Ruimtelijk Structuurplan Vilvoorde
Inleiding
Inleiding – Bedoeling van het document
‘Structuurplan Vilvoorde: de stad geherwaardeerd’ biedt een ruimtelijk kader waarbinnen Vilvoorde zijn gewenste toekomstontwikkeling kan realiseren. Dit document ‘Het ontwerp-structuurplan, dossier voor voorlopige goedkeuring in de gemeenteraad’, bevat het informatief gedeelte, het richtinggevend gedeelte en het bindend gedeelte van het structuurplan Vilvoorde. Het document is samengesteld uit een tekstboek en een kaartenboek. Het informatief gedeelte werd herwerkt en aangepast aan de bemerkingen van Arohm en de provincie Vlaams-Brabant, gemaakt tijdens het structureel overleg van december 2001. Tevens werden aanpassingen gemaakt ingevolge de bemerkingen uit de inspraakronde met de gemeenteraad, diverse gemeentelijke adviescommissies en de ruime bevolking. Het richtinggevend gedeelte werd herwerkt in functie van de bemerkingen van Arohm en de provincie Vlaams-Brabant gemaakt op het structureel overleg van december 2001 en op de plenaire vergadering van 09 september 2002. Daarmee werd de afstemming tussen planmateriaal en teksten verduidelijkt. De beleidsopties van de stad blijven in grote lijnen behouden. Voor de open ruimtestructuur werden nieuwe acties ingepland. Naast de visievorming en de ruimtelijke concepten werd tekstueel en cartografisch een voorstel geformuleerd voor de globale gewenste ruimtelijke structuur van de stad Vilvoorde. Tevens werden de opties voor de verschillende deelruimtes voorgesteld. Ook hier gaat nu meer aandacht naar de open ruimtestructuur en naar de afstemming op de beleidsplannen van gewest en provincie. Het bindende gedeelte werd geformuleerd in functie van een haalbaar actieplan dat aan het structuurplan zal worden gekoppeld. Na voorlopige goedkeuring in de gemeenteraad in november 2002 zal het dossier onderworpen worden aan een openbaar onderzoek.
Oktober 2002 D+A Consult
D+A Consult Stad Vilvoorde
1
Ontwerp structuurplan Versie GR1 – oktober 2002
0. Algemene inleiding 0.1
Ruimtelijke planning op gemeentelijk niveau
Het decreet van 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning (B.S. 27/07/1996) en het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (B.S. 08/06/1999, gewijzigd bij de decreten van 28 september 1999, 22 december 1999 en 26 april 2000) bepalen dat de ruimtelijke ordening op drie beleidsniveaus wordt geregeld. Dit heeft tot gevolg dat zowel op het niveau van Vlaanderen, de provincies als de gemeenten een ruimtelijk beleid moet uitgestippeld worden. Dit gebeurt aan de hand van ruimtelijke structuurplannen, uitvoeringplannen en verordeningen. Artikel 31 van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening bepaalt dat elke gemeente een ruimtelijk structuurplan moet opmaken. Dit ruimtelijk structuurplan richt zich naar het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimtelijk structuurplan van de provincie waarbinnen de gemeente ligt. In artikel 18 van het desbetreffende decreet wordt een ruimtelijk structuurplan omschreven als een beleidsdocument dat het kader aangeeft voor de gewenste ruimtelijke structuur. Het geeft een lange termijnvisie op de ontwikkeling van het gebied in kwestie. Het is erop gericht samenhang te brengen in de voorbereiding, de vaststelling en de uitvoering van beslissingen die de ruimtelijke ordening aanbelangen.
0.2
Structuurplanning en structuurplan1
Doordat onze maatschappij wordt gekenmerkt door een toenemende techniciteit en verwevenheid van de verschillende beleidsaspecten, groeit de behoefte om de maatschappelijke problemen tegemoet te treden. Een gestructureerd ruimtelijk beleid moet het inzicht van de mensen, die beslissingen moeten nemen, vergroten. De methodiek die hierbij gehanteerd wordt heet structuurplanning. In navolging van de Vlaamse overheid (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) worden de provinciale en gemeentelijke overheden verzocht na te denken over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van hun grondgebied. Structuurplanning is een dynamisch en continu proces van visie- en beleidsvorming dat ruimtelijke kwaliteit nastreeft en gericht is op de realisatie van de voorstellen. Het planningsproces speelt in op de realiteit (problemen en kansen) van elke dag waardoor op ieder moment in het planproces keuzes moeten gemaakt worden. Dit vereist dat er uitspraken gedaan worden met betrekking tot de ruimte. Planning kan slechts tot realisaties leiden wanneer het ‘gedragen’ wordt door de maatschappij. Hiervoor is samenwerking tussen politici, administratie, planners, ontwerpers en bevolking een belangrijke vereiste. Structuurplanning is een methodiek die concreet vorm krijgt binnen de driesporenplanning (zie figuur 1). Het voornaamste kenmerk van deze aanpak is dat er gelijktijdig op drie sporen wordt gewerkt. Hierdoor kan zowel een lange termijnvisie (structureel werken) ontwikkeld worden als strategisch ingespeeld worden (op korte termijn) op de werkelijkheid. Door een systematische koppeling (inbouwen van confrontatiemomenten) wordt aanmodderen vermeden. Binnen het eerste spoor wordt een lange termijnvisie uitgewerkt voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Vilvoorde. Een lange termijnvisie wordt aanzien als hypothese die voortdurend bijgestuurd moet worden.
1
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Omzendbrief R0 97/02 over het gemeentelijk structuurplanningsproces, blz. 3, B.S. 28/03/1997 D+A Consult 2 Ontwerp structuurplan Stad Vilvoorde Versie GR1 – oktober 2002
Figuur 1:
Schema driesporenplanning
DRIESPORENPLANNING:
1ste spoor
het proces
waarden normen
visievorming lange termijn
problemen 2de spoor
3de spoor
knelpuntenbehandeling op korte termijn dagelijks beleid betrekken bevolking bij plan- en besluitvorming emancipatorisch werken naar kwaliteit
Planning is permanent werken op drie sporen, permanente communicatie, een werkelijkheidsgericht, strategisch project Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap AROHM, Structuurplanning: een handleiding voor gemeenten, Brussel, 1994
Het tweede spoor biedt de mogelijkheid om vandaag in te spelen op specifieke ruimtelijke problemen en kansen. De lange termijnvisie is een basisgegeven voor de dagelijks werking en vormt een kwalitatief en duurzaam kader waarbinnen voorstellen worden afgewogen en effecten naar de toekomst worden onderzocht. Het derde spoor is belangrijk in functie van het emancipatorisch werk en het versterken van de geloofwaardigheid van het beleid en administratie. Het doel van dit spoor is: • de plannen en voorstellen inhoudelijk verbeteren en ze een hogere realiteitswaarde geven omwille van het feit dat ze op die manier worden geïnspireerd en gedragen door de bevolking (creatie van een draagvlak); • een bijdrage leveren tot een meer democratische en open samenleving; • de bevolkingsgroepen sensibiliseren voor ruimtelijke kwaliteit en een verantwoord ruimtelijk beleid; • een ‘contract’ tussen bevolking en overheid tot stand brengen. Het ruimtelijk structuurplan is het product, van het structuurplanningsproces. Het ruimtelijk structuurplan geeft op een bepaald ogenblik voor een bepaalde beleidsperiode en een bepaalde ruimte de ruimtelijke visie weer. Deze visie wordt tevens vertaald in een concept over de gewenste ruimtelijke structuur, de beleidsdoelstellingen en de maatregelen om ze te realiseren.
0.3
Inhoud van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
Volgens artikel 7§4 van het decreet van 1996 beschrijft het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan de bestaande ruimtelijke structuur, de visie op de ruimtelijke ontwikkeling, de gewenste ruimtelijke structuur en de beleidsmaatregelen om die structuur te realiseren.
0.3.1
Subsidiariteitsbeginsel
Het gemeentelijk plan sluit aan bij het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant en richt zich naar de structuurbepalende elementen van lokaal belang. Dit zijn de elementen die vragen om een samenhangend beleid binnen de gemeentegrenzen. De omzendbrief RO 97/02 bepaalt de taakstellingen die aan het gemeentelijk niveau worden toegewezen.
D+A Consult Stad Vilvoorde
3
Ontwerp structuurplan Versie GR1 – oktober 2002
De verdeling van taken aan de verschillende beleidsniveaus steunt op het subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt in dat: • de beleidsmateries worden toegekend aan het geëigende niveau; • ieder niveau het instrumentarium gebruikt dat aangepast is aan het niveau; • permanent overleg nodig is tussen de niveaus vermits de materies in verband staan met elkaar.
0.3.2
Juridische draagwijdte
Het ruimtelijk structuurplan voor de gemeente wordt zowel het beleidskader van het ruimtelijk beleid als het instrument om een actief ruimtelijk beleid te voeren. Het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening bepaalt dat het structuurplan wordt opgebouwd rond drie onderdelen met telkens een verschillende juridische draagwijdte: • een informatief gedeelte met de bestaande structuur en de prognoses; • een richtinggevend gedeelte met de visie, de principes en de gewenste structuur; • een (voor de overheid) bindend gedeelte met de beleidsmaatregelen. De gewenste ruimtelijk structuur is het richtinggevend gedeelte voor de overheid. De gemeenteraad kan hiervan alleen met een gemotiveerde beslissing afwijken. De bindende bepalingen vormen het kader voor de maatregelen waarmee de gemeente de gewenste structuur wenst te realiseren. Het decreet bepaalt dat deze bepalingen bindend zijn voor de gemeente en voor de instellingen op het grondgebied van de gemeente. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan vormt geen basis voor het verlenen of het weigeren van een vergunning. Het heeft aldus geen verordende kracht ten aanzien van de burgers. Met de invoering van het nieuw decreet en mits de aanwezigheid van een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijke structuurplan kan de gemeente overgaan tot het opmaken van een ‘nieuw soort’ van bestemmingsplannen, namelijk de ruimtelijke uitvoeringsplannen (of RUP’s). Deze uitvoeringsplannen hebben in tegenstelling tot de ruimtelijke structuurplannen wel een verordenende kracht.
0.3.3
Gemeentelijke bevoegdheden
De lokale besturen hebben binnen het kader van het gemeentelijk structuurplanningsproces volgende bevoegdheden: • het (desgevallend) formuleren van aandachtspunten bij de structuurbepalende elementen van bovenlokaal en/of gewestelijk niveau op het grondgebied van de gemeente, uitgaande van de eigen visie; • het aanduiden en het ontwikkelen van een visie op structuurbepalende elementen van lokaal of gemeentelijk belang.
0.3.4
Gemeentelijke taakstelling
De gemeente engageert zich om het in het structuurplan vastgelegde ruimtelijk beleid en in het bijzonder de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur uit te voeren. Dit kan onder meer door het vastleggen van taakstellingen rond: • opmaken van gemeentelijke uitvoerende plannen met de inhoudsomschrijving; • opmaken van gemeentelijke verordeningen; • uitwerken en afstemmen van sectorale initiatieven uitgaande van de ruimtelijke opties; • initiatieven voor overleg met andere besturen over specifieke ruimtelijke opties; • actieprogramma’s en stimulansen inzake de ruimtelijke aspecten van het grondbeleid, huisvestingsbeleid, beleid voor gemeenschapsvoorzieningen, landbouwbeleid,…
0.4
Planningsproces
Inhoudelijk is dit tweede tussentijds document het resultaat van een proces dat in januari 1997 aanvang nam met de goedkeuring tot opmaak van een structuurplan voor de stad Vilvoorde. In een eerste fase werd in nauwe samenwerking met de stedelijke diensten de Intentienota (februari 1997) opgemaakt. Dit document schetst het algemeen kader voor de ontwikkeling van het structuurplan zowel op gemeentelijk als bovengemeentelijk niveau. Hierbij werd het Ontwerp Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als basis genomen en aangevuld met de intenties van het D+A Consult Stad Vilvoorde
4
Ontwerp structuurplan Versie GR1 – oktober 2002
gemeentelijk kader van de stad Vilvoorde. De bespreking met College (CBS) en technische dienst (TD) volgde een maand later. In een tweede fase van de Startnota (eind maart 1997) werd aangevat met het nagaan van de juridische toestand en het raadplegen van de bestaande basisdocumenten en studies. Hierna volgde een uitgebreid veldonderzoek die resulteerde in een eerste zicht op de stad Vilvoorde. Na analyse en evaluatie (knelpunten en potenties) werden een aantal doelstellingen geformuleerd vanuit de context van de ruimtelijke ordening. Deze werden vertaald in een aanzet structuurschets. Ook deze nota werd besproken met College en technische dienst (april 1997). Vooraleer naar de derde fase (Thematische analyse) over te gaan werden gesprekken gevoerd met ‘bevoorrechte getuigen’ en werden de ambtelijke werkgroep (AW) en de stuurgroep (SG) samengesteld. De verkennende analyse werd verder uitgediept bij de behandeling van de verschillende thema’s (juli 1997). De thema’s die aan bod kwamen waren: Landschap, natuur en landbouw, Wonen, Economische activiteiten, Stedelijke uitrusting, Recreatie en Verkeer. Dit alles resulteerde in een aantal deelstudies met thematische overzichtskaarten. De bijgevoegde Synthesenota omvatte een weergave van de belangrijkste elementen van de diverse sectoriële problemennota’s en beschreef de relevante randvoorwaarden. Daarbij werd een eerste visie op de gewenste ruimtelijke structuur van de stad geformuleerd. Deze nota werd in september 1997 aan de ambtelijke werkgroep voorgelegd. Vanaf oktober 1997 werd aan de hand van voorgaande studies een Ontwerp gewenste ruimtelijke structuur opgemaakt. In deze vierde fase werden zowel een “gewenste ruimtelijke structuur” voor het hele grondgebied, de deelgebieden als de clusters ontwikkeld. De bespreking van alle gebiedsdelen door de ambtelijke werkgroep is uitgelopen tot maart 1998. Ondertussen werd in januari 1998 het inspraakbureau CIBE aangesteld. Aansluitend op deze fase werd de Globale woon –en huisvestingsnota (maart 1998) uitgewerkt en ter bespreking van de ambtelijke werkgroep (april 1998) voorgelegd. In mei 1998 werd de vijfde fase van het planningsproces ingezet met het indienen van een werkdocument van het Voorontwerp Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Vilvoorde. De bespreking hiervan door de ambtelijke werkgroep en de stuurgroep volgde een maand later, waarna in juli een aantal beleidsbeslissingen werden geformuleerd door het College. Nadien volgde een overleg met AROHM afdeling Ruimtelijke Planning, AROHM afdeling ROHM Vlaams-Brabant en de provincie Vlaams-Brabant om de haalbaarheid van het structuurplan te onderzoeken alvorens naar de bevolking te stappen. Dit proces werd hernomen in maart 1999 met een nieuw structureel overleg op 25 mei 1999. Rekening houdende met de opmerkingen en aanbevelingen van AROHM werd een nieuw voorontwerp opgemaakt. Dit document werd in het najaar van 2001 voorgelegd aan de gemeenteraad, de diverse gemeentelijke adviesraden en de ruime bevolking. Tevens werd op 14 december 2001 een structureel overleg gehouden met Arohm en de provincie Vlaams-Brabant. Het voorontwerp werd bijgestuurd en werd op 09 september 2002 aan de plenaire vergadering voorgelegd. Het dossier wordt tevens in de gecoro besproken en vervolgens voor voorlopige goedkeuring in november aan de gemeenteraad voorgelegd. Daarmee zal dan ook de officiële goedkeuringsprocedure van het ontwerp-structuurplan starten.
D+A Consult Stad Vilvoorde
5
Ontwerp structuurplan Versie GR1 – oktober 2002