VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR
AGENDAPUNT 5 a/b
Onderwerp: Energievisie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Nummer: 535186
In D&H: In Cie:
Marco van Schaik 030 - 6345774 Strategie en Innovatie
In AB: Portefeuillehouder:
16-10-2012 BMZ 13-11-2012 SKK 19-12-2012 Beugelink/Reerink
Steller: Telefoonnummer: Afdeling: Geheim:
ja
nee
Voorstel gelet op de Meerjarenafspraak Energie-efficiency (convenant MJA 37) (DB 10-06-08 / ZB/08.084) gelezen Actieprogramma 'Klimaatakkoord en lokale Klimaatagenda' d.d. 13-02-2012 van de Unie van Waterschappen gehoord de commissie BMZ op 3 april 2012, in het kader van de consultering over de discussienotitie Energievisie; stelt het college u voor om: in te stemmen met de Energievisie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, als beleidskader voor ons waterschap.
Advies commissie
BMZ
SKK
De commissie adviseert duidelijk te maken dat de energievisie slechts 2 pagina’s betreft (DM 534300 blz. 3 en 4), de rest van de nota is toelichting. Ook vraagt de commissie om toelichting op de financiële consequenties van het actieprogramma.
Reactie college op advies commissie In het voorstel is onder het kopje “Wat stellen wij u voor” toegevoegd: “De visie is neergezet in 2 pagina’s (DM 534300 blz. 3 en 4).” Onder “FINANCIËLE CONSEQUENTIES” is toegevoegd: Onderdelen van het actieprogramma (uit de toelichting op de energievisie) worden bekostigd uit de exploitatie.
535186
-1-
INLEIDING Aanleiding Het waterschap is grootgebruiker van energie én is potentieel in staat om een flink deel van deze energie zelf duurzaam te produceren. Energie is dus voor het waterschap een belangrijk onderwerp. Het is daarom ook een van de iconen binnen het programma Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De afgelopen jaren zijn enkele besluiten genomen over investeringen in energiebesparing en winning van duurzame energie. Ook de komende jaren doen zich investeringsmomenten voor waarbij keuzes mogelijk zijn over zowel energiebesparing als duurzame energieproductie. Daarbij is niet alleen de aard en omvang van de investering aan de orde, maar ook de vraag met welke partijen wij samenwerken en hoe wij ons profileren. Deze vragen zijn zeer actueel. Enkele voorbeelden die deze actualiteit onderstrepen zijn: de “quick wins” uit de meerjarenafspraken (MJA) zijn de afgelopen jaren gerealiseerd, om wederom wezenlijke energiebesparingen te realiseren zijn nieuwe investeringen nodig; de komende jaren worden aan het AB voorstellen voorgelegd voor investeringen in de winning van groene energie op de rwzi’s van Nieuwegein en Utrecht; om de langjarige doelen uit het Klimaatakkoord te behalen is het van belang ook mogelijkheden voor winning van groene energie uit zon, wind en andere biomassa dan rioolslib op onze terreinen te onderzoeken; hiervoor is vooralsnog geen beleid van het waterschap; als gevolg van recent uitgevoerde en geplande investeringen op de rwzi Nieuwegein zal deze rwzi steeds vaker meer biogas produceren dan zij verbruikt; er is beleid nodig over de vraag hoe deze energie wordt vermarkt. Heldere bestuurlijke kaders om afwegingen op te baseren ontbreken tot op heden. Dat kan leiden tot tegenstrijdig opereren op de energiemarkt en in energiegerelateerde projecten. Het belang van een eenduidige visie van het waterschap neemt toe. Deze energievisie dient als beleidskader voor toekomstige investeringen en samenwerking rond energievraagstukken bij het waterschap. De belangrijkste uitgangspunten in deze visie zijn: a. Het Klimaatakkoord en de meerjarenafspraken (MJA) zijn bepalend voor onze minimale ambitie. Op middellange termijn streven we naar een energieneutraal waterschap. b. Onze kerntaken zijn leidend; energiebesparing en energiewinning hangen samen met uitvoering van de kerntaken. c. We investeren kostenbewust; investeringen moeten binnen de technische levensduur worden terugverdiend. d. We produceren zichtbaar duurzaam vanuit eigen beschikbare energiebronnen. Consultering commissie BMZ Op 3 april is aan de hand van een discussienotitie energievisie de commissie BMZ geconsulteerd over de belangrijkste vragen die in de energievisie beantwoord moeten worden. De commissie heeft aangegeven behoefte te hebben aan een beleidskader met daarin het Klimaatakkoord als minimale ambitie, echter zonder dat de uitoefening van onze kerntaken in het gedrang komt en zonder grote risico’s te lopen. Ook heeft de commissie aangegeven onze ambities niet afhankelijk te willen maken van andere partijen, maar samen te werken als dat leidt tot een groter rendement. Wat stellen wij u voor De uitspraken van de commissie hebben wij verwerkt in bijgaande energievisie. De visie is neergezet in 2 pagina’s (DM 534300 blz. 3 en 4). In de toelichting hebben wij achtergronden en een uitgebreidere beschrijving van de visie opgenomen. Daarin is ook het actieprogramma opgenomen, de strategie die het waterschap volgt om de visie te verwezenlijken. Het actieprogramma bestaat uit losse investeringsprojecten, die elk in de komende jaren als afzonderlijk investeringsvoorstel ingediend zullen worden. Met deze energievisie wordt de morele verplichting aangegaan, de financiële verplichting wordt per investeringsvoorstel aangegaan.
ARGUMENTEN 1a. De energievisie geeft invulling aan duurzaamheidsambities van het waterschap. De visie geeft invulling aan de ambities uit het Klimaatakkoord, de MJA-afspraken en het waterbeheerplan 2009 – 2015.
535186
-2-
1b. Door een lager energiegebruik en een eigen duurzame energieproductie wordt bespaard op stijgende lasten. Een sterke stijging van de energieprijzen in de nabije toekomst is te voorzien. Door energiebesparing en eigen energiewinning kunnen we tegen acceptabele kosten ons werk blijven uitvoeren. Uitgangspunt is dat de investeringen binnen de technische levensduur (10 à 15 jaar) worden terugverdiend. 1c. Energiebesparing en energiewinning staan ten dienste van de uitvoering van de kerntaken en gaan niet ten koste daarvan. Daarmee maken we de burger duidelijk waar het waterschap voor staat. 1d. Energieproductie uit eigen biomassa is een maatschappelijk verantwoorde invulling van de kerntaken. Eigen biomassastromen zijn biomassastromen die verkregen worden uit de activiteiten die het waterschap onderneemt vanuit haar kerntaken. Het watersysteem- en zuiveringsbeheer produceren deze biomassastromen als bijproduct. Nuttige toepassing daarvan is geen neventaak maar een maatschappelijke taakopvatting. Omdat geen kosten worden gerekend voor de grondstof (biomassa) is deze wijze van energieproductie bovendien concurrerend met duurzame energie die wordt ingekocht. 1e. Productie van zonne-energie heeft geen directe relatie met kerntaken en kan dus alleen dienen als aanvullende duurzame energiebron als hier een kostenvoordeel mee wordt behaald. Ten opzichte van aanbieders op de markt is het zelf produceren van zonne-energie aantrekkelijk voor partijen die ruimte hebben waar zonnepanelen zodanig plaatsbaar zijn dat deze een goede opbrengst leveren. Het waterschap heeft dergelijke ruimte tot haar beschikking. Deze ruimte is noodzakelijk voor de uitoefening van de taken (daken op kantoren en zuiveringen, loos terrein tussen zuiveringsonderdelen) en kan niet op een andere manier te gelde worden gemaakt. Daarom kan waarschijnlijk tegen lagere kosten zonne-energie worden geproduceerd in eigen beheer ten opzichte van andere aanbieders en wordt zonneenergie gezien als een pijler van deze energievisie. De haalbaarheid wordt verder onderzocht maar 1 ha. zonnepanelen lijkt realistisch.
RELATIE MET ORGANISATIEMISSIE, COLLEGEPROGRAMMA OF ANDERE BELEIDSDOCUMENTEN In het waterbeheerplan 2010-2015 zijn al eerder doelen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en energiebesparing vastgelegd. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is een belangrijk onderdeel van het Verlengd bestuursakkoord op hoofdlijnen (ab 9 mei 2012), evenals van het collegeprogramma 2009-2012. Duurzaam omgaan met energie vormt een van de speerpunten (iconen) van MVO binnen ons waterschap. Kernwaarden in de missie van ons waterschap zijn duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency. De energievisie is gericht op duurzaamheid en efficiency en stimuleert innovaties op het gebied van energiebesparing en duurzame energieproductie.
FINANCIËLE CONSEQUENTIES De energievisie vormt een beleidskader, ook voor investeringsvoorstellen. Per individueel investeringsvoorstel leggen wij de financiële consequenties voor. De energievisie heeft als zodanig geen financiële consequenties. Onderdelen van het actieprogramma (uit de toelichting op de energievisie) worden bekostigd uit de exploitatie.
KANTTEKENINGEN 1. Realisatie van het doel voor duurzame energieproductie is deels afhankelijk van nieuwe technologieën Het behalen van de ambitie voor duurzame productie is voor een deel afhankelijk van de inzet van relatief nieuwe technologie zoals slibvergassing en de Nereda-technologie. De voor onze ambities benodigde investeringen kunnen daardoor een hoger risicoprofiel hebben. Door middel van proefonderzoek en pilotinstallaties kunnen wij nieuwe technologieën uitgebreid testen voordat wij deze inzetten. Het actieprogramma houdt rekening met de daarvoor benodigde tijd.
535186
-3-
2. Als wij ons profileren als producent van duurzame energie kan verwarring ontstaan bij het algemeen publiek. Ingezetenen kunnen ons verwarren met nutsbedrijven en zich afvragen waarvoor zij waterschapsbelasting betalen. Uitgangspunt in de energievisie is dat wij geen energie leveren aan de particuliere markt. Wij gaan ons profileren als maatschappelijk verantwoorde overheid die zo efficiënt mogelijk met energie omgaat en zoveel mogelijk zijn eigen energie opwekt en mede daardoor de waterschapsbelasting laag houdt.
UITVOERING Met de energievisie neemt het waterschap zijn verantwoordelijkheid voor de realisatie van het Klimaatakkoord en voor haar bijdrage aan landelijke en regionale duurzaamheidsverbetering. Het is van belang om naar de maatschappij transparant te zijn in de vooruitgang die wij boeken, en daar op periodieke en duidelijke wijze over te rapporteren. Onderdeel van de energievisie is het actieprogramma. Daarin vertalen we beleidskader en ambities naar de uitvoering. Het actieprogramma bevat de onderdelen minder energie gebruiken (zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, vervoer, huisvesting) en meer groene energie produceren (zuiveringsslib, overige biomassa, zonne-energie en mogelijk waterkracht). Aan het actieprogramma zijn concrete projecten gekoppeld die uitgevoerd moeten worden om de doelstellingen te realiseren. Over de realisatie zal via de gebruikelijke kanalen (o.a. BURAP) worden gerapporteerd.
COMMUNICATIE De energievisie heeft een compacte kernboodschap. Deze kernboodschap luidt: “Wij werken aan een energieneutraal waterschap. Daartoe beperken we zoveel mogelijk het energiegebruik bij de uitoefening van onze taken. Ook benutten we de energie-inhoud van zuiveringsslib en overige biomassa die vrijkomen bij de uitoefening van ons werk en de zon op onze gebouwen en terreinen. We werken samen waar dat leidt tot grotere energie-efficiency”. Deze kernboodschap verweven we in de communicatieve uitingen die met energie te maken hebben, zowel mondeling als schriftelijk. Bijvoorbeeld rond projecten als energiefabriek, waterschapsenergie, rijden op groen gas, MVO, rwzi Utrecht en de acties uit het actieprogramma. Ook op de website wordt de kernboodschap ondergebracht, met een beknopte toelichting. De publieksvriendelijke samenvatting stellen we op de website als pdf beschikbaar. Van daaruit verwijzen we naar concrete projecten, vanuit concrete projecten verwijzen we naar de visie. Bij vaststelling van de visie stellen we een kort nieuwsbericht op, met een link naar de webpagina met de pdf. Het nieuwsbericht gaat mee met de e-nieuwsbrief en de @grariër en zal daarnaast worden verzonden naar specifieke partijen uit ons netwerk op het gebied van duurzaamheid en energie.
BIJLAGE(N) nee ja, namelijk: - Energievisie september 2012).
TER INZAGE nee ja, namelijk
Dijkgraaf en hoogheemraden, dijkgraaf, P.J.M. Poelmann secretaris-algemeen directeur, drs. E.Th. Meuleman
535186
-4-
Bijlage bij agendapunt 5 a/b vergadering algemeen bestuur d.d. 19 december 2012
Energievisie HDSR Op weg naar een energieneutraal waterschap
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
DOCS-#534300-v4-energievisie.DOC September 2012
Projectteam: Marco van Schaik (projectleiding) Paul Timmerman Remco Lots Edward Lodder
Met ondersteuning van:
Giel Linthorst Jos Warmerdam Vincent Hoen
Inhoud De energievisie HDSR
3
Toelichting 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Beleidskader 1.3 Doel 1.4 Leeswijzer 2. Energiegebruik en potentieel energieproductie 2.1 Energiegebruik 2.2 Energiebesparing 2.3 Potentieel energieproductie 3 Verkenning: mogelijke strategieën 4 Beleidskader: visie op energie 4.1 Beleidskader 4.2 Ontwikkeling energiegebruik en –productie 5 Actieprogramma 5.1 Minder energie gebruiken 5.2 Meer groene energie produceren
5 5 5 5 6 7 7 7 8 9 10 10 11 13 13 13
Bijlage 1: Energiepotentieelkaart Bijlage 2: Uitwerking van de 4 koersen
15 16
-2-
De energievisie HDSR Energieneutraal
Besparen en opwekken We willen energieneutraal worden door een combinatie van energie besparen en zelf energie opwekken. Ons waterschap gebruikt de meeste energie (ca. 90%) voor het zuiveren van afvalwater. We spannen ons tot het uiterste in om dit energiegebruik te verminderen. Tot 2020 is een vermindering van ongeveer 18% haalbaar ten opzichte van 2011. Wij willen daarnaast onze eigen energiebronnen (beter) gaan benutten. De belangrijkste daarvan is het zuiveringsslib. Daaruit kunnen we biogas winnen. Andere energiebronnen zijn slootmaaisel en mogelijk ook waterkracht, wind en zon. Op dit moment voorzien we al in ongeveer 30% van onze eigen energiebehoefte met biogas uit slibgisting. Wij bereiden een aantal investeringen voor, waarmee we dit aandeel verhogen tot ongeveer 60% in 2020. Om energieneutraal te worden zijn meer energiebesparende technieken nodig en zullen we ook andere energiebronnen moeten gebruiken. De komende jaren zullen we hiervoor de mogelijkheden onderzoeken. Op kleine schaal voeren we hiervoor ook experimenten uit. Perspectief biedende technieken en energiebronnen zullen we na 2020 op grotere schaal inzetten. Het is onze ambitie om over ongeveer 15 jaar energieneutraal te zijn. Ons waterschap produceert in totaal dan ongeveer evenveel energie als het gebruikt (zie figuur 1).
“Het laatste vat olie gaat naar de gemalen” Joop den Uyl tijdens de oliecrisis, 1973 De zorg voor veilige dijken, droge voeten en schoon water kost veel energie. De waterschappen gebruiken ongeveer 0,25% van het totale landelijke energiegebruik. Het is van vitaal belang dat wij ook in de toekomst over voldoende betaalbare energie beschikken om onze taak uit te voeren. We gebruiken al zoveel mogelijk groene bronnen, zoals wind, biomassa, waterkracht en zon. Daarmee ontzien we milieu en klimaat. Het overgrote deel van ons nationale energiegebruik is echter nog afkomstig van schaarse fossiele brandstoffen. De omslag naar 100% groen energiegebruik, de energietransitie, vergt een grote inspanning van onze samenleving en zal leiden tot forse stijging van de energieprijzen. De Stichtse Rijnlanden wil in de toekomst onafhankelijk zijn van het energieaanbod op de markt. Daarom wil ons waterschap energieneutraal worden: we willen zelf net zoveel duurzame energie opwekken als we nodig hebben om onze taken uit te voeren. Zo kunnen we in de toekomst ons werk blijven doen tegen acceptabele kosten en zonder het milieu extra te belasten.
-3-
Ene rgie ge bruik e n -productie HDSR
Energieproductie/gebruik in GJ
450000 400000 350000 300000 250000 200000
Ambitie HDSR energieneutraal
150000 100000 50000
20 11 20 12 20 13 20 14 20 15 20 16 20 17 20 18 20 19 20 20 20 21 20 22 20 23 20 24 20 25 20 26 20 27 20 28 20 29 20 30
0
Jaar
Energieproductie (zeker)
Energiegebruik (zeker)
Energieproductie (onderzoek)
Energiegebruik (onderzoek)
Figuur 1: energiegebruik en eigen energieproductie HDSR
zuiveringsslib, overige biomassa uit onze watergangen en oevers en zon van onze eigen gebouwen en terreinen. Het waterschap wordt geen energieleverancier aan particulieren. Eventuele energieoverschotten bieden we aan marktpartijen aan.
Wat zijn onze uitgangspunten? Veel mogelijkheden van energiebesparing en energiewinning moeten we nog verder uitwerken, voordat wij hierover een besluit kunnen nemen. Daarvoor is nog veel onderzoek nodig; deels door derden (o.a. STOWA), deels door ons zelf. De uitkomsten van dat onderzoek bepalen sterk het tempo waarin we onze ambitie kunnen realiseren. Wij hanteren in onze besluitvorming over toekomstige projecten de volgende uitgangspunten:
Kostenbewust Door middel van samenwerking met derden (bijv. andere producenten van groene energie, bedrijven die veel energie gebruiken) zoeken we het optimale financiële en maatschappelijke rendement. Energie-investeringen moeten binnen de technische levensduur (gem. 15 jaar) kunnen worden terugverdiend. Bij risicovolle investeringen zal de acceptabele terugverdientijd eerder 10 jaar zijn. Innovatieve technologieën beoordelen we kritisch en realistisch.
Maatschappelijk verantwoord We zetten in op energiebesparing en kopen groene energie in. De afspraken met het Rijk (MJA en Klimaatakkoord, resp. jaarlijks 2% energie-efficiency en in 2020 40% van onze energiebehoefte zelf duurzaam opwekken) komen we in elk geval na. Energie weegt mee bij alle belangrijke investeringen. We doen zelf wat we zelf kunnen, zodat we niet afhankelijk zijn van derden om onze ambitie te kunnen realiseren.
Zichtbaar Het waterschap werkt zichtbaar aan veilige dijken, droge voeten en schoon oppervlaktewater. Energieproductie die uit die kerntaken voortvloeit zullen we daarom ook zichtbaar maken én zichtbaar benutten. Door ons hiermee actief te profileren willen we een voorbeeldrol voor duurzame energieproductie vervullen.
Kerntaken zijn leidend Energiebesparing en energiewinning hangen samen met uitvoering van de kerntaken. We investeren alleen in vormen van duurzame energiewinning die dicht bij onze kerntaken staan, zoals energie uit
-4-
Toelichting
1. Inleiding 1.1 Aanleiding In april 2010 hebben de Unie van Waterschappen en het Rijk samen een Klimaatakkoord afgesloten, het Klimaatakkoord Unie – Rijk 2010-2020. Hierin zijn de klimaatambities en -activiteiten van de waterschapssector voor de komende jaren vastgelegd. In dit akkoord hebben de waterschappen hun sectorbrede doelstellingen en ambities ten aanzien van klimaat en duurzaamheid vastgelegd.
1.2 Beleidskader Als gevolg van deze ontwikkelingen is er binnen HDSR behoefte ontstaan aan een integrale energievisie en een bijbehorende strategie. Met deze visie wordt concreet richting gegeven aan afwegingen van het waterschap op het gebied van energiebesparingsprojecten en projecten gericht op de productie van duurzame energie. 1.3 Doel Doel van deze energievisie is om richting te geven aan het beleid met betrekking tot energiebesparing en energieopwekking door Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
In het Akkoord staat dat de waterschappen hun bijdrage aan energiebesparing en de realisatie van duurzame energie leveren door: • De MJA-afspraken voor de afvalwaterzuivering te verbreden tot alle waterschapsactiviteiten. Door zuinig met energie om te gaan en energiebesparende maatregelen te treffen, streeft de waterschapssector naar een verbetering van de energie-efficiency tussen 2005-2020 van minimaal 30% (circa 2% per jaar) conform afspraken van 1 juli 2008; • Als waterschapssector zoveel mogelijk gebruik te maken van duurzame energiebronnen en duurzaamheid mee te nemen in de afweging van maatregelen. De waterschappen hebben de ambitie om per 2015 energie inkoop volledig duurzaam te laten zijn en in 2020 een aandeel duurzame energie door eigen opwekking te realiseren van 40% van de energiebehoefte; • Voor de lange termijn (2050) te streven naar een energieneutrale waterschapssector; • Ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen hebben de waterschappen als doelstelling een reductie van 30% in de periode 19902020.
In de energievisie staan drie vragen centraal: 1. Wat is de ambitie van het waterschap? Hoe sterk willen wij inzetten op energiebesparing en winning van duurzame energie? 2. Hoe willen wij de ambitie realiseren? Alleen of in samenwerking met andere partijen? In hoeverre / onder welke voorwaarden werken we samen met andere producenten van duurzame energie? 3. Hoe positioneren we ons op de energiemarkt?
-5-
1.4 Totstandkoming energievisie Deze energievisie is tot stand gekomen in 2 fasen. In de eerste fase is een discussienota energievisie opgesteld. Hiertoe hebben we de potenties voor energiebesparing en winning van duurzame energie onderzocht. Vervolgens hebben we het beleid verkend aan de hand van 4 koersen. De discussienota is besproken in de commissie BMZ. De commissie heeft zich uitgesproken voor een beleidskader met daarin het Klimaatakkoord als minimale ambitie, echter zonder dat de uitoefening van onze kerntaken in het gedrang komt en zonder grote risico’s te lopen. Ook heeft de commissie uitgesproken onze ambities niet afhankelijk te willen maken van andere partijen, maar te willen samenwerken als dat leidt tot een hoger maatschappelijk rendement.
De uitspraken van de commissie zijn richtinggevend geweest voor de inhoud van deze energievisie. De energievisie in concept is besproken met prof. dr. Ad van Wijk. Hij heeft ons met name geadviseerd om de visie zichtbaar uit te dragen naar de organisatie en onze maatschappelijke omgeving. 1.5 Leeswijzer Deze toelichting op de energievisie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het energiegebruik en de potenties voor energiebesparing en energiewinning. Hoofdstuk 3 beschrijft mogelijke energiestrategieën en in hoofdstuk 4 worden een beleidskader en een voorkeurstrategie uitgewerkt. Hoofdstuk 5 geeft het actieprogramma voor de komende jaren.
-6-
2. Energiegebruik en potentieel energieproductie De verdeling van het energiegebruik over deze onderdelen is in de volgende figuur opgenomen:
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het energiegebruik en de besparingsmogelijkheden bij de belangrijkste processen die bij HDSR aan de orde zijn. Vervolgens wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn om zelf duurzame energie op te wekken.
Figuur 2: Primair energiegebruik per onderdeel van het waterschap. Primair energieverbruik HDSR 400 350
energieverbuik (1000 GJ/jaar)
2.1 Energiegebruik De belangrijkste gebruikers van energie zijn: Afvalwaterzuivering en slibverwerking; Watersysteembeheer; Facilitair energiegebruik (vervoer en huisvesting). Afvalwaterzuivering en slibverwerking Afvalwater van huishoudens, kantoren en industrie wordt verzameld en getransporteerd in het rioleringsstelsel. Ten behoeve van de behandeling wordt het door HDSR middels rioolgemalen naar de rwzi’s getransporteerd. In de waterlijn van de rwzi wordt het afvalwater door middel van een biologisch proces gezuiverd en vervolgens geloosd op oppervlaktewater. Bij dit proces ontstaat zuiveringsslib. Het na slibgisting resterende slib wordt ontwaterd en momenteel afgevoerd naar een slibverbrandingsinstallatie in Moerdijk (SNB). Het energiegebruik bestaat aldus uit: Transport van afvalwater naar de rwzi’s (rioolgemalen); De zuivering van afvalwater (beluchten, verpompen, mixen stikstofverwijdering); De slibbehandeling (vergisten, ontwateren en afvoeren naar verbrander).
300 250 200 150 100 50 0 RWZI en rioolgemalen
Poldergemalen
Facilitair
Onderdeel
Activiteiten derden (in opdracht van het waterschap) Ook buiten deze primaire bedrijfsprocessen wordt veel energie gebruikt, zoals aanleg en renovatie van zuiveringsinstallaties, kunstwerken, grondverzet (kaden, oevers) en baggeren. Deze werkzaamheden worden aan derden aanbesteed. De omvang van dit energiegebruik is niet goed bekend en wij kunnen dit energiegebruik alleen indirect beïnvloeden. In deze energievisie nemen wij dit indirecte energiegebruik niet mee. Wij beperken ons tot ons eigen directe energiegebruik. 2.2 Besparingen De maatregelen om energie te besparen hebben betrekking op mogelijkheden om de efficiëntie te verbeteren. Daarbij ligt het zwaartepunt op onze rwzi’s, maar is er ook aandacht voor het watersysteembeheer, vervoer en huisvesting. In het kader van de MJA afspraken worden voor de rwzi’s Energie Efficiency Plannen (EEP) opgesteld. Op dit moment werkt HDSR aan uitvoering van de maatregelen die in het EEP voor de periode 2009 – 2012 zijn opgenomen. Belangrijke maatregelen hierbij bestaan uit aanpassing aan de uitvoering van de beluchtingsystemen en de regeling hiervan.
Watersysteembeheer Ten behoeve van peilhandhaving wordt water verpompt, ingelaten of gestuwd. Hiervoor wordt elektriciteit gebruikt. Facilitair Het facilitair energiegebruik bestaat uit de onderdelen vervoer en huisvesting. Het vervoer betreft transport voor uitvoering van de werkzaamheden, maar ook personenvervoer. Energie voor huisvesting betreft het verwarmen en verlichten van gebouwen en de apparatuur in die gebouwen.
-7-
In het algemeen geldt dat voor waterzuiveringen het energiegebruik voor beluchting een dominante rol speelt met een aandeel van 60 – 70%.
van biomassa is, wordt deze optie in de energievisie niet verder meegenomen. Het inzetten op andere vormen van duurzame energie zoals zon, wind en waterkracht.
In het Klimaatakkoord is een energieefficiency afgesproken van 30% in de periode van 2005 – 2020, overeenkomend met gemiddeld 2% per jaar. Deze besparing heeft betrekking op de totale bedrijfsvoering van ons waterschap en dus niet alleen de rwzi’s.
In bijlage 1 is een energiepotentieelkaart opgenomen die aangeeft waar in het verzorgingsgebied van HDSR de energiepotentiëlen liggen. In de huidige situatie wordt slib van HDSR verbrand bij SNB in Moerdijk. Hierbij leiden de opgewekte elektriciteit en het gebruik van transport-brandstof tot een netto energiegebruik. Dit gebruik is verder niet in deze energievisie weergegeven.
Het Platform MJA3 heeft op 3 februari 2010 ingestemd met een nieuwe methodiek om de energie-efficiency te bepalen. Daarbij wordt de besparing in proces, keten en gebruik van duurzame energie gesommeerd. Aangezien ons waterschap energie duurzaam inkoopt, voldoen wij nu al volledig aan de MJA3-doelstelling voor 2020. Het is echter een uitdaging om de procesefficiency te verbeteren en daarnaast meer eigen duurzame energie op te wekken. 2.3 Potentieel energieproductie De mogelijkheden om duurzame energie te produceren bestaan uit: Het benutten van de energie-inhoud van het zuiveringsslib. Uit het geproduceerde slib kan energie gewonnen worden in de vorm van biogas door middel van slibgisting. Het biogas kan in een WKK omgezet worden naar elektriciteit en warmte, maar ook opgewaardeerd worden naar groen gas. Deze energie kan binnen de inrichtingen worden gebruikt, maar kan ook aan derden worden geleverd. Er zijn nieuwe technieken in ontwikkeling om meer biogas te kunnen produceren, zoals hydrolyse, vergassing en een combinatie van hydrolyse met vergassing. Het benutten van energie in andere vormen van biomassa, afkomstig van watervegetatie, waterkeringen en terreinen die HDSR in beheer heeft; in 1 het position paper rieteconomie heeft het waterschap aangegeven geen initiatieven te zullen nemen voor rietteelt, maar wel initiatieven van derden, die bijdragen aan onze waterdoelstellingen, zou kunnen ondersteunen. Omdat het waterschap dan niet zelf de producent
1
Vastgesteld door het College van D&H op 15 mei 2012.
-8-
3. Verkenning: mogelijke strategieën Op weg naar het opstellen van deze energievisie zijn verschillende strategieën beschouwd. Deze worden hieronder weergegeven.
De vier koersen zijn: Kerntaken centraal; Efficiency door samenwerking; Zichtbaar en voorbereid; Samen vormgeven aan transitie.
Vier koersen De energievisie is bedoeld om richting te geven aan de besluitvorming rond de invulling van de ambities op het gebied van efficiënt en duurzaam energiegebruik. Deze invulling is op verschillende wijzen mogelijk, waarbij het karakter van de gewenste maatregelen en het ambitieniveau een belangrijk uitgangspunt vormen. Om structuur te geven aan de discussie zijn vier verschillende ‘koersen’ uitgewerkt voor het traject tot 2030. Deze koersen verschillen zowel in ambitieniveau als in de mate waarin met andere partijen wordt samengewerkt.
Voor de karakterisering van de koersen is aangesloten bij het strategiemodel in de voorjaarsnota. Dit is in figuur 3 weergegeven. Naast een naam voor de verschillende velden in de figuur die het karakter van de ‘koers’ aangeeft, is in de tekst kort omschreven hoe dit vertaald is naar de invulling van de energiestrategie. Hierbij geldt voor de horizontale as dat de mate van samenwerking van links naar rechts toeneemt. Op de verticale as neemt het ambitieniveau met betrekking tot energie-efficiëntie en eigen energieopwekking toe. In bijlage 2 staat een verdere uitwerking van de 4 koersen. Verandering
Zichtbaar en voorbereid
Samen vormgeven aan transitie
Zelfstandig de mogelijkheden ook buiten de uitvoering van onze kerntaken maximaal benutten voor het terugdringen van het energieverbruik en het opwekken van duurzame energie
In samenwerking met anderen de mogelijkheden ook buiten de uitvoering van onze kerntaken maximaal benutten voor het terugdringen van het energieverbruik en het opwekken van duurzame energie
Kerntaken centraal
Efficiency door samenwerking
Zelfstandig de mogelijkheden alleen binnen de uitvoering van onze kerntaken benutten voor het terugdringen van het energieverbruik en het opwekken van duurzame energie
Anderen de mogelijkheden bieden binnen de uitvoering van onze kerntaken voor het terugdringen van het energieverbruik en het opwekken van duurzame energie
Midden in de samenleving
Ambitieniveau
Op eigen kracht
Instandhouding
Mate van samenwerking
Figuur 3: Karakterisering van de vier koersen.
-9-
Klimaatakkoord en MJA zijn bepalend voor de minimale ambitie De ambities uit het klimaatakkoord (jaarlijks 2% energie-efficiency en in 2020 40% van de energiebehoefte zelf opwekken) willen we in elk geval behalen. Hiervoor zetten we fors in op energie besparen. De energie die we nog moeten inkopen zal ‘groene’ energie zijn. Het zwaartepunt bij energiebesparing ligt op het zuiveringsbeheer, maar ook in de andere organisatieonderdelen willen we substantieel energie besparen.
4. Beleidskader: visie op energie In dit hoofdstuk presenteren we op basis van een afwegingskader de voorkeurstrategie. Ook bespreken we wat dat betekent voor de ontwikkeling van het energiegebruik en productie en de vorm van samenwerking.
Energie meewegen bij investeringen Bij alle investeringen moet de energiecomponent worden meegewogen. Daarbij hanteren we de trits voorkomen – besparen – terugwinnen.
4.1 Beleidskader “Het laatste vat olie gaat naar de gemalen” Joop den Uyl tijdens de oliecrisis, 1973
Zelf doen wat we zelf kunnen We moeten niet afhankelijk zijn van derden om onze ambitie te kunnen realiseren. In samenwerking met derden (bijv. andere producenten van groene energie, bedrijven die veel energie gebruiken) zoeken we het optimale maatschappelijke rendement. Door samen te werken met andere waterschappen worden ervaringen en kennis gedeeld. Denk daarbij aan concepten als de Energiefabriek en de ontwikkelingen binnen 2 de Routekaart 2030 . Grote investeringen in nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk te delen met meerdere partijen, waardoor we de risico’s spreiden.
Naar een energieneutraal waterschap De waterschappen zorgen er voor dat ons land leefbaar en bewoonbaar is. Om die taak uit te voeren is energie nodig, ongeveer 0,25 % van het energiegebruik van ons land. Het is van vitaal belang dat wij over voldoende energie beschikken om onze taak uit te voeren. Fossiele energiebronnen worden steeds schaarser. Ook de transitie naar duurzame energie vergt grote maatschappelijke investeringen, waardoor de energieprijzen naar verwachting nog sterk zullen stijgen. Daarom wil ons waterschap op middellange termijn (ca. 15 jaar) tenminste energieneutraal worden. Daarmee bedoelen we dat we zelf voldoende duurzame energie winnen om onze taken uit te voeren. Daardoor kunnen we garanderen dat we ons werk kunnen blijven doen voor acceptabele kosten en zonder het milieu extra te belasten. Deze ambitie werken we uit aan de hand van de uitkomsten van de discussies, gehouden op basis van de mogelijke energiestrategieën.
Kerntaken zijn leidend 4. Kerntaken zijn leidend 5. Energiewinning voortvloeiend uit de kerntaken 6. Het waterschap wordt geen energieleverancier aan particulieren. Kerntaken zijn leidend Het zuiveren van afvalwater is leidend, energiebesparing en het opwekken van eigen energie is hierop volgend. Dit geldt ook voor het watersysteembeheer en het waterkeringbeheer.
Maatschappelijk verantwoord 1. Klimaatakkoord en MJA zijn bepalend voor de minimale ambitie 2. Energie meewegen bij investeringen 3. Zelf doen wat we zelf kunnen.
2
De routekaart afvalwaterketen 2030 schetst de lange termijnvisie van Agentschap NL, gemeenten en waterschappen voor de inrichting van de afvalwaterketen. Sluiten van ketens en kringlopen staat hierin centraal.
- 10 -
Energiewinning voortvloeiend uit de kerntaken We investeren alleen in vormen van duurzame energiewinning die dicht bij onze kerntaken staan, zoals energie uit zuiveringsslib, overige biomassa uit onze watergangen en oevers en zon van onze eigen gebouwen en terreinen. We onderzoeken de mogelijkheden van waterkracht. Voor zover dat de uitvoering van onze kerntaken niet belemmert, bieden we onze terreinen wel aan derden aan voor het realiseren van andere vormen van duurzame energiewinning, zoals windenergie. Voorwaarde daarbij is dat onze bedrijfsvoering niet belemmerd wordt.
Acceptabele risico’s Het waterschap zal echter geen grote risico’s aangaan om de energieambities te bereiken, mocht dit met andere maatregelen niet haalbaar blijken. Waar mogelijk zullen innovatieve technologieën toegepast worden. Deze zullen kritisch en realistisch beoordeeld worden. Zichtbaarheid Het waterschap werkt zichtbaar aan veilige dijken, droge voeten en schoon oppervlaktewater. Energieproductie die uit die kerntaken voortvloeit zullen we zichtbaar benutten. Ons waterschap heeft een voorbeeldrol voor duurzame energieproductie.
Geen energieleverancier aan particulieren Eventuele overschotten bieden we aan marktpartijen aan. We gaan geen verplichtingen met (particuliere) afnemers aan. Dit laat de vrijheid om de voor het waterschap gunstigste vorm van te leveren energie te kiezen. Door gezamenlijk met andere waterschappen energie aan te bieden, kan er mogelijk een betere prijs worden bedongen. Een uitzondering is denkbaar voor grote particuliere afnemers van energie (bijv. een bedrijf dat nabij een slibvergisting is gevestigd) die een gunstige prijs bieden voor onze periodieke overschotten aan energie en geen eisen stellen aan onze bedrijfsvoering.
4.2 Ontwikkeling energiegebruik en – productie Uitgaande van bovenstaande afwegingen komen wij uit op de ontwikkeling van het energiegebruik en de energieproductie zoals weergegeven in figuur 4. De beoogde ontwikkeling van energiegebruik en -productie in de periode tot 2020 is gebaseerd op bewezen technieken en resultaten van reeds uitgevoerd onderzoek. Dit bestaat uit: - structurele energiebesparing van tenminste 28.000 GJ d.m.v. investeringen op de rwzi’s; - optimalisatie van de winning van biogas uit onze slibvergisting, o.a. d.m.v. thermische druk hydrolyse. De energiewinst bedraagt tenminste 53.000 GJ.
Kostenbewust 7. Laagst aanvaardbare maatschappelijke kosten 8. Acceptabele risico’s.
Met deze zekere energiebesparing en eigen energieopwekking voldoen we ruimschoots aan de afspraken uit het Klimaatakkoord. We kunnen mogelijk nog meer energie besparen en duurzame energie produceren. De hiervoor benodigde investeringen verrichten wij grotendeels na 2020, maar mogelijk ten dele al voor 2020. Hiervoor voeren we de komende jaren een aantal onderzoeken uit. Het gaat met name om: - Energiezuinige zuiveringstechnologie (zoals bijv. NEREDA). - Energiebesparing in het watersysteembeheer. - Verdergaande optimalisatie van energiewinning uit zuiveringsslib (hydrolyse + vergassing).
Laagst aanvaardbare maatschappelijke kosten Door te besparen op energiegebruik zullen de gebruikskosten dalen. Hier staan vaak wel investeringen tegenover die zich terug moeten verdienen. Een terugverdientijd gedurende de technische levensduur van 15 jaar is nog acceptabel. Bij risicovolle investeringen zal de acceptabele terugverdientijd eerder 10 jaar zijn. Als dat leidt tot een beter maatschappelijk rendement, is het mogelijk dat we biomassa van derden, zoals bermmaaisel, meevergisten in onze slibvergistingsinstallaties.
- 11 -
-
-
Eigen biomassa (maaisel) optimaal inzetten. Zonne-energie op onze eigen gebouwen en terreinen (geen kerntaak maar wel eenvoudig en rendabel). Kleinschalige windturbines bijv. bij onze gemalen. Grootschalige windturbines passen niet bij onze kerntaak en stuiten op maatschappelijke weerstanden. Desgewenst stellen we terreinen van
-
-
HDSR wel beschikbaar aan derden voor plaatsing van grote windturbines. Waterkracht ligt wel dicht bij de kerntaak, maar is nog niet onderzocht; de potentie in ons gebied lijkt gering. Incidenteel benutting van thermische energie uit afvalwater van derden.
450000 400000 350000 300000 250000 Ambitie HDSR energieneutraal
200000 150000 100000 50000
Jaar
Energieproductie (zeker)
Energiegebruik (zeker)
Energieproductie (onderzoek)
Energiegebruik (onderzoek)
Figuur 4: energiegebruik en eigen energieproductie HDSR
- 12 -
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
0 2011
Energieproductie/gebruik in GJ
Energiegebruik en -productie HDSR
5. Actieprogramma Ook voeren wij onderzoek uit naar de haalbaarheid van nieuwe energiebesparende technologie op onze rwzi’s. De vernieuwing van rwzi zal zeker leiden tot toepassing van modernere en efficiëntere technieken, waaronder een verbeterde deelstroombehandeling. Veelbelovend lijkt de NEREDA-techniek. Toepassing van een NEREDA-installatie op de rwzi Utrecht leidt tot een geschatte energiebesparing van 12.150 GJ. Ook zijn wij betrokken bij de ontwikkeling van de zgn. anammoxtechnologie. Mogelijk zijn hiermee na 2020 wezenlijke energie-besparingen te realiseren. In 2013 voeren we daarnaast onderzoek uit naar de mogelijkheden en effectiviteit van energiebesparende maatregelen in het watersysteembeheer. In het watersysteembeheer wordt 10% van het totaal aan energie gebruikt. Tenslotte onderzoeken we in 2013 mogelijkheden voor warmte-koude opslag op ons kantoor en een oplaadpunt voor elektrische auto’s en fietsen.
Dit actieprogramma geeft aan wat het waterschap gaat doen om de doelen van de energievisie te realiseren. Het waterschap neemt haar verantwoordelijkheid voor de realisatie van de afspraken in het Klimaatakkoord en wil twee doelen realiseren: minder energie gebruiken en meer groene energie produceren. 5.1 Minder energie gebruiken Doelstelling In 2020 bedraagt ons energiegebruik nog maximaal 380.000 GJ; dat is 10% minder dan het energiegebruik in 2011. Realisatie De energiebesparing op ons eigen gebruik realiseren wij hoofdzakelijk op onze zuiveringsinstallaties, waar 88% van het totaal aan energie wordt gebruikt. Wij voeren deze projecten uit op natuurlijke investeringsmomenten in onze installaties, bijvoorbeeld bij groot onderhoud, uitbreiding of vervanging. Door te kiezen voor technieken met een beter rendement neemt het energiegebruik af.
5.2 Meer groene energie produceren Doelstelling In 2020 produceren wij zelf ca. 74% van de door ons gebruikte energie (280.000 GJ). Momenteel (2012) produceren wij zelf 32% van ons energieverbruik uit het afvalwater.
Tussen nu en 2020 gaat het om de volgende projecten: Bellenbeluchting rwzi De Meern (energiebesparing 1.750 GJ) Bellenbeluchting rwzi Nieuwegein (energiebesparing 9.900 GJ) Bellenbeluchting rwzi Leidsche Rijn (energiebesparing 4.750 GJ Bellenbeluchting rwzi Houten (energiebesparing 3.150 GJ) Bellenbeluchting rwzi Breukelen (energiebesparing 1.050 GJ) Bellenbeluchting rwzi Driebergen (energiebesparing 2.250 GJ) Bellenbeluchting rwzi Rhenen (energiebesparing 2.100 GJ) Opheffen rwzi Maarssenbroek (energiebesparing 1.800 GJ) Deelstroombehandeling rwzi Nieuwegein (energiebesparing 1.150 GJ)
Realisatie De duurzame energieproductie realiseren wij met onze zuiveringsinstallaties, terreinen en auto’s. Wij investeren in het vergroten van de biogasproductie uit afvalwater en in zonnepanelen op die plaatsen waar de opbrengst concurrerend is met groene stroom van het net. Wij vervangen auto’s op fossiele brandstoffen door auto’s op duurzaam geproduceerd biogas. Tussen nu en 2020 gaat het om de volgende projecten: 100 waterschapsauto’s op biogas (vervangt 4.000 GJ fossiel) Thermische drukhydrolyse rwzi Nieuwegein (extra productie biogas en daarmee vermeden E-inkoop = besparing 7.000 GJ)
- 13 -
Optimalisatie wkk rwzi Nieuwegein (vermeden E-inkoop = besparing 8.100 GJ) Uitbreiding wkk rwzi Utrecht (vermeden E-inkoop = besparing 12.800 GJ) Thermische drukhydrolyse Utrecht (extra productie biogas en daarmee vermeden E-inkoop = besparing 20.950 GJ).
Veel perspectief lijkt te bestaan voor slibvergassing. Samen met andere waterschappen voeren we onderzoek uit naar toepassing van deze technologie op onze rwzi’s Nieuwegein en Utrecht. De potentiële opbrengst van biogas bedraagt ca. 93.000 GJ. Deze zou in 2020 beschikbaar kunnen zijn. Daarnaast voeren we een aantal onderzoeken uit gericht op andere vormen van duurzame energiewinning:
In 2013 voeren we een concrete haalbaarheidsstudie uit voor de realisatie van 1 ha. zonnepanelen verdeeld over een aantal waterschapslocaties. In 2014 voeren we onderzoek uit naar de nuttige inzet van biomassastromen die vrijkomen bij het onderhoudswerk aan onze watergangen, mogelijkheden voor kleinschalige windturbines bij onze gemalen en naar de potenties van waterkracht. Deze energiebronnen vormen mogelijk een energiebron voor verdere uitbreiding van de duurzame productie na 2020.
- 14 -
Bijlage 1: Energiepotentieelkaart
- 15 -
partijen. Voor de uitvoering van uit te besteden werk wordt gebruik gemaakt van professionele toeleveranciers. De eindverwerking van het uitgegiste slib wordt door een externe partij verzorgd, participatie in een verwerkingsinstallatie voor dit slib is niet aan de orde. De invloed van een dergelijke aanpak op het toekomstig energieverbruik en de wijze van energieopwekking is in figuur B.1 weergegeven.
Bijlage 2: Uitwerking van de vier koersen In deze bijlage worden de 4 koersen verder uitgewerkt (overgenomen uit de discussienota). De vier koersen zijn: - Kerntaken centraal; - Efficiency door samenwerking; - Zichtbaar en voorbereid op de toekomst; - Samen vormgeven aan transitie.
Figuur B.1: Overzicht energievraag en opwekking duurzame energie: Kerntaken centraal Kerntaken centraal 600
Energie (1.000 GJpr/jaar)
500
Koers 1: Kerntaken centraal “De kerntaken zijn veilige dijken, schoon water en droge voeten. Die taken worden doelmatig en efficiënt uitgevoerd. Inspanningen richten zich er dus op om de kosten hiervoor zo laag mogelijk te houden. Energievoorziening is geen taak van het waterschap, daar moet ze zich verre van houden. Energie is wel een belangrijke kostenpost voor het waterschap. Deze post wordt met name ingevuld door de energiekosten voor de zuiveringsinstallaties. Er wordt daarom wel geïnvesteerd in energiebesparing en energieopwekking met een directe relatie met de kerntaken indien de kosten binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend. Bij voorkeur wordt gekozen voor kosteneffectieve en bewezen technieken”.
400
Hydrolyse (TDH) Optimalisatie
300
Productie Huidig Verbruik bij toep. EEP
200
100
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
jaar
De lijn boven in figuur 5 geeft het verwachte energieverbruik aan. Voor deze koers is hiervoor aangehouden dat een besparing op het verbruik van 1% per jaar bereikt kan worden. Deze bescheiden verwachting hangt samen met de relatief strikte eisen die aan de rentabiliteit van maatregelen gesteld worden. Onderin de figuur is aan de hand van kolommen weergegeven wat de omvang is van de duurzame opwekking en welke bronnen hieraan bijdragen. Het onderste deel van de kolom geeft hierbij de huidige productie van energie uit biogas weer. Voor de toekomst is voor de opwekking vooral van belang dat de benutting van het biogas wordt geoptimaliseerd. Het effect van deze maatregel kan fors zijn, gegeven het feit dat in de afgelopen jaren soms meer dan 1 miljoen 3 m biogas werd afgefakkeld. Aanvullend op deze optimalisatie is rekening gehouden met inzet van thermische hydrolyse van het slib, in 2015 in Nieuwegein en vanaf 2020 ook in Utrecht.
De doelstelling wordt bereikt door nadruk op efficiënt werken, waarbij de uitvoering van de maatregelen uit het EEP met een korte terugverdientijd het uitgangspunt is voor verbetermaatregelen. Energieopwekking vindt plaats door gebruik te maken van het biogas dat bij vergisting van slib vrijkomt. De beperkingen in de huidige benutting van het biogas, die leiden tot affakkelen in plaats van toepassing, worden opgeheven. Deze maatregelen kennen een korte terugverdientijd en verhogen het aandeel duurzame energie in de energievoorziening. Een verdere optimalisatie van de gisting vindt plaats door op de rwzi’s Utrecht en Nieuwegein thermische drukhydrolyse toe te passen, waardoor de biogasproductie toeneemt. Energieneutraliteit is geen doel op zich; dit is ondergeschikt aan de kosteneffectiviteit van maatregelen. Hetzelfde geldt voor de doelstellingen in het Klimaatakkoord.
Met deze maatregelen zou het aandeel duurzaam opgewekte energie de gewenste waarde van 40% in 2030 net kunnen bereiken. Het percentage is niet alleen afhankelijk van de opwekking maar ook van het verbruik. Bij een hogere besparing op het verbruik neemt het percentage duurzaam toe bij dezelfde opgewekte hoeveelheid energie.
In de energiegerelateerde besluitvorming blijft het bestuur van het waterschap leidend. Er is op bestuurlijk niveau geen invloed van externe
- 16 -
De toegepaste maatregelen zijn: • Energiebesparing en efficiëntieverbetering bij rwzi’s en overige faciliteiten door toepassing maatregelen met een korte terugverdientijd uit energie efficiëntie plan (EEP); • Optimalisatie biogasbenutting en • Verhoging van de biogasproductie door thermische druk hydrolyse (TDH).
het plaatsen van windturbines. Dat vertaalt zich uiteindelijk in lagere kosten en dus ook lagere lasten voor de burger”. De doelstelling wordt bereikt door de eigen activiteiten te concentreren op de kerntaken zijnde het bedrijven van de waterlijn van de rwzi’s en watersysteem- en waterkeringbeheer. Deze worden met behulp van EEP geoptimaliseerd, met strenge eisen voor de rentabiliteit van maatregelen.
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn: • Er is een duidelijke positie met betrekking tot de verantwoordelijkheden; • De benadering en werkwijze sluit goed aan bij de huidige ervaring, de beschikbare competenties in de organisatie en de wijze van kostenverantwoording; • De financiële risico’s zijn minimaal.
Alle activiteiten rond de slibverwerking worden uitbesteed aan een slibverwerkingsbedrijf, mogelijk in samenwerking met een energiebedrijf voor de benutting van het biogas. Omdat we niet meer zelf de energie produceren, kopen we deze terug in de vorm van groene energie. De doelstellingen uit de Energiefabriek worden door deze partijen overgenomen en gerealiseerd.
Als tegenargumenten gelden: • De doelstellingen in het kader van het Klimaatakkoord en de MJA afspraken worden niet geheel gehaald; met name de efficiencyverbetering blijft achter. Ook reeds geplande maatregelen voldoen niet aan de criteria, zoals realisatie van bellenbeluchting; pas omstreeks 2030 kan het nagestreefde aandeel van 40% duurzame energie behaald worden; • Ambitie met betrekking tot de energiefabriek, waartoe al stappen in besluitvorming zijn genomen, is niet haalbaar binnen deze benadering; • Het denken in de ketenbenadering komt maar beperkt uit de verf; • De synergie met de omgeving is beperkt; • Beperkte zichtbaarheid en maatschappelijke rol van HDSR; • Aanzienlijk deel van het potentieel voor duurzame opwekking wordt niet gerealiseerd.
Bij de uitbesteding van werkzaamheden stellen we strenge eisen op het gebied van duurzaamheid en efficiëntie. Figuur B.2 geeft het energiegebruik en opwekking in deze strategie weer. Efficiency door Samenwerking 600
Energie (1.000 GJpr/jaar)
500
400
Hydrol. + Vergassing Optimalisatie
300
Productie Huidig Verbruik bij toep. EEP
200
100
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
jaar
Figuur B.2: Overzicht energievraag en opwekking duurzame energie: Efficiency door samenwerking.
Koers 2: Efficiency door samenwerking “De focus is op de kerntaken veilige dijken, schoon water en droge voeten. Dit alles tegen de laagste maatschappelijke kosten. Er wordt geïnvesteerd in energiebesparing als de kosten binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend. Binnen het waterschap zijn ook mogelijkheden om duurzame energie op te wekken. Dat moet het waterschap vooral niet zelf doen, want daarvoor is het waterschap niet opgericht. Energiemaatschappijen en slibverwerkers kunnen dat bijvoorbeeld veel beter. Voor het waterschap kan het interessant zijn als daarmee geld wordt verdiend of als bedrijfsprocessen kunnen worden afgestoten. Bijvoorbeeld door de sliblijn af te stoten of enkele terreinen beschikbaar te stellen voor
Voor duurzame energieopwekking wordt tevens terrein beschikbaar gesteld aan derden om energie te produceren. Dit wordt niet beschouwd als productie door HDSR. Dit levert het volgende beeld op voor het energieverbruik en de productie. Bij de uitbesteding van de sliblijn worden de doelstellingen van de Energiefabriek onderdeel van de overeenkomst. Dit is in figuur B.3 weergegeven, doordat in 2015 aangenomen is dat het slib in Nieuwegein na de gisting in een te realiseren installatie wordt vergast, waarbij uit het geproduceerde gas energie wordt gewonnen in de vorm van elektriciteit en warmte. Hierdoor stijgt de productie aan duurzame energie. Het is niet duidelijk of de
- 17 -
productie die op deze wijze wordt gerealiseerd volledig mag worden meegerekend als onderdeel van de Klimaatakkoord-doelstelling. (Waterschap Delfland neemt deze productie die door Delfluent wordt gerealiseerd wel als zodanig op in haar energievisie. Dit is te rechtvaardigen omdat de kosten voor de activiteiten nog steeds door het waterschap worden opgebracht. Voor HDSR kan een vergelijkbare redenering worden gevolgd.)
Als tegenargumenten gelden: • Afhankelijkheid van derden, beperkte flexibiliteit en beperkte sturing; • Of de Klimaatakkoord-doelstellingen worden behaald, is afhankelijk van externe partijen; • Kostenbeheersing op lange termijn, afhankelijkheid bij vernieuwing afspraken; • Geen actieve rol bij duurzame energie ontwikkeling; • Beperkte zichtbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van waterschap; • Positie Klimaatakkoord afspraken en Energiefabriek niet geheel duidelijk; • Mogelijk: terugkomen op reeds gemaakte afspraken zoals voor de Energiefabriek.
Voor overige vormen van duurzame energie, zoals wind en zon, is geen sprake van investeringen door HDSR, zodat die ook niet als productie zijn opgevoerd. Biomassa die in beheer van HDSR ontstaat wordt door derden verwerkt. Bij belangstelling voor een grotere beschikbaarheid van biomassa worden hiervoor mogelijkheden gecreëerd; de kosten en baten van deze optie blijven echter bij externe partijen.
Koers 3: Zichtbaar en voorbereid op de toekomst “Een duurzame energievoorziening is een grote opgave voor de samenleving. Waar mogelijk draagt het waterschap hieraan bij. Om te beginnen door te streven naar een zelfvoorzienend waterschap. Een tweede stap is om netto energieleverancier te worden. Door als waterschap zelf groene energie op te wekken wordt gebouwd aan een imago van een moderne en innovatieve organisatie. Met het zuiveringsslib is er een speciale bron van groene energie in handen die optimaal moet worden benut. Samen met andere waterschappen wordt hiervoor de kennis en kunde ontwikkeld en wordt de groene energie vermarkt. Investeringen in energiebesparing en groene energie zijn maatschappelijk verantwoord als er een reële verwachting is om deze binnen de afschrijvingstermijn terug te verdienen.”
Belangrijke partners voor samenwerking zijn het bedrijf dat de slibverwerking verzorgt; mogelijk is hierbij sprake van participatie door andere waterschappen en/of van een energiebedrijf. Het bestuur van HDSR kan zich volledig richten op de kerntaken. Toegepaste maatregelen zijn: • Energiebesparing en efficiëntieverbetering bij rwzi’s en overige faciliteiten door toepassing maatregelen uit energie efficiëntie plan (EEP) met korte terugverdientijd, gemiddeld 1% per jaar; • Slibverwerking uitbesteden inclusief gisting, biogasbenutting, ontwatering en eindverwerking; • Groene energie inkopen; • Terreinen (water) beschikbaar stellen voor windmolens, zonne-energie en waterkrachtcentrales, geen eigen inbreng; • Beschikbaarheid biomassa faciliteren, mits hier geen kosten aan verbonden zijn.
De invulling van deze ambities wordt gerealiseerd door een extra inspanning te leveren bij het beperken van het eigen energieverbruik. Het tempo van energiebesparing gaat omhoog naar 2% per jaar door ook maatregelen met een langere terugverdientijd uit te voeren. Verder geven we ambitieus vorm aan de energieopwekking uit het eigen zuiveringsslib, door niet alleen de vergisting, maar ook de eindverwerking in de vorm van vergassing in eigen beheer uit te voeren. Hierdoor wordt extra duurzame energie geproduceerd en wordt bespaard op de eindverwerkingskosten. Volgens de Slibketenstudie II kan met vergassing een hoger rendement behaald worden dan met de huidige slibverbranding. Ook de kosten zijn naar verwachting lager, ook als uitgegaan wordt van een kleinere schaalgrootte. De vergassing komt niet in de plaats van vergisting, maar als aanvulling daarop. De
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn: • Concentratie op eigen kerncompetenties • Kosten efficiënt door specifieke taken externe bedrijven, beperking van eigen taken • Maximaal gebruik van extern beschikbare kennis en kunde • Minimaal financieel risico; risico bij partners • Eigen organisatie kan verkleind worden door beperking taken
- 18 -
voorkeur voor deze opzet is in lijn met de conclusies hierover in de Slibketenstudie II (zie bijlage 1).
Om de prioriteiten van HDSR verder uit te dragen wordt een klein deel van het opgewekte biogas ingezet voor rijden op groen gas. Dit zal gebeuren door het biogas op te werken naar aardgaskwaliteit en aan het net te leveren. Via certificaten kan vervolgens bij het tanken van groen gas de herkomst worden vastgelegd. Een eigen pompstation is hiervoor niet praktisch en te kostbaar.
Door verbetering van het rendement en beperking van de kosten van zonne-energie voor elektriciteitsopwekking kan waarschijnlijk de toepassing nu al voldoen aan de gestelde criteria. Voor zover plaatsing op eigen gebouwen of installaties aan de orde is, neemt HDSR hierin een actieve rol op zich met eigen investeringen.
Voor het benutten van waterkracht worden de ontwikkelingen op de voet gevolgd en zo mogelijk in praktijk gebracht. De directe link met activiteiten van HDSR wordt qua publiciteit benadrukt. De bijdrage aan de energieopwekking is echter niet noemenswaardig.
Zichtbaar en voorbereid op de toekomst 600
Energie (1.000 GJpr/jaar)
500
400
Zon Hydrol. + Vergassing
300
Optimalisatie Productie Huidig
200
Verbruik bij toep. EEP
100
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
Op termijn kunnen andere energieverbruikers zoals huishoudens ook gebruik maken van het overschot aan elektrische energie dat op de energiefabrieken van HDSR ontstaat. Dit overschot is bescheiden van omvang ten opzichte van de eigen energiebehoefte.
jaar
De toegepaste maatregelen zijn: • Uitwerking van extra maatregelen voor energiebesparing en efficiënti verbetering zodat een gemiddelde besparing van 2% per jaar gerealiseerd wordt; • Slibverwerking geheel in eigen beheer, zowel vergisting als eindverwerking (vergassing); • Op termijn zonne-energie zelf toepassen; • Projectontwikkeling voor windenergie faciliteren; • Als energieproducent, zowel elektriciteit als groen gas voor eigen transport leveren.
Figuur B.3: Overzicht energievraag en opwekking duurzame energie: Zichtbaar en voorbereid op de toekomst
Het uitgangspunt in deze koers is dat ontwikkelingen zoveel mogelijk op eigen kracht worden vormgegeven. Voor biomassa betekent dit dat er buiten het eigen zuiveringsslib geen actieve rol wordt nagestreefd. Dit betekent dat er geen biomassa van derden wordt ingenomen voor vergisting of vergassing. Het initiatief voor benutting van biomassa als slootmaaisel wordt aan derden overgelaten. Gezamenlijke verwerking met het zuiveringslib is in de gele koers niet aan de orde. Kenmerkend voor deze koers is dat het waterschap zich als vernieuwende organisatie profileert in de samenleving. Het huidige initiatief van waterschapsenergie past daarin. Burgers kunnen door de Energiefabriek Nieuwegein opgewekte groene energie kopen. Hiervoor is ons waterschap een samenwerking met Greenchoice aangegaan. Figuur B.3 geeft energiegebruik en opwekking in deze koers weer.
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn: • Grote maatschappelijke betrokkenheid en zichtbaarheid; • Bijdrage aan duurzaamheid afvalwaterzuivering; • Anticiperen op ontwikkelingen; • Goede controle op ontwikkeling initiatieven; • Doelstellingen Klimaatakkoord worden behaald; • Kans op hogere kostenefficiency op langere termijn. Als tegenargumenten gelden: • Grotere complexiteit en risico’s zowel technisch als financieel voor het waterschap; • Nieuwe taken buiten de huidige kerncompetenties; • Langere terugverdientijden.
Voor windenergie is de koppeling met de eigen bedrijfsactiviteiten minimaal. De projectontwikkeling hiervan wordt, als daar behoefte aan bestaat, wel gefaciliteerd, maar niet zelf actief ingevuld.
- 19 -
Samen vormgeven aan transities
Koers 4: Samen vormgeven aan transitie “Een duurzame energievoorziening is een grote opgave voor de samenleving. Nieuwe samenwerkingsvormen en innovaties zijn nodig om deze transitie vorm te geven. Voor de hand liggende samenwerkingspartners zijn lokale leveranciers en verwerkers van biomassa (waaronder agrariërs), coöperaties van wind- en zonne-energieproducenten, gemeenten en organisaties van energieafnemers. Gezamenlijk gaat het waterschap op zoek naar opties met optimaal maatschappelijk rendement en daarbij passende organisatievormen. De inbreng bestaat met name uit het leveren van zuiveringsslib en uit mogelijkheden van duurzame energiewinning op de terreinen en in de installaties. In de energiefabrieken op het eigen terrein verwerkt het waterschap niet alleen haar eigen slib, maar ook biomassa van anderen, zoals bermmaaisel. Maar er wordt ook slib en biomassa geleverd aan andere lokale vergisters van biomassa.”
600
Energie (1.000 GJpr/jaar)
500
Wind 400
Zon Biomassa
300
Hydrol. + Vergassing Optimalisatie
200
Productie Huidig Verbruik bij toep. EEP
100
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
jaar
Figuur B.4: Overzicht energievraag en opwekking duurzame energie: Samen vormgeven aan transitie.
De verwerking van de eigen biomassa, het zuiveringsslib, wordt aangevuld met biomassa van derden als blijkt dat deze met de installaties van HDSR doelmatig verwerkt kunnen worden. De verwerking richt zich op reststromen die onvoldoende energie-inhoud kennen of waarbij de milieuverantwoorde eindverwerking door HDSR een voordeel biedt ten opzichte van andere verwerkingsroutes.
De eerste stap naar een duurzame energievoorziening is de beperking van het eigen energieverbruik. Dit kan door eigen activiteiten efficiënt uit te voeren, maar ook door activiteiten zo mogelijk te combineren met andere (lokale) partijen waardoor een hogere gezamenlijke doelmatigheid kan worden bereikt. Ook het zo goed mogelijk benutten van het aanwezige potentieel, zowel voor HDSR als bij derden, wordt actief nagestreefd indien er sprake is van een gemeenschappelijk belang. Dit is bijvoorbeeld het geval als bijvoorbeeld bermgras of slootmaaisel in bestaande co-vergistingsinstallaties wordt ingezet.
Voor de energieproductie wordt maximaal invulling gegeven aan de Energiefabriek, waarbij een participatie door een bedrijf dat ook op andere fronten van biomassa benutting actief is nadrukkelijk tot de mogelijkheden behoort. Zo mogelijk wordt ook gestreefd naar uitwisseling van energie met omliggende bedrijven om het maximale rendement uit beschikbare energiestromen te halen. Figuur B.4 geeft energiegebruik en opwekking in deze koers weer. Toegepaste maatregelen zijn: • Intensieve besparing op eigen energieverbruik en zo mogelijk vermijden van activiteiten door de keten doelmatiger in te richten (afkoppeling, decentrale afvalwaterbehandeling); • Slib en externe biomassa verwerken in eigen beheer inclusief biogas benutting en eindverwerking (vergassing), maximalisatie van productie; • Verkopen van groene energie zowel in de vorm van gas, als warmte als elektriciteit; • Projectontwikkeling zonne- en windenergie in combinatie met lokaal energiebedrijf; • Publiek private samenwerking op het gebied van energielevering.
De belasting van de rwzi’s wordt door afkoppeling in samenwerking met de gemeente zoveel mogelijk beperkt; tevens worden mogelijkheden voor decentrale verwerking ontwikkeld. De mogelijkheden voor zon- en windenergie worden in combinatie met lokale initiatieven ontwikkeld. Hiermee wordt gestreefd naar het realiseren van een groter opgesteld vermogen dan alleen bij HDSR mogelijk zou zijn. Bovendien worden de noodzakelijke kosten in de voorbereiding op deze manier beter verdeeld. Denkbaar is dat het waterschap participeert in een lokale coöperatie voor zonen windenergie.
- 20 -
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn: • Grote mate van synergie met de directe omgeving; • Maximale benutting eigen potentieel en dat van andere partijen; • Anticiperen en participeren in nieuwe ontwikkelingen; • Benutting innovatieve mogelijkheden; • Risico’s voor groot deel bij private partijen; hiervoor kan wel een toeslag worden gerekend; • Klimaatakkoord doelstellingen worden behaald en overschreden. Als tegenargumenten gelden: • Minder zichtbaarheid en ‘credits’ voor initiatieven dan bij gele koers; • Grotere complexiteit door interactie met veel partijen en afhankelijkheid van partners; • Risico van onvoldoende duidelijkheid in onderlinge verantwoordelijkheden in samenwerkingsverbanden; • Positie van HDSR wordt moeilijker herkenbaar (diffuus beeld); • Risico’s bij externe partijen kunnen tot hogere kosten leiden; • Andere competenties nodig binnen organisatie.
- 21 -
Bijlage 3: Kosten-baten vergelijking Energievisie KBW module 2 Deze uitwerking van KBW (Kosten Baten Waterbeheer) bestaat uit de volgende elementen: 1. Achtergrond hier wordt het project en het op te lossen probleem kort beschreven; 2. Projectalternatieven hier worden projectalternatieven benoemd; 3. Welke module hier wordt bepaald welke KBW module dient te worden toegepast; 4. Financiële analyse hier is opgesomd wat de financiële consequenties van de projectalternatieven zijn; 5. Analyse effecten Hier worden de effecten van de projectalternatieven beschreven; 6. Conclusie hier wordt beschreven tot welk resultaat in het bestuursvoorstel dit heeft geleid.
1. Achtergrond Energie is voor het waterschap een belangrijk onderwerp. Het is een van de iconen binnen het programma Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De afgelopen jaren zijn enkele besluiten genomen over investeringen in energiebesparing en winning van duurzame energie. Ook de komende jaren zullen wij een aantal keuzen met betrekking tot energiebesparing en opwekking aan het bestuur voorleggen. Daarbij is niet alleen de aard en omvang van de investering aan de orde, maar ook de vraag met welke partijen wij samenwerken en hoe wij ons profileren. Deze vragen zijn zeer actueel. Daarom is een beleidskader opgesteld ten behoeve van toekomstige investeringen: de energievisie.
2. Alternatieven De kern van de energievisie bestaat uit richtinggevende beleidsuitspraken of alternatieven. Deze hebben betrekking op 3 vragen: 1. De ambitie van het waterschap 2. In hoeverre en hoe werken we samen? 3. Positionering op de energiemarkt. Voor elk van deze vragen schetsen we enkele alternatieven. Deze beoordelen we volgens de systematiek van kosten-baten-waterbeheer.
3. KBW module 2 De energievisie heeft zowel financiële als maatschappelijke gevolgen. Dit betekent dat module 2 is uitgevoerd. Hierbij worden projectalternatieven beoordeeld op zowel de financiële consequenties als ook de maatschappelijke effecten ervan.
- 22 -
4. Financiële analyse De energievisie is een beleidskader. Tegen de achtergrond van de energievisie zullen de komende jaren concrete projekten worden beoordeeld. Daardoor is het niet mogelijk de kosten van de verschillende alternatieven te beoordelen. De financieel / economische aspecten die nu wel beoordeeld kunnen worden zijn opgenomen onder overige effecten.
5. Analyse effecten Ambitie van het waterschap Met betrekking tot de ambitie schetsen we 3 alternatieven: A. Lage ambitie. “Onze kerntaken zijn veilige dijken, schoon water en droge voeten. Die taken worden doelmatig en efficiënt uitgevoerd. Inspanningen richten zich er dus op om de kosten hiervoor zo laag mogelijk te houden. Energievoorziening is geen taak van het waterschap, daar moet ze zich verre van houden. Energie is wel een belangrijke kostenpost voor het waterschap. Deze post wordt met name ingevuld door de energiekosten voor de zuiveringsinstallaties. We investeren daarom wel in energiebesparing en energieopwekking met een directe relatie met de kerntaken indien de kosten binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend. We kiezen voor kosteneffectieve en bewezen technieken”. B. Klimaatakkoord en MJA zijn bepalend voor de minimale ambitie. “We voeren onze kerntaken uit met een optimale energieëfficiency. De afspraken uit het klimaatakkoord vertalen we rechtstreeks naar de ambitie voor ons eigen waterschap. We willen waterschapsbreed tot 2020 tenminste 2% energie-efficiency per jaar realiseren en in 2020 tenminste 40% van onze energiebehoefte zelf duurzaam opwekken. Deze ambities mogen niet ten koste gaan van de uitvoering van onze kerntaken. Voor de langere termijn streven we naar zelfvoorzienendheid. Bij alle investeringen wegen we het aspect energie mee.” C. Het waterschap speelt een leidende rol in de energietransitie. “De transitie naar een duurzame energievoorziening is een grote opgave voor de samenleving. Het waterschap heeft de mogelijkheden om hier een leidende rol in te spelen en pakt die mogelijkheid ook op. Dit betekent dat wij zo snel mogelijk volledig zelfvoorzienend willen zijn met onze energie om vervolgens de stap te maken naar netto energieproducent. Deze ambitie realiseren we door voorop te lopen met de toepassing van nieuwe innovaties, ook indien deze zich in praktijk nog niet hebben bewezen. Energie weegt niet alleen mee in de investeringen, maar ook in onze bedrijfsvoering. We accepteren dat dat soms ten koste gaat van de uitvoering van onze kerntaken.” Beoordeling De alternatieven A en B hebben geen consequenties voor de uitoefening van onze kerntaken. Alternatief C zou dat mogelijk wel kunnen hebben, met name voor de zuivering van afvalwater. Politiek / bestuurlijk scoort alternatief A negatief omdat ons waterschap dan niet voldoet aan de landelijk afgesproken ambities wat betreft klimaat en duurzaamheid. De alternatieven B en C scoren hier positief. Vanuit juridische optiek scoort alternatief C negatief. In dit alternatief gaat het waterschap risicovol investeren in doelen waarvoor het niet is opgericht. Alternatief B (efficiency en op termijn zelfvoorzienendheid) is juridisch wel goed verdedigbaar, vooral als de energiewinning gerelateerd is aan onze eigen bedrijfsprocessen. Uiteraard scoort ook alternatief A positief.
- 23 -
Vanuit een financieel / economisch perspectief heeft alternatief A het laagste en C het hoogste risicoprofiel. Gezien de verwachte stijging van de energieprijzen is voor de alternatieven B en C waarschijnlijk een hoger bedrijfseconomisch rendement te verwachten. Deze ontwikkeling is echter erg onzeker. Alternatief C vergt het meest van de organisatie en betekent waarschijnlijk dat we kennis en capaciteit van buiten moeten aantrekken. Bij minder hoge ambities is dat niet het geval. Alternatief C met de hoogste ambitie zal het meeste effect hebben op het imago van het waterschap als moderne en duurzame organisatie. Een risico daarbij is echter dat we vooral gezien worden als energieproducent en minder als waterbeheerder. Alternatief B heeft dit risico veel minder en heeft ook een positief effect op ons imago. Conclusie: Alternatief B (Klimaatakkoord en MJA bepalend) heeft over het geheel genomen de beste beoordeling: onze kerntaken zijn niet in het geding, we voldoen aan de bestuurlijke afspraken, het past bij onze wettelijke taak, financiële risico’s zijn te overzien en we versterken ons imago van een moderne en duurzame waterbeheerder. Onderstaande tabel illustreert dit.
Alternatief A Lage ambitie
Alternatief B Alternatief C Klimaatakkoord leidende rol in en MJA energietransitie bepalend
Doelen HDSR veilige dijken voldoende water schoon water
0 0 0
0 0? -
0 -
+ + + +
+ + ++ +
+
+
-
Financieel / economisch risico nieuwe technologie risico afhankelijkheid subsidies risico contractbeheersing algemeen bedrijfseconomisch rendement
++ ++ nvt 0
± + nvt +?
nvt +?
Organisatorisch capaciteit en kennis eigen organisatie
++
+
±
Juridisch past in wettelijke taak waterschap
Politiek / bestuurlijk klimaatakkoord (UvW) MJA innovatie duurzaamheid (Bestuursakkoord)
Overige effecten
0 0 0
Communicatie uitlegbaar aan burger imago
++ 0
++ +
± ++
Tabel 1. Beoordeling alternatieven ambitieniveau.
In hoeverre en hoe werken we samen? Met betrekking tot onze samenwerking schetsen we 3 alternatieven: A. Volledig op eigen kracht
- 24 -
“We realiseren onze energieambities volledig op eigen kracht. We investeren hiervoor in eigen voorzieningen, kennis en kunde en stellen ons onafhankelijk op van mogelijkheden en initiatieven van derden.” B. Zelf doen wat we zelf kunnen. “We moeten niet afhankelijk zijn van derden om onze ambitie te kunnen realiseren. In samenwerking met derden (bijv. andere producenten van groene energie, bedrijven die veel energie gebruiken) zoeken we het optimale maatschappelijke rendement. Door samen te werken met andere waterschappen worden ervaringen en kennis gedeeld.” C. Energiewinning overlaten aan marktpartijen “Het waterschap moet niet zelf duurzame energie opwekken, want daarvoor is het waterschap niet opgericht. Energiemaatschappijen en slibverwerkers kunnen dat bijvoorbeeld veel beter. Voor het waterschap kan het interessant zijn als daarmee geld wordt verdiend of als bedrijfsprocessen kunnen worden afgestoten. Bijvoorbeeld door de sliblijn af te stoten of enkele terreinen beschikbaar te stellen voor het plaatsen van windturbines.” Beoordeling De alternatieven hebben geen consequenties voor de uitoefening van onze kerntaken. Politiek / bestuurlijk scoort alternatief C minder goed dan A en B omdat het voldoen aan onze landelijke afspraken met betrekking tot de winning van duurzame energie afhankelijk wordt van de inspanning van derden. Vanuit juridische optiek sluit alternatief C het best aan bij de wettelijke taak van het waterschap en scoort hierop het hoogst; alternatief A scoort hier het laagst. Vanuit financieel / economisch perspectief heeft alternatief C het voordeel dat riskante technologieën en afhankelijkheid van subsidies voor de winning van duurzame energie bij externe partijen liggen; bij alternatief A liggen deze risico’s volledig bij het waterschap. Aan de andere kant heeft alternatief C het risico dat onze bedrijfsvoering moet worden aangepast aan het voldoen aan een contract met een externe partij. Het algemeen bedrijfseconomisch rendement voor de langere termijn is vooralsnog moeilijk voorspelbaar. Alternatief B lijkt de meest gunstige randvoorwaarden te bieden. Vanuit organisatorische optiek is het meest aantrekkelijk om “bedrijfsvreemde” activiteiten over te laten aan marktpartijen (alternatief C); alternatief A scoort hier het laagst. Alternatief A lijkt het meest positief uit te werken voor ons imago, echter met het risico dat we vooral gezien worden als energieproducent en minder als waterbeheerder. Alternatief C heeft geen substantiële invloed op ons imago, maar is wel goed aan de burger uit te leggen. Conclusie: Alternatief B (zelf doen wat we zelf kunnen) komt, het geheel overziende, als het meest gunstige alternatief naar voren: onze kerntaken zijn niet in het geding, we kunnen goed voldoen aan de bestuurlijke afspraken, het past bij onze wettelijke mogelijkheden, financiële risico’s zijn beperkt, we benutten de mogelijkheden van de organisatie en we kunnen ons imago van moderne en duurzame waterbeheerder bevestigen. Onderstaande tabel illustreert dit.
- 25 -
Alternatief A Volledig op eigen kracht
Alternatief B Zelf doen wat we zelf kunnen
Alternatief C energiewinning overlaten aan marktpartijen
Doelen HDSR veilige dijken voldoende water schoon water
0 0 0
0 0 0
0 0 0
Politiek / bestuurlijk klimaatakkoord (UvW) MJA innovatie duurzaamheid (Bestuursakkoord)
+ + + +
+ + ++ +
? + 0 ?
+
++
Financieel / economisch risico nieuwe technologie risico afhankelijkheid subsidies risico contractbeheersing algemeen bedrijfseconomisch rendement
± ± ++ ±
+ + + +
++ ++ ±?
Organisatorisch capaciteit en kennis eigen organisatie
±
+
++
±
Juridisch past in wettelijke taak waterschap
Overige effecten
Communicatie uitlegbaar aan burger imago
± ++
+ +
+ ±
Tabel 2. Beoordeling alternatieven met betrekking tot samenwerking.
Positionering op de energiemarkt Hiervoor schetsen we 2 alternatieven: A. Geen energieleverancier aan particulieren “Eventuele overschotten van door het waterschap opgewekte energie bieden we aan marktpartijen aan. We gaan zelf geen verplichtingen met (particuliere) afnemers aan. Dit laat ons de vrijheid om de voor ons gunstigste vorm van te leveren energie te kiezen. Door gezamenlijk met andere waterschappen energie aan een marktpartij aan te bieden kan er mogelijk een betere prijs worden bedongen.” B. Rechtstreekse levering aan de particuliere markt “Wij gaan rechtstreeks groene energie aan particulieren leveren. De afnemers van groene energie krijgen van ons dan gegarandeerd groene stroom uit een waterschapsbron.” Beoordeling De verplichting om rechtstreeks energie te leveren aan particulieren kan consequenties hebben voor onze bedrijfsvoering, in het bijzonder van onze zuiveringsinstallaties. We kunnen vraag en aanbod van energie niet op elkaar afstemmen. Daarom vormt alternatief B een risico voor de uitoefening van onze kerntaken. Wat betreft het voldoen aan de politiek / bestuurlijke afspraken zijn beide alternatieven niet relevant. Alternatief B biedt weliswaar een gunstig klimaat voor innovaties, maar het is de vraag of dit het soort innovaties is waar onze samenleving behoefte aan heeft.
- 26 -
Alternatief B past niet bij de wettelijke taak van het waterschap en scoort hier nadrukkelijk negatief. Vanuit financieel-economisch perspectief vormt contractbeheersing (het moeten voorzien in de energievraag van de particulier) een groot risico. Omdat nutsbedrijven speciaal zijn ingericht voor verkoop aan particulieren kunnen zij energie voor een scherpere prijs leveren dan een waterschap. Om die reden beoordelen wij het effect van alternatief B op het bedrijfseconomisch rendement ook negatief. Dit geldt ook voor de beoordeling vanuit organisatorisch perspectief. Vanwege de directe contacten met klanten heeft alternatief B extra mogelijkheden om ons te profileren. Tegelijkertijd wordt onze positie onduidelijk als wij dezelfde burger een belastingaanslag en een energierekening sturen. Conclusie: Dit overziende is alternatief B (rechtstreekse levering aan de particuliere markt) af te raden. Een uitzondering kan wellicht gemaakt worden voor grote particuliere afnemers van energie (bijv. een bedrijf dat nabij een slibvergisting is gevestigd) die een gunstige prijs bieden voor onze periodieke overschotten aan energie en geen eisen stellen aan onze bedrijfsvoering. Onderstaande tabel illustreert dit.
Alternatief A Geen levering particulieren
Alternatief B Rechtstreeks leveren particuliere markt
Doelen HDSR veilige dijken voldoende water schoon water
0 0 0
0 0? -?
nvt nvt 0 nvt
nvt nvt + nvt
+
--
Financieel / economisch risico nieuwe technologie risico afhankelijkheid subsidies risico contractbeheersing algemeen bedrijfseconomisch rendement
nvt nvt + +
nvt nvt --
Organisatorisch capaciteit en kennis eigen organisatie
+
-
Juridisch past in wettelijke taak waterschap
Politiek / bestuurlijk klimaatakkoord (UvW) MJA innovatie duurzaamheid (Bestuursakkoord)
Overige effecten
Communicatie uitlegbaar aan burger imago
+ 0
+
Tabel 3. Beoordeling alternatieven met betrekking tot positionering op de energiemarkt.
- 27 -
6. Conclusies De KBW-analyse ondersteunt onze visie waarbij: Onze ambitie aansluit op het Klimaatakkoord en MJA. We doen hierbij wat we zelf kunnen en zoeken samenwerkingsverbanden wanneer we dat niet alleen kunnen Wij leveren geen energie aan particulieren
- 28 -