Clubblad Okt-nov-dec2015
V.U Nimrodsvrienden vzw
Leden grafiek
Leden 300 200 100 0 2010
2011
2012
2013
2014
2015
aantal
aantal
2010
2011
2012
2013
2014
2015
192
192
223
225
227
233
Volgorde wedstrijden
1. Cursistenwedstrijd 02-07-2016 organisatie Genk. 2. Clubmatch 10-07-16 organisatie zolder 3. 1 open 17-07-16 organisatie Tongeren 4. 2 open 14-08-16 organisatie Waanrode 5. Jeugd 28-08-2016 organisatie ?????? Dit onder voorbehoud van bevestiging.
Rattenziekte of Leptospirose - Ziekte van Weil – Melkerskoorts Het is een zeldzame infectie die veroorzaakt wordt door een besmetting met de Leptospira bacterie.
Meestal treden besmettingen op na een contact met ratten of met door ratten besmet water. Ook andere dieren kunnen drager zijn van de bacterie, o.m. honden, varkens, runderen, schapen en geiten. Leptospiren leven in de nieren van hun natuurlijke gastheren en worden uitgescheiden met de urine. Ze kunnen geruime tijd buiten het lichaam van hun gastheer overleven, vooral als de condities gunstig zijn (warme en vochtige omgeving). Besmetting van de mens vindt plaats door direct contact met de (levende of dode) gastheer of zijn urine of indirect via de met urine besmette omgeving, vooral oppervlaktewater, vochtige planten en modder. Voor infectie is overdracht via wonden of slijmvliezen of misschien ook via de weke huid of door inademing van aerosolen van urine noodzakelijk. Intensief contact met dieren vormt een potentieel risico tot besmetting. Overdracht van mens op mens is zelden beschreven. Risicogroepen Mensen met bepaalden beroepen (onder meer : rioolwerkers, tuinders, bouwvakkers, militairen en landbouwers), waterrecreanten en in het algemeen iedereen die die door beroep of hobby veelvuldig in contact komt met (wilde) dieren en/of oppervlaktewater en/of modder. Vroeger kwamen geregeld infecties voor bij mensen door opspattende urine van runderen in een melkstal (vandaar de naam ‘melkerskoorts’), maar dit is vrijwel verdwenen door de controle van het vee. De meest voorkomende oorzaak is nu zwemmen in buitenwaters waarin ratten leven. Langdurige of zware regenval en overstromingen kunnen een toename van het aantal leptospirose gevallen tot gevolg hebben. Honden raken ook regelmatig besmet door het zwemmen in buitenwater. Daarnaast kunnen honden de infectie oplopen door het likken aan elkaars genitaliën of door het oplikken van urine. Klachten De ziekteverschijnselen zijn uiterst variabel. Na 1 à 3 weken ontstaan er meestal plotse griepachtige verschijnselen (koorts, spierpijn, hoofdpijn, overgevoeligheid voor licht, misselijkheid en braken, gezwollen lever en geelzucht...). In ongeveer 1 op 10 gevallen kan de ziekte leiden tot beschadiging van lever en nieren, acute hartproblemen en hersenvliesontsteking (meningitis) op (men spreekt dan ook van de Ziekte van Weil). Onbehandeld kent deze vorm van de ziekte een sterfte van orde van grootte van 5 à 10%. Neem bij een plots hevige koorts na het zwemmen in verdacht buitenwater contact op met uw huisarts. Preventie Omdat rattenpopulaties in belangrijke mate geïnfecteerd zijn, is vermijden van contact met ratten aangewezen. Dat impliceert dat zwemmen en andere watersporten zoals duiken maar wenselijk zijn mits er sprake is van rattenbestrijding en de aanwezigheid van minimale sanitaire voorzieningen. Dit is in Vlaanderen trouwens aan een regelgeving onderworpen. Ook wordt aangeraden om rauwe melk van besmette koeien vóór de consumptie te koken. Leptospirose komt niet voor in gepasteuriseerde of gesteriliseerde melk, en ook niet in harde kazen.
In sommige landen worden mensen met een verhoogd risico gevaccineerd. Dit vaccin is niet beschikbaar in België . Infectie van honden wordt voorkomen door vaccinatie. Een jaarlijkse herhaling van de vaccinatie is nodig. Naast vaccinatie is hygiëne in kennels en pensions van belang en horen besmette dieren pas bij andere dieren geplaatst te worden als aangetoond is dat ze de bacterie niet meer via de urine uitscheiden.
Behandeling De Leptospira bacterie is gevoelig aan courant gebruikte antibiotica zoals penicilline G, ampicilline, amoxicilline en doxycycline. Bij matige of ernstige infecties zal de patiënt in het ziekenhuis worden opgenomen met intraveneuze toediening van penicilline of ampicilline. Wondverzorging, een vroegtijdige vermoeden van de ziekte en een adequate behandeling maken deel uit van een correcte aanpak.
Hantavirose Hantavirose is een infectie door het hantavirus die via verschillende soorten kleine knaagdieren wordt overgedragen op de mens. Deze infectie maakt deel uit van de groep van de zgn. "hemorragische koortsen". In Europa is de meest voorkomende vorm de "Nephropathia epidemica" (N.E.), een relatief goedaardige vorm. Toch kunnen de symptomen soms ernstig genoeg zijn om de patiënt te hospitaliseren. In onze streken is voornamelijk de rosse woelmuis (Clethrionomys glareolus) verantwoordelijk voor de verspreiding van het virus. Dit kleine knaagdier heeft een lengte van 8 tot 12 cm, een rood-bruine rug en grijsachtige flanken en verblijft in loofrijke bossen, in het kreupelhout, aan de rand van wouden, in parken en dringt in de winter soms binnen in woningen. De geïnfecteerde knaagdieren zelf zijn niet ziekte maar blijven wel drager van het virus en kunnen dit via de urine of de uitwerpselen waarschijnlijk gedurende hun hele leven uitscheiden. Gevallen van hantavirose doen zich voor wanneer de lokale populatie van knaagdieren talrijk is (om de drie jaar) en/of zwaar geïnfecteerd is door het virus. De mens loopt de besmetting op door direct of indirect contact met knaagdieren of hun uitwerpselen. De besmetting gebeurt hoofdzakelijk via de luchtwegen, door inhalatie van virusdeeltjes die voorkomen in de uitwerpselen van knaagdieren. Ook contact door een beet van een geïnfecteerd knaagdier kan besmetting veroorzaken. Er is geen enkele bewijs dat men de ziekte kan oplopen via een persoon die hantavirose heeft.
In België werden de meeste gevallen vastgesteld in de streek tussen Samber-en-Maas, voornamelijk in het arrondissement Thuin, maar ook in de arrondissementen Bergen, Luik, Dinant en Neufchâteau.
Risicofactoren
De voornaamste risicofactoren voor hantavirose zijn : • direct of indirect contact met knaagdieren (contact met dode of levende knaagdieren, met de uitwerpselen of de resten van knaagdieren, bewerking van besmette tuinaarde of grond); • houtbewerking, intensieve arbeid in wouden: houthakken, verplaatsen van stronken, ... manipulatie van opgeslagen hout (brandhout) • werken in woningen: renovatie van oude woningen, reinigen (blootstelling aan stof) van kelders, zolders, provisiekamers of kippenhokken, heropenen van een lokaal dat tijdens de winter gesloten was... Het occasioneel vertoeven in bossen als vrijetijdsbesteding (wandelingen, toeristische uitstap, jogging) is niet duidelijk verbonden aan een verhoogd risico.
De ziekte wordt meer bij mannen dan bij vrouwen waargenomen. Kinderen onder de 10 jaar worden zelden getroffen. Houtbewerkers vertegenwoordigen de meest getroffen beroepscategorie (houthakkers, jachtopzieners, plankenzagers, ...). Ook zij die actief zijn in bossen of in de nabijheid van een bos wonen, worden door het virus getroffen. Personen die reeds hantavirose hebben doorgemaakt, kunnen de ziekte niet meer oplopen aangezien er in hun bloed antistoffen aanwezig blijven die hen beschermen tegen een nieuwe infectie door het virus. Symptomen De symptomen doen zich meestal plotseling voor, ongeveer 1 à 4 weken na de besmetting, en kunnen bestaan uit : •
koorts die kan oplopen tot 40°C of rillingen (griepsyndroom),
•
hoofdpijn,
•
spier- of rugpijn,
•
eventueel gezichtsstoornissen en/of oogpijn, van voorbijgaande aard maar typisch.
De diagnose is gebaseerd op de symptomen en laboratoriumonderzoeken (thrombocytopenie). Ze dient bevestigd te worden door het opsporen van de specifieke antilichamen gericht tegen het virus in het bloed van de patiënt. Letsels ter hoogte van de nieren worden dikwijls slechts vastgesteld na laboratoriumonderzoek (proteinurie, verhoging van het creatinine, ...). Behandeling
Meestal volstaat het om de koorts en de hoofdpijn te behandelen, bij voorkeur met pijnstillers die enkel paracetamol bevatten; aspirine en vooral niet-steroïde antiinflammatoire middelen dienen vermeden te worden. Soms kunnen de nier- en luchtwegaandoeningen ernstige vormen aannemen en moet de patiënt geholpen worden met beademingstoestellen en/of dialyse. Er worden momenteel vaccins ontwikkeld, voornamelijk bestemd voor de landen waar de ziekte een ernstigere vorm aanneemt. De vooruitzichten zijn doorgaans gunstig en de patiënt geneest meestal binnen de 2 à 3 weken die volgen op het verschijnen van de eerste symptomen, alhoewel vermoeidheid lang kan aanslepen. Voorzorgsmaatregelen Algemene maatregelen (in bossen of in woningen) : • plastic of rubber handschoenen dragen om levende knaagdieren, hun nesten, hun kadavers of de vallen te hanteren, • een verband aanbrengen op elke kwetsuur vooraleer een risicovolle activiteit (zie punt 9) te ondernemen, • altijd met de rug tegen de wind in gaan staan bij het aanraken van knaagdieren, hun uitwerpselen of hun nest of bij het bewerken van hout of aarde, • diep inademen vermijden als de knaagdieren, hun uitwerpselen of hun nest zich dicht bij uw aangezicht bevinden, •
betreding van gesloten lokalen vermijden;
Bijzondere maatregelen op het niveau van woningen : •
voedingswaren bewaren op plaatsen die onbereikbaar zijn voor knaagdieren,
•
de toegang van knaagdieren tot woningen verhinderen (openingen dichtstoppen),
• schuilplaatsen die eventueel door knaagdieren kunnen gebruikt worden verwijderen, •
vallen plaatsen of vergif voor knaagdieren (zgn. rattenvergif) gebruiken,
• bij het sluiten van een lokaal of een buitenhuisje voor de winter u ervan vergewissen dat er geen knaagdieren binnen zitten, • bij het openen van een lokaal of een buitenhuisje na de winter, nagaan of de plaats niet besmet is door uitwerpselen van knaagdieren; indien dit wel het geval is, eerst de plaats goed verluchten gedurende minimum 30 minuten, • bij het reinigen van plaatsen besmet door knaagdieren, alvorens te vegen of te stofzuigen (geniet de voorkeur), deze besprenkelen met bleekwater 10% (het virus is gevoelig voor huishoudelijke detergenten, vooral aan bleekwater) of de plaatsen schoonmaken met vodden of dweilen die gedrenkt zijn in een ontsmettingsmiddel; deze dweilen daarna weggooien.
bron: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid