Bij den uitgever dezes verscheen mede:
TRINETTE S C H E T S DOOR
HERM. H E I J E R M A N S J\ Prijs ing. ƒ 2 .5 0 ; in prachtband ƒ 2.90,
DORA KREMER D R A M A IN V IE R BEDRIJVEN
DOOR
HERM. H E I J E R M A N S JR. Prijs 90 cents.
OORDEEL DER PERS. De N e d e r l a n d s c h e
Spectator
van 28
October zegt .» T r in e tt e ” , » sc h e ts” d o o r H to t z o e n o ffe r s tr e k k e n E en
b ravo !
k o m t den
erm .
H
e ij e r m a n s Jr
vo o r b e le e d ig d e
., k a n
k u n st.
s c h r ijv e r to e !
Zijne »Trinette” is een dorpsmeisje, een Brabantsche kant werkster, door toeval, noodlot en beschikking het 5pad ” opge duwd, dat heenvoert naar de »officieele menschenkeuring.” In haar jeugd meest aan zichzelve overgelaten, rondboemelend om haar dorpje, ter sluiks bedelend om snoepgoed te koopen; tot vrouw zekeren
»Frans”
aangewassen vol vreeze en beving voor
en toch tot hem
aangetrokken door zijn
sterkte en kracht. V a n hun stil dorpje trekken beiden naar Brussel, het voor hen zoo volheerlijke Brussel, om er den kost te verdienen: zij, als kinderjuffrouw, hij als »athleet” in een kermistent. Spoedig gaan beiden samenwonen. H ij, ruw en w reed; zij, zacht en bang.
H ij, een s o u s t e n e u r , zij, het geld verdie
nend door liedjes te zingen met een reeds »vermoeid geluidje” in een gemeene kroeg. H ij, opgroeiend voor de g a lg; zij, s ’tk in d van haar vader” , een oude doordraaier. T o t vriendin een gewezen dorpsgenoot,
thans kellnerin, die vreeselijk bleek z i e t . . . .
Trinette, zoo
jon g nog, ook reeds bevreesd voor het E i n d e . kom t daarvan het begin.
E n spoedig
Frans besteelt en verlaat haar, en
zij, de gevallene, alleen in Brussel, zonder thuis, valt dieper naatm ate bloei en frischheid afnemen. Eene o u d e geschiedenis, m aar n i e u w door de wijze van voorstellen en bewerking.
Eenvoudige m aar krachtige pen
seelstreken, Trinette het model herlevend door een bekwam e hand, tenzij auteur de s s t o f ’ in haar openbaringen en gevol gen niet schuwend, zonder meegesleept te worden door moge lijke brutaliteiten.
D e kracht ingehouden, de lijnen verzacht,
de kleuren getemperd. A lle personen binnen het kader der novelle kort, krachtig en voldoende getypeerd.
Meerder objectiviteit verkregen door
de omgeving te schetsen, den lezer minder bekend, en haar te verplaatsen buiten het grondgebied van dorp, stad en land. G e e n s y m b o l i s m e , m a a r een s c h i l d e r i j t j e in h e t genre
der
oud-Hollandsche
volksleven maar
een
van
nabij
Herm.
schilderkunst.
gezien.
Heijermans.
Geen
Jan
Het Steen
Een n o v e lle uit
het st a a l der w a ar h eid gesm ee d en „ A a n F r e d e r i k van
Eeden
W ie En
g e w i j d. ”
zoo
schrijft
dat resultaat
eenvoud
en
sleutelzet
kan
weer
natuur,
van
het
zeggen: alleen
die
„ik
ben
verkregen
e r .” door
z o o m o e i l i j k te v i n d e n
probleem
der
kunst. W
olfgang.
De „ M e r c u r e de F r a n c e ” , Octobre ’93 zegt: „ T r i n e t t e , par H
erm .
H
e ije r m a n s
Jr . ( A m s t e r d a m ,
H. J. W.
Becht).
—
Histoire d ’une jeune cam pagnarde,
laquelle, maltraitée par sa mère, quitte la maison et arrive, graduellement, à la plus triste des prostitutions. A
travers ce livre vibre une pitié si violente, une si profonde
com m isération, que la banalité de l ’intrigue en est oubliée. E t ce n'est pas une commisération resignée, une pitié larmoyeuse et veule que l ’auteur a mise dans ces pages. D es «ris de révolte, voire même de haine, contre une organisation sociale mauvaise, y sont clam és. Puis, audace méritoire en pays calviniste, M.
Heijermans
a mis dans le cœur de ses
douloureuses putains la solidarité des misérables et la divine bonté.
Elzeviers
A
lexandre
C oh en.
M a a n d s c h r i f t , Nov. ’93 zegt:
Een nieuwe kunstarbeid van den heer Herm . H
e ije r m a n s
J r.
vestigt de aandacht nogm aals op dezen jongen auteur. A ller eerst moet- erkend worden, dat hij werkelijk litterair talent bezit — dat hij het vermogen heeft goed te zien, scherp w aar te nemen, en daarbij genoeg beeldende kracht om alles helder voor te stellen. Hij behoort tot de naturalistische school — hij
denkt logisch, hij is niet geaffecteerd, hij weet, w at hij
w il, hij gaat recht op zijn doel af. H oe goed hij het verstaat een figuurtje te teekenen, bewijst hij, als hij van zijne heldin zegt : »Groole bruine oogen schitterden levendig, met een onge durig kijken, kwamen sterk uit in het matte, door enkele zomersproeten ontsierde teint van ’t ovale gezichtje.
D e neus
wipte even, pittig, schalksch, de mond was klein, bezet met egale witte tandjes. Zooals
ze gestaan had
tegenover den
pastoor met die hooge kleur van angst o f verlegenheid, was
ze mooi te noemen.
Slank was ze, met gevulde, gracieuse
vormen, frisch uitkomende in
’t helder paarse jak je en het
rokje, dat haar over de knieën reikte. Kousen en schoenen had ze uitgetrokken, om ze als een toetje van zw art en bruin onder den
arm
te dragen. D e bestofte voetjes waren klein,
goed gevormd, blan k.” E r zijn herhaaldelijk bewijzen van dit l a n g
niet alle-
d a a g s c h t a l e n t in den loop van het verhaal. De artistieke aanleg is volkomen gezond, misschien is het de vraag o f die aan leg door studie en nadenken niet rijker ontwikkeld kan worden.
Het R o t t e r d a m s c h 21 October 1893 zegt: »Trinette”
heb
ik
gekocht,
Zondagsblad
gelezen
van
en een behoorlijke
plaats in mijne boekerij toegekend. »Trinette” , door Herm an Heijerm ans Jr., een oude kennis van mij, in wien ik steeds veel belang heb gesteld.
Daarbij
kom t —
vergeet niet, o
le z e r ! de ijdelheid die elke menschenziel aankleeft, dat, toen Heijerm ans een jongeling was, hij een tijd, een vol jaar, onder mijne leiding de geschiedenis der letterkunde bestudeerd heeft. A ls je dan later zoo’n jongen flink te voorschijn ziet tre den, telkens een stap vooruitkomend, dan streelt je d a t; w ant ondanks alle nederigheid, voel je toch, niet w aar, dat het wel een beetje k o m t . . . . d o o r d a t ... enfin, u begrijpt me wel. Is het een schets, een novelle, een rom an ? Noem het zooals ge verkiest, het doet er weinig toe.
V o o r mij is het —
ik verlang u heusch niets te doceeren — een zeer goed ge lukte reeks schetsen, croquis en afgewerkte schilderijen, om u tal van dingen mede te deelen over menschen die vlak b ij
ons wonen, schaars vreugde
smaken, veel lijden, onzinnig
leven, die gewone stervelingen blijven, zuiver naar de natuur geteekend zijn, en Daarbij
u steeds handelend worden voorgesteld.
schoone, frissche landschappen, gezichtspunten, door
de zon heerlijk beschenen en tintelend van warmte, leven en vroolijkheid, o f somber, naargeestig, loomwerkend onder den plasregen, die
alles bemoddert, grijs, grauw m aakt, de din
gen en de menschen.
En dan Brussel, eerst in feestelijk ge
w aad voor u opdoemend, als de stad van de pret, de opge wektheid, de jool, en dat met een gloed, een warmte, met kleuren en schakeeringen, die u zouden doen denken dat de schrijver alleen vroolijke tafereelen daar gezien heeft. psychologische beschouwingen
W ant
houdt hij er zeer weinig op
n a;
in de eerste helft van het boek treedt de schrijver nooit
op,
en vóór bladzijde 188 heeft hij u nog niet gezegd, hoe
zijn
zieleleven
is bij het aanschouwen van dat alles.
Later
kom t de weemoed, en al bedwingt Heijerm ans zich, toch spreekt duidelijk zijn kunsten aarswee zich uit. En de m ilieu? Ja, veel m o o i s , pleegt te zeggen, is er niet.
veel l i e f s , gelijk men
’t Zijn menschen uit de lage
volksklasse, die hun leven op hun eigen m anier leven. Zij hebben geen fijne pakken aan, dragen geen handschoe nen, zijn natuurkinderen, hebben ruwe vormen. Zij zijn volstrekt niet gemeener dan anderen, m aar weinig ontwikkeld, dus zw ak voor den natuurdrang. L ater, als wij ons te midden der Bruselsche verrotting be vinden eigen —
—
een verrotting aan krijgt
alle menschen-agglomeratie
men, dat spreekt, het gewone mengelmoes,,
het nachtvlindergefladder der groote steden. Heijerm ans heeft veel gelezen, heel veel! 5t Is een knappe
k o p ; alles ziet hij goed, met de eigenaardige kleuren, scha duwen en lichtpunten. D eze laatste wel w at weinig, m aar d at is zoo natuurlijk. jon g
schrijver,
geworden, kan
De richting is nu eenmaal zoo, en als
zoolang
men nog niet volkom en zichzelf is
men, den realisti^chen kant uitgaande, aan
den invloed van Zola en de G oncourt’s niet ontsnappen,
als
jon g Hollander niet aan dien van Couperus’ en van Eeden’s stijl. En vaak is
de stijl ver boven hel gewone.
D e fameuse
wendingen met het tegenwoordig deelwoord zijn gelukkig niet overvloedig gebruikt.
Zoo de plaatsruimte het toeliet, zou ik
gaarne aanhalingen
doen, m aar ik kan met een enkele aan
duiding volstaan. H eel goed!
Zie hoofdstuk vijf, het begin, de regen.
mooi, zeer mooi zelfs, die beschrijving van dat
vallend water, uit de lucht, langs de boomstammen, dan rol lend over den grond, en het geruisch in het gebladerte. M aar gij vindt er ook leelijke zinnen.
Niet veel, gelukkig, m aar ze
zijn er, en dat moest niet. Geen
meesterstuk, neen!
M aar een zeer goed gelukte uit
eenzetting van een vaak voorkom enden levensloop, met eene kleur, een eigenaardig zien
der dingen, dat zijn uitwerking
niet mist. D ie
menschen walgen u niet, w ant gij kent ze, gij ziet ze
dagelijks, ge zoudt zoo gaarne die stakkerds helpen, redden uit het vuil waarin
zij verzeild zijn, niet door hun slechte
natuur m aar door de fataliteit der omstandigheden en der maatschappelijke euvelen. En ge voelt dat het vreeselijk is, dat het toch anders moest en toch anders kon, e n
dat wij allen, de ontwikkelden,
gedeeltelijk schuld dragen dat het zoo geworden is. H et leven
kon
zoo schoon zijn, niet voor allen, dat geloof ik ook niet,
m aar toch voor velen meer dan nu het geval is. N a een J o d e n s t r e e k
en D o r a
Krem er—
dat hier
ter stede, ’t zij aangestipt, zeer ten onrechte werd uitgefloten, want w at zouden wij anders aan het uitfluiten moeten ! — , is »Trinette” een flinke stap vooruit.
D
nam ra.
Het V a d e r l a n d van 14 October zegt: D e geschiedenis van een dorpskind, dat te Brussel kom t en op den verkeerden weg raakt, knap verteld en met groote oprechtheid, zonder een streven naar mooi doen, zonder con ventie. In
H
a rtis t; hij
zal ook nog naar zuiverder H ollandsch moeten
e ije r m a n s
wint de photograaf het nog van den
streven. V oor het overige schrijft H
e ij e r m a n s
veel gewoner
H ollandsch dan de meeste onzer jo n geren ; hij is er ons daar niet minder om, integendeel.
T en slotte nog di t : T r i n e t t e
is g e e n l e c t u u r v o o r j o n g e m e i s j e s , m a a r d a a r o m vo ls tr e k t n ie t een o n zed elijk b oek , Een passie,
of A
evenm in als
M u m m e r ’ s Wife.
Het H a n d e l s b l a d van 20 Sept. 1893 zegt: De
schrijver heeft een aardigen k ijk op de dingen.
Hij
teekent met enkele lijnen, doch ze staan op haar plaats en stellen hetgeen weergegeven wordt, den lezer helder voor den geest. D e b e s c h r i j v i n g v a n h e t B r u s s e l s c h a v o n d f e e s t is l e v e n d i g en t r e f f e n d . de
groote
verbazing
een r ij k e lu i’ s w o n in g van
een
der
weigeren!”
schotels
van ziet,
Aardig
een
gedacht
bedelares
hoe
te n e m e n .
iemand
die
is in
weigert
„Verbeeld
je:
Het H a a g s c h e D a g b l a d van 29 Oct. zegt: De dat,
zedelijke
val,
steeds
dieper,
van
een
jon g meisje,
’t dient gezegd, onder ongunstige omstandigheden op
groeide — al ontbrak ook op haar weg de goede engel niet geheel, waardoor haar schuld des te grooter werd — wordt ons door den schrijver vaak met aangrijpend talent geteekend. De
heer
H
eyerm ans
bezit
onm iskenbaar
groote
g a v e n ; w ij h o p e n , d a t hij ze n o g e e n m a a l to t h e t sc h ild e re n v a n a n d e r e to e s ta n d e n e n ta fe re e le n u it h e t le v e n z a l a a n w e n d e n .
T och bestaat er nu reeds een groot verschil te zijnen voordeele tusschen dezen realist en anderen.
Hij geeft het ont-
aardingsproces eener vrouwenziel te aanschouwen
op zulk
een wijze, dat ze ’t jeugdig hart niet zal winnen voor het leven
der zonde.
w ij: de heer H
Lof, wien lo f toekomt, en daarom zeggen
eyermans
is een realist, dat is w aar, doch
blijkbaar gruwt hij-zelf van hetgeen hij teekent. Volwassenen durven wij de lezing van T r i n e t t e
gerust
aanraden. A a n d u i z e n d e n l e z e r s z a l het o v e r i g e n s T r i n e t t e niet
ontbreken.
onzen
Het boek
valt
in den ge e s t v a n
t ij d.
De A r n h e m s c h e
Courant
van
20 Sep
tember 1893 zegt: D e geschiedenis van Trinette is de geschiedenis van eene uit zoovelen.
Een arm meisje van Rochefort, dat te Brussel
haar ondergang vin d t; ziedaar het gegeven. Meer is het niet, m aar voor den voelenden kunstenaar was het veel.
Trinette
was voor hem een vrouwenkarakter, dat hij ontleedde en een
vrouwenleven, dat hij schilderde.
D e hoofdpersoon heeft den
schrijver door het geheele boek heen veel belang ingeboezemd, zonder dat hij met uitzondering van op de laatste bladzijde, sym phathie voor haar gevoelt. H ij gaat haar na in haar roes en teekent steeds aan, en als hij haar loslaat, dan is het beeld gereed en geen trekje ontbreekt.
H et is ook den lezer niet
m ogelijk het boek halverwege uit de hand te leggen : men moet lezen, steeds m aar voort. Niet om dat de geschiedenis zoo boeiend is, het verhaaltje, dat heeft de schrijver zelf niet gew ild. H oe het afloopt kan men na het lezen der eerste vijftig bladzijden wel ten naastenbij raden. M aar Heyerm ans weet den lezer te doen zien door zijn woorden, een tooneel wordt door hem vaak in een korte dialoog zoo duidelijk weergegeven, dat men het meent bij te wonen. Met talent zijn de landelijke om geving in Rochefort, de woelige straten in Brussel geteekend, een worstelstrijd in een kermistent, de Rue des Bouchers met haar kroegen en café-chantants en zooveel andere plaat sen, w aar Trinette zich beweegt. tot
de
jongeren,
maar
zullen
van
meisjes
deze
schets
behoort
zijn t a a l is n e r g e n s
d u id elijk of o n ve rstaa n b a ar; lezen — jonge
Heijermans
on
ieder kan het b oek
u i t g e z o n d e r d — en v e l e n genieten.
De I n d i s c h e M e r c u u r van 4 Nov. zegt: Eene
meesterlijke
schets der gewaarwordingen van een
dorpsmeisje uit de omstreken van Brussel, dat onbewust ver langend is naar de genoegens der groote stad. Zij kom t daar spoedig in betrekking en gaat weldra onder in den maalstroom van het haar vreemde leven. H et is als eene reeks tableaux-
vivants, die voor ons oog voorbijtrekt, zoo meesterlijk zijn de beschrijvingen
en ontledingen.
Enkele tafereelen blijven
den lezer nog lang b i j ; zoo bijv. de tocht naar Brussel ter gelegenheid der nationale feesten; het tooneel in het caféchantant, het doodsbed van V ictorine enz. Leesgezelschappen zullen wel doen, zich dit boek aan te schaffen.