BIJLAGEN Ruimtelijk Structuurplan gemeente Malle
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Structuur van de inspraak De inspraakstructuur bestaat uit verschillende onderdelen. Elk onderdeel heeft een bepaald taak en samenstelling: de actieve bevolking, de leden van de Gemeenteraad en de O.C.M.W.-raad. De bevolking, georganiseerd en niet-georganiseerd, kan aanwezig zijn in drie elementen: - HOOR- EN INFORMATIEZITTINGEN: dit zijn zittingen waar (delen van) het structuurplan wordt toegelicht en waar de aanwezigen opmerkingen, suggesties en bezwaren kunnen formuleren; - CENTRALE INSPRAAKGROEP: dit is een permanente inspraakstructuur waar de ontwikkeling van het structuurplan gevolgd en becommentarieerd wordt en waar adviezen geformuleerd. In de centrale inspraakgroep zit de actieve en geïnteresseerde bevolking. Gemeenteraadsleden kunnen deelnemen; - AD-HOC-WERKGROEPEN: dit zijn tijdelijke inspraakmomenten die georganiseerd worden in functie van een deel van de gemeente, voor een bepaald gebied of in functie van een bepaald thema. Afhankelijk van het thema of gebied wordt op een andere manier deelnemers gerecruteerd. De leden van de Gemeenteraad en de O.C.M.W.-raad worden betrokken bij de ontwikkeling van het structuurplan in de AD-HOC-COMMISSIE. De samenstelling wordt als volgt bepaald: - de leden van het College van Burgemeester en Schepenen; - 1 lid per fractie vertegenwoordigd in de Gemeentraad / O.C.M.W.-raad - bijkomend twee leden van de CDM De afgevaardigde is een gemeenteraadslid of een lid van de O.C.M.W.-raad. De inspraakstructuur bestaat besluitvormingsstructuur.
Stramien, maart 2005
daarenboven
uit
een
communicatiestructuur,
adviesstructuur
en
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
In volgende schema's worden de tijdelijke of niet-permanente structuren aangeduid met een onderbroken lijn, de permanente structuren met een volle lijn.
GEMEENTERAAD Besluitvorming COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN
AD-HOC-COMMISSIE GEMEENTERAAD
CENTRALE INSPRAAKGROEP
Advisering
AD-HOC-WERKGROEPEN
HOORZITTINGEN
Communicatie
BEVOLKING
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Tussen de verschillende inspraakstructuren lopen communicatielijnen. In principe lopen deze communicatielijnen steeds over de stuurgroep. Hierdoor kan de stuurgroep op een adequate wijze de adviesen inspraakmomenten organiseren.
GEMEENTERAAD
COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN
AD-HOC-COMMISSIE GEMEENTERAAD
CENTRALE INSPRAAKGROEP STUURGROEP
HOORZITTINGEN
AD-HOC-WERKGROEPEN
BEVOLKING
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
De advieslijnen lopen steeds naar twee structuren: - naar de centrale inspraakgroep: hier komen de adviezen, opmerkingen, bezwaren samen van de bevolking én van de ad-hoc-commissie; - naar de ad-hoc-commissie: hier komen de adviezen binnen van de centrale inspraakgroep.
GEMEENTERAAD
COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN
AD-HOC-COMMISSIE GEMEENTERAAD
CENTRALE INSPRAAKGROEP STUURGROEP
AD-HOC-WERKGROEPEN
HOORZITTINGEN
BEVOLKING
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Startnota Bedenkingen van de centrale inspraakgroep bij de startnota als aanzet voor een verdere bewonersinbreng bij het plannenmaken. Bijeenkomsten: 17 november, 1 en 15 december 1997, 19 en 29 januari 1998 In het belang van een snelle voortgang van het proces zal de inspraakgroep tijdens vier discussie- en twee redactiebijeenkomsten. kennismaken met de hoofdlijnen van de startnota, beknopt hierop inspelen en op zoek gaan naar gezamenlijke uitgangspunten, en. meewerken aan de verslaggeving. De geuite bedenkingen zijn niet sluitend, maar voor de groep cruciaal als aanzet voor dialoog en als start voor de bewonersinbreng bij het plannenmaken. Zij vervolledigen als dusdanig de startnota, Aan de bijeenkomsten hebben 35 deelnemers minstens één maal geparticipeerd. de deelnemers: De Belder C., Wens R., Francken F., Stoffelen L., Haest R., Van Hoof K., Van den Bergh A., Van Santvoort P., Van Dyck P., Francken J, De Beeckeleer L., Van Oeckel D., Verbist H., Van Deun F., Van Deun J, Van Loon A., Wuyts K., Van Elsacker K., Keysers J, Boeykens H., Leenaerts J, Grootians M, Vochten P., Celens P., Van Der Straeten P., Van der A uwera J, De Lael A., Geenden C, Celens J., Aerts P., Francken J, Laenens L., Van Dore E., Wauman P., Huysmans L., en de vormingsorganisatie Stadsland vzw: Annelies Santens en Luk Scheers (begeleiding en. verslag) Omwille van methodische (kleinere groepen) en inhoudelijke (een verschillende eindverantwoordelijkheid) zal de centrale inspraakgroep (stuurgroep) voor de bespreking van de deelstudies hierna opgesplitst worden in een open inspraakgroep en een open groep gemeenteraadsleden.
1. Wonen in het buitengebied . uit de startnota structuurplan basisstelling: open ruimte vrijwaren / er zijn nog heel wat ongebouwde kavels / er komt vraag naar appartementen in de kernen (senioren) en vrijstaande ééngezinswoningen komen vrij / daarom eerst bestaande kavels bebouwen, daarna alleen die woonuitbreidingsgebieden aansnijden die ingesloten zijn / verdichten van bestaande bebouwde oppervlakten en bij uitstek verdichten van de kernen met aandacht voor voorzieningen . uit het ruimtelijk structuurplan P7aanderen buitengebied vrijwaren als buitengebied I geen versnippering meer en ontwikkelingen bundelen in de kernen / van landbouw, bos en natuur goede gehelen maken
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
1.1. De open ruimte vrijwaren Een verdere verstedelijking van Malle is ongewenst. De open ruimte dient zoveel als mogelijk gevrijwaard. • Nieuwe verkavelingen kunnen enkel daar waar ze ingepast kunnen worden in de bestaande bebouwing. Maar ook: zijn nieuwe verkavelingen mogelijk daar waar ze logisch en organisch aansluiten op de bestaande kernen?
1.2. Bedrijvigheid en levendigheid horen erbij Malle is buitengebied maar niet echt landelijk. • Levendigheid en uitstraling naar het omliggende (bijvoorbeeld: inwoners van Zoersel en Brecht komen hier winkelen) horen erbij. Ook het toekomstige Malle kenmerkt zich door veel bedrijvigheid: werkplaatsen, woonsten, burelen, diensten, winkels, landbouwbedrijven, recreatie,... (zie ook verder: oost en west).
1.3. Inbreiding kan en moet, maar niet ongelimiteerd Inbreiding kan en moet, maar... • het huidige karakter van de kernen moet bewaard blijven (bijvoorbeeld door de huidige bouwhoogtes te respecteren); • de toename aan activiteiten in de kernen mag geen negatieve effecten hebben op de woonkwaliteit (bijvoorbeeld: inbreiden kan een verhoogde parkeerdruk tot gevolg hebben, bebouwing kan licht en lucht wegnemen,...); • het kunnen opvolgen en bewaken van de inbreiding door de bewonersgroep is van belang.
1.4. Aanbod betaalbaar wonen verhogen De inwijking drijft de grondprijzen op. De lokale bevolking kan moeilijker kopen, bouwen en huren. Zo zullen alvast jongere gezinnen uitwijken naar goedkopere gemeentes verderaf gelegen van het Antwerpse (niet alleen omwille van financiële redenen, vragen enkelen zich af, is er nog sprake van gebondenheid aan gemeente en buurtgemeenschap?). • Wel kunnen heden ten dage makkelijker oude panden aangekocht en vernieuwd worden. Deze evolutie kan alvast worden aangemoedigd. Tegelijk dient geopteerd voor het ter beschikking stellen van sociale kavels, sociale koopwoningen en sociale huurwoningen.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
•
Bijlagen
Door te voorzien in sociale kavels zullen heel wat jonge gezinnen in staat gesteld worden om in Malle te blijven wonen.
Sociale huisvesting roept bij enkelen het schrikbeeld op van marginaal wonen en gettovorming in de gemeente. Niemand wil mensen met bescheiden inkomens echter uitsluiten: het recht op waardig wonen dient voor iedereen gegarandeerd. • Bij het voorzien in sociale koop- en huurwoonsten moet grote aandacht besteed worden aan de globale kwaliteit. Gettovorming dient vermeden en goed beheer is een must.
2. Economisch knooppunt . uit de startnota structuurplan Malle a. industrieterrein grotendeels volzet / ook Malle betrekken bij beheer ervan / is verdichting mogelijk? / enkele activiteiten horen er niet thuis (carting en rommelmarkt) / nieuwe activiteit moet tewerkstellend zijn / rondom buffers voorzien b. nakijken welke zonevreemde bedrijven best uildoven / nakijken welke zonevreemde bedrijven nog beperkte expansiemogelijkheden krijgen c. harde garanties voor nabestemming kleiontginning / nieuwe ontwikkelingen ontginning indijken probleem: gewestplan laat ontginning toe . uit ruimtelijk structuurplan Vlaanderen bestaande knooppunten versterken om verdere uitzwerming te voorkomen / de knooppunten concentreren en stimuleren de economische ontwikkeling
2.1. Economische bedrijvigheid is nodig, omzichtig omspringen met de ruimte moet Verdere ontwikkeling van economisch leven moet. • Hierbij dienen meer kansen gegeven voor de KMO's van Malle ook op het bestaande industrieterrein (beheerskwestie van dat terrein is in behandeling). Bovendien moeten oplossingen geboden voor noden van 'doorgroeiende KMO's' die op zoek zijn naar meer ruimte. • Nieuwe ontwikkelingen moeten gericht zijn op tewerkstelling. Vervuilende bedrijvigheid dient geweerd. Er moet blijvend omzichtig omgesprongen worden met de open ruimte. • Een verdere ontwikkeling dient zich daarom prioritair op het huidige industriegebied te situeren. Mogelijkheden hiertoe dienen onderzocht. Daarna kan eventueel een verdere omzichtige inbeslagname van open ruimte overwogen worden.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
De stelregel is dat als de grondhouding gericht is op het vrijwaren van de open ruimte, een inbeslagname van open ruimte op verantwoordelijke wijze kan overwogen en gepland worden. Binnen het streven naar een optimaal gebruik van bestaande industriegrond situeert zich ook de discussie mbt de carting en de rommelmarkt (die hier eigenlijk zonevreemd zijn). • Men is het erover eens dat de plek die door carting en rommelmarkt wordt ingenomen, efficiënter kan ingevuld worden door nieuwe industriële of ambachtelijke activiteit. Daartegenover staat dat ook carten en rommelmarkten bezoeken bestaansrecht hebben, en dat, in het geval een reorganisatie mogelijk is, een nieuwe, voldoende attractieve en niet hinderende inplanting moet opgezocht worden.
2.2. Ooit doven zonevreemde bedrijven uit Diverse bedrijven bevinden zich niet op de juiste gebieden en zijn dus zonevreemd. • Het principe is dat zonevreemde bedrijven bij het stopzetten van hun activiteit niet mogen vervangen worden door weer andere bedrijvigheid. Eveneens kan worden onderzocht of aan deze bedrijven alternatieven kunnen geboden worden (bijvoorbeeld als ze willen verhuizen of uitbreiden) op als het moet nieuwe maar dan wel juiste gronden. Als open, groene of landbouwgebieden hierdoor kunnen hersteld worden, is het mogelijk om bestaande industriële of ambachtelijke zones uit te breiden.
2.3. Bedrijvigheid in de gemeentekernen kan • Er moet ruimte zijn voor niet hinderende ambachtelijke bedrijvigheid in en om de kernen. Een beetje hinder hoort er dan bij of gaat het dan om levendigheid? Maar ook: ambachtelijke bedrijven en diensten kunnen zich aanpassen aan ingrepen ten bate van de leefkwaliteit, bijvoorbeeld: cliënteel dat dan niet vlakbij maar honderd meter verderop parkeert.
2.4. Kleiontginning: de nabestemming is belangrijk •
De kleiontginning is een feit en hoort er zelfs bij. Hieraan paal en perk willen stellen, heeft weinig zin. Praten over de nabestemming (die onmiddellijk de ontginning moet opvolgen) en hiervoor garanties opbouwen, hebben dat wel. De kleiontginning is eindig, de duurtijd ervan vastgelegd. Wel klinken enkele stemmen op bij de zin, onzin en aanpak van de ontginning en de gevolgen hiervan voor de landbouw: 'er moet meer doordacht ontgonnen worden'.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
3. Oost en west . uit startnota structuurplan geen parallel wel complementair aanbod aan voorzieningen in beide kernen / die verbonden moeten worden door goede fiets- en busverbindingen zorgvuldig inplanten van nieuwe voorzieningen in de kernen / met herinrichting van het openbaar domein er rond / eenheid in verscheidenheid / oost en west en Sint-Paulus moeten ruimtelijk gescheiden blijven, huidige corridors niet aantasten
3.1. Twee kernen en meerdere buurtgemeenschappen Het gaat niet enkel om de twee kernen oost en west, het gaat ook om het bestaan van wijken die echte buurtgemeenschappen kunnen zijn. • De opbouw van buurtgemeenschappen stimuleren is een optie voor de toekomst. Ook Sint-Paulus als 'aanhangende wijk' dient dan meer en beter betrokken bij Malle.
3.2. Oost en west horen bij mekaar Er zijn verschillen tussen oost en west. Zo is west wat meer gericht op het Antwerpse en oost op het Turnhoutse, heeft west iets meer dan oost een centrumfunctie voor omliggende gemeentes, kenmerkt oost zich toch wel door de aanwezigheid van goed functionerende buurtgemeenschappen (waarvoor een honderdtal mensen de zuurstof geeft),... Gehechtheid en verbondenheid aan de eigen deelgemeente zijn reëel, doch herkenning en erkenning van één Malle steken meer en meer de kop op. Zo bewonen inwoners van oost, hun kinderen, kleinkinderen... west en vice versa. • De deelnemers van de inspraakgroep vinden dat tegenstellingen uit den boze zijn en dat Malle als één geheel dient benaderd en ontwikkeld te worden. Verdere stappen zetten naar één Malle heeft dus tot gevolg dat in de toekomst de idee van twee verschillende kernen met een eigen karakter, een eigen ontwikkeling, een eigen betekenis voor het omliggende, twee werelden als het ware... niet ten alle prijze dient stand te houden. • Eenheid moet, eenheid in verscheidenheid kan.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
3.3. Wat oost en west bindt: versterken van de mooie ligging, kansen voor een actief bestaan Meer en meer blijken oost en west trouwens hand in hand te lopen. Wat oost kenmerkt, kenmerkt ook west en vice versa. • Bepalend voor het karakter zijn: . enerzijds de omgeving en de ligging van Malle met rust, landbouw, bos en natuur . en anderzijds een vorm van levendigheid en dynamiek met winkels, diensten, werkplaatsen, zachte recreatie in de open ruimte, en vooral het nog aanwezige gemeenschaps- of buurtleven, feesten, kermis,... Als voorbeeld geldt de bibliotheek te oost, de vergaderruimten, voetbalpleinen.... die het gemeenschapsleven rebel ondersteunen. • Optie voor de toekomst is dus: het meer en meer op mekaar richten van oost en west. • Ondermeer een gespreide inplanting van nieuwe voorzieningen over het ganse gebied die goed bereikbaar zijn voor de ganse bevolking (met nieuwe verbindingen tussen oost en west?) kan deze optie helpen waarmaken. Een autonome en gescheiden ontwikkeling van oost en west is uit den boze. Zo zou een cultureel centrum door opzet en inplanting een stimulans kunnen zijn voor een gezamenlijke ontwikkeling van gemeenschapsleven te Malle.
3.4. Levendigheid kan en moet, echter niet ten koste van woonkwaliteit in de woonkernen Levendigheid uitstralen, ontwikkelingen mogelijk maken, goed wonen in de kernen, natuur en open ruimte versterken, gaan hand in hand. • Diverse nieuwe initiatieven (economisch, toeristisch, cultureel,...), zelfs gericht op een groter publiek en niet enkel op de inwoners van Malle, kunnen ontwikkeld worden, echter met respect voor de woonkwaliteit en de rust binnen de woonkernen en met respect voor de open ruimte en de natuur. Deze optie haakt in op wat in Malle al leeft en bestaat: een industrieterrein, een provinciaal vormingscentrum, centra voor jeugdtoerisme,...
3.5. Oost en west sluiten ruimtelijk wel / niet bij elkaar aan Moet een optie tot verbondenheid tussen oost en west (en Sint-Paulus) ook fysiek / ruimtelijk duidelijk worden of primeert een ruimtelijke afbakening? Hierop nu antwoorden is voorbarig, doch altijd zal men zeer omzichtig moeten omgaan met de huidige open ruimte te Malle, daarover bestaat grote 66nsgezindheid. Alleszins langsheen de hoofdbaan NI 2 wordt men geconfronteerd met het industriegebied dat een grens opwerpt tussen oost en west.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
•
•
Bijlagen
Vooral in het teken van het zoveel als mogelijk behouden van open ruimte is het van belang dat op deze plek de open corridor (die toch voldoende groot is waardoor je eigenlijk niet van een corridor zou mogen spreken, 'als je erlangs fietst ervaar je die ruimte') ook open blijft. Op deze plek mogen oost en west dus niet aan mekaar gebreid worden, zo wordt door vele deelnemers gesteld. Anderen vinden dat het in dit geval om een eerder symbolische geste gaat en het behoud van die open ruimte is voor hen geen must, de bebouwing van die ruimte echter ook geen eis. De groep kan dus de optie om de huidige vier 'N12-corridors' (de -open stroken land bij het in- en uitkomen van oost, west en Sint-Paulus) open te houden, bijtreden. Op geen enkel moment wil de groep hiermee starre planningseisen stellen, wel wil de groep aanduiden dat er slechts één grondhouding is voor verdere planning te Malle: het zoveel als mogelijk bewaren van de open ruimte die bepalend is voor de woonkwaliteit van Malle.
4. Landbouw, open ruimte, natuur en milieu . uit de startnota structuurplan Malle voor alles openheid van landschap vrijwaren en zelfs versterken, dit is: kleiontginning koppelen aan voorwaarden mbt nabestemming / corridors vrijwaren / geen uitbreiding van woningbestand door verbouwing van boerderijen / bestaande lintbebouwing en groepen bebouwing die nu in landschap aanwezig zijn, niet uitbreiden / beekvalleien vrijwaren en in ere herstellen / activiteiten die natuurwaarden aantasten afbouwen op termijn
4.1. Landbouw telt mee, natuur en landbouw haken op mekaar in • • . . .
Met klem stelt de groep dat het belang van de landbouw te Malle niet mag onderschat worden. Ook de landbouwsector verdient ontwikkelingskansen en is een niet te onderschatten werkgever. Mogelijke tegengestelde belangen tussen natuur en landbouw moeten niet uit de weg gegaan worden, maar de inspraakgroep is unaniem in haar uitspraak dat: natuur en landbouw in wezen mekaars bondgenoten zijn; het onterecht is om de discussie hieromtrent op te starten vanuit tegengestelde belangen; binnen de groep een verantwoordelijk overleg hieromtrent verzekerd is.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
5. Verkeer en vervoer . uit de startnota structuurplan Malle omleidingsweg te Malle niet wenselijk want trekt extra verkeer aan / doortochten leefbaar maken is absoluut prioritair / sneltram Antwerpen - Turnhout is positief
5.1. Alle doorgangswegen op maat van de woonkernen Het doorgaande verkeer op de NI 2 hoeft niet omgeleid omheen de kernen. Wel moeten alle doortochten (niet alleen die van de N 1 2) op maat van de woonkernen en in het belang van de inwoners en de zwakke weggebruikers gereorganiseerd. Op korte termijn kunnen reeds enkele maatregelen genomen worden, niet in het minst wat het gewone onderhoud van de wegen betreft.
5.2. Verbeterd openbaar vervoer ook op korte termijn Op langere termijn kan een sneltram Antwerpen - Turnhout soelaas bieden. OP korte termijn zal De Lijn met een betere dienstregeling op de proppen komen.
5.3. Omleidingsweg De omleidingsweg rondom Zoersel kan op korte tot halflange termijn een realiteit worden. De betekenis ervan voor Malle zal op heel korte termijn planmatig onderzocht worden. Parallel aan dat onderzoek zal ook de centrale inspraakgroep de gevolgen (problemen en kansen) voor Malle ontleden en bediscussiëren.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Deelstudie natuurlijke structuren en landbouw gezamenlijke nota inspraakgroep (3de en definitieve versie) en open groep gemeenteraadsleden (1ste en definitieve versie) op basis van vijf sessies (inspraakgroep) en drie sessies (raadsledengroep) tijdens het voorjaar van 2000, begeleiding en verslag: vormingsorganisatie Stadsland vzw, 17/05/2000 op basis van deelstudie ‘natuurlijke structuren, landbouw, sport en recreatie’, opgemaakt door Stramien, 2000
1. Visie natuurlijke structuren, landbouw 1.1. Opteren voor een duurzame ontwikkeling het begrip duurzame ontwikkeling loopt als rode draad doorheen de visie. Voorgesteld wordt een definitie vooraf op te nemen. Met een duurzame ontwikkeling van gemeenschap en planeet willen we sociaal rechtvaardig voorzien in de behoeften van alle mensen op de aarde, zonder de kansen van toekomstige generaties om te kunnen voorzien in hun behoeften te hypothekeren. Willen duurzaam ontwikkelen is een houding die bepaalt op welke wijze we met mens en omgeving omgaan : sociaal rechtvaardig en milieubewust.
1.2. Natuurlijke structuren bewaren en versterken Voorgesteld wordt om ‘natuurlijke structuren’ en ‘versterken van natuurlijke structuren’ te verduidelijken In de optiek van duurzame ontwikkeling moeten natuurlijke structuren bewaard worden en zelfs versterkt. Met natuurlijke structuren worden bedoeld: - de landbouwgebieden - de natuurgebieden - en de kleinere landschappelijke of natuurelementen (zoals omschreven in het decreet op het natuurbehoud) die zich in alle gebieden (industrie-, woon-, landbouw-,...) te Malle bevinden. Met versterken van natuurlijke structuren wordt bedoeld dat moet gezorgd worden - voor een goed functioneren van de natuurfunctie in de ganse gemeente; - voor een voldoende omvang van de natuurlijke structuren; - voor onderlinge verbindingen tussen de verschillende natuurlijke structuren in de gemeente ; - voor buffers waar nodig.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
1.3. Voldoende omvangrijke natuurlijke structuren Voorgesteld wordt om te verwijzen naar de basisopties van het ruimtelijk structuurplan. Het zoveel als mogelijk bewaren van de open ruimte en het zoveel als mogelijk verdichten van (en nauw aansluiten van nieuwe bebouwing bij) de twee kernen en het industriegebied liggen aan de basis van het ruimtelijk structuurplan van Malle. Op die manier proberen we de omvang van landbouw- en natuurgebieden minstens op peil te houden.
1.4. Verbinden van natuurlijke structuren en vergroten van de natuurwaarden in elk gebied: corridors, natuurverwevingsgebieden, ecologisch netwerk, beken Voorgesteld wordt om de verschillende begrippen die een verbindingsfunctie kunnen waarmaken te verduidelijken. Natuurlijke structuren worden met mekaar verbonden: - waar mogelijk en nodig door corridors en dat zijn eerder langgerekte en voldoende brede landbouw- en/of natuurzones die grotere gehelen van landbouw- en natuurgebieden met mekaar verbinden; het begrip corridor roept verwarring op en dient in een nabije toekomst verder verduidelijkt en / of op plan zichtbaar gemaakt. - waar mogelijk en nodig door natuurverwevingsgebieden waar landbouw en natuur gezamenlijk recht van bestaan hebben en waardoor de natuurgebieden met mekaar verbonden worden; - door een geheel van kleinere landschappelijke en natuurelementen, dat als een ecologisch netwerk de ganse gemeente overspant; het gaat om behoud en uitbouw van een fijnmazig netwerk van lijn- en puntvormige elementen die haast als corridors en minstens als stapstenen doorheen woon-, industrie-, landbouwgebied,... tussen de verschillende natuurzones fungeren, waarbij bijzondere aandacht wordt opgebracht voor behoud van geïsoleerde natuureilanden en voor het behoud en de versterking van kleine landschapselementen in alle gebieden; de vergroting van natuurwaarden bij elk herinrichtingsproject en in het bijzonder bij de inrichting van de publieke ruimte kan Malle verder doen uitgroeien als groene gemeente; - door de beken die als natuurlijke linten doorheen de ganse gemeente hun weg zoeken; het gaat om het mogelijk maken van natuurontwikkeling langsheen de oevers van de beken die hun weg zoeken door landbouw-, woon- en industrie- en andere gebieden.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
1.5. Landbouw en de zorg voor het milieu Voorgesteld wordt om de nood aan een economisch draagvlak aan te duiden en als dusdanig aan overleg tussen alle betrokkenen in de gemeente. Niet alleen is het aangewezen cm natuurlijke structuren voldoende omvangrijk te houden (1.3.) en met mekaar te verbinden (1.4.), ook dient werk gemaakt van de milieukwaliteit ervan. Dat heeft vooral gevolgen voor de agrarische sector, die meer en meer gestoeld wordt op milieuvriendelijke werkwijzen en respect opbrengt voor natuurlijke elementen die zich in de landbouwgebieden bevinden (of die na overleg met de sector aangebracht worden). Echter, milieuzorg groeit naarmate het economisch draagvlak van de sector hierdoor niet aangetast wordt. 1.5.1.
De kansen van de landbouwer om te ondernemen en hiervoor beloond te worden, vrijwaren
Het spreekt voor zich dat, terwijl men de weg opgaat naar een duurzame landbouwontwikkeling, steeds naar evenwicht gezocht wordt tussen wat economisch haalbaar en wat ecologisch wenselijk is. Méér nog, de kansen van de landbouwer om te ondernemen en om als dusdanig beloond te worden voor creatieve inzet en hard werken, moeten gevrijwaard blijven. Bij het voeren van een ruimtelijk natuur- en landbouwbeleid kunnen economische en ecologische doelen tegelijk waargemaakt worden ; - als hiervoor de voorwaarden mee gecreëerd worden door hogere overheden echter zonder dat hun eventuele niet-functioneren tot een status quo in de beleidsvoering te Malle mag leiden ; - als het streven naar een evenwicht russen ecologie en economie en de tot het bereiken van een consensus de houding bepaalt van alle praktijkbetrokkenen (mandatarissen, ambtenaren, landbouwers, omwonenden, planners,...) te Malle ; - als bij de opmaak van plannen telkens opnieuw het overleg gevoerd wordt - i.f.v. het gemeenschapsbelang en i.f.v. de concrete omgeving en de concrete situatie van de betrokken landbouwer(s) - opdat een resultaat kan bereikt worden dat gedragen wordt door alle betrokkenen; op voorhand moeten dus de vrijwaring of de toevoeging van natuurlijke elementen in en vlakbij landbouwgebied via planning en op plan kunnen aangeduid en besproken worden; een eenvoudig voorbeeld is de plaatsing van die nieuwe haag die aan de ene zijde van de weg hinderlijk is voor landbouwactiviteit, aan de andere zijde niet of veel minder hinderlijk, het komt er dan op aan die haag op de juiste plek te planten. Onder al die voorwaarden is het mogelijk om ecologische aspecten te laten inspelen op de landbouwactiviteit.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
1.5.2.
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Streven naar een duurzame ruimtelijke landbouwontwikkeling
Vanuit een gezamenlijke bekommernis mbt milieuzorg, economisch draagvlak en overlegbereidheid willen alle betrokkenen streven naar een duurzame ruimtelijke landbouwontwikkeling. ' Dat wil zeggen dat binnen de mogelijkheden van een lokaal beleid en afhankelijk van het soort landbouwgebied gestreefd wordt: Voorgesteld wordt om niet ruimtelijke opties te weren. - naar het harmonieus combineren van landbouw met natuur; voorbeelden : - bewaren en zelfs aanbrengen van kleine landschapselementen - vermijden van te intensieve bemesting - toelaten van vrije beekwerking en vrijwaren van de valleien - vermindering van drainage in van nature vochtrijke gebieden (noorden van Malle) door bevordering van infiltratie - behoud van soortenrijke graslanden, waardevore venrelicten, weidevogelpopulatie - … - naar het combineren van landbouw met recreatie voorbeelden : - aanleg van wandel- en fietspaden doorheen het landbouwgebied - mogelijk maken van hoevetoerisme en plattelandstoerisme - aanleg van landbouwleerpaden - opzet van een kinderboerderij - paardenpensions (liever niet waar landbouw de boventoon moet voeren) - …
1.6. Ruimtelijk natuurbeleid In het kader van structuurplanning richt het lokale natuurbeleid zich op volgende punten: - het natuurlijk ontwikkelen van beken en rivieren in relatie met de omgevende vallei, met aandacht voor milieu- en structurele kwaliteit ; - het behoud en beheer (en indien mogelijk de uitbreiding) van bossen die voldoende omvangrijk moeten zijn en bovendien divers van samenstelling; - het beschermen en beheren (en indien mogelijk het uitbreiden) van natuurgebieden, die voldoende omvangrijk moeten zijn en waarbij bijzondere aandacht dient besteed aan de randafwerking van deze gebieden (bv door het voorzien van een aangepaste bufferruimte); - het realiseren van een ecologisch ruimtelijk netwerk; - het realiseren en / of beschermen van natuurverwevingsgebieden waar dat kan; - het behoud van (micro)reliëfs;
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
-
Bijlagen
opzet van educatie en vorming (ondermeer via de aanleg van leerpaden); bevorderen van bio-onderzoek; …
2. Concepten voor natuurlijke structuren 2.1. Open Kempen Malle is onderdeel van de ‘Open Kempen’, waar een afwisseling van grote landbouweenheden en bovenlokale natuurlijke gebieden (boscomplexen) een opvallend gegeven is. Het gaat bij uitstek om een landbouwgebied. De openheid domineert en laat geen verdere spreiding van functies toe, dus ook geen lintbebouwing. In de natuurgebieden is het van belang dat de toegankelijkheid wordt beheerst. Het kanaal Dessel-Schoten vervult een belangrijke verbindingsfunctie.
2.2. Groene gemeente zie tekst deelstudie
2.3. Deelgebieden 2.3.1.
Noorden, het open agrarisch gebied Zie tekst deelstudie
2.3.2.
Zuiden, gesloten landschap met boscomplexen Zie tekst deelstudie
2.3.3.
Corridors Volgende tekstwijziging wordt voorgesteld. - een groencorridor verbindt twee bosgebieden (Molenbos en 's-Herenbos). Het karakter van de huidige verbinding tussen beide bosgebieden, dat voor een groot deel over het grondgebied van Zoersel loopt, zou best gehandhaafd worden. De huidige situatie dient immers begrepen als een corridor. Eventueel kunnen in overleg met alle betrokkenen nog enkele landschappelijke elementen toegevoegd worden (haag, dreef, buffer... - een groencorridor verbindt twee landschappen (het noordelijk open agrarisch landschap en het zuidelijke meer gesloten landschap). Zie tekst deelstudie
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
3. Concepten voor landbouw 3.1.
Noorden : landbouw voert boventoon
Volgende tekstwijziging wordt voorgesteld (inclusief een aanpassing van het aantal te vrijwaren natuureilanden). Het agrarische gebruik ten noorden van de cuesta (langgerekte breuk in het reliëf, een doorlopende heuvelrug) is dominant aanwezig en dat moet zo blijven. De landbouwfunctie dient dus ten volle gevrijwaard, waarbij gestreefd wordt naar de uitbouw van een duurzame landbouwontwikkeling. Zoals aangeduid in de visie moet echter ook vanuit eenzelfde bekommernis bij alle betrokkenen én in overleg met mekaar zorg gedragen worden voor de kwaliteit van het milieu in het algemeen en van de natuureilanden, kleine landschapselementen en beken in het bijzonder. Volgende ruimtelijke voorwaarden worden gesteld - een aantal 'natuureilanden' dient uitsluitend voorbehouden voor natuurontwikkeling ; er moet aandacht besteed worden aan de randafwerking van deze eilanden waardoor relaties kunnen gelegd worden tussen eiland en omringend landbouwgebied ; de randafwerking gebeurt niet op het huidige landbouwgebied het gaat om volgende natuureilanden : Klokkeven (natuurontwikkeling oude kleiput) Brechtse Heide (geklasseerd landschap en belangrijk weidevogelgebied) Heikant West de venrelicten het geheel van kleine bossen ter hoogte van Warande-Guut waar het gebruik van de aanpalende akkers en weiden het bestaan van deze bosjes vrijwaart. - de beken worden natuurlijke linten doorheen het landbouwgebied ; op en langsheen de oevers wordt afhankelijk van elke situatie en ter plaatse na te kijken - een af te spreken beperkte zone gevrijwaard voor natuurontwikkeling ; het is de bedoeling om natuurontwikkeling op deze plekken toch kansen te geven zonder het economische belang van de landbouwer te schaden ; vanzelfsprekend mag nadien het beheer van deze beken (bv bij het ruimen) deze natuurontwikkeling niet. schaden; - kleine landschapselementen dienen in de mate van het mogelijke gerespecteerd en beheerd ; waar mogelijk kunnen nieuwe kleine landschapselementen toegevoegd worden.
3.2.
Zuiden: landbouw en boscomplexen leven met mekaar
Voorgesteld wordt om de landbouwgebieden niet onder te verdelen in types. Men staat op een gelijke behandeling en gelijke mogelijkheden van de landbouw zowel ten noorden als ten zuiden van de N12. Enkel de landbouwenclaves (zie punt 3.3.) kunnen op een andere manier benaderd worden.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Aan de landbouwactiviteit in het zuidelijke gedeelte van de gemeente wordt eenzelfde belang gehecht als in het noordelijk gedeelte. Enkel dient de agrarische sector rekening te houden met de meer omvangrijke natuurlijke elementen in het gebied en dan in het bijzonder met de bosgebieden. Het karakteristieke meer gesloten landschap, de bossen en bosjes, de kleinere natuurlijke elementen her en der in het gebied, en de beken worden als belangrijk erkend, gevrijwaard en beheerd. Door de aanwezigheid van bossen en bosjes, en door de wijze waarop de landbouwactiviteit zich nestelt om en rond die bosgebieden, verhogen de kansen voor recreatief medegebruik. Voorgesteld wordt om alle niet ruimtelijke overwegingen en opties te weren. Volgende tekst wordt voorgesteld. Het gaat om volgende landbouwgebieden : Schepersdijk is een belangrijk te vrijwaren open ruimtegebied met een hoofdzakelijk agrarisch landgebruik Salphen is een door bos omgeven vrij open en grootschalig agrarisch gebied met plaatselijk soortenrijke perceelsrandbegroeiïngen en waardevolle kleine landschapselementen; gebied rond Trappistenabdij, Molenbos is een historisch complex van landbouwgronden (akkers en graasweiden) en bossen, dat doorkruist wordt door een rechtlijnig dreven- en wegencomplex ; vallei van de Molenbeek en Aesten is een kleinschalig en gesloten landschap met waardevolle elementen zoals oude bossoorten en specifiek beekbegeleidende soorten
3.3.
Landbouwenclaves zuidelijke boscomplexen schikken zich naar natuurbelang
In deze enclaves is sprake van een ander landbouwtype. Het gaat hier om landbouwgebieden met een beperkte oppervlakte temidden van natuurgebied. De landbouwbedrijvigheid moet zich hier schikken naar de natuur. Dat wil zeggen dat bij de keuze van de landbouwactiviteiten men rekening moet houden met de ecologische kwaliteit van de omliggende natuurgebieden en dat dus geen activiteiten mogen uitgevoerd worden die schadelijk zouden kunnen zijn voor het milieu. Men moet hier dus kiezen voor bepaalde types van landbouwactiviteit zoals bijvoorbeeld extensieve veeteelt op soortenrijke graslanden. Voorbeelden van dergelijke gebiedjes zijn - Blommerschot, Bruul en Milburg ten zuiden van het natuurlijk gebied rond het vliegveld - het Zandven en andere landbouwgebieden in de westelijke bossen - het Gebroekt - …
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Deelstudie Nederzettingsstructuur verslag inspraakgroep en open groep gemeenteraadsleden (1ste en definitieve versie) op basis van twee sessies (per groep) in de periode oktober / november 1999, begeleiding en verslag: vormingsorganisatie Stadsland vzw en op basis van een samenvattende nota ‘gewenste nederzettingsstructuur’ opgemaakt door Stramien ambities (inleiding door Stramien) - ‘een aantrekkelijke woongemeente waar het groene karakter in de verf wordt gezet (ondermeer door de groene open ruimte rondom de kernen als het ware via linten door te trekken doorheen beide kernen); - een gemeente die aantrekkelijk is voor omliggende gemeentes omdat ze de regio bedient op vlak van winkels en voorzieningen (ondermeer door openbare vervoerslijnen aan te takken aan stamlijn Antwerpen – Turnhout); - een gemeente die goed bereikbaar is (ondermeer door stamlijn openbaar vervoer Antwerpen – Oostmalle en Westmalle – Turnhout, en door zuidelijke ontsluiting van het industriegebied op E313); - kernen die op termijn ook als afgelijnde plekken in de open ruimte ervaren worden (ondermeer door corridors te bewaren), bewaren van de open ruimte staat voorop’ opties nederzettingsstructuur (Stramien) - twee leefbare kernen in een landelijke omgeving - activiteiten concentreren in de kernen - voorzieningen in beide kernen - verdichten van de kernen - afbakenen van de kern tav open ruimte rondom en van het commercieel centrum in de kern - activiteiten bundelen in dat kerngebied (tenminste voorzien in lokale behoeften, maar ook commerciële aantrekkingskracht van de kern verhogen tav omliggende, versterken van de verblijfswaarde door kwaliteit van het beeld van de kern, kwaliteit van de publieke ruimte, …) commerciële activiteiten bundelen op N12 met iets hogere bebouwing, wonen boven de winkels, parkeren, laden en lossen achter de winkels, parkzone achter de winkels, …) - woondichtheid in de kern verhogen (wonen boven winkels, zones afbakenen voor complexen met meerdere bouwlagen) - ruimtelijke samenhang via doorsteken (voetgangers en fietspaden), groenstructuren en –elementen, ontmoetingsplaatsen, … en aantakken van verschillende delen van de kern op N12 - voeling met open ruimte door groene lanen, beken als ecologische linten doorheen de kern, groenelementen in de kern, … - inrichting doortocht als groene as en als vlotte verbinding voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer (autoverkeer moet zich aanpassen, ‘rijdt achter de tram aan’)
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
1. Bespreking 1.1. Verstedelijking van de kernen Door de open ruimte te bewaren en als dusdanig kernen te verdichten, worden kernen verstedelijkt. Die verstedelijking wordt versterkt door de doortocht van een sneltram, de bouw van meerdere appartementsgebouwen op en aan de N12 en door de door het Vlaams structuurplan opgelegde woondichtheden. Op zich is dat alles niet onterecht, maar zou wel in tegenspraak kunnen zijn met hoe mensen te Malle willen wonen: 'We wonen in een open bebouwing en in 't groen en we zouden dat de andere mensen niet meer gunnen?', 'het dorp van weleer is niet meer, het evolueert tot een voorgemeente van Antwerpen', 'dorpssfeer wordt stadssfeer'. Werken aan de uitstraling van Malle is van bij het begin van de structuurplanning een keuze geweest. Malle is dan een plek waar meer dan alleen de eigen inwoners terecht kunnen. In Malle kan ie komen werken, winkelen, recreëren en je vindt er snel openbaar vervoer in vier lichtingen. Heeft meer uitstraling verstedelijking tot gevolg? Hypothekeert verstedelijking landelijk wonen? Er zal hoe dan ook moeten gezocht worden naar oplossingen waarbij men te Malle 'openheid' en 'wonen in 't groen' zelfs in een verdichte en druk bezochte kern als kwaliteit kan blijven aanbieden. Een mogelijkheid is het voorzien in groene gemeenschappelijke open verblijfsgebieden (parkjes en parken) in de kern, maar het blijft de vraag of dat een voldoende antwoord zal zijn op een te Malle gewenste woonkwaliteit. Voor alles moet vermeden worden dat er plekken ontstaan waar mensen niet meer willen wonen (bv boven de winkels aan de N12) en waar 's avonds geen levende ziel meer te bespeuren valt.
1.2. Geen profilering op vlak van voorzieningen, en complementariteit als het kan De kernen hoeven op vlak van voorzieningen niet echt geprofileerd te worden (Westmalle niet als scholencentrum, Oostmalle niet als handelscentrum .... ). Complementariteit als het kan, ontdubbelen van voorzieningen als het moet.
1.3. Gebieden nauwkeurig afbakenen Kern en commercieel centrum worden in het ontwerp structuurplan wel erg symbolisch afgelijnd. Het is voor alle inwoners van groot belang dat deze afbakening nauwgezet op plan uitgezet wordt. Ook de afbakening van zones voor hogere gebouwen dient nauwkeurig aangegeven.
1.4. Omzichtig inplanten van appartementsgebouwen
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Voorzien in appartementsgebouwen is een ontwikkeling die nu al volop aan de gang is. Deze gebouwen vooral willen inplanten op de N12 kan een 'pijpeffect' tot gevolg hebben. Dat dient vermeden. De bouwhoogte zou bovendien in verhouding moeten staan tot de breedte van de straat.
1.5. Voorzien in sociale kavels voor eigen inwoners Verdichting enerzijds en inperking aanbod bebouwbare kavels anderzijds zal hogere grondprijzen tot gevolg hebben. Het is niet denkbeeldig dat Antwerpenaars zullen blijven inwijken en kinderen van Mallenaars zullen moeten uitwijken.
1.6. Parkeren is één van de hoofdproblemen Parkeren zal (vooral te Westmalle) een probleem worden. Parkeeroplossingen zijn nodig, al was het maar omdat ook in de toekomst mensen zich met de auto moeten kunnen verplaatsen als ze winkelen. Vele deelnemers denken dan eerder aan vormen van parkeren aan de rand van het hart en aan de rand van de kern dan aan parkeren in het hart (men stelt zich bijvoorbeeld vragen bij parkeeroplossingen achteraan de winkels en appartementsgebouwen).
1.7. Basisvoorzieningen in woongemeenschappen Wijken kunnen als woongemeenschappen beschouwd worden en hebben, als dat nodig zou zijn, recht op basisvoorzieningen. Het is terecht dat Sint-Paulus niet als een potentiële derde kern van Malle beschouwd wordt, wel als een woongemeenschap.
1.8. Inspraakgroep wijst op behoefte aan intergemeentelijke planning Westmalle, Oostmalle en Zoersel Enkele deelnemers van de inspraakgroep wijzen erop dat het logischer zou zijn om via structuurplanning te mikken op een evenwichtige en aangepaste ontwikkeling van drie in plaats van twee kernen. Het gaat dan zelfs niet alleen om het bereiken van een gewenste nederzettingsstructuur, maar ook om de uitbouw tot een economisch knooppunt. Het is onlogisch dat de uitbreiding van het industrieterrein naar alle zijden toe gebeurt, behalve naar die zijde waar dat omwille van de in te planten ontsluitingsweg logisch zou zijn: ten zuiden, en dus op het grondgebied van Zoersel. Niet alleen het ruimtelijke belang vraagt naar een intergemeentelijke benadering, ook kan je verwijzen naar een gezamenlijk verleden. Inwoners van Zoersel
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
waren vroeger volledig gericht op de voorzieningen van Malle, 'Zoersel hoorde erbij, zelfs was er een kermiskoers waarvan het parcours bestond uit de driehoek Oostmalle-Westmalle-Zoersel en ook was er een stoomtram die Oostmalle verbond met Zoersel (en zo naar Zandhoven).
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Toekomstschets economisch knooppunt Malle op basis van 'Malle als economisch knooppunt, deelrapport industrie en KMO', Stramien, oktober 98 verslag inspraakgroep, 3de en definitieve versie bijeenkomsten groep 1 : 10 nov, 07jan, 26jan, 03feb 1999 bijeenkomsten groep 2: 10 nov, 07jan, 27jan, 03feb 1999 conclusiebijeenkomst: 23feb 1999
1. Eén grote en zes kleine plekken voor industriële activiteit te Malle Industriële ontwikkelingen dienen uitsluitend ingeplant - op het centraal gelegen industriegebied De Schaaf / De Delften, dat voor verdichting en uitbreiding in aanmerking komt - op zes kleinere zones (zie gewestplan) die verspreid liggen over het grondgebied en die niet voor uitbreiding in aanmerking komen (bedrijven kunnen hier enkel uitbreiden binnen de nu als industriezone ingekleurde zones). - Het gaat om Mintjens (2), Steenbakkerij Quirijnen (3), brandstoffen en groothandel in de Wijngaardstraat (4), bouwmaterialen in de Hoogstraatsebaan (5), een gebied langsheen de Lierselei aan de grens met Zoersel (7) en een kleine plek aan de Salphensebaan, autocars en carrosserie (9). - Een industriële bestemming in de toekomst is niet meer weggelegd voor het gebied van de voormalige slachterij (8), gelegen aan de Slachterijstraat te Oost en middenin een woonzone (inplanting van seniorenflats is één van de nieuwe mogelijkheden) en Kapelakkers (6), de voormalige tramstatie, waar ooit een andere bestemming voor dient opgezocht. Elders is geen plaats meer voor nieuwe-industriële activiteit. Elders dooft bestaande industriële activiteit uit. Het gaat dan niet om de kleinschalige, niet hinderende bedrijvigheid die, graag zelfs, in en om de kernen mag ontplooid worden.
2. Zonevreemde activiteiten moeten verhuizen of doven uit -
leidend principe voor een aanpak van zonevreemde activiteiten Zonevreemde bedrijven in de gemeente Malle moeten verhuizen naar de centraal gelegen industriezone (of een andere correcte plek) op het moment dat daar de nodige ruimte voor hen voorhanden is en waarvoor zij dan voorrang moeten krijgen. Tot zolang geldt het uitdoofscenario, dit is : als de huidige uitbater (uitbating) ermee ophoudt, kan daarna de bestaande activiteit niet meer doorgezet worden of geen nieuwe zonevreemde activiteit opgestart worden. De nabestemming moet conform het gewestplan zijn.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
-
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijkomend principe Omwille van billijke, humane redenen kan onmiddellijk gekozen worden voor een uitdoofscenario (en wordt het bedrijf niet aangemaand om te verhuizen).
op zoek naar een profiel voor De Schaaf / De Delften
3. Echte ateliers, plaats voor bedrijven van Malle, nauwelijks milieuhinder veel tewerkstelling, aandacht voor starters •
In de toekomst zal het industriegebied enkel die bedrijven huisvesten: - die op die plek goederen produceren of verwerken - waar (potentieel) vele mensen aan de slag kunnen - die nauwelijks milieuhinder en geen zware mobiliteitsproblemen veroorzaken. - De niet-industriële activiteit van het bedrijf moet geheel ondergeschikt zijn aan haar industriële activiteit (exporuimtes, etalages en kantoren toegevoegd aan de werkplaats, maar hieraan ondergeschikt, kunnen wel). - kan niet meer Bedrijven met hoofdzakelijk commerciële (niet-industriële) activiteit dienen geweerd. Het gaat dan om winkels of andere verkoopsactiviteiten (zoals een rommelmarkt), commercieel / recreatieve activiteiten (zoals een go-carting), bedrijven gericht op verkoop inclusief herstelling (zoals een auto-dealer), bedrijven die uitsluitend gericht zijn op transport en verplaatsing (zoals een automobielinspectie of een transportbedrijf). Pure opslag / overslagactiviteiten kunnen evenmin. - kan nog wel Uitzonderingen hierop kunnen worden gemaakt voor bedrijven die wél in een rechtstreekse behoefte voorzien uitsluitend voor Malle en moeilijk integreerbaar zijn in de kernen, zoals bijvoorbeeld de huidige car-wash. Ook wordt de nood aan parkeerruimte voor vrachtwagens erkend. Hiervoor mag een ingeperkte plek uitsluitend voor lokaal gebruik voorzien worden. Kantoorcomplexen horen niet thuis op het industrieterrein, maar kunnen wé1 aan de toegangen van het gebied ingeplant worden. - wat met de zonevreemde activiteiten op het industrieterrein ? Zonevreemde bedrijven op het industrieterrein moeten verhuizen op het moment dat voor hen een passende zone gevonden wordt en waarvoor ze voorrang krijgen. Tot zolang geldt het uitdoofscenario, dit is : als de huidige uitbater (uitbating) ermee ophoudt, kan daarna de
-
op te nemen binnen planning op regionaal of provinciaal niveau Pure transport-, verplaatsings-, opslag- en overslagactiviteit dienen ingeplant nabij kanaal, spoor en autosnelweg. Grootschalige commerciële en commercieel-recreatieve activiteiten kunnen ingeplant worden op voor een ruime regio goed bereikbare, specifieke attractiezones.
bestaande activiteit of nieuwe niet-industriële activiteit niet meer doorgezet worden.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
• •
Bijlagen
Extra aandacht dient besteed aan mogelijkheden voor startende bedrijven (onder meer via een bedrijvencentrum). Voorrang dient verleend aan zonevreemde bedrijven van Malle en aan doorgroeiende kmo's van Malle, die verhuizen naar De Schaaf / De Delften.
4. Verdichting van het industriegebied opstarten, vervolgens het gebied uitbreiden -
-
Prioritair dient aandacht besteed aan de verdichting van het industriegebied. Vooral De Kempen (dat kan uitgroeien tot een volwaardig bedrijvencentrum) en het maïsveld zijn aan te pakken projecten. Mogelijke verdichtingmaatregelen (zoals aangeduid in de studie van Stramien) voor het bestaande industriegebied (die ook van toepassing moeten zijn op de geplande uitbreidingen) zijn : de invoering van nieuwe stedenbouwkundige regels op vlak van bouwhoogtes, brandweerdoorgangen, buffers, straatinrichting,... en een belasting op niet bebouwde percelen. Een bouwverplichting werkt contraproductief : bedrijven moeten investeringen kunnen plannen conform hun mogelijkheden. Een belasting kan verwerkt worden in investeringen, een bouwverplichting niet. Als de verdichting op gang wordt getrokken, kunnen onmiddellijk daarna uitbreidingen aangesneden worden.
5. Een buffer rondom het gehele industriegebied Beter is één buffer rondom het geheel van het gebied (incl. eventuele uitbreidingen), dan vele kleine buffers rondom alle bedrijven. Tussen woonzones en het industriegebied moet een ruime buffer prioritair voorzien worden. - Nieuwe buffers moeten de gronden van het industriegebied en niet die van het aangrenzende landbouwgebied innemen. - Met de realisatie van buffers moet onmiddellijk na de planopmaak van let structuurplan begonnen worden.
6. Zeepakker : kleinere, ambachtelijke bedrijvigheid Het statuut van het gebied Zeepakker wordt omgevormd van milieubelastende industrie naar kmo. De ontsluiting van het gebied gebeurt 'achteraan' naar de ‘centrale as' van het industriegebied, dus niet rechtstreeks op de N12 (zie plan Stramien). Een buffer dient voorzien in alle richtingen, dus ook tussen Zeepakker en de kleine, geïsoleerde woonzone aan de N12.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
7. Goede landbouwgrond winnen Het gedeelte van het industriegebied ten noorden van de Antwerpsesteenweg, dat nog niet door industrie in gebruik werd genomen en nog steeds in gebruik is door de landbouw, sluit goed en logisch aan bij goede landbouwgrond. Uitbreidingen van het industriegebied ten zuiden van de N12 tasten de minder goede, de minder goed aangesloten (ruilverkavelingsidee) of zelfs geen landbouwgronden aan. Daarom wordt geopteerd voor een teruggave van een deel van het industriegebied ten noorden van de NI 2 aan de landbouw.
8. Hooiberg : een beperkte uitbreiding kan Aan de toegangsweg (met NI 2) kan een beperkte uitbreiding van het industriegebied voorzien worden. De ontsluiting ervan gebeurt niet rechtstreeks op de NI 2. De corridor dient in grote mate bewaard. Deze uitbreiding ten zuiden van de N 12 is een compensatie voor een teruggave van industriegrond aan de landbouw ten noorden van de N12.
9. De uitbreiding van het industriegebied : een bos parallel aan de Zoerselbaan Terwijl de verdichting van het huidige industriegebied aan de gang is, kan een meer belangwekkende uitbreiding voorzien worden in een zone ten zuidwesten van de N 12 en parallel aan de Zoerselbaan. Hiervoor wordt best de bestaande beboste bufferzone ingenomen worden, zo wordt gesteld, alhoewel sommigen het daar zeker niet mee eens zijn. In het geval het bestaande bos de uitbreidingszona is, dan moet een nieuwe buffer ingeplant tussen de Zoerselbaan en deze uitbreiding. In die zone moet tevens een absoluut veilige fietsverbinding gerealiseerd worden naar Zoersel. In elk geval dient de uitbreiding ontsloten langsheen de 'centrale as' van het industriegebied en niet rechtstreeks op de Zoerselbaan (zie plan Stramien).
10. Geen omleidingsweg, wel een ontsluitingsweg De omleidingsweg omheen Zoersel dient doorgetrokken naar het industriegebied van Malle waar hij aansluit op de centrale as ervan (zie plan Stramien). De ontsluiting van het industriegebied gebeurt langsheen haar centrale as naar die nieuwe verbinding met de nieuwe omleiding om Zoersel (zie plan Stramien). Op die wijze komt een verbinding tot stand met de E34. Ten noorden van de N12 dient de centrale as van het industriegebied in alle duidelijkheid beëindigd. De as mag geen aanleiding worden voor het ontstaan van een alternatieve omleidingsweg richting Brecht.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
-
-
Bijlagen
wat met de omleidingsweg omheen Oostmalle ? Gesteld wordt dat de voorziene omleidingsweg best uitsluitend een ontsluitingsweg van een industriegebied wordt, en niet mag doorgetrokken worden tussen Oost en West omheen Oostmalle. In plaats van een verdere aantasting van de open ruimte en nieuwe investeringen ten bate van het individuele gemotoriseerde verkeer, wordt best geopteerd voor investeringen ten bate van het openbaar vervoer (Antwerpen - Turnhout) en voor meer verkeersleefbaarheid in de woonkernen (herdenken en aanpakken van de doortochten). verder discussiëren met de resultaten van de mobiliteitsstudie in de hand Maar ook wil men eerst de resultaten van de mobiliteitsstudie bekijken, vooraleer tot definitieve conclusies te komen.
verslag ad hoc commissie gemeenteraadsleden, 2de definitieve versie bijeenkomsten: 19 en 26/11/1998, 01 en 15/03/1999
1. Eén grote en zes kleine plekken voor industriële activiteit Malle dient verder uitgebouwd als een economisch knooppunt met regionale uitstraling. Industriële activiteiten zijn welkom en dienen uitsluitend ingeplant: - op de centraal gelegen industriezone De Schaaf / De Delften, dat voor verdichting en uitbreiding in aanmerking komt - op zes kleinere zones (zie gewestplan) die verspreid liggen over het grondgebied en die niet voor uitbreiding in aanmerking komen (bedrijven kunnen hier enkel uitbreiden binnen de nu als industriezone ingekleurde zones). - Het gaat om Mintjens (2), Steenbakkerij Quirijnen (3), brandstoffen en groothandel in de Wijngaardstraat (4), bouwmaterialen in de Hoogstraatsebaan (5), een gebied langsheen de Lierselei aan de grens met Zoersel (7) en een kleine plek aan de Salphensebaan, autocars en carrosserie (9). - Het doel is het bewaren van de open ruimten te Malle. Deze zes zones mogen dus niet uitdeinen in het omliggende. Vanuit deze gemeenschappelijke overtuiging is het mogelijk om binnen uitzonderlijke economische omstandigheden afspraken te maken over herschikkingen van zones. - Een industriële bestemming is in de toekomst niet meer weggelegd voor het gebied van de voormalige slachterij (8), waar bijvoorbeeld seniorenflats kunnen ingeplant worden, en voor Kapelakkers (6) waarvoor bijvoorbeeld een culturele bestemming kan worden opgezocht. Elders is geen plaats voor nieuwe industriële activiteit. Elders dooft bestaande industriële activiteit uit. Het gaat dan niet om de kleinschalige, niet hinderende bedrijvigheid die, graag zelfs, in en om de kernen mag ontplooid worden.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
2. Zonevreemde activiteiten moeten verhuizen of doven uit -
-
leidend principe voor een aanpak van zonevreemde activiteiten Zonevreemde bedrijven in de gemeente Malle moeten verhuizen naar de centraal gelegen industriezone (of een andere correcte plek) op het moment dat daar de nodige ruimte voor hen voorhanden is en waarvoor zij dan voorrang moeten krijgen. Tot zolang geldt een uitdoofscenario, dit is: als de huidige uitbater (uitbating) ermee ophoudt, kan daarna de bestaande activiteit niet meer doorgezet worden of geen nieuwe zonevreemde activiteit opgestart worden. De nabestemming moet conform het gewestplan zijn. Bijkomend principe Omwille van billijke, humane redenen kan onmiddellijk gekozen worden voor een uitdoofscenario (en wordt het bedrijf niet aangemaand om te verhuizen).
op zoek naar een profiel voor De Schaaf / De Delften (en de overige kleinere industrieplekken)
3. Werkplaatsen, plaats voor bedrijven van Malle, nauwelijks milieuhinder, veel tewerkstelling, aandacht voor starters • • •
• •
• •
Kenmerkend voor het industriegebied is dat het enkel bedrijven huisvest: die op die plek goederen produceren of verwerken; waar (potentieel) vele mensen aan de slag kunnen; die nauwelijks milieuhinder en geen zware mobiliteitsproblemen veroorzaken. De niet-industriële activiteit van het bedrijf moet geheel ondergeschikt zijn aan haar industriële activiteit. Bedrijven met hoofdzakelijk commerciële (niet-industriële) activiteit dienen geweerd. Het gaat dan om winkels of andere commerciële activiteiten (zoals de huidige rommelmarkt), commercieel/recreatieve activiteiten (zoals de huidige go carting), bedrijven die uitsluitend gericht zijn op transport en verplaatsing (zoals een automobielinspectie, transportfirma's .... ). Pure opslag/overslag-activiteiten kunnen evenmin. Ook aparte woonhuizen met bijvoorbeeld een bijgevoegde hang . ar worden niet toegelaten (huisbewaarders of eigenaars bewonen een woonst die geïntegreerd is in het industriële complex).... Ruimte voor de opvang van tijdelijke opslagnoden van bedrijven is wél toegestaan. De huidige zonevreemde activiteiten op het industriegebied moeten verhuizen op het moment dat voor hen een passende en juiste zone gevonden wordt en waarvoor ze voorrang krijgen. Tot zolang geldt het uitdoofscenario, dit is: als de huidige uitbater (uitbating) ophoudt, kan daarna de bestaande activiteit of nieuwe niet-industriële activiteit niet meer opgezet worden. Extra aandacht dient besteed aan mogelijkheden voor startende bedrijven (onder meer via een bedrijvencentrum). Voorrang dient verleend aan zonevreemde bedrijven van Malle en doorgroeiende kmo's van Malle, die verhuizen naar De Schaaf / De Delften
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
4. Het industriegebied tegelijk verdichten en uitbreiden Maatregelen tot verdichting moeten getroffen worden. Terwijl de verdichting op die wijze concreet op gang wordt getrokken, wordt tegelijk een uitbreiding van het industriegebied gefaseerd gerealiseerd. Verdichten 6n uitbreiden tegelijk is nodig omdat: - verdichtingsmaatregelen eerder op halflange tot lange termijn vruchten zullen afwerpen terwijl er nu reeds concrete vragen zijn vanuit de industriesector naar extra ruimte, - nu ruimte moet gecreëerd worden voor zonevreemde bedrijven van Malle. Mogelijke verdichtingsmaatregelen (zoals aangeduid in de studie van Stramien) voor het bestaande industriegebied (die ook van toepassing moeten zijn op de geplande uitbreidingen) zijn: de invoering van stedenbouwkundige regels bijvoorbeeld op vlak van bouwhoogtes, brandweerdoorgangen, buffers, straatinrichting,..., en, afhankelijk van de situatie kunnen eventueel een bouwverplichting en/of een belasting op niet bebouwde percelen ingevoerd worden. De opzet dient mede ondersteund en gerealiseerd door de intercommunale die beheerder is van het industriegebied.
5. Verdichten, herwaarderen en herprofileren in samenspraak met alle betrokkenen Anno 1999 kan te Malle aan de vraag naar industriegrond volledig voldaan worden als de huidige niet gebruikte plekken in gebruik zouden genomen kunnen worden. Die gronden zijn nu niet beschikbaar en dus is een uitbreiding te verantwoorden (ook omwille van de problematiek van de zonevreemde bedrijven). Maar tegelijk is het onverantwoordelijk, want landbouw- en natuurzones worden aangesneden terwijl bestaande industriegrond ongebruikt blijft of minder goed gebruikt wordt. Twee zones vallen op: het grote maïsveld en de zuidelijke zone van het industriegebied (De Kempen). Samen met de intercommunale 6n met de betrokken eigenaars en uitbaters moeten daarom plannen opgesteld worden die leiden tot een opstart van een (eventueel gedeeltelijke) ingebruikname van het 'maisveld' en een opstart van de herwaardering / herprofilering van De Kempen. Diverse regelingen en afspraken blijven mogelijk, in het belang van alle betrokken partijen.
Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
6. Zeepakker: omvormen tot zone voor commerciële activiteiten is mogelijk Een beperkte ruimte van het industriegebied kan voorbehouden worden voor die niet-industriële (commerciële) activiteiten, die niet in een woonkern kunnen ingeplant worden. Zeepakker komt hiervoor in aanmerking. De ontsluiting van deze zone loopt via de centrale ontsluitingsweg van het industriegebied en dus niet rechtstreeks via de N12 (zie plan Stramien).
7. Greep blijven hebben op de wijze waarop uitbreidingen worden uitgevoerd en beheerd Als erkend economisch knooppunt wordt Malle via structuurplan Vlaanderen en Provincie Antwerpen in de gelegenheid gesteld om zich verder te ontwikkelen. Een uitbreiding van de industriezone is mogelijk. Het is hierbij de vaste wil van de ad hoc commissie om doelen te bereiken op vlak van profilering van het industrieterrein, verantwoord grondgebruik, het ter beschikking stellen van ruimte voor zonevreemde bedrijven van Malle, voor doorgroeiende kmo's van Malle en voor startende bedrijven. Daarom zullen met de intercommunale hieromtrent sluitende afspraken gemaakt worden. Tegelijk wordt met klem gesteld dat de intercommunale deze gewenste ontwikkelingen slechts optimaal kan sturen indien ze eigenaar wordt van alle uitbreidingsgebieden.
8. Uitbreiden: een bosgrond parallel aan de Zoerselbaan Een eerste echte uitbreiding omvat het huidige buffergebied parallel aan de Zoerselbaan inclusief het terrein ten zuiden van de Industrieweg (De Delften). Voorwaarde is dat een nieuwe buffer tussen deze uitbreiding en de Zoerselbaan (tot aan de Kapelstraat) kan ontstaan. Waar de uitbreiding grenst aan het open landbouwgebied (waar zich wel enkele gebouwen bevinden), mag deze buffer minder omvangrijk zijn dan de huidige buffer. De ontsluiting van de uitbreiding moet geschieden langsheen de centrale ontsluitingsweg van het industriegebied (geen nieuwe aansluitingspunten met de Zoerselbaan).
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
9. Uitbreiden: Hooiberg Ten zuiden van de N 1 2 kan de landbouwzone gelegen tussen de N 1 2 en het industriegebied omgevormd worden tot een industriezone. Voorwaarde is de inplanting van een buffer zowel naar de N12 toe als oostelijk naar de woonzone toe, waar de buffer de idee van een corridor tussen Oostmalle en Westmalle moet helpen in stand houden De ontsluiting van deze uitbreiding moet gebeuren langsheen de centrale ontsluitingsweg van het industriegebied (dus geen extra aansluitingspunten op de N12).
10. Een laatste fase van de uitbreiding wordt in gebruik genomen nadat verdichtingsdoelen grotendeels bereikt werden Binnen een gefaseerde uitbreiding kan nu al een reserve-uitbreidingszone voorzien worden, die pas in gebruik kan genomen worden als een groot gedeelte van het gehele industriegebied (bijvoorbeeld 80%) reëel in gebruik werd genomen. Om dat doel te bereiken wordt een sluitende verbintenis aangegaan met de intercommunale, die, zoals hierboven reeds gesteld, best eigenaar wordt van elke uitbreidingszone. Als reservezone komt een langgerekte strook landbouwgebied, die paalt aan de huidige ontsluitingsweg van het industriegebied ten noorden van de NI 2, in aanmerking. Omdat de weginfrastructuur hier reeds aanwezig is, is een uitbreiding op deze plaats niet onlogisch.
11. Een nieuwe ontsluitingsweg ten bate van het industriegebied De omleidingsweg omheen Zoersel dient doorgetrokken naar het industriegebied van Malle, waar hij aansluiting vindt op de centrale as ervan (zie ook planschema Stramien). De ontsluiting van het industriegebied verloopt hoofdzakelijk langsheen die centrale as naar die nieuwe verbinding met de E34. Ten noorden van de N 12 dient de centrale as van het industriegebied in alle duidelijkheid als as beëindigd. De as mag geen aanleiding zijn voor het ontstaan van een alternatieve omleidingsweg richting Brecht. Discussies met betrekking tot de omleidingsweg, waarvan de nieuwe ontsluiting al dan niet deel van kan uitmaken, zullen tijdens een latere fase worden gevoerd.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Deelstudie sport en recreatie verslag inspraakgroep (2de en definitieve versie) twee sessies voorjaar 2000, begeleiding en verslag: vormingsorganisatie Stadsland vzw, 17/05/2000 op basis van deelstudie ‘natuurlijke structuren, landbouw, sport en recreatie’ opgemaakt door Stramien 1. 2.
3.
4.
5.
6.
7.
Malle beschikt al over een ruim aanbod verblijfsaccommodatie; de komst van nieuwe accommodatie is mogelijk doch dient niet gestimuleerd. Absolute nadruk dient gelegd op Malle als plek voor zachte recreatie waarbij recreanten groot respect opbrengen voor de omgeving. Omdat nu al op sommige momenten sprake is van 'overdruk' (bv mountainbikes) moet de komst van nieuwe groepsactiviteiten en evenementen niet gestimuleerd worden. Een verdere uitbouw van recreatieve voorzieningen moet die overdruk in goede banen leiden. Recreanten en sporters veroorzaken een voor de omwonenden soms hinderlijke parkeerdruk Omdat die parkeerdruk niet continu is, kunnen omwonenden die druk tot op bepaalde hoogte aanvaarden, maar regelrechte hinder dient vermeden. De inplanting van sportinfrastructuur kan enkel in de directe omgeving van de N12 voorzien worden als de gemeenschap hierdoor niet tot onverantwoord hoge uitgaven wordt gedwongen (bv hoge grondprijzen). Westmalle beschikt over een speelbos waar jeugd zich kan uitleven. Ook in Oostmalle zou dergelijke plek kunnen voorzien worden, temeer omdat het streven naar verdichting van de kernen het aantal openliggende speelplekken zal verminderen. De optie voor de uitwerking van vier steunpunten voor recreatie wordt weerhouden, alhoewel men zich vragen stelt over de keuze van het provinciaal vormingscentrum als mogelijk steunpunt zowel op vlak van ligging als van betekenis; het centrum heeft immers vooral een naar binnen gerichte functie. Ook de uitwerking van assen (fietsroutes) wordt weerhouden, mits deze verbindingen zich met groot respect inpassen in de bestaande gebouwde en ongebouwde omgeving.
verslag open groep gemeenteraadsleden (1ste en definitieve versie) op basis van één sessie, mei 200, begeleiding en verslag: vormingsorganisatie Stadsland vzw, 26/05/2000 en op basis van deelstudie ‘natuurlijke structuren, landbouw, sport en recreatie’ opgemaakt door Stramien VISIE Bij ‘Malle als aantrekkelijke gemeente voor sport en recreatie zowel regionaal als voor haar bewoners’ Malle maakt geen deel uit van een belangrijk toeristisch gebied, doch toerisme is wel belangrijk in Malle. De gemeente beschikt over heel wat toeristische troeven, die zacht van aard zijn, en die uitgespeeld moeten
²Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
worden. Door te voorzien in aangepaste infrastructuren (bijvoorbeeld een mountainbike-parcours) en begeleidende maatregelen te nemen, kan overlast voor de omgeving en de inwoners van de gemeente voorkomen worden. Bij ‘types van sport- en recreatievoorzieningen’ a. Malle heeft geen behoefte aan grootschalige infrastructuren. Een kleinschalig, bescheiden voetbalstadion kan wel een plaats vinden in de gemeente. b. Infrastructuur voor actieve sportbeoefening op het gemeentelijke (niet het stedelijke) niveau. Deze infrastructuur hoeft niet per se in de -directe omgeving van de N12 voorzien te worden, maar kan ook op plekken van waaruit men makkelijk de verbinding kan maken met de N12. De infrastructuur moet dus aansluiten op de N12. c. Het militaire domein is een belangw6kkende plek in Malle met behoorlijk veel potenties voor sport en recreatie. Het is van belang dat de gemeente medezeggingskracht kan hebben over het medegebruik van het domein. CONCEPTEN Bij ‘integratie in toeristisch – recreatieve netwerken op hoger niveau’ Een GR doorkruist de gemeente en heeft er een start- en aankomstplek. Ook die GR dient in rekening gebracht bij de ontwikkeling van netwerken.
Stramien, maart 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Bijlagen
Deelstudie ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur verslag inspraakgroep, 1ste en definitieve versie op basis van 2 sessies (einde 1999, voorjaar 2000), begeleiding en verslag vormingsorganisatie Stadsland vzw op basis van deelstudie ‘de ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur, een duurzaam scenario’, Stramien – april 2000 opmerkingen werden gemaakt .bij Malle zuidelijk ontsloten Bij enkele deelnemers leeft de angst dat zonder omleidingsweg de kern van Oostmalle op termijn te zwaar belast zal worden door het doorgaand verkeer. Te Zoersel en Brecht worden wél omleidingswegen aangelegd, waardoor een deel van een vlotte verbinding ontstaat tussen E 19 en E3 13 die op haar beurt als een deel van een grote ring om Antwerpen zou kunnen functioneren. Waarom moet Malle dan de overlast dragen en tegen de stroom oproeien?' Alle deelnemers willen echter meegaan in de opzet om niet te kiezen voor een omleiding van Oostmalle en wél te kiezen voor een nieuwe zuidelijke ontsluiting van het industriegebied. Op deze manier wordt de open ruimte omheen Malle niet verder aangetast en wordt een kans geboden om te werken aan een trendbreuk op vlak van mobiliteit. Dit is: kiezen voor een versterking van gemeenschappelijk vervoer en langzaam verkeer. Dat de structuur- en mobiliteitsplanners (pragmatisch en voorzichtig) kiezen om enerzijds de zuidelijke ontsluiting over het beginnende tracé van de op het gewestplan geplande omleidingsweg te laten lopen, anderzijds om het verdere tracé te blijven vrijwaren van bebouwing, naakt het voor iedereen makkelijker om tot een keuze voor ontsluiting te komen. Worden doelen op vlak van openbaar vervoer en fietsen niet bereikt en/of wordt de situatie in de kern van Oostmalle ooit onleefbaar omwille van het doorgaande verkeer, dan kan een volgende generatie de omleidingsweg alsnog uitvoeren. .bij openbaar vervoer Alle deelnemers gaan mee in de optie voor de invoering van een sneltram zoals voorgesteld door de planners. Het gaat om de lijnen Antwerpen - Oostmalle en Westmalle - Tumhout. Dat hierdoor de twee kernen extra met mekaar verbonden kunnen worden, wordt gewaardeerd. Ook de invoering van een snelle verbinding tussen Brecht en Herentals draagt ieders goedkeuring weg. Het gevolg is dat alle overige lijnen kunnen aangehaakt worden aan beide snelle verbindingen en dat West- maar vooral Oostmalle een belangrijk knooppunt wordt in dat nieuwe netwerk. Wellicht worden vele mensen in dat geval (met de auto, met de fiets of via 'aanvullende buslijnen) toegezogen naar Malle. Dat is positief maar draagt ook een gevaar in zich, met name een ontoelaatbare parkeerdruk om en bij de haltes. Voor alles dient daarom bij die haltes gemikt op opvang van fietsers. De automobilist moet bereid zijn om enige afstand te voet af te leggen van parking naar halte. Parkeervoorzieningen voor auto's mogen niet grootschalig zijn en mogen niet hinderend zijn voor het
²Stramien, maart 2005
Bijlagen
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
wonen en winkelen in de kernen. Landbouwgebied mag voor park&ride-voorzieningen niet opgeofferd worden. In de gemeente bevinden zich trouwens enkele ondergebruikte parkeermogelijkheden, zo wordt gezegd, die wellicht als park&ride faciliteit kunnen ingezet worden. Het is van belang dat een en ander op plan verder verduidelijkt wordt, opdat een verdere discussie kan gevoerd worden. .bij gescheiden verkeersafwikkeling buiten de kernen Het functionele fietsnetwerk bevindt zich voornamelijk doch niet noodzakelijk langsheen de gewestwegen Als een alternatieve route mogelijk is die een even snelle en korte verbinding mogelijk maakt, dan draagt zo'n route de voorkeur weg. Het is van belang dat fietsnetwerken op plan verduidelijkt worden, opdat een verdere discussie kan gevoerd worden. .bij doortochten in de kernen Een deelnemer bracht de mogelijkheid aan om te Westmalle te opteren voor een doortocht op basis van een enkelrichtingssysteem. In één richting zou de doortocht dan niet over de N12 lopen maar door straten parallel aan de N12. Dat zou grote., mogelijkheden bieden op vlak van behoud van parkeerplaatsen voor winkelende mensen, fietspaden, brede voetpaden en doortocht. van openbaar vervoer. Omwille van tijds- en materiaalgebrek werd de discussie ten gronde niet gevoerd. Alhoewel vele deelnemers eerder sceptisch reageerden, verdient de idee het om nader onderzocht te worden, zo werd besloten. Alle deelnemers zijn het erover eens dat langparkeerders uit de zones voor doortochten dienen geweerd. Ook hier wordt eerder gepleit voor een beter gebruik van onderbenutte plekken (en eventueel inzetten van park&ride, zie openbaar vervoer) dan voor het per se en via ingrijpende wijzigingen willen realiseren van langparkeer- en laad/los-voorzieningen aan de achterzijde van de winkelpanden. Het is van belang dat mogelijke oplossingen op plan verduidelijkt worden, opdat een verder gesprek mogelijk wordt. .bij verkeersveilige woongebieden Het invoeren van zone 30 in woongebieden wordt gewaardeerd. Omdat sprake is van het doorknippen van straten of het invoeren van enkelrichting om sluipverkeer te vermijden, is het van belang dat plannen nauwkeuriger voorgesteld worden om een verder gesprek mogelijk te maken.
Stramien, maart 2005