Bibliotheekvernieuwing in Nederland Ervaringen en visies van provincies, gemeenten en bibliotheken
Inhoudsopgave
1.
Inleiding 1
1.1.
Monitor Bibliotheekvernieuwing: deelonderzoek
1
1.2.
Probleemstelling
2
1.3.
Onderzoeksopzet
3
1.4.
Leeswijzer
6
2.
Bibliotheekvernieuwing in Nederland: visies en ervaringen van de provincies
2.1
7
Deel 1: Twaalf provincies: hoofdlijnen - overeenkomsten - verschillen
9
2.1.1
Inleiding
9
2.1.2
De vorming van basisbibliotheken
10
2.1.3
De vorming van netwerken
11
2.1.4
De omvorming van de provinciale ondersteuning
13
2.1.5
Inhoudelijke vernieuwing
15
2.1.6
Partijen als partners
17
2.1.7
Bibliotheekvernieuwing in modaliteiten
22
2.1.8
Conclusie
27
2.2
Deel 2: Twaalf provincies in beeld
29
2.2.1.
Drenthe
29
2.2.2.
Flevoland
33
2.2.3.
Fryslân
36
2.2.4.
Gelderland
39
2.2.5.
Groningen
42
2.2.6.
Limburg
45
2.2.7.
Noord-Brabant
48
I
2.2.8.
Noord-Holland
51
2.2.9.
Overijssel
54
2.2.10. Utrecht
58
2.2.11. Zeeland
62
2.2.12. Zuid-Holland
65
3.
B ib liot he e k v e r n ie uw in g in N e de r la nd: v is ie s e n e rv a r inge n v a n de ge me e nt e n e n bibl iot he k e n
69
3.1.
Deel 1: gemeenten en bibliotheken
71
3.1.1.
Inleiding
71
3.1.2.
De situatie van het bibliotheekwerk begin 2001
75
3.1.3.
De vorming van basisbibliotheken
77
3.1.4.
Inhoudelijke vernieuwing
81
3.1.5.
De bibliotheek als opdrachtgever en als instrument voor integraal beleid
83
3.1.6.
De vorming van netwerken
85
3.1.7
De rolinvulling door de provincie
86
3.1.8.
Externe ondersteuning
88
3.1.9.
Praktijkvoorbeelden van bibliotheekvernieuwing in de regio
89
3.1.10. Succesfactoren en kansen vs. faalfactoren en risico’s
90
3.1.11. Aanvullingen vanuit de bibliotheken
91
3.2.
Deel 2: gemeenten en bibliotheken in beeld
95
3.2.1.
Gemeentelijke profielen bibliotheekvernieuwing in 30- gemeenten
95
3.2.2.
Gemeentelijke profielen bibliotheekvernieuwing in 30+ gemeenten
105
Woord van dank
II
114
Hoofdstuk 1 Inleiding
In 2001 is in de openbare bibliotheeksector een begin gemaakt met een omvangrijke en intensieve operatie, gericht op een grondige herziening van het stelsel en van de dienstverlening van de openbare bibliotheken. Bibliotheekvernieuwing is noodzakelijk om de bestaande bibliotheken in staat te stellen hun functie en opdracht te blijven vervullen, in een samenleving die sterk aan verandering onderhevig is. De lijnen voor de toekomst zijn uitgezet in de rapporten: ‘Open poort tot kennis’, rapport van de stuurgroep Meijer (april 2000); en het ‘Koepelconvenant’ (2001) met de ‘Aanvulling Koepelconvenant’ (2004). Bibliotheekvernieuwing is een veelzijdig proces waarbij vele partijen betrokken zijn, elk met eigen rollen, posities en verantwoordelijkheden. In hoofdlijnen dient de vernieuwing langs twee ‘sporen’ te verlopen. Het eerste spoor heeft betrekking op de inhoudelijke vernieuwing. Deze is erop gericht de dienstverlening van de bibliotheek over alle kernfuncties (cultureel, informatief, educatief en maatschappelijk) te verbeteren; aan deze traditionele functies is de ICT-component nog toe te voegen. Spoor 2 betreft de stelselvernieuwing. Het is gericht op de vorming van basisbibliotheken en van provinciale netwerken; op de garantie van kwaliteit; op versterking van de HRM-factor; en op de herpositionering van de provinciale ondersteuningsstructuur van het bibliotheekwezen. De taakverdeling tussen de verschillende partijen die bij het proces van bibliotheekvernieuwing betrokken zijn, is uitgebreid omschreven in de nota ‘De basisbibliotheek’ (2002), opgesteld in opdracht van het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing. 1.1 . Moni t or B i bliot h eekver nieuwi ng: de e londe rz oek Het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing gaf in maart 2005 aan IVA Beleidsonderzoek en Advies opdracht tot het uitvoeren van een deelonderzoek in het kader van de Monitor Bibliotheekvernieuwing, waarin de vorderingen op het gebied van bibliotheekvernieuwing in de periode vanaf begin 2004 tot nu toe in kaart dienden te worden gebracht. Een ander deelonderzoek zou worden uitgevoerd door Research voor Beleid. Op dit moment zijn beide deelonderzoeken afgerond. Het IVA-deel betreft een onderzoek van kwalitatieve aard, terwijl RvB een (on line) kwantitatief onderzoek uitvoerde onder alle bibliotheken in Nederland. Met beide deelonderzoeken als basis, nog aangevuld met een tweetal onderzoekingen naar de financiële bijdragen aan de bibliotheek-
1
vernieuwing door gemeenten en provincies, heeft Johanna Kasperkovitz Beleidsonderzoek en advies de integrale eindrapportage opgesteld. Eind 2001 ondertekenden IPO, VNG en het ministerie van OCW het koepelconvenant ‘Herstructurering openbaar bibliotheekwerk’. In juni 2004 verklaarden de convenantpartners zich akkoord met een aanvulling op dat convenant, waarin nadere afspraken werden vastgelegd over de inzet van de investeringsmiddelen die door het Kabinet ter beschikking werden gesteld. De monitor moet duidelijk maken welke vorderingen met het proces van bibliotheekvernieuwing zijn gemaakt in het licht van de doelstellingen voor 2007, zoals geformuleerd in genoemde Aanvulling Koepelconvenant. In de monitor worden de vorderingen op landelijk, provinciaal, lokaal en bibliotheekniveau in beschouwing genomen. Aldus ontstaat een samenhangend beeld van wat zich in de afgelopen jaren heeft afgespeeld in het veld van de bibliotheekvernieuwing. Het onderzoek is echter met name gericht op de toekomst. Het beeld van verleden en heden laat zien welke vorderingen tot op dit moment zijn gemaakt, maar ook waar doelstellingen nog niet zijn gehaald, waar knelpunten zitten en waar derhalve de activiteiten in de toekomst op gericht dienen te zijn. Het onderzoek is dus ook sterk toekomst- en praktijkgericht. Concrete aanbevelingen worden gedaan voor de verschillende partijen die betrokken zijn bij de vernieuwing van het bibliotheekwezen in Nederland. 1 .2 . Prob le e ms t e lling De twee hoofdvragen van het onderzoek luiden: − Welke vorderingen zijn vanaf 2004 gemaakt in het proces van de bibliotheekvernieuwing in Nederland? − Welke is daarbij de rol geweest van de verschillende partners op landelijk, provinciaal en lokaal niveau? Op lokaal niveau onderscheiden we gemeenten en bibliotheken. Meer specifiek zijn aan de vraagstelling de volgende aspecten te onderscheiden: De bibliotheekvernieuwing kent twee hoofdaspecten: de stelselvernieuwing en de inhoudelijke vernieuwing. Het gaat uiteindelijk om de inhoudelijke vernieuwing; de stelselvernieuwing is voorwaarde daartoe. Onder het hoofd van de stelselvernieuwing worden drie onderwerpen in beschouwing genomen: basisbibliotheekvorming, netwerkvorming en de omvorming van de provinciale ondersteuningsstructuur van bibliotheekcentrale naar service-organisatie. De inhoudelijke vernieuwing is een afgeleide van de functies die de openbare bibliotheek vervult in de samenleving van vandaag en morgen, die een grote verscheidenheid aan bevolkingsgroepen laat zien, die alle op zoek zijn naar optimale participatie. In die samenleving kan de bibliotheek, samen met andere instellingen, een belangrijke rol vervullen. Belangrijke aspecten van inhoudelijke vernieuwing zijn: het identificeren van nieuwe doelgroepen en van nieuwe (culturele) activiteiten; de verbreding van het bibliotheekwerk door er ook de nieuwe media in te betrekken; 2
verbreding ook door samenwerking te zoeken met andere lokale instellingen (horizontale integratie); het inzetten van de bibliotheek als instrument van integraal sociaal beleid van de gemeente; de optimale toepassing van ICT. Uiteindelijk moet de bibliotheekvernieuwing zichtbaar en merkbaar worden op de werkvloer en voor het publiek. Maar daar gaat veel aan vooraf. Op verschillende manieren en op verschillende niveaus zijn actoren bereid taken op zich te nemen en verantwoordelijkheid te dragen. Op landelijk niveau is dat de Stuurgroep Bibliotheken, die - gesteund door het Procesbureau en het Ambtelijk en Bestuurlijk Overleg - het vernieuwingsproces op hoofdlijnen begeleidt, het belang ervan in politiek-bestuurlijke kring bepleit en waar nodig en wenselijk het proces faciliteert. De provincie vervult de taak van regisseur. Dat wil zeggen, dat zij zich inspant om de plannen van (clusters van) gemeenten en de implementatie daarvan te ondersteunen, te stimuleren en te coördineren. Omdat maatwerk is toegestaan kan en zal de specifieke invulling van de regisseursrol per provincie verschillen. Richtinggevend, echter, blijven de doelstellingen van de bibliotheekvernieuwing zoals neergelegd in het Koepelconvenant. ‘Maatwerk binnen een gemeenschappelijk kader’, zo kan de formule voor de bibliotheekvernieuwing worden samengevat. De gemeente is de voornaamste financier en de formele opdrachtgever van de bibliotheek. Het opdrachtgeverschap houdt in dat de gemeentelijke overheid op hoofdlijnen een beleidsbepalende rol vervult. Het gemeentebestuur maakt duidelijk wat het van de bibliotheek verwacht en heeft een open oog voor de bijdrage die de bibliotheek kan leveren aan de ontwikkeling en uitvoering van het gemeentebeleid. Bibliotheken zijn de organisaties die uitvoering geven aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot het bibliotheekwerk. De VOB is de branche-organisatie van de verzamelde bibliotheken. Bij elk van de actoren is het steeds de vraag, in welke mate en op welke wijze deze zijn of haar rol in het vernieuwingsproces gestalte geeft. En de direct aansluitende vraag luidt, in hoeverre de uitvoering van de rollen op landelijk, provinciaal en lokaal niveau op elkaar zijn afgestemd. 1 .3 . O nde rz oe k s opz e t De studie draagt het karakter van een monitor. Dat wil zeggen, dat het vooral gaat om een beschrijvend onderzoek: naar de stand van zaken, en naar de vorderingen die in de recente periode, na 2003, zijn gemaakt, of juist niet gemaakt, in het proces van bibliotheekvernieuwing. De doelstellingen van de bibliotheekvernieuwing en het bijbehorende tijdschema zijn omschreven in de Aanvulling van het Koepelconvenant. Afspraken en doelstellingen zien er voor 2007 op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau als volgt uit:
3
LANDELIJK NIVEAU 1. Landelijk dekkend netwerk van voorzieningen, waarvan dienstverlening voldoet aan richtlijnen van VOB. 2. Basisbibliotheken zijn gecertificeerd; hanteren INK-model voor kwaliteitszorg; er is gebruikersonderzoek en evaluatie als vaste onderdelen van de werkprocessen. 3. Bibliotheekpersoneel en management zijn voldoende gekwalificeerd voor inhoudelijke bibliotheekvernieuwing. 4. Gebruikmakend van nieuwe media en communicatiemogelijkheden is er een nieuwe digitale dienstverlening geschapen, lokaal, regionaal en landelijk. 5. Benchmarking is vanzelfsprekend geworden voor onderlinge vergelijking van bibliotheken. 6. Bibliotheken worden op elk niveau gezien als instrument van integraal beleid. PROVINCIAAL NIVEAU 1. Eind 2005 is per provincie een principe-akkoord tot stand gebracht over de vorming van basisbibliotheken, in relatie met hervorming van provinciale ondersteuningsorganisatie. 2. Eind 2007 is herpositionering van provinciale ondersteuningsstructuur in alle provincies voltooid, zijn provinciale netwerken gevormd en basisbibliotheken geimplementeerd. 3. Eind 2007 worden bibliotheken op elk niveau gezien als instrument van integraal beleid. GEMEENTELIJK NIVEAU 1. Eind 2007 hebben gemeenten en bibliotheken weloverwogen keuzes gemaakt voor vernieuwings- en verbredingsactiviteiten op de diverse thema's van een lokaal vastgestelde vernieuwingsagenda. 2. Eind 2007 worden bibliotheken op elk niveau gezien als instrument van integraal beleid.
Om na te gaan hoe ver de verschillende actoren na het eerste kwartaal van het jaar 2005 zijn gevorderd op de weg naar realisatie van deze doelstellingen, hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen: voor het verkrijgen van een beeld van de provincies: − telefonische gesprekken met de twaalf provinciale coördinatoren; − telefonische gesprekken met representanten van de twaalf provinciale ondersteuningsorganisaties (elf PBC’s en het Servicecentrum Flevolandse Bibliotheken); − de marsrouteplannen van de twaalf provincies; en − informatie van (de website van) het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing.
4
voor het verkrijgen van een beeld van de gemeenten: − telefonische gesprekken met de aandachtsfunctionaris bibliotheekvernieuwing in 12 gemeenten met minder dan 30.000 inwoners, één in elke provincie; − telefonische gesprekken met de aandachtsfunctionaris bibliotheekvernieuwing in vijf gemeenten met een inwonertal van tussen 30.000 en 90.000 inwoners; voor het verkrijgen van een beeld van de bibliotheken: − telefonische gesprekken met de directeur van de openbare bibliotheek in 12 gemeenten met minder dan 30.000 inwoners, één in elke provincie; − telefonische gesprekken met de directeur van de openbare bibliotheek in vijf gemeenten met een inwonertal van tussen 30.000 en 90.000 inwoners; − een telefonisch gesprek met de directeur van de openbare bibliotheek in één G4-gemeente. Daarnaast zijn ter algemene informatie en voor de vervolmaking van het beeld gesprekken gevoerd met: − vier informateurs; en met − vijf sleutelpersonen. Ten slotte is in het kader van de evaluatie van de Stuurgroep gesproken met de Stuurgroep Bibliotheken zelf, het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing en het Ambtelijk Overleg. Ook in deze gesprekken zijn de vorderingen van het vernieuwingsproces aan de orde gesteld.
Het is van belang zich te realiseren dat de informatie die wordt verkregen uit de verschillende bronnen, mogelijk wordt gekleurd door de rol en positie van de betrokken actoren. Dat hoeft niet zozeer een kwestie van onbetrouwbaarheid te zijn, maar wellicht meer van de visie die men heeft op de eigen taakopvatting en op de belangen van personen of zaken waarvoor men zich primair verantwoordelijk stelt. Waar het gaat om de weergave van feitelijke gebeurtenissen neemt de geldigheid van het beeld dat wordt opgeroepen, toe, naarmate er meer sprake is van overeenkomst en consistentie in de informatie die wordt gegeven. De beoordelingen door de actoren van feiten en processen kunnen verschillen te zien geven. De geldigheid daarvan neemt toe naarmate deze beter kunnen worden geïnterpreteerd in termen van de specifieke rollen en posities die de betrokken actoren bekleden. In aansluiting op deze overwegingen hebben wij actoren aan elkaar ‘gespiegeld’: hoe kijken zij tegen elkaar aan? Vinden ze van zichzelf en van elkaar dat ze de goede dingen doen en dat ze de dingen goed doen? Vinden ze dat ze goed samenwerken en communiceren, en als dat niet zo is, waaraan of aan wie ligt dit dan? Een andere opmerking betreft de aard van het onderzoek. Het is een onderzoek van kwalitatieve aard. Dat wil zeggen, dat het tot doel heeft een genuanceerd en rijk geschakeerd beeld te verschaffen van de inzichten en opvattingen die er leven onder de verschillende actoren die bij de bibliotheekvernieuwing betrokken zijn. Het resultaat van het onderzoek laat zien hoe relevante 5
actoren denken over zichzelf en over anderen in verband met de bibliotheekvernieuwing: wat vinden ze van kansen en risico’s? Tegen welke problemen lopen ze aan, van praktische of van meer principiële aard? Welke oplossingen zien ze? Statistische bewerkingen mogen dan niet aan de orde zijn, de sterkte van het kwalitatieve onderzoek is gelegen in de diepgang en de nuancering van de resultaten die worden verkregen. De aard van de resultaten van het onderzoek is zodanig dat de onderzoekers er met recht en reden ook beleidsaanbevelingen aan kunnen verbinden. Ze brengen valkuilen in beeld, ze laten zien waar actie geboden is en hoe die acties er uit (kunnen) zien. 1 .4 . Le e s w ijz e r Nadat in dit eerste hoofdstuk de vraagstelling en de opzet van het onderzoek zijn uiteengezet, is dit rapport verder samengesteld uit twee delen. In Hoofdstuk 2 worden de ervaringen en visies in beeld gebracht van de actoren van het provinciale niveau: de provinciale coördinatoren en de vertegenwoordigers van de PBC’s. Hoofdstuk 3 bevat de weergave van het beeld dat de onderzoekers ontleenden aan de gesprekken die zij voerden met de actoren van het lokale niveau: de aandachtsfunctionarissen voor het bibliotheekwezen in de gemeenten en de directeuren van bibliotheken. Op basis van de voorliggende rapportage is door Johanna Kasperkovitz Beleidsonderzoek en advies een samenvattende integrale rapportage opgesteld, waarin ook het parallel aan dit IVAonderzoek uitgevoerde - kwantitatieve - onderzoek van Research voor Beleid is verwerkt.
6
Hoofdstuk 2 Bibliotheekvernieuwing in Nederland: ervaringen en visies van de provincies
In dit deel van de rapportage wordt een beeld geschetst van de stand van zaken rond de bibliotheekvernieuwing, zoals dat er in de optiek van de provincies uitziet. Het totaalbeeld is gebaseerd op de profielen die de twaalf provincies laten zien op basis van verschillende informatiebronnen: − de telefonische gesprekken met de provinciale coördinatoren; − de marsrouteplannen van de twaalf provincies; en − informatie van (de website van) het procesbureau. Een vierde informatiebron bestaat uit de telefonische gesprekken met de representanten van de provinciale ondersteuningsorganisaties (PBC’s). Het is van belang zich te realiseren dat het beeld dat ontstaat wordt gekleurd door de actoren, die voor dit deel van het onderzoek door de onderzoekers werden geraadpleegd: de provinciale coördinatoren en de vertegenwoordigers van de PBC’s. Het blijkt dat de inzichten van coördinatoren en PBC’s over het verloop van het bibliotheekvernieuwingsproces in een aantal opzichten sterk met elkaar overeenkomen, maar dat de voorkeuren die beide partijen aan de dag leggen voor bepaalde oplossingsrichtingen, niet in alle provincies parallel aan elkaar lopen. Dat is dan met name het geval waar het gaat om de toekomstige positie van de PBC zelf. Dat is begrijpelijk, omdat rollen en posities van provinciaal coördinatoren van elkaar verschillen. Aan de PBC’s wordt derhalve waar daar aanleiding toe bestaat, apart aandacht gegeven. Nog een andere opmerking moet vooraf worden gemaakt. Een veel gemaakt onderscheid is dat tussen stads- en plattelandsbibliotheken. Dit onderscheid valt samen met bibliotheken die wel of die niet aangesloten zijn of waren bij een PBC, de ondersteuningsorganisatie van de provincie. Aansluiting bij een PBC houdt in dat het werkgeverschap en de administratie niet berusten bij de bibliotheek zelf, maar dat deze zijn belegd bij de betreffende PBC. De provincie heeft aldus vooral te maken met de kleinere instellingen. De grotere treden zelf op als werkgever en hebben ook minder behoefte aan ondersteuning. (Overigens, dit beeld is momenteel sterk aan het kantelen. Door fusie ontstaan ook op het platteland grotere bibliotheken, die als basisbibliotheek of als
7
cluster van bibliotheken in staat worden geacht meer ‘eigen baas’ te zijn. Daardoor verandert ook de positie van de PBC’s. Wij gaan hier nog uitgebreid op in.) In het eerste deel van dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen naar voren gehaald uit de gesprekken die werden gevoerd met de provinciale coördinatoren en de vertegenwoordigers van de PBC’s in de twaalf Nederlandse provincies. Gewezen wordt zowel op de punten waar zij met elkaar overeenkomen, maar evenzeer op de punten waar zij van elkaar verschillen. In het tweede deel zijn de provincies afzonderlijk in beeld gebracht. Dit deel bevat de basisinformatie waaraan het beeld van het eerste gedeelte is ontleend.
8
2.1. Deel 1 Twaalf provincies: hoofdlijnen – overeenkomsten - verschillen
2 .1 .1 . In le idin g In elke provincie heeft het vrijkomen van extra rijksmiddelen voor de bibliotheekvernieuwing, met de daaraan gekoppelde verplichting tot het opstellen van een marsrouteplan, aanleiding gegeven tot verhoogde activiteit. De provincies werden geïnspireerd en gestimuleerd tot een meer actieve rol als regisseur van het vernieuwingsproces. Dat heeft in eerste instantie vooral geleid tot een versnelling in het proces van herstructurering: − het proces van basisbibliotheekvorming heeft een sterke impuls gekregen; − in elke provincie wordt ingezet op de vorming van netwerken, ter ondersteuning van de basisbibliotheken; en − de provinciale ondersteuningsstructuur wordt herzien: PBC’s worden omgevormd tot provinciale serviceorganisaties (PSO’s). In essentie, echter, gaat het niet om de herstructurering, maar om de inhoudelijke vernieuwing. Die is erop gericht het openbare bibliotheekwerk in Nederland in overeenstemming te brengen met de actuele maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, opdat de bibliotheek in staat wordt gesteld tot een optimale bijdrage aan de sociale participatie van alle burgers. Laten we in het kort ingaan op de ontwikkelingen die in de recente periode op elk van deze drie terreinen zichtbaar zijn geworden. In dit gedeelte van het onderzoek doen wij dat vanuit het perspectief van de provincie. Onze informatiebronnen worden gevormd door de gesprekken die wij voerden met de provinciaal coördinator van de bibliotheekvernieuwing, de provinciale Marsrouteplannen, de informatie die mondeling werd verstrekt door representanten van de provinciale ondersteuningsstructuur (PBC’s), en de informatie die wij mondeling en schriftelijk ontvingen van het Procesbureau.
9
2 .1 .2 . D e v or mi ng v a n ba s is biblio t he k e n Analyse van het verloop van het proces van basisbibliotheekvorming laat zien dat daar in de recente periode in alle provincies werk van is gemaakt, maar dat er tussen provincies grote verschillen bestaan in aanpak en tempo: − In sommige provincies is het proces van bibliotheekvernieuwing eerder ingezet dan in andere. Met name in de vier noordelijke provincies en in Zeeland waren vormen van samenwerking tussen bibliotheken zichtbaar, ook al vóórdat het sein daartoe gegeven werd door het rapport van de Commissie Meijer; daarmee hadden zij een voorsprong op de andere provincies. − In elke provincie wordt de clustering van bibliotheken nagestreefd, maar niet elke provincie doet dat door middel van basisbibliotheekvorming; in Groningen en Overijssel zijn basisbibliotheken geen doelstelling van provinciaal beleid. Samenwerking tussen bibliotheken vindt daar langs andere weg plaats. − Provincies leggen een verschillend accent in hun benadering van het veld (gemeenten en bibliotheken): elke provincie neemt een eigen positie in op het continuüm tussen een bottom up en een top down benadering. Zo dringen zij in verschillende mate aan op fusie: sommige laten gemakkelijker ook andere – lichtere – vormen van clustering toe. En de ene provincie stuurt meer dan de andere om bibliotheken tot clustering en samenwerking te bewegen: in Noord-Brabant is een sterke regie vanuit de provincie, maar in Groningen en Noord- en ZuidHolland wordt meer het principe gevolgd dat de bibliotheken zelf elkaar moeten vinden en moeten besluiten om tot vormen van samenwerking met elkaar over te gaan. − De schaalgrootte van de basisbibliotheken loopt sterk uiteen, zowel binnen als tussen provincies; met name in de provincies waar de bibliotheekclustering de (heringedeelde) gemeentegrenzen volgt, komen kleine verzorgingsgebieden voor (Drenthe, Overijssel), maar ook in andere provincies is dat het geval Vastgesteld kan worden dat het proces van basisbibliotheekvorming formeel nog in geen provincie volledig en formeel is voltooid, al is men in Fryslân praktisch gesproken wel rond en zijn Noord-Brabant, Zeeland, Drenthe en Flevoland ver gevorderd. De andere provincies zijn in verschillend stadia van ontwikkeling. In Overijssel is de verdere clustering van bibliotheken geen doelstelling van beleid. In Limburg is het roer omgegooid. Nadat in eerste instantie de door de provincie voorgestelde clustering van bibliotheken tot vier basisbibliotheken is mislukt, wordt nu het accent volledig gelegd op de inhoudelijke ontwikkeling: men hoopt dat gemeenten en bibliotheken elkaar min of meer spontaan zullen vinden in vormen van samenwerking rond concrete onderwerpen en concrete projecten. De schaalgrootte van basisbibliotheken is een vraag apart. In de Aanvulling Koepelconvenant wordt geen getal genoemd. Aan de provincies wordt opgedragen een dusdanige schaalgrootte te kiezen ‘dat voldoende kwaliteitswinst bij de dienstverlening kan worden geboekt en dat ook voldoende schaal- en efficiency-voordelen kunnen worden gerealiseerd’. In de praktijk zien we dat de gevormde basisbibliotheken zeer sterk in omvang uiteenlopen: er zijn verzorgingsgebieden 10
van minder dan 20.000 inwoners, maar ook van een aantal honderdduizenden. Een basisbibliotheek is een zelfstandige organisatie met een vastgesteld minimumpakket aan kernfuncties. Het is duidelijk dat een groot aantal basisbibliotheken daaraan niet kan toekomen. Groningen (maar daar wordt de hele provincie beschouwd als één basisbibliotheek), Flevoland en Zeeland hebben uitsluitend basisbibliotheken met een verzorgingsgebied van tenminste 100.000 inwoners. In de overige provincies is steeds tenminste een aantal basisbibliotheken met een geringe -en soms heel geringe- omvang. Deze waarnemingen wijzen op het bestaan van enkele onduidelijkheden en ook van problemen: Wanneer kan een bibliotheek zichzelf basisbibliotheek noemen? In het koepelconvenant worden de criteria inhoudelijk verwoord: met name dient de basisbibliotheek in staat te zijn tot de adequate uitoefening van een aantal kerntaken. Operationalisering in de vorm van objectieve criteria ontbreekt, maar die is naar alle waarschijnlijkheid ook niet te geven. Het is duidelijk dat kleine basisbibliotheken niet alle kerntaken (kunnen) vervullen. Het is duidelijk dat het niet alleen een kwestie van aantallen is. Soms is het verzorgingsgebied qua inwonertal omvangrijk, maar gaat het om een verzameling van kleine gemeenten waar geen grotere bibliotheek is die als ‘trekker’ kan fungeren. En met name de noordelijke provincies (Groningen, Fryslân, Drenthe, Overijssel) pretenderen dat zij compensatie kunnen bieden in de vorm van een sterk netwerk. De ideale situatie qua schaalgrootte en slagkracht wordt in een aantal gevallen niet gehaald doordat de stadsbibliotheken er in meerderheid de voorkeur aan geven een basisbibliotheek op zichzelf te vormen. Daar zijn verschillende redenen voor. Zij zien voor zichzelf geen meerwaarde in een fusie met kleine bibliotheken. Zij hebben geen behoefte aan een PSO, omdat zij de functies van ontwikkeling en vernieuwing liever in eigen hand houden, omdat zij de kwaliteit van de PSO niet hoog genoeg aanslaan, of omdat zij de PSO zien als een mogelijke bedreiging voor hun autonomie. De kleine gemeenten van hun kant kunnen eveneens de boot afhouden, omdat zij bevreesd zijn te worden verzwolgen door een usurpator. In Noord-Brabant spreekt de provinciaal coördinator over de onwenselijkheid van het ontstaan van donuts: clusters van plattelandsbibliotheken die rond de grote kerngemeente zijn gegroepeerd, maar waarvan de grote stadsbibliotheek geen deel uitmaakt. 2 .1 .3 . D e v or mi ng v a n ne t w e r k e n Waar de gemeente verantwoordelijk is voor de basisbibliotheek, richt de provincie zich op het bovenlokale niveau. In het kader van de bibliotheekvernieuwing houdt dat in dat de provincie inspanningen doet om de netwerkvorming te bevorderen en de ondersteuningsstructuur voor de basisbibliotheken te optimaliseren. In alle provincies wordt gewerkt aan de vorming van een netwerk, als het samenwerkingsverband tussen de basisbibliotheken.
11
De provincies zijn ervan overtuigd dat netwerken van basisbibliotheken provinciebreed noodzakelijk zijn voor een succesvolle bibliotheekvernieuwing. Bovendien ziet men de voordelen om de provinciale netwerken daarenboven ook nog op nationaal niveau aan elkaar te knopen. Dat laatste ligt praktisch gesproken echter nog niet binnen bereik. Aan provinciale netwerkvorming hebben de provincies voorlopig de handen (meer dan) vol. Waarom een provinciaal netwerk? Het is de opvatting van de provincies dat de basisbibliotheken elkaar continu en structureel moeten ondersteunen, om de ontwikkelingen in de samenleving op het terrein van de informatievoorziening te kunnen blijven volgen en er adequaat op te kunnen reageren. In laatste instantie houdt dat in dat de bibliotheek bijdraagt aan de optimale sociale participatie van alle burgers. Het is van belang dat alle actoren hun rol goed (kunnen) vervullen: dat zij weten wat zij over en weer van elkaar kunnen verwachten; dat zij hun rol proactief invullen, en dus niet alleen ‘halen’, maar ook ‘brengen’; en dat zij elkaar ondersteunen, maar elkaar ook aanspreken wanneer afspraken niet worden nagekomen. Het netwerk is het forum waar partijen elkaar ontmoeten. Netwerken zijn overal van belang, maar ze zijn extra belangrijk in de provincies waar de gewenste schaalgrootte en slagkracht van de basisbibliotheken niet worden gehaald, omdat deze op zich te weinig potentieel hebben om de doelstellingen van de vernieuwing op eigen vermogen te realiseren. Beoogd wordt dat de netwerken daar de compensatie bieden die nodig is om de basisbibliotheken de verlangde prestaties toch te kunnen laten leveren. De provincies zelf menen in staat te zijn netwerken te creëren die de kwaliteit daartoe bezitten. Sterke basisbibliotheken worden door de provincie beschouwd als een voorwaarde om het netwerk optimaal tot zijn recht te laten komen. Zij treden – meestal via een provinciaal diecteurenoverleg – op als de opdrachtgevers voor de service-organisatie. Om die taak goed te kunnen vervullen moeten zij weten welke vragen er spelen in het veld, waar knelpunten zitten en waaraan behoefte bestaat bij de basisbibliotheken. Wanneer zij daar duidelijk over kunnen zijn, wanneer zij in het directeurenberaad onderling tot overeenstemming kunnen komen en wanneer zij door hun achterban van basisbibliotheken als hun representanten worden erkend, kunnen zij op overtuigende wijze inhoud geven aan de uitgangspunten van vraagsturing van hun kant en van dienovereenkomstig vraaggericht handelen van de kant van de PSO. Het directeurenoverleg zal zich daarom moeten omvormen van een plaats waar min of meer vrijblijvend wordt overlegd tot een forum waar besluitvorming plaats vindt en niet-vrijblijvende afspraken worden gemaakt over beleid en over strategisch handelen. De directeuren dienen naar opvatting van de provincie aanwezig te zijn op de werkvloer, daar alert en opmerkzaam te zijn en goed overleg te voeren met hun achterban, opdat zij in staat zijn de PSO te richten op problemen die door de bibliotheken als zodanig worden ervaren, en oplossingen aan te dragen die praktisch zijn en direct toepasbaar. Ook moet de mogelijkheid bestaan dat maatwerk wordt geleverd specifiek voor individuele bibliotheken. Dan zullen bibliotheken zich 12
herkennen in het netwerk als een organisatie die van hen is en die er voor hen is. Fryslân levert een voorbeeld van een ver doorgevoerd accentuering van sturing vanuit het veld: daar vormen de directeuren van de clusterbibliotheken Raad van Bestuur van de Bibliotheek Service Fryslân. Het algemene beeld is dat in alle provincies over netwerkvorming wordt gedacht, maar dat het denk en besluitvormingsproces over doelstellingen en vormgeving nog (lang) niet is afgerond, laat staan dat het in vol bedrijf zou zijn. De voornaamste oorzaak is dat de (directeuren van de) basisbibliotheken primair bezig zijn met het stevig neerzetten van de eigen organisatie. Dat vraagt veel aandacht en energie, maar het is ook moeilijk om afspraken te maken en verplichtingen aan te gaan, zolang de richting en de inrichting van de eigen organisatie nog onduidelijk zijn. In sommige provincies worden kwartiermakers ingezet. In Fryslân is men het verst gevorderd, maar daar is de basisbibliotheekvorming dan ook praktisch afgerond en is de provinciale steunorganisatie omgevormd tot een servicecentrum met een kenniscentrum en een facilitair bedrijf. 2 .1 .4 . D e omv or ming v a n de prov in c ia le onde rs t e unin g De discussies over de taakstelling en positionering van de PBC’s zijn in de provincies in volle gang. Van duidelijkheid is het meest sprake in de noordelijke provincies waar ook de basisbibliotheekvorming het verst is voortgeschreden: Fryslân, Groningen, Overijssel. Alle provincies zijn het eens met de opvatting dat de PBC-nieuwe-stijl (die in elke provincie weer een andere benaming heeft; wij spreken verder van provinciale serviceorganisatie, PSO) op een andere wijze dan de oude PBC in het bibliotheekveld wordt gepositioneerd. Hij krijgt een taakstelling waaraan globaal een drietal zwaartepunten te onderkennen is. Wat de positionering betreft verandert er veel. Tot aan het moment waarop het vernieuwingsproces in gang werd gezet, bestond de taak van de PBC’s er vooral in om de kleinere bibliotheken te ondersteunen bij de bedrijfsvoering. De PSO’s zijn gericht op alle bibliotheken in de provincie en in hun taakstelling staan inhoudelijke aspecten centraal. Die positie wordt hen niet zo maar in de schoot geworpen, maar zij zullen die moeten afdwingen en waar maken. Het zijn met name de grote(re), zelfstandige bibliotheken die sceptisch zijn over hun verhouding tot de PSO, omdat zij vrezen aan autonomie in te boeten; en de echt grote bibliotheken zien voor zichzelf de meerwaarde niet in van toetreding tot het provinciale netwerk. In de tweede plaats is de PSO geen beleidsbepalende instelling, maar fungeert zij als een service-instituut ten dienste van de basisbibliotheken. Opdrachtgevers zijn de partners in de netwerkorganisatie, met een voorname rol daarin voor het directeurenoverleg. Dienstbaarheid aan de basisbibliotheken en een vraag- in plaats van een aanbodgeoriënteerde houding zijn de kernbegrippen voor de positie van de PSO in de toekomst. Haar taakstelling ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:
13
1. De PSO is kenniscentrum; dat wil zeggen, dat zij fungeert als centrum voor ontwikkeling en broedplaats van innovatie; tevens wordt er alle informatie die van belang kan zijn voor de bibliotheken, verzameld en ook weer ontsloten en aangeboden aan alle actoren, met name aan de basisbibliotheken. 2. De PSO verzorgt netwerktaken, die gericht zijn op de vorming en ondersteuning van het netwerk. De PSO daagt ertoe bij dat alle actoren hun rol op adequate wijze kunnen vervullen. 3. De PSO verricht facilitaire taken, zoals werkgeverschap, personeels- en salarisadministratie, financiële administratie en advies. Deze volgorde is niet geheel willekeurig, want het is het voornemen dat de PSO vooral een vooraanstaande rol gaat vervullen bij de inhoudelijke vernieuwing van het bibliotheekwerk, waarvan alle provincies zeggen dat zij daar zo na aan toe zijn. De provincies zijn het erover eens dat er een accentverschuiving dient plaats te vinden in de dienstverlening door de PSO van de eerste naar de tweede lijn, met andere woorden, van facilitaire dienstverlening naar ondersteuning bij innovatie. Over de omvang van de facilitaire taken wordt in verschillende provincies verschillend gedacht. Met name in de noordelijke provincies wordt meer gehecht aan het behoud van ook een facilitaire taakstelling dan in de overige provincies. En niet alleen tussen provincies loopt de scheidslijn, maar ook daarbinnen: in het directeurenoverleg zien we in elke provincie – met uitzondering van Groningen en Fryslân – dat grote bibliotheken de rol van de PSO beperkt willen houden, terwijl de kleine die rol juist willen versterken. De laatste zien in de PSO een bondgenoot die hen kan beschermen tegen de overheersing door de grotestadsbibliotheek. De formele verhouding van PSO tot netwerkorganisatie blijkt in verschillende provincies verschillend te zijn. In Groningen en in Drenthe, bijvoorbeeld, maken de PSO’s onderdeel uit van het provinciale netwerk. Dat is in die zin opmerkelijk, omdat het netwerk ook de formele opdrachtgever is van de PSO. De PSO zou bijvoorbeeld meebeslissen over projectvoorstellen die zij – weliswaar na overleg met andere partijen, zoals de bibliotheken– zelf zou indienen, en zo opdrachtgever en uitvoerder tegelijkertijd zijn. Om die reden wordt de PSO in andere provincies juist buiten het bestuur van het netwerk gehouden. Zij is bij netwerkvergaderingen wel aanwezig, maar heeft slechts een adviserende stem. In Noord-Holland, bijvoorbeeld, is het overleg over het netwerk in gang, maar is al op voorhand uitgesproken dat de PSO zeker niet in het bestuur komt van de nieuwe organisatie. De achterliggende gedachte is overigens in alle gevallen dezelfde: men wil bevorderen dat de PSO geen organisatie op zichzelf is, maar dat zij zich dienstbaar opstelt ten opzichte van het bibliotheekveld. In het ene geval wil men dat kunnen afdwingen door een formele opdrachtgever – opdrachtnemer-relatie te creëren, met de nodige afstand tussen beide functies (‘Wie baas is kan niet vraaggericht werken’). In het andere geval wil men bevorderen dat de PSO goed op de 14
hoogte blijft van wat er leeft in het veld door de afstand tussen de verschillende actoren zo gering mogelijk te maken. In principe valt er voor beide zienswijzen iets te zeggen. Het is zaak goed te blijven monitoren wat er in de praktijk gebeurt, te evalueren welke de effecten zijn en zo nodig bij te sturen. Parallel hieraan loopt de discussie over de wenselijkheid van de ontwikkeling van de PSO tot een marktgericht bedrijf. In de noordelijke provincies wil men expliciet geen marktverhoudingen laten ontstaan en geen klant-leveranciersverhouding tussen basisbibliotheken en PSO, vanuit de overweging dat marktwerking niet functioneert bij zo ver doorgevierd specifiek maatwerk als door de basisbibliotheken wordt verlangd. In bijvoorbeeld Noord-Brabant wordt juist wel toegewerkt naar een klant-leveranciersverhouding tussen basisbibliotheken en PSO, terwijl aan de PBC anderhalf jaar de tijd wordt geboden om uit te groeien tot een marktgeoriënteerd bedrijf. 2 .1 .5 . In houde l ijk e v e rnie u w ing Hoewel in de Koepelconvenant is benadrukt dat de inhoudelijke vernieuwing centraal staat, en dat de stelselherziening geen doel op zich is, maar moet worden beschouwd als een voorwaarde om tot inhoudelijke vernieuwing te kunnen komen, moet toch worden vastgesteld dat in de afgelopen jaren de meeste aandacht en energie is gaan zitten in de herstructurering. De belangrijkste vraag was: wie gaat met wie? En bij de beantwoording van die vraag hebben niet alleen maar rationele argumenten een rol gespeeld. De lokale en regionale geschiedenis blijkt nog steeds door te werken, en ook elementen van macht en status doen zich gelden. De slogan ‘Structuur volgt inhoud’ is een mooie gedachte, maar het leven blijkt telkenmale sterker dan de leer, zo zeggen de provinciale coördinatoren te hebben ondervonden. Zolang de structuur niet is geregeld blijkt die steeds weer alle aandacht op te eisen. De meeste coördinatoren vinden het daarom om praktische redenen verstandig om de kwestie van de herstructurering dan maar eerst naar behoren te regelen, om zich daarna met volle energie op de inhoud te kunnen storten. Toch zijn de provinciale coördinatoren van mening dat de herstructurering wel erg veel tijd en energie heeft gekost en dat het moment waarop kan worden begonnen met de inhoudelijke vernieuwing wel erg lang op zich laat wachten. Gevaar is dat het enthousiasme voor de vernieuwing wegebt. Met het oog daarop heeft Drenthe in het afgelopen jaar alvast enkele inhoudelijke projecten in uitvoering genomen. Men wilde bewust de mensen in het veld laten weten dat er meer is dan de structuurdiscussie alleen, en dat het primair om de inhoud is begonnen. Een concreet product is de Drentse bibliotheekpas, waarmee men bij elke bibliotheek in Drenthe terecht kan. De inhoudelijke vernieuwing staat dus nog in de kinderschoenen. Sommige provincies staan nog helemaal aan het begin, zoals Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Utrecht. In andere provincies zijn er wel tekenen dat er leven komt. In sommige provincies, zoals Groningen, Overijssel, Zeeland, worden provinciale ondersteunings- en vernieuwingsgelden beschikbaar gesteld voor inhoudelijke vernieuwing. 15
In de meeste provincies staat de inhoudelijke vernieuwing geprogrammeerd voor de komende jaren. Wat verstaan de provincies concreet onder de term ‘inhoudelijke bibliotheekvernieuwing’? De volgende elementen werden door de coördinatoren genoemd: − In de eerste plaats willen bibliotheken beter en sneller toegankelijk zijn voor de gebruikers; − Er is sterke belangstelling voor lokaal integraal beleid. Een substantieel deel van de vernieuwingsgelden gaat naar programma’s voor horizontale samenwerking met organisaties en instellingen uit verschillende sectoren: cultuur, zorg, welzijn, onderwijs. Bibliotheken willen zich ontwikkelen tot een gewaardeerde partner in de informatievoorziening en ondersteuning van culturele en educatieve programma’s. − Bibliotheken willen (en worden op een aantal plaatsen reeds) betrokken worden bij het gemeentelijk accommodatiebeleid voor de (gezamenlijke) huisvesting van culturele en maatschappelijke instellingen. Dat is met name en heel herkenbaar in gemeenten waar het concept van het Kulturhus daadwerkelijk wordt uitgewerkt. Overijssel trekt daarvoor extra budget uit. Kulturhusen zijn schoolvoorbeelden van integraal beleid. De bibliotheek is in dit concept geen noodzakelijke, maar wel een logische partner. In driekwart van de gevallen participeert de bibliotheek in het Kulturhus. − De inhoudelijke doelstellingen zijn veelal gekoppeld aan de uitwerking van de vijf gezamenlijke landelijke programmalijnen, die in het Marsrouteplan worden aangegeven: ICT en netwerkstructuur; inhoudelijk bibliotheekbeleid; professionalisering; kwaliteitszorg, certificering en benchmark; en horizontale samenwerking. Ze zijn door de provincies veelal echter nog niet zodanig uitgewerkt dat men er onmiddellijk mee aan de slag zou kunnen gaan. Dat geldt zowel voor de inhoudelijke aspecten als voor de bij de uitvoering te betrekken actoren. Om dit te kunnen realiseren zal er naar het oordeel van de provincie een cultuurverandering nodig zijn binnen de bibliotheekorganisaties zelf, gericht op ondernemerschap, een meer zakelijke instelling en externe gerichtheid. Het zijn kwaliteiten die bij het bibliotheekpersoneel zeker niet als vanzelfsprekend aanwezig kunnen worden geacht, maar die vragen om investering in het kader van de bibliotheekvernieuwing. Er worden ook nieuwe eisen gesteld aan de andere partijen. Alle betrokkenen dienen hun rol op proactieve wijze te kunnen vervullen. Dat wil zeggen, dat zij niet alleen ‘halen’, maar ook ‘brengen’. Voor de bibliotheken betekent dat vooral dat zij zich ontwikkelen tot goede culturele ondernemers en voor de gemeenten dat zij adequaat inhoud weten te geven aan hun taak als opdrachtgever.
16
In de volgende paragraaf gaan wij nader in op de rol van de verschillende betrokken partijen en op hun onderlinge relaties. De provincie is steeds als eerste aan het woord, waar dat van toepassing is gevolgd door andere partijen. 2 .1 .6 . Pa rt ije n a ls p a r t ne r s De verhouding tussen de actoren (provincie, ondersteunende organisatie, gemeenten en bibliotheken) wordt effectiever en efficiënter naarmate elke partij zijn rol beter vervult. Partnerschap is niet het panacee voor zwakke partijen die steun bij elkaar zoeken. Partnerschap is juist gebaat bij sterke partijen, die juist ook op hun sterke kanten worden aangesproken. Dan komt ieders meerwaarde het best tot zijn recht en levert de samenwerking meer op dan de som der delen. In het kader van de bibliotheekvernieuwing fungeren de betrokken partijen beter als partner ten opzichte van elkaar wanneer zij zich als volgt opstellen en handelen: − De provincie vervult haar rol als regisseur doordat zij stimulerend optreedt, randvoorwaarden vervult en partijen bijeenbrengt die moeten samenwerken om bibliotheekwerk en bibliotheekvernieuwing optimaal mogelijk te maken en vorm te geven. Zij tracht daarbij de juiste verhouding te vinden tussen een bottom up en een top down benadering, tussen sturen en loslaten, ten opzichte van gemeenten en bibliotheken. − De gemeenten zijn erop uit het bestuurlijk draagvlak voor de verdere ontplooiing van de bibliotheken op het lokale niveau te versterken en hun opdrachtgeverschap ten opzichte van de bibliotheken te vervullen op basis van de visie die zij hebben op de betekenis van het bibliotheekwerk voor de lokale en regionale samenleving. − Bibliotheken werken samen in de vorm van basisbibliotheken, met het doel zoveel mogelijk (groepen van) gebruikers zo goed mogelijk te bedienen. Deze gebruikers kunnen individuen zijn, maar ook instituties zoals scholen, culturele instellingen, zorginstellingen, etc. De dienstverlening wordt zo veel mogelijk gebaseerd op onderzoek naar behoeften en wensen van gebruikers. Omdat zij formeel de uitvoerders zijn van het beleid dat door de gemeente wordt bepaald, is een goede communicatie met de gemeente van groot belang. − PBC’s waren jarenlang steun en toeverlaat van de kleinere bibliotheken, maar zij staan nu voor de opgave zich om te vormen tot provinciale service-organisaties: de PSO’s. Hoofdlijnen zijn dat de facilitaire taken worden overgenomen door de basisbibliotheken en dat zij in hun activiteiten het accent verleggen van eerste- naar tweedelijnstaken; dat wil zeggen, van directie, werkgeverschap, financiële en personeelsadministratie naar ontwikkeling, innovatie en implementatie van het bibliotheekwerk van de toekomst. Het gaat om ondersteuning bij interne aspecten van ICT-infrastructuur, inkoop, expeditie, etc, maar ook bij externe aspecten
17
van samenwerking op lokaal niveau met andere instellingen (horizontale integratie) en op bestuurlijk niveau met rijk, provincie en gemeente (verticale integratie). − VOB, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, is de brancheorganisaties van de openbare bibliotheken in Nederland. Zij vertegenwoordigt de bibliotheken en treedt op als hun belangenbehartiger. Daarnaast tracht zij als ‘denktank’ de ontwikkeling te bevorderen van de branche, de beroepsgroep, de bedrijven in de branche, de branche-informatie, de communicatie, het marktbeleid, de kwaliteitszorg, de functie-innovatie, etc. Wij gaan in het kort in op de opvattingen die er bij de provincie leven ten aanzien van de bijdrage die deze partijen leveren aan de bibliotheekvernieuwing. Waar dat relevant is komen ook andere partijen aan het woord. Gemeenten Gemeenten zijn formeel de opdrachtgevers van de bibliotheken. De provincie neemt grote lokale verschillen waar tussen de wijzen waarop gemeenten zich tot ‘hun’ bibliotheken verhouden. In sommige gemeenten, met een wethouder die overtuigd is van het belang van de bibliotheek voor de lokale gemeenschap, en met een ambtenaar die actief en alert is en die weet wat er in de bibliotheek speelt omdat hij door de bibliotheek goed op de hoogte wordt gehouden, krijgt de bibliotheek de kans zich te ontplooien en zich prominent te manifesteren. De grote lijn is op dit moment echter nog dat gemeenten zich niet sterk bij het bibliotheekwerk betrokken voelen. Bibliotheken kosten veel geld, zo is de houding, en als het kan, wordt er bezuinigd. Dit laatste trad bijvoorbeeld aan het licht, toen bij de vaststelling van een norm voor het instapniveau om in aanmerking te komen voor vernieuwingsgelden van het rijk, een aantal gemeenten dat boven de norm zat, concludeerde dat het dus wel minder kon. Veel gemeenten beschouwen de bibliotheek als een kostenpost en hebben er geen idee van hoe belangrijk deze voor hen kan zijn. Het is onvoldoende duidelijk welke rol de bibliotheek kan vervullen bij het uitvoeren van lokaal sociaal beleid en dus bij het helpen oplossen van problemen in de lokale samenleving. Waarschijnlijk mede door gebrek aan betrokkenheid wordt door de provincie ook een informatieachterstand vastgesteld bij de gemeenten. Men is weinig op de hoogte van wat met de bibliotheekvernieuwing wordt beoogd: men vindt het ingewikkeld, het is een extra belasting en het kost tijd. Dat is een gevaarlijke situatie, vooral in tijden van bezuiniging. Wanneer het maatschappelijk nut van een voorziening onvoldoende over het voetlicht wordt gebracht en het inzicht in de samenhang en de structuur van de betreffende voorziening ontbreekt, wordt het risico van snijden in de begroting groter. De ervaring is dat gemeenten minder afhoudend worden naarmate zij beter worden geïnformeerd, vooral over onderwerpen waarbij zijzelf betrokken zijn: clustervorming, vernieuwingsagenda, gemeentelijke opdrachtgeverschap, etc. Daar ligt ook een taak voor de provincie, zo vindt de provincie ook zelf: goed contact houden en een helder perspectief bieden, niet te hard vooruit lopen, mensen erbij betrekken, overtuigen van het nut van een bibliotheek en van de 18
bibliotheekvernieuwing, etc. In sommige provincies zijn gemeenten door de communicatie rond het Marsrouteplan meer betrokken geraakt. De jaarlijks terugkerende vernieuwingsagenda’s kunnen hen betrokken houden. Gemeenten zijn vaak te weinig betrokken bij en te weinig op de hoogte van het bibliotheekwerk in het algemeen en van de bibliotheekvernieuwing in het bijzonder – en zolang dat het geval is kunnen zij op dat terrein ook geen visie hebben of ontwikkelen, zo tekenen de provincies de grote lijn. Formeel mag de gemeente dan wel de opdrachtgever zijn van de bibliotheek, informeel zijn meestal de bibliotheken de leidende partij. Zo wordt bijvoorbeeld de jaarlijkse vernieuwingsagenda niet opgesteld door de gemeente, maar door de bibliotheek. De provincie is van mening dat de gemeenten nog duidelijk moeten groeien in hun rol als actief beleidsmaker en als opdrachtgever van de bibliotheek. De beschreven opstelling van de gemeenten is niet alleen te wijten aan de gemeenten, maar ook aan de bibliotheken zelf, die te weinig pogingen doen of er niet in slagen om wethouder, ambtenaren en gemeenteraad van het maatschappelijk nut van de bibliotheek te overtuigen. Maar die zijn nog te veel naar binnen gericht en te weinig assertief. Bibliotheken Lokale bibliotheken, vooral in de kleinere gemeenten, stellen zich vaak nog te afwachtend op als het gaat om de bibliotheekvernieuwing. Dat is begrijpelijk, want het is de eerste zorg van de bibliotheek om ‘zijn eigen zaak draaiende te houden’, en dat is juist voor die kleinere gemeenten vaak al moeilijk genoeg. Toch wordt er ook van hen een nieuwe positionering en een nieuwe rol verwacht, en daarop moeten ze zich voorbereiden. De provincie dient er mede zorg voor te dragen dat zij op die taak berekend zijn. De provincie stelt vast dat het personeel van de bibliotheken de vernieuwing te gelaten en passief over zich heen laat komen. Mogelijk heeft dat te maken met een tekort aan informatie over de doelstellingen en de inhoud van de vernieuwing. Op een aantal plaatsen proberen de bibliotheken dat op te vangen door een interne nieuwsbrief te verspreiden. Gelatenheid en passiviteit hebben zeker ook te maken met het type mens dat in het bibliotheekwezen werkzaam is. De bibliotheek heeft een ‘stoffig’ imago, en daar zijn de mensen die er werken, mede debet aan. Er is onder bibliotheekmedewerkers een conservatieve stroming, die vraagt ‘waarom dit alles nodig’ is. Op een aantal plaatsen is een verschil in beleving waar te men tussen een proactieve bibliotheekdirecteur en een behoudzuchtige werkvloer. Het is van levensbelang dat bibliotheken ervoor zorgen ‘op de lokale kaart’ te staan: dat zij zich duidelijk manifesteren, dat zij zichzelf goed weten te ‘verkopen’. De boodschap van de (noodzaak tot) vernieuwing moet met overtuigingskracht worden uitgedragen. Dat kan, want de bibliotheek heeft heel te bieden. Bijvoorbeeld het concept van het Kulturhus kan heel aanschouwelijk maken 19
hoe de bibliotheek geïntegreerd onderdeel kan uitmaken van de lokale sociale en culturele infrastructuur. Bibliotheken zijn nog veel te weinig ondernemend, zo laten de provincies weten, zij moeten zich duidelijker positioneren in het lokale veld van cultuur, onderwijs en zorg, omdat zij daar een wereld hebben te winnen en zij in samenhang met deze sectoren veel te bieden hebben. Door informatieachterstand, gebrek aan visie en onvoldoende betrokkenheid zijn veel gemeenten niet in staat hun rol van opdrachtgever ten opzichte van de bibliotheken overtuigend te vervullen. Het is daarom van uitermate groot belang dat gemeenten door bibliotheken goed worden geïnformeerd en dat er regelmatig overleg plaatsvindt. Belangrijk is ook dat aspecten van macht en prestige geen overheersende rol (kunnen) spelen. Om deze fundamentele functieverandering te realiseren, is het nodig dat de medewerkers van de bibliotheek niet langer hun werk doen met de blik naar binnen gericht, maar dat zij zich openstellen voor wat zich buiten hun eigen grenzen afspeelt. Dat vraagt, met de directie voorop, om ondernemerschap, assertiviteit, een externe oriëntatie, overtuigingskracht, etc. Dat is geen sinecure voor mensen die nooit zo hebben gewerkt. De provincie zal het management van de bibliotheken in de gelegenheid stellen zich de nieuw vereiste kwaliteiten eigen te maken. Dat is van groot belang, en eigenlijk mag het niet vóórkomen – zoals wel gebeurd is – dat een langerlopende cursus voor directeuren halverwege moet worden afgebroken omdat het geld op is. PBC In de meeste provincies zijn de toekomstige positie en taakstelling van de PBC’s nog met veel vragen omgeven. Hoofdlijnen in de gedachtevorming zijn dat de kleine bibliotheken door clustering zodanig groeien in volume dat zij het management voortaan zelf kunnen vervullen. De PBC krijgt een andere taak en positie. Hij wordt primair kenniscentrum en netwerkorganisator voor de hele provincie. Als kenniscentrum wordt van de PBC verwacht dat hij leiding en gestalte gaat geven aan de inhoudelijke vernieuwing. De transformatie die de PBC moet gaan doormaken, is er een van fundamentele aard, omdat hij vraagt om een omslag in het functioneren en om andere competenties en kwaliteiten van functionarissen. In de vier noordelijke provincies worden de contouren van de PBC-nieuwe-stijl al wel enigszins zichtbaar. In de overige provincies moet nog veel worden nagedacht, gediscussieerd en overlegd. Mogelijk hangt dit verschil samen met het feit dat de eersten gekozen hebben voor een model dat bij alle streven naar vernieuwing in een aantal opzichten aansluiting blijft behouden bij de reeds bestaande praktijk in de betreffende provincies, terwijl het in de andere provincies gaat om het ontwikkelen van een nieuw model. (Straks in paragraaf 5 zullen wij deze beide modellen beschrijven en aanduiden als het cohesie- resp. het marktmodel.) Voor welk model ook wordt gekozen, de provinciale coördinatoren en de PBC’s zijn het erover eens dat de tijd rijp is voor een prioriteitsverlegging van structuur naar inhoud. Maar over de
20
vraag hoe dit proces zijn beslag moet gaan krijgen, bestaan dus meestal nog slechts voornemens en plannen. Er is overleg, maar besluitvorming moet nog volgen. In het proces van ontwikkeling en implementatie van de inhoudelijke vernieuwing neemt de PBC (dan als PSO) een sleutelpositie in. Maar er is een duidelijk faseprobleem. Het proces van de omvorming van PBC naar PSO is pas laat op gang gekomen: het loopt achter de basisbibliotheekvorming aan. Dat kan een stevig probleem opleveren bij de plannen om nu echt tot inhoudelijke vernieuwing over te gaan. Mogelijk namelijk speelt hier eenzelfde mechanisme als bij de basisbibliotheken: er kan pas echt goed inhoudelijk worden gewerkt wanneer de juiste voorwaarden zijn vervuld. In een situatie waarin mensen niet weten waar zij aan toe zijn, waarin de toekomst van de instelling waarin zij werken onzeker is en daarmee ook hun eigen toekomst in het geding is, komen mensen niet tot het maximum van hun kunnen. Het is daarom zaak zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen rond de PSO’s. VOB Evenals de PSO’s wordt er in het kader van de inhoudelijke vernieuwing ook veel verwacht van de branchevereniging VOB. De provincie is van mening dat de VOB zich in de komende periode sterk zal moeten presenteren als vormgever en stimulator van het vernieuwingsproces. Een coördinator: ‘De inbreng van de bibliotheken wordt sterk gemist, lokaal en ook landelijk. De bibliotheekvernieuwing draagt heel sterk het karakter van een overheidsproject, dat primair getrokken wordt door rijk en provincie. Maar waar blijft de inbreng van de VOB?’ Een soortgelijk is te horen van de Stuurgroep, die stelt dat de rol van de VOB toe is aan herijking. De VOB moet meer inhoudelijke sturing gaan geven aan de vernieuwing. Zij dient daartoe – en dat geldt ook voor de bibliotheken – meer naar buiten te treden. Daarbij heeft de Stuurgroep een open oog voor het spanningsveld waarin de VOB verkeert: enerzijds is de VOB belangenbehartiger van de aangesloten leden (de bibliotheken), met een ledenvergadering die het beleid bepaalt; en anderzijds verwacht de overheid van de VOB een rol als agent van vernieuwing. De VOB zelf is van mening dat er bij de bibliotheken voldoende enthousiasme is om aan vernieuwing te werken, maar dat er vaak te weinig capaciteit is.’ Een fusie helpt niet, want zeven keer niks is nog steeds niks’. Nodig is dat competenties worden ontwikkeld en uitgebreid. Want de bibliotheken moeten zelf meer en anders gaan handelen, zoals contact zoeken met de gemeente (de betrokken ambtenaar, de wethouder, raadsleden), duidelijk maken wat de bibliotheek doet en waarom zij van belang is, ook voor de gemeente. Zij moet zich beter verkopen en presenteren. Daartoe hebben de bibliotheken behoefte aan praktische ondersteuning: waar moeten zij op letten? Waar naar kijken? Wat is belangrijk? Een mogelijk knelpunt is het volgende. Waar aan de ene kant de bibliotheek ondernemend moet worden, moet aan de andere kant de gemeente daar ook gevoel voor krijgen. Gemeenten en bibliotheken hebben elk hun eigen verantwoordelijkheden en taken, maar zijn wel complementair. De een is niet steeds leidend, en de ander niet steeds volgend, maar zij zijn partners, die elk hun eigen bijdrage leveren aan een gezamenlijk product. Elk bewijst daarin zijn eigen kracht, deskundigheid en meerwaarde. 21
Zeker waar het gaat om de inhoudelijke vernieuwing wordt deze vernieuwing vooral bevorderd door versterking van de branche. Maatwerk blijft noodzakelijk, omdat situaties verschillend zijn, maar provincies moeten ook oog hebben voor de overeenkomsten die er tussen hen zijn. Wil je een sterke openbare bibliotheek krijgen, dan moet je die een gezamenlijke basis bieden en herkenbaarheid. Wil je de OB promoten, dan is het aan te bevelen de gemeenschappelijke elementen te benoemen en te benadrukken. Daar wordt door de branche al aan gewerkt. De provincie moet daarvoor de gunstige randvoorwaarden scheppen. En de betrokken partijen moeten heldere afspraken maken met elkaar: wie doet wat? Er zijn veel partners in beeld, elk met eigen taak en positie, die sterk van elkaar afhankelijk zijn en elkaar nodig hebben om tot een goed product te komen. Nu het volgens alle partijen hoogste tijd is voor de inhoudelijke vernieuwing, komen zij weer in andere verhoudingen ten opzichte van elkaar te staan. Het is van belang dat zij niet op elkaar gaan zitten wachten tot de ander initiatief zal nemen, maar dat elk proactief zijn eigen verantwoordelijkheid neemt, en waar nodig de anderen opzoekt voor samenwerking. 2 .1 .7 . B i bliot h e e k v e r nie uw i ng in moda li t e it e n Zunderdorp heeft met betrekking tot de provinciale ondersteunigsstructuur het onderscheid gemaakt tussen het grote-basisbibliothekenmodel en het netwerkmodel. In het grote-basisbibliothekenmodel doen de basisbibliotheken veel zelf, zowel facilitair als inhoudelijk. In het netwerkmodel hebben we te maken met kleine basisbibliotheken; het facilitaire bedrijf (PBC) neemt een centrale positie in. In terminologie en beschrijving wordt gesuggereerd dat de omvang van de (basis)bibliotheek bepalend is voor de verhouding tussen de bibliotheek en de ondersteunende instelling. In de eerste plaats zijn de grootste basisbibliotheken niet aangesloten bij de PBC. Zij doen alles zelf, of kopen diensten in, maar zij verhouden zich in het geheel niet of nauwelijks tot de PBC. In de optiek van de Commissie Meijer en volgens de Koepelconvenant is het de bedoeling dat de grote (stedelijke) bibliotheken basisbibliotheken vormen met de kleine(re) (plattelands) bibliotheken. De praktijk laat zien dat dit in sommige provincies wel, in andere provincies niet of slechts voor een deel gebeurt. In Groningen en Fryslân doen de (grote(re)) steden alle mee in de clustering, maar in bijvoorbeeld Noord-Brabant, Noord- en Zuid-Holland en Gelderland is dat veel minder het geval. Wanneer we in de werkelijkheid van vandaag de grote verschillen zien die zich aftekenen in de wijze waarop de bibliotheekvernieuwing in de verschillende provincies gestalte krijgt, dan kan men zich afvragen waaraan die verschillen zijn toe te schrijven. Zonder te pretenderen hiermee de volledige verklaring te geven, is onze interpretatie na bestudering van de ontwikkelingen zoals die zich in de twaalf Nederlandse provincies hebben voltrokken, dat ze tenminste mede het gevolg zijn van een historisch gegroeide werkelijkheid en van de inzichten, ambities en uitgesproken voorkeuren die in de betreffende provincies dominant waren en blijkbaar nog steeds dominant zijn. 22
In de noordelijke provincies, van Groningen tot en met Overijssel, is de situatie die we nu aantreffen, het (per definitie voorlopige) resultaat van ontwikkelingen die al in gang waren gezet vóór 1
er een Commissie Meijer was, en vóór de bibliotheekvernieuwing officieel in gang werd gezet . De bibliotheekvernieuwing en de middelen die erdoor vrij kwamen, vormden een extra impuls en verruimden de mogelijkheden om van de vernieuwing werk te maken. Ook in de andere provincies werden de bibliotheken gestimuleerd om met de vernieuwing aan de slag te gaan. De Commissie Meijer, het Koepelconvenant en later het Aanhangsel bij dit convenant gaven de richting aan waarin de vernieuwing zich diende te voltrekken. Nu, een aantal jaren later, komt in hoofdlijnen een gevarieerd beeld naar voren. Gemeenschappelijk is dat de wens en de noodzaak tot bibliotheekvernieuwing op het provinciale niveau door alle actoren wordt onderschreven. De samenleving is sterk veranderd en de ‘sense of urgency’ tot het meeveranderen van de bibliotheek is een door allen gedeelde opvatting. In lijn daarmee worden ook de doelstellingen van de operatie, zoals weergegeven in het Aanhangsel bij het Koepelconvenant, door provinciaal coördinatoren en PBC’s onderschreven. Echter, de weg waarlangs wordt getracht deze doelstellingen te realiseren, vertoont veel variatie. Het cohesiemodel en het marktmodel Een nauwgezette en intensieve analyse en beschouwing van de gesprekken die wij voerden en van de documenten die wij bestudeerden, leidt tot het inzicht dat zich in essentie twee hoofdlijnen aftekenen, die wij benoemen als het cohesie- en het marktmodel. Overigens moet onmiddellijk worden opgemerkt dat beide modellen nog volop in ontwikkeling zijn. Voor het marktmodel geldt zelfs eerder dat de implementatie ervan nog niet of pas heel recent is begonnen: het draagt nog sterk het karakter van plan, voornemen en overweging. De discussie staat sterk in het teken van de positionering van de provinciale ondersteuningsstructuur. Het cohesiemodel is de naam die we meegeven aan het proces van bibliotheekvernieuwing dat ontstaan is als de min of meer logische en natuurlijke voortzetting van een reeds eerder ingezet traject van vernieuwing in de noordelijke provincies. Kenmerkend is dat grote en kleine (basis-) bibliotheken provinciebreed een netwerk vormen waarvan de actoren nauwe en intensieve relaties met elkaar onderhouden. De provinciale service-organisatie neemt een centrale positie in, die zich sterk maakt voor de (basis)bibliotheken: zij noemt zich ‘van en voor de (basis)bibliotheken’. In zijn meest doorgevoerde vorm zijn werkgeverschap, directie en administratie belegd bij de service-organisatie. Elke bibliotheek heeft een eigen front office, terwijl de back office taken van 1. In het groepsgesprek met het Ambtelijke Overleg kwam de vraag aan de orde, door wie of wat de bibliotheekvernieuwing in gang is gezet en wat het belang is van sturing. ‘De bibliotheekvernieuwing is niet het gevolg van het in gang zetten van een proces van bovenaf, maar van veranderingen die optreden in de samenleving. Op veel plaatsen is de bibliotheekvernieuwing al lang begonnen voor het traject door het ministerie OCW samen met de overige partijen werd ingezet’. Aanvulling: ‘Zeker, maar zonder beleid, zonder centrale regie en zonder ondersteuning zou het ongestructureerd plaatsvinden, bovendien lang niet overal, en met nog grotere tempoverschillen dan die we nu al constateren. Door de centrale regie staan de neuzen dezelfde kant op en is een beweging in gang gezet die onomkeerbaar is.’
23
ontwikkeling en vernieuwing berusten bij de service-organisatie. (Basis)bibliotheken zijn verplicht de facilitaire functies te laten uitvoeren door de service-organisatie; aanvullende diensten en producten waaraan zij behoefte hebben, betrekken zij eveneens van de service-organisatie. Anderzijds is de service-organisatie dienstbaar aan de (basis)bibliotheken: de (basis)bibliotheken zijn de opdrachtgevers van de serviceorganisatie, die volledig vraaggestuurd werkt.
Cohesiemodel Basisbibliotheken − Alle (kleine en grote) (basis)bibliotheken in één provinciaal netwerk. − (Basis)bibliotheken aangesloten bij PSO: werkgeverschap, financiële administratie. Provinciale steunorganisatie Service-organisatie met twee taken: facilitaire dienst en kenniscentrum. −
Facilitaire dienst: (basis)bibliotheken verplichten zich basispakket en eventuele aanvullende diensten af te nemen van PSO.
−
Kenniscentrum: vraaggericht genereren van producten en diensten, in overleg met netwerk.
Netwerk − Sterk netwerk, met (basis)bibliotheken én PSO. − PSO is ‘van en voor’ de (basis)bibliotheken. − Geen marktverhoudingen, solidariteit.
In de beschreven meest ver doorgevoerde vorm komt het cohesiemodel in de praktijk niet voor. Directie(taken) zijn in Groningen, Fryslân, Drenthe en Overijssel gedecentraliseerd naar de (basis)bibliotheken, omdat er in het cohesiemodel sterke partners nodig zijn voor de serviceorganisatie; die laatste moet immers vraaggestuurd werken. Dan moet de vraagkant sterk zijn: inhoudelijk en in de structuur. Het werkgeverschap is in Groningen belegd bij de service-organisatie; in Drenthe wordt daarover gediscussieerd en verzetten Assen en Hoogveen zich daartegen. In afwijking van het model berust in Fryslân en Overijssel het werkgeverschap bij de (basis)bibliotheken. In Groningen, Fryslân en Drenthe zijn de (basis)bibliotheken verplicht tenminste een basispakket af te nemen. Overijssel laat de bibliotheken het meest vrij. Formeel is het hen toegestaan alle diensten extern te betrekken. In de praktijk gebeurt dat echter niet. De Overijsselse Bibliotheek Dienst: ‘Wij bouwen op vertrouwen, kwaliteit en prijs – in deze volgorde’. Zo zien we dat het cohesiemodel in verschillende gradaties wordt gepraktiseerd: in Groningen stringenter dan in Overijssel. Het marktmodel is nieuw en vloeit voort uit het vernieuwingsproces zoals dat met het rapport van de Commissie Meijer werd ingezet. In dit model zijn de (basis)bibliotheken zelfstandige eenheden. Door de schaalgrootte die het resultaat is van de clustering, worden de (basis)bibliotheken in 24
staat geacht veel taken zelf te kunnen uitvoeren en deze dus niet (meer) te hoeven onderbrengen bij de provinciale service-organisatie. Het staat hen overigens vrij taken zelf uit te voeren dan wel die uit te besteden aan dienstverlenende organisaties. Dat kan de service-organisatie zijn, maar dat is geen verplichting: er is geen sprake van ‘gedwongen winkelnering’, dus diensten kunnen ook worden betrokken van de vrije markt. Basisbibliotheken zijn zo veel mogelijk onafhankelijk van de service-organisatie, die hier opereert als een bedrijf, dat zijn diensten aanbiedt tegen een marktconforme prijs. Zij staat in principe ook open voor dienstverlening aan andere instellingen dan bibliotheken en zij kan haar dienstverlening uitbreiden tot over de provinciegrenzen heen. Het werkgeverschap, de directie, het personeelsbeleid en de financiële administratie zijn de verantwoordelijkheid van de basisbibliotheken zelf. Facilitaire taken worden door henzelf uitgevoerd, maar zij kunnen ook worden uitbesteed. De verhouding tussen de basisbibliotheken en de service-organisatie draagt het karakter van een zakelijke relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Diensten waaraan behoefte bestaat, worden gedefinieerd als een opdracht, uit te voeren binnen overeen te komen grenzen van tijd en geld. Basisbibliotheken en het facilitaire bedrijf worden zakelijk gezien zoveel mogelijk uit elkaar gehouden, om vermenging van belangen te voorkomen. Basisbibliotheken moeten gelijkwaardige gespreks- en onderhandelingspartners zijn voor de service-organisatie. Schaalgrootte en bestuurlijke, zakelijke en inhoudelijke kwaliteiten moeten voldoende gewicht en invloed in de schaal leggen voor gelijkwaardige verhoudingen, die nodig zijn om ‘elkaar scherp te houden’. Markt-model Basisbibliotheken − Vorming van c.q. clustering tot basisbibliotheken. − Basisbibliotheken zijn zelfstandige eenheden: werkgeverschap, eigen (financieel, administratief en personeels)management. Provinciale steunorganisatie − Service-organisatie met twee taken: kenniscentrum en facilitair bedrijf. − Kenniscentrum wordt gefinancierd door provincie, genereert producten en diensten in opdracht van netwerk. − Facilitair bedrijf is leverancier van producten en diensten aan basisbibliotheken, tegen marktconforme prijzen. − Geen ‘gedwongen winkelnering’, vrije productafname. Netwerk − Netwerk van basisbibliotheken, die afspraken maken over samenwerking en die optreden als opdrachtgever van PSO. − PSO maakt geen deel uit van het netwerk. − Klant-leverancierverhouding, do ut des.
25
Onder meer in de provincies Noord-Brabant, Noord- en Zuid-Holland en Utrecht worden plannen uitgewerkt om volgens dit marktmodel te gaan werken. Kenmerkend is dat de basisbibliotheken zelf verantwoordelijk zijn voor alle facilitaire taken, zoals het voeren van de directie, het werkgeverschap, de personeels- en salarisadministratie, de financiële administratie, kortom voor het gehele management. Wel kunnen managementtaken worden ingekocht. Ze worden aan de (basis)bibliotheken aangeboden door de PSO, volgens een klant-leverancier-relatie. Deze bibliotheken kunnen daarop ingaan tegen vergoeding op basis van marktconforme prijzen, maar zij kunnen deze diensten ook van het particuliere bedrijfsleven betrekken. De kosten worden niet meer gesubsidieerd door de provincie. Voor de 30-min gemeenten is een compensatieregeling in het leven geroepen. De PSO gaat zich meer richten op tweedelijns- of netwerktaken. Ook deze diensten worden via een klant-leverancier-relatie aangeboden, maar deze zijn wel gesubsidieerd. Het netwerkaanbod komt tot stand nadat de organisatie van basisbibliotheken daartoe opdracht heeft verstrekt. De PSO is dus dienstverlenend ten opzichte van de bibliotheken. Daardoor en door de klant-leverancier-relatie zijn vraag en aanbod op elkaar afgestemd. In het marktmodel is de toekomst van de PSO’s enigszins onduidelijk: hoe zullen zij het – voor zover het gaat om het facilitaire bedrijf – als marktpartij gaan doen? Als PBC hebben zij al een forse reorganisatie achter de rug, nu volgt een tweede krachtproef. En hoe zullen hun ervaringen zijn als een instituut dat zich ten opzichte van zijn klanten moet omvormen van een sterk aanbodgerichte naar een vraaggerichte organisatie, met een primair dienstbare attitude? De reacties van PBC-zijde zijn dat men zich zeker niet bij voorbaat kansloos acht, maar om te overleven zijn er wel randvoorwaarden die moeten worden vervuld. Zeker is een overgangsperiode nodig om met kans op succes de nieuwe positionering in te gaan. In Noord-Brabant krijgt de PBC daarvoor anderhalf jaar de tijd. (NB De ontwikkelingen in de provincie Zeeland stemmen tot nadenken. De Zeeuwse provinciaal coördinator en de PBC zeggen er beiden van overtuigd te zijn dat het proces van bibliotheekvernieuwing zoals dat ruim vier jaar geleden formeel is ingezet, het Zeeuwse bibliotheekwerk geen goede diensten heeft bewezen. Zoals in de noordelijke provincies was ook in Zeeland al eerder een aanvang gemaakt met een proces van bibliotheekvernieuwing, op ‘Zeeuwse schaal’, dat wil zeggen gebaseerd op overzichtelijkheid en een grote bereidheid tot samenwerking. De invoering van het marktmodel heeft naar de mening van genoemde actoren een averechtse uitwerking gehad: ‘partners’ zijn voor elkaar tot ‘partijen’ geworden, spontane verhoudingen hebben plaats gemaakt voor zakelijkheid en berekening. Het is natuurlijk onmogelijk,maar het zou zo interessant zijn te weten hoe de situatie er in Zeeland nu zou hebben uitgezien wanneer er in Zeeland één basisbibliotheek zou zijn gevormd en het cohesiemodel richtinggevend zou zijn geweest.)
26
2 .1 .8 . C o nc lus i e We stellen vast dat de bibliotheken in verschillende provincies verschillende wegen zijn gegaan om dezelfde doelstellingen te bereiken. De noordelijke provincies hebben wel de hoofdlijnen gevolgd zoals die in het Koepelconvenant werden uiteengezet: zij hebben vormen van clustering van bibliotheken tot stand gebracht; zij hebben provinciebreed netwerken gevormd tussen de clusters; zij hebben de provinciale ondersteuningsstructuur opnieuw gepositioneerd; en nu staan zij op de drempel om de inhoudelijke vernieuwing te gaan aanpakken. Maar zij hebben wel een andere weg gekozen dan die in het Koepelconvenant werd gewezen. Het gevolg is dat zij op dit moment een beeld laten zien dat anders is dan wat in de overige provincies waarneembaar is, waar in hoofdlijn het marktmodel wordt gevolgd. Het is nog veel te vroeg om een oordeel over de beide modellen uit te spreken. De noordelijke provincies zijn met een voorsprong in de tijd aan het vernieuwingsproces begonnen. Het is daarom voor de hand liggend dat het cohesiemodel bij hen al verder is uitgekristalliseerd dan het marktmodel bij de andere provincies. Maar mogelijk is de vraag naar vergelijkbaarheid en naar de superioriteit van het ene model boven het andere, helemaal niet de juiste vraag. Mogelijk zijn beide modellen valide, maar gedijen ze beide slechts onder hun eigen randvoorwaarden. Naar de mening van de onderzoekers kunnen de bevindingen worden opgevat als een pleidooi voor een gedifferentieerde aanpak. Laat provincies zelf bepalen langs welke weg zij de doelstelling van bibliotheekvernieuwing willen realiseren. Geef wel het kader aan, met andere woorden, stel wel de doelstellingen vast, maar laat niet een blauwdruk een onwrikbare richtingwijzer zijn. Geef in iedere provincie de actoren, die elk op eigen wijze bij de bibliotheekvernieuwing zijn betrokken, gelegenheid om in samenspraak met elkaar te kiezen voor het pad dat het meest in overeenstemming is met de eigen historie en met de keuzen die het best passen bij de demografische en sociale samenstelling van de bevolking, bij de eigen cultuur en identiteit van de bevolking en bij de voorkeuren die mede op grond daarvan bestaan.
27
28
2.2. Deel 2 Twaalf provincies in beeld
In dit deel van het onderzoeksverslag wordt profielen geschetst van de twaalf provincies, die een beeld geven van de vorderingen die zij hebben gemaakt op het traject van de bibliotheekvernieuwing. Er is steeds aandacht voor de aspecten van herstructurering en inhoudelijke vernieuwing. Wij sluiten steeds af met een conclusie.
2 .2 .1 . D R EN TH E Aantal inwoners
481.000
Aantal gemeenten
12
PBC
Provinciale Bibliotheekcentrale Drenthe
Aantal bibliotheekorganisaties
12 10 bij PBC + 2 zelfstandig
Clustering
tot 12 basisbibliotheken
Aantal inwoners per babi
tussen 20.000 en 100.000 inw; meeste ca. 30.000 inwoners
Instapcriterium
één gemeente nog niet, maar binnen twee jaar wel
Ondersteuningsregeling babi
€ 158.000,- per jaar, 2005-2008 (6 miljoen-regeling ten behoeve van 30-min gem.)
Vernieuwingsimpuls
€ 95.000,- oplopend tot € 647.000,- in 2007/08 (inhoudelijke vernieuwing)
1 . H e r s t ru c t ur e r in g Clustering van bibliotheken Parallel aan de gemeentelijke herindeling van 36 naar 12 gemeenten hebben al in 1998 en 1999 fusies van bibliotheekbesturen plaatsgevonden. Doel was de vorming van een basisbibliotheek in elke gemeente. Voor verdere schaalvergroting was – en is – geen draagvlak. Door bottom up benadering is de ontwikkeling niet snel, maar wel gestaag gegaan. De Drentse basisbibliotheken
29
(gaan) voldoen aan het instapcriterium. De Drentse bibliotheken noemen zich ‘basisbibliotheken’, maar vraag is nog of zij straks zullen voldoen aan landelijke richtlijnen. Gestreefd wordt naar meer evenwichtige verhoudingen tussen zelfstandige en bij de PBC aangesloten basisbibliotheken en de PBC. Eerder al is gekozen voor meer zelfstandigheid van de tien aangesloten basisbibliotheken ten opzichte van de PBC en juist voor verkleining van de afstand tussen de twee zelfstandige basisbibliotheken (Assen en Hoogeveen) en de PBC. De kleine(re) basisbibliotheken hebben nu alle een eigen bibliotheekmanager. Rol provincie en provinciale ondersteuning Door een bottom up benadering hadden andere partijen dan de provincie (met name PBC, ook bibliotheken) het voortouw in de bibliotheekvernieuwing. Recent heeft de provincie haar regisserende en sturende rol nadrukkelijk opgepakt. Aanleiding daartoe vormden de rijksmiddelen die beschikbaar kwamen en daarmee samenhangend de noodzaak tot het opstellen van een Marsrouteplan. Duidelijk werd ook dat er van alle betrokken partijen een actieve rol wordt verwacht, die soms anders is dan de traditionele. Met name de positie van de PBC is in het geding, maar daarmee ook die van de andere partijen. De provincie geeft prioriteit aan de omvorming van de PBC tot steunorganisatie van en voor alle bibliotheken. Dit moet per 2006 een feit zijn. De plannen zijn nog niet uitgewerkt. In afwijking van de Koepelconvenant (‘basisbibliotheken zijn werkgever’) voert de PBC het werkgeverschap voor de tien aangesloten bibliotheken; de twee zelfstandige bibliotheken (Assen, Hoogeveen) zijn eigen werkgever. Er is een Stuurgroep Bibliotheekvernieuwing Drenthe, samengesteld uit bestuurders van de bibliotheekorganisaties, gemeenten en provincie, die verantwoordelijk is voor de voortgang en de kwaliteit van het vernieuwingsproces. De stuurgroep wordt ambtelijk bijgestaan door een nog op te richten Werkgroep Bibliotheekvernieuwing Drenthe. Van gemeenten en ook van bibliotheken wordt verwacht dat zij zich actiever gaan opstellen en zich meer prominent gaan profileren, opdat zij, elk op eigen wijze, hun opdrachtgeverschap gestalte kunnen geven: de gemeenten ten opzichte van de bibliotheken, de bibliotheken (via het DNB) ten opzichte van de PBC-nieuwe-stijl. De provincie is van mening dat de gemeenten nog duidelijk moeten groeien in hun rol als actief beleidsmaker: zij hebben de behartiging van het bibliotheekwerk gedurende lange tijd overgelaten aan de PBC. Het personeel van de bibliotheken laat naar haar oordeel de vernieuwing te gelaten en passief over zich heen komen. Mogelijk heeft dat te maken met een tekort aan informatie over de doelstellingen en de inhoud van de vernieuwing. De bibliotheken gaan zorgen voor en soort van interne nieuwsbrief. Vanuit het ambtelijk overleg bibliotheekwerk wordt een cursus opgezet voor gemeenteambtenaren, gericht op kennisvermeerdering bij de gemeenten over de mogelijkheden van het bibliotheekwerk, versterking van de positie van de bibliotheken bij de gemeenten en concreet op het opstellen van een lokale vernieuwingsagenda voor 2005.
30
Netwerkvorming Er is een Drents Netwerk Bibliotheken, vanaf 1 januari a.s. Drents Netwerk Basisbibliotheken geheten, dat platform is voor overleg van lokale bibliotheekdirecteuren en -managers, en tevens kenniscentrum, gericht op innovatie (inhoudelijke vernieuwing). Het formuleert ook de vragen naar dienstverlening door de PBC. Het netwerk (met ook de stadsbibliotheken) functioneert sinds 2003 voor een proefperiode van twee jaar. Ook de PBC maakt er deel van uit. De positie van de PBC is omstreden, omdat de PBC dienstbaar is aan het DNB en dit DNB ook optreedt als opdrachtgever van de PBC. Bovendien is de PBC voor kleinere bibliotheken en gemeenten onmisbaar, maar de beide zelfstandige bibliotheken gemeenten achten haar (te) dominant. In het Marsrouteplan is opgenomen dat de PBC een plan ontwikkelt voor de overgang naar een serviceorganistie voor bibliotheekwerk in 2006. De provincie zet in op een sterk netwerk, wat een noodzaak wordt geacht ter compensatie van de kleinschaligheid van de basisbibliotheken. Het DNB vervult die compenserende functie. Er is een kwartiermaker voor het opzetten en organiseren ervan. De wetenschappelijke steunfunctie wordt opgeheven en neergelegd bij landelijke initiatieven: IBL, Al@din, Landelijk leren. Kwaliteitszorg, HRM In de periode 2001-2004 zijn alle rijksgelden besteed aan de scholing van personeel van bij de PBC aangesloten bibliotheken. Alle kleine bibliotheken hebben nu een lokale manager. Managers en directeuren hebben ook een marketingcursus gedaan. Een en ander betekent een duidelijke kwaliteitsimpuls. Voor de komende jaren staat scholing en bijscholing op de agenda voor besturen, PBC-medewerkers, bibliotheekpersoneel. Er is lokaal een basis gelegd voor kwaliteitsverbetering van de basisbibliotheken, volgens het INK-model. Er is een traject uitgezet naar certificering. Vanaf 2005 kunnen basisbibliotheken worden gecertificeerd volgens het INK-model; eind 2007 moeten alle basisbibliotheken gecertificeerd zijn, is het voornemen. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Het DNB heeft vanaf 2004 enkele inhoudelijke projecten in uitvoering, of uitgevoerd. Men wilde bewust de mensen in het veld laten weten dat er meer is dan alleen een structuurdiscussie, en dat het primair om de inhoud gaat. Er is 250.000 euro uitgetrokken voor vijf projecten, die alle van start zijn gegaan. Onderwerpen liggen op het terrein van kleine kernen beleid, educatie en communicatie. Een concreet product is de Drentse bibliotheekpas, waarmee men bij elke bibliotheek in Drenthe terecht kan. Toch wordt vastgesteld dat de meeste tijd en energie in de stelselherziening is gaan zitten. Voor de nabije toekomst is sterke belangstelling voor lokaal integraal beleid. Een substantieel deel van de vernieuwingsgelden gaat naar een programma voor horizontale samenwerking met 31
organisaties en instellingen uit verschillende sectoren: cultuur, zorg, welzijn, onderwijs. Bibliotheken worden ook steeds meer betrokken in het gemeentelijk accommodatiebeleid voor de (gezamenlijke) huisvesting van culturele en maatschappelijke instellingen. In het Marsrouteplan heeft de provincie aansluiting gezocht bij de vijf gezamenlijke landelijke programmalijnen. Ze zijn echter nog niet zodanig uitgewerkt dat men er onmiddellijk mee aan de slag zou kunnen gaan. Dat geldt voor de inhoud zowel als voor de bij de uitvoering te betrekken actoren. C on c lus ie s Vorderingen in Drenthe gingen traag maar gestaag, maar hebben in de afgelopen periode in structureel opzicht een versnelling ondergaan. De herstructurering is niet voltooid, maar er is veel op stapel gezet dat in de komende periode zijn waarde moet bewijzen. − Parallel aan de gemeentelijke herindeling zijn er in Drenthe 12 basisbibliotheken gevormd. In formele zin is daarmee de clustering tot basisbibliotheken tot stand gebracht, maar het is de vraag in hoeverre de ontstane kleinschalige bibliotheken zich straks ‘basisbibliotheek’ mogen blijven noemen. Zij vervullen immers niet alle kerntaken die van een basisbibliotheek worden verwacht. Drenthe gaat deze vraag op korte termijn zelf bekijken en beantwoorden. − Drenthe zet sterk in op een krachtig netwerk op provinciale schaal, ter compensatie van de geringe schaalgrootte van de basisbibliotheken. Het opstarten en uitbouwen van dit netwerk is prioriteit in de komende jaren. Er wordt een kwartiermaker ingezet. − Omvorming van de PBC staat voor de korte termijn op de agenda: -
zij gaat meer vraaggericht werken;
-
zij gaat zich meer dienstbaar opstellen: de DNB wordt opdrachtgever;
-
zij gaat intensiever samenwerken met de twee niet-aangesloten bibliotheken;
-
de tien aangesloten bibliotheken gaan zich juist meer verzelfstandigen t.o.v. de PBC, die nochtans hun formele werkgever blijft.
− Van gemeenten wordt een sterker positionering verwacht als opdrachtgever, in interactie met de bibliotheken, onder meer door het opstellen van een vernieuwingsagenda. − De (kleine) bibliotheken hebben een kwaliteitsslag gemaakt in de sfeer van het management, maar profileren zich nog onvoldoende en zijn te weinig proactief. − Er is een – bescheiden – begin gemaakt met een kwaliteitstraject. Duidelijk is dat de herstructurering in de afgelopen jaren de meeste tijd en energie heeft gekost. Maar met de inhoudelijke vernieuwing is daadwerkelijk een begin gemaakt in de vorm van het in uitvoering nemen van projecten. De leefbaarheid van het platteland is een belangrijk onderwerp.
32
2 .2 .2 . FL EVO LA N D Aantal inwoners
360.000
Aantal gemeenten
6
PBC
geen PBC,sinds kort Servicecentrum Flevolandse Bibliotheken
Aantal bibliotheekorganisaties
6
Clustering
tot twee basisbibliotheken
Omvang doelbevolking per bib ca. 175.000 tot 200.000 inwoners Instapcriterium
door alle gemeenten gehaald
Ondersteuningsregeling babi
€ 78 .000,- per jaar, 2005-2008
Vernieuwingsimpuls
€ 81.000,- oplopend tot € 543.000,- in 2007/08
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering van bibliotheken Het proces van herstructurering is in Flevoland pas laat op gang gekomen. Een bottom-up benadering gaf weinig resultaat, waarna de provincie in september 2004 het voortouw nam. Nu worden er door fusie twee gelijkwaardige basisbibliotheken gevormd: één grotestadsbibliotheek (Almere); de overige gemeenten vormen een tweede basisbibliotheek; Zeewolde moet nog kiezen. De schaalgrootte wordt gunstig geacht voor het behalen van efficiencywinst; deze middelen kunnen worden ingezet voor kwaliteitsverbetering en vernieuwing. Elke gemeente behoudt een eigen frontoffice. Per basisbibliotheek is er één back office. De frontoffices zijn de opdrachtgevers van de back office. Dit bevordert de klantgerichtheid en de betrokkenheid en het opdrachtgeverschap van de gemeenten. Er is een bedrijfsplan gemaakt door een extern bureau, waar de bibliotheken zich achter hebben gesteld. En er is een stappenplan. Na een intentieverklaring per 1-4-2005 geschiedt de oprichting van de twee basisbibliotheken per 1-1-2006. De bibliotheek Zeewolde beslist voor 1-7-2005 tot welke basisbibliotheek zij wil behoren. Rol provincie en provinciale ondersteuning De provincie heeft in de recente periode nadrukkelijk een sturende taak op zich genomen en is voortvarend te werk gegaan. De provinciaal coördinator wil dat er samenhang en samenwerking ontstaat op provinciaal niveau en dat de basisbibliotheken elkaar daar weten te vinden. Er was weliswaar een Stichting Samenwerkende Flevolandse Bibliotheken, maar dat was eigenlijk alleen een bestuur, en een lichte vorm van federatieve samenwerking. Sinds kort is er op instigatie van de provincie een Servicecentrum Flevolandse Bibliotheken (SFB), dat klein is, een onafhankelijke positie inneemt en slagvaardig en klantgericht moet opereren. Het SFB heeft deels een faciliterende, deels een inhoudelijk ondersteunende taak gekregen.
33
Almere doet niet mee met het SFB. De bibliotheek Almere wil geen afstand doen van bovenlokale taken, die zouden worden overgeheveld naar het servicecentrum. Dit is een bestuurlijk gevoelig punt, dat nog niet is opgelost. Er is discussie over de vraag, of het SFB nodig blijft wanneer er straks twee basisbibliotheken functioneren. In elk geval wordt het SFB tot 2007 gefinancierd door de provincie. Daarna wordt de zaak opnieuw bezien. De taakomschrijving van het SFB is opgenomen in het Marsrouteplan. Het SFB moet in de optiek van de provincie ook de verbindende schakel gaan vormen tussen de twee basisbibliotheken; maar zo ver is het nog lang niet. Gemeenten en lokale bibliotheken stellen zich vaak nog te afwachtend op als het gaat over de bibliotheekvernieuwing. Dat is begrijpelijk, want de verantwoordelijke gemeenteambtenaar heeft meer in portefeuille dan het bibliotheekwerk; en de eerste zorg van de bibliotheken is ‘hun eigen zaak draaiende te houden’. Toch wordt er van gemeenten zowel als van bibliotheken een nieuwe positionering en een nieuwe rol verwacht. Daarop moeten zij zich voorbereiden. De provincie dient ervoor te zorgen dat zij daar de faciliteiten voor krijgen. Netwerk Zij wil sterk inzetten op a. de ondersteuning van de netwerkvorming tussen de beide basisbibliotheken i.o.; en b. de aansluiting van het provinciale op het landelijke netwerk. De provincie heeft netwerktaken gedefinieerd, zoals ICT-infrastructuur; coördinatie van landelijke en provinciale bibliotheekdiensten; kwaliteit en professionalisering; en transport voor interbibliothecair leenverkeer. Het SFB levert producten en ondersteunt bibliotheken bij de implementatie. Er is een provinciale stuurgroep Bibliotheekvernieuwing, die de bibliotheekvernieuwing stimuleert en de voortgang bewaakt, maar sinds de opdracht tot samenstelling van het Marsrouteplan aan de orde is, overlegt de provinciaal coördinator ook rechtstreeks met alle gemeenten en bibliotheken. Dat doet op bestuurlijk niveau ook de gedeputeerde. (Dat kan, omdat het veld, met zes gemeenten in totaal, overzichtelijk is.) De wetenschappelijke steunfunctie wordt vernieuwd en ondergebracht bij de bibliotheek Almere. Kwaliteitszorg, HRM De bibliotheken hebben gezamenlijk gekozen voor de inzet van subsidiemiddelen om een kwaliteitsinstrument (INK-model) en een daaraan te koppelen functie-innovatiesysteem (OBIP-plus) te implementeren. OBIP-plus is een instrument ter ondersteuning van het HRM-beleid. Projectleiders helpen de bibliotheken bij de implementatie, maar het initiatief komt vanuit de bibliotheken zelf. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing De structuurdiscussie is in de afgelopen periode sterk dominant geweest. ‘Structuur volgt inhoud’ is een correct uitgangspunt, maar het is theorie. Zodra er iets structureels speelt, focust iedereen 34
daar onmiddellijk op en komt men aan de inhoud niet toe. Dus is het praktisch eerst de structuur te regelen. De provincie wil dat de structuur eind 2005 helder is: de discussie over clustering, provinciaal netwerk en servicecentrum is dan afgerond en de structuur is dan operationeel. Omdat de stelselherziening (structuur) tot op heden alle energie heeft opgeëist, staat Flevoland nog aan het begin van de inhoudelijke vernieuwing. Toekomstige activiteiten worden vastgesteld na goed onderzoek naar: a. de behoeften van (potentiële gebruikers; en b. de beleidsspeerpunten van de gemeenten. C on c lus ie s De stelselherziening is laat op gang gekomen, maar heeft in de recente periode een versnelling te zien gegeven. De stelselherziening is nog lang niet voltooid, er moet nog veel worden geregeld, maar er zijn wel belangrijke vorderingen gemaakt. Anderzijds zijn er ook lastige barrières en wordt het proces ‘stroperig’ genoemd. − Via een stappenplan worden per 1-1-2006 twee gelijkwaardige basisbibliotheken operationeel. − De provincie zet sterk in op netwerkvorming tussen de twee basisbibliotheken. Zij acht het van belang dat zij met elkaar communiceren en samenwerken, want anders is er van een provinciaal netwerk geen sprake. Beide hebben zich wel voor samenwerking uitgesproken. − Netwerkvorming en ondersteuning van de basisbibliotheken zijn na moeizaam overleg (voorlopig voor een proef van twee jaar) als opdrachten neergelegd bij het Servicecentrum Flevolandse Bibliotheken, dat sinds kort is opgericht. Echter; de bibliotheek Almere doet met instemming van de gemeente geen zaken met het SFB, wat samenwerking met de andere basisbibliotheek bemoeilijkt. − Het SFB moet zichzelf gaan bewijzen, terwijl verhoudingen en omstandigheden niet onverdeeld gunstig zijn. De inhoudelijke vernieuwing ‘staat nog in de kinderschoenen’.
35
2 .2 .3 . FR YSLÂ N Aantal inwoners
642.000
Aantal gemeenten
31
PBC
Bibliotheekservice Fryslân (BSF); v/h CBD Fryslân
Aantal bibliotheekorganisaties
26
Clustering
tot 6 bibliotheekclusters (basisbibliotheken); één ‘witte vlek’
Aantal inwoners per babi
tussen 75.000 en 140.000 inwoners
Instapcriterium
door alle gemeenten gehaald
Ondersteuningsregeling babi
€ 384.000,- jaarlijks, 2005-2008
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 118.000,- in 2005, oplopend
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Bibliotheken in 31 gemeenten hebben door fusie zes basisbibliotheken (in Fryslân ‘bibliotheekclusters’ genoemd) gevormd. Deze operatie was op 1-1-2004 (nagenoeg) afgerond. Moeilijke vraagstukken waren: wie past bij wie? En wie wil met wie? De bibliotheekclusters zijn zelf verantwoordelijk voor het werkgeverschap; er kunnen wel diensten van de BSF worden betrokken. De bibliotheekclusters hebben elk een bestuurder/directeur die nauw samenwerkt met de aangewezen ambtenaar van de clustergemeenten, die namens deze gemeententen de ‘trekker’ is van het bibliotheekwerk. Ook de gemeentelijke vernieuwingsagenda wordt per cluster opgezet (is dus een ‘clusteragenda’). Vernieuwingsgelden worden vanaf 2005 via de clusters ingezet. De verdeling is gekoppeld aan de vernieuwingsagenda 2005 en aan de kwaliteit en actualiteit van inhoudelijke projectplannen die door de clusters worden ingediend. Rol provincie en provinciale ondersteuning De Centrale Bibliotheek Dienst Fryslân is per 1-1-2004 vervangen door de Bibliotheekservice Fryslân, een facilitair bedrijf en kenniscentrum, dat volgens een nieuwe formule operationeel is. De directeuren van clusters vormen – met een onafhankelijk voorzitter – de Raad van Bestuur van de SBF. ‘De service-organisatie is van en voor de bibliotheken’. De verantwoordelijkheid voor de service-organisatie wordt gedragen door de bibliotheekclusters gezamenlijk, waardoor een optimale afstemming wordt bereikt tussen de dienstverlening door de SBF en de wensen en behoeften van de clusters. De regiefunctie van de provincie ligt voor een belangrijk deel in de taak de ‘trekkers’ van de clustergemeenten bijeen te brengen en met elkaar te laten communiceren. Daarnaast zijn er de individuele contacten van de provinciale coördinator met clusterdirecteuren en ambtelijke ‘trekkers’. Er is sinds 2003 geen provinciale stuur- of werkgroep meer.
36
Netwerkvorming De BSF fungeert als provinciale service organisatie, met een facilitair bedrijf en een kenniscentrum. Zij ondersteunt het nieuwe bibliotheeknetwerk. Als kenniscentrum is de BSF vooral aanspreekbaar op aspecten van inhoudelijke vernieuwing, waar het zwaartepunt in de komende jaren zal worden gelegd. Er is een stuurgroep Bibliotheek fan Moarn. Diverse werkgroepen zijn daaraan opgehangen. BSF ontwikkelt en stimuleert, met het doel de bibliotheken betrokken te houden bij de actuele maatschappelijke vraagstukken. Fryslân heeft een goed opgezette en effectieve communicatiestructuur, die praktisch goed werkbaar blijkt. Deze is het gevolg van een centrale aanpak. Binnen de stelselvernieuwing is het geld vooral centraal ingezet, voor het geheel, en dit met instemming van het veld. De wetenschappelijke steunfunctie is niet bij een bibliotheek ondergebracht, maar bij Tresoar (Fries Historisch en Letterkundig Centrum). De provincie vindt het van belang Tresoar te betrekken bij een gezamenlijk collectie- en media-inkoopbeleid. Kwaliteitszorg, HRM Wat betreft de kwaliteitszorg wordt aansluiting gezocht bij de gezamenlijke landelijke programmalijn Kwaliteitszorg, certificering, benchmark, zoals die in het Marsrouteplan wordt beschreven. Het is de bedoeling dat conform de Koepelconvenant in 2007 alle basisbibliotheken structureel aan kwaliteitszorg werken volgens het INK-model. In 2004 is een eerste stap gezet door het uitvoeren van een positiebepaling voor alle basisbibliotheken. Momenteel wordt een systeem van certificering uitgewerkt; in 2005 kunnen de bibliotheken worden gecertificeerd. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Nu de stelselwijziging is voltooid, wordt de aandacht verlegd naar de implementatie van de inhoudelijke vernieuwing en een cultuurverandering binnen de bibliotheekorganisaties. Inhoudelijke vernieuwing wordt onder meer vorm gegeven door uitwerking te geven aan de vijf gezamenlijke programmalijnen: ICT en infrastructuur; professionalisering; horizontale samenwerking; inhoudelijk bibliotheekbeleid; kwaliteitszorg en benchmark. In de ‘Strategienota ‘Op één spoor’ werd door in het kader van ‘De bibliotheek fan maorn’ een beeld geschetst van de bibliotheek van de toekomst: − een bedrijfsmatig geëxploiteerd kenniscafé, sfeervol en eigentijds geoutilleerd, lage drempel, iedereen komt er, van jong tot oud; − de bibliotheek ontsluit informatie op aantrekkelijke en snelle wijze. DUS: de bibliotheek is een publieke voorziening, die informatie ontsluit en op maat aanbiedt aan een brede klantengroep, met gebruik van nieuwe informatietechnologie;
37
− haar educatieve en culturele rol geeft zij vorm door samenwerking te zoeken met andere instellingen, zoals scholen, musea e.d. om gezamenlijke activiteiten te ondernemen. Provinciale bibliotheekpas, overal in provincie terecht. C on c lus ie s − Fryslân is een voorloper in het proces van bibliotheekvernieuwing. In deze provincie is het proces van herstructurering reeds afgerond per 1 januari 2004: -
er waren zes clusters van gefuseerde bibliotheken ontstaan;
-
de provinciale steunorganisatie was omgevormd tot een servicecentrum met een facilitair bedrijf en een kenniscentrum (Bibliotheek Service Fryslân).
− Opvallend is de ver doorgevoerde clusterstructuur, waarbij de clustering van bibliotheken parallel loopt aan de clustering van gemeenten; er is per cluster één ambtelijke ‘trekker’ voor alle betrokken gemeenten. Daardoor wordt ervaring en deskundigheid opgebouwd bij een ambtenaar, die daardoor een betere gesprekspartner wordt voor de andere partijen. Het vergemakkelijkt de communicatie. − De activiteiten worden nu meer gericht op: -
de (implementatie van de) inhoudelijke vernieuwing;
-
cultuurverandering binnen de bibliotheekorganisaties, gericht op ondernemerschap, een meer zakelijke instelling en externe gerichtheid.
In de praktijk zien we dat inhoudelijke vernieuwing nog voornamelijk gericht is geweest op de infrastructuur, zoals in Marsrouteplan ook wordt opgemerkt. Innovatie, nieuwe dienstverlening, externe oriëntatie, zijn de sleutelwoorden voor uitwerking in de nabije toekomst.
38
2 .2 .4 . G E LD ER LA N D Aantal inwoners
1.967.000
Aantal gemeenten
56
PBC
Biblioservice Gelderland
Aantal bibliotheekorganisaties
67 57 bij Biblioservice + 10 zelfstandig
Clustering
tot 21 basisbibliotheken (provincie wil maximaal 16)
Aantal inwoners per babi
35.000 tot 220.000 inwoners; grote verschillen
Instapcriterium
3 gemeenten voldoen niet aan instapniveau; één gemeente valt nog buiten een cluster
Ondersteuningsregeling babi
€ 823.000,- jaarlijks, 2005-2008
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 263.000,- oplopend tot 1.9 miljoen in 2007/08
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Er zijn negen basisbibliotheken gevormd (twee per 1-1-2005) of in voorbereiding. Andere bibliotheken zijn in gesprek met elkaar. Het proces gaat in de richting van 21 basisbibliotheken, maar de provincie streeft naar een maximum van 16, en geen enkele gemeente die geïsoleerd komt te staan. De Taskforce Bibliotheekvernieuwing Gelderland heeft aangegeven dat het optimale werkgebied 80.000 tot 100.000 inwoners omvat. Er zijn zes stedelijke bibliotheken, waarvan er vier basisbibliotheek worden en twee nog in overleg zijn met omliggende gemeenten. Op verzoek van de provincie hebben alle beoogde basisbibliotheken een stappenplan ingediend, waarin zij aangeven hoe tot een basisbibliotheek te komen. Volgens deze plannen is eind 2005 de helft van de basisbibliotheken een feit en is de operatie per 1-1-2007 voltooid; niet alle basisbibliotheken zullen de optimale omvang bereiken. Voor elke basisbibliotheek i.o. is/wordt een kwartiermaker (of directeur) benoemd. Werkgeverschap is een zaak van de basisbibliotheken. Rol van provincie en provinciale ondersteuning De provincie neemt sinds enige tijd steviger een sturende rol op zich. Lange tijd was er sprake van een bottom up benadering. Bibliotheken en gemeenten konden de clustering zelf vorm geven. Maar dit bleek te vrijblijvend en liep te traag. De omvorming van Biblioservice Gelderland (BSG, die de opvolger was van PBC Gelderland) tot ondersteunende tweedelijnsorganisatie met servicebedrijf, is afgerond. Het is een facilitair bedrijf (dat opdracht- en vraaggericht werkt) en het is een kenniscentrum. Het ontwikkelt een klantleverancierrelatie met de basisbibliotheken. Het presenteert zich ook als mogelijke partner en coproducent op de terreinen van educatie, cultuur, welzijn en zorg. Het is een onafhankelijke instelling, die formeel geen deel uitmaakt van de Stg Samenwerkende Gelderse Bibliotheken (SGB, de directeuren van alle Gelderse bibliotheken), maar wel als toehoorder aanwezig is bij de 39
vergaderingen van het Algemeen Bestuur. Biblioservice richt zich in principe niet op de ‘markt’ buiten de provincie, omdat daardoor mogelijk provinciale middelen zouden ‘weglekken’. Gemeenten voelen zich in het algemeen niet sterk bij het bibliotheekwerk betrokken. Maar er zijn uitzonderingen, van wethouders die wel degelijk betrokken en actief zijn. Bibliotheken kosten veel geld, zo is de houding, en als het kan, wordt er bezuinigd. Dit laatste bleek, toen een aantal Gelderse gemeenten boven het instapniveau van het vernieuwingsproces bleken te zitten, en daaruit concludeerden dat het dus wel minder kon. Gemeenten hebben er vaak geen idee van hoe belangrijk de bibliotheek is en wat hij ook voor haar en voor de uitvoering van haar beleid kan betekenen. Er wordt ook een informatieachterstand vastgesteld bij de gemeenten: men vindt de bibliotheekvernieuwing ingewikkeld, het is een belasting en het kost tijd. Veel onbegrip wordt veroorzaakt door onwetendheid. Toch wordt van hen een geprononceerde rol verwacht als opdrachtgever van de bibliotheek. Netwerkvorming Netwerkvorming is betrekkelijk nieuw in Gelderland, maar wordt wel een hot item nu er (vernieuwings)middelen beschikbaar komen. De provincie ondersteunt (ook financieel) het Platform Samenwerkende Gelderse Bibliotheken, dat een netwerk is van alle basisbibliotheekdirecteuren. Het platform fungeert als aanspreekpunt voor de provincie, als klantenpanel voor Biblioservice en als indiener van projecten. Verder is er het Gelders Bibliotheeknetwerk, bestaande uit het Platform SGB, Biblioservice Gelderland, Bibliotheek Arnhem (voor de wetenschappelijke steunfunctie) en variabele partijen, afhankelijk van thema’s die aan de orde zijn (onderwijs, cultuur, etc.). Binnen dit netwerk worden bindende afspraken gemaakt over samenwerking en inhoudelijke vernieuwing. Het lidmaatschap is niet vrijblijvend. Participerende bibliotheken verplichten zich tot benchmarking, collectie-uitwisseling en collectie-afstemming en afstemming van bibliotheeksystemen. Participanten zijn proactief: zij ‘halen’ en ‘brengen’. De wetenschappelijke steunfunctie wordt uitgevoerd door de bibliotheek Arnhem. Kwaliteitszorg, HRM Een deel van de vernieuwingsgelden wordt in de periode 2005-2007 ingezet voor functievernieuwing in de Gelderse bibliotheeksector. In 2003 ontvingen alle bibliotheken een bijdrage voor de uitvoering van een nulmeting in het kader van INK-kwaliteitszorg. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Inhoudelijke vernieuwing is geprogrammeerd voor de komende drie jaar. Er zijn twee hoofdlijnen: a. beter en sneller toegankelijk zijn voor de gebruikers; en b. zich ontwikkelen tot een gewaardeerde partner in de informatievoorziening en ondersteuning van culturele en educatieve pro40
gramma’s. Deze doelstellingen zijn gekoppeld aan de uitwerking en uitvoering van de vijf gezamenlijke programmalijnen: ICT en netwerkstructuur; inhoudelijk bibliotheekbeleid; professionalisering; kwaliteitszorg; certificering; en horizontale samenwerking. De thema’s moeten nog verder worden uitgewerkt, de rollen nog verdeeld. Een concreet voorbeeld van inhoudelijke vernieuwing is A Part in Apeldoorn, waar bibliotheek, gemeente-archief en gemeentemuseum een samenwerkingsverband zijn aangegaan en gezamenlijk gehuisvest zijn. C on c lus ie s De herstructurering heeft in Gelderland recent een impuls gekregen, waardoor mogelijk een stroomversnelling plaatsvindt. Maar er moet nog veel worden overlegd en besloten. − Door een bottom up benadering was er lange tijd sprake van vrijblijvendheid. Sinds kort (o.a. door de opstelling van het Marsrouteplan) heeft de provincie haar inspanningen opgevoerd. De stelselvernieuwing begint langzaamaan vorm te krijgen. − Er zijn 21 basisbibliotheken in voorbereiding; volgens intentieverklaringen is de helft operationeel aan het einde van 2005 en de andere helft een jaar later. Ondanks voortvarende aanpak op vele plaatsen moet er nog heel veel worden verlegd en besloten. − De provincie wil maximaal 16 basisbibliotheken, om de ideale schaalgrootte te realiseren. − De omvorming van de PBC tot een servicebedrijf is gerealiseerd in de vorm van Biblioservice Gelderland, die operationeel is. − Er is een Gelders Bibliotheeknetwerk opgericht, waaraan de basisbibliotheken (i.o.), Biblioservice, Bibliotheek Arnhem (voor WSF) en wisselend andere partijen participeren. Het netwerk moet zich gaan bewijzen. Zolang (veel) basisbibliotheken zich nog niet hebben gevormd, is structurele inhoudelijke vernieuwing niet goed mogelijk, zo is ook de ervaring in andere provincies. Incidenteel zijn er initiatieven en projecten voor inhoudelijke vernieuwing in uitvoering en ook incidenteel zijn er mooie voorbeelden van good practice. Maar het echt gestructureerde vernieuwingswerk moet nog beginnen.
41
2 .2 .5 . G R O N IN G E N Aantal inwoners
ruim 574.000
Aantal gemeenten
25
PBC
netwerkorganisatie Biblionet Groningen
Aantal bibliotheekorganisaties
66 vestigingen; zij maken deel uit van Biblionet
Clustering
tot 8 clusters
Aantal inwoners per babi
40.000 tot 70.000 inwoners (ex. Groningen: 175.000)
Instapcriterium
wordt door alle gemeenten gehaald
Ondersteuningsregeling babi
€ 334.000,- jaarlijks, 2005-2008
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 105.000,- oplopend tot 724.000,- in 2007/08
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Er worden geen basisbibliotheken gevormd in Groningen. Alle 25 bibliotheken tezamen vormden in een eerste ronde (2000) door fusie één soort van basisbibliotheek, waarvan ook de PBC Biblionet deel uitmaakte. Intussen is een tweede ronde ingezet, waarin het tot verdere clustering moet komen. Er zijn 8 clusters in ontwikkeling, met verschillende snelheden, in verschillende stadia van ontwikkeling. Twee clusters zijn gereed. De visie is, dat clustervorming van onderop moet komen, leidt er toe dat het tempo laag is. Rol van de provincie en provinciale ondersteuning De provincie vervult de regierol en is verantwoordelijk voor de voortgang. Biblionet zorgt voor de inhoudelijke ontwikkeling. Er wordt gezamenlijk opgetrokken. Biblionet was al gevormd in het jaar 2000, dat wil zeggen al voor het proces van bibliotheekvernieuwing werd opgestart. Zij was het resultaat van een fusie tussen de PBC Groningen en de Openbare Bibliotheek Groningen. Probiblio heeft sterk aan de ontwikkelingen darna bijgedragen. Het heeft een algemeen bestuur dat gevormd wordt door de cliëntenraad (vertegenwoordigers van de clusters). De benadering in Groningen draagt een sterk bottom up karakter. Biblionet richt zich op de back office taken en op het werkgeverschap van de geclusterde bibliotheken. In feite kan de situatie in Groningen worden beschouwd als één grote basisbibliotheek, met ook de steunorganisatie onder hetzelfde dak. Bijzonder is dat Biblionet niet fungeert als facilitair bedrijf, maar als netwerkpartner. Afname van een basispakket door de basisbibliotheken is verplicht, aanvulling is mogelijk. Veel gemeenten zien op tegen de bibliotheekvernieuwing omdat het in eerste instantie op hen afkomt als een overweldigende hoeveelheid complexe materie, waarvan zij weinig weet hebben. Van een actieve invulling van het opdrachtgeverschap is meestal dan ook geen sprake. De provincie heeft de ervaring dat gemeenten minder afhoudend worden naarmate zij beter worden 42
geïnformeerd, vooral over onderwerpen waarbij zijzelf betrokken zijn: clustervorming, vernieuwingsagenda, gemeentelijke opdrachtgeverschap, etc. Dat komt ook het proces van bibliotheekvernieuwing ten goede. Niet te hard vooruit lopen, bijtrekken, soms afremmen, soms is het een, soms het ander nodig om de gemeenten betrokken en hun kennis up to date te houden. Nadat eerder al door de provincie informatiebijeenkomsten zijn belegd voor gemeenteambtenaren, is recent door het opstellen van het Marsrouteplan een aantal gemeenten meer betrokken geraak bij de bibliotheekvernieuwing; de jaarlijks terugkerende vernieuwingsagenda’s kunnen hen betrokken houden. Er is ook in Groningen nog veel werk te verzetten om de gemeenten bij te trekken. Er wordt actief gewerkt aan de deskundigheidsbevordering van gemeenteambtenaren voor bibliotheekzaken. Netwerkvorming Er is een netwerk opgebouwd, dat bestaat uit gemeenten, provincie, clusters van bibliotheken en Biblionet. Overleg vindt plaats via de Provinciale Stuurgroep Bibliotheekvernieuwing en de Ambtelijke Werkgroep. Er is een werkwijze ontstaan die een mix is van bottom up en top down. De provinciale ambtenaren bereiden het beleid voor voor de Provinciale Stuurgroep Bibliotheekvernieuwing, die de informatie voor overleg doorsturen naar het veld. Inhoudelijke vernieuwing wordt door Biblionet ontwikkeld in samenwerking met de clusters, en vindt vervolgens zijn weg naar het werkveld. Overleg vindt plaats langs twee kanalen: de ambtelijke tussen provincie en gemeente; en de inhoudelijke tussen Biblionet en bibliotheek. Kwaliteitszorg, HRM Verschillende projecten worden door Biblionet ontwikkeld op de terreinen van kwaliteitszorg en HRM. Ze zijn goed voor de eigen organisatie, maar ze hebben ook een landelijke uitstraling. Zo worden besturen, directies en medewerkers van bibliotheken ondersteund bij het vorm geven van de bibliotheekvernieuwing, de clustervorming en invoering van het INK model voor kwaliteitszorg en benchmark. In andere projecten wordt aandacht besteed aan scholing, training, functie-innovatie en aan de ontwikkeling van managementcompetenties. In 2004 hebben alle bibliotheken een nulmeting-positiebepaling uitgevoerd. Er is een systeem van certificering uitgewerkt; vanaf 2005 kunnen bibliotheken worden gecertificeerd. Een van de speerpunten van beleid is de vormgeving van het ondernemerschap, omdat dit vanouds niet sterk vertegenwoordigd is in de bibliotheek. Opleiding van intern personeel is één oplossing, het inbrengen van ‘nieuw bloed’ een andere. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Groningen zet sterk in op ‘inhoud’. De tijd is daar rijp voor, omdat er een ondersteunende organisatie is en omdat er een netwerk is. Bovendien is er bij Biblionet al enige jaren ervaring met de uitvoering van projecten, op alle niveaus: binnen het eigen netwerk, binnen de provincie in andere sectoren, binnen de drie noordelijke provincies, en ook landelijk. Tal van landelijke innovatieve 43
projecten werden uitgevoerd. In 2004 werd aan Biblionet de innovatieprijs bibliotheken toegekend. Door Biblionet loopt Groningen voorop met het ontwikkelen en realiseren van landelijke projecten. Er is bijvoorbeeld één achtergrondcollectie in de provincie. Alle provinciale ondersteunings- en vernieuwingsgelden worden beschikbaar gesteld voor inhoudelijke vernieuwing. De inhoudelijke vernieuwing valt voor een belangrijk deel samen met de gezamenlijke programmalijnen die landelijk zijn uitgezet. ICT en netwerkstructuur; inhoudelijk bibliotheekbeleid; professionalisering; kwaliteitszorg, certificering en benchmark; en horizontale samenwerking Daarnaast zijn vijf inhoudelijke projecten gedefinieerd, die medio 2005 moeten zijn afgerond. Voor zover ze betrekking hebben op kwaliteitszorg en HRM werden deze al eerder genoemd onder de noemer van kwaliteitszorg en HRM. Verdere onderwerpen zijn: zelfservice door de klant en kennismanagement. C on c lus ie s − In Groningen is het proces van clustervorming gaande. Door de bottom up benadering is het tempo laag. Bibliotheekbesturen zijn in gesprek met elkaar. Sommige initiatieven verkeren nog in een verkennend stadium, maar er zijn ook twee basisbibliotheken gevormd. Er zullen naar verwachting 8 clusters ontstaan, die volgens plan per 1-1-2006 zijn gerealiseerd. Er zijn geen ‘witte vlekken’.
− Reeds in 2000 is uit een fusie de netwerkorganisatie Biblionet ontstaan. Biblionet neemt een centrale positie in in het bibliotheekwerk in Groningen. Zij richt zich als kenniscentrum op back office taken; en als serviceorganisatie is zij formeel de centrale werkgever van het bibliotheekpersoneel. − Tegen de achtergrond van de ideeën zoals verwoord in de koepelconvenant neemt Groningen een afwijkende positie in, door wel naar clustering, maar niet naar basisbibliotheken te streven. Groningen zet sterk in op netwerkvorming en op de samenbindende werking die daarvan kan uitgaan. De sterke positie van Biblionet draagt daaraan in sterke mate bij. − Er is een heldere en onderling goed afgestemde taakverdeling tussen provincie en ondersteunende instelling. − Met name door de inbreng van Biblionet kon in de afgelopen jaren reeds worden gewerkt aan inhoudelijke vernieuwing, o.a. in de vorm van uitgevoerde projecten. Groningen loopt voorop en geniet landelijke reputatie op het terrein van de inhoudelijke vernieuwing. Het voert op tal van terreinen projecten uit met een landelijke uitstraling, zoals: organisatieontwikkeling en clustervorming; scholing, training en functie-innovatie; ontwikkeling van managementcompetenties; selfservice door de klanten en kennis management.
44
2 .2 .6 . LI MB U R G Aantal inwoners
1.094.000
Aantal gemeenten
45 (excl Mook, Bergen, Gennep)
PBC
Stichting Bibliotheekhuis Limburg
Aantal bibliotheekorganisaties
45
Clustering
tot vier regionale clusters, is streven van de provincie op den duur
Omvang doelbevolking per bib tussen 187.000 en 505.000 inw Instapcriterium
een aantal gemeenten nog niet; voornemen in 2007
Ondersteuningsregeling babi
€ 509.000,- per jaar, 2005-2008
Provinciale subsidie
€ 169.000,- uit rijksbijdrage, oplopend tot 1.2 miljoen in 2007/08
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering De vorming van clusters van bibliotheken, die naar aanwijzing in het Koepelconvenant ook in Limburg moet plaatsvinden, is in de afgelopen periode slechts zeer spaarzaam tot stand gebracht. Hoewel het doel is een samenhangend provinciaal netwerk tot stand te brengen, blijven de lokale bibliotheken zelfstandig (met een eigen bestuur; fusie wordt afgewezen). De herpositionering zou dienen te verlopen volgens de lijnen van het in 2001 samengestelde businessplan. Daarin waren vier regio’s voorzien. Het plan heeft vanaf zijn verschijnen veel commotie veroorzaakt, omdat provincie en gemeenten elkaar niet konden vinden en er bovendien niet goed werd gecommuniceerd.. In eerste aanleg heeft de provincie het voortouw genomen om tot vernieuwing te komen. Daarna is het initiatief gelaten aan de gemeenten, die elkaar in meerderheid echter niet hebben weten te vinden. Op dit moment voorziet de provincie een groot afbreukrisico voor het proces van bibliotheekvernieuwing wanneer het streven naar basisbibliotheekvorming via fusie top down zou worden doorgezet. Mogelijk ontstaan er veel ‘witte vlekken’ en ‘afhakers’. De provincie is van oordeel dat de spreiding van het aantal bibliotheekvoorzieningen de verantwoordelijkheid is van de gemeenten. Omdat het langs de weg van fusie en basisbibliotheekvorming dus moeilijk blijkt tot clustering en samenwerking tussen gemeenten te komen, wordt het accent nu verlegd naar de inhoudelijke vernieuwing. (Directeur Bibliotheekhuis: ‘Dat is ook in overeenstemming met de Koepelconvenant, waar immers inhoud ook voorop wordt gesteld’.) Mogelijk kunnen bibliotheken en gemeenten elkaar wel vinden in vormen van praktische samenwerking en komen er langs die weg basisbibliotheken tot stand. Deze visie wordt uitgedragen in het Marsrouteplan en gedeeld door gemeenten en bibliotheken. 45
Er is intussen in Limburg wel één basisbibliotheek gevormd (Parkstad). Verder blijken in verschillende delen van de provincie gemeenten elkaar – kleinschalig, projectmatig – te vinden; er zijn ca. zeven clusters gevormd. Andere initiatieven zijn vaak nog in een verkennend stadium. Clustervorming wordt in Limburg negatief beïnvloed door overwegingen van concurrentie en prestige: wie gaat met wie? Dit speelt tussen gemeenten en tussen bibliotheken. Rol provincie en provinciale ondersteuning Clustering van gemeenten blijft een prioriteit van de provincie, maar de top down benadering is nu verlaten.De gedachte is dat gemeenten elkaar op min of meer natuurlijke wijze vinden en tot samenwerking besluiten. De provinciaal coördinator probeert dit proces te bevorderen door in gesprekken met wethouders en bibliotheekdirecteuren te attenderen op mogelijkheden tot samenwerking. De provincie heeft extra middelen uitgetrokken voor vernieuwingsprojecten. (Provinciaal coördinator: ‘Financiële prikkels werken het best. Als er financieringsmogelijkheden zijn, vindt besluitvorming doorgaans snel plaats.’) Provinciale Steunorganisatie Stg Bibliotheekhuis Limburg is per september 2004 opgericht (als opvolger van Symbiose bibliotheekwerk, die eerder op zijn beurt de plaats innam van de PBC Limburg). Men is met hulp van een kwartiermaker bezig met het opstellen van een visie en missie voor de nieuwe organisatie, die een facilitaire taak krijgt en een taak als ontwikkelaar van de inhoudelijke vernieuwing. Verschillende opties liggen nog voor. Het blijkt dat gemeenten in het algemeen weinig kennis hebben van de bibliotheekvernieuwing. De provincie rekent het tot haar taak iets aan die informatieachterstand te gaan doen. Netwerkvorming Betrokkenen bij de netwerkvorming zijn: provincie, gemeenten, het Bibliotheekhuis, basisbibliotheken en bibliotheekclusters. Er is een drietal overlegstructuren: − er is een bestuurlijk overleg met de vier regio's, door de provincie georganiseerd en met de provincie als voorzitter; − er is overleg op het niveau van de clusters, met gemeenteambtenaren en bibliotheekvertegenwoordigers; coördinatie en organisatie liggen bij gemeenteambtenaren; de provincie ontvangt de verslagen en besluiten en doet aan monitoring; − er is een directeurenoverleg bibliotheken, georganiseerd door een van de directeuren; de provincie houdt nauw contact, maar is bewust niet aanwezig bij deze bijeenkomsten om er niet te veel bovenop te zitten. De wetenschappelijke steunfunctie wordt in Limburg uitgevoerd door de Stadsbibliotheek Maastricht.
46
Kwaliteitszorg, HRM In de gezamenlijke programmalijnen die in het Marsrouteplan worden beschreven, wordt ook aandacht besteed aan professionalisering en kwaliteitszorg. Een en ander moet nog worden ontwikkeld en vervolgens geïmplementeerd. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing De provincie geeft aan een koerswijziging te maken van stelselwijziging naar inhoudelijke vernieuwing. De discussie over de inhoud van deze vernieuwing moet nog worden gevoerd. De provincie voegt aan de vernieuwingsgelden van de rijksoverheid voor de periode van vier jaar jaarlijks 1 miljoen euro toe voor inhoudelijke vernieuwing. C on c lus ie s − In vergelijking tot de rest van Nederland loopt Limburg achter in de bibliotheekvernieuwing; de structuurdiscussie heeft erg veel tijd gekost en heeft nog niet veel opgeleverd. Er is één basisbibliotheek gevormd. − Nadat de top down benadering met de nadruk op clustering tot vier basisbibliotheken is stukgelopen, heeft de provincie besloten het accent te gaan verleggen naar de inhoudelijke vernieuwing. De hoop en verwachting is, dat gemeenten en bibliotheken elkaar zullen vinden langs de min of meer natuurlijke weg van samenwerking rond inhoudelijke projecten. Er is één basisbibliotheek gevormd en er zijn ca. zeven clusters van gemeenten die elkaar rond de bibliotheekvernieuwing hebben gevonden. − In de vorm van het Bibliotheekhuis is sinds kort een nieuwe provinciale ondersteunende organisatie opgericht. Aan visie en missie wordt gewerkt; nog vele opties liggen voor. − De verhouding tussen gemeenten en provincie ligt gevoelig. Strategisch handelen met gevoel voor verhoudingen is voor de provincie van belang. − Netwerkvorming vindt plaats in de vorm van een drietal overleggen, die respectievelijk worden georganiseerd door provincie, gemeenten en bibliotheken. − De inhoudelijke vernieuwing staat als eerste prioriteit op het lijstje van de provincie, maar moet nog worden opgestart.
47
2 .2 .7 . N O O R D - B R A B A N T Aantal inwoners
1.747.000
Aantal gemeenten
71 (incl Mook, Bergen, Gennep)
PBC
Provinciale Bibliotheekcentrale
Aantal bibliotheekorganisaties
67
Clustering
tot 22 basisbibliotheken (16 fusies + 6 zelfstandig)
Omvang doelbevolking per bib tussen 40.000 en 220.000 inw; meeste ca. 135.000 inw Instapcriterium
vier voldoen niet, w.v. twee over twee jaar wel; één gemeente geen aansluitingbij cluster
Ondersteuningsregeling babi Provinciale subsidie
€ 923.000,- per jaar, 2005-2008 € 313.000,- uit rijksbijdrage in 2005, oplopend tot € 2 mln in 2007
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Voornemen was, te komen tot de vorming van basisbibliotheken door middel van fusie. Ca. 15 basisbibliotheken zijn (nagenoeg) gevormd, de overige zijn ver in de voorbereiding. Belangrijk was de stimulerende rol die de provincie vanaf het begin vervulde en nog vervult. De provincie dringt erop aan te voorkomen dar er ‘donuts’ ontstaan: afzonderlijke stadsbibliotheken, die worden omgeven door tot een basisbibliotheek geclusterde bibliotheken van omringende gemeenten. Dat lukt in een aantal gevallen niet. De initiatieven tot fusie worden bottom up genomen: gemeenten zoeken elkaar op en nemen zelf initiatief tot samengaan. Een basisbibliotheek kan met verschillende gemeenten verschillende afspraken maken. Het is van belang dat dit transparant blijft. Het is de bedoeling dat het proces van clustering in 2005 geheel is afgerond – dat wil zeggen, voorlopig, want het wordt door de provincie niet uitgesloten- en zeker wenselijk – geacht dat er in een volgende fase meer clustering zal volgen. Bovendien voldoen lang niet alle zichzelf basisbibliotheek noemende bibliotheken aan de Criteria Basisbibliotheken die de provincie NoordBrabant voorlopig heeft ‘geadopteerd’ van de provincie Zuid-Holland (ontwikkeld door De Vuyst, 2004). Basisbibliotheken zijn zelfstandige organisaties die een eigen management voeren. Uitbesteding daarvan is mogelijk, tegen een marktconforme prijs, bij de PBC-nieuwe-stijl of op de vrije markt. Provinciale ondersteuning In Noord-Brabant zijn initiatieven tot bibliotheekvernieuwing al voor 2001 begonnen. De provincie heeft zeker in de aanvang een sterk sturende, regisserende en coördinerende rol vervuld. Intussen is de PBC bezig uit te groeien tot een facilitair bedrijf. Het staat basisbibliotheken vrij om – tegen betaling – diensten af te nemen. De PBC ontvangt provinciale subsidie voor diensten die worden geleverd aan het netwerk en voor zijn inspanningen als kenniscentrum (voor de inhou48
delijke vernieuwing). Een mogelijke inkomensbron wordt gegenereerd wanneer andere organisaties en instellingen diensten afnemen. De PBC verandert in een facilitair bedrijf/provinciale service organisatie (FB/PSO), die zich minder met eerstelijns activiteiten (managementondersteuning van bibliotheken) gaat bezighouden en meer met tweedelijnsondersteuning (o.a. ICT-infrastructuur, marketing en communicatie, logistiek en vervoer). De PBC krijgt anderhalf jaar de tijd om zich te ontwikkelen tot een markt- en klantgericht bedrijf. De landelijke ondersteuningsgelden worden in Noord-Brabant niet via de provincie, maar via het gemeentefonds verdeeld. Netwerkvorming Er is een bibliotheeknetwerk gevormd in de Stg Brabants Bibliotheken Netwerk. Het is samengesteld uit de basisbibliotheken (die participeren via het Directie Overleg Brabantse Bibliotheken (DOBB), die een spilfunctie te vervullen krijgt) en de PBC-nieuwe-stijl. De DOBB staat voor de opgave zich te ontwikkelen van een overlegorgaan naar een gremium voor niet-vrijblijvende samenwerking. Analoog dient de PBC zichzelf om te vormen van een instelling voor kleine bibliotheken tot een service-instelling voor het gehele netwerk van basisbibliotheken. Het geheel moet resulteren in een samenhangend stelsel ten behoeve van bibliotheekvoorzieningen, met het doel te komen tot klantgerichtheid, effectiviteit en efficiency. De meerwaarde van het netwerk is gelegen in de grotere effectiviteit die ervan kan uitgaan voor de bibliotheek. Ten behoeve van het vernieuwingsproces zijn een stuurgroep, regiegroep en klankbordgroep in het leven geroepen. Een projectbureau begeleidt het geheel. De wetenschappelijke steunfunctie wordt in Noord-Brabant uitgevoerd door de bibliotheken in Tilburg en Eindhoven. Zij worden in de toekomst Brabantbreed en vraaggericht in het netwerk gepositioneerd, bovendien afgestemd op het landelijke WSF-netwerk. Kwaliteitszorg, HRM In de komende jaren worden de vernieuwingsgelden ingezet voor de ontwikkeling van trainingen, cursussen en programma’s ten behoeve van deskundigheidsbevordering, opleiding, HRM en organisatieontwikkeling. Dat is nodig omdat er behoefte is aan competenties die tegemoet komen aan nieuwe eisen die aan de basisbibliotheken worden gesteld. Basisbibliotheken kunnen aangeven welke scholingsbehoefte zij hebben. Zij doen dat in termen van het INK-model en OBIP-plus. De PSO verleent hierbij ondersteuning. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing De structuurverandering heeft in de afgelopen jaren zoveel tijd en energie gekost, dat er voor inhoudelijke vernieuwing niet veel ruimte was. De prioriteit wordt nu verlegd. Het DOBB maakt een projectenplanning voor een aantal innovatieve projecten, die in het verlengde liggen van de
49
vijf landelijk uitgestippelde programmalijnen. In het Marsrouteplan worden drie soorten van projectvoorstellen onderscheiden: − facilitaire netwerkprioriteiten: marketing en communicatie, ICT-infrastructuur, logistiek en vervoer; − inhoudelijke netwerkprioriteiten: versterken informatiefunctie; implementatie van virtuele mediatheek in het voortgezet onderwijs; en innovatiefonds voor het stimuleren van sociale cohesie en leefbaarheid; en − professionalisering en HRM, gericht op het management van basisbibliotheken en op DOBB. Voorwaarde om de doelstellingen te realiseren, is, dat alle betrokken partijen hun rol goed kunnen vervullen, dat wil zeggen, dat zij niet alleen ‘halen’, maar ook ‘brengen’. Voor de bibliotheken betekent dat vooral dat zij zich ontwikkelen tot goede culturele ondernemers en voor de gemeenten dat zij adequaat inhoud weten te geven aan hun taak als opdrachtgever. Daartoe worden voor beide actoren bijeenkomsten gepland. C on c lus ie s De basisbibliotheekvorming in Noord-Brabant zal in 2005 (voorlopig) zijn afgerond. Het resultaat wordt door de provincie niet onbevredigend genoemd, maar er zijn toch nogal wat ‘donuts’ ontstaan, dat wil zeggen, grotere bibliotheken die op zich een basisbibliotheek hebben gevormd zonder de omringende kleine gemeenten. De oorzaak daarvan kan aan twee kanten gelegen zijn: geen overtuiging van meerwaarde aan de ene, en angst te worden ‘opgeslokt’ aan de andere kant. Er zijn ook basisbibliotheken ontstaan van beperkte schaalgrootte. Noord-Brabant heeft een koplopersfunctie vervuld in het proces van herstructurering van het openbare bibliotheekstelsel in de zin van de Cie Meijer en het Koepelconvenant. Doel is de vorming van zelfstandige basisbibliotheken die self supporting zijn en zich in een klant-leverancierrelatie verhouden tot de andere partijen, met name tot de PBC-nieuwe-stijl. Deze PSO ontwikkelt zich tot een facilitair bedrijf en een klant- en marktgericht service-instituut. De PSO wordt voor een deel gesubsidieerd en moet zich voor een ander deel op de vrije markt weten te redden. Het is dienstbaar aan het netwerk en handelt primair in opdracht van het DOBB, als vertegenwoordiger van de basisbibliotheken. De inhoudelijke vernieuwing staat nu als eerste prioriteit op de agenda. Plannen daartoe zijn ontwikkeld. Intussen zijn er incidenteel al wel mooie voorbeelden van innovatieve initiatieven. De aanpak van de vernieuwing in Oss geldt als een voorbeeld voor andere plaatsen.
50
2 .2 .8 . N O O R D - H O LLA N D Aantal inwoners
ruim 2.5 miljoen
Aantal gemeenten
65
PBC
ProBiblio
Aantal bibliotheekorganisaties
66 45 bij ProBiblio + 16 zelfstandig + 5 gemeentebibliotheken
Clustering
tot 8 tot 16 basisbibliotheken in 2008; twee bibliotheken doen niet mee
Aantal inwoners per babi
tussen 50.000 en 255.000 inw (ex. Amsterdam)
Instapcriterium
niet gehaald door 6 gemeenten; er is overleg
Ondersteuningsregeling babi
€ 657.000,- jaarlijks, 2005-2008
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 335.000,- oplopend € 2.437.000,- in 2007/08
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Amsterdam wordt een ‘basisbieb avant la lettre’ genoemd. Daarnaast is één bovenlokale basisbibliotheek via fusie gereed, en twee binnen heringedeelde gemeenten. Ideaal in de ogen van de provincie is een basisbibliotheek met een werkgebied van 100.000 tot 150.000 inwoners, waarin 40 tot 60 fte werkzaam is. Thans echter stelt de provincie als praktische ondergrens een verzorgingsgebied van 45.000 inwoners, als goede eerste stap. De provincie streeft naar de vorming van ca. 20 basisbibliotheken in 2006, via fusie of federatie, verzelfstandigd qua directie en werkgeverschap. Voor de periode daarna wordt een tweede fase van schaalvergroting voorzien tot 8 tot 16 basisbibliotheken. Bibliotheken en gemeenten praten met elkaar over samenwerking, vaak nog oriënterend en heroriënterend. De provincie wil blijven werken met een bottom up benadering, met enkele vormen van stimulans: een bonus voor grotere gemeenten (max. 20.000 euro) wanneer zij meedoen aan een basisbibliotheek; en er was geen externe procesbegeleiding, maar sinds kort is er een pool van fusiebegeleiders. De provincie denkt dat er begin 2006 tien basisbibliotheken door fusie gereed kunnen zijn, en drie in gevorderd stadium. Rol provincie en provinciale ondersteuning Probiblio is de PBC voor Noord- en Zuid-Holland samen. Zij verzorgt thans nog voor de kleinere bibliotheken de directie en het werkgeverschap. Het ligt in het voornemen dat zij wordt omgebouwd tot een nieuwe provinciale serviceorganisatie (PSO). De basisbibliotheken nemen directietaak en administratie over. Zij kunnen wel – tegen marktconforme prijzen – diensten van de serviceorganisatie blijven afnemen. De PSO is primair verantwoordelijk voor de kwaliteitsverbetering van het bibliotheekwerk en richt zich meer op de tweedelijnstaken van inhoudelijke ontwikkeling en vernieuwing van basisbibliotheken en hun netwerk. PSO en SOOB zetten zich geza51
menlijk in voor het provinciale netwerk. De opdracht van de PSO ligt derhalve op de terreinen van kennis, netwerk en facilitering (dienstverlening). Probiblio en de provincie willen medio 2005 een akkoord bereiken over deze nieuwe taken, functies en verantwoordelijkheden. De provincie zal bevorderen dat waar mogelijk personeel van Probiblio naar de basisbibliotheken gaat. Om dat te stimuleren wordt een bonussysteem geïntroduceerd: 10.000 euro voor 1 fte. Er is een provinciaal projectteam dat tot taak heeft de bibliotheekvernieuwing in de provincie te stimuleren. Gemeenten laten zich naar waarneming van de provincie (te) sterk leiden door het kostenaspect. Ze zijn vaak niet goed op de hoogte van de bedoelingen en de inhoud van de bibliotheekvernieuwing. Belangrijk zijn: goede communicatie, betrokkenheid, geld als stimulans en het buitenspel houden van aspecten van macht en prestige. Netwerkvorming Netwerkpartners zijn: gemeenten, basisbibliotheken, SOOB en Biblionet. SOOB is de Stichting Overleg Openbaar Bibliotheekwerk, het overleg van directies van de Noord-Hollandse bibliotheken, voorlopig ook van de basisbibliotheken-in-oprichting. Het netwerk moet fungeren als de motor van de bibliotheekvernieuwing in Noord-Holland (‘van overleg naar samenwerking’ is de leuze). Innovaties en knelpunten worden er gezamenlijk opgepakt. De SOOB wordt omgevormd van een overleg- naar een samenwerkingsorgaan tussen (basis-) bibliotheken. Nader wordt bezien hoe SOOB en PSO zich tot elkaar verhouden en hoe hun rollen optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. SOOB zal in elk geval niet vertegenwoordigd zijn in het bestuur van de PSO. Mogelijk wordt de (nieuwe) directeur van de PSO adviserend toehoorder. De serviceorganisatie wordt dienstbaar aan de (basis)bibliotheken. Als (voorlopige) netwerktaken worden onder meer gezien: ICT, kwaliteitszorg (INK, certificering) en HRM (OBIP-plus). De WSF-functie wordt uitgeoefend door de bibliotheken van Amsterdam en Haarlem. De rol en de plaats van de wetenschappelijke steunfunctie in het netwerk zijn toe aan herijking. Ze worden nader onderzocht. Kwaliteitszorg, HRM Kwaliteitszorg (INK), certificering en personeelsontwikkeling (OBIP-plus) zijn geformuleerd als (waarschijnlijke) netwerktaken. Ze worden opgepakt zodra het netwerk wordt opgestart.
52
2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Voor 2005 is afgesproken vooral te focussen op de afronding van het proces van herstructurering: − de voltooiing van de basisbibliotheekvorming; − de omvorming van Probiblio tot een goed functionerende serviceorganisatie; en − de organisatie van een provinciaal netwerk. Dat vergt zo veel tijd en energie dat er voor de uitvoering van inhoudelijke vernieuwing slechts beperkt gelegenheid overblijft. Wel worden er plannen opgesteld voor projecten in het kader van vernieuwingsgelden en provinciale middelen. Voor zo ver mogelijk wordt er ook uitvoering aan gegeven. In de plannen van de provincie tot inhoudelijke vernieuwing vormen de vijf gezamenlijke landelijke programmalijnen het vertrekpunt. Het gaat om: ICT en infrastructuur; inhoudelijk bibliotheekbeleid; professionalisering, ook van (de aanpak van) het vrijwilligerswerk; kwaliteitszorg, certificering en benchmark (INK model); en horizontale samenwerking. De SOOB werkt aan een long list van projecten, die in overleg met het veld tot een short list wordt teruggebracht. Aan de professionalisering wordt de hoogste prioriteit toegekend. Ook wordt aansluiting gezocht bij enkele landelijke thema’s. C on c lus ie s − Het proces van herstructurering heeft in Noord-Holland in de recente periode de eerste concrete resultaten laten zien. − De provincie heeft de opstelling van het marsrouteplan aangegrepen om initiatieven te nemen ter bevordering van de vorming van basisbibliotheken, een provinciaal netwerk en ondersteuningsstructuur om het proces van bibliotheekvernieuwing een impuls te geven. − Het proces van herstructurering is nog verre van voltooid. De nabije periode wordt van groot belang, want er staat veel op stapel: -
basisbibliotheekvorming vordert, maar heeft nog tijd nodig;
-
netwerkvorming is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van basisbibliotheken;
-
de SOOB moet zijn gezag vestigen;
-
de PSO moet zich positioneren in het veld, zijn bestaansrecht aantonen en zijn meerwaarde bewijzen.
− Een positieve uitstraling van de nieuwe PSO als voorstander en bevorderaar van de vorming van basisbibliotheken, kan de herstructurering in een versnelling brengen. − Inhoudelijke vernieuwing moet van de grond komen, maar in andere provincies is gebleken dat randvoorwaarde daarvoor is, dat het proces van herstructurering tenminste in een gevorderd stadium verkeert.
53
2 .2 .9 . O V ER IJ SS EL Aantal inwoners
ruim 1.1 miljoen
Aantal gemeenten
25
PBC
Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD)
Aantal bibliotheekorganisaties
25 stichtingen 17 aangesloten bij OBD, 8 zelfstandig
Clustering
25 (basis)bibliotheken, parallel aan gemeentelijke herindeling
Aantal inwoners per babi
van 15.000 tot 151.000 inwoners (19 tussen 20.000 en 80.000)
Instapcriterium
alle gemeenten voldoen aan instapniveau
Ondersteuningsregeling babi
€ 453.000,- jaarlijks, 2005-2008
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 165.000,- (oplopend tot 1.17 miljoen in 2007)
1 . H e r s t r uc t ure ring ‘In Overijssel wordt niet gedaan aan stelselvernieuwing; alleen aan inhoudelijke vernieuwing’, is de kernachtige uitspraak van de directeur van de Overijsselse Bibliotheek Dienst. Clustering Er worden in Overijssel geen basisbibliotheken nagestreefd. Omdat bibliotheken de gemeentegrenzen volgen, is het niet zinvol ze zo te noemen. Parallel aan de gemeentelijke herindeling (van 45 naar 26 gemeenten) zijn er 26 bibliotheekorganisaties actief, waarvan er 18 zijn aangesloten bij de Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD). Overijssel heeft ervoor gekozen geen verdere schaalvergroting na te streven en niet verder te fuseren. Ter compensatie wordt een sterk netwerk neergezet. Middelen kunnen derhalve maximaal worden ingezet voor inhoudelijke vernieuwing. Zo maken gemeenten afzonderlijk geen gebruik van de middelen die door het rijk beschikbaar zijn gesteld in het kader van de vorming van basisbibliotheken. Ze worden toegevoegd aan de vernieuwingsmiddelen. Bibliotheken kunnen onderling samenwerking zoeken als daaraan behoefte bestaat. Rol van provincie en provinciale ondersteuning Al in de jaren tachtig is een begin gemaakt met bibliotheekvernieuwing, dus al lang voor de start van het officiële landelijke traject. Vanaf het begin vervulde de provincie een sterke regierol. Er was veel aandacht voor draagvlak voor het interbibliothecaire netwerk. Tevens heeft de provincie in de afgelopen periode een miljoen euro per jaar uit eigen middelen in de bibliotheekvernieuwing gestoken. Binnen de provincie loopt het "dossier bibliotheken" zeer goed. De participanten waarderen tevens in hoge mate de sterke rol die de provincie speelt en de sterke belangenbehartiging door de gedeputeerde.
54
Er waren in Overijssel oorspronkelijk twee PBC’s, die zijn samengegaan in een Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD). De OBD is als tweedelijnsdienst bestemd voor alle bibliotheken: er is aandacht voor ondersteuning, ontwikkeling en vernieuwing, met name ook voor de inhoudelijke aspecten van de vernieuwing. Het werkgeverschap van alle bibliotheekpersoneel wordt van de OBD overgeheveld naar de bibliotheken. De provincie onderhoudt goede contacten met alle gemeenten en bibliotheken. Dat gebeurt door één op één gesprekken en door regelmatig overleg op bestuurlijk en ambtelijk niveau en met de OBD. Er is sprake van een goede afstemming tussen provincie, gemeenten en bibliotheken. Zo is op basis van de lokale vernieuwingsagenda’s (opgesteld door gemeenten en bibliotheken) een provinciaal plan opgesteld, dat in het Bestuurlijk Overleg Bibliotheken Overijssel (BOBO) en het Ambtelijk Overleg Bibliotheken Overijssel (AOBO) is besproken en aangenomen. De provincie stuurt en regisseert sterk, maar door goede interactie met de partners wordt die rol geaccepteerd en gewaardeerd. Er bestaat een zekere spanning tussen lokale bibliotheekvernieuwing en bezuinigingsoperaties van de gemeenten. Deze bezuinigingen vormen een reële bedreiging voor het lokale bibliotheekwerk. De provincie is van mening dat WMO-gelden in de toekomst ook bestemd zouden kunnen worden aan het Kulturhus-concept, maar daar willen de gemeenten nog niet aan. Het uitvoeren van integraal beleid kan daardoor in gevaar komen. Een bedreiging is ook dat gemeenten slecht op de hoogte zijn van wat de bibliotheek in zijn vernieuwde vorm te bieden heeft. Zolang dat het geval is kunnen zij geen adequate rol vervullen als opdrachtgever. De bibliotheken zijn over het algemeen te weinig assertief. Netwerkvorming Er wordt sterk op netwerkvorming ingezet, zowel horizontaal als verticaal. Er is reeds een DOBO (Directie Overleg Bibliotheek Overijssel). Het DOBO vormt het provinciale netwerk; het wordt voor advies bijgestaan door de twee provinciale steunorganisaties (OBD en SAB). Op lokaal niveau is er sprake van horizontale netwerkvorming, in de contacten die basisbibliotheken onderhouden met lokale partners, uit de sectoren van cultuur, onderwijs, welzijn, etc. Alle gemeenten hebben een convenant getekend met de provincie: ‘Maatwerk in samenwerking’. Daarin staan de doelstellingen verwoord van de bibliotheekvernieuwing in Overijssel, met de posities en rollen van alle participanten. De wetenschappelijke steunfunctie is ondergebracht bij het Stadsarchief en de Atheneumbibliotheek (SAB) in Deventer. Kwaliteitszorg, HRM Op het gebied van kwaliteit en kwaliteitszorg gebeurt veel met autonome provinciale middelen. Er is een professionele kwaliteitsmanager, gelieerd aan de OPG, die kwaliteitsmetingen verricht 55
volgens het INK-model. De nulmetingen zijn zojuist uitgevoerd bij alle bibliotheken en nu worden de verbetertrajecten opgesteld. Aansluiting wordt gezocht bij de landelijk te ontwikkelen kwaliteitscriteria. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing In Overijssel kreeg en krijgt nog steeds de inhoudelijke vernieuwing een centrale plaats. ‘Samenhang en kwaliteit’ was de titel die werd meegegeven aan de vernieuwing in de eerste tranche (1999-2003), die gericht was op kwetsbare doelgroepen. Intussen is de tweede tranche gestart, genaamd: ‘Verrijkt en vérreikend bibliotheekwerk 2004-2007’. Anders dan in de eerste tranche, toen ‘ontwikkeling’ voorop stond, gaat het nu primair om ‘implementatie’. Concreet wordt gewerkt aan een vijftal concepten, door de bibliotheken zelf benoemd als de meest actuele: coöperatie; 24/7 bibliotheek; Samen met Scholen; 100% zelfbediening; en ‘de verrijkte bibliotheek’. Om uitvoering mogelijk te maken worden de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de vorming van basisbibliotheken (30-min gemeenten) gevoegd bij de extra vernieuwingsgelden. Toewijzing van de middelen vindt plaats op basis van lokale vernieuwingsagenda’s en het marsrouteplan. Overijssel trekt daarnaast extra budget uit voor de vestiging van Kulturhusen. Er zijn in Overijssel Kulturhusen in 18 gemeenten. Ze worden door de provincie gesubsidieerd in het kader van het plattelandsbeleid en ze zijn schoolvoorbeelden van integraal beleid. De bibliotheek is in dit concept geen noodzakelijke, maar wel een logische partner. In driekwart van de gevallen participeert de bibliotheek in het Kulturhus. De OBD heeft drie gecertificeerde mediators in dienst om te adviseren bij de projectaanpak. Zij werken nauw samen met de ambtenaren in de betreffende gemeenten, die ondersteuning wel kunnen gebruiken omdat het bibliotheekgebeuren veelal een klein onderdeel uitmaakt van hun takenpakket. Een aantal voornemens voor projecten kan pas worden gerealiseerd wanneer het marsrouteplan wordt goedgekeurd en de beschikking van OC&W afkomt. ‘Overijssels bibliotheekwerk in 2016’ gunt ons een blik in de toekomst: ‘Het merendeel van de bibliotheken is gevestigd of in Kulturhus-achtige accommodaties of de bibliotheek is uitgebouwd met de functie cultuur, educatie en ontmoeting. De openingstijden zijn royaal. De bibliotheek is elke dag open en er is altijd wat te doen. In de fysieke bibliotheek is grotendeels sprake van zelfbediening en de bibliotheek heeft een prettige en professionele uitstraling. De bibliotheek is een gewaardeerde participant in lokale educatieve, culturele en/of informatieve programma’s.’
56
C on c lus ie s − Er wordt in Overijssel niet gestreefd naar grote basisbibliotheken. In formele zin is de basisbibliotheekvorming daardoor minder problematisch. Maar terecht stelt Overijssel zich bij zijn concept de volgende kritische vragen: -
Kunnen kleinere bibliotheken de kwaliteit leveren die actueel wordt gevraagd van het openbare bibliotheekwerk?
-
Wordt de samenwerking van onderop in het ‘Overijsselse model’ voldoende gestimuleerd?
De vragen zijn gesteld, maar nog niet beantwoord. − Ter compensatie wordt sterk ingezet op netwerkvorming. ‘Sterke basisbibliotheken in een solide netwerk’, is het leidende motief. Het DOBO zal zich in de nabije toekomst moeten bewijzen als ‘motor’ van een effectieve netwerkvorming. − De PSO moet zich in zijn nieuwe opdracht profileren en positioneren. − Als gevolg van de overheveling van het werkgeverschap naar de basisbibliotheken stellen de hoofdbibliothecarissen vast dat er een groter beroep wordt gedaan op managementvaardigheden; dat kan een knelpunt opleveren. − Overijssel zet sterk in op inhoudelijke vernieuwing, ook door zelf extra middelen te investeren. Het Kulturhus is een sterk concept, dat ook buiten de provincie wordt gerealiseerd. Het is ook geschikt voor kleine kernen.
57
2 .2 .1 0 . U TR EC H T Aantal inwoners
1.142.000
Aantal gemeenten
32
PBC
PBC Utrecht, om te vormen tot Serviceorganisatie (of: oprichting van een nieuwe serviceorganisatie)
Aantal bibliotheekorganisaties
41
Clustering
tot 7 of 8 regionale bibliotheken, op één na allemaal door fusie
Aantal inwoners per babi
70.000 tot 155.000 inwoners; Utrecht: 261.000
Instapcriterium
waarschijnlijk door alle gemeenten gehaald
Ondersteuningsregeling babi
€ 356.000,- jaarlijks
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 172.000,- , oplopend tot 1.2 miljoen in 2007/08
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering De provincie Utrecht kende tot voor kort een praktijk van individueel opererende bibliotheken en een aanbodgestuurde PBC.Het streven is erop gericht om per 1-1- 2006 in de provincie Utrecht zeven of acht regionale bibliotheken te hebben. Twee bibliotheken zullen niet participeren. Er zijn momenteel nog geen regionale bibliotheken (basisbibliotheken) in Utrecht. De samenwerking tussen zelfstandige en bij de PBC aangesloten bibliotheken verloopt moeizaam. Ook de invulling van de directeursfunctie is een gevoelig punt. De provincie stelt dat een regionale bibliotheek een verzorgingsgebied heeft van 100.000 inwoners, of drie gemeenten omvat, of een bijzonder (multifunctioneel) karakter draagt. De periode 2005-2008 is bedoeld als overgangsfase, waarin regionale bibliotheken deels nog moeten ontstaan (marsrouteplan: ‘grootste zorg in 2005’), het samenwerkingsnetwerk nader moet worden gevormd en de PSO zich kan bewijzen. De provinciaal coördinator en de directeur PBCU verwachten dat zeker nog heel 2005 en 2006 nodig zijn alvorens de regiobibliotheken echt operationeel zijn. Want in feite gaat het om twee processen: om de clustering van bibliotheken én om de vorming van netwerken: het eerste is voorwaarde voor ontstaan van het tweede. Rol van provincie en provinciale ondersteuning De verhoudingen tussen de partijen zijn belast door een verstoorde vertrouwensrelatie in het recente verleden tussen provincie en PBCU enerzijds, en gemeenten en bibliotheken, anderzijds. Voor een breed draagvlak stelde de provincie een stuurgroep Modernisering Utrechtse Bibliotheekwerk (MUB) in (bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten en bibliotheken) om twee jaar lang de herstructurering te regisseren. Het opstellen van het MRP is door provincie aangegrepen om de partijen weer bij elkaar te brengen en opnieuw iets op te bouwen. Dat is gelukt: er ligt een MRP waar de partijen zich goed in kunnen vinden. De MUB heeft zijn werk gedaan en is
58
per 1-1-2005 ontbonden. Om inhoud te geven aan haar regierol overweegt de provincie opnieuw een regiegroep in het leven roepen. De regionale bibliotheken organiseren zich in de Samenwerkende Utrechtse Bibliotheken (SUB); door onderlinge belangentegenstellingen treedt momenteel stagnatie op in de netwerkvorming. Onduidelijk is of de nieuwe Provinciale Service Organisatie (PSO) ontstaat door omvorming van de bestaande PBC, of door de oprichting van een nieuwe PSO. Er is nog geen overeenstemming tussen bibliotheken en provincie: de PBC geldt als ‘serviceorganisatie in oprichting’. Het takenpakket van de nieuwe PSO wordt bepaald door de bibliotheken: PSO wordt dienstbaar en vraaggericht, regiobibliotheken worden opdrachtgever. De verhouding tussen regiobibliotheken en PSO wordt het grootste spanningspunt: wat blijft centraal? Wat gaat naar de regionale bibliotheken? De regionale bibliotheken nemen taken en personeel over van de PBC. Het raamwerk van het sociaal plan is gereed, maar de omvang van de nieuwe serviceorganisatie nog niet. Gemeenten waren sceptisch ten opzichte van de provincie, maar zijn enorm langszij gekomen in de afgelopen jaren. Dat is het allergrootste winstpunt. Gemeenten zien nu beter het belang van de bibliotheek als maatschappelijke voorziening in brede zin, met name in het Kulturhus. Toch staat door bezuinigingen het bibliotheekwerk bij de gemeenten financieel onder druk, terwijl juist provincie en rijk in de komende jaren fors in het bibliotheekwerk investeren. De inbreng van de bibliotheken wordt sterk gemist, lokaal en ook landelijk. De bibliotheekvernieuwing is heel erg een overheidsproject, primair getrokken door rijk en provincies. Ook de branchevereniging van bibliotheken laat zich naar het oordeel van de provincie Utrecht te weinig zien: ‘Waar blijft de inbreng van de VOB?’ Netwerkvorming De betrokkenen bij het netwerk zijn: de regionale bibliotheken, de serviceorganisatie, en de SUB. De SUB stuurt het netwerk aan. De vernieuwingsgelden worden in 2005 volledig ingezet voor de training en begeleiding van medewerkers ten behoeve van de omvorming van het netwerk. Het netwerk is eigenlijk voornamer dan de vorming van bibliotheekclusters. Immers, een verzameling van machteloze kleine bibliotheekjes bij elkaar heeft geen meerwaarde. Meerwaarde moet komen van het extra van het netwerk dat men gezamenlijk vormt. Het is daarom van belang dat elk cluster ook tenminste één grote bibliotheek omvat. Clustering van bibliotheken is dus niet slechts een optelsom van bibliotheken, het gaat ook om de samenstelling. Daarom spreekt Utrecht niet van basisbibliotheken, maar van regionale bibliotheken. Die kunnen kostenbesparend zijn en vernieuwend. De wetenschappelijke steunfunctie is ondergebracht bij de Gemeentelijke Bibliotheek Utrecht; het wordt beschouwd als een gezamenlijke taak van het netwerk.
59
Kwaliteitszorg, HRM Alle bibliotheken dienen in 2007 te zijn gecertificeerd. Als eerste stap dient een positiebepaling te worden uitgevoerd. In 2006 komt dit op de agenda. Om het personeel in staat te stellen de kwaliteiten te ontwikkelen waarom in de nieuwe opzet wordt gevraagd, worden trainingsprogramma’s ontworpen en opengesteld. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing De inhoudelijke vernieuwing moet nog starten, maar over de inhoud is al uitgebreid nagedacht; en er wordt ook al gewerkt aan de randvoorwaarden. De provincie Utrecht acht de volgende onderwerpen cruciaal voor inhoudelijke vernieuwing − ICT vormt de sleutel tot een eigentijdse informatiefunctie; − de bibliotheek wordt breed gepositioneerd in en is uitnodigend voor de lokale gemeenschap; hiertoe kunnen multifunctionele accommodaties worden ontwikkeld, waarin de bibliotheek nauw samenwerkt met andere maatschappelijke en mogelijk ook commerciële voorzieningen. Aansluitend op dit laatste wil de provincie o.m. het concept Kulturhus in de provincie uitdragen. Zij heeft op dit moment al zes pilots mede ondersteund. In de marsroute worden acht thema’s beschreven voor de inhoudelijke bibliotheekvernieuwing, zoals: collectioneren, professionalisering, inburgering en educatie, en verbreding. De thema’s sluiten aan bij de gezamenlijke programmalijnen: ICT en infrastructuur; inhoudelijk bibliotheekbeleid; professionalisering; kwaliteitszorg, certificering, benchmark; en horizontale samenwerking. Eind 2005 wordt een nieuw marsrouteplan opgesteld, waarin bibliotheken zelf aangeven wat zij willen gaan of laten ontwikkelen. C on c lus ie s De uitgangssituatie in Utrecht om te komen tot samenwerking en netwerkvorming was ongunstig door een belast recent verleden. Mede daardoor moet de stelselherziening in de provincie Utrecht nog een grote slag maken: − er zijn nog geen regionale bibliotheken (basisbibliotheken) gevormd; − het streven is erop gericht per 1-1-2006 zeven of acht regionale bibliotheken operationeel te hebben, maar men is veelal nog in het stadium van de intentieverklaringen; − netwerkvorming (SUB) stagneert; is ook pas goed mogelijk wanneer er regionale bibliotheken zijn; − er is nog geen besluitvorming over de inrichting van de provinciale steunorganisatie. In het marsrouteplan van Utrecht wordt herstructurering een randvoorwaarde genoemd voor daadwerkelijke vernieuwing. De inhoudelijke vernieuwing kan pas echt een structureel karakter krijgen wanneer de stelselherziening is afgerond of tenminste operationeel is. Er zijn wel inci-
60
dentele lokale initiatieven, zoals rond Kulturhusen. De provincie zal zich inspannen om met gemeenten tot een lokale vernieuwingsagenda te komen.
61
2 .2 .1 1 . ZEE LA N D Aantal inwoners
380.000
Aantal gemeenten
13
PBC
Zeeuwse Bibliotheek
Aantal bibliotheekorganisaties
37 vestigingen
Clustering
tot drie basisbibliotheken (is doel provincie; vooralsnog zijn er
Aantal inwoners per babi
108.000 tot 156.000 inwoners
Instapcriterium
twee gemeenten voldoen niet aan instapniveau
Ondersteuningsregeling babi
€ 207.000,-
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 83.000,- (oplopend tot € 559.000,- in 2007)
vier)
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Al voor aanvang van de formele start van het nationale project bibliotheekvernieuwing nam de provincie Zeeland actief de regierol op zich om het bibliotheekwerk in Zeeland te transformeren naar een institutie die zou zijn afgestemd op de eisen en ontwikkelingen van de hedendaagse samenleving. Een aantal beleidsnotities en discussieronden verder werd per 1 juli 2004 in Zeeuws-Vlaanderen de eerste gefuseerde Zeeuwse basisbibliotheek een feit. Een tweede basisbibliotheek (Oosterschelderegio) wordt afgerond per 1-1-2006. Op Walcheren zullen vooralsnog twee basisbibliotheken fungeren: de basisbibliotheek Vlissingen en de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg, die de functie van basisbibliotheek combineert met die van service-organisatie ter ondersteuning van het Zeeuwse netwerk. De provincie wil toe naar één basisbibliotheek Walcheren. Netwerkvorming Zeeland beoogt een sterke inzet op het netwerk tussen de drie clusters. Een Zeeuws bibliotheeknetwerk is in oprichting, in de vorm van een samenwerkingsstructuur en een stelsel van voorzieningen; het werkt vraaggericht, stimuleert ondernemerschap en biedt ondersteuning aan de basisbibliotheken om innovatiever, efficiënter en effectiever diensten te kunnen aanbieden aan de bibliotheekgebruikers. Netwerk en basisbibliotheek kunnen elkaar over en weer versterken. Eind 2005 is het netwerk operationeel, onder de naam van ‘Brede Bibliotheek Zeeland’; er wordt een Stuurgroep BBZ ingesteld en een Ambtelijke Coördinatiegroep, met aparte werkgroepen daaraan opgehangen. De service-organisatie ondersteunt het netwerk, zowel inhoudelijk als faciliterend; deze functie wordt uitgevoerd door de Zeeuwse Bibliotheek. Er is ook nog een directieoverleg dat wordt gevormd door de directeuren van de basisbibliotheken en representanten van de service-organisatie en de Wetenschappelijke Bibliotheek. 62
De wetenschappelijke steunfunctie is ondergebracht bij de Zeeuwse Bibliotheek. Rol van de provincie en provinciale ondersteuning De Zeeuwse Bibliotheek evolueert naar een provinciale serviceorganisatie (SO), die twee onderdelen omvat: een kenniscentrum en een facilitaire dienst. Hoewel de SO de facilitaire diensten blijft leveren waaraan basisbibliotheken behoefte hebben (en waarvoor zij betalen), richt de SO zich minder op eerstelijnstaken, en meer op tweedelijnstaken: ontwikkeling en vernieuwing, en de ondersteuning daarbij. De SO werkt vraaggestuurd en biedt ook diensten aan buiten het Zeeuwse netwerk van bibliotheekvoorzieningen. Het werkgeverschap van het bibliotheekpersoneel is thans ondergebracht bij de Stg Centrale Wergever Openbare Bibliotheken. Deze wordt na vorming van de basisbibliotheken opgeheven. Basisbibliotheken nemen in elk geval de directietaak en de administratie over. Zij kunnen voor facilitaire diensten tegen betaling beroep blijven doen op de SO. De toekomst van de SO is onduidelijk, omdat moet worden afgewacht in hoeverre de basisbibliotheken diensten van hen zullen afnemen (‘gekozen winkelnering’). Het vertrouwen bij het veld is er wel, maar uiteindelijk is de verhouding tussen kosten en opbrengsten doorslaggevend. Bij gemeenten wordt door de provincie een informatieachterstand vastgesteld en mede daardoor een gebrek aan visie. Dat kan een bedreiging vormen in een periode, waarin gemeenten bezuinigen en er voor de bibliotheken nieuwe middelen bij komen. Kwaliteitszorg, HRM Functievernieuwing en organisatie-ontwikkeling zijn noodzakelijk om de bibliotheekvernieuwing succesvol te maken. De VOB ontwikkelt een branchebreed HRM- en opleidingsprogramma. Vernieuwingsgelden stellen de bibliotheken in staat hun personeel aan deze en andere cursussen en opleidingen te laten deelnemen. In het marsrouteplan wordt verder vermeld dat Zeeland in de komende jaren doorgaat met de implementatie van een landelijk systeem van kwaliteitszorg volgens het INK-model. In 2004 is als eerste stap een positiebepaling van alle bibliotheken uitgevoerd. Vanaf 2005 kunnen bibliotheken worden gecertificeerd. Doel is dat in 2007 alle bibliotheken in Zeeland een certificaat hebben. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Tot op heden was in de provincie Zeeland het structuurvraagstuk dominant, maar de provincie gaat sterk inzetten op inhoudelijke vernieuwing. Zij zet daartoe naast de middelen uit de vernieuwingsimpuls ook een deel in van de middelen die beschikbaar zijn uit de ondersteuningsregeling voor 30-min gemeenten. Zeeland sluit aan op de gezamenlijke landelijke programmalijnen, maar kiest voor de uitwerking van vijf thema’s die door de provincie worden beschouwd als specifieke uitwerkingen van deze programmalijnen:
63
− Bibliotheek en educatie: virtuele mediatheek − Bibliotheek als informatiecentrum: toegangspoort tot informatie, ook over de grenzen van het Zeeuwse netwerk heen − Bibliotheek als (culturele) ontmoetingsplaats: streven om in 2005 een voorbeeldproject uit te voeren − Bibliotheek als lokaal sociaal beleid: virtueel inburgeringsloket − Bibliotheek en de recreatieve functie van lezen: zelfbedieningsbalies Binnen elk aandachtsgebied zijn reeds concrete initiatieven genomen of worden die op korte termijn in gang gezet. C on c lus ie s − De herstructurering van het bibliotheekwerk is in Zeeland in een gevorderd stadium, maar nog niet voltooid. − Hoewel de provincie toe wil naar drie basisbibliotheken in Zeeland, ziet het er naar uit dat het er straks (begin 2006?) vier zullen blijken te zijn. − Het bibliotheeknetwerk ‘Brede Bibliotheek Zeeland’ moet nog worden gevormd. Het zal daarna tijd nodig hebben zich te positioneren, te profileren en gezag te krijgen. − De omvorming van de Service Organisatie moet nog worden geïmplementeerd. De basisbibliotheken sluiten (meerjaren)contracten af met de SO (‘gekozen winkelnering’). − Het valt op dat het netwerk en de serviceorganisatie in Zeeland sterk met elkaar verweven zijn. Ontrafeling van posities, functies en taken zal de verhoudingen verhelderen en de effectiviteit verhogen. − Zeeland verkeert in het overgangsgebied van de structurele naar de inhoudelijke vernieuwing.
64
2 .2 .1 2 . Z U ID - H O LLA N D Aantal inwoners
3.4 miljoen
Aantal gemeenten
86
PBC
Prolbiblio (voor Noord- en Zuid-Holland samen)
Aantal bibliotheekorganisaties
91 vestigingen 55 bij Probiblio, 24 zelfstandig, 12 vrijwilligersbibliotheken
Clustering
tot 16 basisbibliotheken
Aantal inwoners per babi
40.000 tot 460.000 inw. (ex. Den Haag, Rotterdam); grote verschillen
Instapcriterium
ca. 20 gemeenten voldoen niet aan instapniveau; provincie
Ondersteuningsregeling babi
€ 1.05 miljoen jaarlijks 2005-2008
Bijdrage uit vernieuwing 2005
€ 431.000,- (oplopend tot € 3.15 miljoen in 2007/08)
overlegt; toestemming voor een maand uitstel van verklaring
1 . H e r s t r uc t ure ring Clustering Door verschillende omstandigheden blijft Zuid-Holland in de herstructurering achter bij veel andere provincies. Als redenen worden genoemd: het relatief grote aantal kleine gemeenten en vrijwilligersbibliotheken; de sterke bottom up benadering, om ‘iedereen in de kar te houden’; en gemeenten die vaak te weinig de voordelen zien van de vernieuwing. De provincie heeft mede naar aanleiding van het opstellen van het Marsrouteplan nadrukkelijk het voortouw genomen. Er zijn 16 clusters gedefinieerd, met het doel via fusie basisbibliotheken tot stand te brengen. De clusters verkeren in verschillende stadia van voorbereiding. De eerste basisbibliotheken zijn gevormd, een aantal andere clusters is ver in de voorbereiding. Eén gemeente neemt niet deel aan het vernieuwingsproces. Een relatief groot deel van de gemeenten voldoet niet aan het instapcriterium. De omvang van de clusters loopt sterk uiteen: van 40 / 50.00 tot 400 / 500.000 inwoners. 2
Het streven van de provincie is erop gericht dat de beoogde basisbibliotheken eind 2005 zijn gevormd. In het Marsrouteplan wordt dit streven ‘zeer ambitieus’, maar ook ‘noodzakelijk’ genoemd. Origineel is dat bibliotheken die in 2005 fuseren, een bonus in het vooruitzicht wordt gesteld. Verder zijn er door de provincie ‘procesbegeleiders’ aangetrokken op wie de gemeenten een beroep kunnen doen voor ondersteuning bij het vernieuwingsproces.
2. In opdracht van de provincie Zuid-Holland is door Bureau De Vuyst een lijst met criteria ontwikkeld (toetsingskader), aan de hand waarvan kan worden vastgesteld hoe ver een bibliotheek gevorderd is op de verschillende onderdelen die van belang zijn voor de vorming van een basisbibliotheek. Het is geen blauwdruk, maar een handreiking in de vorm van een groeimodel met een vastgesteld einddoel. Uiteraard staat het ook open voor gebruik in andere provincies.
65
De provincie wil bereiken dat 2005 het jaar is waarin het proces van clustering van bibliotheken een grote sprong voorwaarts maakt. Immers, in de twee jaren daarna dient stevig te worden gewerkt aan de verbreding van de functie van bibliotheken en de verdere vernieuwing, opdat in 2008 de doelstellingen van de Aanvulling Koepelconvenant kunnen worden bereikt. Rol van provincie en provinciale ondersteuning Probiblio is de PBC voor Noord- en Zuid-Holland samen. Zij verzorgt thans nog voor de kleinere bibliotheken de directie en het werkgeverschap. Het ligt in het voornemen dat zij wordt omgebouwd tot een nieuwe provinciale service-organisatie (PSO). De basisbibliotheken nemen zelf directietaak en administratie over. Zij kunnen wel – tegen marktconforme prijzen – diensten van de service-organisatie blijven afnemen. De PSO is primair verantwoordelijk voor de kwaliteitsverbetering van het bibliotheekwerk en richt zich meer op de tweedelijnstaken van ontwikkeling en vernieuwing van basisbibliotheken en hun netwerk. PSO is ook (mede)trekker van het provinciale netwerk. De opdracht van de PSO ligt derhalve op de terreinen van kennis, netwerk en facilitering (dienstverlening). Probiblio en de provincie willen medio 2005 een akkoord bereiken over deze nieuwe taken, functies en verantwoordelijkheden: wat precies past in welke kolom, en wat wordt wel of niet door de provincie gesubsidieerd? En hoe gaat de verhouding er uitzien tussen de grote steden (Rotterdam, Den Haag) en Probiblio? De provincie zal – onder meer door een bonusregeling – bevorderen dat waar mogelijk personeel van Probiblio naar de basisbibliotheken kan overgaan. Gemeenten laten zich naar waarneming van de provincie (te) sterk leiden door het kostenaspect. Ze zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de bedoelingen en de inhoud van de bibliotheekvernieuwing. Daardoor hebben ze geen oog voor de betekenis en de functie die de bibliotheek ook voor hen zou kunnen betekenen Door hun informatieachterstand zijn gemeenten ook niet in staat hun rol van opdrachtgever ten opzichte van de bibliotheken overtuigend te vervullen. Informeel zijn de bibliotheken veelal de leidende partij. Bijvoorbeeld wordt de jaarlijkse vernieuwingsagenda niet opgesteld door de gemeente, maar door de bibliotheek. Het is daarom van uitermate groot belang dat gemeenten door bibliotheken goed worden geïnformeerd en dat er regelmatig overleg plaatsvindt. Over de houding en betrokkenheid van de bibliotheken wordt door de provincie opgemerkt dat de (noodzaak van de) vernieuwing met te weinig overtuigingskracht wordt uitgedragen. Er is een conservatieve stroming die vraagt ‘waarom dit alles nodig’ is. En er wordt op een aantal plaatsen een verschil in beleving waargenomen tussen proactieve bibliotheekdirecteuren en een behoudzuchtige werkvloer. Netwerkvorming Er is een Bibliotheken Overleg Zuid-Holland (BOZH), wiens rol in de toekomst belangrijker zal worden. Het wordt een proactief overlegorgaan voor de netwerkspelers; het speelt in op nieuwe 66
ontwikkelingen; en het is een sterke vragende partij voor de PSO. Het BOZH stelt jaarlijks een innovatieprogramma op van voorgenomen projecten en activiteiten, dat ter goedkeuring en financiering met de provincie wordt besproken. Tenslotte vervult het BOZH een forumfunctie, waar onder meer best practices en ervaringen kunnen worden uitgewisseld en bediscussieerd. Er is een provinciale stuurgroep die tot taak heeft de bibliotheekvernieuwing in de provincie te stimuleren. Hij bestaat uit vertegenwoordigers van provincie, gemeenten en bibliotheken; de provincie is voorzitter. Er zijn in Zuid-Holland tevens regionale stuurgroepen. Daarin trachten de betrokken gemeenten met elkaar en met de bibliotheken tot overeenstemming te komen over taken en prestaties van de basisbibliotheek. Er is ten slotte een overleg van bibliotheekdirecteuren. Over de status ervan en over de vraag, hoe het overleg zich verhoudt tot de provincie, bestaat nog geen duidelijkheid. Kwaliteitszorg, HRM In het Marsrouteplan is in verband met kwaliteitszorg voor het jaar 2008 een viertal doelstellingen geformuleerd: a. alle basisbibliotheken zij gecertificeerd; b. alle basisbibliotheken hanteren het INK-model voor kwaliteitszorg; c. bij alle basisbibliotheken zijn gebruikersonderzoek en evaluatie een regulier onderdeel van de werkprocessen; en d. benchmarking is vanzelfsprekend, de gegevens zijn openbaar. Tevens is er aandacht voor de scholing van personeel en management om hun taak in het kader van de vernieuwing goed te kunnen vervullen. Het zijn doelstellingen, in de praktijk moet het veelal nog gebeuren. Het initiatief ligt bij de (basis)bibliotheken. 2 . Inhoud e lijk e v e rni e uw ing Voor 2005 wordt sterk gefocust op de vorming van basisbibliotheken. Het uitwerken van de gezamenlijke programmalijnen wordt uitgesteld tot in 2006. Toch is er ook in 2005 aandacht voor de inhoud, maar dan vooral in voorbereidende zin. Incidenteel zijn er initiatieven om tot vernieuwing te komen (zoals een Kulturhus in Bodegraven en zes pilots Bibliotheek en Brede School). Mogelijk komen de eerste aanzetten tot een inhoudelijke discussie bij de voorbereiding van de vernieuwingsagenda 2006. In het Marsrouteplan wordt aangegeven op welke wijze Noord-Holland wil aansluiten bij de vijf gezamenlijke landelijke programmalijnen. C on c lus ie s . − De provincie Zuid-Holland is volop bezig met het proces van herstructurering. Door de vernieuwingsimpuls vanuit het rijk en in verband daarmee de noodzaak ot het opstellen van een Marsrouteplan, is het proces van vernieuwing (en dus ook van basisbibliotheekvorming in een stroomversnelling geraakt. Door een bonussysteem doet de provincie er nog een schepje bovenop. − Het proces van herstructurering is nog verre van voltooid: 67
-
basisbibliotheekvorming vordert, maar het is nog onduidelijk wat de aansporingen van de provincie opleveren;
-
netwerkvorming is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van basisbibliotheken;
-
de BOZH moet zijn gezag nog vestigen;
-
de PSO moet zich positioneren in het veld, zijn bestaansrecht aantonen en zijn meerwaarde bewijzen; medio 2005 moet er helderheid zijn en besluitvorming plaatsvinden omtrent de koers die Probiblio gaat varen in Noord- en Zuid-Holland.
− Inhoudelijke vernieuwing moet van de grond komen, maar randvoorwaarde daarvoor is, dat het proces van herstructurering zo niet afgerond dan tenminste in een gevorderd stadium verkeert. Daarom heeft de provincie het voornemen zich nu eerst te concentreren op de herstructurering (basisbibliotheken, netwerkvorming, ondersteuning) en na 2005 de inhoudelijke vernieuwing stevig en gericht ter hand te nemen.
68
Hoofdstuk 3 Bibliotheekvernieuwing in Nederland: ervaringen en visies van gemeenten en bibliotheken
69
70
3.1. Deel 1 Gemeenten en bibliotheken: hoofdlijnen – overeenkomsten – verschillen
3 .1 .1 . In le idin g In de onderzoeksopdracht is voorzien dat IVA via interviews met de aandachtsfunctionarissen van 18 gemeenten, een kwalitatief beeld geeft van het verloop van het proces van bibliotheekvernieuwing op gemeentelijk niveau en binnen de regio’s waar deze gemeenten actief zijn. Per provincie wordt één 30- gemeente geïnterviewd en aanvullend daarop vijf gemeenten in de categorie 30.000 – 90.000 inwoners (30+) en één van de G4-gemeenten. Als G4-gemeente is na overleg met het Procesbureau de gemeentebibliotheek van Den Haag geïnterviewd. De 30- gemeenten zijn via een aselecte steekproef per provincie getrokken, inclusief een reservegemeente, mocht de eerst benaderde gemeente niet aan een interview kunnen of willen meewerken. De 30+ gemeenten zijn landelijk en aselect geselecteerd. In verband met de spreiding van deze bibliotheken over het land, is maximaal één 30+ gemeente per provincie benaderd. In een later stadium heeft IVA het onderzoek voortgezet onder bibliotheken, in aanvulling op het onderzoek onder de gemeenten. Om te kunnen ‘spiegelen’ (dat wil zeggen, om op lokaal niveau de ervaringen en visies van de gemeente en die van de bibliotheek met elkaar te kunnen vergelijken) is gekozen voor het benaderen van de bibliotheken van de aan het onderzoek deelnemende gemeenten. Indien dit om de een of andere reden niet mogelijk was, is een bibliotheek benaderd van vergelijkbare omvang, bij voorkeur uit dezelfde regio (van basisbibliotheekvorming). In drie gevallen bleek dit noodzakelijk. Twee van de 30+ gemeenten die zijn geïnterviewd, zijn verwikkeld in een (moeizaam verlopend) proces van bibliotheekvorming met een van de geselecteerde 30- gemeenten. In deze gevallen (Doorn – Veenendaal en Ter Aar – Alphen aan den Rijn) is dus een dubbele ‘spiegeling’ mogelijk binnen het cluster van bibliotheken.
71
Het interviewen van het hoofd of de directeur van een bibliotheek vond plaats met voorkennis van de resultaten van het interview met de aandachtsfunctionaris van de betreffende gemeente. Er kon ook wat minder aandacht zijn voor de zogenaamde ‘hardere’ informatie, zoals kenmerken van de regio. Waar gemeente en bibliotheek een vrijwel eensluidend beeld schetsen van inhoud en verloop van de bibliotheekvernieuwing in hun gemeente en regio, is afgezien van ‘doorvragen’ op onderdelen. Hierdoor kwam er meer ruimte voor verdieping inzake de bibliotheek-interne aspecten en de inhoud van het bibliotheekwerk. De resultaten laten zien dat het door de gemeenten geschetste beeld, – meer dan op hoofdlijnen alleen – door de bibliotheken wordt bevestigd. Wel zijn de bibliotheekdirecteuren over het geheel genomen wat minder positief over de houding van gemeenten ten aanzien van bibliotheekwerk en de invulling van de rol van opdrachtgever dan de aandachtsfunctionarissen van die gemeenten zelf. In vergelijking tot de bibliotheken overschatten de gemeenten hun - ook in eigen ogen al niet indrukwekkend vervulde - rol als opdrachtgever. Een aantal directeuren geeft daarnaast aan dat gemeenten verbaal wel zeggen bibliotheekwerk belangrijk te vinden, maar dat daar in de praktijk, in termen van subsidie, beleid en beleidsontwikkeling, niet zoveel van te merken is. Sommige gemeenten lijken in het proces van bibliotheekvernieuwing ook minder ‘zichtbaar’ te zijn dan men zou denken op basis van de interviews met de aandachtsfunctionaris van die gemeenten. Één directeur geeft aan dat ‘politieke’ desinteresse van een wethouder de voornaamste hobbel is die genomen moet worden, terwijl de beleidsambtenaar van deze ‘desinteresse’ geen melding maakt. De door de aandachtsfunctionarissen van gemeenten verstrekte informatie is dus gebruikt als basis voor de rapportage. Vaak hebben daardoor de interviews met hoofden en directeuren van bibliotheken voor een belangrijk deel het karakter gekregen van een verdieping van de eerder door de aandachtsfunctionarissen van de gemeenten verstrekte informatie.
72
Gemeente
Provincie
Inwoners
Kenmerken regio / provincie
Grootegast
Groningen
12.000
Proces basisbibliotheekvorming loopt. Er wordt gewerkt aan een bedrijfsplan waarin stelsel- en inhoudelijke vernieuwing worden uitgewerkt.
Dongeradeel / basisbibliotheek Noordoost Fryslân
Fryslân
25.000
Basisbibliotheek per 1-1-2004 gerealiseerd. De vernieuwingsagenda is gereed en professionalisering in volle gang.
De Wolden
Drenthe
24.000
Basisbibliotheek op gemeentelijk niveau. Voorzichtig gestart met inhoudelijke vernieuwing.
Wierden
Overijssel
23.000
Basisbibliotheek op gemeentelijk niveau. Gemeente staat ver af van het inhoudelijke bibliotheekwerk. Vernieuwing vindt mondjesmaat plaats.
(Gemeentebibliotheek) Zeewolde en bibliotheek Urk.
Flevoland
22.000 /17.000
Vorming basisbibliotheek alle gemeenten Flevoland, minus Almere in volle gang. Moeizame relatie tussen Almere en de overige gemeenten bemoeilijkt het proces.
Brummen
Gelderland
21.000
Geen overeenstemming over nieuw gemeentelijk beleid en financiering: uitstel tot na gemeenteraadsverkiezingen 2006. Vooruitlopend daarop per 1-1-2006 fusie verwacht van de bibliotheken van Brummen en Voorst.
Doorn
Utrecht
10.000
Zeer moeizaam proces van basisbibliotheekvorming, waar acht kleine gemeenten en de gemeente Veenendaal bij zijn betrokken. Relatie tussen Veenendaal en de kleine gemeenten is pijnpunt.
Naarden
Noord-Holland
17.000
Basisbibliotheek Naarden-Bussum bestaat al jaren in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. Gesprekken met Muiden en Weesp over de vorming van een basisbibliotheek zijn stuk gelopen, maar gesprekken over ‘samenwerking’ verlopen nu goed.
Wormerland
Noord-Holland
16.000
Eerdere poging tot vorming van een basisbibliotheek is mislukt. Onderzoek vindt plaats naar de mogelijkheid van vorming van een basisbibliotheek van acht kleine gemeenten en de stadsbibliotheek van Zaanstad. De gemeente geeft hieraan de voorkeur, maar de bibliotheek wil liever een alliantie sluiten met plaatselijke culturele instellingen, om van daaruit te vernieuwen en verbreden.
73
Gemeente
Provincie
Inwoners
Kenmerken regio / provincie
Ter Aar
Zuid-Holland
9.000
Zeer moeizaam proces van basisbibliotheekvorming van zes kleine gemeenten en Alphen aan den Rijn. In de discussie speelt geld een alles overheersende rol. De relatie tussen Alphen aan den Rijn en de kleine gemeenten is problematisch.
Gemeente Borsele / bibliotheek Reimerswaal.
Zeeland
22.000 /21.000
Betrokken bij de vorming van basisbibliotheek Oosterschelderegio, die per 1-1-2006 zijn beslag zou moeten krijgen. Grote onderlinge verschillen in financiering vormen nog een serieuze hobbel. De kleinste gemeente, NoordBeveland, is afgehaakt.
Boekel
Noord-Brabant
9.000
Per 1-7-'2004 basisbibliotheek Boekel, Gemert-Bakel, Laarbeek gestart. Inhoudelijke vernieuwing is in volle gang, maar onttrekt zich in belangrijke mate aan het zicht van de gemeente. De sturende rol van de gemeente Boekel is beperkt.
Nuth
Limburg
16.000
De vorming van basisbibliotheek is mislukt. Ingezet wordt nu op vrijwillige samenwerking op projectbasis.
Veghel
Noord-Brabant
37.000
Bibliotheek heeft besprekingen met de bibliotheken van St. Oedenrode en Uden over de vorming van een basisbibliotheek afgebroken, met instemming van de gemeente. In plaats daarvan is gekozen voor een lokale alliantie met Muziekschool, Theater, Centrum voor Beeldende Kunst en gemeente. Samenwerking met Uden en St. Oedenrode loopt wel door.
Wijchen
Gelderland
40.000
Vorming basisbibliotheek met Beuningen had per 1-1-2005 rond moeten zijn. Dat is niet gelukt als gevolg van al langer bestaande moeizame personele verhoudingen.
Hoogeveen
Drenthe
54.000
Gemeente en bibliotheek hebben zich ‘noodgedwongen’ neergelegd bij de keuze van de provincie en de tien aangesloten bibliotheken tot de vorming van (vaak kleine) basisbibliotheken per gemeente. Nog geen overeenstemming over netwerkvorming en rol PSO.
Veenendaal
Utrecht
61.000
Zie gemeente Doorn
Alphen aan den Rijn
Zuid-Holland
71.000
Zie gemeente Ter Aar
74
Gemeente
Provincie
Inwoners
Kenmerken regio / provincie
Den Haag
Zuid-Holland
469.000
Gemeentebibliotheek heeft in 2002 een convenant gesloten met de buurgemeenten Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en Wassenaar om samenwerking te realiseren en vernieuwing vorm te geven. Heeft al concreet vorm gekregen en tot eerste resultaten geleid.
3 .1 .2 . D e s it ua t ie v a n he t biblio t he e k w e r k be gin 2 0 0 1 Toen begin 2001 de bibliotheekvernieuwing van start ging, was er geen sprake van een blanco situatie. Er bestond immers al bibliotheekwerk; er was sprake van subsidiëring van bibliotheken door gemeenten; en samenwerking tussen bibliotheken was ook toen al mogelijk. Die uitgangspositie is naar verwachting mede van invloed geweest op het daaropvolgende vernieuwingsproces. Daarom is gevraagd naar de situatie eind 2000, begin 2001 met betrekking tot: − de samenwerking tussen bibliotheken binnen de gemeente en binnen de regio; − de mate waarin de bibliotheek door de gemeente werd gezien als instrument voor integraal beleid; − de kwaliteit in vergelijking tot ‘een gemiddelde’ bibliotheek. Vóór 2001 werkten de in het onderzoek betrokken gemeenten met betrekking tot bibliotheekwerk (nog) niet samen. De bibliotheken zelf werkten evenmin of hoogstens op beperkte schaal samen. Alleen in de gemeente De Wolden werkten de bibliotheken al voor 1998 vrijwillig en intensief samen, Na de gemeentelijke herindeling van 1998 zijn deze bibliotheken gefuseerd. Nu vormen zij één ‘gemeentelijke’ basisbibliotheek. In Flevoland werkten de bibliotheken, waaronder die van Urk en Zeewolde, in 2001 al samen. Dat was noodgedwongen, omdat in Flevoland een PBC ontbrak. Daardoor werden provinciale taken uitbesteed aan de bibliotheken. De bibliotheek van de gemeente Naarden is ver voor 2000 in de vorm van een gemeenschappelijke regeling samengegaan met de bibliotheek van de gemeente Bussum. Hierdoor was in 2001 al sprake van een soort basisbibliotheek avant la lettre, met een voedingsgebied van iets minder dan 50.000 inwoners. Binnen de Oosterschelderegio (o.a. Borsele en Reimerswaal) werd samengewerkt op het gebied van de kinderboekenweek, vond over en weer wat consultatie en ondersteuning plaats en beschikte men over een convenant automatisering. In de regio’s van de overige in het onderzoek betrokken bibliotheken vond geen of hooguit incidentele en zeer beperkte samenwerking plaats, meestal als uitvloeisel van de aansluiting bij een en dezelfde PBC. Één van de benaderde bibliotheken nam deel aan een regionaal directieoverleg. Enkele uitzonderingen daargelaten werd in 2001 het bibliotheekwerk niet beschouwd als een instrument voor integraal gemeentelijk beleid. Naast de gemeente Den Haag betreffen die uitzonderingen de gemeenten Veghel en Hoogeveen. In de gemeente Veghel kwam de integrale aanpak onder meer tot uitdrukking in de Nota Kunst en Cultuur. Een grote rol voor de bibliotheek 75
was voorzien ten aanzien van ouderenbeleid en onderwijs. Concrete actiepunten werden door de gemeente benoemd en vervolgens vastgelegd in overeenkomsten tussen bibliotheek en onderwijs. In de gemeente Hoogeveen was in 2001 een rol voorzien voor de bibliotheek op onderwijsgebied (achterstanden) en was door de bibliotheek al een jongereninformatiepunt (JIP) gerealiseerd. In enkele andere gemeenten had de bibliotheek op eigen initiatief de blik al enigszins verbreed in de richting van het (primair) onderwijs (leesbevordering). Bij het taxeren van de kwaliteit van de eigen bibliotheek anno 2001 maken gemeenten en bibliotheken vooral een vergelijking met het bibliotheekwerk in (een) buurgemeente(n) of in de regio. Daardoor zijn aan voorsprong of achterstand geen eenduidige beelden te ontlenen. Zo wordt soms bij een beperkte voorziening, met een matige collectie en een beperkt aantal openingsuren, gesproken van een voorsprong, omdat men in buurgemeenten, alleen de beschikking heeft over een bibliobus. Sommige andere bibliotheken, die in 2001 duidelijk verder waren, spreken van een hooguit gemiddelde bibliotheek, omdat ze zich vergelijken met een stedelijke bibliotheek in de omgeving. Twee bibliotheken verkeerden, zowel in de ogen van de gemeente als in eigen ogen, in 2001 en ook nu nog, in een forse achterstandspositie. Deze wordt vooral zichtbaar in een erg matige collectie en een zeer geringe dienstverlening (openingstijden). De gemeente Den Haag buiten beschouwing gelaten signaleert een viertal bibliotheken dat anno 2001 sprake was van een behoorlijke tot grote voorsprong op andere bibliotheken (in de regio). Het betreft twee bibliotheken in een 30- gemeente en twee in een 30+ gemeente. De gesignaleerde voorsprong kwam (en komt) onder meer tot uitdrukking in de diversiteit van het dienstenaanbod, de kwaliteit van backoffice en personeel, het vervullen van regiofuncties, de cultuureducatie, de samenwerking met andere culturele partners, de collectievorming, het aantal uitleningen en het aantal leden uit nabuurgemeenten. De overige twaalf bibliotheken typeren zichzelf anno 2001 als een gemiddelde bibliotheek. Wel wordt door enkelen het feit dat er toen al sprake was van goed contact en structureel overleg tussen gemeente enerzijds en directie en/of bestuur van de bibliotheek anderzijds, al gezien als een duidelijke voorsprong, in termen van ‘goed op de hoogte zijn’, ‘relatief snel draagvlak verwerven’ en ‘het hebben van korte lijnen’. Bij wat ‘gemiddelde bibliotheken’ wordt genoemd was, en is soms nog steeds, sprake van een erg beperkte dienstverlening en matig niveau, maar een die wel vergelijkbaar is met de buurgemeenten. Bibliotheken die melding maken van een duidelijke voorsprong in 2001 ten opzichte van andere bibliotheken, zijn op dit moment het verst gevorderd met inhoudelijke vernieuwing en integraal werken. De bibliotheekvernieuwing heeft hierbij wel een positieve invloed gehad, maar is niet van doorslaggevend belang geweest. Veel zou ook gerealiseerd zijn zonder de formele bibliotheekvernieuwing.
76
3 .1 .3 . D e v or mi ng v a n ba s is biblio t he k e n Initiatief In iets meer dan de helft van de onderzochte processen van basisbibliotheekvorming is de bibliotheek de leidende partner en volgen de gemeenten het proces in meer of mindere mate op afstand (Urk, Grootegast, Dongeradeel, De Wolden, Wierden Wijchen, Brummen, Zeewolde, Nuth, Alphen aan den Rijn, Naarden, Den Haag). In de gemeenten Veenendaal, Veghel, Hoogeveen en Boekel trekken gemeente en bibliotheek vanaf het begin gelijk op. Dat is inmiddels ook het geval in de gemeente Doorn, waar de bibliotheek eerst initiatiefnemer was en in de gemeenten Borsele en Reimerswaal, waar eerst de gemeente een tijdje de kar heeft getrokken. In de gemeenten Ter Aar en Wormerland heeft de gemeente nadrukkelijk het initiatief bij de stelselvernieuwing. Vooraf gestelde randvoorwaarden In de meeste in het onderzoek betrokken gemeenten zijn, voorafgaande aan de start van de bibliotheekvernieuwing, geen kaders gesteld op het gebied van financiën, personeel, dienstverlening etc. (Wormerland, Grootegast, Dongeradeel, De Wolden, Wierden, Wijchen, Brummen, Zeewolde, Nuth, Borsele, Hoogeveen, Boekel en Den Haag). In de loop van het proces, toen mogelijke consequenties zichtbaar werden, zijn in enkele gemeenten rondom deze onderwerpen alsnog ‘lastige’ discussies ontstaan, met name wat betreft financiën. Een-derde van de gemeenten heeft vooraf uitgesproken, dat de bibliotheekvernieuwing budgettair neutraal dient plaats te vinden (Urk, Reimerswaal, Veenendaal, Naarden, Ter Aar, Alphen aan den Rijn en Doorn), al zijn die afspraken niet altijd formeel vastgelegd. De gemeente Veenendaal vindt het daarnaast belangrijk, dat geen gedwongen ontslagen nodig zijn en de dienstverlening op minimaal het huidige niveau wordt gehandhaafd. De gemeenten Ter Aar en Doorn koesteren de rol van vrijwilligers in het bibliotheekwerk en willen die ook tot hun recht zien komen in de te vormen basisbibliotheek. Alphen aan den Rijn, dat met o.a. Ter Aar praat over de vorming van een basisbibliotheek heeft echter juist als eis gesteld, dat in de toekomst alleen nog met professionele krachten gewerkt zal worden. Tevens wil Alphen aan den Rijn dat alle deelnemende gemeenten vooraf het instapniveau halen en dat de bibliotheek Alphen aan den Rijn tegen kostprijs de backoffice voor de kleine gemeenten gaat verzorgen. De gemeente Veghel, ten slotte, heeft aan deelname aan een basisbibliotheek met Uden en St. Oedenrode de voorwaarde verbonden dat dienstverlening minimaal op hetzelfde niveau gehandhaafd wordt en dat sprake is van een duidelijke en inhoudelijke meerwaarde. Stand van zaken In vrijwel alle gemeenten is gestart met de vorming van een basisbibliotheek, maar nog slechts in een enkele gemeente met inhoudelijke vernieuwing. Processen kennen een heel verschillend verloop: van mislukt / zeer moeizaam tot voorspoedig en succesvol: − De provincies Drenthe en Overijssel hebben gekozen voor de vorming van basisbibliotheken op het niveau van de bestaande gemeenten. Hierdoor speelt in de gemeenten Wierden, De 77
Wolden en Hoogeveen de vorming van basisbibliotheken niet. Dat neemt overigens niet weg dat niet elke gemeente of bibliotheek gelukkig is met de keuze van de provincie. − Van de overige processen van stelselvernieuwing zijn er tot nu toe enkele soepel verlopen: die waar Dongeradeel, Boekel (basisbibliotheek gevormd) en Den Haag (convenant met buurgemeenten) bij betrokken zijn. Intrinsieke motivatie, bestaande vormen van en bereidheid tot samenwerking, goede voorbereiding, een sterke trekker, de afwezigheid van onnodige drang tot profileren en een adequate provinciale regie, lijken de voornaamste sleutels tot succes in deze casus te zijn. − De bibliotheek van Veghel is vanwege problemen rondom frictiekosten en personen en door de aanwezigheid van een aantrekkelijk alternatief uit een lopend proces van basisbibliotheekvorming gestapt. In plaats daarvan is gekozen voor een lokale alliantie met de eigen gemeente en andere lokale instellingen en wordt daarnaast ingezet op samenwerking met andere (basis-) bibliotheken. − De gemeenten Grootegast en Borsele / Reimerswaal zijn betrokken bij een – inmiddels ’warm’ – fusieproces, waarbij de financiën nog voor de nodige hoofdbrekens zorgen. Vooral in het geval van Borsele en Reimerswaal is dat het geval. − Zeewolde / Urk en Brummen zijn verwikkeld in een proces van basisbibliotheekvorming, dat ondanks de nodige hobbels waarschijnlijk (binnenkort) tot de vorming van een basisbibliotheek leidt. In het geval van Zeewolde / Urk ondervindt het proces last van: -
een gemeente die aanstuurt op een lokale alliantie, terwijl de bibliotheek liever inzet op deelname aan de basisbibliotheek (Dronten);
-
een bibliotheek die met forse financiële problemen kampt (Urk);
-
een gemeente waar men zich veel zorgen maakt over het wegvloeien van geld naar minder goed gesubsidieerde bibliotheken en waar bovendien aansluiting bij Almere nog tot de mogelijkheden behoort (Zeewolde);
-
maar vooral van een bibliotheek die zelfstandig blijft, en met wie op provinciaal niveau sprake is van forse conflicten (Almere).
-
De bibliotheek van Brummen zal naar aller waarschijnlijkheid per 1 januari 2006 samen met de bibliotheek van Wierden fuseren tot basisbibliotheek. Betrokken gemeenten hebben echter de besluitvorming over een nieuw bibliotheekbeleidsplan, inclusief financiering, over de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 getild. De in het plan voorgestelde varianten worden – vooral door Brummen – als te duur en/of politiek te riskant getypeerd.
− Naarden en Nuth hebben deelgenomen aan processen van basisbibliotheekvorming die zijn mislukt. In het geval van Naarden had dit te maken met financiële problemen en met weerstand en wantrouwen bij andere bibliotheken (en gemeenten). Met diezelfde bibliotheken is sindsdien wel een vrijwillige samenwerking op gang gekomen, die goed loopt, maar de vorming van een basisbibliotheek is nog ver weg. Nuth was betrokken bij een vergevorderd proces van basisbibliotheekvorming, in het kader waarvan ook een conceptbedrijfsplan was opgesteld. Dit plan is echter door enkele grote gemeenten, die teveel autonomie zagen verdwijnen, en door de provincie afgewezen. Basisbibliotheekvorming is ‘definitief’ uit het
78
beeld verdwenen. Heel voorzichtig is een aantal bibliotheken nu bezig met het zoeken naar partiële samenwerking in kleinere projecten. − De gemeenten Doorn/Veenendaal (Heuvelrug), Ter Aar / Alphen aan den Rijn (Rijnstreek), Wormerland en Wijchen (met Beuningen) zijn verwikkeld in uiterst moeizame processen van basisbibliotheekvorming. Voornaamste oorzaken zijn: -
wantrouwen tegenover de grote partner in het geheel;
-
een grote fixatie op geld (als het maar niet meer kost);
-
de angst autonomie en identiteit te moeten inleveren;
-
verstoorde personele verhoudingen;
-
een gebrek aan inhoudelijke visie en intrinsieke motivatie bij een of meerdere partners.
Zicht op een oplossing was ten tijde van de afname van de interviews (mei-juni 2005) nog in geen van deze situaties aanwezig. De kwalitatieve inslag van het onderzoek en het relatief geringe aantal gemeenten en bibliotheken dat is geïnterviewd maken dat meer dan normale voorzichtigheid is geboden bij het maken van regio-overstijgende typologieën. De lijnen die zichtbaar zijn, vallen echter zo sterk samen met wat op provinciaal niveau wordt geconcludeerd, dat het geven van een schets naar regio’s verantwoord wordt geacht. In de vier noordelijke provincies Groningen, Fryslân, Drenthe en Overijssel heeft men een heel eigen invulling gegeven aan de stelselvernieuwing. Bijvoorbeeld door te kiezen voor clustering, basisbibliotheken op gemeentelijk niveau, het niet overdragen van het werkgeverschap en een PSO die deel uit gaat maken van het netwerk. De stelselvernieuwing loopt daar relatief soepel en er worden –met Drenthe als relatieve uitzondering- weinig structuurdiscussies gevoerd. De in de randstand (provincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland) gelegen gemeenten en bibliotheken laten, met uitzondering van Den Haag, een sterke financiële reflex zien, een fixatie op structuur en gedoe tussen de vele kleine gemeenten en de grote gemeente in de nabijheid. Het gegeven dat er sprake is van veel kleine gemeenten, waarin het bibliotheekwerk van oudsher als relatief onbelangrijk wordt ervaren en veel minder sterk is ontwikkeld, speelt daarbij een belangrijke rol. In de provincie Zeeland lijkt het er op dat de vernieuwing lopende processen eerder heeft verstoord dan dat zij heeft geleid tot ‘verbetering’ en ‘nieuw elan’. Gelderland, lijkt zich te kenmerken door een inmiddels wat moeizame relatie tussen bibliotheken en gemeenten enerzijds en provincie / PBC anderzijds. De financiering van de PBC is daarbij het meest heikele onderwerp: bibliotheken voelen zich door de provincie financieel achtergesteld bij de PBC’s. In Limburg is één basisbibliotheek gevormd. In de overige regio’s, waar de vorming van een basisbibliotheek is mislukt, is nu met provinciale instemming het vizier gericht op vrijwillige samenwerking van onderuit. Noord-Brabant is ver gevorderd met de vorming van basisbibliotheken, maar tussen bibliotheken en gemeenten enerzijds en provincie en PBC anderzijds lijkt soms sprake te zijn van forse ruis. De in het onderzoek betrokken gemeenten en hun bibliotheken (Veghel en Boekel) zijn in termen van vernieuwing al ver gevorderd, zodat het zeer twijfelachtig is of zij als representatief kunnen worden beschouwd voor de hele provincie. 79
Aansturing Grofweg is een driedeling aan te brengen in de aansturing van de processen van bibliotheekvernieuwing waarbij de geïnterviewde gemeenten en bibliotheken zijn betrokken. Gekozen is voor een stuurgroep (al dan niet ondersteund door een of meer werkgroepen) of voor een kwartiermaker (individuele trekker), die een (duidelijke) opdracht heeft meegekregen. In het derde scenario ontbreekt ‘speciale’ aansturing. In Veenendaal-Doorn, Veghel, Wijchen, Boekel, Brummen en Nuth werd of wordt gewerkt met een stuurgroep, met daaronder een of meer werkgroepen / projectgroepen. In het geval van Boekel heeft dit opmerkelijk snel en soepel tot succes geleid. Bij de overige vijf is de vorming van een basisbibliotheek mislukt of is sprake van een (zeer) moeizaam verlopend proces. In de Oosterschelderegio (o.a. Borsele en Reimerswaal), waar nog wel wat haken en ogen aan het proces van stelselvernieuwing zitten, zijn twee afzonderlijke werkgroepen (gemeenten enerzijds, bibliotheken anderzijds) actief, waarvan de ‘producten’ later ineen moeten worden geschoven. In Noordoost Fryslân (o.a. Dongeradeel) heeft een kwartiermaker het proces getrokken en een bedrijfsplan opgesteld. De kwartiermaker is aangesteld als directeur van de nieuwe basisbibliotheek. In de regio Westerkwartier (o.a. Grootegast), waar de vorming van een basisbibliotheek nog in de beginfase verkeert, is van een enigszins vergelijkbare situatie sprake. Een clustermanager trekt het proces en onder diens leiding wordt door de betrokken bibliotheekbesturen een bedrijfsplan opgesteld. De overige geïnterviewde bibliotheken en gemeenten zijn betrokken bij processen van bibliotheekvernieuwing, waarbij een ‘speciale’ of tijdelijke structuur achterwege is gebleven. In Wierden, Hoogeveen en De Wolden ontbreekt daartoe de directe noodzaak, omdat gekozen is voor de vorming van basisbibliotheken op gemeentelijk niveau. In Den Haag is sprake van een ‘zware’ bibliotheekdienst, die het vernieuwingsproces zelfstandig kan trekken en is de vorming van een basisbibliotheek samen met andere gemeenten (nog) niet aan de orde; er zijn wel afspraken met buurgemeenten. In Flevoland (o.a. Zeewolde en Urk) trekken de directeuren van de vijf betrokken bibliotheken het proces. In de situatie van Naarden, zoeken de drie betrokken bibliotheken voorzichtig naar samenwerking en is de vorming van een basisbibliotheek nog lang niet in zicht. In het zeer moeizaam lopende proces van basisbibliotheekvorming in de Rijnstreek (o.a. Ter Aar en Alphen aan den Rijn) lijkt nog van onvoldoende basis en vertrouwen sprake te zijn om zelfs maar aan een structuur te denken. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die er op duiden dat de ene vorm van aansturing beter is dan de andere. Wel kunnen een enkele keer vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van de feitelijke inrichting daarvan. Zo bestaat de stuurgroep basisbibliotheekvorming Heuvelrug (o.a. Doorn en Veenendaal) uit 18 personen: 9 wethouders en 9 bestuursleden van bibliotheken. Het is 80
zeer de vraag of in een dergelijke setting voldoende tempo en daadkracht ontwikkeld kan worden om een moeizaam lopend proces vlot te trekken. Financiële reflex Behoorlijk wat gemeenten geven blijk van politieke reflexen in de trant van “vernieuwing is goed, maar wel budgettair neutraal en met op zijn minst behoud van het voorzieningenniveau” en soms ook (impliciet): “schaalvergroting betekent goedkoper bibliotheekwerk, dus kan er bezuinigd worden.” Dit vormt dan niet alleen een belemmering voor de vorming van basisbibliotheken, maar ook dat het op zijn minst veel moeite zal kosten om middelen voor inhoudelijke vernieuwing los te krijgen. Het noemen van een instapniveau heeft niet alleen bij gemeenten die daar fors onder zaten en forse extra uitgaven in bezuinigingstijd zagen opdoemen, averechts gewerkt. Impliciet heeft ook een aantal gemeenten, dat ruim boven het instapniveau zat, dit instapniveau als norm geïnterpreteerd, om vervolgens te reageren met: ‘Maar dan kan het bij ons veel goedkoper’, en: ‘Zorg er wel voor dat ons geld niet naar andere gemeenten vloeit’. Enkele aandachtsfunctionarissen van gemeenten geven aan van zo’n reactie veel last te hebben gehad. Een primair financiële reflex gaat bij vrijwel alle geïnterviewde gemeenten samen met een geringe inhoudelijke betrokkenheid bij het bibliotheekwerk en een weinig of minder weerbare bibliotheek. Sommige respondenten wijzen er in dit kader expliciet op, dat het ontbreken van gemeentelijke bemoeienis bij het vernieuwingsproces op het eerste oog misschien aantrekkelijk lijkt. Het kan echter ook tot gevolg hebben dat te laat of onvoldoende bestuurlijk draagvlak voor vernieuwing wordt verkregen. Draagvlak dat onontbeerlijk is op het moment dat vernieuwing leidt tot voor een gemeentebestuur ‘moeilijke’ afwegingen, o.a. in termen van geld. 3 .1 .4 . In houde l ijk e v e rnie u w ing Interne vernieuwing De interne vernieuwing van bibliotheken heeft vooral betrekking op de professionalisering van het personeel, het omgaan met en het ondersteunen van vrijwilligers, kwaliteitszorg en inrichting van werkprocessen (o.a. werken volgens het INK-model), automatisering, inkoop, administratie en ICT. Nogal wat van de geïnterviewde gemeenten zijn niet op de hoogte van wat er aan interne vernieuwing binnen bibliotheken plaatsvindt of op stapel staat of dient te gebeuren. Een aantal gemeenten spreekt ook expliciet uit dat het hier gaat om een interne aangelegenheid van de bibliotheken. Een aandachtsfunctionaris verwoordt dit als volgt: “Het maakt me niet uit hoe de bibliotheek producten maakt, als voor de afgesproken prijs maar goede kwaliteit wordt geleverd”. Daarnaast bestaat de indruk dat sommige aandachtsfunctionarissen onvoldoende zijn ingevoerd om onderscheid te kunnen maken in normale investeringen in de bedrijfsvoering van bibliotheken en investeringen die voortvloeien uit de vernieuwing. Uit de interviews met de directeuren komt een vrij scherpe tweedeling naar voren. Een-derde van de geïnterviewde bibliotheken heeft aan interne vernieuwing nog niet of nauwelijks aandacht besteed. Dit zijn voornamelijk bibliotheken in probleemregio’s: Doorn, Wormerland, Alphen aan den Rijn, Ter Aar en Veenendaal en de in financieel zwaar weer verkerende bibliotheek van Urk. 81
De overige bibliotheken zijn wel gestart met interne vernieuwing, meestal in het kader van INK (nulmeting) en scholing. In een enkel geval verkeert die vernieuwing nog in de oriëntatiefase. Niet verrassend is dat bibliotheken die al voor 2001 vernieuwend bezig waren, het verst zijn gevorderd. Externe vernieuwing In de 30- gemeenten die aan het onderzoek hebben deelgenomen, is in beperkte mate sprake van externe inhoudelijke vernieuwing. De basisbibliotheek Boekel – Gemert-Bakel – Laarbeek is al ver gevorderd. Voorbeelden van vernieuwing zijn: virtuele bibliotheekpunten in kleine kernen, het in overleg met kleine kernen inrichten van maatwerkvoorzieningen, opvoedingspunten, uitpunten, leescafé’s op scholen, een cultuurhistorische leestafel (waarbij de hele gemeente wordt betrokken), een dialectenfestival, een cultureel festival en gezonde-leefstijl-punten. Opvallend is dat deze vernieuwing zich soms voor een belangrijk deel aan het oog van de aandachtsfunctionaris van de gemeente onttrekt. De gemeente Dongeradeel heeft een vernieuwingsagenda vastgesteld en de professionalisering van de bibliotheek, die deel uitmaakt van SOB Noordoost Fryslân, is in volle gang. Qua inhoudelijke vernieuwing is men ver gevorderd als het gaat om kleine kernenbeleid en jeugdbibliotheekwerk. In de overige 30- gemeenten is de inhoudelijke vernieuwing voorzichtig opgestart (De Wolden), wordt daar een beetje over nagedacht of wordt gewacht op de komst van een basisbibliotheek. In drie van de vijf in het onderzoek betrokken 30+ gemeenten is men nog niet gestart met de inhoudelijke vernieuwing. Dit gaat steeds gepaard met een (tot voor kort) moeizaam proces van stelselvernieuwing ofwel het niet voor elkaar krijgen van de vorming van een basisbibliotheek. Dit betekent overigens niet, dat over die vernieuwing niet wordt nagedacht, maar wel dat er in dat kader geen structurele activiteiten plaatsvinden en ook nog geen concrete resultaten zijn geboekt. In twee 30+ gemeenten, Veghel en Hoogeveen, is men vrij ver gevorderd met de inhoudelijke vernieuwing. Het zijn beiden gemeenten waar het bibliotheekwerk al van oudsher – inhoudelijk – een belangrijke positie inneemt en die niet (meer) gehinderd worden door perikelen in verband met de vorming van een basisbibliotheek. Als resultaten van inhoudelijke vernieuwing worden door deze gemeenten met name genoemd: -
Actieve participatie van de bibliotheek in de brede scholen die in ontwikkeling zijn.
-
De ontwikkeling van loketten, zoals een (algemeen) informatiepunt en een zorgloket en in het kader van de WMO.
-
Samenwerking van de bibliotheek met het primair en voortgezet onderwijs en andere culturele instellingen binnen de gemeente.
-
De ontwikkeling van een gestructureerd aanbod van producten op het gebied van cultuureducatie, waardoor doelgroepen die ‘vroeger’ vrijwel nooit de bibliotheek bezochten, er nu regelmatig te vinden zijn.
82
-
Uitgewerkte (en goedgekeurde) vernieuwingsplannen, gericht op o.a. versterking van cultuureducatie, specialistische informatietaken en de rol van de bibliotheek als partner in het lokale en provinciale netwerk.
De gemeente Den Haag (G4) heeft in het kader van de inhoudelijke vernieuwing de afgelopen jaren PC - cursussen opgezet voor achterstandgroepen; telematicacentra gerealiseerd; bestaande contacten met het onderwijs geïntensiveerd en uitgebreid; cultuurpunten gerealiseerd; een fors programma gerealiseerd op het gebied van emancipatie; en een heleboel debatten georganiseerd rondom het thema sociale cohesie. 3 .1 .5 . D e bibli ot he e k a ls o pdra c h t ge v e r e n a l s ins t r ume nt v oor int e gr a a l be l e id In de meeste van de onderzochte gemeenten is van enige aanzet tot een opdrachtnemer opdrachtgever relatie tussen bibliotheek en gemeenten nog geen sprake. De bibliotheek wordt door deze gemeenten nog vooral gezien als een van de vele culturele instellingen die gemeentelijke subsidies ontvangen. Zij wordt beschouwd als een instelling die wel een zekere waarde (maar welke precies?) zal vertegenwoordigen, maar waarop men geen inhoudelijk visie op heeft en waarmee vooral gesprekken worden gevoerd over zaken als geld en huisvesting. De bibliotheken zijn inhoudelijk leidend en plannen worden middels (jaarlijkse) subsidieverzoeken voorgelegd aan de gemeenten. Dat geldt ook voor de Heuvelruggemeenten (o.a. gemeente Doorn), maar daar wordt gewerkt aan een notitie over de vraag, hoe het opdrachtgeverschap van gemeenten vorm moet krijgen, zodra de basisbibliotheek is gevormd. De gemeente Zeewolde constateert dat de gemeentelijke bibliotheek in feite de eigen opdrachtgever is, die plannen ter goedkeuring voorlegt aan het bestuur. Van politieke opdrachten en opdrachten vanuit andere gemeentelijke diensten is geen sprake. In een viertal gemeenten is sprake van (enige vorm van) een opdrachtgever – opdrachtnemer relatie tussen gemeente en bibliotheek. Geen enkele keer is dit een uitvloeisel van het vernieuwingsproces, maar is er sprake van een min of meer historisch gegroeide relatie. De gemeente Wierden geeft al jaren in een overeenkomst aan wat van de bibliotheek wordt verwacht: fungeren als basisvoorziening; en aandacht schenken aan jongeren en aan culturele activiteiten. Een vertaling in concrete doelstellingen en opdrachten wordt echter niet gemaakt. In de gemeenten Veghel en Hoogeveen, die ook wat betreft inhoudelijke vernieuwing relatief ver gevorderd zijn, is sprake van serieus opdrachtgeverschap, dat in het gesprek met de onderzoekers als volgt wordt verwoord: Hoogeveen: “De gemeente Hoogeveen is al vele jaren ‘inhoudelijk’ opdrachtgever in een redelijk gelijkwaardige relatie en dat opdrachtgeverschap wordt steeds verder verfijnd. Een en ander is
83
bewust niet vertaald in harde afspraken (contracten). De gemeente vindt dat ze daarmee het goedlopende proces zou frustreren en tot calculerend gedrag bij de bibliotheek zou oproepen’. Veghel: ‘Vanaf 1990 wordt elke vier jaar, samen met de bibliotheek en andere instellingen, een beleidsrapport gemaakt, met voornemens voor de daaropvolgende vier jaar. Dit rapport wordt opgesteld door een werkgroep waarin twee beleidsmedewerkers van de gemeente Veghel en twee beleidsmedewerkers van de bibliotheek zitting hebben. Daarnaast heeft de gemeente met de bibliotheek meerjaren overeenkomst afgesloten, waarin beoogde resultaten zijn beschreven.’ Naast de gemeente Den Haag zijn Hoogeveen en Veghel ook de enige gemeenten in het onderzoek, die zowel qua gedachtevorming als in de praktijk al invulling geven aan het begrip ‘inzetten van de bibliotheek als instrument voor integraal beleid’. De gemeentebibliotheek van Den Haag, ten slotte, analyseert elke vier jaar, in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, datgene wat in de verkiezingsprogramma’s staat omschreven over cultuur, educatie, kunst etc. Daarna voert ze een vergelijkbare exercitie uit met het collegeprogramma. De accenten die dat oplevert worden besproken met de vakwethouder en meegenomen in de vierjaarlijkse beleidscyclus van de bibliotheek. Feitelijk is er dus sprake van een regelmatige en nuttige samenspraak tussen wethouder / politiek en de bibliotheek, waarbij het initiatief uitgaat van de bibliotheek. Dit initiatief, in de vorm van ‘analyseren – conclusies trekken – voorstellen’, verwacht het gemeentebestuur ook van de bibliotheek. Een en andere impliceert tevens regelmatig overleg met directeuren van andere diensten van de gemeenten, die eveneens (nieuwe) producten van de bibliotheek afnemen en daarmee als ‘opdrachtgever – financier’ fungeren. In verschillende interviews en ook in de werkwijze van de gemeentebibliotheek van Den Haag klinkt door, dat opdrachtgeverschap eerder zal voortvloeien uit de opstelling van de bibliotheek dan uit die van de gemeente. Benadrukt wordt dat gemeenten meestal te weinig zicht hebben op wat bibliotheken kunnen leveren, om op eigen kracht serieus invulling te kunnen geven aan hun rol van opdrachtgever. Tevens wordt gesteld dat bibliotheken niet moeten afwachten, maar opdrachten moeten gaan halen. Ze kunnen dat doen door maatschappelijke of gemeentelijke problemen en wensen te analyseren, en vervolgens aan te geven wat men als bibliotheek in deze zou kunnen beteken, Een enkeling voorziet dat die manier van werken er op vrij korte termijn toe zal leiden dat de positie van de gemeentelijk beleidsambtenaar ten opzichte van de bibliotheek verder verzwakt. Scholing voor beleidsambtenaren en gemeentebestuurders, gericht op de vraag, hoe invulling te geven aan het opdrachtgeverschap van de gemeente, kan daarop een adequaat antwoord zijn. De keuze van de bibliotheek van de gemeente Veghel om zelfstandig te blijven, succesvol een alliantie aan te gaan met lokale partners en vanuit die brede en sterke positie te gaan samenwerken met andere bibliotheken, laat zien dat het ook mogelijk is om zonder forse schaalvergroting 84
vernieuwend bezig te zijn. Overigens werkt de bibliotheek van Veghel nog wel steeds samen met andere bibliotheken. In sommige interviews met vertegenwoordigers van andere geledingen (provinciale bibliotheekcentrales, provinciebestuur en bibliotheken), wordt enkele keren opgemerkt, dat innovatief vermogen niet één op één gekoppeld is aan schaalgrootte. Intrinsieke motivatie, lokaal draagvlak, oog voor en betrokkenheid bij lokale vraagstukken, aansluiting bij de juiste partners en ondernemerschap zijn in hun visie minstens zo belangrijk of misschien wel belangrijker. 3 .1 .6 . D e v or mi ng v a n ne t w e r k e n De vorming van netwerken tussen (beoogde) basisbibliotheken staat nog in de kinderschoenen, zeker als we dat in termen van operationalisering typeren. Gemeenten en bibliotheken hebben overigens vooral oog voor wat gerealiseerd is: plannen zijn maar plannen. Netwerkvorming onttrekt zich aan het zicht van een aantal gemeenten en zelfs ook van sommige bibliotheken. Zo geeft een viertal gemeenten expliciet aan dat netwerkvorming wordt beschouwd als een competentie van de basisbibliotheek en niet iets waar de gemeente zich mee wil of zou moeten bemoeien. Zij zijn ook niet of nauwelijks op de hoogte van de stand van zaken in deze. Tijdens een van de interviews werd heel nadrukkelijk het signaal afgegeven dat netwerkvorming niet zomaar ontstaat en dat provinciale regie en in een vroegtijdig stadium gemaakte duidelijke afspraken met de basisbibliotheken (in wording) en hun (beoogde) directeuren onontbeerlijk zijn. Dat signaal is ook in interviews met contactpersonen van PBC´s / PSO´s afgegeven. Als belangrijkste obstakel in dit perspectief wordt door deze respondenten gezien, dat de directeuren van nieuw gevormde basisbibliotheken wel iets anders aan hun hoofd hebben dan netwerkvorming: als hun eerste opdracht zien zij het stevig neerzetten van de eigen basisbibliotheek. Dat zou een vrij intern gerichte blik tot gevolg hebben en daar bovenop misschien wel eerder een drang tot profilering dan tot samenwerking bevorderen. Daar waar sprake is van netwerkvorming betreft dit vooral netwerkvorming op provinciaal niveau en veel minder -of beter gezegd, niet of nauwelijks- netwerkvorming tussen twee of meer elkaar vrijwillig opzoekende (basis)bibliotheken, die samen op een hoger niveau iets willen bereiken. Wordt de samenwerking op provinciaal niveau in Groningen en Fryslân, zoals de bibliotheken van Grootegast en SOB Noordoost Fryslân doen, beschouwd als een netwerk, dan is in beide provincies sprake van een operationeel netwerk. De beide geïnterviewde Brabantse bibliotheken maken melding van de vorming van een netwerk op provinciaal niveau. Het masterplan daarvoor is gereed en – voor zover hun bekend – zou inhoudelijk overeenstemming zijn bereikt tussen provincie, PSO en het directeurenoverleg (DOBB). Vooral op het gebied van ICT, marketing, educatie, cultuur en professionalisering zou samengewerkt gaan worden. De bibliotheken van Wijchen en Brummen geven aan dat mondjesmaat wordt samengewerkt binnen de Stichting Gelderse Bibliotheken. Er worden nu wel allerlei projecten opgezet onder regie van de stichting, waarvoor de provincie subsidie verleent. De bibliotheek van Brummen 85
geeft aan dat er met basisbibliotheken in de omgeving concrete afspraken zijn gemaakt over zaken als gezondheidsinformatiepunten en centraal collectioneren. Op andere gebieden is dat nog niet het geval. Borsele (Oosterschelderegio provincie Zeeland) geeft aan dat door de provincie hard getrokken wordt aan de netwerkvorming, maar dat de regio in de discussie geen inbreng kan hebben. Men heeft namelijk nog geen zicht op de gezamenlijk in te kopen of te ontwikkelen diensten en producten, omdat men nog bezig is met de vorming van een basisbibliotheek. Zeewolde (provincie Flevoland) geeft aan dat gesproken wordt over netwerkvorming of beter gezegd van de verdeling van provinciale taken over de zelfstandige bibliotheek Almere en de uit de overige gemeenten te vormen basisbibliotheek. De verhoudingen tussen beide partijen zijn echter niet van dien aard dat op dit moment van constructief overleg gesproken kan worden. De gemeentebibliotheek van Den Haag (Zuid-Holland) heeft al in 2002 een convenant gesloten met de bibliotheken van de buurgemeenten Rijswijk, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg. Deze heeft al heel concrete vormen aangenomen, vooral op het gebied van ICT, onderwijs, cultuur en personeel. De gemeente Veenendaal (provincie Utrecht) geeft aan dat de zeven regionale bibliotheken in wording binnen de Stichting Utrechtse Bibliotheken (SUB), met elkaar praten over de diensten, die ze in de toekomst van deze stichting gaan afnemen. Concrete afspraken zijn nog niet gemaakt, maar zeer waarschijnlijk zullen ICT, bibliothecair leenverkeer (transport) en productontwikkeling worden uitbesteed aan de SUB. Hoogeveen meldt dat het Openbaar Bibliotheeknetwerk Drenthe van start is gegaan, voor een proefperiode van twee jaar. Dit netwerk is naar de mening van de gemeente Hoogeveen echter zo vrijblijvend opgezet, dat vooral sprake lijkt te zijn van een praatplatform, waaruit afspraken zouden kunnen ontstaan. De bibliotheek van Hoogeveen heeft vooral moeite met het feit dat het de bedoeling is dat de PSO deel gaat uitmaken van het netwerk. Daarmee zou de PSO zowel opdrachtgever als opdrachtnemer worden, wat door haar niet wenselijk wordt geacht. In de regio’s waarvan de gemeenten Wormerland, Naarden en Ter Aar - Alphen aan den Rijn deel uit maken, heeft men de handen nog zo vol aan de vorming van een basisbibliotheek, dat aan netwerkvorming nog niet gedacht kan worden. De gemeente Nuth is gelegen in een regio, waarin men afziet van de vorming van een basisbibliotheek en heel voorzichtig streeft naar vrijwillige samenwerking. 3 .1 .7 . D e rolin v ullin g door de pr ov inc i e Voor de provinciale beleidsmedewerker is niet de bibliotheek, maar de gemeente de primaire gesprekspartner, en wel in de personen van de aandachtsfunctionaris en de verantwoordelijk wethouder. We zien dat terug in de reacties van de hoofden en directeuren van bibliotheken. Een aantal geeft expliciet aan geen inzicht te hebben in de rolinvulling door de provincie. Enkele anderen geven aan de provinciale rol als ‘positief’ te hebben ervaren, zonder daar meer uitleg aan te kunnen geven dan dat ‘de communicatie goed’ is, of dat ‘de informatie steeds op tijd en helder’ is. De navolgende schets is – ook al zijn er enkele bibliotheekdirecteuren met een heel 86
duidelijke visie op de wijze waarop de provincie regie heeft gevoerd – daarom uitsluitend gebaseerd op interviews die zijn afgenomen met aandachtsfunctionarissen van gemeenten. Onder § 3.1.11 komen relevante aanvullingen vanuit de bibliotheken aan de orde. De 18 aandachtsfunctionarissen schetsen heel verschillende beelden, verwachtingen en oordelen als het gaat om de wijze waarop de provincie invulling geeft aan de regierol in het kader van bibliotheekvernieuwing. Het lijkt er - tussen de regels door luisterend en ‘verhalen’ van gemeenten uit eenzelfde provincie met elkaar vergelijkend - sterk op, dat die verschillen niet alleen voortkomen uit verschillen in aanpak tussen provincies. Interne omstandigheden, de regionale context en de ‘overall’ relatie tussen gemeente en provincie blijken in meer of mindere mate die verschillen te veroorzaken. Onder interne omstandigheden kunnen zaken worden verstaan als: de financiële situatie, de mate waarin een gemeente last heeft van een ‘financiële reflex’, de algemene houding ten aanzien van het bibliotheekwerk, de tijd die de aandachtsfunctionaris beschikbaar heeft, het beleidvoerend vermogen en de relatie tussen gemeente en bibliotheek. In regio’s kan sprake zijn van heel eenvoudige tot uiterst complexe situaties en verhoudingen; van ondanks moeizaam verlopende processen toch goede verstandhoudingen tot gespannen situaties en elkaar beloeren; en van uiterst soepel lopende processen tot volstrekt onwerkbare situaties. Relaties tussen gemeente en provincie blijken niet altijd even warm te zijn en de ene gemeente blijkt een veel positiever beeld te hebben van “de” provincie dan de andere gemeente. De verschillen in context tussen gemeenten en regio’s zijn er oorzaak van dat er voor een ‘succesvolle’ aanpak, naast een duidelijke en consistente provinciale regie, tegelijkertijd sprake moet zijn van ‘gevoel’ voor verschillen, van flexibiliteit en maatwerk. Wat daaronder wordt verstaan is niet in een paar zinnen uit te leggen. Hierna volgt een opsomming van de voornaamste mogelijke voorwaarden voor een succesvolle provinciale regie, die uit de 18 interviews zijn afgeleid. -
Eenduidige, volledige, maar tegelijkertijd zo beknopt mogelijke informatie.
-
Beleidsmedewerkers en wethouders in voldoende mate betrekken, maar ook voorkomen
-
In een zo vroeg mogelijk stadium helderheid geven met betrekking tot criteria, definities,
dat ze worden overvoerd. doelstellingen, afspraken etc. -
Niet uitsluitend een plenaire aanpak hanteren, waarbij steeds ‘alle’ gemeenten om tafel zitten, vanuit de overweging dat dit een gezamenlijke visie, contact en samenwerking zou stimuleren. Ook oog hebben voor individuele gemeenten en afzonderlijke regio‘s: zorgen voor één op één contact en voor korte lijnen; snel zaken kunnen doen; meer wederzijds begrip.
-
Goed voorbereiden van bijeenkomsten en voorkomen dat - hoe ingewikkeld het proces ook is - provinciale betrokkenen elkaar in het openbaar tegenspreken of de indruk wekken hun zaakjes (nog) niet voor elkaar te hebben.
-
Consistent beleid, vasthouden aan een ingezette lijn; maar ook flexibiliteit, wanneer resultaten niet tijdig gerealiseerd dreigen te worden maar het proces desondanks wel goed loopt en het einde in zicht is (dan termijn verlengen en / of extra steun geven). 87
-
Zo min mogelijk tussentijds bijstellen van criteria en richtlijnen, en gemeenten daar zeker niet mee overvallen. Maar als het toch echt moet, dan gemeenten tijdig informeren en zorgen voor goede en valide argumenten.
-
Flexibel zijn met de inzet van (financiële) steun om processen vlot te trekken, maar tegelijkertijd voorkomen dat gemeenten die hun zaakjes goed voor elkaar hebben, het gevoel krijgen dat ‘slecht gedrag’ aldoor wordt beloond.
-
Als processen stroef verlopen, dat eerder proberen op te lossen via inhoudelijk overtuigen, masseren en stimuleren, dan door extra druk op de ketel te zetten of macht uit te oefenen, waardoor het lijntje kan breken of standpunten onnodig kunnen verharden.
-
Op het moment dat een of meer partijen stelselmatig het proces frustreren, of het overtuigen van onwillige partijen niet blijkt te helpen, ingrijpen / een knoop doorhakken, daadkrachtig zijn, en niet blijven pappen en nathouden.
-
Dicht genoeg op het proces zitten om te weten wat er leeft en om te kunnen sturen; en tegelijkertijd voldoende afstand bewaren om partijen hun eigen rol te laten nemen en het gevoel te geven dat ze ‘mogen en willen’, in plaats van ‘moeten’.
-
Realisme: van gemeenten die van nature moeite hebben met beleidsontwikkeling kan men met verwijzing naar de gemeentelijke verantwoordelijkheid wel heel veel verwachten, maar misschien is het beter om die gemeenten aan de hand mee te nemen.
-
Gevoel voor politieke verhoudingen binnen gemeenten: wethouders hebben de gemeenteraad meestal niet aan een lijntje en gemeenteraden hebben uiteindelijk het laatste woord.
-
Er van doordrongen zijn dat schaalgrootte en structuur niet één op één gekoppeld zijn aan bestuurskracht en innovatief vermogen.
-
Voorkomen dat onnodige interne bureaucratie het proces verstoort: géén ellenlange verantwoordingen eisen bij projectvoorstellen als van gemeenten snelheid en daadkracht worden vereist; niet maanden nodig hebben om op voorstellen te reageren.
Tot zover een aantal uiterst praktische richtlijnen, die de onderzoekers ontleenden an de gesprekken met gemeenteambtenaren en andere actoren. 3 .1 .8 . Ex t e rne onde rs t e unin g Driekwart van de betrokken gemeenten maakt melding van de inzet van externe ondersteuning in het kader van de bibliotheekvernieuwing en dan vooral met betrekking tot de vorming van een basisbibliotheek. De ene keer is dat omdat men ‘vooraf’ tot de conclusie is gekomen dat dit zinvol of noodzakelijk zou zijn en een andere keer min of meer noodgedwongen, in een poging uit een impasse te geraken. De inzet van externe adviseurs is (was) in de geïnterviewde gemeenten met name gericht op: -
Inventariseren: vooronderzoek, in beeld brengen van de huidige situatie, zoeken naar mogelijkheden tot samenwerking, bezien en beoordelen van financiële aspecten, mogelijke knelpunten etc.
88
-
Kwartier maken: trekken van het proces, stimuleren, adviseren en voorbereiden van de vorming van een basisbibliotheek (tot aan de voordracht van een directeur toe).
-
Ondersteunen bij of het ontwikkelen van een bedrijfsplan en soms ook van een
-
Masseren, vastgelopen processen vlot trekken.
beleidsplan.
Niet alle externen zijn even succesvol geweest. De ene keer kwam dat doordat hun werk niet aan de verwachtingen voldeed, een andere keer doordat verhoudingen en belangen van betrokken bibliotheken en/of gemeenten succes in de weg stonden. Daarbij mag niet worden vergeten dat een op het oog ‘mislukte’ externe ondersteuning, toch een basis gelegd kan hebben voor een vruchtbaar vervolg, terwijl anderzijds een goed extern product geen garantie is voor succes (zie bijvoorbeeld de gemeente Nuth). Conclusies in termen van ‘meest succesvol type van ondersteuning’ zijn op basis van de uitkomsten van de interviews niet te trekken. 3 .1 .9 . Pr a k t ijk v oorbe e lde n v a n bi bliot h e e k v e r nie uw i ng in de r e g io Wat als een mooi praktijkvoorbeeld van bibliotheekvernieuwing wordt beschouwd is sterk afhankelijk van het perspectief van waaruit naar het bibliotheekwerk wordt gekeken. In gemeenten (en hun regio) waar de vernieuwing nog maar beperkt vorm heeft gekregen en/of de financiële middelen erg beperkt zijn, weet men óf geen voorbeelden te noemen, óf men noemt voorbeelden die minder met vernieuwing, maar meer met bijdetijdse bedrijfsvoering te maken hebben. In gemeenten waar het bibliotheekwerk op een hoger niveau staat of in gemeenten gelegen in een regio waar dat het geval is, ligt de lat navenant hoog. Gesprekspartners uit zo’n regio hebben er moeite mee om mooie praktijkvoorbeelden van bibliotheekvernieuwing te noemen … terwijl die er eigenlijk wel zijn. Slecht een kwart van de aandachtsfunctionarissen van de gemeenten weet een ‘mooi’ praktijkvoorbeeld te noemen en eveneens een kwart geeft expliciet aan dat van dergelijke voorbeelden nog geen sprake is. Als mooie praktijkvoorbeelden (anders dan verbetering van de bedrijfsvoering) worden genoemd: -
Een website, met daarop het beschikbare aanbod aan volwasseneneducatie, binnen en buiten de gemeente (van eenvoudige cursussen en informatieavonden tot volledige opleidingen), waarbij via ‘doorklikken’ de website van de aanbieder benaderd kan worden.
-
Het als gevolg van de fusie van bibliotheken binnen de gemeenten budgettair neutraal gerealiseerd hebben van een verruiming van de (beperkte) openingstijden van 25%.
-
Het realiseren van ‘virtuele loketten’ en ‘uitpunten’ op meerdere plaatsen in de regio.
-
Een Uitpunt waar men terecht kan voor kaartjes, service, in het kader van de VVV, voor (alle) informatie op het gebied van kunst en cultuur, ondersteuning van het amateurveld en ondersteuning van het onderwijs; het Uitpunt is niet ingebouwd in de bibliotheek, maar op een centrale plaats, en daarbij zit ook een erfgoedlokaal.
89
Naast deze door de aandachtsfunctionarissen genoemde praktijkvoorbeelden, wijzen de hoofden / directeuren van bibliotheken nog op het bestaan van het volgende: -
Najaar 2004 is gestart met maken een wijkontwikkelingsplan. Daar doen veel partijen aan mee, zoals gemeente, woonzorg, welzijnsstichting, twee basisscholen en de bibliotheek. Het bibliotheekfiliaal in die wijk staat op de nominatie voor sluiting. Het plan is nu te verhuizen naar het nog te realiseren nieuwe wijkgebouw, waarin alle partijen samenwerken. In dat kader heeft de bibliotheek het plan opgepakt de loketfunctie op zich te nemen, waardoor dus ook diensten voor derden worden verricht. Voor dit plan is een provinciale startsubsidie ontvangen uit vernieuwingsgelden. Het betreft een plan met een looptijd van twee jaar dat een voorbeeldfunctie moet hebben.
-
Podiumfunctie en combinatie bibliotheek, VVV restaurant, etc. in één gebouw.
-
Er is een aantal Kulturhusen opgestart in de provincie.
-
Er is een aantal historische informatiepunten geopend, ook gezondheidsinformatiepunten.
Nog andere zaken worden genoemd, zoals: -
een bibliotheek met wijkwinkel
-
bibliotheken met een uitgebreid cultureel programma
-
een digitaal vrijwilligerspunt
Er is, ten slotte, een zeer uitgebreid kleine-kernenbeleid ontwikkeld, met veel maatwerk, waaronder een opvoedingspunt, een uitpunt, een gezonde-leefstijl punt, een cultureel festival, een dialectenfestival, een cultuurhistorische leestafel. 3 .1 .1 0 . S uc c e s f a c t ore n e n k a ns e n v s . f a a lf a c t ore n e n r is i c o’s Bezien we de 16 processen van bibliotheekvernieuwing waarbij de 18 geïnterviewde gemeenten zijn betrokken, dan is daaruit een aantal factoren of omstandigheden te herleiden die als succesfactor of gunstige voedingsbodem getypeerd kunnen worden. Het ontbreken van deze factoren of omstandigheden of een tegengestelde situatie, kan – maar dat hoeft niet – een belemmering of faalfactor vormen. Gezien de complexiteit van processen is het meestal niet de ene of de andere factor die van doorslaggevende aard is. Het lijkt vooral om evenwicht te gaan. Één uitzondering misschien daargelaten: waar sprake is van een (zeer) beperkte inhoudelijke en sterk financiële oriëntatie in termen van ‘als het maar niets kost’ lijkt bijna per definitie sprake te zijn van een moeizaam proces. Omstandigheden en factoren die als ‘gunstig’ kunnen worden bestempeld zijn: − De aanwezigheid van een sterke trekker met gezag en draagvlak. − Het voeren van een duidelijke (provinciale, regionale en/of gemeentelijke) regie, die ook qua timing en organisatie goed is: niet dwingend / forcerend, tenzij als uiterste middel of noodgreep. − Het voeren van een consistent beleid en beargumenteerd afwijken daarvan (m.b.t. voorwaarden, uitgangspunten). 90
− Het ontbreken van persoonlijke agenda’s. − Het bestaan van goede verhoudingen, tussen gemeenten en bibliotheken onderling en met elkaar. − Het centraal stellen van de inhoud van het bibliotheekwerk en geloven in nut en noodzaak van bibliotheekvernieuwing door betrokken bibliotheken, bibliotheekbesturen, beleidsmedewerkers gemeenten en gemeentebesturen. − Bibliotheken die zich positief opstellen: zelfvertrouwen uitstralen en initiatief nemen, zonder arrogant of drammerig te zijn; gevoel hebben voor bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen en problemen. − Tijdig en op het juiste moment (timing) optreden: met betrekking tot informeren, draagvlak verwerven, partijen een rol geven, criteria, subsidievoorwaarden, richting bepalen, etc. − Gevoel voor diversiteit (binnen provincies, regio’s en zelfs gemeenten) en recht doen aan verschillen. − Het combineren van flexibiliteit (gas terug kunnen nemen, met wat minder genoegen kunnen nemen) en daadkracht (vermogen in moeilijke situaties of na lang praten ook knopen door te hakken). − De juiste mensen op de juiste plek hebben, qua niveau, houding, specialistische kennis, bestuurlijke ervaring. − Bereidheid en vertrouwen om ‘los te laten’: autonomie weg (durven) geven, niet bang (hoeven) zijn voor verlies van eigenheid. − Een goede en heldere projectstructuur; met goede en heldere afspraken vooraf. − Gevoel voor de ‘lading’ en ‘landing’ van informatie, zoals het hanteren van onverwachte en onbedoelde effecten, bijvoorbeeld na de introductie van criteria voor het instapniveau, of na het openbaar maken van de resultaten van de nulmeting in het kader van INK. − Investeren van bibliotheken in het laten ‘meegroeien’ van gemeenten. Aan het einde van het interview is respondenten gevraagd in hoeverre er – aanvullend op wat zij eerder al hebben opgemerkt – nog voor het proces van bibliotheekvernieuwing cruciale factoren te benoemen zijn, die als succesfactoren of faalfactoren te typeren zijn. Tevens is de mogelijkheid geboden om – buiten de vraagstelling om – een laatste opmerking, toevoeging of hartenkreet inzake de bibliotheekvernieuwing te uiten. Als het gaat om succesfactoren en faalfactoren springt bij de aandachtsfunctionarissen van de gemeente “geld” eruit. Geld, dat nodig is voor structurele financiering van de vernieuwing, het halen van het instapniveau, het doen van investeringen; maar ook een fixatie op geld, die een focus op inhoud en vernieuwing in de weg staat. Tevens wordt meerdere malen genoemd: het belang van het ‘werken van onderaf’, in plaats van ‘het afdwingen van bovenuit’ genoemd, en daarnaast het ‘oog voor diversiteit’. Een viertal aandachtsfunctionarissen heeft, evenals zeven hoofden / directeuren van bibliotheken, aan het einde van het interview nog enkele laatste opmerkingen gemaakt, die heel specifiek 91
betrekking kunnen hebben op de locale situatie, maar wellicht ook in breder perspectief relevant kunnen zijn. Zo verwijst één van de opmerkingen naar het sluiten van een alliantie op lokaal niveau, vergelijkbaar met de keuze zoals de gemeente Veghel die heeft gemaakt. De andere opmerkingen hebben -uitgezonderd een ‘pleidooi’ voor duidelijke wetgeving ter versterking van de positie van bibliotheken (‘laat de bibliotheekwet terugkeren’)- in meerdere of mindere mate betrekking op aspecten die al eerder in dit hoofdstuk aan de orde zijn gekomen. 3 .1 .1 1 . A a nv ull inge n v a nuit de bi bliot h e k e n De terughoudendheid van gemeenten ten aanzien van de vorming van basisbibliotheken kan bij sommige bibliotheekdirecteuren wel op begrip rekenen. Zij weten dat gemeenten soms slechte ervaringen hebben met gemeenschappelijke regelingen, zoals rond een Muziekschool, sociale dienst, sociale werkvoorziening en GGD. Het zijn vaak machtige, hun eigen plan trekkende en bureaucratische organen, waar gemeenten hun grip op verliezen. Niet zelden worden gemeenten door dergelijke instellingen voor voldongen feiten geplaatst, vooral in termen van weer ‘bijbetalen’. Dat willen ze met de bibliotheek niet opnieuw meemaken. Een aantal bibliotheekdirecteuren benadrukt het belang van ‘scholing en ondersteuning van gemeenten’ om hun opdrachtgeverschap beter te kunnen vervullen. Zij beogen daarmee te voorkomen dat er een kloof ontstaat, waardoor gemeenten almaar dieper in hun schulp zouden kruipen en er van hun opdrachtgeverschap steeds minder terecht zou komen. Uiteindelijk hebben bibliotheken baat bij een sterke, maar constructieve counterpart. Het houdt beide partijen scherp, en dat komt de inhoudelijke discussie ten goede. Het management van kleine bibliotheken wordt vanuit diverse zijden als problematisch gekenschetst. Een van de regiodirecteuren geeft aan dat zowel in termen van tijd als van kwaliteit de bibliotheekhoofden zoveel tekort komen, dat niet of nauwelijks een zinvolle bijdrage aan de vernieuwing mag worden verwacht. Interviews met een directeur en een bibliotheekhoofd van twee kleine bibliotheken in probleemregio’s bevestigen dit beeld. Ze zijn niet of nauwelijks op de hoogte van wat er speelt op het gebied van bibliotheekvernieuwing, voelen zich klein en afhankelijk en nemen geen initiatieven. Tegenover de keuze van provincies om basisbibliotheken op gemeentelijk niveau te definiëren, wordt zowel door een grotere als door een kleinere bibliotheek opgemerkt dat dit grote personele problemen met zich meebrengt. Er zijn onvoldoende middelen voor de adequate aanstelling van een manager of een specialist, bijvoorbeeld voor jeugdbeleid. Hierdoor dreigt versnippering en een suboptimale inzet van middelen. De noodzaak van een goed functionerend en volledig operationeel netwerk (specialismen, delen van kennis) wordt hierdoor extra benadrukt. Als belangrijke redenen, waarom in sommige regio’s de samenwerking tussen kleine bibliotheken (gemeenten) en een grotere (stedelijke) bibliotheek niet van de grond wil komen, worden ook 92
door directeuren van kleinere bibliotheken genoemd: wantrouwen, angst om overvleugeld te worden, hechten aan eigen posities en ‘calimerogedrag’. Enkele directeuren plaatsen kritische kanttekeningen bij de herverdeling van provinciale middelen (geld). Verdeling over alle bibliotheken zou nadelig uitpakken voor de aangesloten (niet zelfstandige) bibliotheken. Zij werden (en worden) immers voor een belangrijk deel via provinciale middelen gesubsidieerd, terwijl het geld voor zelfstandige bibliotheken ooit in het gemeentefonds is terecht gekomen. Veel directeuren, ook die van bibliotheken waarmee het financieel goed gaat, signaleren dat ‘geld’(gebrek) een probleem of risico vormt. De ontwikkeling van nieuwe producten heeft volgens sommigen pas zin als structurele financiering gewaarborgd is (afwachten, eerst regelen). Anderen zijn juist van mening dat als een nieuw product goed is, financiering wel volgt (ondernemen en afdwingen) Het ‘karakter’ van een bibliotheek en/of een regio blijken vaak bepalend te zijn voor wat er op gebied van bibliotheekvernieuwing gebeurt en gebeurde. Sommige bibliotheken werken stug door aan de vernieuwing, nemen enig financieel risico, in afwachting van hoe de vorming van basisbibliotheken uitpakt. Het feit dat de gemeente een beleidsplan nog niet heeft goedgekeurd is dan wel lastig, maar vormt geen belemmering om door te gaan. Andere bibliotheken voelen zich juist vastzitten. Je ‘niet gek laten maken’ is ook van belang. Hoogdravende plannen zijn lang niet altijd succesvol: doorwerken op je eigen schaal, vernieuwing zoeken in het kleine, het lokale, kan veel effectiever zijn (zie bijvoorbeeld Boekel). Dicht bij de organisatie blijven staan, de mensen meenemen in het vernieuwingsproces hoort daar ook bij, tegelijk zorgend dat men niet overvoerd raakt. De basisbibliotheek waarvan Boekel deel uitmaakt, beschikt bijvoorbeeld over beperkte middelen voor vernieuwing, maar krijgt heel veel voor elkaar; en 80% van het personeel is in voor ‘rouleren’ over andere vestingen in het kader van ‘leren van elkaar’. Nuchter blijvende bibliotheken hebben het relatief gemakkelijk en maken de meeste vorderingen. Het vormen van een plaatselijke alliantie, zoals Veghel heeft gedaan, hoeft samenwerking met andere bibliotheken niet in de weg te staan. Die samenwerking gaat namelijk gewoon door. Een kleine bibliotheek geeft ook aan – tegen de wil van de gemeente – liefst te kiezen voor een lokale alliantie. Zij wil voorkomen dat zij verwordt tot een steunpunt van stadsbibliotheek, maar zij wil zich zo ook optimaal lokaal kunnen waarmaken. Een goede relatie met de gemeente is goud waard, zo blijkt. Dat betekent niet dat een gemeente alles goed vindt en niet bezuinigt, maar het leidt wel tot begrip, over dingen kunnen praten, serieus genomen worden, samen ergens aan werken. Daarin investeren heeft zin, zo laten succesvolle bibliotheken zien. ‘Niet afwachten’, is het parool, maar zelf de eerste stappen zetten. Versterking vindt maar in beperkte mate plaats door schaalvergroting op zich, zo wordt enkele malen opgemerkt. Het samenbrengen van verschillende culturen en inzichten is minstens zo belangrijk. Samenvoegen van ‘gelijkgestemden’ levert in hun ogen niet zoveel op. Dat is ook de 93
reden dat zij vinden dat basisbibliotheekvorming pas echt meerwaarde heeft als rurale bibliotheken samengaan met een urbane bibliotheek. Daar zijn nieuwe kennis en producten te halen, waardoor ook het platteland kan innoveren. Praten moet eens ophouden, zegt een van de bibliotheekdirecteuren: probeer soms maar gewoon een doorbraak te forceren met een eindbod. Bibliotheken die dan niet mee willen doen, doen maar niet mee; ze haken later vanzelf wel aan.’ Vijf jaar praten met niks als resultaat is toch echt te gek voor woorden’. Beide Gelderse bibliotheken geven aan dat de financiering van de PSO een ondoorzichtig en niet uit te leggen verhaal is. Het lijkt erop dat de PSO zichzelf door een goede lobby heeft veilig gesteld ten koste van de bibliotheken. De PSO krijgt nog drie jaar 100% subsidie, terwijl basisbibliotheken tegen kostprijs moeten gaan inkopen. Maar het geld daarvoor krijgen zij niet. Een andere kanttekening die wordt gemaakt, is, dat de keuze voor de vorming van basisbibliotheken op gemeentelijk niveau tot rare situaties kan leiden wanneer er geen overdracht plaatsvindt van het werkgeverschap. Te meer is dat het geval wanneer PSO deel gaat uitmaken van het netwerk. De PSO is dan deels eigen opdrachtgever en tegelijkertijd werkgever van zijn klanten (zie bijvoorbeeld Drenthe). Provinciale en landelijke regie De provincie is primair gericht op ‘de gemeente’. Directe contacten tussen provincie en bibliotheek komen dan ook veel minder voor dan tussen provincie en gemeenten. Mede hierdoor onttrekt dat wat de provincie doet, zich voor een belangrijk deel aan het zicht van een aantal bibliotheekhoofden. Van de bibliotheekhoofden die zich wel een beeld kunnen vormen van wat er op provinciaal en landelijk niveau gebeurt, zijn enkelen daarover positief gestemd, maar vaker worden er kritische noten gekraakt: -
Een van de directeuren merkt op dat VNG, VOB en IPO geen formele status hebben.Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat partijen zich als het hen uitkomt niet houden aan gemaakte afspraken. (De betreffende directeur zegt zich daar zelf ook schuldig aan te maken.)
-
Er wordt kritiek geuit op het feit dat het Procesbureau in een aantal gevallen helemaal niet of (veel) te laat reageerde op mails, op vragen of op een aanbod om ergens aan mee te werken.
-
Het tussentijds wijzigingen van de criteria waaraan basisbibliotheken moeten voldoen, is bij nogal wat bibliotheken slecht gevallen.
-
Volgens een van de directeuren heeft zijn provincie soms moeite met ‘timing’ en ‘houding’: wanneer buigen en wanneer optreden?
-
Door zich veel te dwingend op te stellen met betrekking tot de vorm en inhoud van de bibliotheekvernieuwing zou de provincie Utrecht processen onnodig onder druk hebben gezet, met als gevolg dat op veel plekken de hakken in het zand werden gezet.
94
-
Enkele directeuren vinden dat de provincie sneller voor duidelijkheid zou moeten zorgen en minder bureaucratisch zou moeten functioneren: ‘Ophouden met verantwoorden, verantwoorden en nog eens verantwoorden’.
-
Volgens een van de directeuren gaat de provincie er wat al te gemakkelijk van uit dat wegvallende subsidies wel gecompenseerd zullen worden door de gemeente.
-
Enige malen wordt opgemerkt dat er teveel en te lang structuurdiscussies plaatsvinden op landelijk en provinciaal niveau. Dat werkt contraproductief. De directeuren die deze mening zijn toegedaan, vinden dat snel moet worden overgegaan naar de inhoudelijke discussie, voordat te veel mensen gaan afhaken.
-
Gesignaleerd wordt dat op provinciaal niveau soms sprake is van ondoorzichtigheid, vooral als het gaat om de relatie met de PBC en om de wijze waarop zaken met de PBC financieel worden afgehandeld.
-
Een ‘slechte’ verstandhouding in Noord-Brabant tussen enkele stadsbibliotheken en de PBC zou de samenwerking en besluitvorming in het directeurenoverleg gedurende enkele jaren onnodig hebben gefrustreerd.
Tot zover een aantal opmerkingen en hartenkreten van leidinggevenden uit de lokale en regionale bibliotheekwereld, die een indruk geven van de wijze waarop daar wordt gedacht en gewerkt.
In het hierna volgende Deel 2 van dit hoofdstuk worden de gemeenten en bibliotheken in beeld gebracht die voor dit onderzoek werden geselecteerd. Er zijn profielen samengesteld van twaalf gemeenten met een inwonertal van minder dan 30.000, één uit elke provincie; vijf gemeenten in de categorie van 30.000 tot 90.000 inwoners; en één gemeente uit de G4 categorie, met meer dan 450.000 inwoners. In totaal zijn aldus achttien gemeenten in het onderzoek betrokken. Zoveel mogelijk zijn uit deze zelfde gemeenten ook de bibliotheken in het onderzoek betrokken. Dat is meestal gelukt, maar in drie gevallen moest worden uitgeweken naar bibliotheken met vergelijkbare kenmerken. In feite hebben de resultaten van § 3.2 de basis gevormd voor het beeld dat in de zojuist afgesloten § 3.1 werd geschetst van het proces van bibliotheekvernieuwing op het lokale niveau van gemeenten en bibliotheken.
95
Gemeenten en bibliotheken in beeld
3 .2 .1 . G e m e e nt e l ijk e prof ie le n bi bliot h e e k v e r nie uw i ng 3 0 - ge me e nt e n Grootegast (provincie Groningen, 12.000 inwoners) Namens de bibliotheekbesturen van de gemeenten Grootegast, Leek, Zuidhorn en Marum (totaal 60.000 inwoners) is Biblionet bezig met de opstelling van een bedrijfsplan. Daarin worden, voor zover dat al mogelijk is, zowel stelselvernieuwing als inhoudelijke vernieuwing uitgewerkt. De juridische vorm staat nog ter discussie. Het proces wordt getrokken door een clustermanager van Biblionet. Gemeenteraden hebben voorafgaande aan het proces geen kaderstellende uitspraken gedaan en gemeentebesturen zijn ook niet actief bij het proces betrokken. Ze zullen uiteindelijk wel een standpunt moeten innemen, maar op dit moment is alleen nog maar sprake van terugkoppeling op hoofdlijnen. Van opdrachtgeverschap, zoals beoogd bij de bibliotheekvernieuwing, is nog geen sprake en plannen om daar naar toe te groeien bestaan ook nog niet. In het nog goed te keuren bedrijfsplan zijn uitgangspunten voor scholing opgenomen. Aan een beleidsplan gericht op het werken met vrijwilligers wordt gewerkt. Administratie, ICT en dergelijke worden ingekocht via Biblionet. De beoogde ‘vernieuwde’ bibliotheek zal structureel behoorlijk wat meer gaan kosten dan nu beschikbaar wordt gesteld. Dit is voor de gemeenten een punt van zorg. Op gemeentelijk niveau wordt de inhoudelijke vernieuwing getrokken door het hoofd van de bibliotheek, maar deze vernieuwing is (nog) zeer beperkt van aard en o.a. gericht op de doelgroep peuters. Binnen het beoogde cluster is al sprake van samenwerking via Biblionet en van projectmatige samenwerking. Onder leiding van Biblionet werken de verschillende beoogde clusters ook al (enigszins) samen. Die samenwerking zou als netwerkvorming kunnen worden getypeerd. Dongeradeel (provincie Fryslân, 25000 inwoners) en SOB NO-Fryslân (basisbibliotheek) Gestart is met de stelselvernieuwing, met als resultaat de vorming van een basisbibliotheek (in Fryslân cluster genoemd) op 1 januari 2004. Daaraan nemen deel de 7 plattelandsgemeenten Ferweradeel, Dongeradeel, Daltumeradeel, Kollumerland, Achtkarspelen, Ameland en Schiermonnikoog) met een voedingsgebied van circa 100.000 inwoners. Een kwartiermaker heeft het proces getrokken. Hij heeft een bedrijfsplan opgesteld en is later aangesteld als directeur. De
96
bibliotheken waren leidend. Gemeenten waren volgend. Zij hebben het proces hier en daar gestimuleerd en ingestemd met de voorstellen. Er was sprake van een warm en voorspoedig verlopend proces. Gunstige bijkomstigheid was dat op verschillende terreinen al sprake was van samenwerking tussen de verschillende gemeenten en dat de inwoners van de betrokken gemeenten elkaar niet als concurrenten zien, maar juist de meerwaarde zien van een sterke, regionale bibliotheek. In overleg met de directie van de basisbibliotheek is al een gemeentelijke vernieuwingsagenda geschreven, die de komende jaren zal worden uitgevoerd. Professionalisering van het personeel is al in volle gang en eveneens is een aanzet gemaakt met vernieuwing van automatisering, ICT, inkoop, administratie etc. Het INK-model zal in de nabije toekomst gehanteerd worden: een nulmeting is uitgevoerd. In het cluster Noordoost Fryslân zal de komende jaren het accent liggen op ICT-ontwikkeling in relatie tot het onderwijs. Van beleid gericht op nieuwe doelgroepen en het in kaart brengen van de wensen en behoeften van doelgroepen is nog geen sprake. In het kader daarvan vindt binnenkort een provinciaal onderzoek plaats. Nieuwe culturele activiteiten zullen voorlopig niet ontplooid worden. Jeugd, onderwijs en ICT blijven de speerpunten. Incidenteel gebeurt er wat op gemeentelijk niveau. Zo is Dongeradeel bezig met de vorming van een kenniscentrum. In hoeverre een en ander echt gaat slagen is sterk afhankelijk van de financiën, die zwaar onder druk staan door de noodzaak tot gemeentelijke bezuinigingen. Het doorgroeien van de bibliotheek komt hierdoor in de knel en er zullen duidelijke keuzes moeten worden gemaakt. Formeel is de gemeente opdrachtgever, maar in de praktijk wordt gelijk opgetrokken met de bibliotheek, die inhoudelijk leidend is. Plannen om dit te wijzigen zijn er niet. Er is ook (nog) geen aanzet gemaakt met (het denken over) het inzetten van de bibliotheek als instrument voor integraal beleid. De zes gevormde clusters vormen samen met de voormalige bibliotheekcentrale één groot netwerk; alleen de gemeente Smallingerland doet in Fryslân niet mee. Van ‘echte’ (en vernieuwende) samenwerking tussen clusters is volgens de aandachtsfunctionaris van Grootegast echter nog geen sprake. De Wolden (provincie Drenthe, 24.000 inwoners) Na de gemeentelijke herindeling zijn in De Wolden op initiatief van de bibliotheekbesturen vier bibliotheken gefuseerd tot een nieuwe stichting. Daaraan voorafgaand zijn geen afspraken gemaakt over zaken als financiën, dienstverlening en personeel. Omdat in Drenthe - ook met instemming van De Wolden - is gekozen voor basisbibliotheken op gemeentelijk niveau, is de basisbibliotheekvorming afgerond. De gemeente heeft intensief contact met de nieuwe bibliotheek, vooral over zaken als financiën en huisvesting. Van inhoudelijk opdrachtgeverschap is geen sprake. De gemeente heeft de indruk dat de bibliotheek de zaakjes goed voor elkaar heeft, maar heeft geen zicht op wat in het kader van vernieuwing binnen de bibliotheek zelf gebeurt. Wel zijn er afspraken gemaakt om vernieuwingsgelden in te zetten voor scholing, die erop is gericht invulling te geven aan de lokale agenda. Vernieuwingsgelden zijn o.a. ingezet voor managementopleiding, gevolgd door een marketingopleiding voor de bibliotheekmanagers, die vervolgens een marketingplan per gemeente hebben 97
gemaakt. Een van de medewerkers heeft een opleiding op MBO niveau afgerond. De eerste ronde van het kwaliteitszorgtraject loopt overal, zal voor de zomer zijn afgerond en een aantal verbeterpunten opleveren. Aan alle medewerkers en vrijwilligers is gevraagd, hoe zij tegen de organisatie aankijken. Nu volgen een aantal teambuilding dagen met alle medewerkers. Voorzichtig is gestart met de inhoudelijke vernieuwing. In het kader van het bereiken van nieuwe doelgroepen brengen vrijwilligers bezoek aan ouderen met een mobiliteitsprobleem. Er is een project gestart voor het ondernemen van (meer) podiumactiviteiten, zoals presentaties van schrijvers en een studiemiddag voor leescoördinatoren van basisscholen in het kader van leesstimulering. Onder bestaande klanten wordt verder door de bibliotheek onderzoek naar klanttevredenheid verricht. Het bibliotheekbestuur voelt weinig voor overdracht van het werkgeverschap en wil de relatie met de PBC ongewijzigd laten. De bibliotheekdirecteur benadrukt het belang van het snel operationeel worden van een netwerk, waarvoor kennis en expertise worden aangetrokken, die op lokaal niveau kunnen worden ingezet. De veelal kleine basisbibliotheken hebben zijns inziens te weinig ruimte om dit op adequate wijze te doen. Wierden (provincie Overijssel, 23.000 inwoners) Met de provincie als trekker van het proces is ‘provinciebreed’ gekozen voor het principe van één basisbibliotheek per gemeente. Ook de kleinste gemeente heeft namelijk bijna 20.000 inwoners. Hierdoor was het mogelijk te starten met het inhoudelijk versterken van de lokale bibliotheek. Er wordt ingezet op meer efficiency, om uren vrij te maken, die ingezet kunnen worden voor verbetering van de dienstverlening; op cultureel ondernemerschap, door middel van samenwerking met andere culturele activiteiten en stichtingen (dit heeft geleid tot bijvoorbeeld een website volwasseneneducatie, met alle aanbod op dat gebied); en op versterking van het management. De basisbibliotheken in de regio streven naar samenwerking, bijvoorbeeld door gezamenlijk een persoon een aanstelling van beperkte omgang te geven op het gebied van cultureel ondernemerschap, ten dienste van allen. Meer is over netwerkvorming niet bekend bij de gemeente Wierden, die dit ook beschouwt als een verantwoordelijkheid van de bibliotheken. De bibliotheekdirecteur geeft aan dat nog veel onduidelijk is met betrekking tot de inrichting van een netwerk (producten, diensten en financiering). Op dit moment is sprake van een stevige discussie tussen de OBD bibliotheken en de provincie over de overdracht van het werkgeverschap. De gemeente vindt dit niet zo relevant. Primair van belang is dat het werk goed wordt gedaan, niet hoe het georganiseerd is. Op het gebied van gebied van kwaliteitszorg (INK), inkoop, ICT, professionalisering etc. zijn nog maar op beperkte schaal nieuwe initiatieven genomen. Vanaf het functie-innovatie traject is men bezig met de bijscholing van het personeel. Er is een opleidingsplan gemaakt, dat zal worden gekoppeld aan het in 2006 verwachte strategisch beleidsplan. In het kader van ‘zelfbediening’ is recent een uitleenapparaat gekocht en is in een paystation ofwel ‘betalingsautomaat’ aangeschaft. In 2005/2006 gaat de bibliotheek over op uitleen en inname van boeken via chipkaarten. Inkoop gaat nog veelal via OBD.
98
De gemeente Wierden heeft geen beleid geformuleerd m.b.t. nieuwe doelgroepen, vooral omdat de bibliotheek al veel aandacht besteedt aan bestaande doelgroepen. Prioriteiten van gemeentewege waren en zijn: -
De bibliotheek dient te worden beschouwd als een basisvoorziening, die voor iedereen toegankelijk is; niet alleen om boeken te lenen, maar ook om een krantje te lezen, praatje te maken en koffie te drinken.
-
Een belangrijke doelgroep is de jeugd, die geen contributie hoeft te betalen; vanuit sommige scholen gaan kinderen met de bus naar de bibliotheek en de bibliotheek doet hier en daar ook wel wat voor de scholen.
-
De gemeente hoeft geen opdrachten te geven in het kader van nieuwe culturele activiteiten. Die pakt de bibliotheek zelf op. Zo worden er culturele avonden georganiseerd in samenwerking met de culturele raad van Wierden; het betreft een combinatie van literatuur, muziek en theater.
-
Wat de gemeente van de bibliotheek verwacht (aandacht voor de jeugd, basisvoorziening, culturele activiteiten), staat al jaren in een overeenkomst en kan worden beschouwd als invulling van het opdrachtgeverschap. Op hoofdlijnen wordt beoordeeld of de bibliotheek uitvoert wat in de overeenkomst is opgenomen.
Zeewolde (19.000 inwoners) en Urk (17.000 inwoners), beiden provincie Flevoland Flevoland kent geen PBC. Via de Stichting Samenwerkende Bibliotheken Flevoland worden provinciale taken uitbesteed aan enkele van de bibliotheken. Het was de bedoeling eerst de inhoudelijke vernieuwing vorm te geven. Doordat bibliotheken hun afspraken niet nakwamen en Almere uit het samenwerkingsverband stapte, is men in een structuurdiscussie verzand. Gevolg is dat nu wordt getracht via een fusie eerst te komen tot een basisbibliotheek voor de overige gemeenten: Dronten, Lelystad, Urk, Zeewolde en Noordoostpolder (190.000 inwoners). Dit proces is gestart vanuit de bibliotheken en wordt door hen ook echt gedragen. De betrokken gemeenten zijn veel minder enthousiast en er is onderling sprake van grote verschillen in beleving. Het businessplan (op dit moment nog een intern stuk) is klaar. Voor zowel de backoffice als de frontoffice wordt uitgegaan van baangarantie en voor de frontoffice daarnaast ook van standplaatsgarantie. Elke bibliotheek mag in principe toe naar een ruimere openstelling; via de invoering van zelfbediening, waarmee men bezig is of die men al heeft gerealiseerd, komt de daarvoor benodigde formatie vrij. Elke bibliotheek zal minimaal als servicebibliotheek fungeren, maar er wordt gestreefd naar informatiebibliotheken (Zeewolde heeft al elementen van een informatiebibliotheek). Alle bibliotheken zijn bezig met een INK-traject (nulmeting). De inhoudelijke vernieuwing staat nog in de kinderschoenen. In het bedrijfsplan is er al wel iets over te lezen en hier en daar zie je ook al wat kleinschalige vernieuwing. De gemeente is in Zeewolde per definitie opdrachtgever, omdat sprake is van een gemeentelijke bibliotheek. In feite is de bibliotheek eigen opdrachtgever, die plannen ter goedkeuring voorlegt aan het gemeentebestuur. In de andere gemeenten is dat hetzelfde, alleen wordt daar, nog veel meer dan in Zeewolde, uitsluitend gestuurd op geld. Urk is daar een voorbeeld van. Mede door enkele stevige bezuinigingen, ziet de bibliotheek van Urk nauwelijks nog mogelijkheden om een 99
‘volwaardige’ voorziening overeind te houden. Van een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie of een inzet van de bibliotheek als instrument voor integraal beleid, is dan ook geen sprake. Aan het proces van basisbibliotheekvorming zitten nogal wat haken en ogen: − Zeewolde zou zich geografisch gezien nog bij Almere kunnen aansluiten. − Het bestuur van Urk is bang voor het verlies van de eigen christelijke identiteit. − De besturen van Zeewolde en Noordoostpolder zijn bang dat ze kwaliteit moeten inleveren. − Het gemeentebestuur van Zeewolde (bijdrage € 20,- per inwoner) is bang dat geld gaat wegvloeien naar andere bibliotheken en in de wandelgangen wordt al gesproken over het verlagen van subsidies. − De gemeente Dronten wil dat de bibliotheek fuseert met andere culturele instellingen in Dronten. − De verhouding tussen de directeuren verslechtert bij het naderen van de keuze voor algemeen directeur en locatieleiders. − Elke bibliotheek denkt min of meer in termen van: ‘We gaan dan wel fuseren, maar zullen wel onze eigen identiteit en werkwijze moeten kunnen behouden’. − Flevoland zal naar verwachting straks een tweetal basisbibliotheken kennen. Wat dat gaat betekenen voor de netwerkvorming is nog een bijzonder heikel punt. De opstelling van de andere basisbibliotheek Almere wordt namelijk als bijzonder contraproductief ervaren en naar het oordeel van de aandachtsfunctionaris is de provincie door de macht van Almere nauwelijks in staat effectief bij te sturen. Brummen (provincie Gelderland, 21.000 inwoners) Gelijktijdig is gestart met stelselvernieuwing in de vorm van het samenbrengen van de bibliotheken van Brummen (21.000 inwoners) en Voorst (25.000 inwoners) en het zoeken naar vernieuwingsmogelijkheden. Het initiatief hiervoor lag bij de bibliotheken. Er zijn geen baangaranties voor het personeel afgegeven en vooraf zijn door de gemeenteraden ook geen randvoorwaarden in termen van geld en dienstverlening (frontoffice) gesteld. Ondanks het feit dat twee wethouders lid zijn van de stuurgroep, is vorig jaar de stelselvernieuwing gesneuveld ofwel het voorstel aangehouden door beide colleges. Het college van Brummen had de meeste moeite met de varianten die werden gepresenteerd. De ideale variant was met 150.000 euro per jaar extra te duur. Ook de minder ideale oplossing, die structureel ook nog 50.000 euro per jaar meer zou kosten dan de huidige situatie, lag politiek te gevoelig, gezien de te verwachten afname van het voorzieningenniveau. Voortbordurend op het oorspronkelijke plan wordt een nieuw plan gemaakt, dat na de verkiezingen van 2006 ter besluitvorming aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Vooruitlopend hierop gaan beide bibliotheken, die al een gezamenlijke directeur hebben, door met het voorbereiden van de fusie, die op 1 januari 2006 wordt gerealiseerd. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over de professionalisering van het personeel of het omgaan met (de laatste) vrijwilligers. In het kader van het INK-model is in 2004 een nulmeting uitgevoerd. Afgezien van wat kleinere, eenvoudig te realiseren zaken, worden echte vervolgstappen pas
100
gezet nadat het beleidsplan voor de basisbibliotheek door de gemeenteraad is goedgekeurd. Verdere vernieuwing vindt voorlopig niet plaats. De bibliotheek wordt door de gemeente niet gezien als een instrument voor integraal beleid en ondanks de korte lijnen en goede verstandhouding is de gemeente Brummen geenszins als opdrachtgever te karakteriseren. Van netwerkvorming is nog geen sprake. De bibliotheek voert wel verkennende gesprekken met de bibliotheek van de gemeente Deventer over het uitbesteden van diensten. Overigens wordt voorzichtig al gedacht aan verdere schaalvergroting, omdat bij nader inzien 45.000 inwoners als onvoldoende basis voor een stabiele basisbibliotheek wordt gezien. Doorn (provincie Utrecht, 10.000 inwoners) Op een vrij natuurlijke wijze is vanuit bestaand overleg een discussie ontstaan tussen de bibliotheken van acht kleine gemeenten, die vervolgens op zoek zijn gegaan naar een grotere partner. Dat is de gemeente Veenendaal geworden. Nadat eerder twee bedrijfsplannen zijn gesneuveld, wordt nu tegelijkertijd gewerkt aan een nieuw bedrijfsplan (Deloitte en Touche in nauw contact met bibliotheekbesturen en wethouders) en een plan voor inhoudelijke samenwerking (bibliotheekmanagers). De ‘basisbibliotheek in oprichting’ zou op 1 januari 2006 een feit moeten zijn en heeft een voedingsgebied van circa 150.000 inwoners. Alle gemeenten uit de regio doen mee. Enkele van hen zijn verwikkeld in een proces van gemeentelijke herindeling (ook per 01-012006). Het is nu nog niet te overzien welke gevolgen dit zal hebben voor de bibliotheken en de frontoffice. Aan te bieden diensten/producten en niveau van dienstverlening zijn al in een eerder stadium besproken, maar nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Er is een eerste gids vervaardigd met producten en diensten. De financiering vormt nog een probleem: door middel van efficiënter werken kunnen meer middelen worden ingezet voor nieuwe diensten en producten. Andere lastige vragen die nog via het medio juni te verschijnen bedrijfsplan moeten worden beantwoord, liggen op het niveau van de positie van vrijwilligers (de kleine gemeenten willen ze niet kwijt), de aanstelling van een nieuwe directeur (ligt gevoelig), het INK - model (vinden gemeenten te duur) en de samenwerking met de PBC. De inhoudelijke vernieuwing, zowel intern als extern, moet nog worden opgepakt. Aan een beleidsplan wordt gewerkt. Hierin komen onder meer aan de orde: de ‘informatie door / voorlichting over gemeente’; en de invulling van het gemeentelijke opdrachtgeverschap. Het beleidsplan wordt gekoppeld aan het bedrijfsplan. Aan netwerkvorming is men nog niet toe. In de SUB, de Samenwerkende Utrechtse Bibliotheken, wordt er al wel over nagedacht, maar eerst moeten er basisbibliotheken gevormd worden. In de provincie Utrecht is nog geen basisbibliotheek gerealiseerd. Naarden (provincie Noord-Holland, 17.000 inwoners) De bibliotheek Naarden-Bussum – een gemeenschappelijke regeling – is in feite al vele jaren een basisbibliotheek met een voedingsgebied van circa 48.000 inwoners. Om de als gevolg van de
101
bibliotheekvernieuwing voorziene kostenstijgingen op te kunnen vangen, zou de gemeente graag schaalvergroting gerealiseerd zien. Startend vanuit de inhoud is door de bibliotheken een regionaal bibliotheekbeleidsplan ontwikkeld (Weesp, Muiden, Naarden, Laren, Blaricum, Hilversum, Wijdemeren en Eemnes). Daaropvolgende gesprekken over netwerkvorming, dienstverlening en mogelijke fusies hebben niet het gewenste resultaat gehad. Weesp en Muiden, beoogde partners voor de vorming van een basisbibliotheek met Naarden-Bussum, zijn om vooral financiële redenen afgehaakt. Op dit moment werken deze drie bibliotheken prettig samen (afstemmen automatisering, collectievorming, PR en voorlichting, dienstverlening via de website). Die samenwerking willen de bibliotheekbesturen niet belasten door het forceren van een fusie. De gemeente Naarden kan zich – ondanks de nog steeds bestaande voorkeur voor schaalvergroting – in deze gedachtegang vinden. Specifiek doelgroepenbeleid heeft de gemeente Naarden nog niet geformuleerd. Wel zal de Volksuniversiteit gehuisvest worden in de bibliotheek. De gemeente hoopt dat dit ertoe zal leiden dat de bibliotheek erin slaagt om op natuurlijke wijze nieuwe doelgroepen te bereiken; vooral allochtonen vormen zo’n doelgroep. De Volksuniversiteit zal haar aanbod gaan aanpassen aan de nieuwe locatie. Het is de bedoeling dat binnen een jaar een regionaal automatiseringssysteem is gerealiseerd, zodat klanten via de website bij elke bibliotheek in de regio boeken kunnen reserveren. Er komt een boekenuitgifte- en inleverautomaat. Gemeente is formeel opdrachtgever, maar in de praktijk is de bibliotheek leidend en vindt door de gemeente geen sturing plaats, anders dan in financiële termen. De bibliotheek wordt door de gemeente ook niet gezien als instrument voor integraal beleid en van plannen in die richting is ook geen sprake. Wormerland (provincie Noord-Holland, 17.000 inwoners) Twee onderzoekbureaus hebben de mogelijkheden onderzocht om de bestaande samenwerking in de regio uit te bouwen (Purmerend, Volendam, Wormer). Na 2 jaar was op het niveau van de bibliotheekhoofden een akkoord bereikt. Als gevolg van een crash in het overleg met ambtenaren, wethouders en bibliotheekbesturen is dit akkoord weer van tafel verdwenen. Het college van Wormerland streeft nu naar samenwerking met Zaanstad en acht andere kleine gemeenten. Vanaf december 2004 is een derde onderzoeksbureau bezig met het onderzoeken van de mogelijkheden hiertoe. De bibliotheek van Wormerland wil liever samenwerken met andere lokale culturele en maatschappelijke organisaties om te komen tot een kulturhus in het centrum van Wormerland. Op die wijze kan de bibliotheek zelfstandig blijven bestaan en doorgroeien binnen een lokale alliantie. Volgens de aandachtsfunctionaris zou in dat geval ook niet hoeven te worden voldaan aan de minimale omvang van 45.000 inwoners, om door de provincie als basisbibliotheek te worden aangemerkt. Samengaan met Zaanstand zou in de ogen van de bibliotheek leiden tot verarming en de bibliotheek maken tot een eenvoudig steunpunt.
102
De relatie met de gemeente is zeker niet optimaal te noemen. Vanwege de bezuinigingen is in juli 2004 in de gemeenteraad gestemd over voorbestaan c.q. opheffen van de bibliotheek. Met een verschil van slechts één stem is gekozen voor voortzetting. Op inhoudelijk vlak staan de ontwikkelingen nu op een laag pitje. Kleinschalige vernieuwingen vinden wel plaats. Oktober 2004 is begonnen met een biblioscoop. Er is een zaaltje met 16 fauteuils, een beamer en een DVD-speler. De ruimte wordt verhuurd voor verjaardagen van kinderen, voor leeskringen van ouderen en ook voor films. Een ander succesvol project is het logeerkoffertje. Dit is een koffertje dat kinderen voor 3 euro een heel weekend kunnen huren, bijvoorbeeld als zij bij oma en opa gaan logeren. Er zitten enkele tijdschriften in voor kleine kinderen en voor oma’s en opa’s en enkele voorleesboeken. Vanwege het succes is het concept in de regio overgenomen. Een derde voorbeeld van productvernieuwing is de ontwikkeling van het concept ‘leescafé’, die nu plaats vindt. Het concept zou goed passen binnen het concept van het kulturhus. Ter Aar (provincie Zuid-Holland, 9.000 inwoners) Een ‘koude’ fusie tussen de bibliotheken van de kleine plattelandsgemeenten in de regio (Ter Aar, Nieuwkoop, Liemeer, Jacobswoude, Zoeterwoude, Rijnwoude) en de bibliotheek van Alphen aan den Rijn (totaal 140-150.000 inwoners) wordt nagestreefd. Door tussentijdse aanscherping van de provinciale eisen, zagen de kleine gemeenten zich gedwongen aansluiting te zoeken bij Alphen aan den Rijn. Het proces verloopt zeer moeizaam, met geld als doorslaggevende factor. De kleine gemeenten zitten net op tot ver onder het instapniveau en zijn expliciet uitgegaan van budgettaire neutraliteit. Ook de positie van vrijwilligers vormt een probleem. Zij horen bij het bibliotheekwerk in de kleine gemeenten (leefbaarheid, gemeenschapszin), maar zowel Alphen aan den Rijn als ‘de CAO’ willen af van het werken met vrijwilligers (in vitale functies) De contacten tussen de kleine gemeenten en Alphen aan den Rijn verlopen moeizaam. Het ‘wijgevoel’ is er niet en de kleine gemeenten hebben het idee dat bij Alphen aan den Rijn de echte wil tot samenwerking ontbreekt. Een professionele trekker gaat een businessplan maken en een kostenplaatje schetsen. Hierna nemen de gemeenten een besluit om al dan niet mee te doen aan de vorming van de basisbibliotheek. Door de (kleine) gemeenten zijn geen stappen gezet richting inhoudelijke vernieuwing (kost geld) en bij de vrijwilligersbibliotheken ontbreekt veelal de animo om te vernieuwen. In het kader van het INK vindt een nulmeting plaats; een onderzoek naar klanttevredenheid is uitgevoerd en verbeterpunten zijn benoemd. Dit alles is betaald met vernieuwingsgelden. De gemeente Ter Aar heeft als enige gemeente de intentieverklaring met betrekking tot het overnemen van personeel van Probiblio niet ondertekend. Van feitelijk opdrachtgeverschap is in Ter Aar (en de andere kleine gemeenten) geen sprake en de intentie om daarin verandering aan te brengen is niet aanwezig. Netwerkvorming is evenmin in beeld, daarvoor zal er eerst een goed functionerende basisbibliotheek moeten komen.
103
Borsele (22.000 inwoners) en Reimerswaal (21.000 inwoners), provincie Zeeland Op het spoor gezet door de provincie, is op initiatief van de gemeenten gestart met de vorming van een basisbibliotheek. Per 1-1-2006 zou de beoogde fusie tot basisbibliotheek ‘Oosterschelderegio’ (± 120.000 inwoners), moeten plaatsvinden, maar een jaar uitstel is verre van uitgesloten. De kleinste en ruim onder het instapniveau zittende gemeente, Noord-Beveland, met alleen een bibliobus, is tussentijds afgehaakt. Het is van een koud proces tot een warm en redelijk soepel draaiend proces geworden. In het begin was sprake van heel veel verzet, vooral vanuit de bibliotheken. Augustus 2003 was het proces ‘dood’. Een externe deskundige heeft het daarna weer vlot getrokken. Men is nu aangeland in de fase van oriëntatie en beleidsvoorbereiding: − bibliotheken hebben de inhoudelijke doelstellingen voor de nieuwe basisbibliotheek onlangs op papier gezet; speerpunten zullen zijn: educatie, lokaal sociaal-cultureel beleid, informatie en de bibliotheek als cultureel centrum en ontmoetingsplaats; − gemeenten zijn onlangs een regionaal overleg gestart en werken aan een eigen inhoudelijke notitie; − externen maken een notitie over P&O, inclusief invulling van de directie en met als uitgangspunt dat er géén ontslagen mogen vallen; − de accountant heeft grote verschillen zichtbaar gemaakt in subsidiëring, huisvesting, afschrijving van inventaris, etc.. Over de interne vernieuwing (INK etc.) heeft de gemeente Borsele een basisnotitie geschreven. De bibliotheek van Reimerswaal werkt al volgens het INK-model, maar is daarover niet tevreden: men vindt het geen prettige manier van werken, er gaat veel energie zitten in procedurele aangeleenheden en er is een slechte kosten - baten verhouding. Van gemeentelijk opdrachtgeverschap is nog geen sprake. In Borsele zal daar zeker niet eerder dan in 2006 een aanzet toe worden gegeven. In Reimerswaal is de affiniteit van de gemeente met het bibliotheekwerk minimaal. Financiën vormen een erg lastig vraagstuk, waarover gemeenten het in 2004 niet eens konden worden. Gemeenten zijn uitgegaan van budgettaire neutraliteit en handhaving van het huidige niveau van dienstverlening, terwijl sommige gemeenten alleen al voor het halen van het instapniveau per jaar 20% extra zullen moeten gaan betalen (circa € 50.000 structureel ). Dat gemeenten gaan vasthouden aan budgettaire neutraliteit vormt de grootste bedreiging voor het proces van bibliotheekvernieuwing. Alle extra kosten moeten dan komen uit de winst van de schaalvergroting, zodat er voor echte vernieuwing geen middelen meer over blijven. De provincie Zeeland trekt stevig aan de netwerkvorming en wil deze op 1 januari 2006 afgerond hebben. Daarmee loopt de provincie in de ogen van de gemeente Borsele voor de troepen uit: de Oosterschelderegio kan namelijk pas bepalen wat ze nodig heeft aan diensten en ondersteuning zodra de basisbibliotheek is gerealiseerd. Gevraagd is daarom om een tijdelijke stopzetting van het proces, maar daar is geen gehoor aan gegeven. De regio is wel met twee personen vertegenwoordigd in de stuurgroep netwerkvorming, maar zij kunnen niet veel meer doen dan luisteren en 104
terugkoppelen. Overigens kan de gemeente Borsele zich op hoofdlijnen wel vinden in de provinciale notitie over netwerkvorming. Boekel (provincie Noord-Brabant, 9.000 inwoners) Er is gestart met de vorming van een basisbibliotheek, waarbij men eerst in beeld heeft gebracht wat er bij de verschillende bibliotheken aan diensten, projecten etc. al plaatsvond. Per 1 juli 2004 zijn de bibliotheken van Boekel, Gemert-Bakel en Laarbeek vrijwillig en van harte gefuseerd tot een basisbibliotheek voor 60.000 inwoners. Gemeenten, bibliotheekbesturen en personeel hebben daarbij een actieve inbreng gehad. Door een stuurgroep zijn vooraf goede en heldere afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze; behoud van frontoffices; en de afspraak om niet te bezuinigen op personeel. De basisbibliotheek is bezig om de per gemeente verschillende vormen van subsidiëring om te vormen tot één gezamenlijke subsidiesystematiek voor alle vestigingen. Over de interne ontwikkelingen bij de basisbibliotheek is de aandachtsfunctionaris weinig bekend. Volgens de directeur van de basisbibliotheek wordt nog niet gewerkt aan het INKmodel; men wil eerst de organisatie neerzetten en tot rust laten komen. Er is een mobiliteitsplan gemaakt voor het rouleren van het personeel over de vestigingen onder het motto ‘leren van elkaar’. Dit rouleren vindt meer dan driekwart van het personeel een goede zaak. Men is bezig zes specialisten te scholen in de aansturing van kernteams. Die kernteams gaan later het voorgenomen beleid (collectioneren, ouderen, jeugd) in de organisatie neerzetten. De leden van de kernteams zijn afkomstig van de werkvloer en worden op het hun toegewezen gebied geschoold. Er is inmiddels een centraal netwerk gerealiseerd en één catalogus, en vanaf nu gaat men ook centraal collectioneren. De bibliotheek gaat nu ook als pilot fungeren voor het ASP-concept van de provincie. De inhoudelijke vernieuwing staat volgens de aandachtsfunctionaris, die zegt erg weinig tijd voor bibliotheekwerk beschikbaar te hebben, nog in de kinderschoenen. De directeur van de basisbibliotheek weet echter een heleboel te noemen op het gebied van kleine-kernenbeleid, onderwijs en cultuureducatie, bijvoorbeeld: − Realisatie van een virtueel bibliotheekpunt, een opvoedingspunt en een uitpunt. − Organisatie van een cultureel festival, een dialectenfestival, een dag van de taal en een bazaar VMBO. − Op scholen zijn er jongeren - leescafé’s. − Gestart zal worden met Voortouw (VVE). − Het al langer bestaande literair café wordt steeds vernieuwd en wordt door een heel divers publiek bezocht. − Met de heemkundekring zal een cultuurhistorische leestafel worden ontwikkeld. − De gemeente is ook niet als een echte opdrachtgever te typeren. Eerder is er sprake van een goede, evenwichtige relatie, en worden op basis van consensus voorzichtig lijnen uitgezet. Nuth (provincie Limburg, 16.000 inwoners) In de regio van de gemeente Nuth is de vorming van een basisbibliotheek mislukt. Een door een extern bureau opgesteld businessplan is door zowel de provincie als door enkele grotere 105
gemeenten afgewezen. Verlies van autonomie, als gevolg van het voornemen te komen tot een gezamenlijke backoffice, zou de voornaamste reden hiervan zijn geweest. Voorzichtig is een nieuwe start gemaakt, met als uitgangspunt samenwerking tussen de bibliotheken van de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Simpelveld, Voerendaal, Schimmert en Nuth. Een bestuurlijke en een ambtelijke werkgroep onderzoeken de mogelijkheden tot het uitvoeren van kleinschalige gezamenlijke projecten. Drie projecten, waarvoor provinciale subsidie is toegekend en waaraan alle betrokken gemeenten meewerken, zijn al goedgekeurd. Het betreft het ontwerpen van een gemeenschappelijke website, de invoering van een regiopas en het openen van de mogelijkheid voor leerlingen van basisscholen in kleine kernen om via Internet boeken te bestellen, die vervolgens door de bibliotheek worden gebracht en weer opgehaald. In dit tot nog toe harmonieus verlopend proces zijn de bibliotheken leidend en gemeenten ondersteunend. De vrijblijvende aanpak – het overleg is niet bindend, zodat elke partij op elk gewenst moment een eigen koers kan varen – ervaart de gemeente Nuth als een serieus risico. Van verdere netwerkvorming is geen sprake. De bibliotheek van Nuth voert op dit moment gesprekken met de bibliotheek van Heerlen om daar de eigen gebrekkige backoffice onder te brengen. De gemeente heeft geen zicht op wat er aan vernieuwing in bedrijfsvoering binnen de bibliotheek plaatsvindt. Zeker is, dat werken volgens het INK niet op de agenda staat. De bibliotheek bevestigt dat de interne vernieuwing nog moet starten. Met inhoudelijke vernieuwing is nog geen start gemaakt. De gemeente is ondanks de vele contacten met de bibliotheek geenszins de opdrachtgever die in het kader van de bibliotheekvernieuwing wordt beoogd. In 2006 zou een gemeentelijk beleidsplan klaar moeten zijn. In het kader van de ontwikkeling daarvan zullen per kerkdrop wensen en behoeften worden geïnventariseerd (Internetcafé, muziekuitleen etc). Nieuwe culturele activiteiten, vernieuwingen op het gebied van ICT en de inzet van de bibliotheek als instrument voor integraal beleid worden sowieso niet voorzien: daarvoor vindt de gemeente Nuth zich te klein. 3 .2 .2 . G e me e nt e lijk e prof ie le n bi bliot h e e k v e r nie uw i ng 3 0 + ge me e nt e n Veghel (provincie Noord-Brabant, 37.000 inwoners) Vertrekkend vanuit het principe dat schaalvergroting een inhoudelijke meerwaarde moet hebben, zijn onder leiding van een stuurgroep de mogelijkheden onderzocht om te komen tot een basisbibliotheek Uden – St. Oedenrode – Veghel. Terwijl er al een convenant lag, is de bibliotheek van Veghel op het laatste moment uit het overleg gestapt, een besluit dat de gemeente kon begrijpen en respecteren. Het mislukken van de vorming van een basisbibliotheek was het gevolg van een complexe situatie, waarbij op het laatste moment alle puzzelstukjes ‘verkeerd’ vielen: − geen oplossing voor de frictiekosten; − ‘gedoe’ rondom de werving van een directeur voor de te vormen basisbibliotheek; − de niet bepaald warme relatie tussen de bibliotheken van Veghel en Uden;
106
− de in Veghel zeer vruchtbare voedingsbodem om op lokaal niveau een alliantie aan te gaan met Muziekschool, Instituut voor Beeldende Kunst, Theater de Blauwe Kei en de gemeente. Uiteindelijk heeft het bibliotheekbestuur gekozen voor de lokale alliantie. St. Oedenrode heeft zich daarna aangesloten bij basisbibliotheek de Meierij. Uden beraadt zich nog op wat nu verder te doen. Belangrijk speerpunt voor de gemeente Veghel is cultuureducatie. Zo wordt er naar gestreefd dat binnen vijf jaar minimaal de helft van alle leerlingen van PO en VO kennis te hebben gemaakt met vier verschillende disciplines van cultuureducatie via een gestructureerd programma-aanbod. De gemeente ziet dat hierdoor nu groepen in de bibliotheek en ook in de muziekschool komen, die er eerst nooit kwamen. In het kader van ‘cultureel ondernemerschap’ is een provinciale subsidie aangevraagd. Samen met de bibliotheek heeft de gemeente een vernieuwingsprogramma geschreven. Speerpunten in de komende vier jaar zullen zijn: − inzet op kennisvermeerdering, vooral wat betreft informatietaken; voor de uitvoering daarvan wordt contact gezocht met bestaande bibliotheken, vooral met het oog op afstemming, collectie en netwerk; − versterking van de partner in het lokaal en provinciaal netwerk, uitgewerkt in een aantal actiepunten; − verdere versterking van cultuur en educatie. Vanaf 1990 wordt elke vier jaar samen met de bibliotheek en andere instellingen een beleidsrapport gemaakt, met voornemens voor de daaropvolgende vier jaar. Dit gebeurt door een werkgroep, waarin twee beleidsmedewerkers van de gemeente en twee beleidsmedewerkers van de bibliotheek zitting hebben. Daarnaast heeft de gemeente met de bibliotheek een meerjaren overeenkomst afgesloten. De gemeente wil graag toe naar een inkooprelatie met de bibliotheek, zodat de gemeente producten kan inkopen, waarmee hij denkt beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren. Het realiseren van een inkooprelatie gaat moeizaam, zowel met de bibliotheek als met andere instellingen en ook al worden beoogde resultaten wel degelijk omschreven is er in feite nog steeds sprake van exploitatiesubsidies. Er wordt gewerkt aan een formatieplan, nieuwe functiebeschrijvingen en een strategisch personeelsbeleidsplan. Een gebruikersonderzoek en de nulmeting voor het INK zijn twee jaar geleden uitgevoerd. Als uitvloeisel daarvan is gestart met het opstellen van procedures en gaat men binnenkort werken aan de financiële administratie, klachtenafhandeling en dergelijke. Tevens wordt stevig gewerkt aan het opstellen van klantprofielen. De in het kader van de discussie over de vorming van een basisbibliotheek uitgestelde implementatie van een nieuw automatiseringssysteem, heeft recent plaatsgevonden. Administratie, inkoop en ICT worden ingekocht bij het facilitair bedrijf. De bibliotheek heeft wel doorlopend contact met andere bibliotheken, maar van netwerkvorming is op dit moment geen sprake. Vanuit de bibliotheek is een werkgroep bezig met de positiebepaling in deze.
107
Wijchen (provincie Gelderland, 40.000 inwoners) Het vernieuwingsproces is gestart met de vorming van een basisbibliotheek Beuningen - Wijchen op initiatief van de bibliotheken. Een stuurgroep en een zevental werkgroepen werken zowel financiële als inhoudelijke zaken uit. De betrokkenheid van de gemeenten is zeer beperkt. Het proces verloop verre van soepel, omdat de personele verhoudingen niet goed zijn. De kleine nietzelfstandige bibliotheek van Beuningen is bang om opgeslokt te worden door de grote, zelfstandige bibliotheek van Wijchen. De fusie had al lang en breed rond moeten zijn, maar op dit moment is een fusiedatum nog lang niet in zicht. De aandachtsfunctionaris, die nog niet zo lang in dienst is van de gemeente Wijchen, kan weinig zeggen over de afspraken die gemaakt zijn voorafgaande aan de fusiebesprekingen. Evenmin is hij op de hoogte van wat er aan interne vernieuwing bij de bibliotheek plaatsvindt. De bibliotheekdirecteur geeft aan dat doorlopend interne vernieuwing plaatsvindt. De nulmeting INK heeft al plaatsgevonden en worden binnenkort verbeterpunten gedefinieerd. Recent is een traject functieinnovatie afgerond en zijn klantenteams gevormd. De planvorming voor Wijchen en Beuningen met betrekking tot automatisering, inkoop, collectie etc. gaat gewoon door, zolang er niet opnieuw rood licht wordt gegeven. Het is de bedoeling dat er één automatiseringssysteem komt, één catalogus, één ledenadministratie en één collectie. De inhoudelijke vernieuwing moet nog starten. Van oudsher werkt de bibliotheek van Wijchen overigens al samen met het onderwijs, culturele organisaties en organisaties voor ouderen, worden tentoonstellingen georganiseerd en zijn er jeugdinformatiepunten. In zekere zin is ook in dit opzicht sprake van doorlopende vernieuwing. Van een opdrachtgever - opdrachtnemer relatie is nog geen sprake en door de gemeente wordt er ook niet over nagedacht. Van netwerkvorming is nog absoluut geen sprake. Eerst dient de vorming van de basisbibliotheek te zijn afgerond. Hoogeveen (provincie Drenthe, 54.000 inwoners) In de provincie Drenthe is gekozen voor basisbibliotheken op gemeenteniveau. Gemeente en bibliotheek zijn niet gelukkig met deze keuze: Een aantal gemeenten is naar hun inzicht te klein om van een op langere termijn levensvatbare basisbibliotheek te kunnen spreken en zij zullen naar verwachting onevenredig veel investeringen vragen (o.a. voor professionalisering). In het provinciale overleg van twaalf gemeenten, waarvan twee zelfstandige (Assen en Hoogeveen) en tien bij de PBC aangesloten gemeenten, wordt het principe van ‘one man, one vote’ gehanteerd, zodat kleine gemeenten onevenredig veel invloed hebben. Gemeente en bibliotheek kunnen zich niet vinden in het gegeven dat de provincie geen personeel van de PBC wil overdragen aan de aangesloten bibliotheken. Interne en inhoudelijke vernieuwing zijn in Hoogeveen al van start gegaan en in het bibliotheekbeleidsplan, dat door de bibliotheek is ontwikkeld voor de gemeente, is een aantal ambitieuze plannen opgenomen: − De nulmeting INK is afgerond en een onderzoek naar klanttevredenheid is uitgevoerd. − De inrichting van een nieuw automatiseringssysteem (kantoor en bibliotheek) is voltooid.
108
− Professionalisering van het personeel vindt doorlopend plaats. Recent hebben een aantal personeelsleden een cursus marketing gevolgd. − Er is een plan voor herstructurering van het voorzieningenniveau: een nieuwe centrale bibliotheek; minder filialen; bibliotheeksteunpunten in wijken en dorpen; en bij elke school in de dorpen een halteplaats voor de bibliobus. − Er wordt gestreefd naar actieve participatie van de bibliotheek in brede scholen die in ontwikkeling zijn (cultuureducatie). − Er wordt ingezet op de ontwikkeling van loketten: o.a. informatiepunt en zorgloket. − Er wordt een pilot uitgevoerd in het kader van de WMO, waarvoor een provinciale subsidie is ontvangen. Overigens was de bibliotheek ook in 2001 al actief op het gebied van cultuureducatie en op cultuur-toeristisch gebied. Professionalisering van het personeel vindt ook los van de bibliotheekvernieuwing plaats. Er wordt bewust niet gewerkt met vrijwilligers, uitgezonderd binnen de dienst ‘boeken aan huis’, in het kader waarvan ouderen, gehandicapten etc. om de drie weken worden bezocht. De gemeente is al vele jaren ‘inhoudelijk’ opdrachtgever in een redelijk gelijkwaardige relatie; dit opdrachtgeverschap wordt steeds verder verfijnd. Een en ander is bewust niet vertaald in harde afspraken (contracten). De gemeente vindt dat ze daarmee het goedlopende proces zou frustreren. Netwerkvorming. Met een proefperiode van twee jaar (2005-2006) is de samenwerkingsvorm ‘Openbaar bibliotheekwerk Drenthe’ van start gegaan. Men wil samenwerken op het gebied van ICT, automatisering, ontwikkeling loketfuncties, bibliobus, kleine kernenbeleid en onderwijstaken. De samenwerking staat nog in de kinderschoenen en is volgens de gemeente Hoogeveen zo vrijblijvend opgezet, dat eerder sprake is van een praatplatform, waaruit afspraken zouden kunnen ontstaan. De bibliotheek maakt zich vooral zorgen over het feit dat de PSO zelf deel gaat uit maken van het netwerk, waardoor die tegelijkertijd opdrachtgever en opdrachtnemer zal zijn. Een ander probleem is volgens de bibliotheek dat de PSO werkgever is van zijn klanten (de hoofden van de aangesloten bibliotheken). Veenendaal (provincie Utrecht, 61.000 inwoners) Men streeft naar de vorming van een regionale bibliotheek (Veenendaal, Renswoude, Rhenen, Amerongen, Leersum, Doorn, Maarn, Driebergen, Wijk bij Duurstede), met een voedingsgebied van ± 150.000 inwoners. De beoogde fusiedatum is 1-1-2006, maar een uitloop van enkele maanden is voorzien. Bibliotheken werken nu nog aan een bedrijfsplan en gemeenteambtenaren hebben een concept gemeentelijk beleidsplan geschreven. Beiden worden naar verwachting na de zomervakantie vastgesteld door bibliotheekbesturen en gemeenteraden. Het proces van vernieuwing, getrokken door de gemeenten, verliep tot voor kort moeizaam, met als voornaamste oorzaken de enorme verschillen in beleving, achtergrond en aanpak tussen de ‘grote’ bibliotheek uit Veenendaal en de kleinere bibliotheken. Bij de laatste overheerste toch lang het gevoel van ‘moeten’ en angst voor het verlies van autonomie en identiteit.
109
De vernieuwing dient voor gemeenten budgettair neutraal zijn; subsidies zouden minimaal worden gehandhaafd op het niveau van 2003 en het huidige niveau van dienstverlening zou minimaal worden gehandhaafd; harde afspraken zijn overigens niet gemaakt. Door de grote bezuinigingsronde is een en ander echter al weer enigszins achterhaald. Zo heeft Veenendaal een subsidiekorting van 5% doorgevoerd, met als gevolg minder openstelling in de avonduren. Met gemeenten die duidelijk onder het instapniveau zitten, is afgesproken dat zij in 2007 dit niveau zullen halen. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over het personeel. De intentie is dat alle personeelsleden overgaan naar de nieuwe basisbibliotheek en dat eerst intern zal worden gezocht naar een nieuwe directeur. Met de interne vernieuwing wordt naar verwachting gestart na de vaststelling van het bedrijfsplan. Er is nog geen start gemaakt met inhoudelijke vernieuwing. Van een (echte) opdrachtgever - opdrachtnemer relatie is nog in geen van de gemeenten sprake. In de vorm van de Stichting Utrechtse Bibliotheek is een platform in het leven geroepen waarop de zeven regionale bibliotheken-in-wording met elkaar bespreken welke diensten ze gaan afnemen van het SUB. Er zijn nog geen concrete afspraken gemaakt. Naar verwachting zullen in ieder geval ICT, bibliothecair leenverkeer (transport) en productontwikkeling door het SUB verzorgd gaan worden. Alphen aan den Rijn (provincie Zuid-Holland, 71.000 inwoners) In 2001 is gestart met een inhoudelijk traject. Daarbij waren betrokken de bibliotheken van Alphen aan den Rijn (70.000 inwoners) en van de zeven omliggende plattelandsgemeenten (60.000 inwoners). Later is gesproken over het vormen van een basisbibliotheek. Het instapniveau werd door de meeste gemeenten echter niet gehaald. Daardoor is het proces gestaakt. Op dit moment voert een informateur gesprekken met de gemeenten om te achterhalen: − of de gemeenten mee willen doen en zo ja onder welke voorwaarden; − of ze het instapniveau gaan halen; − of er sprake van kan zijn om binnen de uitsteltermijn tot 2010 te komen tot een basisbibliotheek. Naast de informateur is het bureau AKTA actief met het maken van een bedrijfsplan. Beide partijen worden betaald door het procesbureau en de provincie Zuid-Holland. Ook provincie en PBC zijn actief bij het proces betrokken. Er is sprake van een moeizaam proces. Alphen aan den Rijn ervaart de ontwikkeling van een basisbibliotheek als een ‘kostbaar’ moetje, afgedwongen / opgelegd door de provincie. Men voelt zich ook onder druk gezet, omdat men alleen gebruik kan maken van de middelen voor bibliotheekvernieuwing als men het instapniveau haalt. Voor zover de aandachtsfunctionaris daarvan op de hoogte is, staat de inhoudelijke vernieuwing op dit moment stil. De directeur van de bibliotheek geeft echter aan dat van inhoudelijke vernieuwing wel degelijk sprake is, zij het op kleine schaal (o.a. leesbevordering, Internetcursussen en samenwerking met Volksuniversiteit en culturele instellingen). Er zijn nog geen afspraken over de interne organisatie en vernieuwing van de basisbibliotheek. Pas als duidelijk is 110
dat een basisbibliotheek haalbaar is, wordt hierover verder gepraat. Alphen aan den Rijn zelf heeft als voorwaarde voor deelname aan een basisbibliotheek gesteld dat: − dit geen extra kosten met zich mee mag brengen; − kleine gemeenten geen vrijwilligers mogen kapitaliseren en inbrengen: hun bibliotheken dienen aangestuurd te worden door professionals, die in dienst komen van de basisbibliotheek; − het instapniveau door alle gemeenten gehaald moet (gaan) worden; − Alphen aan den Rijn tegen kostprijs de backoffice voor de overige gemeenten kan verzorgen. Binnen het INK-model is gestart met een nulmeting en daar zijn enkele verbeteracties uit voortgekomen: interne communicatie en vergaring en verwerking van interne informatie. De inhoudelijke vernieuwing is nog niet gestart en van opdrachtgeverschap bij de gemeente is nog absoluut geen sprake. Van netwerkvorming is evenmin sprake. Wel is er beperkt sprake van overleg met de gemeenten Gouda en Zoetermeer, die verkeren in een positie die vergelijkbaar is met Alphen aan den Rijn: een grote gemeente met daaromheen een aantal kleinere gemeenten. Den Haag (provincie Zuid-Holland, 469.000 inwoners) Samenwerking In 2002 is een convenant gesloten met de buurgemeenten Rijswijk, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg om samenwerking te realiseren en samen de vernieuwing vorm te geven. Belangrijkste onderdelen waarop dat gebeurt zijn: ICT, onderwijs, cultuur en personeel (bedrijfsinhoudelijk). Die samenwerking verloopt voorspoedig en heeft ook al concrete vormen aangenomen: er is sprake van verregaande samenwerking op het gebied van ICT; de invoering van een gemeenschappelijke bibliotheekkaart; de realisatie van een gemeenschappelijk cultuurpunt (website); samenwerking op het gebied van marketing en PR (o.a. cliëntenonderzoek); personeelsuitwisseling om ideeën van elkaar op te doen. Binnen de gemeente zijn de afgelopen jaren PC-cursussen opgezet en telematicacentra gerealiseerd. Bestaande contacten met het onderwijs zijn geïntensiveerd en uitgebouwd (o.a. VVE en inburgering). Er is een cultuurpunt gerealiseerd in de nieuwe wijk Eskamp. Er is een fors programma gerealiseerd op het gebied van emancipatie en afgeleid daarvan is een programma ontwikkeld gericht op oudere vrouwen (taalproblemen); er zijn ten slotte veel debatten georganiseerd rondom het thema’ sociale cohesie’. Als dienst analyseert de bibliotheek elke vier jaar in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen wat in de verkiezingsprogramma’s staat geschreven over cultuur, educatie, kunst etc. Daarna wordt ten aanzien van het collegeprogramma eenzelfde exercitie uitgevoerd. De accenten die dat oplevert, worden besproken met de vakwethouder en meegenomen in de vierjaarlijkse beleidscyclus van de dienst. Feitelijk is er sprake van een (aangename) samenspraak tussen wethouder / politiek en bibliotheek, waarbij het initiatief uitgaat van de bibliotheek. Dit laatste wordt ook verwacht van de bibliotheek (analyseren, conclusies trekken en voorstellen doen voor nieuwe ontwikkelingen en producten. Hieruit vloeit ook overleg voort met de directeuren van andere diensten van de gemeenten, om de financiering van een aantal zaken rond krijgen. Om zo te kunnen functioneren dien je als bibliotheek je zaakjes goed te kennen 111
(financiën, uitleningen, wensen en tevredenheid van het publiek); er moet inzicht zijn in wat er politiek leeft en wat er speelt in de maatschappij; en weten waar je goed in bent en dat uitdragen: niet wachten tot men naar je toekomt, maar zelf initiatief nemen. De bibliotheek heeft niet of nauwelijks last van knelpunten of belemmeringen. De komende twee jaar moet er wel bezuinigd worden, maar de personele consequenties die dit zou kunnen hebben, kunnen worden opgevangen doordat er wijkbibliotheken in nieuwbouwwijken worden gerealiseerd. Een bibliotheek die creatief is en met ideeën komt zal bij een (de) gemeente altijd een luisterend oor vinden en een oplossing voor budgetproblemen.
Bovenstaande profielbeschrijvingen hebben als input gediend voor de beschouwingen in § 3.1.
112
113
Woord van dank
Dit onderzoeksrapport kon slechts tot stand komen dankzij de bereidwilligheid en de inzet van zeer velen: -
de vertegenwoordigers van bibliotheken de aandachtsfunctionarissen openbare bibliotheek van de gemeenten de vertegenwoordigers van de PBC’s in twaalf provincies de provinciale coördinatoren van de twaalf provincies de deskundigen en sleutelpersonen in het veld de leden van de Ambtelijke Overleggroep Bibliotheekvernieuwing de medewerkers van het Procesbureau de leden van de Stuurgroep Bibliotheken.
Wij danken hen zeer voor hun medewerking en spreken de hoop uit dat door hun inzet het ideaal van de bibliotheekvernieuwing dichterbij wordt gebracht.
Tilburg, augustus 2005 Piet van den Akker Henri Senders
114
Bibliotheekvernieuwing in Nederland Ervaringen en visies van provincies, gemeenten en bibliotheken