Beslissing nr. 2006-C/C-02 van 18 januari 2006 Zaak MEDE-C/C-05/0072: NV Carrefour – ’t Centrum – Van De Walle 1. Rechtspleging De concentratie is bij de Raad voor de Mededinging aangemeld op 1 december 2005. Het gemotiveerd verslag van het Korps Verslaggevers is bij de Raad toegekomen op 16 december 2005. De zaak is behandeld ter zitting van deze kamer van de Raad van 18 januari 2006.
2. De aangemelde concentratie 2.1. De koper is de NV Carrefour Belgium, met maatschappelijke zetel te 1140 Brussel, Olympiadelaan 20. Deze vennootschap, hierna kortheidshalve “Carrefour” genoemd, exploiteert zelf in België zogenaamde super- en hypermarkten, met de benamingen Carrefour en Super GB, en één kleinere zelfbedieningszaak, Rob genaamd. Tevens kent zij rechten toe aan supermarkten die als franchisenemer van Carrefour uitgebaat worden, met als benaming Super GB Partner, Contact GB of GB Express. 2.2. De verkopers zijn de heren Rudi Van De Walle, met woonplaats te 2970 ’s Gravenwezel, Hoge Haar 63, en Luc Van De Walle, met woonplaats te 2900 Schoten, Horstebaan 165, en de door hen gezamenlijk gecontroleerde NV Aneal, met maatschappelijke zetel te 2900 Schoten, Pieter Breughelstraat 32. De heren Van De Walle en de NV Aneal zijn tezamen eigenaar van alle aandelen in de over te nemen vennootschappen, en, onrechtstreeks, via hun aandeelhouderschap in de BVBA Freshcare, van de participaties van deze laatste. 2.3. Doelwit van de overname zijn volgende vennootschappen: -de BVBA Freshcare, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (franchisegever), -de BVBA Multi Store, met maatschappelijke zetel te 2840 Reet (Rumst), Molenstraat 83 (servicevennootschap die diensten levert aan supermarkten), -de BVBA First in first out (FIFO), met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 32b (servicevennootschap die diensten levert aan supermarkten), -de BVBA Andis, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (servicevennootschap die diensten levert aan supermarkten), -de BVBA Fresh Marketing (Freshmar), met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 32a (servicevennootschap die diensten levert aan supermarkten),
2 -de NV All in Food (Alinfo), met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt in Schoten-Deuzeld), -de BVBA Dagverse voeding (DAVO), met maatschappelijke zetel te 2900 Schoten, Zaatstraat 40 (versspeciaalzaak Deli Plaza in het gebouw van de supermarkt te Schoten), -de BVBA Food Market (FOMAR), met maatschappelijke zetel te 2900 Schoten, Zaatstraat 40 (supermarkt te Schoten), -de NV Grosfruit, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt te Reet), -de NV Carum, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt te Hoboken), -de BVBA Singel Distributie (SINDIS), met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 32b (supermarkt te Borgerhout), -de BVBA Specialist in verse voeding (SIVO), met maatschappelijke zetel te 2260 HeultjeWesterlo, Dorp 66 (versspeciaalzaak Deli Plaza in het gebouw van de supermarkt te Borgerhout), -de NV RULUK, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt te Aartselaar), -de NV WAPRO, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt te Sint-Job), -de NV Distributie Zoersel (DIZO), met maatschappelijke zetel te 2980 Zoersel, Smissestraat 4 (supermarkt te Zoersel), -de NV Schilco, met maatschappelijke zetel te 2970 Schilde, Turnhoutsebaan 411 (supermarkt te Schilde), -de BVBA Verse Voeding (VEVO), met maatschappelijke zetel te 2970 Schilde, Turnhoutsebaan 411 (versspeciaalzaak Deli Plaza in het gebouw van de supermarkt te Schilde), -de NV Distributie Kontich (DIKON), met maatschappelijke zetel te 2550 Kontich, Mechelsesteenweg 202 (supermarkt te Kontich), -de BVBA Plusmarkt Plaza (PLUSMARKT), met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (versspeciaalzaak Deli Plaza in het gebouw van de supermarkt te Kontich), -de BVBA Voedingsmarkt Gooreind (VOMARKT), met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt te Gooreind), -de BVBA Versmarkt Stabroek, met maatschappelijke zetel te 2940 Stabroek-Hoevenen, Hoge Weg 26 (supermarkt te Hoevenen), -de BVBA De Netelaar, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3 (supermarkt te Wommelgem), en -de NV Samenwerking in distributie (SAMDIS), met maatschappelijke zetel te 2390 Malle, Delften 23 (inkoop en logistiek). 2.4. Bij overeenkomst van 14 november 2005 verwerft Carrefour de aandelen in voormelde vennootschappen, met uitzondering van NV SAMDIS, waarin zij onrechtstreeks een controlerende meerderheidsparticipatie verwerft. Bij dezelfde overeenkomst verkrijgt Carrefour daarenboven een niet-controlerende minderheidsparticipatie in CVBA Samgo, met maatschappelijke zetel te 2390 Malle, Delften 23, en in CVBA Deli Group, met maatschappelijke zetel te 2110 Wijnegem, Bijkhoevelaan 3, beide inkoopmaatschappijen. Aldus verkrijgt Carrefour de volledige controle over de vennootschappen die eigenaar zijn van het handelsfonds van de vijftien winkels onder de merknamen ’t Centrum en Multi, alsmede over de dienstenvennootschappen en over de inkoopcentrale. 2.5. Carrefour en de overgenomen vennootschappen van ’t Centrum zijn ondernemingen in de zin van artikel 1, a) WBEM. De aandelenoverdracht is een concentratie in de zin van artikel 9, § 1, b) WBEM.
3 Carrefour, enerzijds, en de vennootschappen van ’t Centrum gezamenlijk, anderzijds, hebben elk in 2004 in België een omzet van meer dan 40 miljoen EUR behaald, en hun gezamenlijke omzet in België in hetzelfde boekjaar overschreed 100 miljoen EUR. Aldus worden de door artikel 11, § 1 WBEM vereiste omzetdrempels overschreden.
3. De marktafbakening 3.1. Productmarkten 3.1.1. Zowel Carrefour als de ondernemingen van ’t Centrum zijn actief in de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen. In navolging van de Europese Commissie (zie bijv. COMP/M.1684 – Carrefour/Promodès en COMP/M.2115 – Carrefour/GB) en volgens de vaste rechtspraak van de Raad voor de Mededinging (zie bijv. beslissingen nrs. 2001-C/C-53, 2002-C/C-67, 2003-C/C-25, 2003C/C-91 en 2005-C/C-26), kunnen afzet- en inkoopmarkten onderscheiden worden. 3.1.2. Stroomafwaarts zijn de betrokken partijen actief aan de aanbodzijde van de detailhandelsmarkt voor dagelijkse consumptiegoederen. Deze markt omvat de verkoop van voedingsmiddelen, dranken, dierenvoeding, rookwaren en huiselijke non-food verbruiksgoederen aan de eindgebruiker. Kenmerkend is dat een volledig assortiment van dagelijkse consumptiegoederen aan de eindgebruiker wordt aangeboden. Aldus behoren winkels waar de verkoop van voedingsmiddelen bijkomstig is (bijv. in tankstations), en speciaalzaken in voedingsmiddelen (bakkerijen, slagerijen) of in niet-voedingsverbruiksgoederen, niet tot deze markt. Zowel verkooppunten met kleine oppervlakte (superettes en kruidenierszaken met een uitgebreid productengamma) als winkels met middelgrote en grote oppervlakte (supermarkten en hypermarkten) behoren tot deze markt. In zoverre zij een omvangrijk volledig assortiment van dagelijkse consumptiegoederen aanbieden aan de eindgebruiker staan zij immers met elkaar in concurrentie (zie in dezelfde zin de beslissing van nr. 2005-C/C-26 van de Raad voor de Mededinging van 20 mei 2005). 3.1.3. Stroomopwaarts behoren de betrokken partijen tot de vraagzijde van de inkoopmarkten voor dagelijkse consumptiegoederen. Op die markten worden deze producten aangeboden door producenten en leveranciers aan groothandelaars, detailhandelaars (zoals de betrokken partijen), en afnemers zoals hotels, restaurants en cafés. De inkoopmarkten worden afgebakend vanuit het oogpunt van de aanbodzijde. Verschillende producten worden niet alle door dezelfde producenten vervaardigd. Een producent is niet zonder meer in staat een ander product of een andere groep van producten te vervaardigen. Aldus onderscheidt de Europese Commissie volgende inkoopmarkten, die nog verder gesegmenteerd kunnen worden: -“producten van hoge consumptie”: dranken, drogisterijproducten, parfumerie- en hygiëneproducten, droge kruiden, producten van de parafarmacie, vervalproducten in zelfbediening;
4
-“traditionele verse producten”: fijne vleeswaren, vis, groenten en fruit, bakkerijproducten en patisserie, slagerijproducten; -“bazaar”: knutselproducten, producten voor het huis, producten betreffende cultuurbeleving, speelgoed, vrije-tijds- en ontspanningsproducten, producten voor de tuin, autoaccessoires; -“elektrohandel/foto/beeld/geluid”: grote en kleine elektro-producten, producten betreffende foto of beeld, producten betreffende stereo en geluid, producten inzake TV of video; -“textiel”: textielproducten en schoenen.
3.2. Geografische markten 3.2.1. De detailhandelsmarkten voor dagelijkse consumptiegoederen kunnen lokaal afgebakend worden, volgens de verzorgingsgebieden van de detailhandelszaken in een bepaald gebied. Het bestaan van een afzonderlijk verzorgingsgebied kan aangenomen worden wanneer de reistijd naar een centrum van andere verkooppunten meer dan, bijvoorbeeld, 30 minuten bedraagt. De Europese Commissie (zie COMP/M.2161 Ahold/Superdiplo) en de Raad voor de Mededinging (beslissingen nrs. 2003-C/C-25, 2003-C/C-91, 2004-C/C-29 en 2005-C/C-26) hebben echter reeds aangenomen dat de markt nationaal is. De verzorgingsgebieden overlappen elkaar immers gedeeltelijk. Klanten bezoeken meerdere verzorgingsgebieden. Op die wijze ontstaan homogene concurrentievoorwaarden in ruimere gebieden, die uiteindelijk ook gelden in meer afgelegen verzorgingsgebieden. Bovendien hebben de meeste grootwarenhuisketens, die de belangrijkste spelers op deze productmarkt zijn, een uniform commercieel beleid over het ganse land, zowel op het vlak van prijzen als van winkelinrichting, productenassortimenten, publiciteitscampagnes en getrouwheidsprogramma’s. Hun marktgedrag wordt niet bepaald door lokale bijzonderheden, die afzonderlijke lokale markten zouden kunnen kenmerken. De geografische detailhandelsmarkt voor dagelijkse consumptiegoederen is dan ook nationaal. 3.2.2. Uit de reeds aangehaalde precedenten van de Europese Commissie en van de Raad voor de Mededinging blijkt dat ook de inkoopmarkten nationaal zijn. Consumenten geven de voorkeur aan nationale producten. Inkopen geschieden doorgaans bij binnenlandse leveranciers. Er blijken prijsverschillen te bestaan naargelang een product in het ene of het andere land van de Europese Unie wordt ingekocht. Ook internationale merkartikelen in de voedings- en niet-voedingssector worden afgenomen van de nationale vestigingen van multinationale groepen, onder meer omdat deze tevens lokale diensten, zoals een goed verzorgde bediening en marktonderzoek, kunnen verstrekken. Bovendien worden onder eenzelfde internationaal verspreid merk, zeker in de voedingssector, vaak producten verkocht die zijn aangepast aan de van land tot land heersende smaak.
5 4. Mededingingsrechtelijke analyse 4.1. De concentratie moet toelaatbaar verklaard worden, wanneer de betrokken ondernemingen samen minder dan 25% van de relevante markt controleren (aldus artikel 33, § 2, lid 1 a) WBEM). Wordt dat percentage overschreden, dan moet onderzocht worden of de concentratie geen machtspositie in het leven roept of versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de nationale markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, of, althans, of desbetreffende ernstige twijfels bestaan (zie artikelen 10, § 3 en § 4, en 33, § 2, lid 1, b) WBEM). 4.2. Uit de gegevens van het onderzoek blijkt dat het gezamenlijk marktaandeel van de bij de concentratie betrokken ondernemingen op de Belgische detailhandelsmarkt voor dagelijkse consumptiegoederen ver beneden de 25% blijft, indien het marktaandeel van de franchisenemers van Carrefour (voor de concentratie), namelijk de handelszaken met benaming Super GB Partner, Contact GB of GB Express, buiten beschouwing wordt gelaten. De aanmeldende partijen gaan ervan uit dat de omzet van die franchisenemers niet in aanmerking genomen moet worden, terwijl in het verslag de tegengestelde opvatting wordt verdedigd. Wordt het marktaandeel van die franchisenemers wel in aanmerking genomen, dan blijkt uit het onderzoek dat het gezamenlijk marktaandeel van Carrefour (inclusief haar franchisenemers) en van de relevante ondernemingen van ’t Centrum de drempel van 25% zou kunnen bereiken of licht overschrijden. Maar ook in dat geval is er geen reden voorhanden om ernstig te twijfelen aan de toelaatbaarheid van de concentratie. Er zijn andere sterke spelers dan Carrefour actief op de Belgische detailhandelsmarkt voor dagelijkse consumptiegoederen, zoals Delhaize en Colruyt. Het aandeel van de ondernemingen van ’t Centrum in de relevante geografische markt is trouwens hoe dan ook miniem. Bovendien zijn de in het raam van het onderzoek ondervraagde concurrenten het erover eens dat de concentratie geen machtspositie in het leven roept of versterkt die de mededinging op significante wijze zou kunnen belemmeren. Hoogstens wordt gewag gemaakt van een beperkte verschuiving van de marktposities in de Antwerpse regio. 4.3. Het marktaandeel van Carrefour op de Belgische inkoopmarkten voor dagelijkse verbruiksgoederen is slechts bij benadering bekend. Hetzelfde geldt voor dit van ’t Centrum, maar het staat wel vast dat dit laatste onaanzienlijk moet zijn. Het ligt voor de hand dat het gezamenlijk aandeel van de betrokken partijen op de inkoopmarkten geringer is dan dit op de afzetmarkt. Naast de verkopers op de afzetmarkt zijn immers ook groothandelaars, detailhandelaars op andere afzetmarkten (zoals deze van de winkels waar verkoop van voedingswaren bijkomstig is, of deze van de speciaalzaken), en ondernemingen zoals hotels, restaurants en cafés, afnemers op de inkoopmarkten. Van enige machtspositie aan de vraagzijde kan dus zeker geen sprake zijn. Daarenboven bieden de handelszaken van ’t Centrum vooral voedingswaren aan, zodat zij op de andere inkoopmarkten zelfs zo goed als afwezig zijn.
6 De leveranciers op de inkoopmarkten, die door de Dienst voor de Mededinging ondervraagd werden, bevestigen dat de concentratie geen inkoopmacht zal doen ontstaan.
5. Besluit Het blijkt niet dat de aangemelde concentratie een machtspositie doet ontstaan of versterkt die een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel ervan op significante wijze zou kunnen belemmeren. Bijgevolg moet zij toelaatbaar verklaard worden.
Om deze redenen, De Raad voor de Mededinging,
-stelt vast dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de wet tot bescherming van de economische mededinging valt, -verklaart de concentratie toelaatbaar.
Aldus beslist op 18 januari 2006 door een kamer van de Raad voor de Mededinging, samengesteld uit Stefaan Raes, voorzitter van de Raad voor de Mededinging en voorzitter van de kamer, en Christian Huveneers, Frank Deschoolmeester en Erik Mewissen, leden van de Raad voor de Mededinging.