gepresenteerd. Met de iBever toetsingsmodule Notove (versie 4.11.105) worden de ruwe meetgegevens aan de normen getoetst. Deze versie van Notove bevat een aantal speciaal voor KRW ontwikkelde toetsen waarin de rekenregels en normen conform de Instructie ‘Richtlijnen Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen’ (30 maart 2009) worden toegepast. De toetsingsmodule heeft naast deze KRW toetsen ook nog een speciale toets voor de beoordeling van zwemwaterresultaten voor een correcte rapportage aan de Europese Commissie.
4.2 Hydrobiologische data Opslag en beoordeling: De hydrologische onderzoeksresultaten worden (of zouden moeten worden) opgeslagen en beheerd in EcoLims databases5. Het beoordelen van de gegevens ten behoeve van de KRW gebeurt in QBWAT (versie 4.21). QBWAT is een speciaal voor de KRW ontwikkeld beoordelingsprogramma.
4.3 Verwerking tot geïntegreerde eindoordelen Verdere verwerking ten behoeve van landelijke KRW rapportages vindt centraal plaats binnen een door RWS-Waterdienst ontwikkeld KRW portal. De verwerking doen de waterbeheerders zelf onder regie van de Waterdienst. Met behulp van een in AquoKit beschreven stappenplan en met de iWSRKRW integratiemodule (versie 1.2) worden de chemische toetswaarden en de ecologische beoordelingen tot geïntegreerde eindoordelen verwerkt. De Waterdienst verzorgt de verdere verwerking tot landelijke kaartbeelden.
4
De iBever en QBWAT programmatuur en alle landelijke verwerkings (integratie) software veranderen regelmatig door nieuwe ontwikkelingen in de KRW en dus verschijnen er steeds aangepaste nieuwe versies. De hier genoemde versies zijn in 2009 voor het SGBP gebruikt. 5 Het beheren van EcoLims is al jaren een knelpunt. Het is de bedoeling dat ‘een nieuwe medewerker meetnetbeheer ecologie’ deze taak op zich gaat nemen.
15
figuur 8:
Landelijke kaartbeelden van de chemische en ecologische toestand ten behoeve van KRW rapportage (SGBP 2009) aan de EU-commissie.
16
5.
Rapportage
5.1 Verplichte rapportages KRW rapportage De KRW verplicht Nederland om iedere zes jaar een StroomGebiedBeheerPlan (SGBP) Rijn Delta aan de Europese Commissie te rapporteren. Het SGBP bevat ondermeer kaarten waarop een landelijk beeld van ‘de huidige toestand’, zowel chemisch als ecologisch, van de waterlichamen wordt weergegeven. De kaarten zijn gebaseerd op de meetgegevens uit het afgesproken KRW monitoringsprogramma. Om de zes jaar moeten we dus de gegevens, die we gedurende de planperiode in ons deel van het stroomgebied verzameld hebben, aanleveren. De toetsing aan chemische normen en ecologische maatlatten doen de waterbeheerders zelf en met behulp van een stappenplan en een integratiemodule worden de chemische toetswaarden en de ecologische beoordelingen tot geïntegreerde eindoordelen verwerkt. Het inwinnen en verder verwerken van de eindoordelen tot kaartbeelden vindt in opdracht van DG-Water centraal plaats door de RWS-Waterdienst. Zwemwaterrapportage Ieder jaar verzorgt de RWS-Waterdienst in opdracht van DG-Water de verplichte jaarlijkse zwemwaterrapportage aan de Europese Commissie. De Waterdienst verzamelt met behulp van een Zwemwaterenquête de ruwe zwemwaterresultaten, verwerkt deze tot toetswaarden en rapporteert ze aan de EU.
5.2 Vrijwillige landelijke rapportages Ten behoeve van landelijke beleidsondersteunende rapportages, zoals bijvoorbeeld de Voortgangsrapportage Nationaal Waterplan, de Nitraatrichtlijnrapportage, Water in Beeld en de Bestrijdingsmiddelenatlas, wordt regelmatig een beroep op het waterschap gedaan om meetresultaten aan te leveren. Deze dataleveringen zijn weliswaar niet verplicht maar is, als we willen dat onze situatie in landelijk beleid meeweegt, uiteraard zeer gewenst. De gegevens worden meestal landelijk onder regie van de RWS-Waterdienst middels zogenaamde Waterkwaliteitsenquêtes ingewonnen.
5.3 Jaarverslag Ieder jaar wordt er een Jaarverslag oppervlaktewater opgeleverd waarin fysisch chemische-, biologische- en kwantiteitsmonitoringsdata van het voorgaande jaar gerapporteerd worden. Na een korte toelichting op het meetprogramma wordt met behulp van overzichtelijke grafieken, tabellen en kaarten gepresenteerd hoe de fysisch chemische en biologische resultaten zich verhouden tot normen en maatlatten. De bestrijdingsmiddelen- en zwemwaterresultaten worden in aparte hoofdstukken gerapporteerd.
17
Aan de hand van de waterbalansposten, aan- & afvoer, neerslag & verdamping en kwel & wegzijging wordt de waterkwantiteit van het voorgaande jaar toegelicht en wordt een gebiedsbrede waterbalans opgesteld. 5.4 Factsheets In 2009 is per waterlichaam een factsheet opgesteld waarin de huidige biologische en chemische toestand gerapporteerd word. Bovendien wordt teruggeblikt naar de situatie in voorgaande jaren en wordt vooruit gekeken naar een verwachting voor de toekomst. Geplande maatregelen ter verbetering van biologie, chemie en de waterhuishouding worden niet alleen genoemd maar er wordt ook gekeken of ze volgens planning worden uitgevoerd. Waar mogelijk worden de effecten van uitgevoerde maatregelen nader toegelicht. Door per waterlichaam het doelbereik en maatregelen te rapporteren, kunnen de opgaven uit het waterbeheerplan geëvalueerd worden. Iedere geïnteresseerde kan zo in één overzicht zien hoe het betreffende waterlichaam er nu voor staat, waar we vandaan kwamen en waar we naar toe gaan. Een bijkomstig voordeel is dat de factsheets direct als input kunnen dienen voor het Waterbeheerplan en voor SGBP´s. De factsheets worden jaarlijks met de laatste meetgegevens geactualiseerd.
5.5 Zwemwaterprofielen De Europese Zwemwaterrichtlijn schrijft voor dat het waterschap zwemwaterprofielen heeft van alle in haar beheersgebied gelegen zwemplekken waaraan door de Provincie de zwemwaterfunctie is toegekend. Het zwemwaterprofiel bevat ondermeer een beoordeling van de locatie op basis van de verplichte meetgegevens van de voorafgaande vier jaar. Bovendien bevat het een beschrijving van de locatie en een analyse van aanwezige historische meetdata. Daarnaast wordt ingeschat welke emissiebronnen de zwemwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Waar mogelijk bevatten de profielen aanbevelingen om deze risico’s te beperken. Dit zijn overigens niet altijd maatregelen waarvoor het waterschap aan de lat staat. De zwemwaterlocaties worden jaarlijks opnieuw beoordeeld op basis van de laatste meetgegevens.
figuur 9:
Zwemlocatie de Haarrijnseplas
18
6.
Organisatie, personele en financiële consequenties
6.1 Organisatie De afdeling Watersysteembeheer (WSB) is binnen HDSR ‘Opdrachtgever’ voor het taakveld monitoring. In fase 3 van Waterkracht is besloten het dit taakveld bij de afdeling Waterkeringbeheer (WKB) in een monitoringsteam onder te brengen. Het team Monitoring is binnen de monitoringscirkel leidend, sturend en verantwoordelijk voor de monitoringsstrategie tot en met de informatieoverdracht (core business) ten aanzien van ondermeer de fysisch chemische en ecologische waterkwaliteit. Bovendien heeft het team een adviserende rol bij beleid, beheer en het formuleren van (nieuwe) informatiebehoefte. Adviserend
Leidend, sturend en verantwoordelijk
figuur 10:
Monitoringscirkel, van informatievraag naar informatieoverdracht
6.2 Personeel Om een goed inzicht te krijgen wat er voor een robuust monitoringsteam nodig is, zodat het opdrachtgever- opdrachtnemerschap goed kan worden ingevuld, heeft het monitoringsteam in de periode 2009 – 2010 in een aantal workshops aan de hand van de monitoringscirkel de gewenste activiteiten van de verschillende monitoringsonderdelen in kaart gebracht. Ook is een analyse gemaakt van de in het team aanwezige en gewenste vaardigheden en capaciteit. De belangrijkste conclusie was dat om haar taken goed uit te voeren het team op twee vlakken expertise en personele capaciteit te kort komt. 19
Veldwerk Eén fte (Jeroen de Wit) voor al het veldwerk is te weinig en de vervangbaarheid is niet geborgd (knelpunt KAM proces ‘Monitoring’). Dit is op te lossen door (op de formatieplaats van Albert Hengeveld) een tweede veldmedewerker aan te trekken. en door het oppervlaktewater bemonsteringswerk te combineren met een aantal ‘kwantiteits’ veldtaken. Op deze manier kunnen beide medewerkers oppervlaktewater bemonsteren, peilbuizen uitlezen en het onderhoud van regenmeters en online kwaliteitssensoren uitvoeren. Ze zijn flexibel en effectief inzetbaar en ziekte en verlof zijn beter op te vangen. Medewerker ecologisch meetnetbeheer Tijdens de workshops werd ook duidelijk dat het monitoringsteam in de huidige samenstelling een aantal monitoringactiviteiten op ecologisch gebied onvoldoende of in het geheel niet in kan vullen. Een deel van de ecologische monitoringsactiviteiten wordt nog steeds door de ecologen van P&A gedaan. Ook de themabeheerder van WSB houdt zich met tijdrovende monitoringsachtige activiteiten bezig. Bovendien is er bij het waterschap geen sprake van ecologisch databeheer. De benodigde vaardigheid ontbreekt (knelpunt KAM proces ‘Monitoring’). Daarnaast zijn er taken die door externen uitgevoerd worden maar die we beter zelf kunnen doen. Zo moeten we ten behoeve van advisering zelf in staat zijn de ecologische beoordelingen en rapportages te doen. Het voorstel is om het monitoringsteam met een fte uit te breiden zodat de monitoringstaken die nu nog door P&A, WSB en (deels) door derden uitgevoerd worden, z.s.m. bij het monitoringsteam van de afdeling WKB onder gebracht kunnen worden. De functie zou vergelijkbaar moeten zijn met die van de medewerker meetnetbeheer maar dan op ecologisch gebied. Advisering bij onderzoeken (P&A en WSB), ontwerpen meetnetten, aanbestedingen, meetnetbeheer, databeheer en het toetsen, analyseren en rapporteren van onderzoeksresultaten, alles op ecologisch gebied, zouden tot de taken moeten behoren. 6.3 Financiën De onzekere situatie omtrent de ontwikkelingen met laboratorium Aquon maakt het lastig voor de komende vijf jaar een betrouwbare kostenraming op te stellen. Voor volgend jaar is nog wel een redelijk betrouwbare schatting te maken. Dit omdat we voor het hydrobiologisch onderzoek nog een contract t/m 2011 hebben. De kosten voor de fysisch chemische analyses en het hydrobiologisch onderzoek die in dit meetplan worden beschreven worden voor 2011 op respectievelijk € 450.000 en € 200.000 (inclusief BTW) geschat. Kosten voor projectmatig onderzoek zijn hierbij dus niet inbegrepen.
De totale kosten voor het integraal waterkwaliteitsmeetnet worden voor 2011 dus op ca. € 650.000 geschat. De verwachting is dat de kosten in de jaren daarna vergelijkbaar zullen zijn.
20
Literatuur •
Monitoring Oppervlaktewater HDSR, Plan voor integrale monitoring oppervlaktewater, januari 2006
•
Leidraad monitoring , Commissie Integraal Waterbeheer, maart 2001
•
Optimalisatie fysisch, chemisch en biologisch meetnet HDSR, ARCADIS Heidemij Advies, december 1999
•
Instructie ‘Richtlijnen Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen’, Rijkswaterstaat, maart 2009
•
Herziening KRW Monotoringsprogramma, november 2009
21
22
Bijlagen Bijlage 1
Toelichting uitgangspunten HDSR KRW meetnet 2010, Herziening KRW monitoringsprogramma 2010, november 2009
23
24
Bijlage 1:
Uitgangspunt HDSR herziening meetnet 2010:
Bij Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden is het belangrijkste uitgangspunt bij de herziening van het KRW monitoringsprogramma het beoordelen van de toestand van haar waterlichamen zoveel mogelijk te baseren op eigen metingen . Ecologie T&T: Er verandert bij HDSR t.o.v. het monitoringsprogramma van 2006 niets in de T&T ecologie monitoring. Volgens afspraak zijn de T&T locaties inclusief de Rijn-west brede koppelingen bij de herziening gehandhaafd. Dit betekent dat HDSR in drie waterlichamen T&T ecologie monitoring uitvoert wat representatief is voor de waterlichamen van hetzelfde watertype en status van andere waterbeheerders van Rijn-west. Alle verplichte biologische kwaliteitselementen en de ondersteunende fysisch chemische parameters worden om de zes jaar gemeten. HDSR wijkt daarbij niet af van de Instructie. Het betreft T&T monitoring in de volgende drie waterlichamen: WATERLICHAAM NL14_2 Kromme Rijn NL14_10 Hollandsche IJssel NL14_28 Zegveld
LOC NL14_20001 NL14_20933 NL14_20181
WATERTYPE R6 M6b M8
STATUS sterk veranderd sterk veranderd kunstmatig
Alle 30 waterlichamen van HDSR zijn gekoppeld aan een T&T locatie van een waterlichaam van hetzelfde type en status binnen Rijn-west en krijgen ook het KRW-oordeel van deze T&T locatie. Maar HDSR richt haar OM monitoring dusdanig in (zie volgende paragraaf) dat de T&T oordelen zoveel mogelijk door eigen metingen overschreven wordt. OM overschrijft T&T! Dit om een correct beeld van de ecologische toestand van elk waterlichaam te geven. Ecologie OM: In de OM monitoring ecologie hebben de meeste verschuivingen plaats gevonden. In het monitoringsprogramma van 2006 werd in 13 waterlichamen vegetatie in de operationele monitoring gemeten en de uitkomsten waren gekoppeld aan de overige 17 waterlichamen binnen HDSR. HDSR heeft ervoor gekozen in het vervolg in al haar 30 waterlichamen OM monitoring ecologie uit te voeren i.p.v. in 13 waterlichamen en voor alle relevante kwaliteitselementen. Het kwaliteitselement macrofyten wordt als meest indicerend jaarlijks gemeten. Macrofauna wordt conform de Instructie om de drie jaar onderzocht. Voorheen werd macrofauna in een eigen meetnet ook jaarlijks gemeten. Bij de kwaliteitselementen vissen en fytoplankton wijkt de frequentie (geoorloofd) af van wat de Instructie voorschrijft. Uit kostenoverwegingen wordt viskundigonderzoek, in een planperiode van zes jaar net als voorheen, maar 1x uitgevoerd i.p.v. 2x. Ook fytoplanktonmonitoring vindt in een planperiode maar gedurende één meetjaar plaats terwijl dit eigenlijk 6x wordt voorgeschreven. De reden hiervoor is dat fytoplankton een weinig relevante parameter is in lijnvormige waterlichamen en hierdoor maar weinig bijdraagt in kennis in relatie met de kosten. In waterlichamen met watertype M1a en M8 is geen fytoplankton monitoring in het programma opgenomen. Voor deze waterlichamen zijn voor fytoplankton immers geen doelen opgenomen. In alle waterlichamen worden naast de biologische kwaliteitselementen aanvullend 12 x per jaar de ondersteunde fysisch chemische parameters gemeten. 25
Doordat op deze manier alle relevante kwaliteitselementen in een planperiode minimaal een meetjaar door HDSR zelf gemeten worden wordt het T&T oordeel, gebaseerd op metingen van andere waterbeheerders, overschreven door eigen metingen. De veranderingen in het KRW-meetprogramma lijken groot, echter doordat reeds de meeste van deze gegevens voor eigen kennisopbouw in de waterlichamen werden gemeten, is er slechts sprake van een theoretische uitbreiding van het KRW-meetprogramma. Door metingen uit het eigen meetnet op te nemen in het KRW-meetprogramma en een aantal aanpassingen te doen in de meetfrequenties, heeft het nieuwe KRW-meetprogramma geen financiële consequenties. Hydromorfologie T&T: Ook voor hydromorfologie geldt dat, volgens afspraak binnen Rijn-west het meetprogramma 2006 wordt gehandhaafd. HDSR meet dus op de drie T&T meetpunten ecologie de voor het watertype betreffende hydromorfologische parameters. Hydromorfologie OM: HDSR heeft in alle waterlichamen het hydromorfologisch kwaliteitselement HMFMOR opgenomen. Dit is een verzamelnaam voor een aantal watertype afhankelijke hydromorfologische deelparameters zoals bijvoorbeeld, het landgebruik van de oever, oeververdediging, bodemsamenstelling, helling oeverprofiel. Deze gegevens worden door het waterschap al in een ander kader verzameld en zijn dus reeds beschikbaar. Chemie T&T: Net als in het KRW monitoringsprogramma van 2006 zijn alle waterlichamen van HDSR voor de stofgroepen STOFPR (prioritaire stoffen) en STOFOV (overige (Rijn)relevante stoffen) gekoppeld aan het T&T meetpunt NL86_NIEUWGN van Rijkswaterstaat. Er zijn dus geen T&T chemie meetpunten in het gebied van HDSR zelf. Er zijn bij HDSR wat betreft T&T chemie dus geen veranderingen. Chemie OM: In 2005 is op de drie belangrijkste afvoerpunten van het HDSR beheersgebied een 0-metiing van de stofgroepen STOFPR en STOFOV uitgevoerd. Daarnaast heeft RWS deze stofgroepen in 2007 op meetpunt NL86_NIEUWGN (aanvoer) in het kader van T&T monitoring gemeten. Deze meetgegevens zijn samengevoegd met meetgegevens uit eigen meetnetten en getoetst aan de geldende KRW normen. Op basis van de toetsgegevens heeft HDSR een aantal probleemstoffen geselecteerd die in het OM monitoringsprogramma zijn opgenomen. Omdat het stoffen betreft die in vrij veel waterlichamen een probleem vormen is ervoor gekozen de stoffen in alle 30 waterlichamen te meten. Daarnaast gaat HDSR op een aantal belangrijke knooppunten periodiek screenings uitvoeren op een breed scala aan stoffen (harmonicamodel). Deze worden echter niet opgenomen in het KRW monitoringsprogramma. De resultaten uit deze screenings bieden, samen met de resultaten uit eigen reguliere meetnetten en de T&T monitoring uitgevoerd door RWS, een goede mogelijkheid eventuele nieuwe probleemstoffen te detecteren, zodat het OM programma kan worden aangepast. Omdat deze meetstrategie niet afwijkt van de huidige invulling van de HDSR monitoring zal ook de monitoring van de chemie geen financiële consequenties hebben. 26