Bureauonderzoek en Inventarisend Veldonderzoek, Verkennende fase Wehmeterrein Oost te Vorden
S.M. Koeman
Archeodienst Rapport 124
Onderzoeksmelding: 50790 In opdracht van: Stichting ProWonen
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Colofon Titel: Auteur: Archeodienst rapportnummer: ISSN nummer: Versienummer: Onderzoeksmelding: Gemeente: Opdrachtgever: Redactie: Eindredacteur: Foto’s en tekeningen: Datum: Plaats: Foto omslag: Autorisatie:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Wehmeterrein Oost te Vorden Susanne Koeman 124 1877-2900 2.0 (definitief) 50790 Gemeente Bronckhorst Stichting ProWonen Anne Loonen Willem-Simon van de Graaf Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven Mei 2012 Zevenaar Zicht op de oostkant het zorgcentrum De Wehme gezien vanuit het noorden. Willem-Simon van de Graaf 18-05-2012
Goedkeuring Bevoegd Gezag:
De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan, waarop hondepootafdrukken staan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding. Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen.
Ringbaan-Zuid 8a Postbus 297 6900 AG Zevenaar
Tel. 0316-581130 Fax 0316-343406
[email protected] www.archeodienst.nl
2
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4
Onderzoekskader .............................................................................................. 5 Onderzoeksdoel en vraagstellingen..................................................................... 6 Ligging en huidige situatie plangebied ................................................................ 6 Toekomstige situatie plangebied ........................................................................ 6
2 Bureauonderzoek ....................................................................... 7 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Methode .......................................................................................................... 7 Fysische geografie ............................................................................................. 7 Geologie en geomorfologie ................................................................................ 7 Bodem ............................................................................................................. 9 Archeologie .................................................................................................... 10 Historische geografie ....................................................................................... 11 Bodemverstoring ............................................................................................ 12 Specifieke archeologische verwachting ............................................................. 16
3 Booronderzoek ......................................................................... 18 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.4
Werkwijze ...................................................................................................... 18 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens ............................................. 18 Sediment ........................................................................................................ 18 Bodem ........................................................................................................... 18 Archeologische indicatoren.............................................................................. 18 Archeologische interpretatie ............................................................................ 19
4 Conclusie en aanbeveling ........................................................... 20 4.1 4.2 4.3
Inleiding......................................................................................................... 20 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen ....................................... 20 Advies ............................................................................................................ 20
Literatuur .................................................................................... 22 Lijst van afbeeldingen .................................................................... 23 Lijst van tabellen ........................................................................... 23 Bijlage 1: Periodentabel Bijlage 2: Afkortingenlijst Bijlage 3: Verklarende woordenlijst Bijlage 4: Geomorfologische kaart Bijlage 5: Bodemkaart Bijlage 6: Archeologische informatie Bijlage 7: Boorpuntenkaart Bijlage 8: Boorbeschrijvingen Bijlage 9: Verwachtingskaart op basis van het vooronderzoek
3
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Administratieve gegevens projectnaam
Vorden-Wehmeterrein Oost
Onderzoeksmelding (ARCHIS)
50790
provincie
Gelderland
gemeente
Bronckhorst
plaats
Vorden
toponiem
Wehmeterrein Oost
type project
Bureau- en booronderzoek, verkennende fase
opdrachtgever
Stichting ProWonen
contactpersoon opdrachtgever
Dhr. H. Mulder
uitvoerder
Archeodienst BV
datum veldwerk
1 maart 2012
uitvoerders veldwerk
Erwin van der Klooster en Tinus van der Pol
bevoegd gezag
Gemeente Vorden
adviseur namens bevoegd gezag
Marc Kocken 217945-457304 (NW)
geografische positie (x-y)
218134-457304 (NO) 218134-457127 (ZO) 217945-457127 (ZW)
kaartblad
geplande verstoringsdiepte
33H Grasland (westelijk deel), verzorgingshuis met groenstroken (oostelijk deel) Maximaal 60 cm -mv
oppervlakte plangebied
Ca. 2,2 ha
huidig grondgebruik
4
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
1 Inleiding 1.1
Onderzoekskader
In opdracht van Stichting ProWonen heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Wehmeterrein Oost in Vorden (gemeente Bronckhorst, Fig. 1.1). Voor de westelijke helft van het plangebied met een oppervlakte van ca. 6.075 m2 is in 2001 al een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (RAAP 2001). De resultaten van dit onderzoek zijn meegenomen in deze rapportage. Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van woningen. Ten behoeve van de nieuwbouw zullen heipalen van 7 m lengte worden gebruikt. De fundering van de woningen zal tot maximaal 60 cm beneden maaiveld worden aangelegd. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan.
Fig. 1.1: Situering van het onderzoeksgebied op de topografische kaart 1:25.000 (bron: kadaster 2009).
Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart (Fig. 2.3, RAAP 2008) valt de noordelijke strook van het plangebied binnen een historische structuur (AWG categorie 4) en ligt de rest van het plangebied een lage archeologische verwachtingszone (AWG categorie 9). Voor de noordelijke strook (AWG categorie 4) geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 30 m2 vroegtijdig een inventariserend archeologische onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor de rest van het plangebied (AWG categorie 9) is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 2500 m2. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (CCvD 2010). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische 5
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 1. Afkortingen en jargon worden in bijlage 2 en 3 uitgelegd. 1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. Om deze doelstelling te realiseren, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: x Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? x Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? x In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? 1.3
Ligging en huidige situatie plangebied
Het totale plangebied is ca. 2,2 ha groot en ligt aan de Nieuwstad in Vorden (Fig. 1.1). Het terrein wordt in het westen en noorden begrensd door de Pastorieweg, in het oosten door de Nieuwstad en in het zuiden door de Deldenseweg. Het westelijke deel van het plangebied is onbebouwd en in gebruik als grasland, maar is in het verleden bebouwd geweest met bejaardenwoningen. In het oostelijke deel van het plangebied is een verzorgingshuis gevestigd. De hoogte van het maaiveld (geraadpleegd op www.ahn.nl) ligt op ca. 11,70 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil). 1.4
Toekomstige situatie plangebied
De bebouwing in het centrale en zuidelijke deel van het plangebied zal blijven staan (Fig. 1.2, witte bebouwing). De rest van de bebouwing (in het noordoostelijke deel) zal worden gesloopt, waarna vier nieuwe complexen worden neergezet. De fundering van de nieuwbouw zal tot ca. 60 cm beneden maaiveld worden aangelegd en komt op heipalen met een lengte van 7 meter te liggen.
Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied (bron: Josee 2011).
6
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
2 Bureauonderzoek 2.1
Methode
Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken (in de omgeving) van het plangebied. In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: x Recente Topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto’s (BingMaps via ArcMap) x Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl) x Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (Alterra 2003, geraadpleegd via Archis2) x Geomorfologische Kaart Nederland (Alterra 2004, geraadpleegd via Archis2) x Diverse historische kaarten (Kadastrale Kaart 1832, Topografische Militaire Kaarten serie 1830-1850 (nettekeningen), serie 1850-1945 (Bonnebladen), Top25 serie 1935-1995, geraadpleegd via watwaswaar.nl) x Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW, geraadpleegd via Archis2) x Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis2) x Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via Archis2) x Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 1748). x Bodemloket x Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland x Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) x Oudheidkundige vereniging Oud Vorden 2.2 2.2.1
Fysische geografie Geologie en geomorfologie
Het plangebied ligt in het oostelijk zandgebied van Nederland, waar het landschap met name tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 115.000 – 11.755 jaar geleden), vorm heeft gekregen. Het plangebied ligt in dal waar de Rijn na de voorlaatste ijstijd het Saalien (ca. 300.000 – 130.000 jaar geleden) doorheen is gaan lopen. In reactie op lokale en regionale omstandigheden wisselde het rivierpatroon van de Rijn tussen meanderend in het Eemien (ca. 130.000 – 115.000 jaar geleden) en breed vlechtend tijdens strenge periglaciale klimaten in het Weichselien (Vroeg- en MiddenPleniglaciaal, ca. 70.000 – 50.000 jaar geleden) (Van Beek 2009). De Rijnafzettingen bestaan hoofdzakelijk uit grindrijk, grof zand en worden tot de Formatie van Kreftenheye gerekend (De Mulder 2003). Deze afzettingen bevinden zich in de diepere ondergrond van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied liggen de rivierafzettingen dicht aan het oppervlak en is sprake van een terrasvlakte (bijlage 4, code 2M18a). In het Midden-Weichselien, vermoedelijk tussen 60.000 – 40.000 jaar geleden, heeft de Rijn haar loop door IJsseldal geleidelijk verlaten en zich naar het westen verlegd (Busschers 2008). De verlaten riviervlakte is in het Midden- en Laat-Weichselien bedekt met fluvioperiglaciale afzettingen en dekzand. Tijdens het Midden-Weichselien is de bodem permanent bevroren geweest. Hierdoor is het sneeuwsmelt- en regenwater gedwongen over het oppervlak af te stromen waarbij zogenaamde fluvioperiglaciale afzettingen zijn afgezet en dalen uitgesleten. De fluvioperiglaciale afzettingen bevinden zich in de diepere ondergrond van het plangebied en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten, en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend. In deze periode is het dal uitgesleten, waar de huidige Vordense Beek doorheen loopt (bijlage 4, code 2R5). In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name in het Laat-Pleniglaciaal (ca. 26.000 –15.700 jaar geleden) en Laat-Glaciaal (ca. 15.700 – 11.755 jaar geleden), is de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor op grote schaal verstuiving is opgetreden (Berendsen 2004). Hierbij is dekzand over de fluvioperiglaciale afzettingen afgezet. Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 ȝm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend (Berendsen 2004). Het reliëf van 7
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
de dekzanden wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen. In het Holoceen (de laatste ca. 11.750 jaar) is het klimaat warmer en vochtiger geworden en is het landschap door geologische processen weinig veranderd. Door de toenemende vegetatie is het dekzand vastgelegd en hebben de beken zich ingesneden, waarbij beekdalen zijn ontstaan. Een goed voorbeeld hiervan is het beekdal van de Vordense Beek, die circa 160 m ten noorden van het plangebied ligt. De beek heeft tijdens perioden van hoog water (zandige) klei afgezet in de lagere delen van het landschap. De beekafzettingen worden tot het Laagpakket van Singraven van de Formatie van Boxtel gerekend. Tijdens een eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek in het westelijke deel van het plangebied (RAAP 2001, zie paragraaf 2.3) is een leemlaag aangetroffen met daaronder lemig zand, die beiden als beekafzettingen zijn geïnterpreteerd. In de 20e eeuw is de Vordense Beek gekanaliseerd. Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op een grote dekzandrug langs het dal van de Vordense Beek (bijlage 4, code 4K14). Op het Actuele Hoogtebestand van Nederland (AHN) is te zien dat het niet één grote dekzandrug betreft, maar eerder een complex met lagere en hogere dekzandkopjes. De hoogste delen van de dekzandrug liggen langs het beekdal. Het plangebied lijkt relatief laag te liggen, mogelijk op een iets hogere welving. Volgens de geomorfologische kaart behorende bij de beleidsadvieskaart van de gemeente ligt het plangebied dan ook in een dekzandvlakte of laagte (Fig. 2.2).
Fig. 2.1: Uitsnede van de hoogtekaart (AHN).
8
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Fig. 2.2: Het plangebied op de geomorfologische kaart van de gemeente Bronckhorst (RAAP-rapport 1748).
2.2.2
Bodem
Op basis van de bodemkaart komen in het plangebied twee bodemtypes voor (bijlage 5). In de noordoostelijke deel van het plangebied worden hoge bruine enkeerdgronden verwacht (code bEZ21) en in de zuidwestelijke deel beekeerdgronden (code pZg23). Op een dekzandrug ontwikkelt zich van nature vaak een podzolgrond. Door de relatief lage grondwaterstand kan het proces van in- en uitspoeling (podzolering) een podzolgrond ontstaan. Wanneer de grondwaterstand te hoog staat, kan geen podzolering plaatsvinden en kunnen bijvoorbeeld beekeerdgronden ontstaan. Dit bodemtype wordt vaak gekoppeld aan beekdalen of laaggelegen gronden. Het feit dat (in ieder geval in het zuidelijke deel) beekeerdgronden worden verwacht, wijst erop dat het zuidelijke deel naast of op een relatief laag deel van de dekzandrug ligt. De hoge bruine enkeerdgronden bestaan uit donkere, humeuze bovengrond van meer dan 50 cm dik met daaronder de oorspronkelijke bodem. De humeuze bovengrond betreft op de hogere zandgronden vaak een plaggendek, ook wel esdek genoemd. Plaggendekken zijn ontstaan, doordat in de loop van de Late-Middeleeuwen op grote schaal het systeem van potstalbemesting is toegepast. Plaggen worden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. In eerste instantie zijn de hogere zandgronden als akkerland in gebruik genomen, maar later zijn ook de lagere gronden, zoals het beekdal van de Vordense Beek ontgonnen. Om de waterhuishouding te verbeteren zijn deze gronden vaak opgehoogd met humeuze grond, zodat ook hier de bodem geclassificeerd kan worden als een enkeerdgrond. Op basis het eerder uitgevoerd archeologische onderzoek in het westelijke deel van het plangebied (zie paragraaf 2.3) is gebleken dat hier geen sprake is van een plaggendek, maar van een ophogingsdek van 0,5 – 0,8 m dik (RAAP 2001). 9
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
De oorspronkelijke bodem onder de humeuze bovengrond is op de hogere zandgronden vaak een podzolgrond en in de lagere delen waarschijnlijk een beekeerdgrond. De podzolgronden bestaan uit een humeuze, donkere bovengrond (Apb-horizont), die ca. 25 cm dik is, waaronder een E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is (De Bakker en Schelling 1989). Hieronder ligt de bruingekleurde B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont. Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont in meer of mindere mate intact. De beekeerdgronden worden gekenmerkt door een zwarte, zeer humeuze bovengrond (eerdlaag) die dunner is dan 50 cm met daaronder de natuurlijke ondergrond (De Bakker en Schelling 1989). De beekeerdgronden ter plaatse van het plangebied bevatten een (zandig) kleidek van 15-40 cm dik (toevoeging k… bij de code van het bodemtype). Deze zandige kleilaag is vermoedelijk afgezet de Vordensche Beek (Stichting voor Bodemkartering 1979). De bodem is plaatselijk ijzerrijk (toevoeging f… bij het de code van het bodemtype). Het ijzeroxide is als oranjerode roest of als zwarte, harde concreties neergeslagen (Stichting voor Bodemkartering 1979). Tijdens het eerder uitgevoerde archeologisch onderzoek in het westelijke deel van het plangebied (zie paragraaf 2.3) is gebleken dat onder het ophogingspakket beekeerdgronden voorkomen. De oorspronkelijke bovengrond (humeuze leemlaag) is in de meeste gevallen echter geroerd of ten dele afgegraven. 2.3
Archeologie
Binnen het plangebied zelf zijn geen archeologische monumenten of waarnemingen gemeld. Wel is het westelijke deel van het plangebied in 2001 door RAAP onderzocht door middel van een booronderzoek (onderzoeksmelding 3477). Op terreindeel met een oppervlakte van 6.075 m2 zijn in totaal 10 boringen gezet. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De afwezigheid daarvan kan vrijwel zeker verklaard worden door de oorspronkelijk ongeschikte omstandigheden voor bewoning (RAAP 2001). In het plangebied zijn namelijk beekeerdgronden aangetroffen, die wijzen op een relatief lage ligging. Het plangebied is vermoedelijk regelmatig overstroomd geweest door beken en is opgehoogd om het geschikt te maken als landbouwgrond. In een straal van 500 m rondom het plangebied liggen geen archeologische monumenten. Wel zijn er diverse waarnemingen en onderzoeksmeldingen bekend (bijlage 6, Tab. 2.1). Op de dekzandruggen ten noorden van de Vordense Beek zijn nederzettingsresten gevonden die dateren uit de periode Bronstijd-IJzertijd. Ten zuiden van de beek, waar het plangebied ligt, ontbreken vooralsnog aanwijzingen voor prehistorische bewoning. Uit de gegevens van de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) blijkt dat binnen het plangebied geen (ondergrondse) bouwhistorische resten aanwezig zijn. Zowel op de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW, bijlage 6) als op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland heeft het noordelijke deel van plangebied een hoge archeologische verwachting en de zuidelijke helft een lage archeologische verwachting. Deze verwachting is gebaseerd op de bodemkaart. Een meer gedetailleerde archeologische verwachting is aanwezig op de leidende gemeentelijke beleidsadvieskaart (Fig. 2.3, RAAP-rapport 1748). Hierop heeft de noordelijke rand van het plangebied een hoge archeologische verwachting vanwege de ligging binnen de historische dorpskern. Voor de rest van het plangebied geldt een lage archeologische verwachting.
10
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Waarnemingsnr.
Archeodienst BV
Afstand tot plangebied
Aard waarneming
Datering
40 m ten N
Twee fragmenten Pingsdorfaardewerk op een es
LMEA
400639
150 m ten N (onderzoeksmelding 3479)
Enkele fragmenten ondetermineerbaar aardewerk uit het plaggendek
BRONSL-VME
421155
425 m ten N (onderzoeksmelding 32683)
Nederzettingsresten tijdens een proefsleuvenonderzoek
BRONSL-IJZ
520 m ten NW
Prehistorische akkerlaag afgedekt met een plaggendek tijdens niet archeologisch graafwerk
BRONSL-IJZ (akkerlaag) VMEC-LMEA (vondsten in plaggendek)
125 m ten Z
Vuurstenen bijl (type FlintOvalbeil)
NEOMA-NEOLB
Afstand tot plangebied
Aard melding
Resultaat + aanbeveling
Booronderzoek door Synthegra (2007)
ontbreken archeologische indicatoren Æ geen vervolgonderzoek
Booronderzoek door RAAP (2001)
Enkele ‘losse’ vondsten in het plaggendek Ægeen vervolgonderzoek
Booronderzoek door Synthegra (2008)
ontbreken cultuurlaag en archeologische indicatoren Æ geen vervolgonderzoek
260 m ten NO
Bureauonderzoek van Synthegra (2009) t.b.v. reconstructie riolering en bestrating
hoge archeologische verwachting voor alle perioden Æarcheologische begeleiding onder protocol opgraving
430 m ten NO
Bureauonderzoek van Synthegra (2007)
deels middelhoge en deels lage verwachting Æ booronderzoek
Booronderzoek door Synthegra (2008)
Archeologische indicatoren aangetroffen Æ proefsleuvenonderzoek
Proefsleuvenonderzoek door Synthegra
behoudenswaardige archeologische resten Æopgraving
Opgraving door Archeodienst
Nederzettingssporen uit de Midden-Bronstijd en de LateBronstijd / Vroege-IJzertijd
7734
421052
11525
Onderzoeksmeldingnr.
60 m ten N 21737 75 m ten N 3479 185 m ten NO 12626
37517
24409
360 m ten N 27772 360 m ten N 32683 360 m ten N 34393
Tab. 2.1 Overzicht van de waarnemingen en monumenten.
2.4
Historische geografie
Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd, waarvan de resultaten in deze paragraaf zijn weergegeven. Zowel op het minuutplan (Fig. 2.4) uit het begin van de 19e eeuw als op de kaart uit ca. 1902 (Fig. 2.5) is in de noordrand van het plangebied bebouwing te zien. Het betreft een pastorie met bijbehorende tuin en landbouwgrond (Fig. 2.6). De veldnaam ‘de Wehme’ is in de regel verbonden aan gronden die eigendom (of in gebruik) zijn van (door) een pastorie (RAAP 2001). Het was een pastorie van de Nederlands-Hervormde kerk. De oudheidkundige vereniging Oud Vorden is benaderd voor meer informatie met betrekking tot de pastorie. De oorspronkelijke pastorie dateert uit de 17e eeuws en is door brand of anderszinds in de vorige eeuw verloren gegaan. Op dezelfde plaats, waar tegenwoordig het bejaardentehuis staat, is een nieuwe pastorie gebouwd bestaande uit 17e eeuws metselwerk (informatie aangeleverd door mevr. Steeman).
11
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Fig. 2.3: Beleidsadvieskaart gemeente Bronckhorst (RAAP 1748).
Opvallend is dat langs de zuidwestgrens van het plangebied een beek loopt. Dit is de oorspronkelijke loop van de Veengoot, die tegenwoordig ca. 400 m ten zuiden van het plangebied loopt. De situatie blijft tot ver in de 20e eeuw ongewijzigd. In 1960 is gestart met de bouw van het verzorgingshuis De Wehme en in 1961 is het officieel geopend (Rossel 2006). Het verzorgingshuis is op de kaart uit 1965 te zien. Daarvoor is de pastorie is in 1960 gesloopt (www.oudvorden.nl). In 1988 is het gerestaureerde “Poortje van De Wehme”, afkomstig uit de pastorie, op de locatie teruggeplaatst waar het vroeger te vinden was (Fig. 2.7). Het poortje dateert uit omstreeks 1630. In de jaren ’60-‘70 is de woonwijk ten oosten van het plangebied gebouwd (Fig. 2.8).Fig. 2.8: Kaart uit 1976 (Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000). In 1970 wordt ook het hoofdgebouw van het verzorgingshuis uitgebreid (Rossel 2006). Het westelijke deel van het plangebied is nog steeds onbebouwd en in gebruik als grasland. In 1975 worden op dit terreindeel bejaardenwoningen gebouwd (Fig. 2.9). Deze bebouwing is echter in de 21e eeuw alweer gesloopt, zodat het weer in gebruik is genomen als grasland (Fig. 1.1). 2.5
Bodemverstoring
De bouw van het zorgcomplex zal de bodem tot op zekere diepte hebben verstoord. De voormalige pastorie is gesloopt, dus de kans is klein dat hier nog restanten van in het plangebied aanwezig zijn, afgezien van het later teruggeplaatste poortje (zie paragraaf 2.4). Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan (www.bodemloket.nl).
12
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Fig. 2.4: Kaart uit begin 19e eeuw (Kadastrale minuut).
Fig. 2.5: Kaart uit 1902 (Bonneblad).
13
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Fig. 2.6: De pastorie omstreeks 1935 op een oude ansichtkaart (Bron: www.oudvorden.nl).
Fig. 2.7: Het Poortje van de Wehme zoals die tijdens het veldwerk is aangetroffen (Foto: E. van de Klooster).
14
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Fig. 2.8: Kaart uit 1976 (Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000).
Fig. 2.9: Kaart uit 1988 (Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000).
15
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
2.6
Archeodienst BV
Specifieke archeologische verwachting
Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in onderstaande tabel (Tab. 2.2). Voor het westelijke deel van het plangebied heeft in een eerder stadium al archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden (Fig. 1.1; RAAP 2001). Tijdens dit onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen en is geconcludeerd dat het plangebied waarschijnlijk ongeschikt is geweest voor bewoning. Ook is de archeologische verwachting voor het westelijke deel van het plangebied op laag gesteld. Het onderstaande verwachtingsmodel heeft betrekking op het nog niet onderzochte, oostelijke deel van het plangebied. Op de gemeentelijke beleidskaart ( ) heeft het noordelijke deel van het plangebied een hoge archeologische waarde voor de LateMiddeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd (historische structuur). Voor het zuidelijke deel van het plangebied geldt een lage archeologische waarde voor alle perioden. De lage verwachting is gerelateerd aan de lage ligging van het plangebied in een dekzandvlakte. Periode
Verwachting Middelhoog
Laat-Paleolithicum Mesolithicum
Verwachte kenmerken vindplaats
Diepteligging sporen
Bewoningssporen, tijdelijke kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen
Eventueel onder een ophogingsdek in de top van de oorspronkelijke bodem
Laag Neolithicum – VroegeMiddeleeuwen Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Hoog (noordelijke deel), laag (zuidelijke deel)
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen
Eventueel onder een ophogingsdek in de oorspronkelijke bodem tot in de C-horizont Vanaf het maaiveld tot diep in de C-horizont
Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningslocatie. Jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum kozen als woon- en verblijfplaats vaak voor de (flanken van) hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Archeologische vindplaatsen uit deze periode komen dus met name voor op overgangen van nat naar droog (de zogenaamde gradiëntzones). De dekzandruggen langs de Vordense Beek zullen een aantrekkelijke bewoningsplaats hebben gevormd. Ook het plangebied is mogelijk uitgekozen als bewoningslocatie, omdat het langs een beek heeft gelegen. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen onder het eventuele plaggendek worden aangetroffen vanaf de top van de oorspronkelijke bodem. Gezien de landschappelijke ligging in een dekzandvlakte langs een beek(dal), wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum aan te treffen. Vanaf het Neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. De vondsten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen onder het eventueel aanwezige plaggendek worden aangetroffen vanaf de top van de oorspronkelijke bodem tot in de C-horizont. In de periode vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen heeft men de voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden in de nabijheid van water, die geschikt waren voor akkerbouw. Het plangebied ligt relatief laag. De aanwezigheid van beekeerdgronden in het westelijke deel van het plangebied wijst op ongunstige omstandigheden voor akkerbouw. Daarom wordt aan het plangebied een lage 16
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
verwachting toegekend voor nederzettingsresten vanaf het Neolithicum tot en met de VroegeMiddeleeuwen. Vanaf de Late-Middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen, steden en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In deze periode is een hoge ligging van het gebied niet meer bepalend voor het bewoningspatroon. Het noordelijke deel van het plangebied ligt volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente binnen de ‘historische structuren’. De Pastorieweg en de Nieuwstad zijn oude wegen waarlangs bebouwing aanwezig was. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat in het begin van de 19e eeuw een pastorie in het noordelijke deel van het plangebied heeft gestaan. Daarom is aan het plangebied, conform de beleidsadvieskaart van de gemeente, een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd voor het noordelijke deel van het plangebied. Aan de rest van het plangebied is voor deze periode een lage verwachting toegekend.
17
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
3 Booronderzoek 3.1
Werkwijze
Aangezien het westelijke deel van het plangebied al in een eerder stadium is onderzocht, is dit booronderzoek alleen in het oostelijke deel uitgevoerd. Op basis van het inrichtingsplan zijn de boringen in het centrale gedeelte gezet, waar de nieuwbouw zal worden gerealiseerd. Omdat voor dit gedeelte een lage archeologische verwachting geldt, is gekozen voor een verkennend booronderzoek. In totaal zijn vijf boringen geplaatst met een edelmanboor met een boordiameter van 7 cm. De oppervlakte van het nieuw te bebouwen deel van het terrein bedraagt ca. 8.300 m², wat neerkomt op zes boringen/ha. De boringen zijn doorgezet tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Vanwege de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetlint. Het opgeboorde sediment verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de Archeologische Standaard Boormethode (Bosch 2008), de NEN 5104 en de bodemclassificatie volgens Bakker en de Schelling (1989). 3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens
Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar bijlage 7, de boorbeschrijvingen zijn te vinden in bijlage 8. In het terrein zijn geen hoogteverschillen waargenomen. Het terrein is dus relatief vlak. 3.2.1
Sediment
De natuurlijke ondergrond (C-horizont) bestaat uit sterk tot uiterst lemig, matig tot zeer fijn zand. Deze leemhoudende zanden zijn geïnterpreteerd als fluvioperiglaciale afzettingen (Formatie van Boxtel). In boring 2 zijn tussen 60-85 cm beneden maaiveld zwak humeuze lemige zandlagen aangetroffen, die vermoedelijk zijn afgezet door een beek (Laagpakket van Singraven, Formatie van Boxtel). In het zuidelijke deel van het plangebied bestaat de ondergrond uit matig fijn, afgerond en goedgesorteerd zand, dat niet lemig is. Dit zand is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). Mogelijk is hier sprake van een hogere dekzandwelving in de dekzandvlakte. 3.2.2
Bodem
Het bovenste pakket bestaat uit gevlekte zandlagen. Dit niveau is duidelijk verstoord en is vermoedelijk (deels) opgebracht. De bodemverstoring reikt in het noordelijke deel tot 70-150 cm beneden maaiveld (boring 1, 3 en 5). Door deze bodemverstoring ontbreekt het oorspronkelijke bodemprofiel. In het zuidelijke deel reikt de bodemverstoring minder diep tot respectievelijk 60 en 50 cm beneden maaiveld (boring 2 en 4). In boring 4 is een deels intact bodemprofiel aangetroffen. Dit bodemprofiel is echter niet representatief voor het hele plangebied, omdat de aard van de ondergrond hier afwijkt van de rest van het plangebied (zie paragraaf 3.2.1.). Onder de geroerde bovengrond is vanaf 50 cm beneden maaiveld een bruingekleurde, roesthoudende B-horizont aangetroffen. Vermoedelijk ligt hier een hogere welving in de ondergrond, waardoor zich een podzolgrond heeft kunnen ontwikkelen. 3.3
Archeologische indicatoren
In tegenstelling tot een karterend booronderzoek heeft een verkennend booronderzoek niet tot doel om archeologische indicatoren op te sporen. Tijdens het onderzoek is er echter wel aandacht aan besteed. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.
18
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
3.4
Archeodienst BV
Archeologische interpretatie
De in het algemeen leemhoudende ondergrond wijst op een relatief lage ligging van het plangebied. De oorspronkelijke bodem is vrijwel in het hele plangebied verdwenen. In plaats daarvan is een recent verstoord (ophogings)pakket aangetroffen. In de zuidelijke helft van het plangebied is mogelijk een hogere welving aanwezig (boring 4). Hier is een deels intacte podzolgrond aangetroffen. Op basis van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum. Vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke bodem. In het grootste deel van het plangebied is de oorspronkelijke bodem verdwenen en kan de middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het LaatPaleolithicum tot en met Mesolithicum naar laag worden bijgesteld. In de zuidelijke helft is een deels intacte podzolgrond aangetroffen, die mogelijk wijst op de aanwezigheid van een hogere welving. Dergelijke welvingen langs een beek zijn aantrekkelijke locaties geweest voor tijdelijke kampementen uit de steentijd. Daarom blijft voor de zuidelijke helft van het plangebied de middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum gehandhaafd (bijlage 9). Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken. Op basis van de landschappelijke ligging is in het bureauonderzoek een lage verwachting aan het plangebied toegekend voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen. De relatief lage ligging van het plangebied is met het booronderzoek bevestigd. Bovendien zijn ter plaatse van boring 1, 3 en 5 diepe bodemverstoringen aangetroffen, waardoor eventueel aanwezige archeologische resten al verloren zijn gegaan. De lage verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen kan daarom gehandhaafd blijven. Aan het noordelijke deel van het plangebied is een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. In de strook langs de Pastorieweg zijn geen boringen gezet, omdat daar geen nieuwbouw zal plaatsvinden. De hoge verwachting voor de LateMiddeleeuwen en de Nieuwe tijd blijft in die strook gehandhaafd (bijlage 9). In de rest van het plangebied, waar op basis van historisch kaartmateriaal en de beleidskaart ook resten uit deze periode werden verwacht, blijft de lage verwachting voor de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd gehandhaafd.
19
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
4 Conclusie en aanbeveling 4.1
Inleiding
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen. 4.2
4.3
Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen x
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? In het grootste deel van het plangebied bestaat de ondergrond uit sterk tot uiterst lemige zandlagen, die zijn geïnterpreteerd als fluvioperiglaciale afzettingen. In boring 2 zijn aanwijzingen gevonden dat deze afzettingen zijn afgedekt met holocene beekafzettingen. In het zuidelijke deel van het plangebied is dekzand aangetroffen en is mogelijk sprake van een hogere welving in de dekzandvlakte. Hier is een deels intacte podzolgrond aangetroffen. In de rest van het plangebied ontbreekt de oorspronkelijke bodem. In plaats daarvan is een recent verstoord (ophogings)pakket aangetroffen.
x
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Op basis van het bureauonderzoek was een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum aan het plangebied toegekend. Deze verwachting kan op basis van de aangetroffen bodemverstoring voor de noordelijke helft van het plangebied naar laag worden bijgesteld. In het zuidelijke deel van het plangebied is een deels intacte podzolgrond aangetroffen. Hier blijft de hoge verwachting gehandhaafd. Voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen is een lage verwachting aan het plangebied toegekend. De resultaten van het booronderzoek geven geen aanleiding om deze verwachting bij te stellen. Voor nederzettingsresten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd was in het bureauonderzoek voor de noordelijke helft een hoge verwachting en voor de zuidelijke helft een lage verwachting toegekend. In de strook langs de Pastorieweg zijn geen boringen gezet, omdat daar geen nieuwbouw zal plaatsvinden. De hoge verwachting voor de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd blijft in die strook gehandhaafd. In de rest van het plangebied, waar op basis van historisch kaartmateriaal en de beleidskaart geen resten uit deze periode werden verwacht, blijft de lage verwachting voor de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd gehandhaafd.
x
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden? In de noordelijke strook en het zuidelijke deel van het plangebied kunnen eventueel nog archeologische resten aanwezig zijn (bijlage 9). De voorgenomen nieuwbouw vindt echter plaats in het centrale deel van het plangebied, waar geen archeologische resten worden verwacht en vormen dan ook geen bedreiging voor het archeologische bodemarchief. Advies
Op grond van de resultaten van het onderzoek adviseert Archeodienst BV op basis van de huidige nieuwbouwplannen geen vervolgonderzoek. Mochten in de toekomst graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm beneden maaiveld plaatsvinden in de noordelijke strook of in het zuidelijke deel van het plangebied dan zal archeologisch veldonderzoek noodzakelijk zijn. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Bronckhorst), die vervolgens een selectiebesluit zal nemen. Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op 20
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. Het verdient de aanbeveling om ook de gemeente in te lichten.
21
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Literatuur Alterra (Vries, F. de / W.J.M. de Groot / T. Hoogland / J. Denneboom), 2003: De bodemkaart van Nederland digitaal, Toelichting bij de inhoud, actualiteit en methode en korte beschrijving van additionele informatie, Wageningen (Alterra-rapport 811). Alterra (Koomen, A.J.M. / G.J. Maas), 2004: Geomorfologische kaart Nederland (GKN), achtergronddocument bij het landsdekkende digitale bestand, Wageningen (Alterra-rapport 1039) Bakker, H. de / J. Schelling (eds. D.J.B. Brus/ C. van Wallenburg), 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Beek, R., van, 2008: Reliëf in Tijd en Ruimte. Interdisciplinair onderzoek naar bewoning en landschap van Oost-Nederland tussen vroege prehistorie en middeleeuwen. Wageningen. Bosch, J.H.A., 2008: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 1.1., Op basis van de Standaard Boorbeschrijvingmethode versie 5.2, Utrecht (Deltares-rapport 2008-U-R0881/A) Busschers, F., 2008: Unraveling the Rhine. Response of a fluvial system to climate change, sea-level oscillation and glaciation. Vrije Universiteit Amsterdam. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda. Josee, D., 2011: De Wehme Vorden, beeldboek bouwvoorbereiding vs. 2. Architecten- en Ingenieursbureau Kristinsson. Deventer. Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen. Kadaster, 2009: Topografische kaart 1: 25.000, Apeldoorn. NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft. RAAP, 2001: Bouwlocatie Pastorieweg, gemeente Vorden: Een inventariserend archeologische veldonderzoek. RAAP-verslagnummer 2001-2215/RT. RAAP, 2008: Archeologische Beleidsadvieskaart. Gemeente Bronckhorst. RAAP rapport 1748, kaarbijlage 2, blad 2. Amsterdam. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2009: Handleiding voor de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden 3e Generatie & Toelichtingen op: De Globale Archeologische Kaart van het Continentale Plat / De Kaart van Hoog Nederland met Afgedekte Pleistocene Sedimenten, Amersfoort. Rossel, H.W., 2006: Bedrijvigheid in Vorden in de 20e eeuw. Oudheidkundige Vereniging ‘Oud Vorden’. Stichting voor Bodemkartering, 1979: Toelichting bij de Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 33 West en Oost Zutphen, Wageningen. Websites http://www.ahn.nl (Actueel Hoogtebestand van Nederland) http://www.watwaswaar.nl (diverse historische kaarten) http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html (diverse kaarten, waaronder IKAW en AMK) http://www.kich.nl 22
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
http://www.bodemloket.nl http://www.oudvorden.nl
Lijst van afbeeldingen Fig. 1.1: Situering van het onderzoeksgebied op de topografische kaart 1:25.000 (bron: kadaster 2009). ................................................................................................................................ 5 Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied (bron: Josee 2011). .................................... 6 Fig. 2.1: Uitsnede van de hoogtekaart (AHN). ........................................................................... 8 Fig. 2.2: Het plangebied op de geomorfologische kaart van de gemeente Bronckhorst (RAAPrapport 1748). .................................................................................................................... 9 Fig. 2.3: Beleidsadvieskaart gemeente Bronckhorst (RAAP 1748). ..............................................12 Fig. 2.4: Kaart uit begin 19e eeuw (Kadastrale minuut). .............................................................13 Fig. 2.5: Kaart uit 1902 (Bonneblad). .......................................................................................13 Fig. 2.6: De pastorie omstreeks 1935 op een oude ansichtkaart (Bron: www.oudvorden.nl). ........14 Fig. 2.7: Het Poortje van de Wehme zoals die tijdens het veldwerk is aangetroffen (Foto: E. van de Klooster). .........................................................................................................................14 Fig. 2.8: Kaart uit 1976 (Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000)...........................15 Fig. 2.9: Kaart uit 1988 (Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000)...........................15
Lijst van tabellen Tab. 2.1 Overzicht van de waarnemingen en monumenten. .......................................................11 Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode. .....................................................................16
23
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 1: Periodentabel
Archeodienst BV
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Bijlage 2: Afkortingenlijst a f k o rt ing …g1 …g2 …g3 …h1 …h2 …h3 -1L -2L -3L -4L -5L -6L AD afb. A HN AM K AM S AM Z A RCHIS art. A SB AW A WC A WG A WH BC BE bijv. BL blz B OT BP BR BR B RONS B RONSL B RONSM B RONSM A B RONSM B B RONSV BS B TO B TV B UIK B UITEN BV bv. C 14 CA ca. CA A CA D CCvD CHA L Chr. CHW CIS cm CM A CRI D DA O DIORIET DIST DOLERIET drs. e .d. e.v. ECO et al. etc. FE FeO2 FF FG Fig. GA N G GE gem. gew. GIS GLD GLS GN GP S GR ha . HK HL HT HU id IJZ IJZL IJZM IJZV IKA W INDET ing IVO IVO-O IVO-P
be t e k e nis zwak grindig matig grindig sterk grindig zwak humeus matig humeus sterk humeus 1-ledig 2-ledig 3-ledig 4-ledig 5-ledig 6-ledig A nno Do mini (datering na Christus) afbeelding A ctueel Ho o gtebestand Nederland A rcheo lo gische M o numenten Kaart versnelde C14-metho de A rcheo lo gische M o numenten Zo rg A rcheo lo gisch Info rmatie Systeem artikel A rcheo lo gische Standaard B o o rbeschrijving A ardewerK (o ndetermineerbaar) A ardewerkco ncentratie gedraaid handgevo rmd B efo re Christ (datering vo o r Christus) B eige bijvo o rbeeld B lauw bladzijde Bot B efo re P resent (datering t.o .v. 'heden', zijnde 1950) B ro ns B ruin B ro nstijd Late-B ro nstijd M idden-B ro nstijd M idden-B ro nstijd A M idden-B ro nstijd B Vro ege-B ro nstijd B aksteen Onverbrand bo t Verbrand bo t tussen bo dem en scho uder o f rand buitenkant B o uwvo o r bijvo o rbeeld Ko o lsto fdatering kalk circa Centraal A rcheo lo gisch A rchief Co mputer-aided Drafting (o f Design) Centraal Co llege van Deskundigen Chalcedo o n Christus Cultuur-Histo rische Waardenkaart Centraal Info rmatie Systeem centimeter Centraal M o numenten A rchief Crino iden kalk do nker Defintief A rcheo lo gisch Onderzo ek Dio riet Distaal (verst weg van bewerking) Do leriet do cto randus en dergelijke en verder eco lo gische mo nsters et alii (en anderen) etcetera Ijzer/o er ro est (ijzero xide) Fo sfaat Fysisch Geo graaf/ Fysische Geo grafie Figuur Gangkwarts Geel gemiddeld gewicht Geo grafisch Info rmatie Systeem Glad(wandig) Glas Gro en Glo bal P o sitio ning System Grijs hectare Ho utsko o l Hutteleem Ho ut Humus identiek aan IJzertijd Late-IJzertijd M idden-IJzertijd Vro ege-IJzertijd Indicatieve Kaart van A rcheo lo gische Waarden Ondetermineerbaar ingenieur Inventariserend Veldo nderzo ek Inventariserend Veldo nderzo ek Overig Inventariserend Veldo nderzo ek P ro efsleuven
a f k o rt ing Kz1 Kz2 Kz3 L l LB K LEE LIN LM E LM EA LM EB Lz1 Lz2 m m² MA M AG M AU M BR M C14 M CU M ESO M ESOL M ESOM M ESOV M FE M FOS M HK M HT M ICRO M LIT mm MME MN MP mp M PB M PF M sc M SN M TL mv M XX M ZF N N NA P NEN NEO NEOL NEOLA NEOLB NEOM NEOM A NEOM B NEOV NEOVA NEOVB nr. NT NTA NTB NTC NV O o .a. OD ODB ODS OM B ONR OR ORG OTE OVL OXB OXX p. PA pag. P A LEO P A LEOL P A LEOLA P A LEOLB P A LEOM P A LEOV P HK P HT P STG P vE RD REC RHK RND RO ROM ROM L ROM LA ROM LB ROM M ROM M A
be t e k e nis zwak zandige klei matig zandige klei sterk zandige klei leem licht Lineaire bandkeramiek Leer Lineair Late-M iddeleeuwen Late-M iddeleeuwen A Late-M iddeleeuwen B zwak zandige leem sterk zandige leem meter vierkante meter M aster o f A rts zilver go ud bro ns M o nster vo o r C14-datering ko per M eso lithicum Laat-M eso lithicum M idden-M eso lithicum Vro eg-M eso lithicum ijzer Fo sfaatmo nster ho utsko o lmo nster Ho utmo nster micro mo rfo lo gisch o nderzo ek Litho genetisch mo nster millimeter messing M angaan P o llenmo nster meetpunt lo o d B o tanisch mo nster M aster o f Science tin M etaal maaiveld (het lando ppervlak) metaal Zo ö lo gisch mo nster, 0.25mm nee no o rd No rmaal A msterdams P eil Nederlandse No rm Neo lithicum Laat-Neo lithicum Laat-Neo lithicum A Laat-Neo lithicum B M idden-Neo lithicum M idden-Neo lithicum A M idden-Neo lithicum B Vro eg-Neo lithicum Vro eg-Neo lithicum A Vro eg-Neo lithicum B nummer Nieuwe tijd Nieuwe tijd A Nieuwe tijd B Nieuwe tijd C Natuurlijke versto ring o o st o nder andere o uder dan bo t, dierlijk schelp bo t, menselijk Onregelmatig Oranje Organisch textiel Ovaal bo t, o nbekend o rganisch pagina P aars pagina P aleo lithicum Laat-P aleo lithicum Laat-P aleo lithicum A Laat-P aleo lithicum B M idden-P aleo lithicum Vro eg-P aleo lithicum Ho utsko o l Ho ut pro to -steengo ed P ro gramma van Eisen Rijksdrieho ek systeem (landelijk co ö rdinatensysteem) Recente versto ring Rechtho ekig Ro nd Ro o d Ro meinse tijd Laat-Ro meins tijd Laat-Ro meins tijd A Laat-Ro meins tijd B M idden-Ro meinse tijd M idden-Ro meinse tijd A
a f k o rt ing TUF v VKL VKT VM E VM EA VM EB VM EC VM ED vnr VST W WA B O WI WITB A K WRO X ME XXX Z Z Zkx ZND Zs1 Zs2 Zs3 Zs4 ZW
be t e k e nis Tufsteen vo ndst Huttenleem/verbrande leem Vierkant Vro ege-M iddeleeuwen Vro ege-M iddeleeuwen A Vro ege-M iddeleeuwen B Vro ege-M iddeleeuwen C Vro ege-M iddeleeuwen D vo ndstnummer Vuursteen west Wet A lgemene B epalingen Omgevingsrecht Wit witbakkend Wet Ruimtelijke Ordening M iddeleeuwen o nbekend zand zuid kleiig zand Zand zwak silitig zand matig siltig zand sterk siltig zand uiterst ziltig zand Zwart
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Archeodienst BV
Bijlage 3: Verklarende woordenlijst A llerød tijd antro po geen A RCHIS-melding artefact bio turbatie B ølling tijd B o reaal B uitendijks 14C-datering castellum castra co nservering co uperen crematie crevasse cultuurdek dagzo men debiet dekzand Dryas Eemien enkeerdgro nden Edelmanbo o r eo lisch ex situ esdek fibula fluviatiel fluvio glaciaal fluvio periglaciaal gaafheid genese gro ndmo rene havezate Ho lo ceen ho rizo nt humeus ijzero er inhumatie in situ interstadiaal ko m kro nkelwaard kwel laag leem limes litho lo gie lö ss lutum meander meanderen mo tte o everafzetting o everwal o xidatie palyno lo gie plaggendek plangebied P leisto ceen P leniglaciaal po dzo l po llenanalyse po tstal P rehisto rie redo ute rivierduin Saalien silt site slak so lifluctie spieker strang stratigrafie stratigrafisch stro o mgo rdel stro o mrug stuwwal terras (rivier-) structuur vaaggro nden verbruining vicus vindplaats Weichselien zavel zeldzaamheid
Ko rte, relatief warme perio de uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 11.800-11.000 jaar geleden. Ten gevo lge van menselijk handelen (do o r mensen vero o rzaakt/gemaakt). Elke melding bij het centraal info rmatiesysteem (A RCHIS). A lle do o r de mens vervaardigde o f gebruikte vo o rwerpen. Versto ring van de o o rspro nkelijke bo demstructuur en/o f transpo rt van materiaal do o r plantengro ei en dierenactiviteiten. Ko rte, relatief warme perio de uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 13.500-12.000 jaar geleden. Tijdvak, o nderafdeling van het Ho lo ceen, gekarakteriseerd do o r een gematigd en co ntinentaal klimaat en een bebo st landschap gedo mineerd do o r lo o fbo men (datering ca. 6800-5500 vo o r Chr.). Gro nden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden. (o o k wel C14- o f C14-datering) B epaling van gehalte aan radio -actieve ko o lsto f 14C van o rganisch materiaal (ho ut, ho utsko o l, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14Co uderdo m kan wo rden afgeleid. Deze o uderdo m wo rdt o pgegeven in jaren vó ó r 1950 na Chr. (jaren B P ) met daaraan to egevo egd de aan de meting verbo nden mo gelijke afwijking (standaarddeviatie). Ro meins legerkamp. Ro meins legerkamp vo o r legio enen M ate waarin gro ndspo ren, ano rganische en o rganische archeo lo gische resten bewaard zijn. Het maken van één o f meer verticale do o rsneden do o r een spo o r o f laag o m de aard, diepte, vullingen, vo rm en relaties met andere feno menen vast te stellen. B egraving met gecremeerd menselijk bo t. Do o rbraakgeul do o r een o everwal. 30 to t 50 cm dikke cultuurlaag, so ms o pgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), so ms o ntstaan do o r diepplo egen. A an de o ppervlakte ko men, zichtbaar wo rden van gesteenten (met inbegrip van zand, klei, etc.). Het aantal m3 water dat o p een bepaald punt in een rivier per seco nde passeert. Fijnzandige afzettingen die o nder periglaciale o mstandigheden vo o rnamelijk do o r windwerking o ntstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vo rmen in gro te delen van Nederland een 'dek' (Saalien: Fo rmatie van Eindho ven; Weichselien: Fo rmatie van Twente). Laatste gedeelte van het Laat-Weichselien, ca. 20.000-10.000 jaar geleden. Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. vo o rlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden. Dikke eerdgro nd (=laag met do nkere, min o f meer rulle gro nd, met o rganische en ano rganische bestanddelen) o ntwikkeld o p zandgro nd o nder invlo ed van de mens; wo rden o o k wel essen geno emd. Een handbo o r vo o r bo demo nderzo ek. Do o r de wind gevo rmd, afgezet. A chtergebleven o p andere plaats dan waar de laatste gebruiker het heeft gedepo neerd, weggego o id o f verlo ren. Dikke humeuze laag o ntstaan do o r eeuwenlange bemesting; beschermt de o o rspro nkelijke bo dem tegen plo egen en andere versto ringen mantelspeld Do o r rivieren gevo rmd, afgezet. Do o r smeltwater (afko mstig van gletsjers) afgezet. Do o r stro mend water o nder periglaciale o mstandigheden afgezet. M ate van (fysieke) versto ring van de bo dem, zo wel in verticale zin (diepte) als in ho rizo ntale zin (o mvang). Wo rding, o ntstaan. Het do o r het landijs aangevo erde en na afsmelten achtergebleven mengsel van leem, zand en stenen. De afzetting wo rdt vaak aangeduid als keileem. Ridderlijk go ed o f kasteel in de o o stelijke pro vincies. Jo ngste geo lo gisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar vo o r Chr. to t heden). Kenmerkende laag binnen de bo demvo rming. Organische sto ffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bo dem. IJzero xidehydraat, een ijzererts dat vo o ral in vlakke landstreken, in dalen en mo erassige gebieden o p geringe diepte vo o rko mt. B egraving met niet gecremeerd menselijk bo t A chtergebleven o p exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedepo neerd, weggego o id o f verlo ren. Een warmere perio de tijdens een glaciaal. Laag gebied waar na o verstro ming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken. Deel van een stro o mgebied o mgeven - en gro tendeels o pgebo uwd - do o r een meander. Do o r hydro statische druk aan het o ppervlakte treden van gro ndwater Een vervo lgbare gro ndeenheid die o p archeo lo gische o f geo lo gische gro nden als eenheid wo rdt o nderscheiden. Samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei Grens (meer in het bijzo nder de no o rdgrens van het Ro meinse rijk). Wetenschap die zich bezigho udt met de beschrijving en het o ntstaan van de sedimentaire gesteenten. Eo lisch (=wind-)a afzetting van zeer fijnko rrelig materiaal waarvan het o vergro te deel van de ko rrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm. Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm M in o f meer regelmatige lusvo rmige rivierbo cht (geno emd naar de M eander in Klein A zië, thans M enderes). (van rivieren o f beken) Zich bo chtig do o r het landschap slingeren. Type laat-middeleeuws kasteel (vaak een ro nde burcht met to ren) waarvo o r het kenmerkend is dat het is geplaatst o p een meestal kleine, kunstmatige verho ging. Rug langs een rivier, bestaande uit o verwegend kleiafzettingen. Langgerekte rug langs een rivier o f kreek, o ntstaan do o rdat bij het buiten de o evers treden van de stro o m het gro vere materiaal het eerst bezinkt. Reactie met zuursto f (ro esten/co rro sie bij metalen; 'verbranding' bij veen). Zie po llenanalyse. Oud verho o gd bo uwland, o ntstaan do o r o pho ging ten gevo lge van bemesting. Vo o r de bemesting werden plaggen o f met zand vermengde po tstalmest o pgebracht. Gebied waarbinnen de realisering van de planvo rming het bo demarchief kan bedreigen Geo lo gisch tijdperk dat ca. 2,3 miljo en jaar geleden bego n. Gedurende deze perio de waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm to t zeer ko ud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Ho lo ceen (ca. 8800 vo o r Chr.). Ko udste perio de van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden. B o dem met een uitspo elingslaag (E-ho rizo nt) en een inspo elingslaag (B -ho rizo nt). Het pro ces van het uitlo gen van de E-ho rizo nt en de vo rming van een B ho rizo nt do o r inspo eling van amo rfe humus en ijzer wo rdt po dzo lering geno emd. De bestudering van fo ssiele stuifmeelko rrels en spo ren waardo o r een beeld van de vegetatiegeschiedenis gevo rmd kan wo rden. Uit de vegetatiegeschiedenis kan het klimaat wo rden gereco nstrueerd. Uitgediepte veestal. Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bro nnen bewaard zijn gebleven. Kleine veldschans (die alleen uitspringende en geen inspringende ho eken heeft). Do o r uitstuiving uit een riviervlakte hierlangs o ntstaan duin (in Nederland meestal Weichselien o f Vro eg Ho lo ceen van o uderdo m). Vo o rlaatste glaciaal, waarin het landijs to t in Nederland do o rdro ng (vo rming stuwwallen), ca. 200.00-130.000 jaar geleden. Zeer fijn sediment met gro o tte 0,002-0,063 mm P laats waar in het verleden menselijke activiteit heeft plaatsgevo nden. Steenachtig afval van metaal- o f glaspro ductie Het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o .a. bij permafro st (een permanent bevro ren o ndergro nd). Op palen geplaatst o pslaghuisje vo o r granen. M et water gevulde, van de ho o fdstro o m afgesneden-'do de'- meander. Opeenvo lging van lagen in de bo dem. De ligging der lagen betreffend. Het geheel van riviero everwal-, rivierbedding- en kro nkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en). Oude riviergeul die zo danig is o pgeho o gd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe lo o p heeft gekregen; blijven do o r inklinking van de ko mgebieden als een rij in het landschap liggen. Do o r de druk van het landijs in het Saalien o pgedrukte rug van scheefgestelde preglaciale sedimenten. Do o r een rivier verlaten en daarna versneden dalbo dem. M eerdere met elkaar in ruimte, tijd en functio neel o pzicht samenhangende spo ren. M inerale gro nden zo nder duidelijke po dzo l-B -ho rizo nt, zo nder briklaag en zo nder minerale eerdlaag. P ro ces van bo demvo rming waarbij de bo dem egaal (ro est)bruin van kleur wo rdt. Een burgelijke nederzetting uit de Ro meinse tijd met een stedelijk karakter maar zo nder stadsrechten. Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeo lo gische info rmatie bevindt. Geo lo gische perio de (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden. Gro ndso o rt die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat. M ate waarin een bepaald type mo nument schaars is (o f is gewo rden) vo o r een perio de o f in een gebied.
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 4: Geomorfologische kaart
Archeodienst BV
218000
2R5 4K14
3L5
457000
457000
4K14
2M18a 3L5
2M18a 2R2 4K14 3K14
±
218000
Legenda Plangebied 4K14 Dekzandrug, eventueel met oud bouwlanddek 2R5 Beekdalbodem zonder veen, laaggelegen 2R2 Dalvormige laagte, zonder veen 3L5 Golvende dekzandvlakte 2M18a Terrasvlakte (met overstromingsmateriaal)
0
125
250
500 m
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 5: Bodemkaart
Archeodienst BV
218000
zEZ23 2R5 bEZ21
Zn23 fk pZg23
457000
457000
fk pZg23
Hn23 cHn21 cHn21 zEZ23
zEZ23
±
218000
Legenda Plangebied Hn23 Veldpodzolgronden cHn21 Laarpodzolgronden zEZ23 Hoge zwarte enkeerdgronden bEZ21 Hoge bruine enkeerdgronden pZg23 Beekeerdgronden Zn23 Vlakvaaggronden f.. Plaatselijk ijzerrijk binnen 50 cm beneden maaield en ten minste 10 cm dik k.. (zandig) kleidek, 15-40 cm dik
0
125
250
500 m
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 6: Archeologische informatie
Archeodienst BV
457500
457000
:
33650421052
3477
11525
218000
218000
21737
::
421141421155
34393
19510
7734
:
32683 27772
:
3479
400639
: :
12626
218500
37517
218500
24409
Paleolithicum
Waarneming met datering
Waarnemingen
Waarnemingen
Plangebied
Legenda
Nieuwe tijd
Middeleeuwen
Romeinse tijd
Ongekarteerd
Water
Hoge trefkans
Middelhoge trefkans
Lage trefkans
±
0
100
1:6000
50
Zeer hoge archeologische waarde, beschermd
200 m
Bronnen: © TOP10NL november 2011, © ArchisII februari 2012
IKAW
Zeer hoge archeologische waarde
Hoge archeologische waarde
Archeologische waarde
Monumenten
Gravend onderzoek
Booronderzoek
Bureauonderzoek
Onderzoeksmeldingen
Vondstmeldingen
Vondstmeldingen
: : :
IJzertijd
Bronstijd
Neolithicum
Mesolithicum
: : : :
Archeologische Informatie
:
457500 457000
:
:
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 7: Boorpuntenkaart
Archeodienst BV
218050
218100
218150
.
5
457250
457250
457300
218000
457300
217950
3
.
.
457200
2
457200
.
1
4
457150 457100 457050
457050
457100
457150
.
217950
218000
218050
218100
218150
±
Legenda
. Boorpunten
0
10
20
40 m
Plangebied Reeds gesloopte bebouwing Achtergrond: Luchtfoto © BingMaps
50790_Vorden_WehmeterreinOost_BO_IVO-V
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 8: Boorbeschrijvingen
Archeodienst BV
Datum
z3s2
z3s2
50-70
70-110
Textuur
z2s2
Diepte in cm - mv
z3s3
150-180
0-50
z3s3
100-150
4
z2s2
Boring
z2s2
50-100
z2s4
90-120
0-50
z2s3
85-90
3
z2s3
75-85
Textuur
z2s3
60-75
Diepte in cm - mv
z2s2
40-60
Boring
z2s2
0-40
z3s4
100-120
2
z2s3
80-100
Textuur
z2s2
45-80
Diepte in cm - mv
z2s2
30-45
1
Boring
Humus
z3s1
Diepte in cm - mv
0-30
Boring
h1
h2
Humus
h2
h2
Humus
h1
h1
h2
h2
Humus
h2
h2
Boordiameter
Beschrijver
Bijzonderheden
Textuur
50790-Vorden-WehmetereinOost
zand
Project
Type grond
bs-spikkel
Bijzondere bestanddelen
fe2
Bijzondere bestanddelen
grwi
orbr
brgror
Kleur
gror
geor
orbr
br
Kleur
gr
orgr
fe2
Bijzondere bestanddelen
fe2
fe2
Bijzondere bestanddelen
fe3
groengror fe2
g dgr
robr
robr
Kleur
lgr
orbr
br
dgr
wigr
Kleur
7
Erwin van de Klooster
3-1-2012
Boorbeschrijvingen
Horizont
C
Bh
Horizont
Cgr
-
-
-
Horizont
Cr
Cg
Cg
C
-
-
Horizont
Cr
Cg
A2
A1
verstoord
geroerd
Opmerkingen
grondwater
geroerd
geroerd
licht geroerd
Opmerkingen
geroerd
licht geroerd
Opmerkingen
licht geroerd
licht geroerd
geroerd
Opmerkingen
Vondsten
Vondsten
Vondsten
Vondsten
z2s4
z2s4
70-110
110-130
5
Textuur
z2s2
Diepte in cm - mv
0-70
Boring
Humus
h1
h1
Kleur
gror
brgr
br
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Cg
A
-
Opmerkingen geroerd
Vondsten
BO en IVO-V Wehmeterrein Oost te Vorden, eindrapport
Bijlage 9: Verwachtingskaart op basis van het vooronderzoek
Archeodienst BV
Verwachtingskaart op basis van het vooronderzoek 218050
218100
218150
457300
457300
457350
218000
457350
217950
.
w eg
5
.
457250
457250
rie Pasto
3
. 2
457200 457100
457100
457150
4
457150
.
Nie
uws
457200
t ad
.
1
217950
218000
218050
218100
218150
Legenda Onderzocht in 2001 Plangebied
±
Geplande sloop Bestaande bebouwing Geplande nieuwbouw Hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd
0
10
20
40 m
Middelhoge verwachting vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum Lage verwachting voor alle archeologische perioden
. Boorpunten Achtergrond: TOP10 Kadaster nov 2011
50885-Vorden-Wehmeterrein Oost_IVO_V