Bijlage 1 - Technisch Reglement SVAR 2015
(Sport)
1. Bol-Pijl a. Het bol-pijl systeem wordt sinds jaar en dag gebruikt in rally’s. Het is de bedoeling dat u aangekomen op de wegsituatie die hoort bij de afstand (vet aangegeven in km en cursief in mijlen) de langste route rijdt van de bol naar de pijl. Daarbij geldt dat de wegen van een bol-pijlsituatie slechts eenmaal bereden mogen worden. b. Verharde wegen zijn in de bol-pijlsituaties aangegeven als ononderbroken lijnen, onverharde wegen als onderbroken lijnen (stippellijnen). c. De situaties zijn niet op schaal getekend en gestileerd weergegeven (wat wil zeggen dat het schuin of bochtig lopen van wegen niet exact zo getekend hoeft te zijn). d. In de schetsjes kunnen verkeerslichten, verkeersborden, bruggen, viaducten e.d. zijn aangegeven, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. e. Eigen wegen en inritten naar huizen, bedrijven, boerderijen en weilanden, zichtbaar doodlopende wegen, wegen die verboden zijn in te rijden en wegen die zijn voorzien van een verkeersbord aanduidende doodlopende weg mogen niet worden bereden. f. In de situatieschetsen zijn alle wegen die op de situatie uitkomen getekend. Wegen die niet bereden mogen worden hoeven niet in de schets te zijn opgenomen. Is dat – ter oriëntatie – toch het geval, dan is zo’n weg in de situatieschets voorzien van een blokkeringssymbool (blokje). g. Zolang u een bol-pijlopdracht nog niet kunt uitvoeren volgt u de doorgaande weg.
Voorbeeld bol-pijl:
nr
1 2 3
tussenafstand KM / miles
totaalafstand KM / miles
0,0
0,0
0,0
0,0
0,2
0,2
0,1
0,1
0,7
0,9
Situatie
Informatie Verlaat het parkeerterrein ter hoogte van de uitgang met de verkeersborden en ga (gedwongen) rechtsaf TIP: zet hier de (dag)teller op 0!
rechtdoor de Stellingweg in
richting Amsterdam 0,4
0,5
U gaat vanaf de parkeerplaats gedwongen rechts (en zet de (dag)teller op 0!). Opdracht 2 voert u uit door na 200 meter (de afstanden zijn uitgedrukt in km, vandaar 0,2) bij verkeerslichten een viersprong over te steken (en rijdt daardoor de Stellingweg in). Weer 700 meter verder (in totaal dus na 900 meter) gaat u op de viersprong/voorrangskruising naar rechts (dat is een langere route dan de route over de onverharde weg binnendoor) in de richting van Amsterdam. NB: De kilometerteller van de uitzetter is vast niet precies gelijk geijkt met die van u. Dus niet teveel aandacht schenken aan de totaalafstand. De tussenafstand is belangrijker!
Bijlage 1 - Technisch Reglement SVAR 2015
(Sport)
2. Kaartlezen Algemeen a. Bij de routeconstructie mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van wegen die voorkomen op het door de organisatie verstrekte kaartmateriaal (kaartwegen). b. Kaarttekens en kaartteksten onderbreken een kaartweg niet. Uitzondering daarop is het kaartteken wegafsluiting, dat de betreffende weg dus wél afsluit. Door de organisatie op de kaart aangebrachte gegevens (tekstvakken, pijlnummers, etc.) onderbreken een weg wel. c. (Doorgetrokken) bermlijnen onderbreken de aansluiting tussen kaartwegen. Bermlijnen zijn de lijnen die de buitenste begrenzing van een kaartweg aangeven. Lijnen die de verdeling in rijbanen aangeven, worden als bermlijnen beschouwd. d. Wanneer uit kaarttekens blijkt dat twee wegen elkaar op ongelijk niveau kruisen, dan worden die wegen geacht doorlopend te zijn zonder aansluiting op elkaar te hebben. e. Het weggedeelte waarlangs een TC staat opgesteld mag slechts eenmaal in de route opgenomen worden. f. Indien men de keuze heeft uit twee evenlange routes, dan dient de route linksom (dat is tegen de draairichting van de wijzers van de klok in) gereden te worden. Van op de kaart als zodanig herkenbare (mini)rotondes dient bij de routeconstructie aangenomen te worden dat deze alléén linksom gereden mogen worden. g. In de route mogen niet opgenomen worden: 1. fietspaden, op de kaart aangegeven met de tekst fietspad (of rijwielpad) en/of middels een fietssymbool 2. voetbruggen, op de kaart aangegeven met het voetbrugsymbool 3. pontveren, voetpaden en kaartwegen in ontwerp of aanleg (kenbaar aan gestippelde bermlijnen) 4. weggedeelten voorzien van een blokkeringsstip of -kruis. h. Als een situatie op de kaart is voorzien van een zwarte cirkel of ellips, dan dient te worden aangenomen, dat de werkelijke situatie exact met de kaartsituatie overeenkomt. Binnen zo’n cirkel zijn geen routecontroles geplaatst. Voor rotondes die niet op de kaart voorkomen geldt altijd (dus ook als er geen cirkel om de situatie staat) dat de werkelijke situatie geacht wordt overeen te komen met de kaartsituatie. i. Wegen die afgesloten zijn door bijvoorbeeld een hek of slagboom en wegen waarin een verkeersbord is geplaatst aanduidende inrijverbod voor personenauto's, een bordje Wandelgebied, een met de punt naar beneden wijzende routepijl, een bord Verboden Toegang, Verboden Toegang voor Onbevoegden dan wel een bord met een aanduiding van gelijke strekking, mogen niet worden bereden. j. Een deelnemer is geen ‘bestemmingsverkeer' of 'vergunninghouder'. k. Wegen waarbij aan het begin een verkeersbord aanduidende doodlopende weg staat mogen worden ingereden als de situatie op kaart daartoe aanleiding geeft. l. Keren op de route is niet toegestaan, tenzij daartoe opdracht wordt gegeven (bijv. bij een bemande routecontrole). m. Bij onvoorziene wegafsluitingen (bijv. bij een ongeval) dient u via een vrije route de voorgenomen route zo kort mogelijk na de onderbreking te hervatten. In zo’n situatie zijn alle wegen vrij om te rijden en is keren toegestaan. Tijdens het rijden van deze route dient u routecontroles die u passeert te negeren (dus niet noteren).
Bijlage 1 - Technisch Reglement SVAR 2015
(Sport)
3. Herconstructie Als een kaartweg overgaat in een niet-kaartweg (en er zijn op dat punt geen andere kaartwegen), dan dient u deze weg te volgen tot u een kaartweg bereikt. Vanaf dat punt gelden onderstaande herconstructieregels. Die regels zijn ook van toepassing als de route tijdens het rijden onderbroken wordt doordat een weg die men wil inrijden niet kan of mag worden ingereden. a. Construeer en rijd een zodanige omweg dat zo min mogelijk wordt gemist van de voorgenomen route. b. Ten aanzien van de in een omweg op te nemen kaartwegen gelden dezelfde bepalingen/beperkingen als voor de routeconstructie gelden. c. Met inachtneming van het vorenstaande dient de omweg zo kort mogelijk te zijn. d. U dient het niet kunnen of mogen berijden van wegen te onthouden totdat de voorgenomen route is hervat.
Voorbeeld herconstructie:
a
Bij a blijkt u niet linksaf te kunnen (bijv. doordat de brug er niet meer is) of mogen (bijv. door een bord fietspad). Voorgenomen route oppakken bij b via a, c, d, e en b.
c d e b
4. Punten vrije route a. Van het begin tot het eind van het routegedeelte waarvoor dit systeem geldt is op de kaart een aantal genummerde punten ingetekend. De in de rijopdracht (zie routeboek) genoemde punten dienen in nummervolgorde in de route te worden opgenomen. b. De route naar een punt of TC is vrij. Art. 2 en 3 van Bijlage 1 zijn niet van toepassing bij dit kaartleessysteem, dus er mag bijv. gebruik gemaakt worden van niet op de kaart staande wegen en er mag gekeerd worden. Voor het bepalen van de lengte van het traject is uitgegaan van de kortste route tussen de punten. c. Een punt is herkenbaar aan een genummerde cirkel met daarin een punt. Het te berijden punt is het punt in de cirkel, de cirkel is uitsluitend bedoeld om het punt eenvoudig te kunnen vinden op de kaart. d. Op de punten kan (maar hoeft dus niet) op een met de auto bereikbare plaats een routecontrole staan. In dit traject staan géén foutcontroles opgesteld (kortom: vindt u een controle, dan is-ie goed ook).
Voorbeeld Punten vrije route:
Neem de punten 1, 2 en 3 in die volgorde in de route op.
2 3
1
Let op: punt 3 staat op een verbindingsweggetje tussen de gele en de oranje weg!
Bijlage 1 - Technisch Reglement SVAR 2015
(Sport)
5. Grensbenadering a. Over kaartwegen dient een aaneengesloten route geconstrueerd en gereden te worden, waarbij de op de kaart aangegeven grenslijn in de in de rijopdracht aangegeven richting (zie routeboek) zo dicht mogelijk benaderd dient te worden zonder deze te kruisen. b. “Licht is rijden”, wat betekent dat indien tenminste één bermlijn van de kaartweg de grenslijn niet raakt, deze kaartweg gebruikt mag worden. c. Het benaderen van de grenslijn dient zodanig te geschieden dat in volgorde van belangrijkheid: 1. het oppervlak tussen de grenslijn en de te rijden route zo klein mogelijk is; 2. de route zo kort mogelijk is. d. Alle kaartwegen mogen meerdere malen en in beide richtingen in de route opgenomen worden. e. Met inachtname van het bovenstaande ontstaat de voorgenomen route.
Voorbeeld Grensbenadering:
c b d
a
Benader de blauwe grenslijn zo dicht mogelijk en houdt de lijn links van u. Bij a lusje rijden, bij b niet linksaf want de kaartweg links is onderbroken en bij c wel weer linksaf. Niet door de grenslijn heenrijden en bij d links de parallelweg op.
6. Pijlen kortste route, Punten op één na kortste route a. Van het begin tot het eind van het routegedeelte waarvoor dit systeem geldt is op de kaart een aantal genummerde pijlen en punten ingetekend. De in de rijopdracht (zie routeboek) genoemde pijlen en punten dienen in nummervolgorde in de route te worden opgenomen. Zo ontstaat de voorgenomen route. b. Op weg naar een pijl of TC dient steeds de kortste route te worden gekozen. c. Op weg naar een punt dient steeds de op één na kortste route te worden gekozen. d. De pijlen dienen – als ze aan de beurt zijn – in hun geheel in de richting van het pijlteken in de route te worden opgenomen en moeten zo nauwkeurig mogelijk worden bereden. Kleine ‘uitwasjes’ aan de pijlen worden geacht op de juiste plaats te liggen en overeenkomstig de berijdbare situatie ter plaatse te zijn getekend. Let op: het pijlteken hoeft niet altijd aan het einde van de pijl te staan en kan ook een ‘half pijlteken’ zijn (om te voorkomen dat het andere weggedeelten bedekt). Onder de pijl wordt het gehele lijnstuk voorzien van het (halve) pijlteken verstaan. e. Een punt is herkenbaar aan een genummerde cirkel met daarin een punt. Het te berijden punt is het punt in de cirkel, de cirkel is uitsluitend bedoeld om het punt eenvoudig te kunnen vinden op de kaart. f. Onder elke pijl/punt wordt geacht een weg te liggen. Het is toegestaan om weggedeelten met een pijl/punt erop in de routeconstructie op te nemen als de pijl/punt niet ‘aan de beurt is’. Daarbij mogen de pijlen geraakt, gekruist, zijdelings opgereden en zijdelings verlaten worden, maar nimmer in tegengestelde richting in de route opgenomen worden. g. De nummeraanduiding van een pijl/punt kan voorzien zijn van een klassenaanduiding, bijv. 3S (pijl/punt 3 voor de Sportklasse) of 3T (pijl/punt 3 voor de Tourklasse). Een pijl/punt die niet bedoeld is voor de klasse waarin u uitkomt is geen onderdeel van de rijopdracht, maar mag wel bereden worden.
Bijlage 1 - Technisch Reglement SVAR 2015
(Sport)
h. Wegen/weggedeelten mogen meerdere malen in de route opgenomen worden, maar slechts in één richting. Hebt u een weg/weggedeelte al in een bepaalde richting gereden, dan mag die daarna alleen nog in dezelfde richting bereden worden.
Voorbeeld Pijlen kortste route, Punten op één na kortste route:
3S 3T
b
c
2
a
1
d
Rijd pijl 1, vervolgens via a naar punt 2 (op één na kortste route), via b naar pijl 3S (kortste route) en via c, punt 3T en d naar pijl 4 (kortste route).
4 7. Ingetekende Lijn met barricades (BARIL) a. De op de kaart ingetekende lijn (IL) dient in de aangegeven richting (pijltjes naast de lijn) van begin tot eind zo nauwkeurig mogelijk te worden bereden. b. Onder elk deel van de IL wordt geacht een weg te liggen. c. Kleine ‘uitwasjes’ aan de IL worden geacht op de juiste plaats te liggen en overeenkomstig de berijdbare situatie ter plaatse te zijn getekend. d. In de IL kunnen zogenaamde barricades (genummerde streepjes haaks op de IL) zijn aangebracht. In zo’n geval dient u een nevenroute te construeren waarbij de IL op de laatst mogelijke samenkomst van kaartwegen vóór de barricade wordt verlaten en op de eerst mogelijke samenkomst van kaartwegen ná de barricade weer in voorwaartse richting wordt voortgezet. In volgorde van belangrijkheid geldt dat: 1. de IL in de nevenroute mag worden opgenomen, maar nooit in tegengestelde richting 2. de nevenroute zo kort mogelijk dient te zijn. e. Niet door de IL bedekte wegen/weggedeelten mogen zo nodig meerdere malen worden bereden, maar slechts in één richting. Hebt u een weg/weggedeelte al in een bepaalde richting gereden, dan mag die daarna alleen nog in dezelfde richting bereden worden. f. Het samenstel van IL en nevenroutes vormt de voorgenomen route.
Voorbeeld BARIL:
c f
d e 3
b 2
a 1
Barricade 1 ontwijken via a. Barricade 2 ontwijken via b. Barricade 3 ontwijken via d-e-c-d-f.