Campagneplan Versterking medezeggenschap in het onderwijs Versie 12 maart 2013
1
INHOUD 1. Aanleiding voor deze campagne
3
2. Visie, en Code goede medezeggenschap
4
3. Voorgenomen activiteiten vanuit de dragende organisaties
6
3.1. Code goede medezeggenschap en concrete handreikingen
6
3.2. Publiciteit
6
3.3. Bevorderen toepassing van de code via de organisaties en derden
7
3.4. Voorlichting en maatwerk gericht op (G)MR’en en bevoegd gezag
7
4. Coördinatie, monitoring en rapportage
8
5. Begroting
8
2
1. Aanleiding voor deze campagne In 2007 werd de Wet medezeggenschap op scholen van kracht voor het primair en voortgezet onderwijs. Inmiddels bestaat deze wet al weer ruim 5 jaar. Afgelopen jaar heeft daarom in opdracht van OCW een onderzoek plaatsgevonden naar de werking van de wet. Waar de invoering van de WMS was bedoeld om (considerans), in het licht van de vergroting van de autonomie van schoolbesturen, het overleg met en de vertegenwoordiging van de geledingen te verbeteren, ging het bij dit onderzoek om de vraag of ook in de praktijk de positie van de medezeggenschap op die wijze is versterkt zoals dit met de WMS was beoogd? Ofwel, in aansluiting op de governance gedachte: geeft de medezeggenschap voldoende invulling aan de checks and balances op horizontaal niveau? De uitkomsten van het evaluatieonderzoek laten een genuanceerd beeld zien. Hoewel (G)MR’en redelijk tevreden zijn over het functioneren van de medezeggenschap, en de beschikbaar gestelde faciliteiten, laat het onderzoek ook zien dat de medezeggenschap vaak nog onvoldoende als een countervailing power functioneert. Zo blijkt dat in het basis- en speciaal onderwijs de schoolleiding in de helft van de gevallen optreedt als adviseur van de (G)MR en tegelijkertijd namens het bestuur het overleg met de raad voert. Ook is het overgrote deel van diezelfde schoolleiding vrijwel altijd bij de vergaderingen van de (G)MR aanwezig. Eveneens laten veel schoolbesturen na om uitvoering te geven aan artikel 28, waar het gaat om het treffen van een regeling voor deskundige bijstand en rechtsbijstand. Ook de informatieverstrekking aan de MR laat nog vaak te wensen over. Met de WMS is het informatierecht van de MR weliswaar verbeterd, maar in de praktijk is er nog te vaak sprake van onvoldoende of niet tijdige informatieverstrekking door het bevoegd gezag. Daarnaast ervaren MR’en nog regelmatig dat advies- of instemmingsplichtige besluiten niet, of niet tijdig, aan de raad worden voorgelegd. En in die gevallen waarbij de geschillencommissie wordt ingeschakeld leidt dit vaak tot verstoorde verhoudingen en escalatie van conflicten. En gebrek aan professioneel gedrag, aan beide kanten (rapport Actis: ‘Een geschil is geen ruzie’, 27 juni 2010). De positie van de medezeggenschap is frequent in de Kamer aan de orde geweest. Ondermeer waar het ging om de rol van de medezeggenschap bij fusies, en in het kader van het intern toezicht. De uitkomsten van het evaluatierapport laten echter zien dat met het huidige functioneren van de medezeggenschap de checks and balances nog niet altijd voldoende op orde zijn. Mede vanwege de uit het evaluatieonderzoek naar voren gekomen knelpunten hebben AOb, CNV Onderwijs, FvOvF, de vier landelijke ouderorganisaties, LAKS, PO-raad en VOraad, in een gezamenlijke brief aan de minister enkele aanbevelingen gedaan om te komen tot enkele verbeteringen van de wet. Daarnaast hebben wij als gezamenlijke organisaties het initiatief genomen om te komen tot een gezamenlijke campagne, gericht op de verbetering van de medezeggenschap in de praktijk. Want, zoals ook in de evaluatie naar voren komt, is medezeggenschap mensenwerk. Dat betekent dat de
3
overlegcultuur minstens zo belangrijk is als de wet- en regelgeving. Voor optimale medezeggenschap zijn beide elementen noodzakelijk.
4
Bij de bespreking van het evaluatierapport, op 27 juni 2012, heeft de Kamer verzocht om een aanpak van enkele belangrijke knelpunten die uit het rapport naar voren zijn gekomen: het ontbreken van rechtsbijstand, de informatieverstrekking, de wenselijkheid dat de MR ook onafhankelijk van diens overlegpartner vergadert, en het omgaan met escalatie. Hierop heeft de minister de toezegging gedaan dat de betrokken organisaties zullen worden verzocht om met een plan van aanpak te komen waarin in elk geval deze punten worden meegenomen. De samenvattende conclusie van het Kamerdebat zou als volgt verwoord kunnen worden: er moet middels een meer offensief beleid nadrukkelijk worden ingezet op betere naleving en versterking van de overlegcultuur binnen de scholen. Deze wens van de Kamer vereist meer dan een vrijblijvende aanpak. Met dit campagneplan hebben de betrokken organisaties er voor gekozen gezamenlijk invulling geven aan het verzoek van de minister en de Kamer.
2. Visie, en Code goede medezeggenschap Het startpunt van de door ons beoogde campagne is een gezamenlijke visie van de organisaties ten aanzien van de functie van medezeggenschap in het onderwijs, vastgelegd in een ‘Code goede medezeggenschap’. De achterliggende gedachte voor deze code is dat er steeds sprake is van gedeelde belangen. Namelijk: goed onderwijs, goed leer- en werkklimaat, goede prestaties van de leerlingen en het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Daarmee is er tevens sprake van een gezamenlijk belang bij goede medezeggenschap, gericht op het komen tot goede besluiten met betrekking tot het te voeren beleid en het zorgen voor draagvlak voor dit beleid. Partijen dienen elkaar dus te zien als medebelanghebbenden, zonder wiens betrokkenheid de doelen niet realiseerbaar zijn. In de code medezeggenschap worden de volgende thema’s onderscheiden: 1. 2. 3. 4. 5.
De relatie raad – bestuur; De relatie raad – intern toezichthouder; De relatie raad – achterban; Het onderscheid raadsvergadering – overlegvergadering; De algemene en bijzondere taken en bevoegdheden van de raad, waaronder de informatieverstrekking; 6. De faciliteiten, waaronder het belang van professionalisering van de leden van de raad; 7. Het omgaan met geschillen. In de code worden niet alleen gedragsregels verwoord die gericht zijn op de overlegpartner van de MR. Ook van de MR en diens leden mag een constructieve opstelling worden verwacht, en de bereidheid tot het volgen van MR-scholing. Daarbij hoort de raad tevens een bijdrage te leveren aan draagvlak voor beleid en het inbrengen van kennis d.m.v. het goed onderhouden van het contact met de achterban. Tevens dienen MR’en een meer initiërende rol op zich te nemen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het bevorderen van sociale veiligheid, en maatregelen om pesten tegen te gaan. Het is de taak van de MR om onderwerpen die specifiek voor de eigen achterban belangrijk zijn 5
ook zelf op de overlegagenda te plaatsen. In dit verband introduceert de Code ook de aanbeveling om als bevoegd gezag en MR samen jaarlijks een ‘ambitiegesprek’ en werkplan te plannen.
Status van de Code De Code goede medezeggenschap richt zich op alle bij de medezeggenschap betrokken partijen: het schoolbestuur, de gemandateerde overlegpartner van de (G)MR, de MR, GMR en deelraden, alsmede de geledingen van deze raden. Met het uitbrengen van de Code goede medezeggenschap geven de gezamenlijke organisaties aan op welke wijze zij denken dat de gewenste verbeteringen tot stand kunnen komen. Voor de implementatie van de Code vinden de onderwijsvakbonden, de ouderorganisaties en het LAKS het van groot belang dat de Code een meer dwingend karakter krijgt dan alleen een geheel vrijblijvende aanbeveling. Dit mede in aansluiting op de wens van de Kamer en de regering om het functioneren van de medezeggenschap in het onderwijs te versterken, en de naleving van de wet te bevorderen. Daarom vinden de hiervoor genoemde organisaties dat de Code goede medezeggenschap een status zal moeten krijgen die gelijkwaardig is aan de Code goed bestuur1. Dit betekent dat de dragende organisaties niet alleen zichzelf verbinden aan de inhoud van de Code, maar ook van hun achterban zullen vragen om dit te doen. Dit met toepassing van het 'pas toe, of leg uit'principe. Met deze status wordt tevens beoogd dat de geschillencommissie, waar relevant, mede de Code betrekt bij de beoordeling van medezeggenschapsgeschillen. Voor de werkgeversorganisaties is dit evenwel nog geen uitgemaakte zaak. Zij willen vooralsnog niet verder gaan dan de status van een handreiking. Daarmee een hulpmiddel zijnde voor alle betrokkenen bij de medezeggenschap op scholen om deze beter tot zijn recht te laten komen, er meer uit te halen. In de visie van de werkgeversorganisaties ontleent de code zijn kracht aan het feit dat alle partijen zich actief zullen beijveren het gedachtegoed uit de code onder de eigen leden te verspreiden. Waarbij de code tevens is bedoeld om lastige situaties sneller tot een oplossing te brengen door een aantal uitgangspunten (normen) te verduidelijken.
Bevordering van de toepassing binnen het onderwijsveld Bedoeling van de Code is niet alleen dat bevoegd gezag en (G)MR met elkaar afspreken en vastleggen overeenkomstig te zullen handelen. Maar tevens dat er, ter uitwerking van de code, tussen partijen concrete afspraken worden gemaakt over wat men van elkaar aan inzet en gedrag mag verwachten. Het gesprek over dergelijke afspraken zal mede leiden tot een betere bewustwording van ieders positie en belang bij het goed functioneren van de medezeggenschap. Daartoe zullen door de organisaties handreikingen worden gepubliceerd, waaronder een model-faciliteitenregeling. Deze handreikingen kunnen ondermeer bestaan uit voorbeeldteksten om te komen tot afspraken. Die afspraken per medezeggenschapsorgaan kunnen tezamen met andere elementen uit de code, tevens deel gaan uitmaken van het medezeggenschapsreglement. 1
De VOO stelt deze status tevens als voorwaarde voor hun deelname aan dit plan van aanpak. Om deze reden wenst de VOO zich vooralsnog niet aan dit plan van aanpak en de Code te verbinden. 6
Met opname in het reglement komt zo’n afspraak dan tevens onder de competentie van de geschillencommissie medezeggenschap te vallen. Naast de code en de handreikingen zal er tevens aandacht worden besteed aan het verzamelen en aanbieden van goede praktijkvoorbeelden, eveneens in relatie tot de verschillende thema’s uit de code. Voor de gezamenlijke campagne zal gebruik worden gemaakt van Infowms.nl. Deze site is indertijd al door de organisaties voor ouders, personeel, leerlingen en schoolbesturen opgezet ten behoeve van de informatievoorziening in het kader van de invoering van de WMS. Ook na afloop van het project is Infowms.nl de centrale site gebleven voor de publicatie van de steeds te actualiseren voorbeeld-medezeggenschapsreglementen en – statuten, en voor actuele informatie over de werking van de WMS. De door de gezamenlijke organisaties beoogde campagne is van structurele aard. Voor een deel gaat het ook om activiteiten die voor de organisaties deel horen uit te maken van de reguliere werkzaamheden. Andere voorgenomen activiteiten zijn daarentegen aanvullend. Voor wat betreft het verzoek tot subsidiering door OCW gaan we echter – vooralsnog- uit van 2 jaar.
3. Voorgenomen activiteiten vanuit de dragende organisaties
3.1. Code goede medezeggenschap en concrete handreikingen 3.1.1. Opstellen en publicatie van de code (concept is inmiddels gereed). De Code zal zowel digitaal als in gedrukte vorm worden aangeboden. Op die manier kan de Code tevens worden ingebracht tijdens MR-trainingen en bij voorlichtingsactiviteiten. 3.1.2. Handreikingen ter uitwerking van thema’s binnen de code. Hierbij gaat het ondermeer om modelteksten voor het maken van concrete afspraken tussen bevoegd gezag en medezeggenschapsorgaan. Bijvoorbeeld voor wat betreft de gang van zaken tijdens de overlegvergadering en bepalingen die kunnen worden opgenomen in het medezeggenschapsreglement en/of –statuut. In relatie tot de afzonderlijke thema’s binnen de Code willen wij in elk geval de volgende handreikingen ontwikkelen: 1. Een model-faciliteitenregeling met handreiking voor het maken van een MRwerkplan; 2. Een model voor een huishoudelijk reglement rond de werkwijze van het overleg tussen de (G)MR en het bevoegd gezag; 3. Een handreiking voor het ambitiegesprek tussen (G)MR en bevoegd gezag; 4. Een handreiking voor de (G)MR m.b.t. de raadpleging en participatie van de achterban. Hierin zal mede aandacht worden besteed aan de mogelijkheden en valkuilen m.b.t. het gebruik van social media; 5. Een handreiking met checklist over het omgaan met geschillen. Deze handreikingen worden ontwikkeld en getest binnen een aantal pilots (3.4.1) en kunnen vervolgens weer worden aangepast of uitgebreid a.d.h.v. ervaringen bij de toepassing van de code.
7
3.1.3. Het in relatie tot de verschillende thema’s verzamelen en beschikbaar stellen van good practices vanuit de praktijk.
3.2. Publiciteit 3.2.1. Voor het publiceren van de code, de handreikingen en good practices willen we vooral gebruik maken van infowms.nl. Het beheer van de site is na afloop van het WMSproject, ten behoeve van de continuering, neergelegd bij de Stichting onderwijsgeschillen. De site blijft echter beschikbaar voor gezamenlijke publicaties door de voormalige dragende organisaties. Hierover zullen met de Stichting onderwijsgeschillen afspraken worden gemaakt. 3.2.2. Ook wordt nagegaan op welke wijze er voor specifieke doelgroepen tevens gebruik kan worden gemaakt van andere social media platforms waaronder Faceboek, Linkedin en Twitter. Berichten die worden verspreid middels social media, alsmede de mogelijkheid van aanmelding, wordt dan tevens gekoppeld aan infowms.nl. 3.2.3. Het opstellen en beschikbaar stellen van persberichten en kopij t.b.v. de communicatiekanalen van de afzonderlijke organisaties (ondermeer voor publicaties op internet, nieuwsbrieven, tijdschriften). Naast de deelnemende organisaties zal ook gekeken worden naar andere organisaties en tijdschriften die zich (mede) richten op de onderscheiden doelgroepen 3.2.4. Het periodiek verspreiden van een digitale nieuwsbrief. Aanmelding kan via de infowms.nl en andere digitale platforms.
3.3. Bevorderen van de toepassing van de code via de organisaties 3.3.1. We organiseren een of meer voorlichtingsbijeenkomsten met waar nodig follow up, gericht op het bevorderen van de toepassing van de code vanuit de deelnemende organisaties. Hierbij gaat het ondermeer om bestuursleden, beleidsmedewerkers, vakbondsonderhandelaars en -kaderleden, helpdeskmedewerkers bij de dragende organisaties. 3.3.2. Een train-de-trainer-bijeenkomst specifiek bedoeld voor mr-trainers en mradviseurs die verbonden zijn aan de dragende organisaties. Doel hiervan is dat deze doelgroep handreikingen krijgt om de code op een effectieve wijze onder te kunnen brengen binnen mr-scholingen en begeleidings- of adviseringsactiviteiten. 3.3.3. Schriftelijke informatie en voorlichtingsactiviteiten gericht op de andere relevante landelijke organisaties en voor de bevordering van de uitvoering van de Code relevante partijen. Hierbij gaat het ondermeer om de denominatieve koepelorganisaties, medezeggenschapsdeskundigen en –trainers die niet werkzaam zijn bij/voor de dragende organisaties, onderwijsbegeleidingsdiensten, onderwijsinspectie, en redacties van onderwijs- en medezeggenschapsbladen.
8
3.4. Voorlichting en maatwerk gericht op (G)MR’en en bevoegd gezag 3.4.1. Voor een goede toepassing van de code binnen het medezeggenschapsveld zal gestart worden met een aantal pilots. Deze pilots zijn met name bedoeld om te komen tot goed toepasbare handreikingen voor (G)MR en bevoegd gezag (3.1.2) en kunnen tevens uitmonden in goede praktijkvoorbeelden. De pilots zullen plaatsvinden binnen beide onderwijssectoren en omvatten zowel de medezeggenschap op schoolniveau als op bestuursniveau. Bij de selectie van de voor een pilot geschikte scholen en schoolbesturen kan het tevens gaan om een casus waarbij sprake is van conflictsituatie met betrekking tot de naleving van de WMS. De inschakeling van een ‘begeleidingscommissie’ (zie hierna onder 3.4.2.) kan dan het startmoment voor de pilot zijn. 3.4.2. Het bieden van begeleiding en advisering, specifiek gericht op de toepassing van de code. Dit op verzoek van, en gericht op, (G)MR(‘en) en directie en/of bestuur tezamen. Hiernaast willen de organisaties (G)MR’en en bevoegd gezag de mogelijkheid bieden tot het inschakelen van een ‘begeleidingscommissie’ die er vooral op gericht zal zijn de onderliggende factoren, die (keer op keer) leiden tot conflictueuze situaties, te verbeteren. Hierbij gaat het steeds om een gezamenlijke activiteit met inzet vanuit twee organisaties (voor ouders, personeel, leerlingen, directies/bestuur). 3.4.3. Het jaarlijkse WMS-congres (georganiseerd door de Stichting onderwijsgeschillen) wordt mede gebruikt om de Code onder de aandacht van de deelnemers te brengen. In overleg met de Stichting kan dit zowel binnen het plenaire deel als d.m.v. afzonderlijke workshop tijdens het congres. 3.4.4. Binnen de afzonderlijke organisaties zelf, alsmede tijdens de door deze organisaties op de doelgroepen gerichte reguliere scholings- en voorlichtingsactiviteiten, zal structureel aandacht worden besteed aan de code en de toepassing daarvan.
4. Coördinatie, monitoring en rapportage Hoewel er sprake zal moeten zijn van enige centrale coördinatie van het project kiezen we niet voor het inrichten van een centraal steunpunt/helpdesk. Voor vragen en verzoeken vanuit het veld, bijvoorbeeld waar het gaat om advies of begeleiding, kan men bij elke deelnemende organisatie terecht. Afstemming en sturing vindt plaats door middel van een stuurgroep waarin alle deelnemende organisaties zijn vertegenwoordigd. Voor specifieke activiteiten kan de stuurgroep besluiten een of meer afzonderlijke werkgroepen in te stellen. Voor zover het gaat om de toedeling en verantwoording van de door OCW te verstrekken middelen, de monitoring en rapportage, ligt het penvoerderschap bij één van de deelnemende organisaties.
5. Begroting Voor de activiteiten die aanvullend zijn op de reguliere werkzaamheden van de organisaties willen wij een verzoek tot subsidieverlening indienen bij OCW. De campagne 9
is weliswaar van structurele aard, maar zal voor wat betreft de financiering door OCW beperkt blijven tot de jaren 2013 en 2014. Dit met uitzondering van de kosten voor de instandhouding en uitbreiding van Infowms.nl. Hierbij gaat het om de volgende onderdelen: 1. Vormgeving en publicatie van de Code en handreikingen. 2. Uitbreiding en structureel onderhoud infowms.nl (3.2.1.). Op dit moment ontvangt de Stichting onderwijsgeschillen voor dit onderhoud een jaarlijkse bijdrage vanuit OCW € 8000,-. Voor de uitbreiding van de site t.b.v. de publicatie van de code, de handreikingen, en aanbieden van good practices is echter –aanvullend- budget nodig. Over de besteding van deze aanvullende financiering i.v.m. het project, alsmede over de inzet van de huidige bijdrage, zal ook tussen OCW en de Stichting een nadere afspraak moeten worden gemaakt; 3. Het opstellen van tenminste 5 concrete handreikingen i.r.t. de afzonderlijke thema’s binnen de code (3.1.2); 4. Maximaal 10 pilots i.r.t. het opstellen en testen van de handreikingen en de toepassing van de Code (3.4.1.). Deze pilots vereisen steeds een personele inzet vanuit twee organisaties. Onze voorlopige inschatting qua benodigde tijdsinvestering per pilot is 40 uur p.p. gemiddeld; 5. Begeleiding en advisering, specifiek gericht op de toepassing van de code, alsmede de inzet van een ‘begeleidingscommissie’ (3.4.2.). Voor de komende twee jaar gaan wij vooralsnog uit van maximaal 100 aanvragen m.b.t. begeleiding/advies of bemiddeling, waarvoor een beroep moet worden gedaan op menskracht vanuit een of twee (bij de begeleidingscommissie) van de dragende organisaties. De totale noodzakelijke tijdsinvestering hangt van veel factoren af. Om die reden verdient het onze voorkeur om hierover nog nader met het ministerie een procesafspraak te maken; 6. Voorlichtingsbijeenkomst(en) en eventuele follow up voor bestuursleden/medewerkers van de dragende organisaties (3.3.1); 7. Een train de trainer bijeenkomst, specifiek bedoeld voor mr-trainers, en adviseurs die aan de deelnemende organisaties zijn verbonden (3.3.2.); 8. Voorlichtingsactiviteiten gericht op de andere relevante landelijke organisaties (3.3.3); 9. De inzet van een communicatiedeskundige/tekstschrijver. Deze inzet betreft ondermeer het redigeren van de code, de aan te bieden handreikingen en beschrijvingen van de good practices, het opstellen van nieuwsbrieven, (pers)berichten en kopij voor artikelen t.b.v. tijdschriften; 10. Menskracht t.b.v. de opstelling van het plan van aanpak, en de vertegenwoordiging vanuit de organisaties in de stuurgroep en/of werkgroepen; 11. Afstemming en coördinatie/penvoerderschap; 12. Kosten tussentijdse monitoring en (eind)rapportage t.b.v. OCW en de Kamer.
10