BETJE WOLFF
EN AAGJE DIEKEN
De historie
van Mejuffrouw Sara Burgerhart
5
De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart
B ibliotheek der Nederlandse Letteren
Raad van advies Kees Fens proff dr R . F . Lissens proff dr A . L. Sotemann
t
Miniatuurportretten van h1Cter C Grocnia, 1798
BETJE WOLFF EN AAGJE DEKEN
De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart ingeleid door dr Hannemiehe Postyna-Stafnperius
Elsevier-Amsterdam/Brussel MCMLXXIX
Vignet- en bandontwerp en grafische vormgeving : Jan van den Bouwhuijsen 0 MCMLXXIX inleiding : Elsevier Nederland B .V ., Amsterdam/Brussel D/MCMLXXIX/0199/586 ISBN 90 10 02095 9 (voor de eerste reeks van 12 delen)
ISBN 90 10 02090 8
Inleiding
I jaar geleden dat de roman in brieven De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart verscheen. De i5oste sterfdag van haar schrijfsters, Betje Wolff en Aagje Deken, werd in 1954 gevierd met de verschijning van de informatieve bundel opstellen Boeket voor Be je en Aagjel - een even daverend eerbetoon zou in 1982 niet misplaatst zijn, want Saarje is niet alleen de oudste Nederlandse roman van betekenis, maar ook de meest leesbare in onze literatuur uit vroeger tijd . In
1982
is het
200
Het verhaal is eenvoudig en, ondanks de vele nevengeschiedenissen en personages, makkelijk to volgen. Sara Burgerhart, I9 jaar, woont na de flood van haar ouders bij haar dweperige tante Hofland, die haar dwingt to huichelen en die haar boeken verbrandt. Saartje is een levendig en intelligent meisje met een volstrekt eigen wil - al op haar derde haar prefereerde ze een pop `met linten en kwinten, met krullen op haar hoofd, zonder muss, met een wide hoepelrok aan, puur ( . . .) als een openbare lichtekooi' (zoals een vriendin van haar tante het uitdrukt), boven een stemmig popje zonder opschik (brief 6) . Sara's voogd Abraham Blankaart kan haar niet helpen omdat hij buiVII
tenslands vertoeft, en tegen het advies van haar verstandige vriendin Anna Willis loops zij weg, om in huffs to gaan wonen bij de weduwe Spilgoed geboren Buigzaam . Begrijpelijkerwijs slaat zip een beetje naar het andere uiterste om, en haar hospita is niet streng genoeg om haar onbezonnenheid to beteugelen. Zo laat ze zich her en der escorteren door de modieuze Jacob Brunier, de broer van haar huisgenootje Letje. Daar komen praatjes van, en hoewel Anna Willis herhaaldelijk waarschuwt neemt Sara het allemaal niet zo serieus. verigens is Cootje niet de enige man in Sara's leven. Daar is de brave Willem Willis, wiens moeder meent das hij Sara niet in toom zou kunnen houden. En Hendrik Edeling (de naam zegt het al), die schrijft, als hij Sara ziet : `Ik stond een ogenblik als een beeld, maar herstelde mid in zoverre, das ik het gezelschap kon groeten . Waarlijk, mien knieen knikten onder mid ; 't was, op mijn woord,juist of ik een electrische, ik mag zeggen Musschenbroekse schok door mien ziel voelde heen horten' (brief 30). Na verloop van tied doer hid een aanzoek, das Sara afwijst omdat ze nog niet aan een huwelijk toe is . En ten slotte is er de schurk R.! Allen zijn verliefd, maar alleen Hendrik komt in aanmerking . De lichtmis R . smeedt snode plannen, was hem to gemakkelijker valt daar een van de huisgenoten, de savante Cornelia Hartog, hem priest. ok de weduwe Spilgoed ziet aanvankelijk niet veel kwaad in hem - en tegen de tijd das zij Sara van haar inmiddels gerezen onrust deelgenoot maakt, is het al to laat. Zij words ontvoerd, maar ziet gelukkig kans ongedeerd to ontsnappen. Gelukkig weet bijna niemand `het' behalve de huisgenoten en Hendrik die, nadat hij met bemiddeling van voogd Blankaart de toestemming van zijn vader verkregen heeft, ook die van Saartje krijgt . Zip huwen. Stuiveling 2 meent, das de figuur van Sara autobiografische elementen bevat. Betje Wolff liep op haar I9de weg met vaandrig Mattheus Gargon, en hoewel ook zip ongeschonden terugkwam, werd haar misstap haar, door haar broer Laurens en de Kerk, niet vergeven. m uit Vlissingen weg to komen trouwde zip met de veel oudere ds . Wolff, maar ook tijdens haar (liefdeloze) huwelijk had ze het om haar oorspronkelijkheid en gebrek aan domineesvrouw-achtigheid, hard to verduren . Het is niet onaannemelijk, das Betje in Sara haar eigen jeugdige zelf beschrijft, en das Sara's avontuur beschreven is als een snort rechtvaardiging van het hare . viii
Aagje Deken had, voor ze Betje kende, een bundel poezie gepubliceerd, zedeprekerig van soon . Ze was wees en ook op volwassen leeftijd zees rechtzinnig en betweterig . Tegengestelder karakters liken niet denkbaar, maar de vriendschap tussen de twee vrouwen was hecht en oprecht, vanaf het moment das zip samenwoonden tot hun dood . ver de aard van hun samenwerking is niets precies bekend, en het lijkt dan ook onjuist om (als Nijhoff) to menen das Aagje Betje heeft verdrukt . Waarom zou het niet kunnen zijn das de roman het produkt is van het evenwicht tussen de verstandige Aagje en de onstuimige Betje? Hield niet evenzo de wijze Anna Willis haar vriendin Sara Burgerhart in toom ? In brief 36 vergelijkt Anna Willis Sara met Clarissa, en inderdaad zou deze roman zonder Richardsons Clarissa Harlowe niet hebben bestaan . Dat wisten Wolff en Deken ook : zij noemen hem in hun Voorrede, en Clarissa `Godlyk'. Voor mevrouw Romein-Verschoor valt de vergelijking tussen beide briefromans in het voordeel van Sara uit - de Nederlandse roman is meer gelezen en vaker en later herdrukt, terwijl Richardson words gekarakteriseerd als `met de ogen der nuchterheid bezien : een vrij-benepen, sukkelend, vroeg-oud burgerbaasje' 3 . En elders : `Wanneer men naast de humorloze ernst van Richardson, van Rousseau en zelfs van Goethe, Jane Austen of Aagje-en-Betje leest, dan krijgt men het gevoel, das het hoog tijd werd, das de vrouwen er zich eens mee gingen bemoeien .'4 Toch kan worden betoogd das Richardsons karakters complexes zijn . Clarissa is niet alleen romantisch en onpraktisch naast de nuchterder Sara (een verschil waaraan de seksen van hun respectieve auteurs wel niet onschuldig zullen zijn) - ze is ook raadselachtiger in haar tegenstrijdige gevoelens ten opzichte van haar ontvoerder en verkrachter Lovelace, die zij desondanks niet trouwt wanneer hij het haar, tot inzicht gekomen, aanbiedt . Lovelace zelf kan absoluut niet met R . vergeleken worden : R. is ronduit slecht (men leze brief 91), maar Lovelace, die in vele brieven de gelegenheid krijgt om zijn gevoelens to uiten, wees zich de sympathie van lezers to verwerven . Clarissa draait om de strijd tussen de twee `gelieven' - maar in Sara neemt het plotgedeelte met R . maar een ondergeschikte plaats in naast alle ruimte die words besteed aan de becommentariering van Sara's karakter en onvoorzichtigheid . De Nederlandse schrijfsters zljn duidelijk moralistischer dan hun Engelse Ix
voorbeeld - een conclusie die words bevestigd door 't feit das het met Sara goed afloopt, met Clarissa daarentegen ellendig . Richardson, schrijft mevrouw Romein-Verschoor, `schiep de burgerlijke held en heldin en bracht daarmee in de eerste plaats de roman uit een fantasiewereld over naar het reele terrein van het burgerlijke familieleven, waar de vrouw niet alleen over mee kon praten, maar waarop zij terecht kon menen in vele opzichten meer dan de man de kijk van een ingewijde to hebben. Meer dan de man gebonden aan de kleine dagelijkse werkelijkheid van het burgerlijke levers, moet voor haar veel meer dan voor hem bet een snort opluchting geweest zijn, das zij haar eigen ervaringen tot bet speelgoed van haar fantasie kon makers . En niet minder gewichtig was, das Richardson de burgerlijke moraal, de moraal van een werkzaam levers en een wettig huwelijk "romanfahig" maakte . Want deze moraal, voor den man als individu een noodzakelijk kwaad, was voor de fatsoenlijke burgeres de hoeksteen van haar persoonlijk bestaan, voor de onfatsoenlijke een wrede gesel, maar voor beiden in ieder geval een veel belangrijker levenselement dan voor den man .' S In de i8de eeuw beginners meer vrouwen to schrijven - men denke slechts aan Jane Austen - zodat bet ons niet hoeft to verbazen das het eerste prozawerk van kwaliteit in onze letterkunde uit de pen van vrouwen is gevloeid. Maar ook bet feit das Sara Burgerhart een roman in brieven is, kunnen we - bebalve aan de invloed van Richardson - relateren aan de sekse van haar auteurs . De bloei van de briefroman geeft vrouwen de gelegenbeid om aan de letteren bij to dragen op een wijze, waarin zij al ervaring hebben : want brieven schrijven deden vrouwen lang voordat zij aan de literatuur mee mochten doers . Mevrouw Romein-Verschoor merkt op : `In niet voor publicatie bestemde brieven en gedenkschriften van Dorothy sborne of Liselotte van alz vinden we de voorlopers van de i8de-eeuwse roman die, ook al niet toevallig, vaak de vorm had van een uitvoerige correspondentie .' 6 Het is namelijk niet mogelijk, volgroeid to raken in een genre, waarmee men niet eerst geoefend heeft . Zonder voedingsbodem, zo betoogde ook Virginia Woolf in haar beroemde passage over de hypothetische Judith Shakespeare, ontstaat geen genie : `For genius ( . . .) is not born among labouring, uneducated, servile people . ( . . .) How, then, could it have been born among women whose work began ( . . .) almost before they were out of the nursery, who were forced to it by their parents and held to it by all the power x
of law and custom ?'~ Wat voor de I6de eeuw zou gelden, gelds voor de i8de eeuw natuurlijk eveneens : men kan pas uitblinkers verwachten, waar eerst een traditie bestaat . En de meeste 18de-eeuwse romans in brieyen werden zelfs door vrouwen geschreven! 8 II Een roman die in de vorm van een verzameling brieven words gepresenteerd, heeft specifieke kenmerken, voor- en nadelen . Het is afwisselend wanneer veel personen in de ik-vorm een eigen stem krijgen . Wolff en Deken geven hun personages ook echt een eigen stem - een zeker voor die tijd bijzonder procede en het gevolg van een combinatie van natuurlijk waarnemen en realistisch stilistisch talent, das met name de brieven van Sara en van Abraham Blankaart tot een genot our to lezen maakt. ok de stemming van de lezer words door de afwisseling bemvloed de ernst van Anna Willis contrasteert bijvoorbeeld wel heel sterk met de potsierlijke kwezelarij van tame Hofland en kornuiten . Door al die verschillende stemmen krijgt de lezer met een groot aantal, vaak contrasterende, subjectieve meningen to doen, waardoor men bij het lezen de briefschriwers corrigeert. Zo is het bijvoorbeeld duidelijk das Sara zichzelf voor de gek houdt als ze (brief S3) beweert das Hendrik Edeling haar niets doer - we zagen immers lang daarvoor das aan brief 26 een nadrukkelijk nonchalant is was toegevoegd waarin Saartje Anna en passant vertelt van haar kennismaking met deze heer . Als gebeurtenissen in brieven moeten worden verteld, moet er iemand zijn our zulke brieven aan to schrijven . Zo draaft de vrome Stijntje Doorzicht op our ons ervan to overtuigen, das tame Hofland oprecht van haar dwalingen is bekeerd . En Cornelis Edeling fungeert voornamelijk als confidant van zijn broer - maar, zoals het in een goedgestructureerde roman betaamt, dit is niet zijn enige functie . Door zijn luchthartigheid relativeert hij de ernst van Hendrik enigszins, waardoor deze minder edel lijkt dan we uit de loftuitingen van Sara en de weduwe Spilgoed zouden opmaken . Sours moet er een reden zijn our een bepaalde gebeurtenis aan een bepaalde persoon to vertellen . Anna Willis moet uit logeren gaan, opdat Saartje haar geregeld zal willen schrijven . En Blankaarts brieven danken we aan het feit das hij vrijwel de gehele roman buitenslands vertoeft een kwestie die overigens ook consequenties voor de plot heeft, aangeXI
zien Saartje ongetwijfeld minder dolle dingen zou hebben gedaan als haar voogd haar meer van nabij had kunnen begeleiden . Wolff en Deken zijn zeer vindingrijk in het plausibel maken van redenen our gebeurtenissen op to schrijven . Het verslag van Sara's avontuur met R . krijgen we (in brief 139) op schrift, omdat zip zich to zeer schaamde our het haar huisgenoten to vertellen! Sours heeft het feit das de personages elkaar brieven schrijven invloed op de handeling. mdat Anna Willis de brief waarin Sara aankondigt bid haar tante weg to zullen lopen (brief 12) to laat krijgt, treks Sara bij de weduwe Spilgoed in. (En omdat Sara gelooft das Anna expres haar brief niet beantwoordt, maakt ze ruzie in brief I4, waardoor de lezer de opvliegende kant van haar karakter krijgt to zien .) Vaak zal de handeling door het schrijven van brieven worden vertraagd . Wolff en Deken voorkomen dit bijvoorbeeld waar het gaat our de introductie van R. : in die periode schrijft Sara elke dag een stukje brief aan Anna, waarin ze deze, voor haar onbelangrijke bezoeken noemt, zodat we in snel tempo geregeld zijn naam to horen krijgen voordat hij nog zelf in actie komt . Aan deze en tal van andere voorbeelden kan men zien, hoe het feit das de roman in brieven words gepresenteerd, invloed heeft op de structuur . En het ziet er moeiteloos uit. Er is vrijwel geen brief waarin de handeling geen voortgang vindt (misschien is brief so een uitzondering), geen brief die geen psychologische verheldering biedt . In Sara Burgerhart words niet - zoals sours in briefromans gebruikelijk - uitgelegd hoe al die brieven zo mooi bij elkaar verzameld komen en geordend zijn. Eenmaal vinden we een noot die de fictie, alsof we met een bestaande verzameling to maken zouden hebben, bevestigt : na een epistel van huisgenote Lotje Rien-du-Tout staat tussen haakjes toegevoegd, das deze brief enigszins van taal- en schrijffouten is gezuiverd ; maar verdere aanwijzingen omtrent de epische situatie ontbreken . Eveneens weggelaten zijn data boven de verschillende brieven . Dat geeft niet, want meestal worden brieven die elkaar beantwoorden niet na elkaar gezet - een true die overigens het doorlezen bevordert - en door die onderlinge afstand tussen bijeenhorende brieven words tijdsverloop gesuggereerd . In sommige brieven words ook wel een aanwijzing omtrent tijdsverloop gegeven - alleen aan het slot van de roman werkt't ontbreken van data was ontnuchterend. We zien dan hoe Sara in zeer snel tempo trouwt (brief i6o), zwanger is (brief 167), en bevalt XII
(brief 171). Maar goed, het slot van de roman dient dan ook voornamelijk om alle draadjes of to hechten en is kwalitatief minder dan de rest . Maar over het geheel genomen is Sara Bur erhart zorgvuldig gecomponeerd . Wolff en Deken hebben knap van de middelen van het genre gebruik gemaakt en de nadelen verdoezeld . III Anthea Zeman betoogt dat serieuze vrouwelijke schrijvers van oudsher tot vandaag de dag naast (uiteraard) literaire, ook min of meer didactische bedoelingen hebben gehad . De roman is een bij uitstek geschikt medium om vrouwen to vertellen welke kansen ze hebben en hen to leiden, waarschuwen en aan to sporen. De positie van vrouwen in een gegeven periode, haar plichten, mogelijkheden en gevaren in de maatschappij, zijn mede onderdeel van het materiaal van dergelijke schrijfsters . Zeman geeft een aantal voorbeelden, waaronder : `A time arrived when girls were given, or had won, some independence in their choice in marriage. At that time a voice was needed to explain that a girl who thought that young people were therefore to pair off as easily as the birds in spring would be a stupid girl, and one who would not make the most of this new freedom . And Jane Austen was the voice . When girls all over England were told that they might work for their livings but still be ladies, so long as they accepted stringent limitations to their hopes for ever, Charlotte Bronze told them to take the work, but keep the hopes.' 9 Betje en Aagje waren tijdgenoten van Jane Austen, en Sara krijgt inderdaad die zekere mate van vrijheid bij 't kiezen van een huwelijkspartner waarover Zeman spreekt . Betje en Aagle laten er trouwens geen twijfel aan bestaan dat Sara Burgerhart de bedoeling heeft jonge vrouwen to leren, binnen de grenzen die de maatschappelijke opvattingen in hun tied stelden, optimale vervulling to vinden - zonder echter de eigen aard to verliezen. Daarom is Saartje zo levendig en onbedachtzaam : de `Nederlandsche duffers' zouden zich to eerder in haar herkennen, waardoor het door Sara verworven kalme huwelijksgeluk to aantrekkelijker moest liken. Binnen het verlichtingsideaal van de persoonlijke verantwoordelijkheid, past een roman die tevens voorschriften geeft, zeer wel . De opvoedingsideeen van Betje Wolff zijn modern - men kan er de roeve over de opvoeding aan de Nederlandsche rnoeders (1779) 10 op nalezen. Betje XIII
spoors, evenals feministen twee eeuwen later doen, vrouwen aan haar eigenwaarde to leren kennen. Ze acht wispelturigheid en nieuwsgierigheid bij kinderen heel natuurlijk, en waarschuwt er nadrukkelijk tegen kinderen vrees aan to jagen, omdat das slechts tot huichelarij en verdringing van gevoelens leidt. Wolff en Deken schreven echter toch vanuit de inzichten van hun tied, en trekken de grenzen die vrouwen werden gesteld, niet in twijfel . ` ok Betje Wolff was volkomen tevreden met de rol, die de vrouw in het normale, degelijk burgergezin werd toegewezen en noch in haar persoonlijk geval, noch in haar theoretische opvattingen was die een hinderpaal voor literaire aspiraties : als jongste thuis en als provincials huisvrouw zonder kinderen, als nog jeugdige weduwe had zij alle tijd voor haar schrijverij, die zij voor zichzelf en anderen niet als roeping of broodwinning zag, maar als verheven liefhebberij', schrijft mevrouw Romein-Verschoor'' . En zip vervolgt : `We hebben de boeken van Betje Wolff onze eerste echte vrouwenboeken genoemd. Ze zijn das ook, inzoverre zij haar "snipperuren" gebruikte om het leven van de vrouwen van haar tied to tekenen met een overvloed van details, die alleen een insider tot haar beschikking kon hebben . Ze zijn het echter niet in zoverre haar karakters steeds gemeten worden naar de door mannen geschapen idealen en door mannen gestelde normen der burgerlijke maatschappij . De wereld, waarin Aagje en Betje leefden en die zich in haar werken weerspiegelt, kende, verlangde en erkende als normaal geen andere vrouw dan de verstandige huismoeder onder de redelijke voogdij van een verstandig echtgenoot .' Sara past zich inderdaad aan, waar zij na de geboorte van haar kind (brief 172) verklaart : `nu ben ik eerst recht getrouwd' . ok in dit didactische element in de roman verschillen Wolff en Deken van Richardson . Aan het feit das de deugd most worden beloond mag geen enkele twijfel bestaan : daarom krijgen we het verhaal van Sara's ontvoering en ontsnapping pas to horen lange tijd nadat we weten das ze veilig is teruggekeerd . En daarom is R. niet sympathiek, als Lovelace, en der lezeressen interesse niet waardig : R. words als enige der figuren niet in het nawoord genoemd . (Ernstiger is het das hij, omdat de historie geheim blijft, niet eens words gestraft! Hier most voor de schrijfsters wel een conflict gelegen hebben .) p welke wijze geeft Sara Burgerhart nu - behalve door de moraal van het verhaal - haar adviezen aan jonge, ongetrouwde vrouwen? Xlv
In de eerste plaats lezen we in de roman een overvloed van details die ons, anekdotisch, vertellen hoe het leven van vrouwen er in die tijd uitzag . Zo begrijpen we uit het verdriet van de weduwe Spilgoed als haar man het haar verbiedt, das het de gewoonte was babies zelf to zogen (brief 44) . En een enkele regel `hij lei met den vroedmeester zijn vrouw in 't ledikant' als Sara bevallen is, doer vermoeden das zij in een kraamstoel is bevallen en niet, zoals tegenwoordig, in bed . Bevallen in een dergelijke stoel of op schoot van een andere vrouw was vroeger gebruikelijk en had het voordeel das de zwaartekracht bij de geboorte hielp . Het woodd vroedmeester geeft aan, das Sara niet door een vrouw geholpen werd . Sinds heelmeesters bid bevallingen werden betrokken, nam het gevaar voor kraamvrouwenkoorts toe - vroedvrouwen kwamen immers alleen met zwangere vrouwen, niet met andere ziekten in aanraking . 12 Dat kraamvrouwenkoorts door besmetting words overgebracht weten we pas sinds Semmelweis het in 1860 bewees (hoewel zijn bewijs met zoveel ongeloof en hoop werd begroet das hid zich uiteindelijk genoodzaakt zag zichzelf to infecteren, en stierf) . Uit brief 168 blijkt, das de weduwe Spilgoed de oorzaak van kraamvrouwenkoorts niet kept, hoewel zij het `onnatuurlijk' `deerlijk mishandelen van jonge vrouwen' wijt aan een `verkeerde levenswijs' . Maar ook over jonge meisjes geeft de roman informatie . Springs Sara niet verstandig om met haar eigen ijdelheid? `Gij weet wel ( . . .), jonge meisjes hebben vele onnodige dingen hoog nodig, broodnodig . Men moet immers doen als een ander, indien 't niets om 't lijf heeft? Hoor, ik hou graag van was moois, dock vind geen moois in dolligheden. Maar ik mag immers wel een polonaisje laten maken? Het zal u niet schelen, of de stof om mijn lijf sluit, dan of zij met lange plooien neerhangt, was? En zo een samaartje staat mid zo wel ; want ik ben schoon uit de kluiten gewassen' (brief 2r). I.
Expliciete adviezen in groten getale worden gegeven door de twee moederlijke weduwen, Willis en Spilgoed geboren Buigzaam . Met enig recht kan men zelfs stellen das het geven van adviezen wel de belangrijkste functie is die deze beide personages in de roman vervullen . (Deze vrouwen worden dan ook zo gedurig geprezen, das men er in het laatste deel van het boek was genoeg van krijgt .) Als Sara met R . naar een concert gaat verbiedt Spilgoed het haar niet, ze is vriendelijk in haar afkeu2.
xv
ring, maar beslist : als Sara toch gaat noemt zij haar daarna juffrouw Burgerhart' (brief 103) ! 3 . Veel to leren valt ook uit de tussengeschiedenissen. Het levensverhaal van de weduwe Spilgoed, die tegen haar zin met een ontrouwe vlegel trouwde, pleit voor zelfstandigheid in de partnerkeuze . ok het feit, das zij liever in haar eigen onderhoud voorziet dan in weelde en ledigheid leeft, pleit voor zelfstandigheid (brief 44) . ok Letje Bruniers geschiedenis is vol moraal. Zij koos wel zelf, wie zij beminde - maar noch zij noch hij had geld. p advies van haar vader probeert hij het in Indie, maar sterft . Letje beschrijft was een moeite het haar kostte, zich aan het advies van haar vader, waarvan zij de vertandigheid inzag, to onderwerpen (brief 102) . (Men denke nu overigens niet das het bezwaarlijk was, als een veelbelovende maar armejongen naar een rijker meisje taalde : ons words nadrukkelijk verzekerd das het niet om het geld is, das Willem Willis Saartje niet krijgt!) 4. Als een personage het goede voorbeeld vertegenwoordigt, is het Anna Willis. En ze preekt daardoor wel was veel, maar words daar dan weer door Sara op gewezen. Meteen in het begin, als Sara over haar tante klaagt, raadt Anna haar toch to wachten tot ze trouwt (brief 12). Hieruit begrijpen wij das op kamers wonen als je nog familie hebt, eigenlijk niet mag . Uit de brieven tussen Sara en Anna krijgen we een beeld van een vrouwenvriendschap toen, die bijzonder is in haar spontaniteit en eerlijkheid . Men leze was Anna schrijft over zelfkritiek (brief 16), hoe ze een slecht humeur krijgt als ze words gedwarsboomd en met haar knorrigheid het hele gezin besmet . ok hoe ze reageert op kritiek van anderen - in dit geval Sara - is interessant : ze schrijft : `Was is toch de reden, das ware vrienden, indien zij besluiten om elkander hun fouten to zeggen, op elkanderjuist ontevreden zijn moeten? - Waarom heeft de openhartige, de schrandere Burgerhart dus lang in haar Willis zekere gebreken gezien, zonder haar die aan to tonen ? Hoe komt het, das ik deze berispingen, door u in drift en moeilijkheid gemaakt, veel geduldiger lees, dan ik doen zou indien gij dit alleen met uw natuurlijke minzaamheid gedaan had? mid dus als een ware vriendin behandelende' . (En ik neem aan, das de lezers van twee eeuwen later het even moeilijk vinden, om met kritiek om to gaan .)
Het is ook Anna die Sara waarschuwt voor was de mensen denken van de omgang met Jacob Brunier (brief 36 en S8), op gevaar of voor `stijve klik' to worden uitgemaakt. Nu krijgen de twee vriendinnen ook of en toe wel stevige en hooglopende ruzie. Sara reageert eenmaal kinderachtig beledigd op Anna's kritiek door to denken das Anna haar vriendschap niet meer wil - maar ze schrijft ook een schitterend fel epistel waarin ze haar vriendin verwijt das ze to veel oordeelt - was inderdaad geen pas geeft (brief 63) . Later neemt Sara hier iets van terug (brief 71), maar door een toeval ontvangt ze op deze brief dan lange tijd geen antwoord, hetgeen ze voor opzet aanziet, en de ruzie laait weer op, tot in brief 86 alles words goedgemaakt wanneer Anna inziet das ze `meer als een kribbige bedilster, dan wel als een minzame vriendin to werk gegaan was' . Vriendinnen, zo blijkt uit deze correspondentie, zijn er ook om elkanders groeiproces to stimuleren. En als ze met haar proponent getrouwd is, en Sara met Hendrik Edeling, schrijft Anna : `Ik hoop niet, das de liefde voor onze mannen onze vriendschap zal verminderen? Dat moet niet zijn! Wat overeenkomst is er tussen de huwelijksliefde en de vriendschap ? Ik twijfel echter niet, of onze echtverbintenis met brave, beminnenswaardige mannen maakt ons minder noodzakelijk voor elkander' (brief 164) . S. Anna is niet de enige vrouw van haar eigen leeftijd met wie Sara omgaat, maar wel de meest gelijkwaardige . In de vriendschap met Letje Brunier vervult Sara de rol van de verstandigste - hoewel Letje een eigenschap heeft die Anna zich nauwelijks kan permitteren : evenals Sara houdt Letje zeer veel van vermaak . mdat Letje een beetje een lichtgewicht is kunnen wij ook accepteren das haar bruidegom, Willem Willis, haar min of meer words opgedrongen hoewel zij, gehoorzaam, onmiddellijk verliefd op hem words . Letje is jaloers op Anna (Naatje) : `Ja, Saartje, 't is toch verdrietig voor mij . U bemin ik met een onverdeeld hart : ik heb geen vriendin dan u ; en das Naatje heeft zoveel deel in uw genegenheid, das er voor arme Letje niet veel overschiet . Evenwel, dit is niet redelijk van mij ; ik weet das juffrouw Willis de voorrang verdient boven mij, die niets to uwen nutte kan aanbrengen of heeft aan to bieden, dan een hart, das geheel vriendschap voor u is' (brief 83) . Volkomen ongelijkwaardig is Sara's relatie met Lotje Rien-du-Tout die
haar naam eer aandoet, waarna vrijwel niets meer over haar behoeft to worden gezegd . Sara leers haar was minder chaotisch to zijn en, zoals we in het nawoord kunnen lezen, met success `Mevrouw Edeling verzoekt haar dikwijls ; en Lo je leers nu aan de twee kleine meisjes dier dame, hetgeen die haar met zoveel geduld onderwees, namelijk - kinder-onderkousjes breien. Juffrouw Loje is niet weinig in haar schik, als zij overtuigend ziet, das zij evenwel beter de klink kan maken, dan Jaan je en
Mie je .' 6 . De omgang tussen huwbare vrouwen en mannen is een verhaal apart. tongens en meisjes gaan openhartiger met elkaar om dan men nu zou denken, en ook vrijer (Cornelis Edeling zoent zijn Jaantje, brief i6o). Jacob Brunier is een goedaardig leeghoofd, en Sara weet das maar al to goed . Ze vindt't niet erg om zijn affectie to gebruiken, omdat ze nu eenmaal iemand nodig heeft die haar op haar uitjes begeleidt - een jong meisje alleen kon nergens heen -, maar ze laat over haar eigen gevoelens geen misverstand bestaan . Als hid haar een brief schrijft waarin zijn toilet uitvoerig words beschreven, zet ze hem vriendschappelijk-ironisch op zijn nummer : `Wel, man, gij hebt het vreselijk volhandig! zovele en zovele gewichtige taken ; 't is to hard. Gij zijt nog jong, gij zult u dood werken' (brief 32). Jacobs aanzoek valt nauwelijks serieus to nemen (`wij zouden een recht charmant paar zijn'), en Sara's antwoord is niet miss `1k zeg niet gaarne onaangename waarheden, en vooral niet aan zulken, die ik,'t zij dan ook om was reden, in zekere tin wel lijden mag. Zolang ik u slechts voor een vrij geschikt en goed snort van jongen hield, had uw zuster weinig werk om mij to beduiden, das ik u als haar broeder behandelde, en in de gelegenheid stelde om ons enige uitspanningen to bezorgen ; maar nu ik merk, das gij enige oogmerken omtrent mid hebt, waarvan ik u nooit verdacht hield, zo moet ik u openhartig zeggen, das gij mij meer stof tot verwondering geeft, dan ik ooit meende door u to kunnen krijgen . Hoe, mijnheer, heb ik u de minste aanleiding gegeven om zulke gedachten in u to doen oprijzen? Hoe weinig kept gij mij! Hoe dood vreemd zijt gij omtrent u zelve! 1k moet of boos op u worden, en das bevalt mij niet ; of ik moet u hartelijk uitlachen' (brief S2) . Heel anders van soon is het aanzoek van Willem Willis (brief 39), die spreekt over zijn vooruitzichten. Hem wijst Sara dan ook reel vriendelijker (brief40) af: `Zou ik misnoegd zijn? En om was reden? mdat een
braaf fatsoenlijk jong heer, met wien ik zoveel omgang heb, wiens moeder en zuster mijn hoogstgeachte vriendinnen zijn, mij, eindelijk, op de betamelijkste wijs, zegt, das ik hem niet onverschillig ben?' Zij wil hem geen ijdele hoop geven en zich `verlagen tot het verachtelijk peil der coquettes', maar beschouwt hem als een broer, en blijft hem in het vervolg dan ook zo noemen . Het derde aanzoek voor Sara - Blankaart doer er ook nog een, aan de weduwe Willis - komt natuurlijk van Hendrik . Ze krijgt het mondeling, en Hendrik beschrijft het verloop aan zijn broer . Het gaat als volgt : `Mogelijk hebt gij dit wel eens van een ander bong heer ook gehoord ; dock, doe mij 't recht van to geloven, das gij mijn geluk of ongeluk in uw macht hebt . Ik heb nooit bemind dan u ; ik beminde u zo als ik u zag, en dewijl ik ondervind, das mijn verstand mijn hart toejuicht, moet ik u zeggen, das ik u bemin . Z j : Mijnheer, ik heb altoos geloofd, das de liefde van een achtingwaardig man de glorie ener vrouw is ; ik ben boven alle vermomming, en zal u dus maar eenvoudig zeggen, das die betuiging mijner eigenliefde welgevalt ; maar ik zeg u meteen, das ik geen de allerminste neiging heb om van staat to veranderen. Ik : Mogelijk is er een man, dien gij de voorkeur geeft ; en was kan ik zeggen? . . . Z j : Mogelijk zoudt gij mis kunnen hebben. Ik heb nog nimmer zoveel moeite genomen om een uitzondering, met opzicht tot mid, to maken' (brief 8i). En de lezer oordele zelf hoe ze, later, van gedachten verandert . V Hoewel De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart vrijwel twee eeuwen geleden geschreven werd, heeft zij ons nog veel to zeggen . In de allereerste plaats als literair kunstwerk . Brands Corstius, die als eis aan de romankunst step, das de totaliteit van het leven als literatuur voelbaar words, kwalificeert Saarje als `dejuiste verhouding tussen literatuur en leven'. 13 Maar ook in ander opzicht staat de IBde eeuw dichter bij ons dan we vaak denken . De kloof tussen verstand en gevoel, waar vrouwen en mannen nu zozeer onder lijden das de belangstelling voor androgynie steeds toeneemt, dateert uit de I9de eeuw : in de tijd van Wolff en Deken bestond zij niet . Mevrouw Romein-Verschoor schrijft : `Het voortdurende XIX
samengaan in de i8de-eeuwse literatuur van het beroep op de rede en op het gevoel, op de persoonlijke verantwoordelijkheid en de persoonlijke aandoenlijkheid, laat zich hieruit verklaren, das beiden van dezelfde oorsprong zijn, beide wortelen in die meest karakteristieke trek van het i8de-eeuwse geestesleven : het verzet van het individu tegen de absolute autoriteit, allereerst de ouderlijke autoriteit, maar ook tegen kerkelijk en vorstelijk gezag, das gepaard gaat met het mondig worden van brede lagen der burgerij .' En : `Daardoor verloor het handelen - het dramatische in de literatuur - aan betekenis tegenover de persoonlijke gevoelens, die tot das handelen leidden en de morele verantwoording ervan . Men had de ziel, het eigen ik ontdekt als veld van eindeloos onderzoek en als ethische norm, die miss zuiver toegepast, voor geen enkele autoriteit behoefde to wijken .' 14 Blankaart huilt wel eens, en onverstand in vrouwen words voortdurend bekritiseerd . ok de savante Cornelia Hartog words niet om haar geleerdheid maar om haar kortzichtigheid veroordeeld, zoals we kunnen zien wanneer Sara haar van repliek dient als zij een antifeministische opmerking maakt (brief 78) : "t is toch raar, das zulke geleerde, zulke denkende vrouwen, ten koste onzer sexe, nooit haar vernuft kunnen tonen, zonder das het hart daardoor van zijn waarde verliest .' Dat Sara niet alleen intelligent is, maar towel haar intelligentie als haar gevoel gebruikt, is een basisgegeven van haar karakter, ook al is haar visie op het verschil das hoort to bestaan tussen man en vrouw traditioneel (brief 153) : Het is een zeer ongevallige schilderij, waarin de vrouw niet alleen grocer en forser is, maar ook waarlijk meer verstand heeft, dan haar heer en meester. Het vrouwelijk karakter is zo onderscheiden van het mannelijke, als een schone vrouw van een schoon man .' Maar goed, we zijn dan ook bijna twee eeuwen verder .
Verantwoording Deze uitgave is, op enkele gecorrigeerde drukfouten na, een herdruk van die van de Wereldbibliotheek, l3de druk,1958, inclusief de aantekeningen achterin . Deze aantekeningen zijn een selectie uit was prof, dr L. Knappert in 1905 ter gelegenheid van de eerste druk in de Wereldbibliotheek (Sara Burgerhart was de eerste uitgave van deze onderneming) aan annotatie bijeenbracht - want een teveel aan noten, meen ik, schrikt eerxx
der af: de indruk words gewekt das een boek moeilijk is waar het zoveel uitleg schijnt to behoeven . Aan de andere kant heb ik het de lezer ook weer niet zo makkelijk willen maken, das ik de roman heb bekort - Willem Leevend en Cornelia Wildschut mogen tegenwoordig in hun totaliteit niet meer leesbaar zijn, Saarje is dit nadrukkelijk wel . De beide voorredes zijn in de oorspronkelijke spelling blijven staan, om de lezer een indruk to geven hoe De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart er vroeger heeft uitgezien. Hannemieke ostma-Stamperius
XXI
Noten bij de inleiding
i . rof. dr . Minderaa, dr J. J . Mak, H. A . Howeler, dr A . Romein-Verschoor e .a. : Boeket voor Be je en Aagje. Van en over de schri/fsters 1"Volff en Deken. Amsterdam/Antwerpen 1954. 2 . G. Stuivelmg : `Het geheim van Sara Burgerhart', in : Willens en wetens. Amsterdam 1967, p. 4 2-57 .
3 . Annie Romein-Verschoor. Vrouwenspiegel. De Nederlandse romanschri Ester na i88o. Nijmegen 1977 (diss. Leaden 1935), p . i1. 4 . `Met de tied en tegen de tied', in : Boeket voor Be je en Aaoje, p . 25 . 5. Vrouwenspiegel, p . 11-12 . 6 `Met de tied en tegen de tied', p . 20. 7 . A room of one's own . ( enguin) p . 50 . 8. Elaine Showalter : A literature of their own . London 1977 (Virago), p.17. 9 . Anthea Zeman : resumptuous girls . Women and their world in the serious woman's novel . London 1977 . Het cltaat staat op p. 3 . 10 .
Herdrukt Meppel 1977.
ii. Vrouwenspiegel, p .14.
12. Adrienne Rich : fwoman born . Motherhood as experience and institution . New York 1976, p.128 vv . 13.J . C . Brands Corstius : `De betekenis van Wolff en Deken voor onze t1jd', in : Boeket voor Betje en Aagje, p . 11o-116. 14. `Met de tied en tegen de tied', p . 2] en 22 .
XXII
Voorrede van de schrijfsters voor den tweeden druk
Het is niet onwaarschynlyk, das men het sterk debiet deezes Romans grotendeels to danken hebbe aan de - Nieuwsgierigheid . Een Vaderlandsche Roman, geschreven door twee Vrouwen, is waarlyk iets vreemt genoeg om den aandagt optewekken . Het bewyst nog niets het minste met opzicht tot de innerlyke verdienste. Nu trouwens, iedereen heeft dit werk ook niet even heusch beoordeelt . Droevige, inderdaad zeer droevige dingen heeft men er van vertelt! Sommigen meenden, wel to weten, das wy de lieden niet waren, welke een Boek van dit slag konden schryven ; ei was, wy verstonden er ons niet op, om een karakter geheel afteschilderen ;'t was vol redites ;'t was een' slegte samenflansing van ernst en boert ; wy ergerden de naauwgezetten ; wy deeden de vrolijken geeuwen ; en lieve Hemel, waar loops alles op uit? op een Huwelyk ; was is das bas! commun! - buiten den grootschen ton! Dit is 't nog niet al! Blankaart, de goede, de eerlyke, de vaderlandsche Blankaart, heeft men zo weinig als zyne beminlyke upil gespaart. Dit weinige zy genoeg om to doen zien, das wy ieder niet voldaan hebben ; hoe sterk dit Boek ook gezogt werdt . Ik beken, das ik geen kans zie, om lieden, die zo beslissent spreken, to overtuigen, das zy niet onfeilbaar zyn ; dewyl ik my de moeite niet gelief I
to geven, om met hen in redewisseling to komen ; en dat wel to minder, om dat ik nog het een en ander to zeggen heb tegen Menschen, die zo vast met van hunne onfeilbaarheid overtuigt zyn . Men heeft in bedenking gegeven, of de twee allerslegtste karakters niet to sterk, to overdreven geschildert zyn ; men heeft gevraagt : zyn er zulke menschen ; ja, en dat gaat verder, kunnen er zulke menschen zyn! Wy vinden het niet noodzaaklyk, de eerste vraag duidelyk to beantwoorden, dewyl wy zeker gerechtvaerdigt zyn, zo rasch men begrypt, dat zy er zyn kunnen ; meer hebben wy in dit opzicht niet to bewyzen. En dan vragen wy, waar toe zyn ondeugenden, indien zy ook schynheiligen zyn, niet in staat! Wat zal hen, die zich niet ontzien om den schyn van Godzaligheid over hunne verfoeilykste trekken to leggen, dock weerhouden, als zy het van hun belang rekenen kunnen evenmensch to bedriegen, en hunne verachtlykste - door Goddelyke en menschelyke wetten veroordeelde driften, den teugel to geven ? Hy, die het innigste wezen der Huichlary weet waartenemen, zal, (immers dit geloven wy), niet wel overdagt kunnen vragen : is het mogelyk, dat er zulke menschen zyn zouden? Wy bekennen ook gaarn, dat alles zeer natuurlyk afloopt, maar begrypen met een, dat dit, ten minsten de door ons hoogstgeschatte Lezers, niet kan mishagen .'t Waar ons zeker geen moeite geweest een Roman to verzinnen, zo samengestelt, zo ingewikkelt, zo vol Episoden, als de door een verwartste Comedie van eenen Spaanschen Lopos de Vega . Dock wie, in staat om over het stuk in verschil to oordelen, zal ontkennen, dat een karakter, eens gegeven zynde, moet uitgewerkt worden naar vaste en onveranderlyke regels ? Het byzondere in de karakters is iets zeer aantrekkelyks voor den Lezer ; zo is het niet met de Gevallen, indien zy al to romanesk zyn . Men wil, en dat met reden, dat men het ware waarschynlyk make, of men leest zeker niet met zeer veel deelnemmg . Wy hebben in voorraad immers gezegd, dat onze Roman voor het huisselyke leven geschikt is? Wy hadden ongetwyffelt het recht om een plan to ontwerpen, dat ons het best geschikt scheen om aan ons hoofdoogmerk to voldoen. Dewyl ons dit nog zo voorkomt, kunnen wy ons niet in redewisseling begeven met menschen, die in dit plan geen genoegen nemen : Wy laten hen ook de vryheid om het to bedillen, to berispen, ja zelfs to beoordeelen . Velen onzer Landgenoten, ouden zo wel als jongen, mannen zo wel als 2
vrouwen, hebben ondertussen de Vriendinne Burgerhart met de grootste hartlykheid ontfangen, en naar mate zy nader met haar bekent geworden zyn, ook dies to genegener bejegent . Vele bejaarde lieden hebben, met den ouden heer Edeling meermaal gezegt, het boek, half gromment toedoende : `Kom, kom, ik verpraat met dat drommelsche wyfje weer almyn tyd .' Zy die menen, dat deeze Roman geen lecture voor heele jonge menschen is, menen dat zeker niet, om dat er iets het allerminste gevaar in legs ; integendeel, men heeft ons geschreven, dat wy eene zedigheid hebben weten waartenemen, ook in een geval, daar het bezwaarlyk scheen die to behouden : maar om dat het verstand eenigszins dient gevormt to zyn ; om dat men eenige waereldkenms hebben moet, zal men in staat zyn, dit boek van zyne beste zyde to bevatten! Dit getuigenis doer ons zeker veel eer, en indien wy nog eens eenen Vaderlandschen Roman ter perse leggen, zullen wy de Reden op schildwagt zetten, met bevel om `terug' to roepen, zo dra wy in het schitterende ryk der Harsschenschimmen eene wandeling zouden doen . Dit zy eene trouwhartige waarschuwing voor elk, die er zyn voordeel mede wil doen. IN DE
BEVERWYK MDCCLXXXIII
3
Voorrede van de schrijfsters voor den eersten druk
Nederlandsche Duffers! Velen uwer lezen : niet eenig en alleen, om de verveling to ontvlieden ; niet eenig en alleen, om eene ongevallige vertoning to maken, door het opzeggen van kundigheden, die niet altoos van de nuttigste snort zyn ; neen : velen uwer lezen, om uwe denkbeelden to vermeerderen, en dus verstandiger to leeren denken en doen . Men heeft seders eenige jaren, zich meer beginners toeteleggen, om ook voor u to schryven . Men heeft u gezonde begrippen gegeven van zaken, waar by gy het hoogste belang hebt ; daar gy niet onkundig van zyn moogt, indien gy geen afstand doen wilt van het voorname doeleinde, waarom de eeuwige Wysheid menschelyke zielen vormde - Kennis en Gelukzaligheid! Nimmer sprak, in ettelyke eeuwen, de Godsdienst zo bevattelyk. Nimmer trail de hemelsche Zedekunde u zo bevallig tegemoet . Nimmer schikte de onveranderlyke Reden zich zo zeer naar de aandoenlykheid uwer harten . Men heeft het Ryk der Natuur voor u opengestelt, en gy kunt u bedienen van gidsen, die u, door een pedant voorkomen, niet angstvallig maken . Alle Dichters zyn thans niet eenig en volstrekt bezig met het opdeunen van beuzelingen . Men kan nu rym 4
lezen, daar het gezont oordeel niet in over hoop ligt met de harsen-poppen des oeets . Gy hebt zedelyke Verhalen, Dramas en Treurspelen. Daar is des zeer veel voorraads, om uwen weetlust to voldoen . Niemand, die niet geheel en al onbevoegt is, om door u to worden aangehoort, zal ook immer voorgeven, dat het goede, het voortreffelyke, niet goed, niet voortreffelyk is, als het uit een 's Vyands hand komt ; 't is echter waar, dat er iets zeer ongevalligs voor elk, die zyn Vaderland bemint in gelegen is, to zien, dat het grootste getal goede Boeken vertalingen zijn . Verre zy het van my, tegen het vertalen to yveren : Laten wy liever die bekwame lieden bedanken, die onze ontaalkundige Landgenooten in staat stellen, zich over de grootste Genien van Europa to kunnen verwonderen. Zy zyn het, die ons dierbare schatten aanbieden . Dit is myns oordeels de weg, waar langs wy onzen Letterkundigen smack moeten leren verbeteren : vermits wy, in dit opzigt, nog het minste gevordert zijn. Men geve ons zo lang de Werken van Jerusaletn, Niemeyer, Gesner, Wieland, Hermes Klopstok, ope, Richardson, Thomas, enz ., tot dat er Vaderlandsche Vernuften onder ons opstaan, wier Werken insgelyks voor de Buitenlanders verdienen vertaald to worden . Die Leerling, die liever gebrekkige renten van Inlandsche raatkrassers natekent dan studien van de beste Meesters, zal, maak daar staat op, nooit een Vinkeles worden . Laat men des voortgaan met het Vertalen, maar laat men, met opzicht tot het oorspronkelyk schryven, het eene doen, en het andre niet nalaten . Tot dus verre, lieve Juffers, zyn wy het nog al taamlyk eens, maar nu zal het zo goed met ons niet gaan . Wil ik u eens wat zeggen? Men heeft u al vroeg wys gemaakt, en gy meent ook waarlyk, dat gy dit gelooft : dat geen Vaderlandsche pen Werken van smack schryven kan ; dat onze harsens zo slegt bewerktuigt zyn, dat wy nooit in dit stuk met de Buitenlandsche schryvers kunnen gelyk staan ; dat ons vernuft zo dampig is als onze luchtstreek ; dat wy kunnen arbeiden, blokken, iets door en door denken, maar dat wy noch schilderen, noch schertzen kunnen ; met nog een hele menigte zulke droeve dingen meer . Dit ontkennen wy ; ook, schoon wy maar al to dikwyls de ondervinding tegen hebben! Met dit zelfde compliment streek men, nog maar voor weinige jaren, geheel Duitschland door . Duitscher en Domkop was bynaar het zelfde . Voor de grote Dichter ope zyn Rape ofthe Lock uitgaf, moest een geheel S
denkent Volk met dies huik ter kerk gaan . `Maakt Commentaries en ostillen,' graauwde men de Duitschers toe . `Denkt, riep men tot Engelschen ; (en was men tegen ons zeide, zwyg ik om vredens wil,) wy Franschen, zyn de gunstelingen des Vernufts ; uwe lompe vuisten kunnen de Bevalligheden niet met rozen bekranssen, of in den Tempel van den smack offeranden aanbieden .' Eindlyk staan er Genies op, die hun veracht Vaderland wreken ; Engeland heeft haar ope, Duitschland zyn Wieland. Richardson schildert eene Godlyke `Clarissa' ; Klopstok zings zyne `Messiade' en het lezent Europa erkent, das allegematigde Luchtstreken grote mannen kunnen voortbrengen. Besluit hier echter niet uit, beminde Landgenoten, das ik geloof, das een Engelschman zo bevallig kan schryven, voor een Italiaan, als voor zyn eigen yolk. Dit geloof ik niet.'t Is hier de plaats niet, om u reden van dit myn geloof to geven : vertrouwt das nu eens, das ik gees vriendin van een bunt Geloof ben . Dit wilde ik alleen aantonen, das yder Volk zyn eigen Schryvers, zo Wel als zyn eigen Helden en Staatsmannen moet hebben, en, zo men lang genoeg geleert heeft, ook hebben zal . Doordrongen van deeze denkbeelden, hopes w y dies tyd nog to zien aankomen ; maar ondernemen teffens, om een oorspronkelyk Vaderlandschen Roman uittegeven . Een Roman, die berekent is voor den Meridiaan des Huisselyken levens . WY schilderen u Nederlandsche karakters ; menschen, die men in ons Vaderland werkelyk vindt . Zo wy wel geschildert hebben, zullen kenners das toestaan . WY hebben echter iets meer in 't oog das blootlyk to willen beproeven hoeverre wy het brengen kunnen . nze hoofdbedoeling is can to tones `Das eene overmaat van levendigheid, en eene daar uit ontstaande sterke drift tot verstrooiende vermaken, door de Mode en de Luxe gewettigd, de beste meisjes meermaal in gevaar brengen om in de allerdroevigste rampen to storten ; die haar veracht makes by zulken, die simmer in staat zyn, om haar in goedheid des harten en zedelyke volkomenheid gelyk to worden ; bij zulken, die zy in 't licht stonden, by zulken, die het wrede vermaak hebben, om haar, reeds gevallen, dodelyk to grieves, of zich niet verwaardigen, zich immer in to laten met haar, die niet der ndeugd, maar der nbedagtheid ten prooye wierden ; das het ook om die reden, een onschatbaar voordeel voor jonge meisjes is, onder de bescherming to komen van zulke vrouwen, die voorzigtigheid can minzaamheid, en goedhartigheid can eene beredeneerde onverzettelykheid verbinden ; wyl dit die geenen zyn, onder wier bestuur de beste 6
meisjes ook de braafste vrouwen worden.' Eene der stelregels onzer Vriendinne Burgerhart was : `Indien ik u bedroog, dan zoude ik zelf eerst moeten bedrogen worden, en wie in de wyde waereld zou er toch belang by kunnen hebben, om my to willen bedriegen .' Zy geeft daar op, ter goeder trouw, de reden, waarom zy dus denkt ; zo als gy in een harer brieven aan haren Voogt zien kunt. Er is nog eene klip, die zy niet zag : `Ik bedoel niets dan my to dieverteeren ; en daar in is immers geen kwaad?' Zo, lieve jonge Duffers! als wy agttien, negentien jaar zyn, en Burgerharts geaartheid hebben, denken wy alien ; dock dit is verkeert . - Dit hebben wy ook tragten aan to wyzen . ns hart kan trillen van vrees, wanneer wy bevallige, zoetaardige, ouderloze, of niet wel opgevoede jonge Juffertjes, in dien gevaarlyken leeftyd, waar in de jeugd gevoelige harten ontwikkelt, en nog sluimerende driften wakker maakt, eene waereld zien intreden, met de onargdenkentheid eens kinds, das geen gevaar kan vrezen,'t geen het niet kept . Niet altyd berokkent het fyn overdagte bedrog het bederf deezer kinderen : neen! daar zyn mooglyk geen `Lovelaces' dan in de denkbeeldige waereld ; maar zy behoeven er niet to zyn : m onherstelbare rampen voorttebrengen, zyn veelmaal tomeloze liefde, en niet vooruitziende onvoorzigtigheid, meer dan toereikende. Volgen wy, myne jonge Vriendinnen, eens zulk een meisje met onzen aandagt. Er behoeft mooglyk maar een sterfgeval voortekomen ; maar een nimmer to voorzien toeval ; maar een nooit gezogte gelegenheid, en de gevolgen kunnen deerlyk zyn . En dit alles is des to natuurlyker, naar mate het hart, het hart zelf, goed is, en zy onkundig van het kwade, omdat zy in haar zelf geene onbetaamlyke neigingen heeft . Voegt hier by, algemene goedwilligheid, die van yder het best denkt, (en dit eenen heiligen pligt acht to zyn,) zekere zagtheid van aart, die zo byzonderlyk vrouwelyke deugd! zekere ontfangbaarheid voor alle indrukken, die ons de volmaaktheid harer natuur aantonen . Laat dit meisje fraai, bevallig, geestig, zeer levent, zeer slof of zeer streng opgevoet zyn ; en raakt zy gelukkig ter plaatse harer bestemming, dan, wy bekennen het, moet er iets gebeuren, das alleen zuiver geluk is, das het gebeurt . Dus veel van ons hoofdoogmerk en van de aanleidende oorzaken, die ons overhaalden om `de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart' uittegeven . Zy, die verdienen, das wy ons hiertoe verledigen, zullen ons, dus verre, vriendellyk bedanken, en gaarn gebruik maken van dit Boek . Maar, my dunks, ik hoor hier en daar een bong Juffertje, das niets meer 7
van ons land over heeft, dan met negotie gewonnen schatten, en eenen ouden deftigen Hollandschen naam, met een opgeschort neusje dus spreken : `Een Hollandsche Roman! Hede, machere, wel hoe vindt gy das?' (en machere vindt het even ridicul als ons Juffertje) . `Ik lees geen Hollandsch ; ik geloof ook niet, das ik het zou kunnen lezen, maar ik ben toch nog al beniewt ; willen wy er nu en dan eens een verlegen uur aan geven?' Mag ik u bidden, doe het niet ; waarlyk, gy zult er niets aan hebben . Gy hebt immers Romans, die u aanstaan . Gy hebt immers uwe `Canape Couleurs de Rose,' uwe `Gris, Gris,' uwe . . . maar was hoeft apa ook alles to weten? Dat is immers divin! Lees dit Boek niet. Men vindt in deeze Roman geen wandaden, die een Engelschman zelfs met een rifling leest ; geen zo overdreven deugden, das zy voor ons zwakke menschen onbereikbaar zyn .'t Is waar, er is een verfoeilyke heer R . in ; maar wy vrezen to moeten zeggen, das men in ons Vaderland zelf wel eens zo een schelm aantreft. Tomeloze drift, de gewoonte om altoos to overwinnen ; hoeft er iets meer, om zulk een karakter uittemaken? Daar words in dit gehele werk geen een Duel gevochten . Eens echter words er een oorvyg uitgedeelt . Er words nosh geschaakt, nosh vergif gedronken . ns vernuft heeft niet wonderbaarlyks uitgedagt . Alles blyft in het natuurlyke ; de uitvoering zal alles moeten goed maken. Wy maken u bekent met uwe Landgenoten ; met die, meen ik, die gy gaarn zoudt kennen, indien wy u met dezelven in kennis bragten . Wie zou toch niet gaarn een avond doorbrengen in het gezelschap der Juffrouwen Willis Burgerhart en Brunier? Wie zou zich niet gelukkig achten in de vriendschap eener Mevrouw Buigzaam? eener Weduwe, als de oude Juffrouw Willis? Wie heeft geen liefde en achting voor de vrome Juffrouw Doorzicht?Wie onzer zou de kaarten niet neerleggen, om den heer Blankaart to horen praten? (hoewel by maar een niets beduident oud Vryer is.) Wie zou zich met eenen Hendrik Edeling (die echter geen Grandison is), niet gelukkig agten? Wie bemint den eerlyken goedaartigen Willem Willis niet? Wie zou de grilligheden van zulk een eerlyk goedhartig man, als den ouden Heer Edeling niet inschikken? den braven heer Helmers niet eerbiedigen? Wie zou door de goedhartigheid`eens Bruniers niet voor hem ingenomen worden? Wie is niet vrolyk in 't gezelschap van Cornelis Edeling? met achting vervult voor den Eerwaardigen Heer Redelyk, en den weldenkenden vriendelyken Domine Smit? om geen meer personen to noemen, die meer in de schaduw blyven? 8
Juffrouw Hofland words het slagtoffer harer gierigheid en dweepzugt . Benjamin en Slimpslamp kunnen niet dan versmading wekken, en zyn hier in met Bregt gelyk. Maar onze eerlyke ieternelle je Degelyk, onze dankbare en trouwhartige Frits zyn niet beneden onze aandagt ; daarom
hebben wij beide ook in de Nareden gedagt . Meer, lieve jonge Juffrouwen, zullen wy hier niet byvoegen. Voldoet uwe nieuwsgierigheid, en vergeet niet, was het hoofddoel deezer Histone is . IN DE
BEVERWYK MDCCLXXXII
9
Gestrengheid vormt toch nooit het zagte hart derJeugd ; Uw norsch gelaat doer haar voor hare pligten schrikken : En g j, Ligtvaardigheid, die afleidt van de deugd, Terug ! uw adem kan het zaad der Deugd verstikken . Voor u, o Wjsheid, die geduld aan liefde paart En scherts met ernst verbindt, is deeze post bewaart .
Van de met een *gemerkte woorden vindt men de verklaring achter in deze uitgave. I0
ie Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Sara Burgerhart. arijs Lieve Jonge Juffrouw! Nu ja, ik heb beide uw brieven ontvangen, maar, wat hamer! meent gij, dat ik tijd heb om u zo cito, per eerste post (zo't u belieft), to antwoorden ; en dat wel zo dikwijls, als mijn pupil goedvindt om mij met een hope wissewasjes aan 't hoofd to lellen? Zie, ik ben maar een vrijer (een oude vrijer, zo je wilt) ; ik weet echter hoe die nufjes van halfvolwassen vrouwen bestaan . Vandaag willen zij zus, morgen willen zij zo. Welnu, wat zal ik u antwoorden? Weet ik, in hoever gij gelijk hebt? Niet, Saar lief, dat ik u in staat acht om mij to pieren, zo wat op mijn moues to spelden, gelijk men zegt : neen, gij waart altoos een oprecht kind ; maar gij zijt jong, gij hebt het maar gaps niet naar uw zin ; reden genoeg, om zulke droevige dingen aan mij to schrijven. Indien ik niet in dit verbruide land, daar niemand mij en ik niemand, dan zeer gebrekkig, verstaan kan, buiten de familie, waarmede ik mijn zaken heb of to doen, en daar ik wel zakken vol complimenten, dock geen geld van krijgen kan, nog vooreerst diende to blijven, en to Amsterdam kon komen, of ik die russisen winkel bij tante eens zou komen opschudden! Wee, zo gij mij gefopt hadt ; maar wee ook bet oude wijf, indien zij mijn pupil, de dochter mijns waardsen vriend, kwalijk behandelde! Maak van mijn vertrouwen geen misbruik, maar uw tante verdient niet, de zuster uwer brave moeder to zijn ; op mijn eer, dat verdient zij niet! Zij is een geveinsde, inhalige feeks ; en ik kan bet nog niet in de kop krijgen, door wat middel zij uw zalige moeder heeft weten to bewegen om u, haar enig, haar tedergeliefd kind, bij haar to vertrouwen . Voor bonderd halve rijdertjes* moes gij bet beter hebben (uw kleding betaal ik immers nog bijzonder) . En krabt zij die echter niet zo vrekkig naar zich, als of zij arm en gij haar wild vreemd waart . Zo gij kunt, hou bet uit ; ik zal er u to liever om hebben, kind! en ik zal mij tegen u niet laten innemen . Nu, zij schrijft mij ook nooit . Mogelijk acht zij mij die eer onwaardig . Alles heeft zijn reden, meisje ; zie, ik heb tante, als zij bet al to erg maakte, zo wel eens doen zien, dat haar manier van doen zeer dikwijls verbaasd verre afweek van haar wijze van zeggen en brede ophef, alsof zij, ten minste, een heilige van de eerste rang ware . Gij hebt zulke brave ouders II
in 't graft gedraag u toch wel, kind . Ik beken, zo ene behandeling is haast niet om to verdragen ; zo zij het al to erg maakt, en gij beter kunt terecht komen, ik garandeer uw kostgeld, miss dat de lieden onbesproken en hupse mensen zijn . - Doe deze stag echter niet, dan in de dringendste nood, of wij zullen geen vrienden blijven ; ik kan niet toestaan, dat gij u zelve zoudt benadelen, daar heb ik u veel to lief toe . Ja, wat ik zeggen wou, ik heb hier ene menigte muziek voor u gekocht, en die zal ik u met een los adres, als ik goederen afzend, doen toekomen . Zij geven hier voor, dat de compositie heerlijk is : ik vergeet al mijn kunst met die drukten ; maar ik heb zo graag, dat zoete meisjes zich wel diverteren ; en gij zijt toch een muziekgekje . Ik denk wel om u, en kan dikwijls wensen, dat ik u hier had . Hier, Saartje, zou uw geestige hekelzucht stof vinden, al hoordet en zaagt gij niets, dan die nimmer stille zwerm van gouden torren en zomerkapelletjes ; want zo noem ik dat lastig, beslissend,* welopgepronkt janhagel, dat men pet its maitres heet : ik ben zo bang voor zo een rekeltje, als gij voor een aap ; zij noemen mij hier le gros Hollandais; wat beduidt dit, kind? mogelijk nietmetal . Binnen zes maanden denk ik thuis to zijn . Wat lange brief is dit! nu, gij zijt iedereen niet ; maar toch, ik schrijf niet graag brieven. Vaarwel, leef vrolijk, wees gegroet van uw toegenegen Voogd, Abraham Blankaart
Ze Brief: Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mejuffrouw! Voorledenweek, bij mademoiselle G . . . in de franse winkel zijnde, kwam daar een jong juffertje inwippen, die veel had, wat de uitwendige mens betreft, van een kwakerinnetje, zo fijntjes, zo effentjes uitgestreken . Indien de bienseance het gepermitteerd had, ik zou hartig om die vertoning gelachen hebben . Het kwam mij echter voor, dat er nog al vrij wat op dat hartje zou moeten gerameid worden, voor dat het met dit gewaad harmonieerde . Nauwelijks waart gij (want gij waart het zelve) de stoep af, of ik vroeg aan mademoiselle G . . . : wie, mag ik u bidI2
den, is dit fijntjee me dunks das haar gelaat mij niet vreemd is . Zij gaf mij ten antwoord, das zulks wel zijn kon, en das gij de dochter waart van die vermaarde theekoper op de Nieuwendijk, Burgvliet, Burghout, of Burg . . . Burgerhart, viel ik haar in de rede?Joist! Burgerhart, zei zij. Wat, zei ik, is das Saartje Burgerhart? Wel das kan niet zijn . Ja, hernam zij, das weet ik niet ; maar dit weet ik zeer wel, das das mooie meisje de enige dochter is van die heer, en das zij, na haar ouders dood, inwoont bij een tante, een oud, lelijk portret, die haar dus toetakelt, en das het arm schaap het daar heel slecht heeft ;'t geen ik ook wel geloof, omdat ik de kwezel ken. Het juffertje koopt hier nog al dikwijls een wissewasje, handschoenen of zo. l k stond verbaasd. Ik heb, zei ik, met deze juffrouw op onze eerste franse school gegaan, dock seders al die tijd niets van haar gehoord . Haar vader won zeer veel geld : mag ik u wel verzoeken om haar, door uw Krisje, indien zij vooreerst niet weerkwam, een brief, die ik ga schrijven, to laten bezorgen? Dat nam zij aan, en ik schrijf aan u . Hoe is het, wilt gij van uw tante af? De juffrouw, die mij logeert, is een vrouw van fatsoen, dock door tegenheden in de noodzakelijkheid gebracht om door het logeren van dames een ordentelijk bestaan to hebben . Wij hebben het hier en prince ; charmant, ma cherelHet zoo u wel voldoen. Er zijn buiten mij nog twee juffrouwen, nogal aardige, welopgevoede dames, die haar gezelschap waardig zijn . Wilt gij blijven? blijf! maar wilt gij van die kwelgeest of zijn, kom bij ons . Vindt gij 't goed, ik zal de juffrouw daarover spreken ; en gij zult zien, hoeveel deel ik neem in uw onaangenaam lot . Adio, cara Mia!* ik ben met de grootste effectie uw ware Vriendin, Aletta Brunier
.S . Adres bij mademoiselle G . . . ik kom er alle daag.
3e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer, zeer geachte Voogd! Dat was een blijde postdag voor mij : een brief van mijn geeerde Voogd! Waarlijk, ik heb geschreid, ziende hoeveel belang gij in mij stelde : dock z3
dat zes maanden uit blijven! daar lag al mijn vreugd in 't voetzand . Wel, mijn allerliefste voogd, ik kan het hier geen zes weken langer uithouden, zoals ik ook behandeld word, maar ik kan 't niet half schrijven : zo gij, mijnheer, hier waart, gij zoudt het mij toestaan. ch, zowaar, ik heb u geen een jokkentje, hoe klein ook, op de moues gespeld . Foei, mijnheer, zou ik liegen? dan was ik een zeer slecht meisje, en verdiende dat gig mid bekeeft . l k ben niet alleen de slavin van tantes grillen, maar ik word ook geringeloord door een oude, lelijke, zotte meid, die, om tante to behagen, mij dol maakt . De juffrouw, daar ik gaarne bij zou inwonen, is de ongelukkige weduwe van een fatsoenlijk man, die niet dan ordentelijke dames logeert . Een mijner oude schoolmakkertjes is daar reeds enige tijd geweest en prijst de juffrouw heel zeer. Daar zijn nog twee andere dames ook . Vrij, vrolijk en onbeknord to leven, dat is mijn enig oogmerk ; en is dat berispelijk? Bij tante kan ik niet blijven, zo ik mij niet tot huichelarij wil verlagen, een ondeugd, die allerafschuwelijkst voor mij is, en waaraan ik mij zeker nooit zal to buiten g aan . l k beveel mij in uw g unst. lk zal mij in elk opzicht altijd zo pogen to gedragen, dat gij voldaan zijt ; maar bij tante kan ik niet blijven : laat mij toe, dit nogmaals to zeggen . Wat ben ik blijde met de mij toegezegde muziek! lk zing al in voorraad . 0! wat zal die fraai zijn ; mogelijk is er wel van Rousseau's compositie bij ? duizendmaal dank . lk hoop al die stukken u, onder het roken van een pijpje, eens voor u to spelen. Maar denk eens aan, mijnheer Blankaart, daar wil tante niet hebben, dat ik speel, dan maar naar ouwe lollige* zeuzerijen* ; en lieve heer! ik speel evenwel zo graag, en ik heb zulke mooie cantates . Mag ik u bidden, mijnheer, zend het pakje, aan tantes huffs niet ; het ging wis en waarlijk op 't vuur : ik zal hier een adresje insluiten. lk bid de goede Hemel alle daag voor u en dat ik u gezond en vrolijk moge wederzien, mij zelf gelukkig rekenende van to zijn Uw liefhebbende upil en Dienares, Sara Burgerhart .S. Adres chez mademoiselle G . . ., marchande sur le -
z4
4e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Geeerde Vriendin! Hield ik mij niet verzekerd, dat uw hart veel beter gesteld was, dan dat van wijlen den heer Achitofel* (trotser gedachtenis), die zich, omdat men zijn raad verwierp, maar zo eens, met een gauwigheid, handigjes ging opknopen, ik zou zeker bij u niet om raad komen ; want ik zeg u in voorraad, dat ik niet van mening ben die to volgen, ten ware hij onverhoopt, met mijn reeds genomen besluit overeenstemde . En nu, mijn zeer statige, zeer hoogwaardige vriendin, zult gij mij vragen : `waarom, indien dit zo is, of ik dan uw raad verzoek?' Dat zal ik u zeggen, Naatje . Ik schrijf aan u, om mijn hart to ontlasten ; om u in staat to stellen van to kunnen oordelen over mijn lastig lot, opdat gij, de stag, die ik ga doen, al niet goedkeurende, die echter zoudt kunnen inschikken. Een stag, mogelijk onvoorzichtig, dock voor mij nodig . Gij hebt al mijn vertrouwen, omdat gij al mijn achting hebt, en elk die u acht is zeker niet verachtelijk, omdat gij zulk een fraai karakter hebt, enz . Ik moet kort zijn. Maar bij tante heb ik het zo slecht, dat ik er niet langer blijven kan of wil . Raad mij dat niet af. 't Is wel waar, Naatje, dat gij zowel veel wijzer, als veel ouder zijt, dan ik ; maar gig zijt echter niet wijzer, dan Salomon, de wijze koning Salomon zou ik denken, en wat zegt zijn philosophische majesteit ergens? `Het is beter to wonen aan de zijde des daks, dan bij een kijvende huisvrouw.' Hoe kan ik nu langer wonen bij een tante, die, schijnt het, een belofte gedaan heeft om mij zoveel bitterheid aan to doen, als vrekheid en dweperij maar immer kunnen opbaggeren . . . Daar schreeuwt zij alweer haar keel uit het lid . `Ja, tante ik kom .' Eerst echter deze achter't slot . Zodra ik kan, zal ik een tweede brief beginners ; ik moet u eindelijk voldoen omtrent zaken, mij, voor ik u kende, ontmoet . Vaarwel, mijn waarde . S.B.
iS
Se Brief: dezelfde. Ten vervolge.
Ik moest mijn vorige, die hier nevens gaat, zo schielijk afbreken, omdat tante mij riep, schoon zij mij niets to zeggen had en slechts beval, bij haar to zitten . nze grompartij sla ik maar over, omdat ik nu eens ernstig moet schrijven. Mijn waarde vader, weet gij, was Jan Burgerhart ; hij negotieerde in thee ; zijn handel was voordelig. Mijn lieve moeder was, zoals men das noemt, een bestorven meisje .* Zij had een stuiver goeds en trouwde zeer jong. Mij, het enig kind, voedde men op als een meisje, das van ene goede familie is en geld to wachten heeft, door brave ouders opgevoed words . Gij kept mijn aandoenlijk hart ; gij weet, hoe vatbaar het is voor de minste blijken van genegenheid ; oordeel dan, hoe ik deze mijn dierbare ouders eerde en beminde . uders! das is toch een zielroerend woord, Naatje, en kost mij meermalen een stille traan . Mijn ouders waren gelukkig met elkander . Hun karakter was voor elkander berekend. Meer zeg ik niet . Wie spreekt ooit dan met achting van mijn zalige ouders? och, iedereen! . . . Gij weet het . Hoe aangenaam het was ons zeer geregeld huishouden! Mijn ouders lazen veel, en zagen deze zucht in mij met goedkeuring. Nog zie ik hen in onze tuin op de bank zitten, als vader zijn pijpje van rust, zoals hij het noemde, rookie, en moeder hem iets voorlas, terwijl ik op des goedaardige mans knie zat to luisteren of to spelen. Nog zie ik, hoe hij mij, gevolgd door mijn glimlachende moeder, in huffs draagt . 0! das waren gouden dagen ; waren het niet? M'n moeder had een zuster, die veel ouder was, en waarbij ik nu inwoon . Die zuster vond maar gaps niet billijk, das Saartje voor haar huwelijk verzocht werd, en kijk, de juffrouw was machtig gesteld op het decorum ; das was het maar : zij meende ook zeer wel to weten, das zij zowel meer verdiensten, als jaren telde, dan mijn moeder . Doch, of het spel sprak, daar kwamen geen liefhebbers. Indien onze vriendin had kunnen bewogen worden om een aanprijzende voorrede voor tante to schrijven, mogelijk zou men haar verzocht hebben . Hoe 't ook zij - (verschoon die inval) zij begreep (tante heeft ook haar invallen, Naatje) das er geen betere partij voor haar opzat, dan zich to voegen bij die lieden, die wij fijnen en die zich zelve vromen noemen . Velen deter mensen, ik spreek van de besten uit de zo, meenden das haar grimmige uitkijk, haar grommig voorkomen, haar nutteloze berisping, de zoete vruchtjes waren van een nauwi6
gezette godsvrucht . Die goede sloven dachten, das tante los was van de wereld, omdat de wijze schikkingen der Voorzienigheid nooit de eer hadden van haar weledele to voldoen . Hoezeer zij ook de fijne uithing, zij beviel evenwel meer aan de zusjes, dan aan de broertjes : men moet bekennen, das juffrouw Hofland juist niet heel ooglijk is . Met mijn zesde jaar hield ik al mee oefening bij tante . De vriendjes hadden veel met mij op. Men zag was goeds in mij .1k hield ook veel van tantes oefening ; want, met mijn zak en peperhuizen vol lekkers, kwam ik altoos huffs ; ziedaar de genoegzame rede . Hoe zegt Wo [/ de ratio suf
fdens*
der dingen?
Zo vele middelen bleven niet ongezegend .1k verlangde altoos naar tantes oefendag. Wat zal ik meer zeggen? Gij kept mij ; medelijdend, meegaande, en zo voorts . Toen kon ik al geen droefheid zien zonder ook to krijten ; en er werd ook meest altijd eens geweend (waarom weet Joost ; want me dunks, das zij het nog al tamelijk wel hadden) . Deze weekheid behaagde. Mijn tante zelf, ofschoon ik haar gehate zusters dochtertje was, kreeg mij, op haar wijs lief. Zij mijdde ons huffs niet meer, omdat ik mee oefeningen hield en mee huilde . Twaalfjaren leefde ik zo gelukkig, als een gehoorzaam en geliefd kind leven kan . Toen keerde mijn lot . Mijn waarde vader, zich op een here dag, door het inpakken en afzenden van thee, zeer verhit hebbende, kreeg een pleuris en stierf binnen drie dagen, nog geen veertig jaren oud zijnde. Geen Van Merken* zou u kunnen afbeelden, hoe groot mijn moeders en mijn droefheid was. Wij verloren alles, en mijn tederlievende moeder voelde alles wat zij verloor ; meer zeg ik niet. ordeel nu! Mijn moeder deed de handel aan iemand onzer kantoorbedienden over, vertrok naar de . . . gracht, en hield maar een onzer meiden ; daar leefden wij stil en proper . Maar haar verlangen naar stilte was to gunstig voor haar, om toch onafgebroken aan haar overledene to denken! Mijn ouders hadden elkander hartelijk bemind : de dood mijns vaders stortte haar in de allerdiepste zwaarmoedigheid . Zij sneed alle uitspanningen af, zag niemand, sprak weinig, zuchtte veel en stortte vele droeve tranen . Zij werd ook weldra zo ziek van lichaam, als van ziel . De lieve vrouw had nu reeds de geschiktheid, om het zaad der dweperij, 't welk mijn tante met een voorbeeldige mildheid uitstrooide, to ontvangen ; zij ontving het ook, helaas! 1k was bitter bedroefd over mijn moeder ; mijn zucht tot vermaak verI7
zwakte . Geen wonder! ik zag mijn kwijnende moeder in cen slepende ziekte vervallen die, zoals dokter E . . . duchtte, ongeneeslijk was . Ik leed met minder, dan mijn dierbare toegeeflijke moeder . De tering is een ellendige kwaal, Naatje . Wat heeft die brave vrouw geleden, en dat zo lang, zo heel lang! Nooit verliet ik haar in het laatste haars levens . Ik sliep voor haar bed, gaf haar al de medicijnen, en zag, buiten mijn tante en de dokter, niemand dan onze goede ieternel, die brave meid, welke mijn ouders reeds diende, toen ik geboren werd, en waarvoor ik zoveel liefde heb . Nu en dan las ik voor mijn zwakke stervende moeder ; dock de boeken waaruit ik las, waren niet voor mij, ook niet voor haar geschikt, en werden door tante bezorgd : akelige, zotte geschriftjes, die mijn moeder, voor de droefheid haar geest geheel had beneveld, met versmading zou beschouwd hebben : ik ben nu to ernstig, anders zou ik u eens een paar dozijnen titels opgeven, die mij bij u zouden verdedigen . Dodelijk ongerust over mijn geliefde moeder, onpasselijk door het gestadig zitten in een ziekenkamer, verstoken van lucht, die balsem des levens, van licht, dat de geest opheft ; zonder de minste afleiding ; het zwarte beeld des doods gedurig voor mid warende ; verdrietig over de smarten mijner moeder, verloor ik eerst mijn eetlust, toen mijn gezonde kleur, en weldra mijn werkzaamheid . Ik keek zo bang en zo zuur als tante, zuchtte, zat leeg en lui met de hand onder mijn hoofd, dat dof en zwaar werd en ongekapt bleef. Met een woord, ik vervreemdde zodanig van de jonkheid en de natuur, dat tante mij voor een geheel orngekeerd meisje begon aan to zien . Zij liefkoosde mij, omdat zij haar eigen portret in mij waande to vinden, en ik, och! ik had vrede met tante, omdat zij met mij in haar schik was . In die staat was ik, toen gij ons uit naam uwer moeder bezocht, die de beleefdheid had, om, uit oude vriendschap met m'n vader, en uit nieuwe buurschap zoals gij zei, (want gig kwaamt eerst onlangs op dezelfde gracht), to laten vragen, hoe of mijn moeder nu was, zijnde zij begerig om de zieke eens to bezoeken. Hij, die ons in treurige omstandigheden toespreekt, met heusheid toespreekt, is ons welkom : dit beurt ons op ; het vleit ons ; het verwijdert ons enige ogenblikken van ons verdriet : oordeel dus of gij mij aangenaam waart! Ik voelde nu, dat ik nog vatbaar was voor blijdschap . 0 dierbare aandoening! Hoe (ge wordt immers niet knorrig, Naatje-lief?) hoe statig, hoe weinig toeschietend, hoe geheel anders gij ook waart, dan ik, in houding, in kleding, in gelaat, toen echter scheent gij mij de voorI8
komendheid, de minzaamheid zelve. Mijn grootste, zo niet enigste behoefte, gij weet het flu zelf, is, lief to hebben en geliefd to worden : mijn liefde voor mijn moeder was zo oprecht, zo seder, als die van een dochter ooit zijn kan, maar, die liefde vervulde echter mijn gehele hart niet . Haar onbegrijpelijke zwakheid en mijn gegronde eerbied waren de oorzaken van dit verschijnsel. Die bron stroomde niet hoog genoeg voor mij, en ieder uur dreigde de dood die voor altoos to verstoppen . Gig werd voor mij noodzakehjk . Ik zag wel, das Naatje Willis een geheel ander voorkomen had, dan Saartje Burgerhart, of alle die juffertjes, daar ik mede om pleeg to gaan, voor deze toenemende krankheid mijner lieve moeder : maar toen stak uw statigheid niet heel sterk of bij mijn dofheid ; wel verre van de oorzaak op to sporen, dacht ik er met eens aan : ik kende u, das was genoeg. Uw achtingwaardige moeder bezocht de mijner het afscheid was seder en bedaard. Zij zag mij schreien, nam mijn hand, sprak vriendelijk, troostelijk, kuste mij, ja noemde mid lief meisje. Gedurende deze ziekte had mijn moeder tante tot mede-voogdes, nevens de heer Blankaart, aangesteld ; haar des jaars zeven honderd guldens toeleggende, tot ik kwam to trouwen, of tot mijn meerderjarigheid, indien tante mid bij haar wilde innemen . Deze schikking zal u niet verwonderen, als gij bedenkt, hoe verzwakt mijn moeder was ; als gij bedenkt das tante en ik toen zeer wel terecht konden : tante had nicht lief, omdat die ziek en zwaarmoedig was, en nicht, wel, die kon niet denken, das er zulke tantes in de gehele wereld waren! Weinige dagen na het bezoek uwer moeder, stierf de dierbare lijderes, des nachts, in 't bijzijn van onze ieternel en de heer Blankaart, die toen juist in de stad was ; en ik bleef, nog geen zeventien jaren oud zijnde, ouderloos . Mijn voogd berustte in de dispositie mijner moeder, dock heeft met mijn tante niet veel op . Zij noemt bijkans nooit zijn naam, of zij voegt er bij, das hid geen godsdienst heeft. Denk eens aan ; en das van zo een allerbeste man! Is 't geen schande? Aanhoudend, stil aan mijn hart bijtend huiselijk verdriet heeft maar al to veel van die goede lessen, die ik ontving, uitgewist. 0 vrede! o kalmte der ziel! waar zijt gij seders deze drie laatste Karen geweest? 0 mijn Naatje! kan ik met nimmer wankelende treden de weg der plichten altoos bewandelen, daar men mijn weg zo hard, zo doornig, zo ruw maakt? Nu,'t is ook uit : mijn gerekt geduld is ten einde ; ik zal mij dus I9
niet langer laten plagen : neen! vast niet. Ik kan u al mijn verdriet niet vertellen ; daar is in vele opzichten zulk een zweem van beuzelachtigheid bij, das gig, die zo gelukkig leeft, niet kunt geloven, das het mij zo treft . Ik heb geen de minste vrijheid, komen mijn meesters, dan tiers zij als een zottin ; ik mag niet op mijn clavier spelen, mag mij niet kleden zoals ik gewoon ben ; mag niemand zien, dan in haar bijzijn . Gij weet, das ik altoos proper, en enigszins modieus gekleed werd, maar hoe takelt zij mij toe! Nu, seders de rouw uit is, moet ik in een grove lelijke stoffen japon lopen ; mijne pelise is van een oude, zijde falie* mijner grootmoeder (en is vol vouwen en kerven) gemaakt, zonder kap of lintje, met een tinnen hack en oog maar vastgekonkeld . Mijn linnen muss is zo groot, das even het puntje van mijn news er uit kijkt . Ik heb dikke drommels van schoenen, en dieren van groene kousen aan . Alle kerkdagen moet ik gaan, en bij die leraar, die zij uitkiest . Maandag en Zaterdag moet ik tante, en die hottentot van een Brecht, naklungelen om voor de oefenings-vrienden alles gereed to zetten. Ik moet thee schenken, presenteren, zotteklap en lastertaal horen . . . maar genoeg . Dit evenwel nog : alle avonden moet ik malle boeken lezen, die wel voor verliefden in een dolhuis gemaakt schijnen, dock die noemt mijn tante innige, zielsdierbare schriftjes, kostelijke pandjes enz . Bij iedere zinscheiding zucht tante en snurkt Brecht . Ik mag voor mij zelve niets lezen, dan 't geen zij goedkeurt ; uw Julia Mandeville heeft die vinnige kwezel op 't vuur gebruid ; och ja, voor mijn ogen deed zij het . Ik beken, das ik toen niet heel zoetzinnig was, maar het geen kleentje roerde . Waarlijk, Naatje, als ik hier bleef, werd ik de grootste haneveer, die er ooit leefde, en 't is toch geheel tegen mijn inborst ; dock nood breekt wet . Ik lijd juist geen honger, maar 't scheelt niet veel . Altoos is er iets voor mij alleen, nu onder dit, dan weder onder das voorgeven . Is das voor mij uit to staan? Weet gij wel, das ik hier zeven honderd guldentjes verteer, kind? Meermalen gaf zij mij, in heilige woede, een brave klap om de oren, en ik ben echter bijkans twintig jaar, kind, en zou tante, schaamde ik mij dit niet, er even goed een weerom kunnen geven . Hoor, ik heb aan mijn voogd geschreven, en wacht een gunstig antwoord . Ik zal wel ergens belanden . Ik heb mijn kinderkennis vernieuwd met mijn schoolmakkertje, Letje Brunier . Die zegt, das zij bij een zeer fatsoenlijke vrouw gelogeerd is ; een weduwe, die op de Keizersgracht woont. Juffrouw Brunier schijnt wel was luchtig ; maar days haar zaak. De weduwe zal mij wel nemen ; althans Letje zal het haar voorslaan. Ik 20
laat mij niet langer plagen : ik verteer to veel geld. 1k ben immers niet kwaad, Naatje? maar zo to leven is mij onmogelijk . Wat zou ik geen braaf mens kunnen zijn, omdat ik de slavin mijner tante niet wil wezen ; omdat ik mij naar mijn zin wil kleden, 't geen mijn voogd mij gaarne inwilligt? Zou ik mijn haar niet mogen opkappen, zonder das mijn hart er bij leed? Vrees niet voor mij, ik zal wel op de wacht s taan. lk ken niet, denk er nooit om, breek mijn hoofd nooit met zulke snuisterijen .1k begeer niets, dan een leven, das vrij, vrolijk en schoon afloopt ; goed gezelschap, aangename boeken, en het vrij gebruik van het clavier . Dit voornemen heb ik ; nu weer gij alles. Bekijf mij, preek, vermaan, bestraf, vlei mij, ik zal alles lezen, u lief hebben en - mijn eigen zin doen. Antwoord mij toch ten eerste : was verlang ik naar een brief van u! geadresseerd in la refine de France, chez mademoiselle G . . . Niemand acht u hoger dan uw Vriendin
Saarje Burgerhart
6e Brief: Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Zusje-lief! Wel, daar heb ik zo effentjes van broeder Benjamin gehoord, das Sara, die woeste meid, zich weer zo onstuimigjes aan de tafel gedragen heeft . Heden, liefje, ik hoop niet, das je al to veel ontdaan bent? Het is, of er altoos toch zo een hinderpaaltje in ons wegje moet zijn . Ja! je hebt me niet willen geloven ; maar ik heb in das meisje altoos een werelds hart gezien. Wel, zij was nog geen drie jaar oud, het heugt mij nog klaar, das ik haar een popje kocht, stemmigjes en nederigjes gekleed, zoals alle godvrezende mensjes doen moesten, inplaats van die zotjes en springertjes . Nu, zij had ook een pop van ieternel, die bij haar diende, en nou ook al in 't midden van de wereld ; want zij woont bij een burgemeester. Althans die pop van ieternel, weer je, was opgeschikt als een echte ijdeltuit, met linten en kwinten, met krullen op haar hoofd, zonder muss, met een wijde hoepelrok aan, puur, wil ik spreken, als een openbare lichtekooi, schandelijk om to zien! Wat dunks u, lief? toen moest 21
mijn zedig popje al achter liggen voor die infame pop van ieternel . En zei ik dan : `kom, Saartje, kijk eens naar dit popje,' dan bekeek zij 't schielijk, gooide het weg en riep : `ak, lelijke pop .' Toen dacht ik al, dit zijn slechte tekens! uders, die 'er lieve pandjes beminnen, moesten op zulke dingetjes acht geven ; zij zijn van zulk een zorgelijk inzien, zoals het nu wel blijkt. Ik zag toen al, das zij ons vuil was ; och ja! Zij was 't enige kind ; haar ouwers brachten haar de wereld in . Zij waren, ja burgerljkgoed, dock in des to gevaarlijker staat . Jij, lief, bent altoos een brandend licht in jouw familie geweest : want toen je zuster, geboren onder de kinderen Gods, zich verzwagerde met de Nimrods dezer wereld, bleef jij een moeder in Isrel . Het presentje, das zij je op haar doodsbed gal, was zeker een vrucht harer bekering ; ('t heeft ook mogen dienen om de Aquillas en rixillas*, die onder ons arbeiden, to verkwikken) . Ik wou, das hij Saartje nooit in huffs genomen had . Het goede werkje words er maar door vertraagd . Ik weet het niet, maar 't is of die zoete, zachte, smeltende uitvloeisels des harten onder ons verminderen . Saartje' s ziel zit in 't gestoelte des spotters, en omdat zij de geest der onderscheiding zo niet heeft, legs zij alles zo vleselijkjes uit en zou ons wel eens stinkende kunnen maken bij goddeloze mensen . Kon jij jou met van haar ontdoen? Ja! das onnozel stuivertje, das zij verteert, ik weet het, zusje, dient echter nog om de noden der Heiligen to voldoen en zij zelf, o diepte! words tegen haar wil aan, nog dienstbaar gemaakt aan de goede zaak, die zij zo vijandig is. Laat haar toch niet in de geheimen onzes verborgen wegs . Wig strooien maar rozen voor das zwijntje . Kijk toch welke boeken das zij leest! Laatst las zij in een boek vol spreekwoorden, van een Rabener .'t Kwam ook al uit das Duitsland ; en broeder Benjamin zeit, das daar nou zulke slechte boeken van daan komen, en das Rabener's huffs om zijn spotternijen verbrand is ; en das hij nog spotte toen het al brandde : denk, nog spotte : Sara zei, das hij een vriend van Gellert was . Broertje wist niet wie Gellert is, maar onze jonge leraar (das lief mannetje!) heeft mij verhaald, das Gellert nog al heel rechtzinnigjes in de leer was, dock in de praktijk des to groter ketter . Hij stelde zo veel in doen ; in doen, zusje, hoor je das wel! Dat was genoeg gezeid : wig verstaan de tale Canaans . Ei lieve, Sannetje, kom morgen bij mijn, in mijn tuintje, 't is er zo vrij en zo welletjes : dan kunnen wij met de vrienden eens een woordje spreken .Jij hebt met das stoute kreng wel een uitvluchtje nodig . Laat Brecht 22
maar met haar omspringen . Men kan van ouwe Brechtje zeggen, de minst sierlijke leden doen ons overvloedige eer aan . Geef een lettertje aan onze Grietje, als die vanavond om bescheid k omt . l k ben de met u in de geest verenigde zuster Cornelia Slimpslamp
~e Brief: Mejuff'rouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp Dierbare Vriendin! Wel, wat heb ik een dag gehad, een dag gehad! och! ik vrees dat de bone maar al to veel vat op mij gehad heeft ; ik was zo toornigjes, zo toornigjes. ch ja! zo van mijn hers afgedwaald . Docht ik dat, toen ik dat meisje bij me nam ? lk docht, dat er wat goeds in was ; want toen haar moeder ziek was, was zij zo stil en zo ingetogen, en kreeg ook onze kleur al ; maar 't was ook maar onze kleur, en meer niet . Zij was mij nog to wereldsgezind, zo bedroefd was zij over haar moeder ; en moest het hellewicht niet gedacht hebben, dat ik haar beter was dan zeven moeders? Wat zeg jij zusje? Ik, die alles doe om haar lusten to doden en to kruisigen. ch ja! Ja, het stond mij ook nooit wel aan, dat zij, als zij in het ude Testament las, altijd met de news in de spreuken en den rediker zat . En ik vond het nog erger, toen broeder Benjamin zei `dat Salomon al dat plichtmatige, waarvan hij zo veel schreef, geschreven had in de tijd zijns afvals ; enigjes en alleentjes om zijn heidense wijven en bijwijven to behagen, die wel zin daaraan hadden, in die blinkende zonden, zei hij ; en dat, toen Salomon zich bekeerd had, hij ook van dat betrachten, dat doen, zou gezegd hebben : ijdelheid der ijdelheden, dit alles is ook ijdelheid .' Al dat doen, zusje, laat de ziel maar leeg ; die draf van goeie werken zijn ook al todden en vodden van eigen gerechtigheid, zo als de zuster Alida met ijver altoos zegt . S . Hofland
.S . Het theologisch Verrekijkertje van zuster Welgeleerd gebruik ik met stichting ; als je weer eens zo'n zoet boekje hebt, hoor! 23
8e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Aletta Brunier Chere Letje! Verbeeld u eens een meisje van mijn jaren en begrippen, dat zucht onder de aandacht ener vuilaardige kwezel ; dat nergens uitkomst ziet, en dan een brief ontvangt, zoals ik ma chere van u ontving : dan zult gij bevatten, hoe ik opgenomen ben van blijdschap, en dat ik u weinig minder dan mijn beschermingsgeest noem . Zo de weduwe mij gelieft in to nemen, dan kom ik ten eerste ; hoe, weet ik nog niet ; maar dat zal zich wel redden : antwoord mij dan, of de juffrouw mij gelieft to logeren . Maar, mijn lieve Letje, wie had ooit gedacht, toen wij to zaam bij mademoiselle du in school gingen, dat gij mij nog zulk een grote dienst zoudt moeten doen. Wat hebben wij daar pretjes gehad? Ja, die lieve mademoiselle du in is ook al dood en weg . Dikwijls heb ik gewenst, dat ik ook maar dood was : maar 't is of de dood ons beter kept, dan wij ons zelven . Als wij hem roepen doer hij zelfs zo veel niet eens van to antwoorden . Hij weet, schijnt het, dat wij het juist zo sterk niet menen, en dat het ons zelden gelegen komt hem to ontvangen, hoezeer wij ook op zijn bezoek aandringen. Nu zou hij mij ten minste machtig over de hand zijn, nu ik weer heldere punten in mijn lot begin to zien . Letje! nu zullen wij eens recht gelukkig zijn : oude genegenheid groeit spoedig voort, en hoe lief hadden wij elkander, toen wij beiden nog in jurken gingen . Adieu ma chere Letje, je suis pour jamais Votre
Burgerhart .S . Hoe zijn die twee andere juffrouwen? Heb je niet nog ergens een broer in de wereld, die ook met ons in de kleuterschool gegaan heeft, en dien wij altoos van ons lekkers meedeelden? Nu, alles par bouchee's.
24
9e Brief Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuffrouw Sara Burgerhart WelEdele Juffer! Uw bedroefde omstandigheden, mij door mejuffrouw Brunier toebetrouwd, hebben mijn hart met medelijden voor u vervuld . Mijn huffs is ten uwen dienste ; het is vrij groot, zeer aangenaam, en heeft een fraai tuintje, met een zomervertrek, daar wij onze kleine concertjes houden : want wij beminnen de muziek, zo als ik hoor dat UWe1Ed . ook doer. Wij lezen alle werken van smack in verscheidene talen . l k heb drie bedienden, en poog al mijn dames het leven aangenaam to maken . Wij leven ook alien vergenoegd.'t verige zullen wij wel vinden ; de condition die ik heb, zijn billijk . Mejuffrouw Burgerhart gelieve maar to komen. Voor de kleding is geen zwarigheid . Juffrouw Letje zal u wel helpen, gij zijt van een grootte, zegt zij . l k bon met achting, WelEdele Juffer! Uw
otmoedige Dienaresse, Maria Buigzaam Wed . Spilgoed
ioe Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Aletta Brunier Douce et tendre Amie! Je suis enragee op hot oud wijf, - op mijn tante ; ik wil geen week langer
blijven ; 't is of ik in de hel woon . Mijn tante heeft zeer veel van zijn Satanse Majesteits karakter ; en Brecht verdient wel een schone dienst in zijn onderaards rijk . . . Ja! bons wat aan ; ik zal niet antwoorden, ik zal ook niet open doen . Sus! daar hompelt zij, al grommende, de trap weer af. Goeie refs naar beneden! lk moot, ma chore, u eons een scene tekenen, die u niet zal uit de hand vallen. Woensdagvoormiddag raasde zij als een bezetene, omdat ik enige 2S
nieuwe aria's speelde . (Dar's een wijf, ook?) Zij wend geholpen door haar hottentot van een meid, die mij dorst zeggen, das zij ook danig ontsticht was. Met words er gebeld . Brecht, die volmaakt een zog* van een bollebuisjeswijf* gelijkt, waggelde naar voor, en tante gaf mij een verbruide oorveeg, omdat ik bleef spelen . `Juffrouw, daar is sinjeur Benjamin ;' - `Wel hede, laat broeder maar achter komen .' Daar kwam broeder, een luie zuipzak van een kerel, in een' paarse japon ; (men zou wel zeggen, wie of zo een verlopen slagersknecht, toch eenjapon heeft leren dragen) . `Welkom, broertje, wel hoe is her nu nog al met je?' - "t Gaat nog al ; maar men hoofd, men hoofd!' - 'We!, das is droevig, maar je vergt ook was veel.' - `Ja,'t is mijn ambtsbezigheid ; en hoe vaart zuster? Je schijnt wel was onthutst .' - `Ja, das ben ik ook, 't is niet altijd her effen wegje, broertje .' (Tegen Brecht) : `Ei meid, is er niet was? dan zou broeder hier maar familiaar blijven,' (Tegen mij) : `Toe, lieve Saartje' (was das uit to staan, lieve Saartje, en mijn wang gloeide nog van de slag), bak jij nou erreis schielijkjes wat dunne pannekoekjes, broeder lust ze zo graag .' lk sloot mijn clavier en zei :'t is we!, tante. Ik ging naar de keuken en bakte helder door ; maar-ik-at-die-al-bakkende zelve op . Dat is de eerste trek, die ik haar speelde, hoe zelden ik mijn genoegen krijg . lk moet hier alles doen, want Brecht is een lomp schepsel en snuift sterk . Toen ging ik, terwijl Brecht in huffs klungelde, de tafel dekken . Brecht eet met ons, want her is zuster Brechtje, moet je weten, Letje . Tartuffe zou een goed woodd spreken, maar de vent bad (zo noemen zip das gehuilebalk) wel een kwartier lang . Hetgeen hijjankte, geleek veel meer naar her morrend geknor van ondankbaar vee, dan naar de zuchten van een bewogen hart, 't geen zijnen God l ooft. l k kreeg, a l'ordinaire, eten op mijn bond. Twee schepjes groente, met een slenter koud vlees van daags to v oren. l k spelde mijn server voor : `als ik gelijk een kind eten krijg, moet ik ook zien, das ik mij niet bemors .' ` ch, of gij een kind waart!' zei de smulpaap, die onderwijl met zijn duim en vinger de borer van de robe de chambre ener cotelette aflikte . `Das zou heuchelijk zijn!' zei tante . `Ja wel heuchelijk!' zei zuster Bregitta . Toen kreeg ik nog was bijeengeschraapte spinazie en een stuk cotelet . Zuster Santje en broeder namen onderwijl e ens . l k krijg nooit wijn ; tante zegt, das her niet goed is voor mid, en das kan wel zijn, want ik ben bong en gezond. `Kom, Saartje, neem nou maar af ; Brechtje is was vermoeid ; de sloof words oud.' lk deed zo ; zette her dessertje op . `Waar bennen de flensjes, Saartje?' - `Die bennen in mijn maag, tante .' Snap, mijn server 26
neergegooid (bij ongeluk tegen broeders palmhouten pruik), en het onweer op mijn kamer ontweken. Gij weet, ik ben tamelijk vlug, das mij toen to pas kwam . Knap de deur op slot. 's Avonds kwam de hottentot met een stuk brood en een glas zuur bier, er bij voegende : `das ik het nooit kon verantwoorden, zo als ik een vroom mens even plaagde .' `Scheer je van mijn kamer,' zei ik, en duwde haar de deur uit. Het brood (het was goed op de flensjes), at ik op . Het bier gooide ik weg, en dronk eens uit mijn caraffe : ging vroeg to bed en sliep als een roos . Daar aanstonds kreeg ik een boterham, met een kom thee, das wel omspoelsel lijkt. Tante gaat uit, en wil mij voor haar ogen niet zien . Zo zitten nu de taken. Mogelijk geef ik u deze wel in eigen handen, mogelijk niet : ik weet niet, hoe 't zal uitkomen . Vast kom ik ; de brief der goede weduwe heeft mij in mijn voornemen gesterkt. Ik zou al bij u geweest zijn, maar ik wacht op een brief ; die brief komt niet . Ik zal, voor ik dit huffs verlaat, aan haar, die ik bedoel, nog eens schrijven . . . dock das kan ik bij u even goed doen . Ja, lieve meld, gij hebt wel kostelijk gelijk! Men moet maar wel doen en vrolijk leven . He, was? op die fijnen is toch geen staat to maken ; echter zijn er (of jij 't niet geloofde) zulke vrome zielen onder, die, waren de hoofden deter brave mensen zo goed georganiseerd als hun harten, wel zuiver en godsdienstig zijn . . . enfin, kort gezeid, Letje, Salomon, de wijze koning Salomon, is mijn man : men moet hetgoedegenieten van zjn leven ende van z/n arbeid ; - maar daarmee is das maar uit, en afgedaan. 't Words donkey en ik krijg geen licht in mijne kamer ; ik kan dus niet langer schrijven. Hoe zal das gaan als ik beneden kom? lk zal eerst tante goede avond zeggen, en als zij dragelijk is, bid haar gaan zitten breien ; zo niet, dan ga ik in de zijkamer, de lantaarn brands toch in het voorhuis, open mijn clavier en speel op 't gevoel maar weg . Maak mijn compliment aan mejuffrouw de weduwe Spilgoed, en zeg haar zoveel gij nodig oordeelt, zo gij deze nog, voor ik u omhels, in handen krijgt . Nacht, lieve ziel Tout a toi S. Burgerhart
27
ire Brief: Mejuifrouw Sara Burgerhart aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer, zeer waarde Voogd! De steep is geworpen : ik ben't ontvlucht, en acht het plichtmatig u alles to melden. Gisteren-namiddag ben ik hier in mijn nieuw logement gearriveerd : ik zal alles vertellen . Ik twijfel dikwijls, of tante mij deze laatste weken niet zo geplaagd heeft, om mij deze stag to eerder to doen verrichten. Het volgende deed mij nog to eerder tot een besluit komen. Ik ontmoette in een franse winkel, waar ik een paar handschoenen kocht, een mijner schoolvriendinnetjes, zekere Letje Brunier . De vader van het lieve meisje was de heer hilips Brunier, geen ongeacht commissionaris op Duitsland en Italie . Ik leg haar brief aan mij, ook die der weduwe, bij wie zij logeert, hier in, opdat gij alles zoudt weten wat er mij van bekend is. Nu de vertelling . Gisterenmiddag ging tante uit eten. Ik kleedde mij aan, en stak wat linnen bij mij, ook mijn juwelen, die ik van u gekregen heb voor gij paar Frankrijk ging, dock die ik nooit heb aan gehad, met een weinig geld (want zij geeft mij niets, - geen duit) . Brecht had de stoutheid mij to vragen, `waar gaff heen?' - `Dat raakt jou niet .' - `Dan zal je ook in huffs blijven.' - `Hebj j't hart, en belet mid dat eens .' Ik kan wel boos worden maar niet kijven ; en ziende dat Brecht haar talent to werk stelde, bedacht ik mij : `Brecht,' zei ik, `heeft tante je die orders gegeven, dap moet ik haar de reden vragen als zij thuis komt ; wat zullen wij eten!' - `Kliekjes,' zei zij . - `Goed ik heb honger ; maar wij zullen tantes gezondheid eens drunken ; toe meid, haal eens een fles wijn, jij hebt zeker de sleutel .' - `Ik doe niet, juffrouw Saartje' (nu ik van putten sprak kreeg ik aanstonds deze titel!). `Jij jokt, Brecht ; als tante er van spreekt, zal ik haar de wijn betalen .' `Je tante heeft altoos de sleutel ; maar als juffrouw mij niet beklappen zou, ik kan er toch wel bij .' - `Ik je beklappen! wel, dap moest ik wel gek zijn ; krijg maar, toe, schielijk .' Zij ging. Ik had al lang bemerkt, dat zuster Brechtje aan de fep* was ; ik tastte haar dus van de zwakke zijde aan . Doch pasjes was zij in de kelder, of ik, flunk de deur in slot, en de grendels er op . Toen ging ik het huffs uit, en haalde de huisdeur achter mij toe . Hoe het verder met de zuster gegaan is, weet ik niet.
28
Ik heb op tantes tafeltje een kaartje laten liggen, opdat zij niet ongerust zijn zou . Zij heeft mij schrikkelijk geplaagd : mogelijk zal zij zich dit herinneren ; en wat hoef ik haar to kwellen, nu ik uit haar macht ben : is 't niet waar, mijnheer! Wat verlang ik naar een brief van u! De muziek heb ik ontvangen . 0 wat zijt gij een goed man! Kon ik u mondeling zeggen, hoezeer ik u acht, en hoe gelukkig ik mij reken van to zijn mijnheer, Uw ootmoedige Dienares en upil,
Sara Burgerhart .S . Mijn adres zal ik hier ook bijvoegen .
i2e Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn waarde Saartje! Zo ik niet hoopte, dat uw ziel thans veel bedaarder is, dan zij was toen ge mij uw twee laatsten zondt, die ik, bij toeval, eerst gisterenavond, en dus dertien dagen nadat gij die afzondt, ontving, ik zou niet weten, hoe ik die brieven best moest beantwoorden . Ik beef voor de stag, die gij wilt doen! Ik ken mijn Saartje ; ik weet dat zij, getergd wordende, iets zeer romanesks zal durven onderstaan. Uw lot is ongevallig - is hard. Gij kept die grote schat huiseljk geluk. Uw geheel karakter is dermate gestemd, dat gij volmaakt gevormd zijt om dat uit to breiden, towel als to genieten. Gij durft u, getrapt wordende, bedienen van uw zedelijke meerderheid, en herneemt uw eigen plaats. Al uw oogmerken zijn zuiver ; al uw ontwerpen schuldeloos ; dat weet ik zeer zeker . Gij zijt boven alle vermomming . Gij bemint niemand, denkt niet eens met onderscheiding aan die jongens, die u, op hun wijs lief hebben . `Vrijheid en vreugd,' meer eist gij niet . Dit alles zegt uw onbedorven hart . Lieve Saartje, naarmate ik uw schuldeloosheid ken, en hoe dieper ik in uw lot inzie, des to meer liefde, zorg en medelijden heb ik voor en met u . De Hemel zij dank, ik ken geen huiselijk verdriet, maar geloof teveis 29
das het wel eens knellender zijn kan, dan in het oog schitterende rampen . Wie kept in het eerste geval onze deugd? Wie verwondert zich over haar? En als men, in onze jaren, haar die twee steunpunten ontneemt, is zij dan wel altoos bestendig? Zo gij echter besluiten kondet om nog geduld to oefenen . . . Mijn lieve meisje! Zij heeft nog zo hier en daar was oppervlakkige achting ; zij zal triomferen, u zal men beschuldigen wie weet waarvan? - Ei, bedenk u nog eens! Gij zijt rijk, mijn vriendin : hoe laf deze lof ener vrouw is bij velen, ik moet het u zeggen - gij zijt mooi - meer dan mooi - zo bevallig, das mijn moeder zelfs dit zegt, en gij kept haar fijne smack. Mogelijk maakt een gelukkig huwelijk eerlang een einde can uw droevig leven . Dan raakt gij met alle fatsoen, ja met goedkeuring, van haar ontslagen. Bedenk ook, das uw goede naam er vast bij zal lijden : kunt gij, groots meisje, dit denkbeeld dulden? `Gij wilt uwe tante verlaten ; ik moet u dit niet afraden .' Goed, mijn hartje, ik zal niet : maar is dit oogmerk uitvoerbaar, zo gij niet gaat inwonen bij iemand, die gij zo heel weinig kept? Zonder u opnieuw to verbinden met een juffer, die gij bij geval, ontmoet? Een jonge dame, die gij zelve ivat luchtig noemt? Weet Mijnheer uw voogd alles? Stems hij in uw voornemen? Weet gig iemand om bij u in to gaan? Is tante uw medevoogdes niet? Kan zij u, uw voogd uitlandig zijnde, niet doen terugkeren? Zult gij het dan beter hebben? Wat zal de wereld zeggen? Waar komt gij zo ras can geld, can modieuse kleren ; want zo als gij nu zijt, kunt gtj niet gezien worden, in een huffs, daar alle de dames du ton schijnen. Als gij nu uitgaat, lachen uw buren nooit om uw kleding ; zij hebben u lief, zij hebben medelijden met u ; gij words beklaagd, en uw tante, die daar maar gaps niet in een reuk van heiligheid is, krijgt al de schuld. Nog eens! Waarom juist daar? Ligt u zo verbaasd veel can een juffrouw Brunier gelegen? Kent ge de weduwe dan genoeg, om uw naam, uw persoon, in haar macht to stellen? Ik begrijp wel, engellief, das men daar geheel anders leeft, dan bij uw tante ; maar, zal uw ziel, die smacht naar zinnelijke vermaken, en die daaraan zo lang gebrek geleden heeft, zich niet, bid de ruime en keurige opdissing daarvan overladen? Kan dit uw zedelijke gezondheid niet benadelen? En, zal mijn waarde Saartje gelukkig zijn, als zij zich jets to verwijten heeft? Wanneer zij zo volkomen zedelijk welvarend niet meer is als flu? Hebt gij met juffrouw Brunier alleen to doen? Zijn er nog niet twee dames, die gij in 't geheel niet kept? Hebben die ook, om dezelfde reden, dit logement genomen? 30
Kunt gij een luchtige Brunier genoeg achten, om haar tot uw innigste, personele gemeenzaamheid toe to laten? Zult gij dit echter niet moeten doen? Vraag dit alles eens aan uw eigen hart . Waart gij lelijk - onbevallig ; maar, nog geen twintig jaren, onuitsprekelijk beminnelijk, zoet van zeden, vrolijk van aard, gul, gedienstig, hartelijk, altoos het beste denkende, o! gij moet volstrekt behagen aan ieder welopgevoed oog, aan ieder braaf gemoed. Uw lief hart is zo goed ; maar is, in uw jaren, een goed hart niet wel eens een zwak hart? Zijt gij sterk genoeg om to blijven staan, daar gij verkiezen zoudt to blijven . . . ach! mijn lief meisje! lk merk, das gij met Salomon nog, als voormaals, de kennis onderhoudt . Wel! heeft uw koninklijke wijsgeer u dan niet eens gezegd : `das hij, die op zijn hart vertrouwt, een dwaas is?' Salomon zegt : `das het beter is, to wonen aan de hoek van een dak, dan bij een kijfachtige huisvrouw .' Wat dunks u, Saartje, zou Salomon ook gezegd hebben : `het is beter, voor een jong bevallig meisje, to wonen in een huffs van vermaak, dan bij een knorrige tante?' Geef mij vrijheid om mijn waarde moeder alles to zeggen ; zij bemint u, zij kept uw tante van ouds, en heeft ook van haar veel verdragen, schijnt het . Mogelijk, zo zij er geen onoverkomelijke zwarigheden in ziet, neemt zij u in ; immers tot uw voogd anders beveelt . Wat zegt gij daarvan? Wat gij ook besluit, acht u zelve, en ik blijf u achten . Gij weet, het geluk is de gezellin der deugd ; schijn bedriegt . Ik moet eindigen ; o hoe vol bekommering ben ik . . . leef gelukkig en dus beveiligd voor alles kwaads . lk ben altoos uw waarde vriendin, Anna Willis
.S . Zo als ik de uwe ontving, heb ik die beantwoord . gisterenavond gezond en fris gearriveerd .
nze Willem is
3I
i3e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis [De vorige brief nog niet ontvangen hebbende .] Mejuffrouw! Weinig dacht ik, dat ik geen het minste antwoord zou ontvangen hebben op twee brieven, waarin ik u mijn gehele hart deed zien ; waarin ik u mijn ongelukkig lot mededeelde : waarin ik u mijn zwakheden niet verborg en u een voornemen toebetrouwde,'t welk ik wist dat gij zoudt afkeuren : mij blootgevende aan uw strenge berisping . 't Is waar mejuffrouw, ik zei daarin, dat ik uw raad niet zou volgen, zo dezelve tegen mijn oogmerk streed : maar waarom heb ik dat gezegd? omdat mijn hart oprecht is, en mid niet toestond u met een ijdele hoop to vleien ; zijnde het toen voor mij onmogelijk anders to kiezen . Mijn oprechtheid verdiende ten minste uw aandacht. Zeide ik ook, dat ik van uw vertroostingen geen gebruik zoude maken? Zouden die mijn hart niet tot rust gebracht hebben? Zou ik hierdoor buiten de mogelijkheid gebleven zjn om nog to kunnen veranderen? Welke verkeerde stappen kunt gij toch doen? Bemind van de beste, de liefste moeder, die al haar geluk in uw genoegen stelt . Men bewondert u over een deugd, die aan uw strak gelaat alleen de verplichting heeft, dat men haar recht doer . Gij zijt geacht bij hen, die u, hadt gij mijn voorkomen, nauwelijks hun aandacht zouden verlenen ; buiten de mogelijkheid om uw zwakheden veel naar buiten to doen werken . Uw houding, de trekken uws gelaats, uw temperament zijn door de natuur zo geschikt, dat gij vrij gemakkelijk een Heilige onder de jonge lieden zijn kunt ; en gij zijt voor zo een gegroet : uw vijanden van binnen slapen, en hebt gij ook andere? Ik ben levendig, vrolijk, zonder zorg, mogelijk ben ik los ; maar niet dan omtrent beuzelingen . Ik eerbiedig de deugd, aanbid mijn Schepper, bemin alle mensen . Ik kan niet streng zijn, dan omtrent taken van aanbelang. De natuur gaf u alles, wat gij behoeft om de deugd wel to ontvangen ; gij onthaalt haar op geschenken : maar, als zij mij een bezoek geeft, is er niets dan een eerlijk, goed hart : het onthaal is eenvoudig ; doch't zijn echter vruchten, die ik zelve opkweekte . Is 't wonder, dat zij 32
bij u schitterender onthaald words? Maar kan ik haar niet even hoog achten als gij ? kan zij niet goedgunstig op mijn armoedige, dock zuivere giften zien, daar zij weet, das die uit mijn eigen hart voortspruiten? Veinzen, kan - wil ik niet. Ik ben misnoegd op u, verdrietig . Gij moet, als ik can u schrijf, dat weten . Hoor, Naatje, gij zijt mij uit de hand gevallen! Mij dus to verachten! Wel, hadt gij mij een scherpe brief geschreven, die mij door 't hart sneed, ik zou 't verdragen hebben : maar geen antwoord! en 't is reeds tien dagen geleden, das ik schreef . Heb ik zo veel misdaan, door, met ingewikkelde goedkeuring mijns voogd (daar, lees zijn brief), een huffs to verlaten, daar men mij zo slecht behandelde, voor een verblijf bij fatsoenlijke vrouwen en een lieve vriendin, die zoveel belang in mij stelde . . . Kon ik mijn hart losmaken van zulken, die ik eens met achting bemind heb, ik zou u geen letter schrijven, voor ik wist waarom gij mij dus smadelijk behandelt . Ik zou u niet lastig vallen met de blijken mijner gevoeligheid. Gij zoudt ondervinden, das Saartje Burgerhart niet laag zijn kan. Maar, och arm, diezelfde hevige aandoeningen, mijn ziel zo eigen, die mijn lichtgelovigheid in sterke woorden doen uitwasemen, houden mijn hart bevrijd van alles was naar wrack zweemt . . . lk schrei van verdriet . Waarde Willis! hebt gij mij zo verlaten? Heb ik u niet towel geeerbiedigd als bemind? Heb ik mij niet altoos door u laten leiden? Hadt gij mij dan niet recht lief? Heeft mijn onvoorzichtigheid (gij denkt, das deze stag zo is) mij dan alles, alles onwaardig gemaakt? Ik poog u to verschonen ; hoe kan ik? Gig zijt immers wel? uw lieve moeder ook? De brief zal zeker bezorgd zijn . Waarom legs gij uw gehele hand op een hart, das op de lichtste aanraking bloedt? Hoe deugdzaam gij ook zijt (en das zijt gij), nog ver zit gig van de volmaaktheid . Wel! u met een jong meisje op to houden, die haar tante ontvlucht en bij vreemde lieden invliegt, kon u van die vleiende goedkeuring ontzetten, die gij niet gaarne zoudt missen . Dit rustpunt heeft uw deugd nog zeer nodig. Gij ziet, Naatje, das, hoe los ik ook schijn, ik bedaardheid genoeg heb om zulke proeven op het menselijk hart to doen, die men niet van mij verhoopte . Ja, ik heb mijn gebreken - ieder heeft de zijne. l k ben aandoenlijk genoeg voor honnete v ermaken. l k heb een vriendin nodig, om altoos zo to doen als ik denk ; en ik koos u voor mijn vriendin, om duizend en duizend redenen . Wat zegt uw moeder (zij die vroom is, maar sevens goedertieren) : `Saartje maakt mijn dochter gezelliger en zachter ; mijn 33
dochter maakt haar jonge vriendin eenpariger* en achtenswaardiger .' Nu ziet gij, das ik in verdriet ben, verlaat gij mij, geeft gij mij aan mij zelve over. Gij stapt statig vooruit, en ziet met een meerderheid, die u niet bevallig staat, op mij terug, op mij, een meisje das gij voorbij zit . . . Wel, het is een grote verdienste in u, m j voorbij to treden. Kunt gij wel geloven, Naatje, das ik het ben, die deze schrijf? 1k heb altoos zoveel eerbied voor u, maar toen dacht ik, das gij die verdiende : das is de zaak.1k behandel u ten minste getrouw . Doe ook zo, en gij zult mijn verslagen geest opbeuren . Dit zal ik aanmerken als een teken van vriendschap . De stag is gedaan.1k zit reeds in mijn nieuw logement : ik ben 't ontsnapt, en genies aanvankelijk die vrijheid, welke, nevens uw vriendschap, mij het dierbaarst is van alle wereldse genoegen . Ziedaar alweer een bewijs van mijn vertrouwen op u. Zal ik nooit weer een brief hebben van uw hand? 0! ontsier uw karakter toch niet door een norsheid, die u verlaagt, die ik niet verdien en nooit hoop to verdienen . Antwoord mij ten minste ; zeg das gij mij beklaagt, - das gij mij haar ; was zegt haar bij verachting! Veracht to worden - dodelijk denkbeeld.1k kan het niet dulden ; maar, waarom veracht gij mij ? 1k voel das ik niet wel ben, zo hebt gij mij getroffen. Altoos zal ik uw goede hoedanigheden recht doen en blijven, Mejuffrouw! Uw oprechte Vriendin, Sara Burgerhart
i4e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Dierbare Willis! Zo ontvangt ik de uwe. Kunt gij mij nog liefhebben? Hemel, was ben ik ongelukkig! Seders de dood mij mijn moeder ontnam, liep mij alles tegen. Waarom ontving ik uw brief niet eerder, die voor mij zo allernodigste brief? 0 mijn voortvarendheid! . . . Wat meer geduld, en wie weer hoe gelukkig ik nu zijn zou . Maar durfde ik daar op hopen? Bij u 34
to zijn, - onder het zorgende oog uwer moeder . Dat is nu to last! En ik moest nog de zedemeesteres spelen! Ik moest, zo onkundig van mijn hart, het uwe beproeven! Ik moest - och, lieve Naatje, vergeef het mij ; zoek toch naar enige verschoning voor mij, ik kan niets vinden. Ik heb, voor een jong mens, al veel verdriets gehad en al veel ongelijks geleden ; maar nu, nu ondervind ik voor 't eerst das zelfverwijting een zeer grievende smart veroorzaakt ; alles is daar beuzeling bij . Als ons hart zegt, men doer u ongelijk, gij verdient dit niet, dan is de belediging zelve vreugd, bij de bewustheid das wij haar, die ons lief heeft, kwalijk behandelen ; ook terwijl zij zich bevlijtigt om ons to helpen . Dit gevoel, hoe pijnlijk, troost mij echter ; het maakt mij uw vergeving waardig . Verscheur mijn' laatste brief. Laat hij zijn als niet geschreven : ik was moedeloos. Wat zal het mij nu helpen, uw bedenkingen to wikken? Helaas, Naatje, de stag is gedaan! Ik ontken niet, das ik hier zeer vergenoegd ben ; maar uw brief, uw brief! Ik had dan mogen hopen altoos bij u to zijn? Gij weet hoe gaarne ik bij u, bij uw lieve moeder ben! En is Willem thuis gekomen 2 (Van hem eens nader .) Waarlijk, ik heb het hier zeer wel, hoewel het is nog vroeg, eerst de vierde dag ; indien ik het vergelijk bij de laatste jaren : dock bij u to zijn . . .'t is vruchteloos. Dit maakt mij droefgeestig, en verbetert mijn lot niet : ik schrei er van. Mejuffrouw de weduwe schijnt een zeer goedaardig mens ; zij ziet er allervriendelijkst uit ; ik denk, das zij bijna veertig jaar oud is . Zij heeft fraaie manieren, en is een vrouw van fatsoen en opvoeding, das ziet men . Zij spreekt niet veel, dock 't geen zij zegt, is goed gezegd . Zij leest veel, en in verscheidene talent heeft de wereld gezien ; speelt keurlijk op 't clavier ; is zindelijk over haar huishouden, naarstig, modieus, dock niet opzichtig gekleed ; een weinig gekapt, weltevreden met ons, zoals wij met haar. Gezelschappen heb ik hier nog niet gezien . Juffrouw Letje is een lief vriendelijk meisje, niet zo levendig als ik : zij zucht meermalen ; waarom weet ik nog niet . Zij leest gaarne, zings fraai, en is, alles in eens gezegd, als de meeste meisjes, die niet veel goed of kwaad bedrijven . De twee andere dames heb ik nog maar eens aan 't middagmaal gezien : beide hebben goede manieren ; en, schoon ik de jongste ben, behandelen zij mij met veel beleefdheid . Zij gaan veel uit, schijnt het . Letje is meer thuis, nu zij mij heeft, dan to voren, zegt de heuse weduwe Spilgoed . 't Is raar! alles is zo wel naar mijn zin, en echter ben ik niet gerust . U heb ik kwalijk behandeld, en weet niet hoe gij mij beschouwt . Acht ik u dan 35
hoog? heb ik uw achting voor mijn geluk nodig? Letje kwam daar bij mij ; ziende dat ik geschreid had, was zij zeer met mij bewogen. `Wat scheelt er aan, liefje?' zei zij . ` ch niets,' zei ik, `maar ik ben mij zelve moede, o die brief, die brief!' Zij zag die liggen, maar weet to wel wat de betamelijkheid eist, om onbescheiden to zijn . Zij zag mij aan, vatte mijn hand, en 't was of zij mij iets wilde zeggen ; dock, zich bedenkende : `kom, Burgerhart,' hervatte zij, `gij zijt niet vrolijk : ik ben 't ook niet altoos, en dien wel bij u to zijn om bet to wezen . Wil ik die solo eens zingen, die gij zo graag hoort? dat zal u wat van u zelve verwijderen .' Droevige uitvlucht! dit toont wel dat bet bier, bier onder de borst, niet richtig is . lk verlang en beef tevens voor een brief van u . ch! schrijf alles wat gij maar wilt, zo gij maar in waarheid kunt schrijven dat gij nog bemint . Uw Vriendin, S. Burgerhart
rse Brief: Mejuffrouw Sophia Willis aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer! Gij zult zeker van mij geen brief met de Hollandse post verwachten : hoewel wij oude kennissen zijn, en ik u wel eens over ettelijke jaren, bij den overledenen beer Burgerhart voor ik nog gehuwd was, ontmoet h eb. l k weet, gij goede beer, houdt niet van complimenten ; ik zal dan maar ter zaak komen, zonder u excuse to vragen voor de moeite, die ik u geef. Gij zijt voogd, mijnheer, over een zeer lief en ongelukkig meisje, over Saartje Burgerhart ; over haar moet ik u onderhouden . Ja, zij is ongelukkig, en kan bet nog meer worden. Vroeg ouderloos, is zij zeer kwalijk behandeld door haar enigste bloedvriendin, haar onwaardige tante, aan wie de stervende moeder dit lieve kind betrouwde. Juffrouw Burgerhart had zeker nooit zo een zonderlinge inval als deze geweest is . Gij zult reeds weten, dat zij haar tante verlaten heeft, en inwoont bij een fatsoenlijke weduwe, die dames logeert? lk ken deze vrouw in 't geheel 36
niet, en zou niets tot haar nadeel kunnen zeggen ; evenwel wenste ik, dat z j daar niet inwoonde. Meisjes van Saartjes toegevende goedhartigheid, die zo wejnig kwaad bedoelen of vermoeden, zo onnozel in het onbetamelijke als een kind, die zelven onberispelijk zijn en niemand van de slechtste zijde beschouwen, zijn altoos in gevaar om verleid to worden, als zij, die haar willen verleiden, maar niet onvoorzichtig zijn . - Gij begrijpt mij, Mijnheer! Hoe gaarne zou ik dat jonge meisje bij mij hebben! Mijn dochter Naatje bemint uw pupil, ik ook ; zij is een zoet meisje, en houdt bijzonder veel van ons . Mijn dochter is, door haar gesteldheid, wat zwaarmoedig ; dat moet niet zijn. En Saartje is voor Naatje zo noodzakelijk, als die voor haar jonge vriendin . Maar, ik kan niet besluiten om mij zelve dat huiselijk genoegen to bezorgen . Ik ben verplicht u daar, onder ons, reden van to geven. ordeel of ik de zaak wel begrijp ! Ik ken uwe pupil ; nooit zal zij to bewegen zijn, om hier voor niet in to wonen ; dat weet ik zeer zeker, en heb daar grond toe : to minder, omdat zij wel weet, dat ik ordentlijk, maar meer niet, leven kan . Hoe, inwonen bij lieden, die minder hebben dan ik, dat nooit : zo denkt juffrouw Burgerhart . Ik zou geen zwarigheid maken om die hinderpaal weg to nemen, ter liedde van het meisje, en misschien ook uit zorg voor mijn kinderen ; maar ik ben niet sterk genoeg om mij to gaan blootgeven aan de lastertongen van kwaadaardige kwezels : haar tante kept gij ; hoef ik mij dan nader to verklaren? Dit is 't niet al! Ik heb een zoon ; die zoon woont bij mij, als hij niet voor zijn heer buiten's lands is, dat meermalen gebeurt : ik wacht hem thuis, en hij schrijft mij, dat hij nu vooreerst denkelijk in de stad blijft . Die zoon bemint uw pupil, dat weet ik ; en ik denk, dat Naatje het ook weet ; dock uw Saartje is er onkundig van ; want zij behandelt hem even of het haar broer is : dit zou zij niet doen, zo zij dit vermoedde : Ik weet, dat mijn Willem geen geld heeft, dat bij het hare kan genoemd worden ; een zwarigheid, en wel een grote, maar niet de grootste, immers, bij weldenkende mensen! Er is nog jets anders : de kwaadaardige uitleggingen der wereld niet eens in aanmerking genomen zijnde. Ik zal rondborstig spreken . Nooit kan een Saartje Burgerhart met een Willem Willis gelukkig zijn. Daar ik dit nu voorzie, ben ik immers, als moeder van mijn kind, en als de moederlijke vriendin uwer pupil, verplicht onze jonge lieden gene de minste aanleiding to geven om elkander dagelijks - huiselijk, to zien . Saartje heeft verstand ; veel, voor zo een 37
jong mens ; en, met das alles, Saartje zal een man moeten hebben, die in staat is om haar to leiden ; een man, die niet alleen haar liefde, maar ook haar achting waardig is . Een voortreffelijk man, met een woord, die haar, mag ik bet zo noemen, in enige dingen overschijnt ; dan zal zij gelukkig zijn, en ieder die betrekking op haar heeft, zo maken . De moederlijke liefde maakt mij omtrent mijn kinderen niet blind : ik weet, das mijn jongen die man niet is, - nooit kan worden . Hij is braaf van gedrag, immers zo verre ik weet, naarstig in zijn affaire, goedaardig, steeds weltevreden ; dock niet in staat om iets to weigeren aan iemand, die hij liefheeft. Hij zal, eigenlijk, onder onze goede mannen behoren ; en gig weet, wie bet zijn, die men die erenaam geeft! Ik zou bier nog meer reden kunnen bijvoegen, dock dit zij u genoeg . Nu weet gij waarom ik juffrouw Burgerhart niet bij mij kan innemen, hoezeer Naatje er op aandringt . Dewijl ik deze aan een eerlijk man schrijf, heb ik niets omtrent bet u aanbetrouwde to verzoeken . Ik zal altoos met achting zijn, Geeerde Heer, Uw Dienares,
Sophia van Zon, Weduwe G. Willis
i6e Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn waarde Vriendin! Wees gerust, ik ben uw vriendin ; droog uw tranen af: wees welgemoed. Ik heb mij, om u recht to doen, gesteld in uw plaats ; ik nam uw geaardheid, uw zwakheden, uw deugden over ; en ik zag, das ik dan juist zo zou gedaan hebben als gij deeds. Ik kon u niet beschuldigen, en ik deed echter niet meer dan billijk. f ik bet u vergeef? . . . Ja, van harte, indien er iets niet wel mocht gedaan zijn. Gij zijt reeds verhuisd : wij willen daar dus geen woord meer van reppen. Uw gezelschap is mid zo aangenaam, das ik immers zoveel lijd als gij door das flu to missen. Mien moeder heeft u seder lief, maar 't schijnt toch, das zip redenen heeft, die haar beletten u to verzoeken . Een bede ontzeg ik u . Ik zal uw' brief niet verscheuren, maar to mijne nutte bewaren . Die 38
brief, mijn Burgerhart, heeft mij gesterkt in denkbeelden, die ik van uw gezond oordeel heb . Maar ik sta verbaasd over uw mensenkennis . Dat noem ik ontdekkend preken! in ettelijke weken hoorde ik zoveel nuts met . Zo gij mij de brief gezonden hadt, toen gij nog zeer over mij voldaan waart ; zo gij hem in uw eigen vloeiende, dartelende, schertsende won geschreven hadt, dan ware hij een dierbaar teken uwer deugdzame vriendschap . 't Is waar, ik vrees, nu gij mij aan mijzelve nader hebt bekend gemaakt, of ik hem dan wel zo terstond, en met zoveel billijkheid zou gelezen hebben. Eilieve, los mij bij gelegenheid eens het volgende op `Was is toch de reden, das ware vrienden, indien zij besluiten om elkander hun fouten to zeggen, op elkander juist ontevreden zijn moeten? Waarom heeft de openhartige, de schrandere Burgerhart dus lang in haar Willis zekere gebreken gezien, zonder haar die aan to tonen? Hoe komt het, das ik deze berispingen, door u in drift en moeilijkheid gemaakt, veel geduldiger lees, dan ik doen zou indien gij dit alleen met uw natuurlijke minzaamheid gedaan had? mij dus als een ware vriendin behandelende.' Ik beken, das ik, seders uw proefnemingen op mijn hart, niet half zo voldaan ben over mij zelve, als voormaals . Ik zie nu, das ik, zo ik van al het goede, das ik ook wide of deed, alles aftrek, was mid niets kost, er dan bedroefd weinig verdienste overblijft . - Hoor, ik ben meer lijdelijk, dan werkelijk goed. Wat kostte mij mijn ingetogenheid, mijn voorzichtigheid, mijn zucht tot onderzoek, waarom godsdienstige dock strenge mensen mij achten? Niet het minste! Ik zou mid zelf geweld hebben moeten aandoen om zo niet to zijn . De Hemel beware mid voor beproevingen ; ik weet niet, of ik er wel met glans zou doorkomen . Ik zal u meer zeggen, gij verdient het . Ik heb iets ongemakkelijks in mijn aard ; ik ben sterk op mijn verkiezingen gesteld, en ben dikwijls onredelijk : bij voorbeeld : mijn oogmerk was om ergens heen to gaan, en das words belet, hoe ben ik dan? - lastig, al was ik doe, doe ik zwijgend en met veel deftigheid. Willem vraagt mij iets : `Ja, neen ;' moeder vraagt mij iets, ik ben beleefd, niets meer . Lees ik iets, zit ik to schrijven, en zings onze keukenmeid eens helder op, dan is 't : `wel days een gelol : een mens vergaat horen en zien .' ntmoet ik haar in die luim, dan krijgt die goede slot een grauw.'t Is wel waar, ik voel spoedig, das ik verkeerd doe, en poog het dan weer goed to maken : `Willem is `broer-lief; dock is het daarmede 39
zo al wel? lk denk, neen! zo ziet gij, das ik uw gedachten over mij goedkeur. Zonder de minste vleierij voeg ik hier dit nog bij : zo velen, die mij menen to kennen zoals zij u menen to kennen, ons beiden wel kenden, geloof ik das zij maar al to veel reden zouden hebben om u boven mij to achten, zowel als lief to hebben . lk herhaal het : indien gij mij, toen alles wel was tussen ons, dus geschreven hadt, dan zou ik zeker een hoop vijgebladen gezocht hebben om mijn gebreken to bedekken, en ik zou u uw gebreken (scherp genoeg) hebben aangewezen. Welk een zonderling wezen is de mens ; hij wil zichzelven zien zo als hij is, en hij ontwijkt de gedienstige spiegel! Hij eerbiedigt de waarheid, maar bemint zelden haar onwrikbare uitspraken. Daar zijn maar weinige ogenblikken, waarin hij geheel onderworpen, geheel leergierigheid is . Nam de goede Voorzienigheid deze ogenblikken niet waar, wie zou aan zijn oorspronkelijke bestemming voldoen! Zoveel van mij zelve gezegd hebbende, na u overtuigd to hebben, das ik mij zelve onder de ogen durf zien, hoop ik de vrijheid to mogen hebben, om u, mijn Saartje, nog enige raad aan to bieden . Wat al ontdekkingen hebt gij in deze drie dagen al gemaakt! Het huffs, waarin gij zijt, heeft veel van de beste wereld, en moet voor u in uwe toestand allerwenselijkst schijnen : maar, mijn vriendin, hebt gij reeds grond om to denken, das gij over deze lieden juist oordeelt? Kunt gij, nu gij zo geschokt, zo ontrust zijt, nu gij zoveel voorwerpen to gelijk ziet, wel waarnemen? Ik weet, das gij doorzicht hebt ; maar is uw verstand nu wel bedaard genoeg? Laat ons niet beslissen! Laat men u niet wegslepen! Gij behoeft niets to bedekken, gij hebt niets to verbergen, miss das gij in de handen van brave mensen valt : maar alle mensen zijn niet braaf: de ondeugd treks niet altoos bruine kleren aan . . . Gij moet ook weten, das gij niet alleen voor uw vermaakt leeft . Deugd is strijd : dock die 't gevaar bemint, zal er in omkomen . Dit enige smeek ik u nog om onzer vriendschaps wille . `Leen geen geld van iemand uwer huisgenoten ; hebt gij het terstond nodig, zegt het mij, ik zal 't u bezorgen . Toon hierdoor, das gij mij acht, en u zelve wilt blijven .' Hier ga ik gerust op af. Niemand doer u meerder recht, dan de voor u seder bezorgde Vriendin, die zich noemt Uw Dienares, Anna Willis 40
ire Brief: Mejuffrouw Suzanna Hofland aan den Heer Abraham Blankaart Mijnheer! De Apostel zegt, `dat wij alle omgang met zondaren niet kunnen vermijden, want dan zouden wij buiten de wereld gaan moeten .' En schoon ik mij zo kan vinden in de woorden van die Heilige sukkelaar, gelijk broeder Benjamin Koning David wel eens noemt, zo kan vinden, zeg ik, in de woorden, daar hij zegt : `ik kome niet op den weg der zondaren,' zo vind ik het nu in mijn weg noodzakelijk, mijn ogen naar het afgodisch Frankrijk to slaan ende mij als to begeven onder hen, die het teken des beestes aan hun voorhoofd dragen . Je weet, mijn zusters man vond het zo, om u tot eerste voogd over zijn dochter to verkiezen, en haar moeder maakte mij medevoogdesse, bevelende, wil ik spreken, haar aan mijn liefde en bescherming . Daarvoor kreeg ik 's jaars een matig stuivertje van honderd halve rijertjes ; och ja, dit was weinig genoeg ; want het meisje was weelderig opgevoed ; ik moest om haar nog al meer omslag maken, dan ik zo in mijn eigen gedoente gewoon ben ; och ja! maar, wat is 't? men doer veel uit liefde ende tot liefde . Had ik maar vruchten mogen zien, dan zou ik mij alles nog kunnen getroosten. Doch al mijn moeite, al mijn zorg was tevergeefs . De meid had een keistenen hart, geheel voor de wereld ; en zolang ik zo met dat lastig zeeschip getobd en gewroet heb, ben ik zo van mijn hart of geweest .'t Is of de zegen uit mijn huffs is . Ja, ik heb van haar kwaad humeur veel verdragen ; maar ze is weg gevlucht. Voorleden Vrijdag was ik bij een hele vrome mevrouw ten eten, met broeder Benjamin en nog ettelijke vromen, om een goed woord to spreken. Ik beval aan mijn meid, onze Brecht, op Saartje to passen . Wat gebeurt er? Ik kom's avonds met mijn broeder welletjes en vriendelijkjes thuis, ga na 't zaaltje, roep, krijg geen antwoord. Eindelijk door mijn gang gaande, hoor ik iemand die roept : `Juffrouw, och juffrouw! ik zit in de kelder .' Ik doe de deur open, daar zat mijn meid in het donkey opgesloten, en was zo ontsteld, dat zij mij pasjes kon zeggen, dat die ondeugende Sara haar in de kelder gesloten had en zelve de deur was uitgegaan . De meid was zo bezet van de drank, dat ik wel denken kan, dat zij haar die heeft ingeperst, en toen in de kelder gebracht, opdat Brechtje 4I
haar niet in haar snode vlucht zou beletten . Nu is zip in een godloos huffs, daar gedanst en gespeeld words, daar de juffrouwen een el hoog gekapt gaan, en met alle vromen de spot drijven . Ik zou haar wel laten weer halen ; maar ik dank de Here, das zij maar weg is . Nu zal ik weer rust en stilte in mijn hutje hebben en mijn eigen wegje gaan . Maar jij moet haar straffen, das is jouw p licht. l k eis het voile geld tot zij trouwt, of vijfentwintig jaar is ; zip is uit er zelve weggegaan : nou, das spreekt van zelf. Ik geef u aan u zelf, en haar den Duivel over, wiens liverei zij al aan heeft. Ik snijde haar af. Zij zal geen duit van mijn goedje hebben. Nou, 't geld wacht 'k op de vervaldag . Hoe heuchelijk zou het zijn, indien gij ook in onze wijngaard arbeiddet ; maar uw vervreemding van het goede laat mij niet toe, u anders to noemen dan Mjnheer. Ik ben uw beterschap en bekering wensende Suzanna Hofland
i8e Brief : de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Sophia Willis Achtingwaardige Vrouw! Dat is wel waar, ik had geen brief van u verwacht . Hoe kon ik mij verbeelden, das gij mij zoveel eer zoudt aandoen? want het is zeker een grote eer voor een braaf man, als hij een brief ontvangt van een vrouw als gij zijt . Ik heb altijd, weer gig, zeer veel genegenheid voor u gehad, maar ik viste achter't net en Gerrit Willis ging met u strijken ; das was mijn news vlak voorbij . Zie, ik heb u dit nooit gezegd, want ik ben een vijand van moesjankerij* en ook, gij waart veel to braaf meisje om mij op zulk gebabbel iets to antwoorden . Ik heb maar weinig verkering met u gehouden, ook al omdat ik to last kwam ; en uw Gerrit was zulk een goed slag van een man ; 't spijt mij maar, das zijn zaken niet beter gingen . Evenwel, als gij het wel hebt, ben ik tevreden . Gij neemt immers niet kwalijk, das ik dit zo eens even aanroer. Wie weer, was er nog gebeurt, niet waar weeuwtje? Nu, ik stag er af, want was hadt gij er aan, of ik zo een hele brief volkladde ? We!, dan over 42
Saartje. Ja, mijn lieve juffrouw Willis, dat was toch een gekke inval van mijns vriends weduwe, Saartje bij dat wijf (vergeef het mij, dat ik zo van een vrouw spreek), in huffs to doen. Het arme mens moet zeker toen haar grootste doorzicht zijn kwijt geweest . De droefheid, zeggen de doktoren, benevelt het verstand, en wie was, op Gods aardbodem, toch ooit zo bedroefd over de dood haar mans, als deze vrouw? Nu, 't was ook een volmaakt huwelijk, en het vrouwelijk hart is toch maar veel aandoenlijker dan het onze ; days maar uit . `t Zijn gemene knapen, die altoos op die zoete vrouwen liggen to schimpen ; ik zeg je, dat ik veel meer degelijke vrouwen dan mans ken . Ik ken Saartje ; ik ken de ouwe. Ik heb we! gewacht, dat die poppen daar eens aan het dansen zouden raken, en ik weet niet, hoe het lief kind het er nog bijna drie jaar heeft uit gehouden. Saartje heeft mij alles geschreven, en ik geloof haar ook we! . 't Is recht jammer, dat gij haar niet kunt innemen ; maar als gij mijn oordeel vraagt, en ik alles overweeg, dan moet ik zeggen, hoe gruwelijk het mij spijt, dat gij het niet doen kunt . Niet, lieve weduwe, omdat Willem minder pitjes heeft, dan onze Saartje : ei, wat? wissewasjes ; daar zou ik niet eens aan denken, dat Saartje een schone stuiver goeds heeft ; en uw zoon is een beste jongen, ik heb hem, nog onlangs, hier ontmoet, toen hij, om zijn patroons taken, hier was . Ja, daar zal wat aan zijn . Want ik vroeg hem eens naar Saartje, zo zonder erg of list. ` ch, Mijnheer Blankaart,' zeide hij, en hij werd zo rood als vuur, `dat is een engeltje ; ik ken geen liever juffrouw . Zo, je haar zaagt! ze is we! een half hoofd groter geworden in deze twee jaar, en ze is beeldig mooi.' Zo, zo, dacht ik, dat heksje heeft al vroeg een conquete gemaakt . Maar ik hield mij, of ik niets begreep ; was dat niet we!? Ik dacht, nu, als ik thuis kom, moet ik daar meer van hebben tussen vier ogen. Doch nu gij mij voorkomt . . . Is dat zo, dan zeker dienen zij elkander niet ; days waar. Wie zou zo een vrouw niet hoog achten, die zo edelmoedig, zo voorzichtig, zo braaf handelt, als gij, m'n waarde juffrouw Willis? 't Is waar, uw jongen is ongeschikt voor mijn Sarotje .'t Is een vief platje, en Wil!em is een goeie slokkert ; neen, dat kan niet. Het is voor beide kinderen haar !even . Gij spreekt wel . 't Is mij lief, dat zo een verstandige vrouw eveneens over dat meisje denkt als ik.'t Is een enge! van een kind, dock zij is zo jong, en heeft buiten u en uw Nartje niemand ; want ik ben meest uitlandig, en ook, wat heeft zij veel aan mij, een oude vrijer, zoals de waarheid is, om er zo alles 43
aan to vertrouwen?'t Is geen kind meer, als toen zij op mijn knie zat to spelen ; en hoe ouder zij words, hoe meer das zij dit zelve zien zal . Mag ik u bidden, hou uw oog op haar, zoveel gij kunt .'t Is mij lief, das zij bij fatsoenlijke mensen is : hoe gaarne ik ook wenste, das z j daar niet woonde. Ik bedank u hartelijk voor uwe goedheid voor mijn meisje . God belone u daarvoor in uw eigen kinderen . Kan ik uw zoon voorthelpen, ik ben tot uw dienst ; de jongen verdient het ; en was zou ik niet doen, om zijn waardige moeder to doen zien, hoe gaarne ik iets tot haar genoegen deed? Ik had gehoopt, in een maand thuis to zijn ; doch't zal niet lukken : men kan geen geld van de mensen krijgen : de tijden zijn niet voordelig ; en dewijl ik van tijd tot tijd mijn affaires zo was opkort, wilde ik nu liefst alles afmaken : zie, ik heb geld genoeg . Laat een ander ook was winnen . Is das niet billijk? . . . Daar brengt mij mijn knecht nog een brief ; en van wie anders als van zuster Hofland . Dat's een briefl ha, ha! Komaan, ik zal zuster zo cito antwoorden . Wat figuur is das! Is zij dan gek of razend? was brief is das! Wees gegroet ; denk eens aan uw oude kennis ; vooral geloof das ik ben, Uw oprechte Vriend en hoogachtende Dienaar, Abraham Blankaart
i9e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Mejuffrouw! Wel zeit het Hollandse spreekwoord : `hoe later op de dag, hoe schoner yolk.' Maar was heb ik met uw gelol en uw heiligen sukkelaar to doen? Wat geef ik om uw broer Benjamin? Weet gij was, juffrouw Hofland, uw hele oude voddenwinkel van kwezelarij raakt mij niets, geen oogval . Houd uw brieven maar thuis, ik weet alles in 't lang en in 't breed . Het kind heeft deugdelijk gedaan . Zij moet meer gedulds hebben dan ik, anders had zij zo lang niet eens bij u gebleven, days maar uit . Ware ik in Amsterdam geweest, ik zou haar zelf uit uw klauwen gehaald hebben en in mijn huffs gebracht ; al hadt gij en uw yolk mij braaf gelasterd, das 44
scheelt mij weinig . Hoe, wat hamer! denkt gij, dat ik niet wees, hoe jij haar gedaan hebt, en dat jij haar als een zottin door de godganse stad hebt laten lopen in ouwe konkelige kleren, en dat voor een meisje die geld heeft, en altoos proper gekleed placht to zijn ; iets dat ik ook bijster graag zien mag. Wat wil je nu daarvan hebben, he?Jij meugt waarachtig nog wel spreken van omslag! Wat heeft Saartje bij u gehad? overgeschoten klieken, en niet half haar bekomst . Weet je wat?Jij hebt het geld van een wees met uw smulbroers en fekelkousen verteerd, en het meisje nog gebruikt om dat gespuis op to passen, dat heb je . Je meid is een dronken tobbe, hoor! Zij komt er genadig af. Laat zij nooit onder mijn ogen komen, want ik ben wat poestig, ik mag geen onrecht zien, dat om de nagel niet ; er zullen konkels zwaaie . Wel leg je ook to wauwelen over afgodisch Frankrijk ; en van mensen, die het teken des beestes aan hun voorhoofden dragen ? Ik weet niet veel van al die nieuwe snofjes en modes, noch hoe de duivelderage hier, die de dames nu alweer opzetten ; dock jij wees er ook niet veel van . Maar zo zijt gij allemaal : dat gonst en dat bromt over zottigheden, en wezenlijke zaken laat men zoals zij zijn . Je slacht de dominees, die, als zij hun studeertijd verkwanseld hebben, zulk twig op de preekstoel brengen, daar het to pas komt als een oliekoek in een treurspel . En wat brust het mij, al droegen de Fransjes het zevengesternte op hun hoofd? Ik ben een oud Hollander, die hier niet kom om zulke grillen, maar om mijn affaire to doen, en bemoei mij niet met het teken des beestes, of waar zij dat opplakken ; doe ook zo, en je zult wel doen . We!, ik denk dat ik towel in de Bijbel lees als jij, maar wie duivel heeft daar ooit van heilige sukkelaars gelezen? Broer Benjamin is een zotte vent, hoor! En ik zou mij doodschamen, dat zou ik op mijne eer, indien ik zo met Gods woord omsprong, en het zo Satans gek toepaste, zoals jij fijne doer . Weetje wat? David was een held, die de oorlogen des Heren voerde, en een kerel als een boom aandorst : den reus Goliad van Gad, meen ik. af, daar lag hij, en David ook niet lui, als de blis er op, funk maar, zijn dikke kop afgeslagen : dat was zeker geen sukkelaarswerk, meen ik . Hij was een groot Generaal ; dat klinkt je wat anders voor de snoet . aulus, van aulus moet je afblijven . aulus was de beste, de raisonnabelste man van de wereld ; want hij zegt met ronde Zeeuwse woorden : `gierigheid is afgoderij .' 0 he! kwam de vrome Apostel eens hier, ik verzeker je (voor een kwart percent), dat hij uw huffs een afgodisch huffs zou 45
noemen. Wat praat jij van een goddeloos huffs? mogen de jonge dames dan niet zingen, niet spelen, als ze maar wel oppassen en braaf zijn? En ik hou van de muziek, en Saartje speelt kapitaal, en ik heb haar een hele scheepslading muziek gezonden ; dock gij zult geen occasie hebben om ze op 't vuur to smijten . Wat zegje : wat bliefje ; weet ik van de zaak? lk heb zoveel achting voor brave vrome mensen als iemand in de wereld, maar al je gekwaak, en al je geteem is geen snuifje waard ; op mijn eer, dat is het niet. l k weet meer van joului werk der duisternis dan je denkt ; ik ken dat lieflijk oefening houden ; de goeien niet to na gesproken ; want ik wil alien niet met een kwast overstrijken. Maar gij en uw soci, daar heb ik de nijd op . Wat weet zo een luie zuipzak van Gods woord? Had hij liever voor 't lieve vaderland (en alle zoete meisjes) ossen en schapen geslacht, hij zou een veel nuttiger werk gedaan hebben. Hoe! hebben wij in Amsterdam dan geen wijze dominees, die werk van hun studie maken, en kunnen wij daar niet Kokseaanse, Voetsiaanse en Lampiaanse* waarheden horen? maar neen : die goeie mensen klagen over ijverloosheid, en vele preken, God beter't, ook voor stoelen en banken ; en in jelui kamers zitten de vroompjes gepakt als haring in de ton : zodat ik wil maar zeggen, dat ik een vijand van zulke oefeningen ben. Hoor, als ik Burgemeester T ., of een ander braaf Regent van onze stad was, ik zou Amsterdam eens terdeeg zuiveren van die onnutte b roodeters . l k zou, door de stadsomroepers, met het wapen der stad op hun bekkens geschilderd, de les van aulus laten opklinken : hoort, gij brave burgers en ingezetenen, hoort : `die niet werkt zal niet eten.' En zulke kwanten, als broer Benjamin, kregen logement in 't grote werkhuis, dat er zal gebouwd worden op 't Wezeper veldt wijl hij een van die borsten is, die, bij de huizen omgaande, de vrouwtjes gevangen nemen, die met zonden beladen zijn. l k zou niet half zo boos op jelui zijn, indien de stille zielen, die het zo wel met het goede voor hebben, om zulk volkje niet bespot of veracht werden. lk heb veel gereisd en getrokken, en heb veel in Roomse landen verkeerd, maar de papen zijn nog beter dan jijlui ; en er valt even ook niet veel op to roemen . Jij Saartje aan den Duivel overgeven! Weet jij wel, dat hij een kwaaie gek is, en dat, als gij haar niet kunt leveren, het er wel eens heel benauwd voor u zou kunnen uitzien? mogelijk neemt hij tante, omdat hij nichtje toch niet bekomen kan . Ken jij de weduwe, daar zij bij inwoont! Je mocht wat, een struif.* uffs! tante! is het zo godde46
loos, een menuetje to dansen? Wel das mocht jij, en broeder en je dikke Brecht ook wel eens ondernemen om de kwade humeuren, door luiheid en lekker smullen opgegaard, uit to dampen . Zie, wij kennen malkander van voor dertig jaar ; je placht zo vies niet van een dansje to zijn . Hoor, ik ben eens door zo een fijnbaard schrikkelijk bedrogen, en seders gaat er een kou over mijn lijf als ik aan jelui denk . Ik spreek niet van vrome nauwgezette lieden ; das weet jij heel we!. We!, wie hoort er van, gij vrienden gebruikt ons, zoals de Mausen* de Christenen gebruiken, om de sabbatslampen op to steken . Ik kan 't niet knopen, das uw lieve zuster besloot, u haar enig kind toe to betrouwen. Mogelijk hebt gij zo lang aan haar zwak hoofd liggen gonzen en huilebalken, das zij het moest opgeven. Alles is jelui gading. En 't was nog een zoetigheid, honderd halve rijers voor haar kostgeld . En durf jij nog van geld kikken! Hoe, was hamer! denk je das ik een schurk, of denk je das ik razende dol ben? Ik ben haar voogd ; zij is met mijn goedkeuring heen gegaan : Jij hebt het haar moede gemaakt . Trekken zul je, - ja! aan een askar. We!, je bent een overheerlijke tante! Je bent nu immers veel to oud en to lelijk om nog eens to trouwen ; was zal je met jouw geld doen? Meenemen? Loop voor Joost, ontmaak het kind uw goed, zip heeft genoeg . rocederen? Ei spreek eerst den advocaat naast de Gouden Ketting eens . Zo die het u aanraadt, hier is je man . Spreek niet van haar kwaad humeur . Zij is maar al to zoet van aard en to toegefelijk . Zo zegt de brave weduwe Willis, en elk die het lieve kind kept. Doch wie satan kan met zo een paar oude meerkatten omgaan, als jij en Brecht? Ziedaar zusje, nu heb ik ook eens gewerkt in uw zondige wijngaard ; ja, ja! ik heb de ranken zo verbruid besnoeid, das, zo er nog iets goeds van zal komen, het volgende jaar goede vruchten zal l everen. l k twijfel, of broer de uitlegger u, voor al uw smulpartijtjes, wel zovele heilzame waarheden geleverd heeft, als gij hier ontvangt voor een franse briefport. m u aan de drommel over to geven (in plaats van mijne pupil), denk ik das het nu to last is ; en ook, hoe boos ik op u ben, ik wens uit grond van mijn hart, das gij u verbetere ; gij zijt wel oud ; gij waart toch in uw jeugd nogal een rare schommel ; hoe kom je zo veranderd? lk wil geen katteschrift meer van u ontvangen, zo gij u niet bekeert, daarom words alles in eens afgedaan door Abraham Blankaart 47
Zoe Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Lieve Kind! Mijn boekhouder, de oude goede eterszen, zal u het geld brengen, dat ik u toeschik : de wissel bedraagt duizend gulden . Koop er al van, wat gij nodig hebt om in ordentelijke gezelschappen to gaan . Maak drie sakken, of hoe heten die samaartjes, zoals uw moeder en grootmoeder droegen . Koop alles wat er bij hoort ; maar niet opzichtig of wild ; nu, (ik vertrouw alles goeds van u .) En doe ook niets aan je lijf dat je niet kunt blijven dragen : dit zou al zo gek staan, als die klungels die tante u aandeed . Gij moet het eerste half jaar in voorraad betalen ; ik wil geen verplichting op dit stuk . Leg het wel aan, en als ik u zie, won mij dan eens, hoe gij 't besteed hebt. Hoor, meid, zoje't wel aanlegt, heb jij gelds genoeg ; zo met, dan is 't gauw op . Ik heb zakken met klachten over u, in een zotte brief van tante . Doe jij maar wel, en ik zal u altoos voorstaan. Ik had gemeend thuis to komen, maar 't zal vooreerst niet lukken . Luister toch altijd naar de brave en wijze juffrouw Willis, alsof zij uw moeder ware ; meer eis ik niet van u. Ga je wel in de kerk, kind? Dat moet je vooral en vooral doen. Daar zit ik nou weer in een paaps land, daar hoor je van God, noch zijn gebod, wil ik spreken ; en zo ik mijn tied niet wel had waargenomen, hoe zou 't nu gaan met mid? Als ik thuis kom, zal ik je alle Zondag afhalen om ter kerk to gaan, want ik ben nog zo een oud Hollands man ; en je zou niet geloven, kind, hoe fraai de meisjes zijn, als zij daar, gelijk zo een rij wassepoppetjes, wel gekapt en gekleed, aandachtig zitten toe to luisteren wat de leraar zegt . Ik versta weinig Frans, maar als je evel toch altemet eens naar de Franse kerk wilt, dan zal ik, uit pure inschikkelijkheid, met je gaan, en denken : zip onderhoudt er haar Frans door, en voor mij is de penitentie kort, want die coquette abbeetjes maken het in een uur knaphandig af. Zeg eens Saarlief, staat er ergens in de bijbel van een teken des beestes?Zij past dat toe op de mensen, daar ik nu bij ben . Ik heb de vier Evangelien al eens doorgelopen, dock vindt er niets van . Doch dat fijne yolk vindt zoveel in Gods woord, dat er geen Christenmens anders in kan vinden . Jij hebt niet veel anders to doen, lees zo lang tot je het vindt ; maar 't zal 48
weer op niets uitkomen . Evenwel staat het in de bijbel, dan spijt het mij, kind, dat ik het niet wist : want ik ben een doodvijand van spotten . ch Heer! ik dacht dat zip schimpte op de kapsels . Zo ik iets op u vermag, bederf uw schoon bruin haar niet ten pleziere van een ongevallige mode : anders moei ik mij er niet mee. Nu, zoek er eens terdeeg naar, hoor? En schrijf mij of gij het wel hebt . Vrees God, leef betamelijk, en denk dat je daar twee ouders in de hemel hebt, die u ter zijner tijd hopen weer to zien. Nacht, beste kind, ik ben Abraham Blankaart
ZIe Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer en Voogd! lk kan u niet uitdrukken, hoe dankbaar ik u ben . Gij hebt mij doen wenen . 0 goedheid! wat vermoogt gij op mijn hart - alles! Waarom, mijn lieve voogd, beste vriend mijns braven vaders, vaderlijke vriend van mij, zijn ouderloze dochter, kan ik u niet in persoon bedanken voor zoveel vriendelijkheid? Kon ik u maar schrijven gelijk ik wilder dock mijn gemoed is zo vol. De oude goede eterszen heeft mij, tegen een quitantie, duizend guldens verhandigd ; en nu zal ik mid voorzien van 't nodige ; gij weer wel, papaatje-lief, jonge meisjes hebben vele onnodige dingen hoog nodig, broodnodig. Men moei immers doen als een ander, indien 't niets om 't lief heeft? Hoor, ik hou graag van wat moois, dock vind geen moois in dolligheden. Maar ik mag immers wel een polonaisje laten maken? Het zal u niet schelen, of de stof om mijn lijf sluit, dan of zij met lange plooien neerhangt, wat? En zo een samaartje staat mid zo we! ; want ik ben schoon uit de kluiten gewassen . Ik ben volmaakt gezond, en zo vrolijk als een vogeltje. De dames houden alien veel van mij, en ik van haar. Wig leven niet als bij tante, maar ik geloof niet dat wij ongeregeld leven . De weduwe is de goedaardigste vrouw van de wereld, en ik geloof waarlijk, dat zij, uit zwakheid, iets 49
door de vingeren zou zien,'t geen zij't liefst niet had . Mijn vriendin Letje en ik hebben tot heden maar een kamer, en zijn altijd bij elkander . Haar broer, Jacob Brunier, die ergens een officie heeft, houdt veel van ons, en heeft mid verzocht, de ere to mogen hebben van mij bij gelegenheid hier en daar eens to brengen met zijn zuster . Mejuffrouw de weduwe zegt mij, dat hij, zoals de hedendaagse heren nu zijn, gaps geen kwade jongen is . Ik ken hem nog maar weinig ; ik denk dat hij meer modieus vernuft, dan ouderwets oordeel heeft. Hij is een meisjesgek, die altijd wat aan de hand heeft en dien ik heel wel kan dulden, omdat ik niets groots van hem wacht. lk houd ontzaglijk veel van mijn mama Willis ; o, Mijnheer Blankaart, dat is een vrouw! zo lief, zo minzaam, zo toegefelijk omtrent jongelieden. Mijn vriendin Naatje is een braaf, verstandig mens, die ik zeer hoog waardeer, en die mid altijd het beste voorhoudt . Willem is mijn broer, om het zo to noemen ; een bestejongen, dock ik geloof niet, dat hij veel ketterij in de wereld zal brengen ; mogelijk oordeel ik verkeerd . 1k poog zo to doen, als mijn plicht eist, en al het gebrekkige to verbeteren. Zodra ik tijd heb, zal ik uw verzoek involgen . ch, tante is niet wijzer! Nu ik van haar ben, heb ik vrede met haar . Geen blinder tiding, dan eens to horen : `lk kom thuis, Saartje' . Leef gelukkig, en laat ik u mogen verzekeren dat ik ben Uw liefhebbende en gehoorzame upil en Dienares, Sara Burgerhart
ZZe
Brief Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis
Waarde Naatje! Lees de brief, die mijn waarde, mijn geeerde voogd mij schrijft, en heb dan eens de courage om to durven denken, of ik wel al to blijde, al to vergenoegd zijn kan. Hoe! is in mijn geval (trouwens in alle gevallen) blijdschap dan geen kind der dankbaarheid? Handel ik nu plichtmatig, Naatje? Wat anders! Gisteren heb ik een begin gemaakt met mij, voor
so
eigen rekening, in de dos to steken ; want tot nog toe ben ik als de raaf in de fabel, opgeschikt met de veren van Letje. Eerst verscheen, op mijn hoogvorstelijk bevel, Monsieur Evrard, koopman in allerlei zijden stoffen, taffen enz ., verzeld van een stuk van een petit-maitre, die gebukt ging onder enige pakken kostelijk g oed . lk liet monsieur Evrard in de zijkamer gaan, en zou hem nog langer hebben laten wachten, zo mijn nieuwsgierigheid mij niet scar voren gejaagd had. Duizend complimenten, duizend out's, duizend enz . . . . vormden een zeer interessant discours tussen monsieur en mij . Al de stukken werden losgemaakt, en weldra zag ik al de stoelen, de commode, de bureau, ja zelfs de twee speeltafeltjes, bedekt met de schoonste taffen, zijden, gazes! Bekoord door dit heerlijk gezicht, schelde ik, en zei aan onzen knecht : Frits, vraag aan de dames, of zij eens bij mij gelieven to komen . genblikkelijk traden zip binnen. Na een hele menigte buigingen en complimenten, bezagen zij alles met genoegen . nze goede weduwe en ik kozen juist dezelfde stukken, die het kostelijkst, maar ook het minst zwierig wares . 0 Naatje, wat zijn wij vrouwen evenwel kinderachtig! Juffrouw Buigzaam, uit toegefelijkheid, zowel als de overige . Toch, ik ben in mijn schik, en verlang zeer, dat alles nu maar gemaakt zij . Voor rouw- en bruidsgoed, weet men, moet alles blijven liggen ; ik was dus zeer in verzoeking om aan Letjes naaister, Madame Montmartin, zo half en half to laten merken, dat ik in het laatste geval was ; doch't was een leugen (bij geluk), en ik haat het lieges zozeer, dat ik liever geduld wil semen . Nauwelijks was de koopman weg, of Mademoiselle G . . . verscheen, verzeld van een harer leerjuffertjes, een aardig Frans schelmpje van een meisje, dat het Hollands bekoorlijk slecht uithaspelt : toes voorzag ik mij van alles wat men bijwerk noemt, en deed onze dames elk een klein presentje, maar kocht de weduwe een fraaie coiffure . . . Goede vrouw! . . . Terwijl ik dus in al mijn heerlijkheid en schatten vergenoegd nederzat, kwam de jonge heer Brunier zijn zuster bezoeken. Hij is een grote, lange, fletse, blonde lummel van een jongen, zo net gekleed, dat het zo niet to zeggen is, in een frak met zilveren lissen, o zo mooi, zo mooi! De jongen ziet menses, 'k wil zeggen zulke marionettes, als men in Amsterdam zowel menses noemt als wandelende geldzakken, en mogelijk met een even goed recht ; zodat hij voor een verlegen uur nogal heel dragelijk is. `Coos,' zei Letje, jongen, had je nu wat eerder hier geweest, das zou je gelegenheid gehad hebben om uw gout to tones . nze Burgerhart heeft een hope moois gekocht.' - `De smack,' hervatte hid, `van mejufSI
frouw Burgerhart (zich tegen mij met neergeslagen ogen buigende) `is zo exguis, das zij mijn oordeel wel kan missen.' Toen bekeek hij alles, schoof zijn hand onder alles, prees alles, en zei nog war wartaal over mij, daar her mij niet eens op lustre to antwoorden. Men sloeg een ombertje voor. Broer zag we!, das hij geen belet deed ; wij speelden, een stuiver her fiche. Dar's immers ordentelijk? nze waarde Buigzaam hielp mid, maar breidde onderwijl inplaats van spelen : wij aten evenveeltjes en kregen lekkere slemp er bij . Ten elf ure ging broer weg, na Letje hartelijk gekust en ons alien gegroet to hebben ; o, war ben ik van die dag voldaan! Ziedaar, Naatje, zo eenvoudig, zo aangenaam leven wij . Ja, ik ben wel tevreden. Er steekt immers geen oogvol kwaads in, van Monsieur Evrard stoffen en van Mademoiselle G . . . galanterieen to kopen, een eerlijk ombertje to spelen, evenveeltjes to eten en slemp to drinken? Nu wens ik niet veel meer ; de stifle vrije levenswijs, die ik nu genies, heeft zeer veel invloed op mijn gezondheid ; en is een mens niet verplicht, ook daarvoor to zorgen? Is zij, naast een gerust gemoed, niet de grootste schat op aarde? De jeugd heeft immers niet to doen, dan zich in onschuld to vermaken ; doer zij das niet, dan overspringt zip een der levensseizoenen. Mijn hart veroordeelt mij niet, en ik durf u, mijn bedaarde vriendin, alles melden . Zou ik dan kwaad doen? Zeg mij, war gij er van denkt . Groet uw moeder met eerbied voor mid en bemin toch Uw Vriendin, Sara Burgerhart .S . Alle jufferlijke handen zijn thans voor mij aan't werk ;'t is of zij een pop kleden, zo beijveren zij zich .
S2
23 e
Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart
Lieve Vriendin! Ik merk, uit uw laatste, das uw lot geheel veranderd is : uw kleding, uw verkering, uw levenswijs, alles is veranderd, uitgenomen uw goed, onschuldig hart! Vol vrees voor das hart, schrijf ik deze . Het is nog vroeg : ik heb to weinig kennis van het zedelijk karakter der dames : naarmate das doorschijnt, zal ik schrijven ; nu zwijg ik. Ik weet zelve wel, das ik was ergdenkend ben omtrent enige ; en dit is geen deugd, die ik behoef aan to moedigen. De brief van uw voogd is vaderlijk ; en, mag ik het zeggen, het misselijke zelf is het uitvloeisel van zijn goed verstand . Dat hij lang leve, en u gelukkig zie! . . . Ik begrijp wel, das gij er gracielijk zult uit zien : das de dames u helpen in het maken der beuzelingen, geeft mij een goed denkbeeld van haar vrouwelijke handigheid . Vrouwen, die zich onzer bezigheden schamen, verdienen wel, das men zich harentwege schame . Dat de heer Brunier zijn zuster bezoekt, is goed, is minzaam, maar komt hij wel om haar? Is het ook om mijn mooi vriendinnetje? ` ch, zegt gig, daar onderzoek ik niet naar.' Goed, ik ook nog niet : vooral zo hij niets meet is, dan een mode-gekje. Gij weet, das ik, bij gelegenheid, wel eens speel, maar ik heb toch geen zin in die dag, waarover gig zo voldaan zit ; ofschoon ik beken geen oogvol kwaads to kunnen zien in alles was gij, stoute meid, zo raar bij elkander optelt. Het kan zijn, das gij thans veel gezonder words ; het is ook waar, das uitspanningen die schat helpen behouden ; maar, kan men goud niet to duur kopen? Ik vrees voor een zedelijke ziekte, gij zult u overladen met vermaken . . . Mijn waarde Saartje, overweeg zelf, was gij doer, was gij laat : ga eens na, was gij doen kunt, doen moet, in uw jaren, in uw omstandigheden, en als gij dan over uzelf voldaan zijt, zal het ook zijn, Uw vriendin en Dienares Anna Willis
53
24e
Brief: de Broeder Benjamin aan den Heer Abraham Blankaart
Men Heer! Jij hebt ons, ons yolk, ende onze weg beroerd, en schoon de zusters zich alles zouwen getroosten in stifle zuchten, zo voel ik mij gedrongen om het voor haar, de goede zaak, en mij zelf op to nemen, omdat ik haar stichter en huisbezorger ben ; al ben jij een groot heer, ik zal jou tonen, dat ik op de muren van ons huiselijk Sion geen stomme hond ben ; mijn geblaf zal je doen zien, dat ik geen indringer, geen bemoeial ben, maar dat ik een wettelijke roeping heb . Nou ja ; m'n vader lies me de slagerij leren ;'t was een werelds man, een schoenlapper ; maar m'n moeder was evel in kerkelijke bediening, want zij was een der kerkeschoonmaaksters ; en had m'n vader het niet belet, zij zou mij op de studie gedaan hebben ; dock hij vroeg altoos, `of zij dan razende dol was ;' de middelen ontbraken, en ik had een grote mate van ziels- en lichaamsvermogens, en veel meer trek tot geestelijke, dan tot slagerlijke arbeid . In mijn onverwinbare afkeer van alle lichaamsarbeid hoorde ik mijn roeping tot een ander ambt ; ik was gehoorzaam, ik katechiseerde de kinderen en de vrouwtjes uit mijn buurt voor een mondvol eten, want de arbeider is zijns loons waardig. De reuk mijner gaven verspreidde zich ook spoedig ; de groten der aarde verruilden ook gaarn mijn toelichtingen voor hun tijdelijke goederen ; edoch dit getal is echter niet groot . Dus raakte ik ook bekend met de vromejuffrouw Holland, die gig als een andere Saulus vervolgt . Ik slijt vele opgewekte uurtjes met haar . Nu weet gij, wie ik ben ; maar jij bent een Atheist, een Armiaan, een Sociniaan ; ja je bent, mag ik met ruimte zeggen, een Deist . Jij bent een voorstander van alle goddeloosheid, jij staat een dartel hellewicht voor ; dat doe jij, ja dat doe jij . Jij weet ook wel, dat juffrouw Holland, als een echte dochter van Gaijus, de noden der Heiligen vervult, en jij onthoudt haar heur geld ; zodat jij een kerkrover bent ; ja, dat ben jib . Zo, heeft Saartje geen driehonderd guldens verteerd? Wel nou toon je alweer jou werelds hart . 't Is waar, wij hielden het meisje in een Christelijke soberheid, wij kleedden haar stemmig ; ik weet ook beter dan jij, hoeveel zij's jaars aan voedsel en deksel nodig had ; honderd rijksdaalders! - maar hoeveel heeft de goedejuffrouw wel gezucht over dat baldadig kind der zonde, hoeveel 54
tranen heeft zij geschreid, hoeveel gebeden heeft zij voor haar arme ziel gedaan, hoe dikwijls is zij ziek geweest door al das tobben! kost das alles geen tijd en zorg? of denk jij das alles voor niets to hebben? Neen, jij zult, jij moet er voor betalen . Maar zo benjelui ; in 't aardse kun jelui rekenen en cijferen ; maar in 't geestelijke benjelui blind ; maar juffrouw Hofland zal haar geld hebben, ik zal u dwingen ; ik - vrees voor mij . . . Wij hebben in deze godvergeten stad nog onze duizenden . Wee, wee, die de vinger tegen ons opheft! . . . Wij ijveren voor de vromen, en onze haar is heilig ; dit wee betekent veel, als het words uitgeboezemd door een man als is uw ware Vriend Benjamin
Zse Brief: de Heer Abraham Blankaart aan den
Broeder Benjamin Verachtelijke Kaerel! Ik reken mijn knecht to goed om u to schrijven ; daaraan zijt gij de eer, die ik u thans doe, schuldig . Zeg, fraaie kwant, dit aan uw principale : `das zij zich stil houde, of das ik haar alles, das zij 's jaars, boven de honderd rijksdaalders, ontvangen heeft, zal afkorten .' lk wacht haar voor den rechter. Laat zij daar haar leverantie van zuchten, tranen en gebeden inleveren, om to zien, hoeveel haar voor elke twintig dito's zal worden toegewezen. Houd u stil, of't zal niet met u gaan . l k meen u, en nog enigen uws gelijken, zodra ik in Holland kom, voor mijn rekening, aan vast werk to helpen ; en dit dreigement zegt veel in de pen van een man als Abraham Blankaart
55
26e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Hooggeachte Vriendin! ntvang mijn dankbaarheid voor de waarde brief, die ik gisteren ontving. Ja, ik zie das gij mijn vriendin zijt ; gij neemt belang in mij ; en gij zijt altoos zeer verre uitziende . Ik genies hier zo vele beleefdheden ; de weduwe toont, das zij mij lief heeft ; ik vind in haar en in Letje zoveel goeds ; ik heb zelve zo veel gebreken : hoe kan ik dan anders handelen? Men moet zich in 't huiselijke leven ook zeer toeleggen op de beminnelijke deugd der inschikkelijkheid . Ieder heeft zijn eigen manieren, deugden, zwakheden . Het karakter ontleent zo verbaasd veel van het temperament, van de opvoeding, van de gewoonte, en waar niet van? De twee juffrouwen Cornelia en Charlotte smaken mij echter niet veel . Mejuffrouw Buigzaam heb ik reeds beschreven, en nu ik haar nader leer kennen, vind ik das zij die vrouw is, welke ik u beschreef. Nu en dan is zij echter was zwaarmoedig : dock nooit verveelt zij ons met haar vapeurs . Zij is van natuur groots, en blijft zo in haar vernedering : geeft u dit wel een kwaad denkbeeld van haar, Naatje? Letje is drie jaar ouder dan ik, welgemaakt, bevallig, blank, fijn van trekken, tamelijk fraai : leeft zonder veel nadenken, heeft echter de geschiktheid om beter to worden . Zij heeft verstand, maar goedaardigheid is de grond van haar karakter . Zij leest gaarne, zit nimmer ledig. Al was uit haar handen komt, is keurlijk . Zip schrijft een schone hand, zings, speelt, dock niet zo goed als Saartje, durf ik haar toestaan, op het clavier . Zij slentert met Cootje overal heen, en is dus bij vele jonge heren was al to bekend. List en schijnschoon zouden haar ongelukkig kunnen maken . Zij acht juffrouw Buigzaam, spreekt van niemand kwaad, is beleefd tegen de twee dames, minzaam omtrent de bedienden, milddadig jegens de armen, kortom, buiten u, mijn Willis, wens ik haar tot mijn vriendin . Indien zij weinig godsdienstige kennis heeft, vraag ik, heeft zij wel zo gelegenheid gehad om die to krijgen zo als wij ? Kan ik haar nog niet van veel nut zijn? Juffrouw Cornelia Hartog is in de dertig, zo zegt zij zelve, en ik geloof het ten voile . Zij is lang, mager, heeft een mannelijk voorkomen (das ik zo haat in een vrouw) ; haar ogen staan mij ook niet to breed aan . Zij staan 56
mij to gluipig, to achterhoudend en, lieve hemel! was heeft een brave meid toch to verbergen? Haar stem is grof, zwaar, onaangenaam . Zij spreekt bij schokken nu veel, dan geen enkel woord. Zij is droevig nieuwsgierig, maar zij kan mij niet uithoren ; ik ben afkerig van haar. Haar kuren vallen niet in mijn smack . Bijv., zij kan zich somtijds zo afgetrokken van gedachte houden, das zij haar theekopje, inplaats van uit to drinken, in de spoelkom uitgiet, en een snuifje neemt uit het suikerbosje, u driemaal iets laat vragen, eer zij antwoordt . Zij heeft reeds drie jaar can een lub zitten konkelen (zegt Letje) . Haar snuifdoos en zakdoek zijn altoos in haar h anden.l k geloof niet, das zij iemand kan beminnen buiten haar schoothond. Zij is slordig en prachtig . Zij loopt veel uit, ook in de kerk ; kept vele grote lieden, words er dikwijls bij verzocht ; leest geleerde auteuren, in vier of vijf talen . Zij is ook ervaren in vele, mag ik het zo eens noemen, onvrouwelijke kundigheden, en krijgt veel brieyen van geleerde mannen. Zij wil bij ons zich een meerderheid geven, die wij haar gaarne latent met een woord, juffrouw Hartog is een savante van de alleronaangenaamste snort, die alle dichters, rijmers, en alle Nederduitse poezie vodden noemt . Nu van juffrouw Charlotte Rien du Tout : zij is tamelijk mooi, een brunet, groot en gezet, een weinig ouder dan Letje . Zij heeft geen karakter : geen uur is zij dezelfde . Nu zit zij tot twaalf ure ongekleed, dan is zij voor dag en dauw in voile orde en zit ons met het ontbijt to wachten ; want wij ontbijten met elkander, behalve onze wijsneus, die het meeste geld verteert, en daarvoor veel grillen wil ingevolgd hebben . Lotje slaapt nu eens tot elf uur, dan zit zij de nacht over, ofschoon zij niets doer, of to doen heeft. Nu drinks zij een glas water, dan weer Engels bier . Zo is zij in haar beddejakje, en binnen een ogenblik vliegt zij gekleed de deur uit . Nu is zij de gedienstigheid zelve, dan is het haar fatsoen to na, een theedoekje can to reiken . Vandaag geeft zij een gulden can een arm mens ; morgen `mag de luie bedelaar werken, hij krijgt geen duit, geen speld .' Nu sjouwt zij onze grote kat op haar schoot, al heeft zij een kostelijk gags boezelaartje voor ; dan mag Jillis niet met zijn pootjes tegen haar opstaan . Nu koopt zij een hele galanteriekraam, straks verkwanselt zij alles, of geeft het weg . Nu haalt zij Brunier can als een mal meisje ; dan zegt zij hem nauwelijk goede dag. Zij had in haar twee vorige logementen het zeer wel, maar zij trok af, enig en alleen om eens to veranderen ; en zij zou wel willen, das onze brave weduwe dikwijls van bedienden veranderde : `altoos dezelfde gezichten,' zegt zij . Een beuzeling maakt haar 57
kwaad en ook weer goed ; wij storen er ons ook niet aan . Zij heeft een oom, die haar veel goed doer ; die wil volstrekt, das zij hier blijve . Zou die oom das willen, Naatje, zo de weduwe geen braaf mens ware? Ziedaar, daar hebt gij ons huisgezin . Is hier zoveel gevaar voor mij ? Eilieve, in was opzicht? Wel, kind, indien ik, of mijns gelijken, ons to heilig rekenen om bij een weduwe Buigzaam in to wonen, waar zou zulk een fatsoenlijke vrouw van bestaan? Bezorg haar zo gij kunt jonge lieden, u meer gelijkende, ei lieve bezorg haar die ; de goede vrouw zal zeer vergenoegd zijn. Zo men in de couranten laat zetten : `Iemand van de Gereformeerde, Lutherse of Roomse godsdienst zijnde, genegenheid hebbende om en zo voorts ;' das gaat nog aan ; maar hoe misselijk zou evenwel het volgende advertissement luiden : `Een juffrouw van goede huize, die niets dan onze beste theologische en zedekundige boeken leest, en nooit dan uit Voet of Schutte zings, die geen broeder of neef heeft, zich niet opschikt, en zeer godvrezend is, genegenheid hebbende om bij een fatsoenlijke weduwe een kamer e nz. t o hebben, adressere zich enz.' Hoe dikwijls vormt de ware vroomheid onuitvoerbare ontwerpen! Waak over mij, mijn vriendin ; maar oordeel vriendelijk over mijn huisgenoten ; wees tederlijk gegroet van Uw Vriendin Sara Burgerhart .S . Deze namiddag kwam hier zekere heer Hendrik Edeling, met Brunier, die Letje tot een wandeling verzocht . Kent gij zo een man? 't Is een schoon jongman, die wel het contrast schijnt van Coo . Hij heeft met de weduwe enige ogenblikken gesproken . Zij was zeer aangedaan toen zij binnen kwam : meer weer ik niet .
ale Brief Mejuffrouw Maria Spilgoed aan den Heer
Abraham Blankaart WelEdel Heer! De lieve juffrouw Sara Burgerhart heeft, zoals zij mij verzekert met goedkeuring van u, Mijnheer, in hoedanigheid van voogd, haar verblijf bij mij genomen, en mij pogen over to halen om, bij haar komst zes 58
maanden vooruit to betalen, op uw o rders . l k twijfel aan deze beide gezegden niet in 't allerminste . Haar karakter verheft haar boron alle kunststreken. Het zou mij echter zeer aangenaam zijn, indien gij, Mijnheer, zo good waart om mij door enige regelen to doen weten, dat gij ten voile tevreden zit met de keuze, die juffrouw Burgerhart to mijne opzichte heeft gedaan, en mij to ontslaan van geld in voorraad to o ntvangen. l k laat de condition geheel aan u ; uw inborst is mij door de zoete vluchteling genoeg bekend . De ongevallige omstandigheden, waarin ik mij, sedert de dood mijns mans, beyond, die juist de beste huishouder niet was, en die mij weinig naliet, heeft mid genoodzaakt, iets bij de hand to nemen, wijl ik geen hart hob, dat in staat is om mid van trotse bloedvrienden afhankelijk to maken. Het bestaan, dat ik uitkoos, zou mij al mijn rampen doen vergeten, indien al mijn dames Burgerhartjes waren . Evenwel, ik klaag over niemand ; maar dit meisje is eon engel . God gore, dat zij altoos in goede handen valle. Haar levendigheid is bekoorlijk ; dock sommigen zouden wel eons voor dartelheid aanzien, 't geen niets is dan eon overdrevene vrolijkheid. Haar zucht tot uitspanningen is ook zeer stork : 't is of zij haar schade inhaalt : Juffrouw Hofland heeft haar al to strong gehouden ; zij gaat reel uit, dock niet dan met hupse jonge l ieden . l k hoop maar, dat zip met zoveel achting, als zij verdient, in de huwelijkshaven zal aanlanden. Ziedaar, Mijnheer, hetgeen ik mid verplicht vond aan u to schrijven, buiten haar weten : mijn knecht zal deze aan uw huffs bezorgen, wijl ik uw verblijf to arijs niet weet, en er ons meisje niet naar kan vragen . l k bon met eerbied, Uw ootmoedige Dienaresse,
Maria Buigzaam Wed. Spilgoed
59
28e Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Waarde Saartje! Zo als ik mij nederzette om u to schrijven, ontving mijn lieve moeder een brief uit Rotterdam, met de treurige tiding, dat haar enige zuster, mijn geeerde tante Betje, zeer gevaarlijk krank is . Mijn moeder is zeer bedroefd ; gij kept haar ; maar zij brengt met de grootste bedaardheid alles in gereedheid, en Willem is reeds om rijtuig uit . Zo hij van 't kantoor kan, zal hij ons brengen . Ziedaar, zo ongevallig is het leven, zo dwaas zijn onze ontwerpen . Nog geen uur geleden, meende ik u to melden, dat ik van oogmerk was om u bij de eerste gelegenheid eens to komen zien, en met mij een gehele dag mede to nemen . Schrijf mij dikwijls ; mijn adres gaat hierbij . Blijf in alle opzichten u zelve waardig . l k ben met alle genegenheid, Uw Vriendin, A . Willis
29e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Maria Buigzaam, Wed. . Spilgoed Mevrouw! Ik geloof waarlijk, dat het inkomen van al mijn uitstaande gelden mij niet half zoveel zou verblijden, dan ik verblijd ben door de inhoud uws briefs die gij mij de eer aandeedt van to schrijven . Ho, wat! is de lieve meid dan mijn lieveling niet? Is zij de dochter niet van een man, die mijn enigste hartvriend was? Dat zou ik geloven, waarachtig! Hoor, mijn goede dame, alles is strikt waarheid, wat de kleuter u verhaald heeft . Maar, haal mij de bone, indien ik aan zo een vrouw een knappe brief kan schrijven : doe al wat u behaagt ; och Heer, het geld is goed, wil ik spreken, maar ik zal een fatsoenlijke vrouw nooit kwellen . Wat denkt gij, 60
mevrouw, kan ik met u kibbelen om een honderd guldens drie vier, flu mijn kind in zulke goede handen is ? Ja, zie, ik heb wat oflgerustheid voor haar uitgestaafl, toen zij flog bij haar taflte was, en voor ik wist, waar of zij zich toch belafld mocht zijn . Want, hier gezeid en hier geblevefl, het kon immers gebeurd zijn dat het stout diflgetje in slechte handen was gevallen, en zo al wijders, gelijk de waarheid is . Wilt gij wel gelovefl, mevrouw, dat uw brief mij een traafl of vier gekost heeft?'t Is echter zo . Wel, lieve God, zei ik, zijn de beste vrouwen dan meest altoos in de oflwaardigste handen? Dat is toch ellendig! En daar zit Abraham Blankaart flog in zijn vijftigste jaar, als een mess beduidefld oud vrijer ; en ik had zo hemels vast besloten, om met mijn vijf en twintig jaar man en vader to zijn . Wat zal men zeggen? die eerst komt, die eerst maalt ; en een weinig to last is reel to laat. Ja, mevrouw, ik heb de heer ieter Spilgoed wel gekend, maar nooit met hem verkeerd. Hij had mij to reel wild haar op 't hoofd ; en als de jonge lui getrouwd zijn, moeten zij dat laten afscheren, of de boel zit op zij . Ik wist wel, dat hij een fatsoenlijke Gelderse dame getrouwd had, dock meer niet ; en ik bemoei mij bijkans nooit met taken van een ander : ik zeg altoos : `Abraham Blankaart, vrees God en doe wel ; dat is jouw zaak, mijn vriend.' Alles wat gij van Saartje zegt, is, zoveel ik daar over kan oordelen, waar . Wees toch zo goed en houd een wakend oog over haar ; wij mans hebben daar zo de slag niet van . Indien er jets mocht voorvallen, 't geen u nodig schijnt mij to doen weten, zo verzoek ik ernstig om mij met uwe brieven to vereren . Ik weet heel wel, dat er geen beloning zijn kan, die geevenredigd is aan uw zorg en raadgevingen voor en aan een meisje als mijn Sarotje : evenwel, het zal mijn plicht zijn om uw edelmoedigheid op een waardige wijze to gedenken . Kan ik u van dienst zijn, 't zij door mijn persoon, of mijn beurs? Ik ken geen groter geluk, dan waardige vrouwen mijn achting to kunnen bewijzen . Ik ben met eerbied, Mevrouw! Uw ootmoedige Dienaar, Abraham Blankaart
6I
3oe Brief de Heer Hendrik Edeling aan zijn Broeder Cornelis Edeling Waarde Broeder! Gij wilt altoos das ik dikwijls en lange brieven schrijf ; das ik u al het stads- en beursnieuws melde . Ja, Keesje, had ik de aangename gaaf van wel to vertellen, zo als mijn broer die heeft, ik zou met vermaak aan uwe wil voldoen. Doch ik ben geen geestig man ; zo ik enige sterkte mocht hebben, dan geloof ik, das die bestaat in d enken. l k moet regelmatig werken ; mijn ziel is niet opgeluisterd, niet verfraaid door een geleerde opvoeding, zoals de uwe ; mijn enigszins phlegmatiek gestel kan niet spoedig aangedaan worden : het beuzelachtig nieuws is mij zoveel moeite niet waard om er over to schrijven ; en buiten mijn negotie, kan ik u niet veel vertellen, das gij niet beter weet dan ik . Dikwijls ben ik om een onderwerp verlegen. Maar, zo gig mij nu toestaat, over mijzelven to schrijven, zult gij een recht vervaarlijk lange brief h ebben. l k ben, seders gisteren, ongemakkelijk, onrustig, maalachtig, ziek ; voer niets uit, schrijf nu een paar regels in 't grootboek, en sla het weer toe ; trek een rekening op, en kan de getallen niet onthouden ; vat de dwarsfluit, blaas een noot of tien, leg haar neer ; trek mijn japon uit, kleed mij, en blijf in huffs ; nu ben ik duizend mijlen van de plaats daar ik zit, dan geen zes grachten van ons huffs ; nu vliegt mij 't bloed in 't aangezicht, dan zie ik zo bleek als de muur . Wat kan dit alles zijn, zo ik niet dodelijk verliefd ben? Had ik maar enige grond tot hoop ; maar neen, zo een engel zal voor mij niet zijn. Zij zal zeker reeds bemind worden ; en zou ik niet een slechthoofd zijn, indien ik me ging inbeelden, das zij mij zou uitkiezen? De rede wil dan volstrekt, das ik mijn drift matig, omdat het niet waarschijnlijk is, das haar liefde mij immer zal gelukkig maken . 0 naar denkbeeld! is het zo? vaar dan wel, o rust, o vrede, o vergenoeging . Hiervan hangs al mijn geluk volkomen af. Maar! Ken ik de beminde van mijn hart ook genoeg, om to weten, das zij de liefde van een braaf man, das zij zijn achting verdient? Neen, zeker! dit kan ik niet ontkennen . m niet tot alles onbekwaam to worden, moet ik mijn boezem lucht geven . Zal ik onzen vader (die mij zeer bemint) lastig vallen met mijn verliefde aandoeningen? Daar is niet aan to denken . De man zou geen geduld hebben om mij uit to horen ; en een confidence van die aard eist een vriend, 62
een seder beminnend vriend, die men door en door kept, en altoos onze vriendschap waardig vond. Gij mijn waardste broeder, zijt die vriend ; gij zult, gij moet alles weten . Voorleden Maandag vroeger dan naar gewoonte gedaan hebbende ging ik het huffs uit, met oogmerk om eens to gaan zien, welk een spel er gespeeld werd . De schouwburg was vol, en ik meende heen to gaan, toen een zeer vriendelijk jong heer opstond, en mij op de derde bank, een plaats, die hij over had, aanbood . Ik nam dit hens voorstel aan . Ik vond smack in zijn gesprekken, die, hoewel niet zeer interessant, echter goed waren . In het uitgaan der comedie verzocht ik hem, of hij in de Zwaan mijn gast geliefde to zijn (gij weet, Keesje, das vader niet gaarne overvallen words), 't geen hid recht gulhartig aannam . Wij soupeerden to zamen ; ik vond hem, voor een heertje van de mode, heel wel, en als ik hem van de negotie en onze vege kolonien onderhield, bekende hij openhartig, das hid, die een fatsoenlijk ambt had, zich daarop toelag, en weinig koopmansverstand had, maar das hij wel kon opmaken, das de tijden kritiek waren. Ja, zei ik, menig eerlijk man is met zijn los geld verlegen . Ik heb ook een sommetje, das ik gaarne uitzette op behoorlijke rente . `Mijnheer,' hernam hij, `ik hoop das gij mij niet voor onbescheiden zult aanzien, wanneer ik u zeg, das ik u gelegenheid kan geven, om een honderd ducaten veilig uit to zetten, en sevens een ordentelijke weduwe grotelijks to verplichten. De dame, die ik beoog is, door de slechte conduite haars mans, geruineerd, maar heeft, door haar verstandige schikkingen, reeds alles op die som na, afbetaald, waarom een rijke fokkerd haar zeer lastig is. Mijn zuster is daar gelogeerd, met nog drie juffrouwen, en heeft mij dit met tranen in de ogen verhaald : wij zijn niet rijk, anders zou ik mijzelf das genoegen bezorgen . Vervolgens zeide hij mid haar naam, en beloofde mij om er des anderen daags eens met mij aan huffs to gaan . Gij kept mij ; meer zeg ik niet . Mijn hart is, Gode zij dank, geen laag bekrompen hart. Ik ging met hem daar aan huffs, onder voorwendsel van zijn zuster tot een wandeling to verzoeken . De jongen houdt veel van haar, iets das mij ook in hem wel gevalt . De weduwe ontving ons met das voorkomen, 't welk fatsoenlijke vrouwen zo achtenswaardig maakt. Ik zag, das zij veel moest geleden hebben, das zij zorgen had . Waarlijk, broerlief, er is, voor een gevoelig man, niets zo treffend, dan het zacht gesprek ener deugdzame vrouw, die ongelukkig is . Ik verzocht om de eer to hebben van haar een paar ogenblikken to spreken. Brunier ging bij zijn zuster . Stel u mijn verlegenheid voor! Hoe 63
moest ik over geld met een kiese vrouw spreken? . . . ik moest echter. `Mejuffrouw,' zeide ik, `alle mensen zijn niet billijk ; zekere vrek valt u lastig om een beuzeling, dat spijt mij ; wij kooplieden horen niet dan van geld ; ik ken dien man. Maak mij zo gelukkig van deze honderd ducaten, die ik met beter weet uit to zetten, van mid aan to nemen, en ontsla u van zo een knaap.1k heb thans geen tijd om het contract to schrijven, mijn naam is Edeling'.1k lag het geld in haar schoot . Zij was zo aangedaan, dat zij weimg zeggen kon ; maar haar schone ogen spraken de eenvoudige taal der erkentenis . Brunier kwam even in de kamer, om to zeggen dat zijn zuster niet ging, waarop de goede dame ons verzocht thee to drinken. Zo als zij mij in de eetkamer leidde, zag ik een juffer, die mij, op datzelfde ogenblik, geheel en al en voor altoos overmeesterde . Ik stond een ogenblik als een beeld, maar herstelde mij in zoverre, dat ik het gezelschap kon groeten. Waarlijk, mijn knieen knikten onder mij ;'t was, op mijn woord, juist of ik een electrische, ik mag zeggen Musschenbroekse* schok door mijn ziel voelde heen horten .1k zag niemand dan deze bevalligheid. Zij zat, huiselijk gekleed, en druk bezig met het knopen van manchetten . Hemel . . . en zij heeft geen broer. Voor wien maakt zij die dan? Mijn jonge vriend gaf haar gelegenheid om haar vernuft to tonen ;'t was stekelachtig, dock zo een prikje doer geen zeer . Zij behandelt hem als een bagatel ; dat zag ik klaar . De weduwe gaf vervolgens gelegenheid om haar lieve kind, zoals zij deze engel noemde, beter vertoning to doen maken .1k zag, dat zij een gevoelig hart en gezond oordeel had, hoewel zij over de fraaiste taken met de bekoorlijkste losheid en ongedwongenheid zomaar voortpraatte . Broerlief, deze vrouw, of geen vrouw! Gij weet mijn sentimenten op dat stuk . Nu heeft mijn hart dat gevonden, daar het dus lang naar zocht . Het lieve meisje is de dochter van den heer Burgerhart : zij is ouderloos. De achtenswaardige weduwe heeft zich genoodzaakt gezien juffrouwen to logeren ; mijn beminde is een derzelve . Het begon to regenen en wij bleven zo al, ongemerkt, tot dat de bescheidenheid ons gebood to vertrekken . Dat afscheid! och, die niet verliefd is, kan het niet beseffen . Ik kan haar niet weer van mij afgezonderd beschouwen . Maar voor wien zijn toch die manchetten? Thuis komende, ging ik, welstaanshalve, aan tafel : maar ik had geen honger.1k draaide het zo behendig, dat ik op het artikel van de thee kwam, en sprak van op speculatie to kopen. `Is er niet een koopman in thee geweest, die Burgerhart heette, vader?' - `Ja, Hendrik, dat was een braaf man, ik heb hem veelmaal op de beurs gesproken ; zij zeggen, dat 64
zijn dochter, een losse, wilde meid, haar tante, een zotte kwezel, daar zij bij inwoonde, ontlopen is en nu ergens, waar weet ik niet, inwoont, bij lieden daar veel knapen invliegen ; zo zij 't verbruit, zal't mij spijten, om haar brave ouders, en om de kleuter ook : ik heb ook nog groen koorn op 't veld.' Meer dorst ik niet vragen . Brunier kan ik niets toebetrouwen, ik ken hem niet genoeg, en zijn berichten zijn, vrees ik, zo wild als oppervlakkig . Dit weet ik, das zijn zuster de bizondere vriendin is van mijn beminde . Zij scheen een zeer bevallige, zoete juffer ; maar, zoals ik zeide, ik had geen ogen dan voor mijn Burgerhart . lk vrees a lles . l k vrees, das zij in zulk een man, als ik ben, geen smack zal hebben . l k vrees, das haar hart niet meer vrij is . lk vrees, met een woord, voor alles was mij dit juweel zoude kunnen ontroven! Troost, raad, help mij. Komen daar vele jonge heren? . . . 0 liefde, o liefde! hoe duur staat mid mijn voorleden koelheid ; en echter, zou ik mijn rust terugnemen voor deze martelingen? om geen duizend werelden. l k ben geheel de hare, dock altoos de broederlijke vriend van mijn besten broeder . Schrijf spoedig . H. Edeling
3ie Brief: de Heer Jacob Brunier aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Charmante Dame! De ongegeneerde wijs, waarop gij mij altoos behandelt, geeft mij de hardiesse om u enige regels to schrijven, wijl ik u en mijn zuster gaarne deze namiddag tot een wandeling zou disponeren . Het zal last zijn, eer ik kan komen, en daarom vraag ik het per missive, opdat gij u zoudt kunnen gereed maken . m u maar alles to zeggen, ik heb mij verslapen, en mijn vriend Edeling kwam met mijn coiffeur tegelijk in . Binnen't uur was ik gekapt ; en nu zit ik, in mijn soubise,* deze to schrijven . Dan moet ik nog een paar nieuwe zijden kousen aantrekken, daar loops ook een half uur mee heen, want ik mag niet zien das er de minste kreuk in zit . Dan moet ik mij nog kleden, comme it faut, om onder het keurig oog van u, ma chere, to verschijnen. Dan moet ik voor mijn dames favorites nog 65
enige tonca-boontjes sorteren ; voor u heb ik een keurige uitgezocht, als snuift gij niet. Beminnelijk meisje, er is toch een zonderlinge overeenkomst tussen onze smack in het stuk van kleding ; zou dit mij geen hoop geven om u eens to behagen, zoals gij mij behaagt? Waarlijk, ik bemin u meer dan iemand ; mijn Mietje zelf niet uitgezonderd . Liefde verrijkt onze geest met nieuwe kundigheden . Die zich met smack kleedt, er wel uitziet, en een lief meisje bemint, words verstandig zonder das hij 't w eet . l k heb nog nooit zo een lange brief geschreven, aan wie ook ; maar de stoffe vloeit mij zo toe, das, indien ik mij niet moest kleden, ik schreef al voort . Doch 't noodzakelijke gaat voor, en ik zie er nog miserabel uit . Adieu, ma chere, groet mijn Letje en geloof das ik ben, Uw verwonderaar, Jacob Brunier
32e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Jacob Brunier Mien Heer! Terwijl gij deze ontvangt, zijt gij zeker nog druk bezig om uw toncaboontjes uit to zoeken . Nu, neem er uw tied toe, want wij blijven thuis, en zien vandaag niemand ; dit a gouverno ; en terwijl ik toch een verlegen uur heb, zal ik u enige regels krabbelen . Wel, man, gij hebt het vreselijk volhandig! zovele en zovele gewichtige zaken ;'t is to hard . Gij zijt nog jong, gij zult u dood werken . Zoudt gij niet een substituut in uw ambt kunnen stellen, dan waart gij ten minste van die kant veilig, al moest het u was kosten .'t Zou immers jammer zijn das zulk een nijver en veelbelovendjong heer voor zijn tijd stierf. En daar is voor u immers niet aan to denken, Brunier? Letje heeft mij in confidence gezegd, das gij, buiten haar zelve to rekenen, aan nog zes dames beursjes beloofd hebt . De waarde juffrouw Buigzaam heeft ook reden van ongenoegen ; nog hebt gij het lint op haar demi-coiffe niet verspeld, en gij zelf zegt, das het zo niet meer gedragen words . Juffrouw Hartog is knorrig, omdat gij haar de snuff niet bezorgt . Juffrouw Lotje gromt alle morgen aan het ontbijt, 66
omdat ge de tandpoeder vergeet . Zie das zijn evenwel geen mooie dinged ; en was zal uw zuster daarop toch zeggen, dan das gij het zo volhandig hebt? Het meisje haalt dikwijls een paar beschaamde kaken, als Juffrouw Hartog u, in haar trant, hekelt . En hoezeer ik ook uw vriendin ben, ik zie geen redden aan die zaken : de mensen hebben gelijk . Indien gij zoveel onderneemt, moet gij met meer orde handelen . Gij vindt immers, als gij in de namiddag ons was komt voorsnappen, alien bezig. De weduwe naait . Letje breidt. Ik knoop aan mijn manchetten. Juffrouw Hartog speelt met haar hond . Juffrouw Lotje snuift en frommelt haar zakdoek, en gij zit er maar lui en leeg bij . Waarom neemt gij uw werk diet mede, dan kost gij als een werkend lid onzer societeit worded aangezien. Gij voldeed uw zeven dames ; gij kon om snuff en tandpoeders denken ; gij kon het lint spelden, comme it faut, en ons sevens in uw nieuwe denkbeelden doen delen . Dan, dunks mij, waart gij in zes maanden op een effen bodem. Ik heb gemerkt, das gij dikwijls in de spiegel kijkt : was dunks u (zie, ik wil ook voor uw vermaak zowel, als voor uw nut zorgen), was dunks u, das gij van logement verandert, en in een spiegelwinkel ging wonen? Dat zou ook tijd uitwinnen ; dan zaagt gij u ten voile, in eens, en kon spoedig uw jabot verschikken, uw das optrekken, de stofjes en pluisjes van uw kamizool knippen . Ik zie gaarne das men zich wel kleedt, maar mij voor een kenster in de kledingkunst uit to geven, - daar zal ik wel afblijven . Mijn geest is diet geschikt tot bet uitoefenen van zulke verheven zaken . Nu, zoals ik zeg, deem bet diet to zwaar op, en werk met orde . Gij weet wie ik ben? Uw Zusters Vriendin,
Sara Burgerhart
33e Brief: Mejuffrouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp Zuster Lief! Nog bedank ik je voor de zegeningen van de linkehand . Jou gebakjes zijn eeltjes, en de vrucht des wijnstoks was zeer veraangenamend. Broertje was ook recht spraakzaampjes : en ik heb onze Brecht nooit zo vrij67
moedigjes horen antwoorden . Arme meid, zij heeft ook al haar deeltje aan de verdrukkingen onzes yolks, wil ik zeggen, even als of zij zich aan de drank to buiten ging . Het spijt mij zeer, das ik den Satan maar niet met onze Sara heb laten begaan . Ik moest niet zoveel op mijn eigen krachtjes gesteund, maar was meer vrome list gebruikt hebben . Broertje had er een dieper inzien van ; das merk ik nu. Wat het hij daar gisteren weer kostelijke vergelijkenissen gemaakt tussen mijn buurman den sterrekunstenaar en den Antichrist : zo als, das hij zich juist als de Antichrist boven alles verhief, als hij boven op das ding staat, das hij op zijn huffs heeft genet ; och ja! Maar ik kan't zo alles niet onthouwen, of wel begrijpen ; en in de toepassing bracht hij alles zo praktikaal op Sara thuis. nze Brecht huilde, zoveel indruk had zij er van, die sloof! Nu kom ik eindelijk op de zaak, waarover ik u wilde schrijven . Daar het onze Brechtje Sara gezien, met een jong, wild Heer ; zij geloofde, das het een uit de kommedie was ; en zij was nog veel lichtvaardiger opgeschikt dan de pop van ieternel, daar je me eens van schreef. Zij was een el hoog gekapt. Haar sak (ja, zo een duivels kleed heb ik ook nog in mijn natuurstaat gedragen) was opgestrikt, je leven zo niet . Ze had witte zijde kousen aan ; denk, zusje, witte zijde kousen, en kerjeusde* schoenen ; en an der orlosie bungelde een hoop nesten en vodden . Ze liep net als de Hoer van Babel met dien monsieur gearmd . Zij fluisterde, Brecht nag het duidelijk, hem wat in, en toen keek hij de meid aan, en lachte das het een schande was. Hoor, Kee, ik ben somtijds nog al bezwaard over haar ; maar Broertje weer mij zo tot rust to brengen . Moet jij niet ietwat hebben, Zannetje, zei hij, om je klein to houwen? I het niet beter, das je jou bezwaard voelt om je zonden, dan das je een Armiaans slikgrondje hebt? of das je ziel door eigen gerechtigheid den duivel als een roofgoed wierd overgeleverd ? En dan words het mij alle zo licht, zo licht ; och ja, zo licht. Maar, zusje, je hebt mij zo dikwijls in gemoedsgevalletjes geraden, en Salomon zeit : `twee zijn beter dan een.' Eilieve, was moet ik doen? Broeder Benjamin wil das ik met Blankaart procedeer, zo hij mij niet tot een duit toe betaalt, volgens de conditie met haar moeder gemaakt . Al haar goed is hier ook nog, al de kleren en zo voorts van haar moeder, die een prachtige vrouw was ; en al het gemaakte zilver ; maar das evenwel to verdonkeren : hoe zal das gaan? Blankaart is een droevig schepsel om mee to handelen ; hij zou mij, och ja! schandaal aandoen : en evenwel, het hellewicht verdient zoveel goed niet ; zij zou het ook tot haar bederf gebruiken . Het alles over to geven, is ook hard voor't vlees :'t was even68
wel mijn zusters goedje, wil ik spreken . Eilieve, zend mij nog eens het Heilig nregt van etrus Kwezelius. Ja, je hebt toch dierbare Schotse boekjes . Wees gegroet, en antwoordt mij eens, zul je?
Suzanna Holland
34e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis [Geschreven voorJuffrouw Willis naar Rotterdam vertrok .] Indien mijn waarde Willis thans door vapeurs geplaagd words, kan het wel gebeuren, das de bijgaande stukjes haar ophelderen ; das gebeurt wel meer kind, das men de ene zotheid door de andere verdrijft . Wat zegt gij van zo een licht als mijn vriend? Is das geen borstje, daar men was van wachten mag ? Moet ik niet trots worden op de lof, mij door zulk een waardig mannetje toegezwaaid? Heb echter geen kwade gedachte van mijn bagatel ;'t is Letjes broeder, en de beste jonker, die ooit over zichzelven verwonderd was. Hij doer meer goed dan kwaad, en kunnen alle jonge gekjes das wel zeggen? nze lieve huisvrouw heeft gaarne das hij hier komt, omdat hij dan niet in gevaar is om ergens meegesleept to worden, daar hid niet to doen heeft. Is das niet braaf? Hij heeft het gevoeld, das ik met hem railleer ; das was mijn oogmerk ; en alle teleurstellingen zijn ongevallig . Hij is puur groots op de eer, die ik hem doe, van aan hem to denken ; hoe - is hetzelfde, geloof ik. Maar hij waant toch, das ik het meer schreef om hem to plagen, dan om zijn zottigheden of to keuren. Ik kan ook niet zeggen, das hij geheel onnut is in een wereld, als waarin wij ons bevinden . Wij meisjes hebben toch zo een knaapje nodig, nu om boodschappen to doen, dan om ons nieuwtjes to vertellen, dan om een quadrille-partijtje to maken, dan om ons overal to brengen, daar de etiquette niet toelaat zonder chapeau to verschijnen. Ik heb er des niets tegen, das Coo zin in mij heeft, als ik hem maar kan bezigen tot alle die wissewasjes, waartoe ik een geschikten huisknecht zelfs to goed acht . Geeft hij zich daar airs op? dit is wel zeer tot zijn dienst, maar is hij des to zotter . Ik ben gisteren in de Franse kerk geweest : waarlijk, de man preekt heer69
lijk ; maar zo popjesachtig opgedrild! Ei, wat, er is niets in van een apostel . Hierover eens meer . Altoos Uw Vriendin S.B .
3Se Brief: de Heer Cornelis Edeling aan den Heer Hendrik Edeling Lieve Broeder! `En gij ook, Brutus!' En gij ook, Hendrik! Ja, jongetje, het deviesje, onder een fraai Cupidootje geplaatst, is maar de fijne waarheid : `Tel que je suis, voila ton maitre ; Je le fus, le suis, ou doffs l'etre.' Ziedaar mijn philosoof, mijn redelijke broeder, hals over kop verliefd. Schone stukken! En dat op een meisje, dat hij niet dan een namiddagje kent .'t Is toch voor mij en soortgelijke vrienden troostelijk, als wij zien, hoe de deftigsten uit onze kudde ook hunne zotte vlagen hebben . Had ik mijn Hemn niet door en door gekend, uw brief zou mij waarlijk verschrikt hebben . Nu dacht ik : `och, broertje zal benauwd gedroomd hebben ; er zal een klein kibbelpartijtje met vader zijn voorgevallen, of hij zal mogelijk wat verkouwen zijn .' 't Had echter nog veel minder to beduiden. - Mijn broer is verliefd, en over zulk een beuzeling is al dat lamentabel romanesk getier! Hoor eens, kereltje, is het de mens dan niet towel gezet, eenmaal to trouwen, als to sterven? Kom aan! noem mij eens, van Adams tijd tot op de huidige dag, een hupsen jongen, die het niet voor het blinde ventje moest opgeven . En kan men wel in forma verliefd wezen, zonder in de tijd der minne stapel tot to zijn? Je moet het machtig voor je hart hebben, want je placht een ganse knaap to zijn, die zich door geen blaas met bonen lies bang maken . En ziedaar, nu laat men zich door een lief schalkje, met een paar mooie ogen, zo maar in een stenen Roeland transformeren. Ik weet trouwens, dat lieve brave meisjes niet dan een deel toverheksjes zijn ; zij maken mij mijn leven ook 70
zuur g enoeg. l k moon ook, zodra ik mijn Jaantjes man bon, hot hole zootje een proces aan to doen, om haar schadelijke inwoning onder ons . Loop, Hem, waarom zou dat schatje niet voor u zijn kunnen? Wat drommel weet ik, voor wien zij die manchetten maakt? Knoopt een meisje nooit lubben, of zij moot juist haar woord gegeven hebben? Waarlijk, broer, dat gevolg gaat kreupel . h, ho! zulke vive meisjes raken niet licht aan de liefdekoorts,'t vergift wil niet voort ; alles diverteert haar zozeer, dat haar gewaarwordingen de tijd niet hebben om tot gevoelens op to groeien . En 't is haar tamelijk onverschillig, of zip met een goeien jongen, dan met een schoothond dartelen . Gij zijt mijn lieve broer ; buiten dat hield ik al mijn vrouwkundige observation voor mij ; niet omdat ik denk, dat hot aan een verstandig man meer past om ripen* en vlinders, dan om vrouwen to observeren, maar om die fraaie ontdekkingen dock alleen to bezitten . Luister dan : indien vive meisjes verstand hebben (en een mooi zottinnetje zal nooit uws vrouw worden), dan vinden zij veel meer behagen in mannen zoals gij, dan in die slechthoofden, waartoe ik de eer hob to behoren :jongens, die haar slechts diverteren ; jongens, die nog niet half zoveel verstand hebben als zij zelve . Zij zijn wel gemeenzamer met ons, dock dat is, omdat wij niet gevaarlijk voor haar hart zijn . ch, zij rekenen ons geen peulschil. Hoe zegt de Marquise Sabliere : `Ik hob niemand bij mij dan mijn kat en mijn la Fontaine .' Zo uw meisje bij haar bevalligheid ook gezond oordeel heeft, dan zullen uw opwachtingen niet tevergeefs zijn. Wat honker! gij zijt een knap kerel, hebt Hollandse benen en Franse tanden, zijt gezond en stork, kleedt u wel, hebt een goede opvoeding gehad . Uw ernst is u natuurlijk, en dus niet droog . Gij komt niet, als een malle, rijke Amsterdammer, met de houding van een toneelprins in een kamer . Liflaffen kunt gij niet, maar gij zijt altoos beleefd. Gij zijt geen Grandison,* dock wie heeft dit van uw hand geeist? Kort gezeid, ik zie in uw geval niets, dat naar hopeloosheid zweemt. De moeilijkheid der overwinning is geen kleine pret . Zo gij in de liefde, als Cesar in hot veroveren, gaarne zegt : `Ik kwam, ik zap ik won,' dan zijt gij een zo grote lomperd, als er ooit een halfmillioen 's jaars in de negotie omzette. otstausent! toen ik hot 't eerst voor mijn hart kreeg, vond ik mijn grootste gelukzaligheid in mijn heksje maar aan to zien ; ik dronk hot vergif met volle teugen in ; ik durfde hot er niet van nemen, een enig woord to spreken . Dan verslond ik haar met mijn verwijderde ogen ; dan sloot ik haar als weg, mijn oogleden toedoende . Een lintje, een stukje blonde, was een heiligdom ; en nadat ik zo ettelijke uren 7'
als een zotskap gehandeld had, ging ik naar mijn kamer, wonderbaarlijk in mijn schik met mij en mijn meisje, hoe weinig reden ik ook in beide opzichten hebben kon . Wat raad ik u? Dit : tracht de juffer nader to leren kennen ; zo haar hart niet vrij is, gij kept uw plicht . Zo zij niet voldoet aan uw verwachting in wezenlijker dan oppervlakkige diensten, gij verstaat uw belang : maar is zij vrij, en verdient zij uw achting, zit haar achter de vodden, Hem! Wat is moeite, wat is al wat je wilt, zo de beloning een vrouw van verdiensten is, die u bemint, en wier schoonheid u verrukt ? Gij weet, gierigheid is een zo lage ondeugd, dat die nooit in vaders pot kon ; al had het schaapje dan eens veel minder dan gij . Hoe het zij, uw broeder is uw vriend. Al wat hij voor u doen kan, zal, wil, moet hij doen . A propos! Hetgeen gij omtrent die waardige vrouw gedaan hebt, verwachtte ik van u ; ik benijd u met dit alles deze gelegenheid . Hemel! Broerlief, mijn hart klopt op het zalig denkbeeld : ik heb een ongelukkige geholpen . . . Nacht beste jongen . Ik moet aan 't studeren. t .t. Cornelis Edeling
36e Brief : Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Lieve Vriendin! m u to prijzen over uw ledigheid, kan ik niet ; om u to bekijven over uw bekoorlijke boerterij, mag mij niet van 't hart . Ziedaar dan de twee brieven terug. Mijn lief schepsel, wees op uw hoede! Ik denk van den heer Brunier niets kwaads ; mijn broer Willem zegt, dat hij een goed slag van een jongen is, en zijn zaken beijvert. Ik weet wel, dat gij hem slechts duldt, omdat gij iemand nodig hebt ; uw redenen daaromtrent zijn, hoewel wat potsig, echter gegrond. Maar heeft de jonge heer verstand genoeg om zijn nietigheid bij u to zien ; wacht hij niets meer ; of is hij zulk een beuzelaar, dat mijn bevallige vriendin in zijn ogen een vrouw is als alle vrouwen ? Kunt gij dulden, dat hij, die niet rijk is, om u onkosten doer? Dat begrijp ik niet, Saartje! Kunt gij u onder verplichting 72
brengen van iemand, met wiens goedhartigheid gij uw voordeel doer, en met wiens zotternijen gij railleert? Waarlijk, lief, gij zult op de tong raken . Men ziet u altoos met dien heer ;'t is waar! zijn zuster is altijd bij u, maar men ziet haar lichtelijk voorbij, daar gij u vertoont . Ik wens wel eens, das gij hem niet nodig hadt, of das hij een waardiger jongeling was . verweeg ook eens, of het wel voorzichtig is, met zo een jongetje briefwisseling to houden? Denk aan Claartje Harlowe .*'t Is waar, hij ziet wel das gij hem fops, dock kan hij niet groots genoeg zijn op de eer, die gij hem doer, om uwe brieven in de vreugd van zijn hart to laten lezen : en zou u dit wel aanstaan? overweeg dit zelve. Ik wilde u zo gaarne aan het denken hebben. Uw vermogens zijn to schoon, om die dus to verkwanselen. Het hoofdoogmerk onzer schepping is zeker niet gelegen in onze tijd to verbeuzelen, maar in ons wijzer en beter to doen worden . Trouwens, dit weet gij zelve ; dit stems gij ook toe. Leest gij niet meer, lieve vriendin? eilieve, zeg mij dit eens eenvoudig . Zijt gij niet to groot, om een modepop to worden? Kunt gij u verlagen om mee bontonne je to spelen ; om iets in 't klein na to kruimelen, das ge in 't grote verfoeit? Wat zegt gij ? Nu van was anders. Toen wij to Rotterdam kwamen, was mijn waarde tanten tot aan de kant des grafs, maar seders drie dagen bevindt zij zich iets beter : mijn dierbare moeder wijkt niet van haar tederbeminde zuster . God geve, das het haar wel ga! Wij denken niet om in de eerste zes weken thuis to komen . Tantes ziekte zal van lange duur zijn, immers naar het zich last aanzien . Ik zend u hiernevens de sleutels van mijn cabinet en van mijn moeders grootste commode, met verzoek das gij daaruit neemt, was op het lijstje staat : wij zijn met zoveel haast vertrokken, das wij bijkans niets medenamen . Groet onze goede meiden voor ons, en zo gij Willem thuis vindt, hem insgelijks ; maar das denk ik niet, de jongen heeft geen ogenblik tijd, en zal nu moeder uit de stad is, niet veel thuis zijn . Schrijf mij veel ; ik zal u zoveel schrijven als ik kan . Mijn moeder groet u met minzaamheid ;ja, Saartje, ik zou wel jaloers op u worden . De heren Edeling zijn bekend voor brave en zeer rijke kooplieden ; meer weet ik niet . Vaarwel, Vriendin, A . Willis
73
37e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde Willis! f ik nog lees? Wel, dat zou ik geloven! Ik ben zelfs de lezeres voor de families en onze lieve weduwe heeft een allerkeurigst bibliotheekje . Maar ik heb zoveel over mijzelve to schrijven, dat ik niet aan het schrijven over boeken komen kan. Zeg wat gij wilt, min Cootje is nochtans een goed kind ; het schikt zich zo kostelijk op, om zijn Saartje to behagen, en schommelt uit alle hoekjes en reetjes van zijn armoedig hoofdje al het verstand, dat hij bezit, bijeen, om er mij op to regaleren . En komt gij in geen zes weken thuis ; o days goed ; nu kan ik met mijn held braaf plezier nemen, zonder van u op de vingeren to krijgen ; ik vrees maar dat ik, want zo zijn de kinderen, mijn eigen kwaad niet zal kunnen zwijgen . Een conditie! zo gij ophoudt met grommen, hou ik op met schrijven . Waarom zou ik u beletten uw talent uit de doek to nemen? Gij hebt de gaaf van bedillen, en ik die van er mij mede to vermaken en er mijn voordeel mede to doen . Nu ik er deze flinke weer uitgegooid heb, ga ik er mij eens terdeeg toe zetten om u brief to beantwoorden. Brunier kan zeker nooit mijn vriend zijn in de sublieme betekenis des woords ; maar hij kan, als de broeder van Letje, als een ordentelijk jongman, met mij op alle plaatsen komen . ` f hij met die vriendschap tevreden is?' dat weer ik niet, en meen er mijn hoofd ook niet mee to breken. Is het niet beter, dat ik altoos met dezelfde jongen wandel, dan, zoals men zegt, met elkeen uitloop? Tut, tut, die onkosten bedragen niet veel, en bewaren hem mogelijk voor duizend kostbaarder zotternijen : nu moet hij wel zuinig zijn, of hid kan niet met ons uitgaan . Hoe ik het goed zal maken ; och, zeer gemakkelijk! als hij trouwt, zal ik zijn vrouw een stuk huisraad kopen, tienmaal meer waard dan die kleine uitgaven belopen. Is 't nu wel, mijn deftige Willis! Ja,ja, ik railleer met zijn gebrekkige zijde ; had hij een slechte zijde, dan leverde ik den patient aan u over . ch heer! ik heb zo maar wat zedeljke mouches, Engelse pleister, goudvlies, balsem van eru, lippenpommade en soortgelijke prulletjes ; dock die zijn van geen kracht altoos tegen de gebreken van een ziekelijk hart . Maar gij, mijn vriendin, hebt wel ander kruiden, wil ik spreken, zegt broer Benjamin. 74
Het zou een zot stukje zijn, met zo een borstje briefwisseling to houden : maar, wie zegt u, dat ik dit van zips ben?'t Komt niet in mij op . Ja, ik gelijk omtrent zoveel naar de goddelijke Clarisse Harlowe, als mijn schaapshoofd naar den vervloekten Lovelace * Heden, Naatje, hoe viel u dit in de gedachten? Mijn brief laten zien? daar is hij niet mal genoeg toe ; hij begrijpt wel, merk ik, dat ik hem voor een zotje houd . In het volgende hebt gij deugdzaam gelijk, ja, het loopt drok genoeg ; maar 't zal haast over zijn . De kring is haast afgevlogen, en dan zal ik bij mijn eigen hart, en bij mijn dierbare mama Buigzaam huiselijk thuis zitten ; en lezen, en naaien, en spelen, en zingen, en, met een woord, geschikt leven, met Salomon uitgeeuwende : `ook-dit-alles-was-ijdelheid!' Waan met dit alles niet, dat ik in 't geheel niet meer denk . Ik denk dikwijls, en dat wel zeer ernstig ; maar, 't is of het kwaadje, zou tantes Brechtje zeggen,'t is of het kwaadje er altoos met zijn news bij is ; want de minste beuzeling verstrooit mij . Gij weet, lieve Willis, dat ik geen grote zoekster van vijgebladen ben, dock nu moet ik mij echter vrijpleiten . Ik voel, dat ik een sterke overhelling heb tot het zwaarmoedige ; om die reden verstrooi ik mij wel eens met overleg ; zo bang ben ik, om toch nooit dat gebrek voor een deugd aan to zien . Nog een woord over het lezen . nze brave huisvrouw heeft een fraaie collectie van leerredenen : die van Solicoffer en Doddridge bevallen mij ongemeen . Wij lezen zelfs in de bijbel, kind, namelijk de lieve Buigzaam, Letje en ik ; want juffrouw Hartog is veel to geleerd, en Lotje veel to gek, om van die part to kunnen zijn . Ik verzeker u, dat ik nooit met zoveel smack het Evangelic las als nu, nu ik bij een vrouw ben, die godsdienstig is zonder veel uitwendigheid, en ons inprent, dat die wel doer, wel vindt. En daarmee is dat maar uit . Ten slotte, zegt onze geleerde Hartog . De stroom van zinnelijke vermaken (of, wilt gig, van beuzelachtige uitspanningen, 't is mij ook we!), moet eens met een springvloed over mijn hart heen vloeien, en al dat drabbige zwaarmoedige medespoelen, dat er in mijn verdrietig leven is op- en om- en ondergezakt ; dan zal mijn ernst redelijk, mijn vrolijkheid helder, en mijn geheel gedrag eenparig goed, nuttig en plichtmatig zijn . Vaarwel! ik twijfel niet, of gig zult voldaan zijn over de uitvoering uwer commissie . De meiden zijn we!, en de dienstpresentatie aan de juffrouwen . Heden, Naatje, hoe raar was het mij, zo als vrouw en voogd in uw huffs to dribbelen ; wat had ik een wijsheid in het terdeeg schikken uwer klederen, enz . Willem, mijn beste Willem, was gevallig thuis . Toen ik 75
hem wide, das zijn tante was beter was, kon hij zijn blijdschap niet verbergen ; maar toen ik er biwoegde, das zijn moeder nog we! zes weken uitbleef, keek hid heel droevig. Die moedergek! ik zou den jongen een kus hebben kunnen geven, zo wel stond hem das droevige : maar Willem is geen Coo Brunier . Ik vrees, Naatje, das uw vermoedens waar zijn. : want ofschoon ik niemand liever voor mijn broeder had 't Smart mid dan Willem, ik zou hem in geen nadere betrekking gelukkig kunnen maken . Arme Willem ! dit maakt mij ongemakkelijk . mhels uw moeder voor Uw Vriendin,
Sara Burgerhart
38e Brief: Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Dierbare Sannetje! We!, hoe kom je nu toch alweer aan zo een zwakgelovig buitje? We!, 't is of je toch altoos nog zo ietewat van je zusters werkheiligheid aankleeft . Wel,jij hebt die zwakheedjes nodig, kind, om kleintjes to bliwen . Komaan, waarom zouje recht doen? is het niet om gerust to zijn? en als je nou eens gerust waart, omdat je wel deeds, zocht je dan jou heil niet in jou eigen werken? 0 Sannetje, ik hou daar niet van ; 't is to gevaarlijk voor vlees en bloed . Ja, Blankaart is wel een goddeloos man, maarje mot hem to vriend houden . Laat je trots hartje varen, en vind het met hem, want prossederen, daar ben ik in dit geval tegen : je weet hoe de wereldlijke rechter handelt, omdat hij alleen op het uitwendige ziet . We!, was benjij toch ook een geestelijk treuzeltje, een eenvoudig zieltje! ntschiet het je waarlijk, das Sara zo opgeschikt gaat? Wel, mij niet ter wereld. De stalen en patronen lagen in haar gruwzaam hart gereed, en de duivel zag maar naar gelegenheid uit, om die tot dadelijkheid to brengen. lk kreeg onlangs uit het Rotterdamse Sion een brief van een heel vrome mevrouw, bij gelegenheid dat men daar sprak van ook nog eens een tent des Satans op to bouwen . Die mevrouw zond mij het afschrift van een 76
leerrede, door broeder van der Kwast in de huisoefening uitgesproken . Je zult verbaasd staan over zijn geheiligd vernuft, over zijn diep en zalig inzien in de diepten des Satans, of des menselijken harts, want das komt al op een uit . Ja, die van der Kwasten zijn lichten in ons land . Hid had tot stoffe : de zeveniieljkenissen, tussen de kfedini van een wereldse vrouw en haar hedorven hart . Zie hier, zusje, zal ik de leerrede gedeeltelijk overschriwen. `Het kapsel van een onwedergeborene is nu eens allegaar in de hoogte, bestaande uit ettelijke boven elkander gelegde boucles ;* voorwaar een afbeeldsel van haar hart, das zich op zijn eigen droggronden zeer verheft, en de ene deugd, reeds door ijdele waan als een ronde boucle opgezwollen, op de andere stapelt, waardoor de natuurlijke mismaaktheid nog gruwzamer words . Dan kapt zip zich eens allegaar in de breedte, maar een wel doorziend geestelijk oog ontdekt wel ras dezelfde boosheden.'t Zijn die heidense deugden, die nu in rijen geschaard staan, en waarop het hart zich niet weinig verhovaardigt . Zo een vrouw bedient zich van vreemde hairen, van watten, van lange spelden, om zich fraaier to maken : evenzo doer haar hart ; nu versiert het zich met vreemde heidense deugden eens Socrates, of de zeden eens paapsen Fenelons, of met die van een Sociniaans godloochenaar, of Armiaans Deist . En al deze sodden en vodden, al dit vreemd hair, words ook under haar eigen gepropt, besmeerd met de pommade valse troost en de poeier der ijdelheid, of laat ik liever zeggen de stof van de he! ; zodat men haar eigen daden niet onderscheiden kan . Zo een vrouw is geheel in 's duivels liverei ;' t zip niets dan strikken en linten, een rechte helse galanteriekraam . Daar vindt men de vuurrode linten van toorn en drift op de vromen in den lande. Daar waaien de witte linten der lichtzinnigheid, de groene linten der zondige hoop, de gele linten der dartelheid ; al deze linten worden op de weverij van den duivel gefabriceerd . Zo een vrouw versiert zich met fijne paarlen en diamanten, met een gouden orlogie, om daarop de uren des vermaaks to kunnen zien . De sieraden, die aan de ketting slingeren, zip allegaar afbeeldsels van haar zonden . Haar zondig vernuft is als de parelsnoer en het stel juwelen, schitterend, maar nergens goed toe . Zo een vrouw draagt zondige witte zijden kousen, en Engelse schoenen, met smalle hoge hielen, waardoor zij met moeite gaat, en dikwijls struikelt, ja valt! Zo wil haar hart zich ook staande houden op de hoge smalle hielen der rede en des oordeels, die veelal uit het Engelse land ons gezonden worden . Zo een vrouw draagt brede Franse gespen, een sprekend bewijs van haar zucht voor het paapse Frankrijk .' Ziedaar, 77
zusje, een proefje uit de dierbare leerrede . Nu, bemoedig u was op uw wegje, en denk, das wij toch was moeten hebben om ons nederig to houden . Ik ben in de liefde . Uw Zuster,
Cornelia Slimpslamp
39e Brief de Deer Willem Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mejuffrouw, Hoogst Geeerde Vriendin! 1k vrees, das gij op mij misnoegd zijt. Nooit waart gij zo, hoe zal ik het zeggen? onvriendelijk, neen, das is het rechte woord niet - minder gemeenzaam, dan toen ik de eer had u aan mijn moeders huffs, ter uitvoering harer commissie, to zien. Ach, mijn moeders tweede dochter, beminnelijk meisje, lieve vriendin, was heb ik u misdaan? Ja, ik heb u genoeg gezegd, om u to doen weten, das ik u bemin ; maar, hoe lang heb ik dit geheim gehouden! En hoe moeielijk valt het, een geheim to maken van iets, das ons, in onze eigen ogen, eer aandoet? Welk een loeris moest ik geweest zijn, om u, bij zo een gunstige gelegenheid, niet eens eindelijk to zeggen : ik bemin u. Nu gij dit weet, is mijn hart ook veel geruster. Wees maar niet misnoegd op mij ; - meer durf ik niet bidden . l k weet wel, das ik geen recht heb om iets meer to eisen ; maar ik zal mij altoos zo gedragen, das gij over mij zult voldaan zijn ; gij weet, das ik geen geestige jongen ben, maar ik kwel ook nooit iemand met mijn vernuft . Ik zie zelf wel, das er niet veel raars aan mij is, maar ik laat mij op mijn welgemaaktheid ook niets voorstaan. Somtijds kan ik bijna half wensen, das ik u niet beminde, omdat ik niets durf hopen : maar er is echter voor mij, - gij weet, ik ben in sommige opzichten een misselijke jongen, - iets zeer aangenaams in de overdenking, das ik zoveel gezond oordeel, en zoveel smack heb, als men hebben moet om u to beminnen . Hoe lang heb ik met u omgegaan, zonder to vermoeden, das mijn liefde voor u iets anders, dan behagen en vriendschap was! Ik ben beter onderricht, seders ik zeker jong heer niet meer zo vriendelijk kan ontmoeten, dan voor hij't geluk had, u overal en ten alien tijde to vergezellen . Het bloed 78
vliegt mij in 't aangezicht, als ik u, mij niet eens ziende, ontmoet aan de arm van een jongen, die ik lief zou hebben, zo hij u minder onwaardig was. 't Is toch spijtig, mijn lieve Saartje, dat zulke opgeschikte knaapjes, indien zij maar geen buitensporigheden bedrijven, altoos de lievelingen der dames zijn, terwijl ik en anderen, bij gebrek van die kleine aangenaamheden, niet eens in aanmerking komen . `Hoe,' dacht ik voorleden Vrijdag, bij zo een gelegenheid : `Hoe, Willem, als gij uw beste kleed ook aan hebt, en eens fiks gekapt zijt, hoeft zich evenwel dan ook een meisje over u to schamen?' Maar wij, arme jongens, moeten ons hart uit het lijf werken op de kantoren :'t komt, om ons aangenaam to maken, niet eens toe . . . Ik vrees u to vervelen, zo ik langer over mijzelven schrijf. Mocht ik maar weten, dat gij mijn vrijmoedigheid niet kwalijk hebt opgenomen : dat denkbeeld bedroeft mij meer dan ik zeggen kan . De patroon spreekt van mij weer naar Frankrijk to zenden . Zijn vertrouwen in mij vereert mijn pogingen om hem wel to dienen, en ik heb altoos het genoegen, dat hij over mid voldaan is. Hier ontdek ik ook gunstige vooruitzichten . Wie weer, hoe edelmoedig hid omtrent mij zijn zal, wanneer mijn tijd om is . Ik durf zonder uw verlof u niet komen zien . 0 liefde . . . maar waarover klaag ik? . . . Evenwel, zo gij kondt besluiten ; om mij aanstaande Zondag na de middag die eer to gunnen! Ik zou zo gaarne afscheid van u nemen. Gij zijt immers mijn vriendin? Gij kept mijn hart . Gij weer, dat ik geen dan goede oogmerken hebben kan . Evenwel, het staat geheel aan u ; dat is billijk ; en ik vind er voor mij niets verdienstelijks in (hoeveel het mij kost), dat ik mij in beide opzichten geheel onderwerp aan uw verkiezing . Ik beveel mij in uw gunstige gedachten en zal altoos met ijver zijn, Uw ootmoedige Dienaar en Vriend, Willem Willis
79
4oe Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Willem Willis Mijn lieve Willem! Is de man een kind geworden? - Zou ik misnoegd zijn? En om was reden? mdat een braaf fatsoenlijk jong heer, met wien ik zoveel omgang heb, wiens moeder en zuster mien hoogstgeachte vriendinnen zijn, mid, eindelijk, op de betamelijkste wijs, zegt : das ik hem niet onverschillig ben? Waarlijk, das zijn gruwelijke ondernemingen ; vreest gij met, das ik u, met een theatrale houding zal toevoegen : `Moi, je suis femme, je ne pardonne jamais' . In ernst, Willem, ik dacht niet, das gij zo dwaas, of das ik zo een prude was ; een van beiden moet echter zeker zijn. Ik zal u dan eens voor altoos tonen, das gij schuld hebt, en ik niet. Verstaat gij das, vriend? Ik zal aan u schrijven, als aan eenjongeling dien ik hoogacht, omdat hij de achting waardig is van veel beter mensen, dan meisjes van negentien jaar zijn kunnen ; vertrouwende echter, das gig deze mien heusheid niet zult misbruiken. Geloof mij, das ik, tot gisteren toe, nooit er aan gedacht heb, of gij mid met andere dan de ogen eens vriends zag . Mijn verkering met u was weinig minder dan zusterlijk, en het heeft mij duizendmaal gespeten, das gig mijn broer niet was, ook ten koste miner halve bezitting . Ik nam al uw beleefdheden aan voor beleefdheden ; en, om to zeggen, zoals't maar is, ik verwonderde mij geen zier, das gig, als ik bid uw moeder was, ons gezelschap hieldt, zie, me dunks, das kwam mij toe ; en welk meisje, zo vrolijk en zo achteloos, zou dit niet denken? Maar nu gig mid gezegd hebt, hetgeen gig mid zeide, mij zonder liflaffen en met zulk een ontroerd gelaat, zeide, nu moet ik een andere weg inslaan, omdat ik het mijzelve nooit zou kunnen vergeven, een eerlijk man, die mij beminde, met ijdele hoop de kap to vullen, en mij to verlagen tot het verachtelijk peil der coquettes . 't Smart mij, das uw genegenheid juist gevallen is op de enigste stoute meid, die u mogelijk een teleurstelling als deze zou doen ondervinden. Wat kan ik het helpen? Ik ken de liefde niet, en heb geen de minste trek om zulk een grillige zaak to leren kennen, omdat ik volkomen gelukkig ben in de omstandigheden, waarin ik mid bevind . Hieruit kunt gij opmaken, das gig alle bedenkelijke reden hebt, om zo vrien8o
delijk als nog ooit iemand to groeten, die ik flu en dan zie, en daar ik overal mee kom :Ja das gig onredehjk zijn zou, zo gij hem met zo lief hadt als uw hart eist. We! Willem, wel Willem, moet gij u ook in het satirique omtrent de vrouwen vergrijpen? Wie heeft u toch gezegd, das wig altoos beuzelaars voor hupsejongens verkiezen? De een of ander vergiftigde, knorrige, oude vrijer, denk ik, die de zonden zijner jeugd wel gaarne op een sekse zou schuiven, die altoos door de beste mannen met achting behandeld words . Wil ik eens zeggen, hoe het eigenlijk zit? Wij meisjes worden, meest alle, op een zeer kinderachtige wijze opgevoed. Men schijnt omtrent het bestaao onzer zielen als rechtzinnige muzelmannen to denken. ns postuur, onze kleur, ooze houding, trekken al de zorgvuldigheid : men leers ons de kunst van behagen, en hierom krijgen wig dansen zangmeesters, en hierom moeten wig 't Frans, 't ombre leren, enz . l k beken, das een meisje ten minste met gekker zijn moet, dan ik flu ben, om, voor das zip oud en lelijk words, to begrijpen, das al deze fraaiheden mess zijn dan bijwerk ; das zip towel denken kan als haar broer iet, haar neef Jan, haar oom Gerrit . Het getal dier meisjes is groter dan men gelooft das het is ; dock was zullen wij, arme zieltjes, evenwel doen, als wij zien, das onze aanstaande heren en meesters zo verheven van verstand zijn, das zip ons idoliseren om die beuzelingen ; ja, das meer is (om hun eigen zelfs wil) geredelijk ontslaan van alles, das in 't oog der rede verdienstelijk is . Het is ook waar, das vele uwer schrikkelijke borstjes al vrij onaardige heertjes zijn ; en waarom zouden wig, voor wij das moeten doen, lastige druiloren tot ons gezelschap kiezen? nthoud dit lesje, en doe er altoos naar : dan zit gig mijn beste Willem, hoor . Mien achting voor u is op uw goed en eerlijk karakter gegrond ; en mien vriendschap hebt gig, om duizend goede hoedanigheden, die ik in u, als zoon en broeder, heb opgemerkt . Hou u daarmede tevreden, want ik verzeker u, das er niets anders voor u to halen is . Vergeet mid, en poog u de liefde waardig to maken van een veel betere vrouw voor u, dan ik ooit zijn kan. Zo gij haar bid mid zendt, om getuigenis van u to vragen, dan zal ik haar reden geven om over u voldaan to zijn . Gig zult mij zeer verplichten, indien gig u de smarte uitwint, die gij mogelijk zoudt gevoelen, als gig afscheid van mij naamt . Ik ben Uw ware Vriendin, ,S. R. 8I
4ie Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Liefste Vriendin! Hoevele tranen heb ik, in deze laatste drie dagen niet gestort! De waarde juffrouw Buigzaam werd onverwacht dodelijk krank ; de dokter deed haar bij herhaling aderlaten, wijl zij zeer klaagde over pijn in de zijde . Hemel, wat heeft die vrouw uitgestaan, en hoe dodelijk zwak is zij! Letje en ik hebben haar nacht en dag opgepast ; maar dacht ik dat er zulke karakters waren, als die Hartog en Rien du Tout! 't Was of het lieve mens haar geheel vreemd was ; de een zei : `Ja, ik kan niet tegen het waken!' De andere : `Ja, ik ben bang van een dood mens, en wie weet wat er gebeurt!' - Maar genoeg hiervan : zij verdienen niet, dat ik u over haar onderhoud . De familie bekreunt zich harer niet, en dat juist om dezelfde reden, waarom zij onze hoogachting verdient . Hiervan eens meer . Geen uur heb ik haar verlaten ; ik heb haar, alsof zij mijn eigen moeder was, bijgestaan, niet kunnende besluiten om dit waardig mens aan de zorg van dienstboden toe to betrouwen . Deze mensen moeten ook de gehele dag voort ; 't is billijk, dat zip des nachts rusten . l k begreep ook, dat het de lieve vrouw aangenaam zijn moest, als zij zag, hoe ik voor haar zorgde, die zij waarlijk als haar dochter bemint. En wat was dat een vreugd voor mid, Naatje, to kunnen tonen, hoe dierbaar zij mij is, en hoe ik alles zou aanwenden om haar to behouden, wat maar mogelijk was! Nooit heb ik zulk een ongemaakte lijdzaamheid, zulk een volkomen onderwerping aan de wil des Hemels in iemand gezien, die zulke stekende smarten uitstond . Waarlijk, de godsdienstige mensen zijn er toch best aan, en ik geloof, dat ik niets verstandiger doen kan, dan mij zeer toeleggen om haar voorbeeld to volgen. Letje en ik hebben hierover zeer vertrouwelijk gesproken, want onze beider liefde voor de brave vrouw heeft ons nader aaneen gehecht. Wij weenden in elkanders armen, om dezelfde vrouw ; wij smeekten God beiden om dezelfde gunst ; en nu, nu't gevaar voorbij schijnt, zitten wij beiden in haar kamer, om niets to doen dan haar op to passen ; terwijl de lijderes ons met de handen en ogen zegent, zijnde zij door haar zwakheid niet in staat om to spreken . Zij slaapt zeer gerust : o mocht deze slaap haar ter genezing 82
strekken! Ik neem deze stilte waar om u to schrijven . Letje leest in Boetius, een boekje, das zij hier, nevens een bijbel, en een Moulin, Vrede der ziele, in de kamer vond .'t Is raar : ik ben zo gezond als een vis, maar de droefheid over deze krankte heeft mij alreeds sterk doen afnemen ; ik zie er uit, of ik zelve ziek geweest ben . ch! als ik mijn moederlijke vriendin maar mag behouden. God geve het! Gij zult de koffer ontvangen hebben ; maar was dunks u van Willem! Hij heeft mij de inliggende geschreven : het klad van mijn antwoord gaat er bij, want ik heb thans geen lust om er iets van to zeggen : nu geloof ik evenwel, das ik het wel gemaakt heb ? Groet uw waarde moeder, en geeerde tante voor Uw Vriendin, Sara B . 42e Brief:
de Heer Willem Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart
Hoogstgeeerde Vriendin! Welk een lage jongen moest das zijn, die het vertrouwen van een braaf meisje kon misbruiken, om zich zelven, bij een hoop dartele kwanten, het air to geven van iemand, die bij zo een meisje zeer wel stond! o Mijn vriendin, gij zijt geheel goedheid . . . ik moet u beminnen ; das hangs niet van mij af. Hadt gij als een spijtig nufje met mij gehandeld, hadt gij mij als een veel to vrijmoedige knaap gestraft, door een grievend stilzwijgen, dan zou de afstand en verstrooiing mij mogelijk dienstig zijn kunnen, om u to vergeten ; maar nu, nu ontdek ik nieuwe beminnelijkheden in u . Hoe kan ik mij alle hoop laten ontnemen? Zij is de enige troost voor mij . Laat mij dan deze gelukkigmakende hersenschim ! Zij kan u niet beledigen, omdat zij mij ten sterkste zal aanzetten, om mij uw vriendschap meer waardig to maken . Gij zijt mijn vriendin! 0 ik gevoel al het strelende van die uitdrukking : maar laat de liefde zich immer door de vriendschap belonen? Ik begrijp, terwijl ik deze schrijf, das ik niet redelijk ben, zo ik u lastig val op dit stuk ; 83
gig zit mid niets schuldig ; mijn liefde voor u is, of behoort zo belangeloos to zijn, als die wel zuiver is . Ik weet dit alles ; maar is het redelijke ooit het onderscheidend kenmerk der liefde? . . . Genoeg ; ik zou u vervelen ; ik heb u ook iets nieuws to melden . Deze middag ontmoette mij uw gewezen meid, ieternelletje Degelijk . Zip was aan ons huffs geweest, om eens naar u to vernemen ; maar van onze meiden horende, dat mijn moeder en zuster to Rotterdam waren, ging zip heen : geen zes huizen van ons of kwam ik haar tegen . Zip sprak mid aan en zeide mid dat zip niemand had thuis gevonden, maar dat zij verlangde om haar lieve juffrouw eens to horen . `Wel ieternel,' zei ik, `kom in huffs,' want zip was zeer bedroefd en verslagen . Zij deed dit. Ik bracht haar in de eetkamer, en lies mij theegoed brengen . Het goede mens was zo bedroefd, dat ik haar zei : `kom, ieternel, drinkjij eerst thee met mid, en dan zal ik alles vertellen.' ` ch, Mijnheer Willis,' zei zij, `wat heb ik daar een droevig nieuws voor mid van mijn jongejuffrouw gehoord! zou dat waar zijn? Wel, lieve God, heb ik haar daarvoor helpen groot brengen, en zij heeft zulke kostelijke ouwers gehad!' Toen schreide zij dat zij snikte ; en ik was met het goedhartig mens zo bewogen, dat mij de tranen over de ogen liepen . `Mijnheer moet dan weten, dat ik daar zo even bijjuffrouw Hofland geweest ben ; ik weet het niet, maar 't was of ik er naar toe gejaagd wend, want ik ben er geen zesmaal geweest . De meid kwam voor, en Brechtje, zei ik, kan ik mijnjongejuffrouw niet eens spreken? Jouw Jongejuffrouw woont hier niet meer ; zip is weggelopen, en is nou in een goddeloos huffs, daar zip alle ondeugendheid doer, en als een openbare lichtekooi met allerlei ploerten en kommedianten zich ophoudt ; daar moet je haar zoeken . Mijnheer, het was of de stenen tegen mijn hoofd sprongen! Ik moest mid aan de deur vasthouwen, zodanig was ik ontsteld. En, zei Brecht, jib komt er fraai mee uit ; dat is nou dat braaf meisje, dat verstandig juffrouwtje, daar je zo hoog mee liep . 't Is een lief peuzeltje! Nou,jij kunt haar niet spreken en mijn juffrouw heeft belet . Toen deed zij de deur open en ik ging als een radeloos mens naar uw moeder, die ik ook niet thuis vond ; gelukkig mijnheer, dat ik u ontmoette, want ik ben dispraat zo het waar is, wat Brecht zeide .' Wees jij maar gerust, ieternelletje, zei ik ; juffrouw Burgerhart is het braafste, zowel als het liefste meisje dat er leeft . Brecht is een kwaadaardige leugenaarster. Juffrouw Burgerhart is met goedkeuring van mijnheer Blankaart van haar tante gegaan, daar zij niet langer kon blijven, en woont nu in bid een zeer fatsoenlijke, deugdzame weduwe, met nog drie 84
andere juffrouwen. Al het overige is leugen en laster ; ik hoef dat niet to weerleggen. Juffrouw Burgerhart is het lieve kind mijner brave moeder ; mijn zuster is haar vriendin . Toen stond de brave meid op, en dankte God vuriglijk op haar knieen voor het bericht, dat ik haar gal . Ik was zeer aangedaan . Zip kwam naar mij toe . `Ja, mijnheer ik kon niet wachten om God aldus to danken tot ik alleen was : ik ben nooit zo bedroefd, en nooit zo blijde geweest als nu . Zo het waar geweest was, ik had mij doodgehuild. Je weet niet, welk een lief hartje het altoos geweest is ; en denk, dat ik haar, mag ik zeggen, van dat de baker weg was, evenwel alle dagen en nachten towel als haar moeder opgepast heb . Maar nu ben ik gerust . Mag ik mijnheer vragen, waar ik de juffrouw vinden kan?' Ik zei het haar, en zij zal, zodra zip eens weer uit kan, u komen bezoeken. Met duizend dankzeggingen, en met mid een vrouw toe to wensen, die mij de dierbaarste op de gehele wereld is (ik durf haar niet noemen), verliet het goedhartig mens mij. Inplaats van eens to gaan wandelen, begaf ik mij naar mijn kamer om u dit alles zo ten eerste to schrijven . Ik zal (o lieve vriendin, gij vermoogt alles op mid!) mid naar uw raad gedragen. Ik ken mijn zwakheid. Zou ik afscheid van u kunnen nemen, en bedaard genoeg blijven om u gezelschap geen vermoedens to geven, die u ongevallig zijn zouden! Binnen acht dagen vertrek ik, maar niet terstond naar Frankrijk . De patroon vindt goed, mij Duitsland in to zenden . Eerst ga ik over Rotterdam op Antwerpen . Maar waar praat ik van? Dit kan u zeker weinig schelen! Uw silhouette, die mijn zuster mid vergund heeft na to tekenen, sluit ik bid de wissels in de geheimste afdeling mijner brieventas. Dat dierbaar afbeeldsel zal mijn gezelschap zijn, waar ik mid ook bevind . Vaarwel, mijn tedergeliefde vriendin! Denk somtijds eens aan Willem ; immers als aan een afwezend vriend, in wiens lot gij belang stelt, en dien gij met genoegen zult zien wederkeren . Geen woorden kunnen uitdrukken, hoe hoog ik u waardeer, hoe dierbaar gij aan mijn hart zijt, en hoe ik God bid om alles wat u gelukkig kan maken. nveranderlijk ben ik Uw getrouwste Vriend en gehoorzame Dienaar,
Willem Willis
85
43e Brief Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Waarde Vriendin! Wij hebben de koffer in voile orde ontvangen ; mijn moeder prijst uw vrouwelijke netheid boven de huizen : denk dus of ik in mijn schik was . Toen wij hier kwamen, vonden wij tante zeer erg, maar, zoals ik u gemeld heb, zij is thans veel beter ; echter zai het een siepende ziekte zijn . Mijn moeder is zwaar verkouwen, anders wel, en ik kan uitnemend tegen de zuivere Maaslucht . Arme Willem ! `Nu, gij kunt ieder niet nemen, die u lief heeft,' zuit gij zeggen, en ik zeg daar nog eens op, arme Willem! 't Is hier zeer stiiletjes. Tantes huishouding bestaat maar uit haar zeive en twee bejaarde meiden, die reeds bij grootvader gediend hebben, en hier recht gelukkig leven, want mijn tante is een der beste vrouwen die ik ken. Zij heeft veel verstand en een goed hart : enige kleine eigenzinnigheden reken ik niet . Willem is haar afgod. Hij is naar grootvader genoemd, moet gij weten ; en zo hij eens Willis van Zon schrijft, is tante niet to goed om aan haar neef, Willis van Zon, een legaat extra to maken . ik mag het iijden. Geld is mijn zwak niet, en mijn broer zal, zo hij eens zelf negotie doer, van die ronde vrienden nodig hebben. Gij weet, vader was meer eerlijk dan gelukkig . Eens ben ik nog maar uit geweest, en dat heette familiaar, bij tantes naasten buurman, den heer Uitval, brave burgerlieden van de oude tijd . Het spijt mij dat gij er niet bid waart ; dat was recht een pre je voor u geweest ; om de nieuwigheid meen ik. ik zal er mij eens toe gaan zetten om to zien, of ik er u een dragelijke beschrijving van geven kan . (Het toneel verbeeidt een Rotterdams bovenhuis vol stoelen en stoven, en alies wat in staat is om een mens of zestien wel dicht en warm bijeen to pakken.) De tractant was een man diep in de vijftig, en vrouwlief ook zo omtrent . Hij had een kort gesneden pruikje op, dat niet onaardig tuigde met een groot, breed, vrij vurig aangezicht : hij had een zwarte rok aan, met lub86
ben, die hem tot over de handen flodderden . Moeder had een snort van neglige op, met een rood lint, een jukaatje aan, een wit boezelaartje voor en was, in 't geheel, huiselijk . De dochter was vrij zwierig, dock was modens ten achter ; zij glom van juwelen, en was stijfjes vriendelijk . Toen ik boven kwam, verwelkomde mij juffrouw Uitval met veel buigingen en veel excusen, `das zij mij zo familiaar ontving', zeggende : `das zij maar een ouwerwetse vrouw en klein behuisd was', met alles was over die soon verder loops. nderwijl verdoofde het gekef van twee kleine honden, het gekook van een zilveren theeketel, die op een ordentelijk burgervuurtje stond to koken, en het geschreeuw van den heer Uitval, die aan de trap tegen een koksjongen braaf stond to kijven, zeer veel van deze fraaie complimenten ; en ik kon bestaan met to groeten en to glimlachen. Daarop kwam de man boven (ik was bij ongeluk de eerste), en moeder, ziende das ik nu gezelschap had, waggelde, terwijl zij aan een vervaarlijk zware bos sleutels rammelde, naar de achterkamer, daar zij wel alle kisten en kasten scheen to ontsluiten. Toen was 't : `hartelijk welkom, juffrouw, in de stad ;' en hij kuste mij met een recht oud vaderlandse welmenendheid. `Hoe bevalt je ons Rotterdam? Wat liggen hier al reuzen van schepen in onze havens, he, was zeg je? das is was anders als jelui Amsterdamse lichters en vlotschuiten . Heb je geen frisse vrijer opgedaan, die de stad eens braaf op en neer met je kan lopen, en je zo eens op de Schotse kolenschepen brengen kan? Wel, je moet onze kerk zien ; je moet naar de Erasmusmarkt. Daar staat Erasmus, levensgroot, met een bijbel in zijn hand. Ja, ik weet wel van je liefhebberij in lezen ; ik lees nooit, maar elk zijn zin . En dan moet je door de Boompjes wandelen en onze Beurs zien : onze stad is stikkend vol yolk, en het gaat de kooplui heel goed ; je weet, goed maakt cooed ; kom, je moet daar niet altijd bij tante zitten suffen : nu zij weer beter words, moet je eens zien waar je bent .' De goede Uitval zou zo al voort gerammeld hebben, maar het overige gezelschap was er. Toen moest gij die drukte gezien hebben . nder de vrienden was een mager, ziekelijk, zwak mannetje ; mejuffrouw zijn echtgenote was een beaute van ten minste derdehalf honderd pond gewichts, vreemd toegetakeld : een chitsen japon, met grote wilde bloemen, een kostbare bonze pelise, een aan haar hoofd geplakt kinmutsje . Hoe smaakt u das, Saartje? De zware gouden beugel was, want de vrouw was losjes gekleed, op de tablier geschoven, en maakte tegen een allerfraaist horlogie geen onaardig contrast . `Welkom, Klaasje,' riep Uitval, terwijl hij het arme sukkeltje tot knijpens toe de hand drukte . 87
`Zie je wel, dat al die likkepotjes maar vodden zijn? Doe als ik, eet een braaf stuk ossenvlees, neem een stout glas baai toe, en kuier dan eens naar Schiedam, zo doe ik ; en ben ik nog niet of ik twintig jaar was?' Toen raakten we aan het theedrinken : nooit dronk ik fijnder thee en nooit dronk ik uit keurlijker porcelein. 't Speet mid maar, dat de guile vrouw mij zoveel suiker in het kopje deed, zo dikwijls als man schreeuwde : `hebben de vrienden wel suiker?' en dan wilt ik niet, hoe ik mijn kopje zou naar mid nemen, om thee en geen slemp to drinken . Nauwelijks was de thee ter zijde, of de jongejuffrouw kwam met een groot vierkant zilveren blad, opgevuld met confituren ; dat blad werd opgevolgd door een nog groter, tot een aanmerkelijke hoogte met allerlei fijne gebakjes opgestapeld . nderwiji was de kamer zeer benauwd, en de heren dampten uit de treure, zodat wij elkander niet dan in wolken van tabaksrook konden zien . Ik had het zeer kwaad . Eindelijk werd men het eens om wat lucht to maken, en Uitval schreeuwde om wijn en kelkjes ; de meid kwam boven met een door soezen, die nauwelijks de trap op wilde. Enfin, Saartje, de goede mensen hadden niets verzuimd, om ons to tonen dat wij welkom waren. Men speelde niet . De vrouwen begonnen des over het huishouden en de meiden, de mannen over negotie of studie to praten . Twee personen zal ik nog maar beschrijven ; de overige zijn het copieren niet waardig . De een was de jongeheer Wijsneus, die we! niet studeert, zoals men het noemt, maar die echter veei leest, en, zo hij zich minder lies voorstaan, nog al to dulden zou zijn : nu was hid ondragelijk . Hid luisterde naar zijn eigen woorden, en sprak apes zo pedant, en met zulk een emphasis uit, dat hij zijn goede opvoeding schande aandeed. Hid is een neef van den goeden heer Uitval, die nogal op heeft met het gekje, ofschoon het de onbeschaamdheid heeft om oom en meu op een verachtelijke wijn to bejegenen . Hij scheen gehoord to hebben, dat ik mijn ledige tijd niet met kaartspelen verkwist . Dit was oorzaak, dat hid mid ongemeen lastig vie! . En wie, vraagt gig, is de tweede persoon, die gig mid zult beschrijven? De proponent Smit, Saartje . - Nu, zie mij zo niet aan! Gij weet immers, dat wig elkander lang gekend hebben? Een eenvoudig toeval had hem hier gebracht : hij kwam, met iemand van 't gezelschap, onverzocht, merle . Ik ontstelde een weinig ; wie zou hem hier gewacht hebben? Zijn zwart kleed staat hem zeer we!, en ik vind, dat hij zeer in zijn voordeel veranderd is . 't Was eerst tegen dat wij aan tafel zouden gaan, dat hij gelegenheid had om mid aan to spreken : dock dit ogenblik nam de jongeheer 88
Wijsneus waar om hem, terwijl hij hem bid de arm vasthield, to vragen : `Denkt gij niet, mijnheer, das het wel to betogen is, das de philosophic, welke thans door geheel Europa met een fiere tred hierom wandelt, zeer veel moet toebrengen tot het zuiveren onzer denkbeelden, ook in heilige theologie? Zou het niet wel der moeite waardig zijn, dusdanig een vertoog, geschreven door een meesterlijke hand, den volke toe to schikken?' Smit antwoordde koeltjes : `De gelukkige ondervinding maakt ons zo een betoog geheel nodeloos ;' en mij aansprekende, deed hid het pedantje zwijgen, die zijn talenten aan de heren uitmat, welke hem niets antwoordden. Gevallig werd er van zeker vermaard kabinet van oudheden en munten gesproken . `Eilieve,' zei de vrouw met een gouden beugel tegen Wijsneus, `eilieve, mijnheer, kick, ik heb hier enige oude potstukken, mogelijk is daar ook wel een kop van een Rooms keizer bid . Dat stuk heb ik altoos van een oude kattelijkste juffrouw in mijn kindsheid gekregen.' Maar de ondragelijke jongen rekende de goede vrouw geen antwoord waardig . De huisheer nodigde ons, op de volgende kamer, aan tafel ; en den heer Smit bij de hand nemende, zei hij : `Kom, mijn kostelijke vriend, jij bij deze juffrouw ; me dunks, jelui voegt schoon bij malkaer.' Maar, lieve Saartje, ik wens we!, das gij zo een tafel eens gezien hadt! In 't midden stond een dampend stuk Hamburger ossenrib, van een dertig pond, denk ik. Daarbij was een ham, een kalfskop, een varkensrib, en een gestoofde kabeljauw . De groenten waren niet minder talrijk of voedzaam ; zodat aan ons familiaar soupeetje zouden een dozijn of twee moffen hun genoegen hebben kunnen krijgen . Alles was overvloed, alles toonde rijkdom en zindelijkheid ; dock zonder den heer Smit was het voor mij zeer ongevallig geweest . Laat men vrij roemen op de oude Hollandse gulheid ; op zulke maaltijden is men overdadiger, en hoort men vuiler dubbelzinnigheden, dan bij onze modieuse lieden .'t Was een uur, voor dit klossenpartijtje scheidde . En nu heb ik tijd, om alles, zoals de jonge wijsneus het noemt, philosofies to betrachten . De heer Smit, die mij thuis bracht, vroeg mid of hij de eer mocht hebben om mijn moeder van zijn hoogachting to komen verzekeren, en dus onze kennis to hernieuwen . Wat zou ik gezegd hebben, dan das het mijn moeder zeer aangenaam zijn zou . Gij hebt hem nooit gezien, mijn vriendin, maar weet echter, das hid een en andermaal mij van zijn bizonderste genegenheid heeft verzekerd . Hij is door zijn voogden, na de dood zijner ouders, op zijn verzoek 89
van het kantoor genomen, om in de theologie to studeren, waartoe hij altoos de sterkste neiging had ; en, schoon hij laat begon, nu reeds met zijn zes-en-twintigste jaar beroepbaar als predikant . Mijn moeder groet u tederlijk . . . Daar krijg ik uw laatste met de bijlage . Hoe rijst mijn achting voor u, naarmate ik uw karakter leer kennen . De hemel herstelle de waardige vrouw en geleide u en uw Letje! Dit wenst Uw Vriendin, Anna Willis
44e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde Vriendin! 0 mijn lieve Willis, de goede Hemel heeft onze gebeden verhoord . De waarde vrouw is zoveel beter, das de dokter ons verzekert, das, zo er geen toevallen komen, onze zieke spoedig zal hersteld zijn!'t Is een oud, grijnig goedhartig man, die dokter, maar ik was zo dronken van blijdschap, das ik hem wel de handen had willen kussen, en al mijn mooiste muziek zo gaan voorspelen . Wat ben ik toch een wonderlijke meid! ver weinige dagen heb ik al mijn tranen verkwistend weggeweend ; en nu zou ik, uit dartelheid, wel het hele huffs op stelten zetten . Ik heb de meiden getracteerd ; onze ouden Eliezer,* alias Frits, een vrije dag bezorgd, en aan mijn Cootie beloofd, zodra ik uitging, hem rhee to nemen. nderwijl loop ik op mijn kousjes door de ziekenkamer, en zou met Letje, die mid dit nadoet, zo ook wel eens een menuetje doen willen . Uitgaan, en de waarde lieve zieke alleen laten? Ik zou mid zelve braaf afkloppen, zo ik er aan dacht .'t Is een plezier zo een vrouw op to passen . 't Moeit mij maar, das zij zo verlegen is met onze beleefdheid . Zij begins weer was to eten en op to zitten . Al was zij zegt is onze aandacht waardig . Zij heeft uit de kelk der tegenheden gedronken ; maar zij dankt God ook daarvoor . Eens zag zip Letje en mij, die zoetjes zaten to keuvelen, met de tederste oplettendheid aan. `Mien twee engelen,' zei zij en zweeg . Wij vatten elk een harer handen, en drukten die aan ons hart. Zij gaf ons elk 90
een kus. Wij beiden riepen tegelijk uit : `Moederlijke vriendin,' en onze tranen spraken sterk . `Beste kinderen,' zei zij, `ik zie dat gij beiden mij lief hebt ; mag ik mij van die liefde niet wel bedienen om u bij gelegenheid to tonen, hoeveel belang ik stel in u beider geluk? Gij zijt beiden ouderloos ; mijn enige dochter heeft God vroeg van mij genomen . Laat ik mijn Zantje in u weervinden ; gij zult in mij altoos een vriendin vinden, die haar meerdere jaren en groter ondervinding altoos zal aanwenden om u nuttig to zijn. `Met dat oogmerk zal ik u het een en ander van mijn levensloop verhalen ; wel verzekerd, dat gij beiden, hetgeen ik u zal zeggen, voor u zult houden : hetgeen ik u ook verzoek . `Ik ben uit het adellijke Gelderland afkomstig, en mijn familie leeft daar nog in aanzien. Mijns vaders middelen waren daar toereikend ; dock in Holland betekenden zij niet veel . Mijn moeder had een vriendin in Amsterdam, en had haar beloofd, op haar aanhoudend verzoek, om mij bij haar to laten, immers voor enige tijd . Deze dame was een bejaarde coquette, en wij leefden in de grote smack. Ik vond wel niet veel behagen in zo'n levenswijs ; maar ik was jong, en nooit tegen zulke uitsporigheden gewaarschuwd zijnde, volgde ik mijn weldoenster in zo verre, dat ik mid alleen wachtte voor hetgeen ik zeer wel wist oneerlijk to zijn . nze dagen waren op de geregeldste wijze ongeregeld . Bals, soupe's, speelpartijen, comediepartijen, carrousels, alles was onze gading . Men zeide, dat ik niet lelijk was . Ik was tenminste gezond, en speelde zo goed als de meeste dames. Men kwam mij vertellen dat men mij beminde ; dock niemand hield het staande, nadat men hem zeide, dat ik een adellijke Gelderse freule was zonder geld . Dit beviel mij zeer wel, want mijn trouwlust was gering . Eindelijk beviel ik can een schatrijk jong ostIndisch heer, en die had de cooed om mij, na de genoemde ontdekking, nog smoorlijk, zoals hij zeide, to beminnen . Zijn eigen meester zijnde, had hij alleen mijn en mijn ouders goedkeuring nodig . De grootheid zijner geldmiddelen verbijsterde mijn ouders dermate, dat men mij beval dien heer to trouwen en zulk een schone partij niet of to slaan . Mejuffrouw Kwiks, zo heette mijn moeders vriendin, trad in hun gevoelen . Dejonge heer toonde zijn belangeloosheid, en beminde mij, op zijn wijs, toen waarlijk. Mijn tegenwerpingen werden voor eigenzinnigheden uitgekreten of niet begrepen . - `Ik bemin mijnheer Spilgoed niet .' - `Gij zijt een romaneske malloot,' kreeg ik ten antwoord, `wie vraagt u daarnaar? Wel Mietje, gij zijt nu zovele maanden in de beau monde geweest, 9I
en weet gij nog niet, dat de liefde en het huwelijk nimmer to zamen gaan?' Kort gezegd, ik toonde dat ik een dochter was uit het geslacht der Buigzamen, ik week voor iets, dat ik geen kans zag to weigeren . De heer Spilgoed werd mijn man, en ik een dier ongelukkige vrouwen, wier schone partij men met nijdige ogen aanzag . Dewijl de heer Spilgoed reeds zijn eigen huffs bewoonde, had ik niets to doen, dan mij in zijn koets daarheen to laten brengen. Dat hid zeer rijk was, bleek aan zijn overgrote verspilhngen, die hij alle ruim en rijkelijk betaalde . Zijn huishoudster, hoewel verbitterd om dat zij door mij, zo zij waande, in haar hoop was to leur gesteld, had al to veel wereld, om mij niet met de uiterste beleefdheid to ontvangen. De eerste veertien dagen liepen tamelijk wel af. Mijn man scheen verzot op zijn vrouw, en kwam al mijn wensen voor . Maar dewijl hij to veel van het wellustige Aziatische karakter had, om mij geen billijke reden tot misnoegen to geven, ontdekte ik weldra, dat ik mij verbonden had aan een man, die alleen vatbaar was voor de allergrofste zinnelijke vermaken ; en wel spoedig ontdekte ik dat mademoiselle Bartin met hem in een zondige gemeenzaamheid leefde . Dit niet alleen, maar dat ik mijn man deelde met het uitschot der sekse . - Zo een ontdekking is, wat het grievende betreft, niet to beschrijven . Ik had mijn man, 't is waar, genomen, omdat ik het niet zag to ontduiken ; dock mijn hart zou hem, indien hij zelf het mij niet onmogelijk gemaakt had, uit erkentenis genegen zijn geworden ; en indien ik hem in een ordentelijk man had kunnen veranderen, dan zeker zou hid mij dierbaar hebben kunnen worden. Ik was zwanger : hoef ik iets meer to zeggen? Doch, wat kon ik aanvangen met een man, die geheel verbeest was, en geen verstand had? Zijn baldadig leven ruineerde zijn gezondheid, en ik zag nu wel, dat geen rijkdom, hoe groot, bestand was tegen een vertering, die in weinige maanden duizenden beliep . Deze pijnlijke overdenkingen, en de staat, waarin ik mij beyond, benamen mid spoedig die gezondheid, welke ik, als mijn beste bezitting, uit mijn gezond vaderland had medegebracht . Ik heb to veel achting voor uw kiesheid, lieve juffrouwen, om u to vervelen met de sporeloze en walgelijke tonelen, die men nu, zelfs onder mijn ogen, opende. Laat ik u alleen zeggen, dat ik van een dochter beviel, en het onuitdrukkelijk hartzeer had van to zien, dat mijn man, zelfs toen, toonde niet vatbaar to zijn voor die bijna onweerstaanbare blijdschap, die een vader gevoelt, als hij zijn vrouw moeder ziet van een gezond, zo even geboren, kind . Volmaakt overtuigd, dat de natuur mij in staat 92
gesteld had om mijn eigen kind zelve to zogen, voldeed ik aan de heilige plicht ; dock zo ras hij dit merkte, voer hij verschrikkelijk uit, de staat waarin ik was niet eens in aanmerking nemende . Ik antwoordde alleen met tranen, en ram voor, wat er gebeurde, dat punt niet op to geven . Hierop volgden van zijn kant zaken, die ik u niet kan mededelen . Weet alleen, dat zijn afkeer voor mij als in haar veranderde . Wij hadden nu mess meer gemeens, dan het huffs waarin wij woonden. Mademoiselle Bartin beheerste hem geheel ; en nu was het niet larger een geheim voor mij, dat zij hem reeds twee kinderen gegeven had . Deze onnozele wichten had ik dikwijls bij haar gezien, order de naam van twee ongelukkige weesjes uit haar familie . Het was mij niet mogelijk, deze kinderen, na die ontdekking, minder vriendelijk to behandelen ; dit heeft men en bespot en gewraakt ; maar ik ben een vrouw, en was zelve moeder . Mijn lief kind trok nu al mijn liefde, al mijn zorg, en vergoedde mij al het verdriet, dat haar ongelukkige vader mij deed! Mijn ouders stierven, door de uitkomst geleerd hebbende, dat ik in allen opzichte to beklagen was . Het spel en de roofzucht van verscheidene maitresjes, deden het ostIndische geld als in een grondeloze kolk wegzinken . De zorg voor mijn kind gaf mij de cooed, die mid ontbrak . Ik beproefde, of ik dit dol mens niet tot staan kon krijgen . Vergeefs! van welk een zijde was hij to raken, die de huwelijksbanden verscheurde, en ongevoelig was voor de tedere inspraak der natuur? Het liep van kwaad tot erger . Zijn wraakzucht want nu had ik hem, die man en heer was, beledigd, en was ik niet maar slechts zijn vrouw? - tergde mij dermate, dat hij aan Bartin, op eenmaal, voor wel duizend ducaten aan juwelen, in mijn bijzijn, present deed . Ik moest hem dus verlaten, of mij alles getroosten. De aarde draagt, naar mijn inzien, geen ongelukkiger vrouw, dan die, welke in de bloei haars levers van haar man gescheiden is . En ook, wat to beginner? Mijn ouders hadden alles op zijn edelmoedigheid later aankomen ; ik had wel fraaie juwelen en vele presenter van hem ; maar wat beduiden deze dingen om van to lever? Ik had ook een kind, moest ik daar niet voor zorgen? Ik vleide mij, dwaze die ik was! dat hij nog, voor hij bedorven was, zijn ogen zou opener, en dat hij mid en mijn kind tenminste, hetgeen uit de schipbreuk gered was, zou overlaten . Ziende dan, dat ik ongelukkig was, besloot ik om mij mijn ongeluk ten nutte to maker . Ernst is de vriend des tegenspoeds . Ernst maakt ors met ors zelven bekend, en terwijl hij onze ogen op onze plichten vestigt, geeft hij ors lust en kracht om,'t geen men wel begrijpt, gemoedelijk to betrachten . Ik wijdde mij 93
geheel aan mijn kind, en stelde mij door het lezen van goede boeken in staat om de plicht ener moeder op een verlichte wijze uit to voeren . Mijn naaldwerk en mijn muziek verdeelden een tijd, die ik nu geheel voor mij had. Ik zag geen gezelschap en wandelde niet dan in de fraaie hof, die achter ons huffs lag . Juffrouw Kwiks en ik vervreemdden zeer van elkander, hoewel zij mij nooit reden tot misnoegen gaf, en ik haar altoos dankbaar bleef voor de gunsten mij betoond . Eindelijk behaagde het God, om mijn man de droevige gevolgen zijner losbandigheid to doen ondervinden . Hij kreeg een beroerte, en lag ettelijke maanden, meer dood dan l evend . lk ijlde naar hem toe, dock Bartin had zich, als een trotse meesteresse, van zijn persoon meester gemaakt . Eens evenwel was de gelegenheid gunstig . l k knielde voor zijn bed ; ik schreide ; mijn dochtertje, nu zes jaren oud, stond bij mij ; het schreide ook : lieve papa, zeide het kind, en streelde, op een stoofje geklommen, met haar klein handje zijn wang. Hij zag mij sterk aan, greep mijn hand, wilde iets zeggen ; dock zijn spraak was zo belemmerd, das ik niets verstond ; en seders lag hij meest altoos met de ogen open, dock zonder spraak, en, zo ik meen, zonder enige onderscheiden kennis . Hij stierf, nog geen veertig jaar oud, en lies mij, zoals bij de uitkomst bleek, meer schuld dan goed . Bartin had in de confusie het huffs verlaten, en tijd overig gehad om het loon harer ondeugd in veiligheid to stellen . Laat ik een kleed mogen leggen over alle ontroeringen, die mij seders overkwamen. l k was zes-en-twintig jaar, arm, van fatsoen, en had een kind, waarvoor ik moest zorgen. Wel ras begaf ik mij bij lieden in huffs op twee goede kamers, en bezuinigde zoveel mij mogelijk was, hopende, das de goede Voorzienigheid mij uitkomst zou geven . l k verkocht mijn juwelen en kostbare kleren, zette het geld bij zekeren koopman uit, en begon gelukkig to worden . Juffrouw Kwiks, die, in weerwil van haar dwaze levenswijs, een medelijdend hart bezat, deed mij nogmaals de voorslag om bij haar, voor gezelschapsjuffer, to wonen, met belofte van voor mijn kind to zorgen . Maar dit lokaas zelfs was niet machtig om mij hiertoe over to halen . Niets evenaarde de afkeer, die ik had van een levenstrant welke ik nu kende. Het leven du bon ton kwam mij zo verachtelijk voor, das ik veel liever met mijn handen mijn brood zou willen winnen, dan delen in alles was weelde, aanzien en vermogen in zo een huishouding uitstrooien . Hoe vast ik ook besloten had voor deze aanbieding to bedanken, eiste 94
dezelve echter alle mijn erkentenis ; en mijn goede opvoeding, towel als mijn voorzichtigheid, noopten mij, om, in de beleefdste uitdrukkingen, daarvoor to bedanken ; terwijl ik echter onbewimpeld to kennen gaf, dat deze mijn levensweg mij zo wel beviel, dat ik geen reden had om naar enige verandering to staan . Men verstond mij ; men hield af, en ik verzuimde niets, om mijn veelbelovend kind een betere opvoeding to geven, dan ik zelve ontvangen had . De ondervinding had mij hiertoe in staat gesteld. l k slaagde ook gelukkig, en leefde dus acht jaar, zonder dat mij veel aanmerkelijks wedervoer, onbekend of vergeten . Hoe kan ik, mijn lieve juffers, voortgaan, om u het grootste verdriet, dat mij ooit wedervaren kon, to verhalen? Dit lieve meisje, aan 't welk ik reeds een vriendin had, dat veelbelovend kind, dat mij 't leven aangenaam maakte, kreeg de kinderpokjes, en werd mij, in weinige dagen, ontrukt . U een denkbeeld to geven van de smart, die ik toen onderging, is mij volstrekt onmogelijk : moeders kunnen het beseffen . . . Ik tag het lieve meisje sterven, sprak niet, weende niet : al mijn bewegingen waren werktuigelijk. Mijn voorhoofd gloeide, mijn ogen stonden strak ; mijn borst was zo beklemd, dat ik nauwelijks zuchten kon . Eerst op de dag der begraving begonnen mijn tranen to druppelen, kon ik zuchten ; en de natuur ontving die verlichting, die zij niet kon ontberen, zonder mij in zinneloosheid to storten . Alles komt tot een zekere hoogte ; wat daar boven is, verwoest ons, indien het van een smartelijke aard is : ik ben thans in geen gemoedsgesteldheid om dit onderwerp breder uit to werken ; ik sprak nu alleen van de dood mijner dochter . De tijd, die alle droefheden vermindert, deed mij die vriendelijke dienst niet. Iedere morgen baadde ik mij in tranen ; en nooit sliep ik in, dan met natte ogen. Alles verlevendigde mijn smarte, en alles wat dit deed, was mij dierbaar . Mijn kind, mijn kind, mijn Zantje, dit herhaalde ik duizend keren! Een geheel jaar dus gesleten hebbende, besloot ik om alles wat mijn lief kind gedragen had, alles wat zij geschreven, getekend had, al haar aardige handwerkjes zorgvuldig bijeen to leggen, en in een koffer to sluiten . Mijn wonden openden zich opnieuw ; het binnenste van mijn hart ontroerde, zo dikwijls ik iets, haar betreffende, aanraakte . Hierop verviel ik in een allerdiepste droefgeestigheid ; ik werd de ellendigste alley v rouwen . l k had niet een vriend ; want de lieden, daar ik inwoonde, waren gewoon mid met die ondergeschiktheid to bejegenen die mijn geboorte, en ten hunnen opzichte ruime omstandigheden, eisen . Eens 95
op een avond, bad ik God met al die ernst en eerbied, die ons betaamt, als wij ons onderwinden om Hem aan to spreken. Ik smeekte om hulp, om wijsheid, om geduld, en onderwierp mij ten voile aan zijn schikking, uitroepende : Heer! gij zijt rechtvaardig, gij zijt goedertieren . Gij nam van mij dat kind, 't welk ik als de beste uwer zegeningen ontving! Gij nam haar van mij, in een tijd dat ik mij gelukkig vond met haar, dat ik haar voorbereidde tot de Eeuwigheid . Ik doorzie uw oogmerk geenszins ; doch't is uw wil ; Vader! uw wil geschiede! - lk rees op, droogde mijn tranen af, en versterkte mij in het denkbeeld, dat de goede God mij, om zeer wijze reden, dit verlies had doen lijden. De aannemende kalmte mijner ziel stelde mij in staat, om mij op mijzelve to b epalen. l k begreep, dat ik mijn onderwerping aan God niet beter kon bewijzen, dan door mij to verheffen boven deze droefheid . Deze eenzame, eenzelvige levenswijs is niet geschikt om mid hiertoe to brengen . De wereld, foei wereld! wat dan? lk kreeg een plan in het hoofd, dat mij voorkwam als recht gepast om mij, zonder mij in de wereld to voeren, echter bezigheid en afleiding to verschaffen . Ik besloot tot die levenswijs, waarin gij mij hebt leren kennen . l k maakte dit mijner familie bekend, die het zeer afkeurde, en, toen men zag, dat ik het ten uitvoer bracht, mij van laagheid beschuldigde ; ik onderging smadelijke behandelingen . Zij troffen mij niet ; ik wist dat ik wel deed, en dat mij, ter redding uit mijn droefgeestigheid, geen beter middel kon aan de hand gegeven worden . Juffrouw Kwiks stierf, en had de edelmoedigheid gehad om mij een fraai legaat toe to schikken . Ik vertrouwde mijn voornemen aan den koopman, bij wien ik mijn klein sommetje had. Hid oordeelde dat ik wel deed, en hij bezorgde mij drie jonge dames, die genoeg verteerden om mij tot een ordentelijke huishouding in staat to stellen. Doch evenwel, mijn geld schoot er bij in, en ik moest nog duizend guldens opnemen van een zeker man die onheus heeft gehandeld ; dock ik ben sedert enige dagen in staat geweest om die som of to doen, dat mij zeer verblijdt . Ziedaar, lieve juffrouwen, hetgeen ik u uit mijn levensgeschiedenis wilde zeggen . Mogelijk zult gij, bij voorkomende gelegenheden, er u enig nut uit kunnen bezorgen . Het verlies van mijn dochter spreidt wel een nevel over mijn geest, maar ik leef in de zalige hoop van haar in de onsterfelijkheid weer to zien ; en sedert ik u, lieve juffrouwen, bij mij heb, ondervind ik, dat ik nog vatbaar ben voor - zoudt gij 't wel geloven kunnen? - voor blijdschap .' Hier zweeg de waarde vrouw . Hoe dikwijls hadden wig met haar 96
geweend onder het verhaalde! Hoe dikwijls had ik haar zachte hand aan mijn hart gedrukt. Nooit was ik zo aangedaan . Terwijl alles nog levend in mijn geest ligt, schrijf ik het u ; haar de vrijheid verzocht hebbende om het verhaalde aan een mijner vriendinnen, die zulks waardig was, to mogen mededelen. Lees : en zeg mij, kan men zulk een vrouw to hoog schatten? 0, hoe lief heb ik haar! Vaarwel, mijn Vriendin,
Sara Burgerhart
45e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde Vriendin! Voor 't eerst ben ik, na het toeval mijner geeerde juffrouw Buigzaam, uit geweest, met op een klossenpartij, niet met een Wijsneus en een aanstaanden dominee, maar met mijn kostelijken vriend (zei Jan van Gijzen tegen zijn bok), den heer Jacob Brunier, vergezeld van deszelfs zuster Aletta Brunier ; en das wel in de Franse comedie . Daar hebt gij immers niets tegen? Ik kon u wel wijs maken, das ik er ging om mijn Frans to onderhouden, dock dan jok ik u was voor . Neen, ik ging er met geen ander oogmerk, dan om eens een Franse comedie to zien spelen . Wel, Naatje, ik raad u sterk aan om, voor gij van staat verandert, er ook eens to gaan. En zo dit, gelijk mijn tante zegt, de tense des Satans is, dan moet ik u maar zeggen, das hij als un homme degoat en comme itfact gelogeerd is! Ik zag les Femmes Savantes spelen, een stuk van den groten Moliere : mijn genoegen was groot : alles, dacht mij, was natuur . Het karakter van Chrysale smaakt mij ; maar das excusez moi, monsieur, je n'entends pas du Grec, hoe bekend ik daarmede ben, had al het aantrekkelijke der nieuwigheid, toen het werd uitgesproken door een schone jonge actrice, wier talenten men toejuichte. lk was niet weinig misnoegd over het gedrag van ettelijke heren en dames in drie of vier loges . Het spel zelf trok hun aandacht niet ; das is hun zaak ; maar andere fatsoenlijke lieden to beletten om to voldoen aan het oogmerk, waarom die naar zo een plaats gaan, vind ik ten uiterste onbeleefd . Zo ziet gij, kind, das alles 97
onvolmaakt is, zoals de heer Blankaart zegt : alle rechtertjes hebben er slinkerjes. Zulke onfatsoenlijkheden, denk ik, kunnen niet belet worden. Wie doer den aus in de ban? Cootje zegt mij - (ik noem mijn auteur, om des to meer klem aan zijn woorden en aanhalingen to geven), das lachen, praten, schertsen, onder het spelen van de zielroerendste treurspelen, thans du ton is ; en das menig champignon en champignone de fortune daarmede ontegenzeggelijk bewijzen, das zij lieden van rang zijn, en tenminste reeds deze zes laatste jaren geweest zijn. Zeg je zo! was mijn antwoord ; evenwel, al werd ik altoos maar voor een koopmansdochter gehouden, ik meen dit certificaat van mijn fatsoen niet mede to nemen, omdat ik mijn lieve ouders niet in verdenking wil brengen, of zij mij ook wel hebben opgevoed . Niettegenstaande deze en nog een half dozijn ongevalligheden, moet ik u maar zeggen, kind, das ik verzot ben op de schouwburg, das ik niet kan begrijpen, was of men toch kar inbrengen tegen een uitspanning, die wel ingericht, zoveel goeds kan uitwerken . Nu, das mogen de geleerden afhaspelen, ik ga er heen, en das wel zonder das mijn hart mid iets verwijt . Juffrouw Rien du Tout was zeer uit haar humeur, omdat wij haar niet hadden meegenomen.'t Is mijn schuld ; ik vreesde, das die beuzelachtige woelgeest ons maar zou gehinderd hebben : als wij weer gaan, zal ik haar zien in een loge to plakken ; daar zal zij zich beter diverteren dan bij ons, die eenvoudig komen om to horen, to zien, to wenen, of to lachen . Apropos, weer gij we!, das het thans voor zeer ongemanierd gehouden words, to schreien bij een Alsire, en to lachen bid de Francais a Londres? Zie, das alles a gouverno, het kon u to pas komen . Ik moet u nog al meer fraais verhalen . nlangs was ik met mijn trouwen schildknaap op een publiek concert : Coo had gehoord, das er een der eerste zangeressen voor 't eerst zingen en das Cavalini het clavier bespelen zou. Maar moest men geen geduld hebben, zo taai als een leren lap (wil ik spreken), om niet toornigjes to worden op de manier van doen van enige der grote lieden? Daar snapten drie, vier dames zo luid, das ik duidelijk hoorde, hoe het discours ging over het puce-lint van een coiffure . Ginds stonden een paar heertjes als een paar malle jongens - (zou ik zeggen, zo ik niet verstaan had, das zij aanstaande vaderen des vaderlands waren), arm in arm, de heerlijkste muziek na to lollen, ons, en passant, enige cabriolen op de koop toe vererende, en das, terwijl mijn gehele ziel wegsmolt door het heerlijkste vocaal en instrumentaal muziek, das ik immer hoorde . Hoe is 't mogelijk 98
zo ongevoelig to zijn! ik spreek niet eens van het onvoegzame ; men doer veel om du ton to zijn! En diezelfde babbelaarstertjes affecteerden zich, toen de een en ander vroeg, of zij zich de avond beklaagde, das zij geenchanteerd waren . Ende nu nog een kort woord tot u, mijn aandachtige! 't Is waar, de overgang is was grillig ; zo spreek ik van comedien en concerten, en zo kom ik tot mijn deftige vriendinne . Nu, gij weet hoe ik ben ; los, bedroefd los . `Wel,' zou tante zeggen, `wel kijk eens aan, nicht, daar moest de tante van je vriendinjuist to Rotterdam wonen ; daar moest zij ziek worden ; daar moest juffrouw Willis met haar dochter bij haar komen ; daar moest een buurman wezen, die een klein soupeetje gaf, en daar moest juist de proponent Smit in de stad zijn, om er die avond bij to wezen ; was is das groot!' dusverre tante. En was zegt nicht? Wel, nicht is zeer in haar schik met die tijding ; en nicht hoops nog binnen't jaar haar vriendin in het eerwaardig karakter van domineesvrouw gelukkig to zien . Heden, Naatje, das moest je doen : me dunks, das gig met niemand een juk kunt aantrekken, das u zo wel voegen zal, dan met een eerwaardige . 0 mij! was zal ik dan dikwijls bij u komen, al woont gij aan 't einde van de wereld, of zelfs op Marken Buiten! want ik ben overtuigd, das de man, die gij verkiest, waardig is das men om hem de hele toverlantaarn der wereld goeie dag zegt . Ziet gij niet, das ik thans een hele schrijvige natuur over mij heb ? Ja, kind, Saartje gaat nu weinig op de tril, en onze dierbare patience is nog to zwak, om haar met mijn gerammel to vermoeien . Doch lang vasten is geen brood sparen . Ik moet noodzakelijk eens met Letje uit . Juffrouw Rien du Tout heeft onlangs zulk heerlijk gags gekocht, en das zeer goedkoop ; ik moet, eer het stuk op raakt, er ook van hebben . Zo Cootje maar mee kan, want hij heeft, wurm daar hij is, ook zijn drukten ; en het schijnt, das hij, voor een heertje van de mode, zijn taken voorbeeldig waarneemt . Wat zoudt gig een goed werk verrichten, Naatje, als gij hem wist to beduiden, das hij waarlijk zeer wel zou doen, indien hij zo attent was in het verbeteren en in orde brengen zijner denkbeelden, die nu in zijn hersenvat als een hoop stoute jongens in de donkey heroin tuimelen ; zeg was gij wilt, maar de borst is heel gezeggelijk, en de geest des tegensprekens heb ik met wortel en tak uitgeroeid. Nu uw beurt, hoor je kind . Ik ben uw Vriendin, Sara Burgerhart 99
ostcr4 tum .
En wie denkt gij, dat ik deze dag gesproken heb? Mijn ouwe trouwe ieternel.1k weet niet of een bezoek van u mij wel aangenamer had kunnen zijn. De tied mag mij niet heugen, dat ik het goede mens gezien h eb. l k kuste haar hartelijk, en bracht haar op mijn kamer . De meid was zo aangedaan en zo blij, dat het wel to zien is hoeveel belang zip in mij stelt . Zip verhaalde mij haar bezoek bij uw broer en kon er niet van uit, zo vriendelijk als mijnheer Willem was! Ja, Naatje, ik kan het niet zwijgen, maar wat gaf ik wel, dat gij de goedheid van uw hart wat meer in de dagelijkse omgang door minzaamheid lucht gaaft! Vriendelijk omtrent onze minderen doer zeker zoveel eer aan ons, die ze uitoefenen, als vermaak aan hen, die er door aangemoedigd worden . Ziedaar is nu uw broer Willem ; hij heeft zeker op verre na zoveel verstand, en beredeneerde kennis niet als zijn zuster ; en wie kept hem, zonder hem niet alleen graag to mogen lijden, maar ook, zonder hem to achten, om hoedanigheden, die hij niet heeft, want zie, kind, als men onze eigenliefde maar een goed woordje geeft, is zij een goedaardige malloot, en geeft ons met ijver veel meer wederom dan zij ontving . Nu nog een woord van ieternel . Zij woont thans bij aanzienlijke lieden op de -, ja ik weet het niet wel ; maar 't geen mij meer interesseert, is, dat zij volkomen tevreden is en haar heer en mevrouw deugden van mensen n oemt . l k ken hen niet ; hid niet van G . . . Nu, er is wat afgedaan! oud en nieuw : van mijn geboorte tot op de huidige dag, sprak zip ende van mijn vader, ende van mijn moeder, ende van grootmoeder Burgerhart (die ik niet gekend heb), ende van grootvader Holland (die tienjaar voor mijn komst in dit tranendal dood was), ende van tante Holland, die in haar jeugd zo een wilde slavonjer* (zo noemde zij het) geweest is, ende van - ja, ik weet het zelve al niet. Maar 't geen mij het potsigste voorkwam, was het nieuws, dat tante trouwen zou met een heer, die er alle dagen aan huffs komt ; dock ieternel kende hem niet. Dat zal, zo waar ik leef, broeder Benjamin zijn! arme tante! zo zij hiertoe vervalt, beklaag ik haar van harte. Wie komt er antlers, dan die heer?Daar moet ik meer van hebben! Wat zegt gij van zo een postcriptum ? Kan het niet wel voor een brief passeren?
100
46e Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Liefste Vriendin! Ik heb tenminste op vijf brieven van u to antwoorden : nu zal ik deze dag daarmee besteden . Waar zal ik mede beginners? Laat ik uwe brieven nog eens doorlezen, dan zal ik de draad wel opvatten . Wie, die u kept, en die u verdient to kennen, heeft het toch in zijn vermogen om u met lief to hebben? nze karakters lopen verbaasd uit elkander ; en schoon ik al vrijwel met mijzelve tevreden ben, zo denk ik somwijle met Alexander : zo ikgeen Willis was, dan zou ik wensen Burgerhart to zjn : gij weet waarop ik doel? Zo ik Been Alexander waar, ik zou wensen Diogenes to z/n . Uw brief, die begins : `of ik nog wel lees', is zo vol gezond oordeel, en tegelijk zo vol uwer potsen, dat gij mij nu met verwondering vervult, dan weder een onwillige lack afknarpt * Al noemt gij mijn tegenbedenkingen nogmaals grommen, ik moet het herhalen . Het smaakt mij maar in 't geheel niet, das gij u overal zo altoos met de heer Jacob heen begeeft . Wat moet de wereld van u denken ? Het beste zeker is dit nog, das gij uw keuze reeds bepaald hebt ; en zoudt gij wel gaarne hebben, Saartje, das men u voor zo een beuzelaarster hield, als das meisje zijn moet, hetwelk besluit om zich eens in de macht to stellen van een zo min beduidend jongeling, als alle de Bruniers zijn? Uw satirieke geest geeft mij een aardige steek, daar gij spreekt van hem, zo hij een slechte zijde had, aan mij, ter zijner herstelling, to zullen overleveren. Gij houdt de leenspreuk goed uit ; en dewijl mijn moeder meent, das ik mijn trekken maar t'huis krijg, zwijg ik stil . Vervolgens geeft gij mij (stoute meid!) zo volkomen gelijk, das ik er niets meer kan bijdoen . Uw voornemen om eens huiselijker to levers, en dan met uw beminden auteur Salomon uit to geeuwen : `ook dit alles was ijdelheid,' is uw pen waardig. Zo is ook het afbeeldsel, das gij van u zelve maakt . Een aanmerking nog. Zie wel toe das de stroom van zinnelijke vermaken niet to sterk opzette! Een springvloed, Saartje, kan zeer veel schade veroorzaken ; en zit gij verzekerd, das hij u, in zijn bruisende vaart, niet weg zal slepen van de grond, waar langs gij zo luchtig heen dribbelt? De briefwisseling met Willem smaakt mij, uw karakter in t' oog houdende, zeer . Ik had ook nooit geloofd, das hij, buiten zijn affaire, zo wel I0I
schrijven kon : dock was zou hij niet leren, als hij maar dorst hopen, das gij de beloning zijn zoudt? Mijn moeder is zeer ingenomen met uw antwoord, en spreekt juist als gij over een nadere verbintenis .1k begrijp das met ; mogelijk is mijn oordeel was belemmerd, doordien ik zo vurig wens u mijn zuster to noemen. En nu zie ik mijn brave, gevoelige vriendin in haar schoonste licht! De achtingwaardige weduwe heeft zulk een edel karakter, das ik mijzelve de eer moet geven, om nader kennis met haar to maken . 0 mijn tedere bekommering voor mijn jonge vriendin! Evenwel, ik heb, hoop ik, deze uitmuntende vrouw niet verdacht? Heb ik wel, Saartje? Zo al, dan word ik zeer gevoelig gestraft door het zelfverwijt ; en ik hoop voortaan billijker to handelen. Uw Letjes karakter klimt ook sterk bij mij : en zo gij beiden eens huiselijker leeft, dan zal ik niet meer behoeven to vermanen, 'k wil zeggen to grommen! Hetgeen de brave dame u uit haar levensloop verhaald heeft, is volkomen ingericht, om u, lieve meisjes, toch voorzichtig to leren zijn. En zoudt gij, mijn Saartje, indien gij eens een voor u slechte part deeds, wel immer de troost hebben, die er ligt in de overtuiging, das gij uw wil aan die uwer ouders had opgeofferd? Ik heb mijn moeder tweemaal das verhaalde moeten voor lezen ; zij droogde haar ogen af. ` p hoeveel onderscheidene wegen kan men ongelukkig worden!' zeide zij, `Uw vader, Nartje, was de beste man der wereld . Ik trouwde hem uit genegenheid ; dock zijn eerlijke beginsels stelden hem buiten staat om to zien i das er schurken waren ; schurken die hem bedrogen! Zijn goed hart stortte hem in tegenheden, die mij to meer troffen, omdat ik die niet kon verhelpen . Het laatste bankroet zou hem arm gemaakt hebben, zo mijn ouders voor mijn eigen goed niet gezorgd hadden . Gij weet, kind, das hij van verdriet stierf, ziende das hij mij en zijn twee jonge kinderen dus had benadeeld . Uw vader was niet geschikt voor een wereld als deze, en nog veel minder om er een bedrijvend lid van uit to maken. Ik beminde hem om duizend goede hoedanigheden, maar kon nooit van mij verkrijgen om zijn zwakheden goed to keuren . 't Is voorbij! ik heb genoeg ; en ik poogde mijn kinderen to doen begrijpen, das zij ook genoeg zouden hebben, indien zij hun begeerten vroeg leerden beteugelen. Ik denk niet, das wig gelukkiger zijn zouden, indien ik in de staat weduwe gebleven was, waarin de grote winsten uws vaders mij ettelijke jaren deden leven .' Ik omhelsde mijn moeder, en zeide, das ik haar altoos zou pogen to doen zien, das haar voorbeeld, zowel als haar lessen, indruk bij mij hadden . . . 102
Daar is Willem gelaarsd en gespoord . Hij komt, denk ik, afscheid nemen . Moeder is al bij hem . 1k sluit deze spoedig en volg haar. Altoos, Uw Vriendin, A . Willis
47e Brief Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Waarde Saartje! Zodra ik de u reeds toegezonden gesloten had, ging ik naar beneden, en vond mijn moeder met Willem in gesprek : over u, zoals gij vermoeden kunt. l k zal u het volgende daarvan schrijven : `1k spreek (zei mijn moeder) met uw broer over uw vriendin ; het verheugt mij to ondervinden, dat zij zich zo gedraagt als ik wenste, ook omtrent Willem .' - `Hoe is dat mogelijk? (vroeg hid) . Gij, mijn lieve moeder, doer de jongejuffrouw recht ; gij bemint mij als een zoon, waarover gij betuigt voldaan to zijn, en keurt echter goed, dat zij mijn oprechte liefde niet aanneemt .' `Willem (zeide ik) waarom zou ik voor u ontveinzen, dat mijn verwondering hierover zo groot is als de uwe zijn kan? maar moeder heeft altoos de goedheid gehad, om met haar kinderen to redeneren ; wij mogen dus hopen, dat zij ons wel zal gelieven reden to geven, waarom zij, in dit geval, zo geheel anders denkt als wig?' Mijn moeder glimlachte, en zei : `1k zal met u spreken, gelijk ik gewoon ben . Uw verwachting is billijk. ordeelt zelve. Ik herhaal het : Juffrouw Burgerhart is geen vrouw voor u, Willem . De kennis, die ik meen to hebben van u beider karakter, is de grondslag waarop ik redeneer . Juffrouw Burgerhart is een, in vele opzichten, uitmuntend jong meisje, maar zij heeft zwakheden, die haar beletten datgene to zijn, 't welk zij worden kan, indien zij een man krijgt, voor wien zip niet alleen liefde, maar ook achting heeft. Hoe los en beuzelachtig zij ook moge schijnen, nooit zal zij haar verkiezingen met genoegen afstaan, dan door overtuiging ; en dewijl zij zelve een zeer schitterend vernuft heeft, en zulke bevalligheden, die maar zeer bezwaarlijk to wederstaan zijn, zo zal niemand dan een man, die in haar eigen ogen groot, towel als beminnelijk 103
is, das vermogen op haar krijgen,'t welk nodig zijn zal, zowel voor haar welzijn, als voor zijn geluk . Zit gij, mijn goede Willem, flu die man? zijt gij in staat, om een vrouw van zulk een edel vernuft, van zovele bevalligheid, immer iets to weigeren? Beste jongen, ik ken u . Uw goedaardig hart is to zwak voor elk, dien gij liefhebt ; en hoe lofwaardig de goedaardigheid ook zip, als zij met van een beredeneerde sterkte van ziel ondersteund words, ontaardt zij meermalen in lafheid . `De omstandigheden, waarin gij u na mijn dood zult bevinden, zullen u verplichten om uw zaken dermate to beijveren, das er aan het vermakelijke met veel kan gedacht worden. Komaan, verbeeld u eens getrouwd to zijn met een vrouw, die een zeer sterke trek heeft tot het bijwonen van al die vermaken, welke alleen to berispen zijn, als men zich aan dezelve geheel overgeeft . Verbeeld u, of das gij uw vrouw beletten moet daarin to delen, of toestaan, das zij met een ander, neem uw besten vriend, die bijwoont . Besluit gij tot het eerste? dan vrees ik, das juffrouw Burgerhart met zeer bereid zal zijn om u to gehoorzamen . Kiest gij het laatste? Wel, ik zou met graag zien, das de vrouw van mijn zoon overal zonder haar man gezien werd, omdat het mij smarten zou, haar deugd verdacht to vinden bij een berispzieke wereld, en u to zien bejegenen als een jongen, die zich al de grillen zijner vrouw lies welgevallen . Indien deze redenen u met voldoen, dan zal ik mij zeer bedriegen .1k heb voorlang wel gemerkt, das gij haar bemint ; maar ik dacht best to doen, u daar mess over to zeggen, totdat gij mij in uw vertrouwen nam . Nu hebt gij mij uw hart geopend, en ik zeg u mijn gedachten . Gij weet wel, das ik u to lief heb, om niet voor uw geluk to zorgen, en das mess dan die liefde mij kan bewegen, om u smart aan to doen? 0, ik ken de jongelieden! Ik weet hoe zij denken . Alle teleurstellingen zijn onaangenaam ; getroost u deze, omdat zij u zal bevrijden van teleurstellingen, die uw gehele leven verbitteren kunnen . Vergeet een meisje, das u niet gelukkig kan maken . Uw bezigheden en het reizen zullen u zeer to stade komen, indien gij overtuigd zijt, das ik het wel met u meen ; en daaraan twijfelt mijn heve jongen immers niet?' Zij zweeg . Willem zuchtte, en haar hand kussende, zei hij : `droevige waarheden! o mijn hart! Gij weet niet hoe ik haar bemin .' - `En gij zelf wist het ook met ( hernam mijn moeder), voor gij gezien hebt, das juffrouw Burgerhart gemeenzaam omgaat met een uwer koffiehuis-bekenden .' - `Das is zo' (viel hij er op in) . - `Nu (zei mijn moeder), gedraag u als een verstandig jongeling ; kwel u niet om't geen voor u niet zijn kan . De tijd en de verstrooiing zullen veel voor u doen, 104
indien gij inderdaad genegen zijt om goede raad to volgen . Wanneer vertrekt gij, kind?' - `Nog deze dag indien ik mijn patroons zin doe .' `En dat zult gig ongetwijfeld doen?' (vervolgde zij) . - `Ja, als het niet anders kan .' - `Hebt gij afscheid van Saartje genomen?' - `Neen, moeder, hoe gaarne ik zulks gedaan had, zij deed mij begrijpen, dat het beter ware zulks niet to doen ; och! het is een engel ; zij zorgt voor mijn rust.' Mijn moeder keek minzaam, en opstaande, bracht zip zoon bid tame, die, had zij de vermogens gehad, reeds bij hem zou geweest zijn . Toen werd het toneeltje geheel huiselijk. Willem moest voor haar ledikant zitten, en het was neef Willem voor, en neef Willem na ; en zeg je zo, neef Willis ; en hoorje wel, zuster, wat je zoon zeit? en zo voorts . Maar toen tame hoorde, dat neef op zijn vertrek stond, was zij gaps uit haar humeur . Zij lies een provisie voor hem gereed maken, die hem, denk ik, eten genoeg zou bezorgen, al reisde hij Spanje door, daar, zo ik hoor, geen herbergen zijn ; en tame was zo voldaan over neef, dat zij zijn goudbeurs merkelijk vermeerderde : `daar, jongen, ik wil dat je als een fatsoenlijk man reist, en aan je patroon niet alles behoeft in rekening to brengen : zo deed je grootvader zaliger altijd, en de Van Zonnen waxen nooit jakhalzig .' Waarlijk, Saartje, de jongen zag er met zijn reisgewaad en negligeant* kapsel zo wel uit, dat het mij smart, mijn moeder niet to kunnen tegenspreken. Het denkbeeld, dat ik heb, van uw hart en verstand beide, noopte mij u dit gesprek, pas voor twee uren gehouden, mede to delen . Zo gij eens lust en tijd hebt, zeg mij uw gedachten daarover, en geloof dat ik u bemin en acht . Anna Willis
48e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw de Weduwe Sophia Willis Mejuffrouw, hoogst-geeerde Vriendin! Het zou mij smarten, indien ik deze moest schrijven, om u mijn eerbiedige gevoelens en oprechte liefde bekend to maken : ik hoop, dat gij, in al mijn woorden en daden, die gevoelens zult ontdekt hebben ; en dewijl ik mij altoos door de oprechtheid laat bestieren, kan er bid u, op dit stuk, geen twijfeling overblijven . 105
Dat ik dus de vrijheid neem om u to schrijven, vloeit uit een geheel andere oorsprong. Het is om u uit grond mijner ziel to bedanken voor het belang, dat gij in mij stelt, en omdat gij mij de gelegenheid geeft om to weten, in welk een licht gij mij beschouwt . 0 dierbare juffrouw Willis, mijn hart zegt mij, dat gij mijn zwakke zijde kept . Daarin ondek ik ook de redenen, die u aanzetten om mijn handelswijs met uw zoon goed to keuren .1k beken, dat ik zeer genet ben op het bijwonen van uitspanningen, en dat ik er mij meermalen in toegeef omdat ik volstrekt geen ander oogmerk heb, dan mid to diverteren ; maar ik vlei mij toch nogal, dat ik, voor mijn jeugd verdwenen is, wijzer zal worden : nu ben ik zo ver niet, en ik zou mij tot veinzerij moeten verlagen, indien ik zeide, dat ik reeds werkelijk bezig was om die neiging in to krimpen . Het smart mij, mij to moeten voorstellen, dat uw waarde zoon, mijn lieve goede Willem, niet zo gelukkig is als hij verdient to zijn! en niets troost mij zo zeer, dan de bewustheid dat ik verheven ben boven de vuige listen ener geraffineerde coquetterie, dan gehandeld to hebben, na hij mij zijn liefde ontdekte, gelijk de plicht eist van ieder meisje, dat, een braaf ordentelijk jongeling niet beminnende, hem dat met heusheid zegt, om geen hoop aan to moedigen, die geheel ongegrond is . 1k hoop, in alle gevallen van mijn leven, het onuitsprekelijk genoegen to hebben, dat er gelegen is in door u met liefde beschouwd to worden . Niemand is met meer eerbied uw dienares, dan Sara Burgerhart
49e Brief : de Heer Jacob Brunier aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mon Ange! 't Is wonderlijk, maar ik heb de cooed niet, om u mondeling to zeggen, dat ik u bemin : telkens als ik dit meende to doen, weerhield mijn eerbied voor u mijn voornemen . Gij zijt zo minzaam, en tegelijk zo spottig, dat ik waarlijk niet weet, hoe dit aan to vangen ; of hoe het na to laten . Hemel, ma chere, wat wilde ik zeggen? Maak ik niet een not figuur in uw ogen? 1k bemin u! ik adoreer u! gij zijt nooit uit mijn gedachten, en io6
zo gij mij niet to veel zult uitlachen, dan zal ik er bijvoegen, dat ik nooit een enig goudbeursje zal knopen, dan voor u, chere ame de ma vie! 0, wij zouden een recht charmant paar zijn, en ik twijfel niet, of mijnheer uw voogd zal onze tedere amour applaudiseren . Ik ben wel geen man van vermogen, maar gij denkt zeker to subliem, om u daaraan to bekreunen ; en 't is waarschijnlijk, dat ik eerlang een beter ambt zal krijgen . En verite, mon amie, men heeft bekwame jongelieden nodig, en men kept mijn merites . p mijn persoon denk ik niet, dat gij iets to zeggen hebt : ik coiffeer en kleed mij comme itfaut.'t Is waar, dat uw conquete vele schone wangen zal doen gloeien van spijt . De dames zijn mal met mij . Wat kan ik er aan doen? Mijn hart wil dat ik u uitkies . Indien gij mij de gelukkigste der mannen maakt, kunt gij verzekerd zijn van uw volstrekte vermogen over mij ; uw wil zal mijn wet zijn : ik zal uw wensen voorkomen, en wij zullen, zo ras wij getrouwd zijn, een Brabants reisje doen . Enfin, ma chere, alles zal naar uw zin gedaan en gelaten worden door uwe aanbidder, j Brunier
Soe Brief : Mejuffrouw de Weduwe Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Lieve Juffrouw Saartje! Dat gij mij met uw liefde vereert, was mij bewust, zolang ik het genoegen had om u to kennen, en ik twijfel ook geenszins aan uw betuiging van achting voor mij . Dit is dus afgedaan . Ik zal overgaan om uw zeer lieve brief to beantwoorden, in verwachting dat u zulks aangenaam zal zijn. Tot nog toe ontbrak mij een voegzame gelegenheid om u over mijn Willem to spreken : dock nu hij zich aan u gedeclareerd heeft, kan mij niets terughouden om er over to handelen . Ik zal echter, na hetgeen mijn dochter aan u, van mijn gesprek met hem, geschreven heeft, niet heel langwijlig behoeven to zijn. 107
Vreemd, mijn lieve kind, moet het u zijn voorgekomen, dat ik u niet in mijn huffs genomen heb, ook toen uw vriendin mij verhaalde, dat gij uw tame wilde ontwijken ; dat ik u aan uw goed geluk zo maar overgaf, mij weinig schijnende to bekreunen, waar mijn jonge vriendin belandde . Maar stel u eens in mijn plaats ; kon ik een juffrouw bij mid innemen, voor wie mijn zoon, zolang hij u kende, de tederste genegenheid kweekte, daar ik mij zeer verzekerd hield, dat Willem u zo gelukkig niet kon maken, als ik u eens wenste to zien, en voorzag, dat Saartje Burgerharts karakter niet genoeg voor dat mijn zoons berekend was, om hem zijn huwelijk zo aangenaam to maken, als ik wens dat het zijn zou? Hier kwam nog bij het groot verschil uwer middelen, en dat ik duchtte, door uw tame en haar vriendin van slinkse oogmerken verdacht gemaakt to worden bij lieden, die ik met achting beschouw, meer om de goedheid hunner harten, dan om de fijnheid huns verstands . De ondervinding heeft de oplettende beschouwer der wereldse taken geleerd, `dat het altoos veel beter is, een verkeerde daad voor to komen, dan die to herstellen .' Was het niet zeer mogelijk, mijn kind, dat gij, huiselijk met Willem omgaande, want zijn kleine reisjes reken ik niet (mogelijk zouden die zijn eerlijk oogmerk begunstigd hebben), in al de onschuld en vrolijkheid, die u eigen is, niet altijd onverschillig voor hem zou gebleven zijn? Zou uw aandoenlijk hart, mogelijk uw zucht om mij (want ik ken uw dankbare zielsgesteldheid) behaaglijk to handelen, u hier niet toe hebben kunnen brengen ; en dat wel to meer daar mijn Naatje voor haar broeder pleitte, en uw brave voogd genoegen nam in uw verkiezing? Mijn zoon is, dat tie ik ook wel, een bevallige jongen, en de goedaardigheid van zijn eerlijk hart geeft hem iets recht innemends . Gij zijt beiden jong : hid geheel liefde voor u, gij geheel met hem als uw besten vriend ingenomen . Zeker gij zoudt in staat zijn geweest, om medelijden voor liefde aan to zien, en hadt u mogelijk, door haar, verbonden aan een man, dien gij, in vele opzichten, beneden u tag ; en zo een man moet geen meisje, zoals gij zijt, immer verkiezen, indien zij heilig voorneemt, `hem niet alleen to beminnen, maar ook hoog to achten, en bij alle gelegenheden to tonen, dat zij zich haar man niet schaamt .' 1k prijs dus ten hoogste uw manier van doen omtrent mijn zoon : deze verzekering moet aangenaam voor u zijn, omdat gij altoos zoveel prijs stelt op mijn goedkeuring . Gij kept mij to wel, mijn lieve kind, om een ogenblik to kunnen denken, dat ik onder die kribbige matronen behoor, die de jongelieden zulke vermaken ontzeggen, welke zij zelve niet meer Io8
kunnen bijwonen? Gij weet, hoe gaarne ik zie das mijn Naatje een ordentelijk deel heeft in de betamelijke uitspanningen ; das uw vrolijkheid mijn Willem nauwelijks meer kan behagen, dan mij, die overtuigd ben, `das gezondheid en een gerust gemoed eigenaardig tot blijmoedigheid leiden .' Laat ik u dus mogen zeggen, das gij uw al to sterke trek tot vermaken niet to veel moet inwilligen! `Niets vervreemdt ons zo van ons zelve, dan een leven, van vermaken aaneen gehecht .' Is het ook niet meer nieuwsgierigheid in u, om de wereld van deze blinkende zijde to leren kennen? Bedenk das eens! Hiermede vlei ik mij . Welnu, zou ik zeggen, voldoe die nieuwsgierigheid, indien gij zo gelukkig waart om onder het geleide van brave ouders die tonelen eens luchtigjes over to zweven . Wat was er op to zeggen? Doch nu, mijn lief hartje, is het was anders. Gij kunt die trek niet voldoen, dan door u derwaarts to laten geleiden door den een of anderen jongen heer, die `noch uw broeder, noch uw naastbestaande is .' Gaat gij altoos met denzelfden, dan zegt men, das gij uw man reeds gekozen hebt . Ziet men u nu met dien, dan met een ander, dan zullen de aanmerkingen nog ongevalliger voor u zijn ; en terwijl gig, in eenvoudigheid, niets bedoelt dan eens to zien, was er toch zoal in de wereld to doen is, zult gij, tot uw grote verwondering, ondervinden, das de kwaadaardige wereld reeds u gegriefd heeft . . . Bedenk dit eens, lief. Uw deugden zelfs geven aanleiding om u verdriet to berokkenen. Alle mensen, uw tante niet uitgezonderd, ziet gij in het beste licht . Ik bemin u om die zachte zielsgesteldheid ; maar mijn engel, alle mensen zijn zo niet, als uw minzaamheid u die voorstelt : mogelijk maken zij het kleinste getal uit. Wij hebben, 't is waar, een zeer bepaald doorzicht ; dock wij zijn echter niet blind : en men kan zowel het verstandelijk als lichamelijk oog gewennen, om aandachtiger en een groter horizons of to zien, dan wij wel gewoon waren . oog dus uw verstand to gebruiken om to ontdekken, of de gebreken, die gij in andere bespeurt, `verzoekingen zijn voor uw eigen hart, als men het van zijn zwakste zijde aanvalt,' dan wel, of uw hart in veiligheid blijft. Veronderstel, das gij inwoonde bij mensen, wier gebrek gierigheid was . Bij zulke mensen, denk ik, das gij onbesmet blijven zoudt . Maar zo gij gemeenzaam omging met lieden, die een even sterke trek tot vermaken hadden als gij, en minder doorzicht omtrent de gevolgen, zoudt gij dan niet waken moeten over u zelve, en u als boven uw neiging en jaren verheffen? Kort gezegd : daar moet mede onder degenen, daar wij mede verkeren, enige ongelijkheid Io 9
plaats hebben ; zo er geen tegenwicht is, helt alles naar de ene kant, en rukt het samenstel onzer plichten uit zijn middelpunt . ` nze vijanden van buiten moeten geen vrienden vinden in onze vijanden van binnen, of zij verenigen zich om onze val to verhaasten .' nuitdrukkelijk aangenaam is het mij, das gij bij zulk een uitmuntende dame inwoont . Zij is niet dan al to ongelukkig geweest! En het mens, das door de wrange kelk des tegenspoeds niet wijzer en beter words, is zedelijk en onherstelbaar bedorven . De beste mensen zelfs hebben rampen nodig om zich to leren losmaken van een leven, das niets anders is, dan onze eerste leerschool . Verzeker deze waardige brave vrouw van mijn achting, en zeg haar, das ik God vurig bid om haar herstelling . Groet uw vriendin, juffrouw Letje, minzaam . Als ik weer to Amsterdam ben, zal ik de beide jonge vriendinnetjes met vermaak opwachten . Heb ik nu geen lange brief geschreven? Zo gaat het! Het ene denkbeeld brengt het andere voort . Mijn waarde zuster blijft zwak ; nu eens was beter, dan was erger. l k durf de snaar, van naar huffs to gaan, niet meer roeren ; zij kan das denkbeeld nu niet verdragen . En, zoals zij wel zegt, waarom zou ik vertrekken? Zo gij bij gelegenheid eens aan mijn huffs gelieft to gaan, zult gij mij dienst doen met aan de meisjes to zeggen, das wij beiden wel zijn. Uw vriendin is met gezelschap (waaronder ook de proponent Smit) een Maassluis reisje gaan doen. Zij groet u hartelijk . Altoos ben ik, uw liefhebbende Vriendin,
Sophia van Zon
Wed . G. Willis
SIe Brief de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Waarde Broeder! Hemel! kunt gij met mij nog railleren? Maar geduld! 1k weet, das de vrolijkheid van uw aard een vrucht is van uw goede hart, en das gij oprechtelijk deelt in alles was mij betreft .1k zal dan, was gij mij ook moogt antwoorden, voortgaan om u over mijn omstandigheden to schrijven. II
Weinig dagen nadat ik mijzelve het genoegen gegeven had om een billijke daad omtrent een verlegen vrouw to doen, hoorde ik van den heer Brunier (die met mij de kennis onderhoudt), das de brave weduwe ziek, gevaarlijk ziek was. Dit smart mij, en wel to meer, omdat ik daardoor beroofd was van 't genoegen om mijn bezoek to herhalen . Brunier ging er echter verscheiden maal daags, om to vernemen, hoe het was . Zijn zuster kwam dan bij hem in de zijkamer en berichtte hem 't geen hij kwam horen. Doch de beminde van mijn hart zag hij niet . Juffrouw Brunier zeide, das haar vriendin de kamer der lijderes niet verliet, en das zij beiden allerbitterst bedroefd waren . Broerlief, was zijn brave meisjes toch juwelen! zij zijn de uitdeelsters van onze keurigste vermaken, en de zoete troosteressen in de ongevallen des levens. ordeel, of deze blijken van vrouwelijke meelijdendheid mijn hart troffen! Binnen weinige dagen ontvingen wij bericht, das de dokter haar buiten gevaar oordeelde, en deze gunstige tijding werd vermeerderd door de toenemende herstelling der waardige vrouw . De eerste refs, das Brunier vrijheid kreeg om haar to komen zien, nam ik die gelegenheid waar om hem derwaarts to vergezellen . Aangediend zijnde, leidde juffrouw Letje ons bij de weduwe in ; ik zag, tot mijn hartelijk leedwezen, das zij zeer vervallen was ; en feliciteerde haar met haar gelukkige herstelling, vergeving vragende voor de vrijheid, die ik gebruikte. Zij beantwoordde mij met de grootste vriendelijkheid ; en dewijl de knecht het theegoed binnenbracht, verzocht zij ons om thee to drinken . Verbeeld u een ruim zindelijk vertrek, proper gemeubileerd, das met twee schuiframen op een aardig tuintje uitziet, en door twee zware lindebomen voor de zon beschaduwd words : aan't hoger einde zat de zieke, in een keurig, net neglige met een neteldoeks kapertje op . Naast haar zat de beminnelijke Burgerhart, met een boek bij haar, de hand der weduwe in de hare houdende . 0 Keesje lief, zij is schoon! meer dan schoon . Het tekenachtige van haar gelaat treft ; haar ogen schitteren van gezondheid en gerustheid. Zij is niet meer dan middelbaar van lengte : voor een gracie zou zij kunnen geschilderd worden, niet voor een Juno of Minerva, das beken ik. Brunier maakte zich meester van de theeketel, en zij zelve schonk thee . De jongen wachtte, mag ik zeggen, op haar ogen, maar 't kwam mij voor, das zij in zichzelve zeide : `Ei kom, om thee to schenken is hij echter nog al vrij bruikbaar .' Ja, niettegenstaande haar minzame trekken, heeft zij iets zo spottigs, zo schalkachtigs, zo, hoe noem ik het?'t is nogal iets anders - in haar gelaat, III
als zij tot hem spreekt, das men niet nalaten kan to zeggen, arme Cootje . Hij legs echter met haar aan ; dock komt altoos met verlies terug. Juffrouw Brunier is een zeer bevallig meisje ; maar men ziet haar niet, als zij bij haar vriendin is . Deze twee jonge dames beminnen elkaar en behandelen elkander ook als welopgevoede zusters . Mijn beminde was ongemeen vrolijk ; en ik geloof, das Brunier er to erger om vaart . Toen wij in gesprek waren over de patience, zei zij, met een betoverende levendigheid : `Ik moet vrolijk zijn over de herstelling mijner moederlijke vriendin ; ik weet hoeveel ik zou verloren hebben : ieder heeft zijn eigen wijze van doen ; deze doer de vreugd wenen en een ander lachen.' Haar lack, Keesje, is echter de lack des vernufts, en heeft met van das luidruchtige,'t welk het verstand afkeurt . Wij spraken over verscheiden onderwerpen, en ik had gelegenheid om to zien, das mijn beminde die zeldzame schat, gezond oordeel, bezit. Zij heeft, merk ik, veel kundigheden verkregen ; dock beroept zich nooit op haar auteur . Kort gezegd, ik geloof das zij, in alle opzichten, dien man gelukkig zal maken, die zij zichzelve zal uitkiezen, indien zij met aandacht een keuze doer. Toen het theegoed was weggehaald, zei zij tegen de weduwe : `Nu hebt gij goed gezelschap ; zal Letje en ik nu datgeen eens doen, waartoe gij ons verzocht hebt 2 en (grappig voor mij buigende) aan u, mijnheer, beveel ik mijn vriendin. Kijk (op haar horloge ziende), als het wijzertje daar is, moet er ingenomen worden ; of ik zal het schrikkelijk roeren .' Zij gaf de weduwe een kusje ; ik boog, en weg waren de meisjes . In de gang zijnde, riep Letje : `Cootje kom eens hier, wij hebben uw hulp, en (riep juffrouw Burgerhart) uw wijze raad nodig .' Hij wipte de kamer uit, en ik beyond mij met de waardige vrouw alleen . `Mijnheer,' wide zij, `ik heb nog de gelegenheid niet gehad om u to danken voor uw edelmoedigheid ; maar hier is een briefje, waarin ik beken, de som van u a 4 pCt . ontvangen to hebben ; ik hoop in staat to zijn u het geld spoedig weder to geven, dock zie geen kans om de wijze, waarop gij mij uw hulp gaaft, immer to vergelden.' Mevrouw, antwoordde ik, het zou mij gevoelig smarten, indien gij mij onwaardig keurt, u van enige dienst to zijn . Zo ik iets op u vermag, dan bid ik, das er over zulk een beuzeling nimmer een woord tussen ons gewisseld words . Hoe, mevrouw, denkt gij das alle kooplieden lage, zelfbelangzoekende wurmen zijn, die het hart niet wel genoeg geplaatst hebben om zichzelve een edeler snort van genoegens to durven bezorgen, dan die op zinne112
lijke genietingen uitlopen? `Integendeel,' hervatte zij, ik heb op dit punt geen adellijke vooroordelen, en weet, das in onze Republiek een groot aantal edelmoedige mensen zijn, die, terwiji zij de staat verrijken, het welzijn hunner medeburgers zeer behartigen . . .' Zij wilde meer zeggen, maar ik bad haar, met de ernst, durf ik zeggen, van een eerlijk man, het obligatietje to verscheuren, haar verzekerende het niet to zullen aannemen. Zij vouwde het toe, stak het in haar portefeuille, en zei : `ik zal op gunstiger gelegenheid wachten .' Me dunks, mevrouw, zei ik, das deze beide jonge dames u met alle eerbied en genegenheid behandelen ; dit moet mij gunstig over haar hart en verstand beide doen oordelen . . . `0 mijnheer,' vie! zij mij in, `het zijn de beste kinderen, die ik immer kende . Maar mijn gunsteling verdient, das ik haar met die onderscheiding behandel, welke mijn hart voor haar gevoelt. Juffrouw Brunier is een meisje, das al de geschiktheid heeft om een vrouw van verdienste to worden ; en haar liefde voor juffrouw Burgerhart maakt haar geneigd om, in duizend opzichten, beter to worden . Een verwaarloosd karakter, mijnheer! vroeg ouderloos, en geheel aan zichzelve overgelaten . . . Doch Saartje is de vreugd van mijn leven ; en ik bemin haar, of zij mijn eigen dochter was . Zoudt gij we! geloven, das dit luchtige bolletje, das zo vo! potsen is en de zonderlingste invallen heeft, somtijds zeer bedaard met mij kan spreken? das zij de ernstigste geschriften met aandacht leest ; ja, das ik haar aanmerkingen over de godsdienst hoor maken, die geheel nieuw, en sevens geheel waarheid zijn? God geve, das zij altoos haar eigen weg ga, en door haar goed hart, 't welk niet vrij is van was achteloosheid, niet verstikt worde door een wel overlegde loosheid.' Ik was geheel aandacht . Zij ging voort : `Datzelfde meisje, das zelfs in uw bijzijn haar levendigheid niet kan bedwingen, heb ik, gedurende mijn ziekte, niet dan zwijgend en schreiend gezien. Zij was niet to bewegen om mij, zelfs des nachts, aan de zorg mijner bedienden toe to betrouwen . Ik heb, in al die dagen, niets dan uit haar handen gebruikt. Uren lang lag zij op haar knieen voor mijn ledikant, God met opgeheven handen biddende, dock in zichzelve, om mijn herstelling. Nu, mag ik zeggen, bestiert zij de geheee huishouding . ordeel uit dit weinige over haar karakter . Had zij toch maar was minder zucht om de wereld to zien ; dock deze is, ik beken het, vrij sterk . Zodat, mijnheer, ik zegen het uur, waarin deze lieve juffrouw bij mij gekomen is : de vermindering van mijn staat heeft moeten dienen om mij das geluk to bezorgen : moet ik dus niet vergenoegd zijn met die minderheid?' "3
Mevrouw, zei ik, ik geloof, dat juffrouw Burgerhart immers evenveel reden heeft om het uur to zegenen, waarin zij u leerde kennen. Ik begrijp levendig, dat zij aan u verplichtingen heeft, die zich alleen door dankbare gevoelens van het geroerde hart laten betalen . . . Ik luisterde . . . Is dat, vroeg ik, juffrouw Burgerhart die daar speelt? `0 neen, mijnheer,' zeide zip, `zo slecht kan zij het clavier niet behandelen .'t Zijn stoute meisjes . Ik merk, dat zij den goeien lobbes weer aan het touwtje hebben . Dien armen jongen laten zij alles doen, wat in haar hoofden komt . Burgerhart zal hem, alleen om hem uit to lachen, gedwongen hebben to spelen ; schoon zij zelve bekent, dat zij de kat, in weinige lessen, zo ver zou brengen, dat die hem lessen kan geven .'t Zijn jongelui, mijnheer, en ik denk dat het mijn plicht is, haar het leven in mijn huffs zo aangenaam to maken, als ik immer kan . De heer Brunier is een goed slag van een jongen, die, zo hij wat minder van het petit-maitres air had, nog al passeren zou .' nderwijl hoorden wij, dat zij recht vrolijk waren, en iets schenen to verzetten : wat het was, weer ik niet . Mevrouw, zei ik, niets kan mij aangenamer zijn, dan to horen, dat zulk een beminnelijke jongedame uw achting verdient . Hoe gelukkig zal de man zijn, die zij uit liefde trouwt! `Dat is zo, mijnheer, maar zij zal nooit trouwen, zonder haar man zowel haar hoogste achting als liefde waardig to keuren, immers dat zegt zij dikwijls.' En heeft zip dien man reeds gevonden, mevrouw? (Ik vroeg dit met zulk een merkbare ontroering, dat de schrandere vrouw het moet gemerkt hebben .) `Neen, mijnheer, juffrouw Burgerhart denkt zeker zo weinig aan het trouwen, als aan het kloosterleven.' Ik voelde, dat mijn wangen gloeiden . Ik nam de vrijheid om haar hand to nemen, en die zachtelijk drukkende, zeide ik : mogelijk ben ik onbescheiden geweest, maar het belang, dat ik er in stel om dit to weten . . . Vergeef het mij mevrouw . . . ik bemin deze dame ; zo als ik haar zag, beminde ik haar ; en nu mijn rede mijn keuze billijkt, reken ik mij niet ongelukkig. Het is dan mogelijk . . . Ik meende verder to gaan ; dock de vrienden kwamen binnen ; ik zweeg dus . De weduwe bong, zoetelijk glimlachende . `Mamaatjelief,' zei juffrouw Burgerhart, `wij hebben aan uw bevelen voldaan, en . . . maar (het drankflesje opnemende), moet ik dan kijven? Foei, mijnheer, gij moet op een ander tijd beter oppassen! weer gij wel, dat deze dame, om duizend en tienduizend redenen, diende gezond to worden, en zo oud ook, dat zij met een krukje in een hand, en mij onder de arm vasthoudende, door haar tuintje zal moeten wandelen?' Daarop "4
nam zij een kopje, deed het medicament er in, gaf het de patience, en wist Brunier to bewegen om ook eens to proeven, die al grijnzende zei, das het lekker was . `Zo,' zei Saartje, `een veinzaard ook nog, en das onder mien ogen. De beleefdheid deed mij vertrekken : nadat de weduwe mij verzekerd had, das het haar niet ongevallig zijn zou, mij eens weder to zien . Afscheid genomen hebbende, vertrok ik met Brunier, hem bedankende voor de gelegenheid, die hij mij gegeven had, om deze waarde dame to leren kennen. Ziedaar, broerlief, zo is het thans gesteld . Zal ik hopen? zal ik vrezen? Hemel! maar zou zij immer behagen kunnen hebben in mij ? Schrijf mij spoedig. Alles is hier wel. Vader zal u per naaste post schrijven ; hij weet niets van deze. tt.
Hendrik Edeling SZe Brief:
Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Jacob Brunier
Vriend Jacob! Gij durft mij dan nog met een half woord vragen `of gij u niet mocht vleien met enig antwoord op uw missive?' Want zo noemt gij das fraaie billet, das gij mij deeds ter hand komen. m uw eigen fatsoens wille, wenste ik wel, das gij er geen woord van gekikt had ; dan kon ik ook dit zot stukje op de grote lijst uwer overige beuzelarijen hebben aangetekend, en, omdat ik niet gemelijk van aard ben, het u gunstig gepardonneerd hebben . Doch nu gij zo dwaas zijt om mij zulk een rapsodie als't ware to herinneren ; en gij mogelijk (want het schijnt waarlijk niet al to richtig in uw hersengestel), u zoudt kunnen gaan inbeelden, das ik uw missive niet al to wel zo spoedig dacht to kunnen beantwoorden, zo zal ik de moeite nemen om u, over die missive, eens een paar woordjes to zeggen. Ik zeg niet gaarne onaangename waarheden, en vooral niet aan zulken, die ik,'t zij dan ook om was reden, in zekere zin wel lijden mag . Zolang
ik u slechts voor een vrij geschikt en goed snort van jongen hield, had uw zuster weinig werk om mij to beduiden, das ik u als haar broeder behandelde, en in de gelegenheid stelde om ons enige uitspanningen to bezorgen ; maar nu ik merk, dat gij enige oogmerken omtrent mij hebt, waarvan ik u nooit verdacht hield, zo moet ik u openhartig zeggen, das gij mij meer stof tot verwondering geeft, dan ik ooit meende door u to kunnen krijgen . Hoe, mijnheer, heb ik u de minste aanleiding gegeven om zulke gedachten in u to doen oprijzen? Hoe weinig kept gij mij! Hoe dood vreemd zijt gij omtrent u zelve! lk moet of boos op u worden, en das bevalt mij niet ; of ik moet u hartelijk uitlachen . Nooit zeker las men zo een ongevallige mengeling van zotteklap en dwaze inbeelding, op zeer twijfelachtige verdiensten, dan das geschriftje bevat . Dit van stukje tot beetje aan to tonen, is beneden mijn aandacht . Ditmaal vergeef ik u alles, op deze voorwaarde : `das gij mij hierover nooit meer spreekt ; - zelfs verbied ik u, mij voor deze gekheden excuus to vragen ; en das gij, is 't mogelijk, door dit geval poogt wijzer to worden, en was beter uw eigen waarde to berekenen.' Zo gij hiertoe geen genegenheid hebt, dan zult gij u moeten laten welgevallen, das ik u zo, en op die afstand behandeld als een fatsoenlijk meisje een verwaanden, of wilt gij lastigen, knaap altoos moet behandelen . Uw zuster is mijn lieve vriendin, maar zij, zowel als ik, begrijpt, das dit geen reden zijn kan, waarom ik zou moeten geplaagd worden door een borstje, das geen geest genoeg heeft om mij met zijn missives ook slechts to diverteren . Spreek dus nergens van, en ik zal alles vergeten : want, zo gij in dit opzicht maar wijzer words, zijt gij een vrij draaglijk heertje ; en ik geef de hoop nog niet op om mij eens met meer reden to kunnen noemen, uw genegen vriendin, S.B .
II6
53e Brief: Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan den Heer Abraham Blankaart Wel-edel heer! vertuigd zijnde, dat een man als die, waaraan ik de eer heb deze to schrijven, mij niet voor onbescheiden zal aanzien, ofschoon ik hem, die veel bezigheden heeft, enige ogenblikken ophoud, schrijf ik het volgende, dock in het uiterste vertrouwen en onder het zegel der stilzwijgendheid. Uw pupil, die lieveling van mijn moederlijk hart, waarlijk't is of zij mijn eigen kind is, geeft mij alle onbedriegelijke tekenen van een zeer braaf gemoed, zowel als van de aangenaamste omgang. De wijze, waarop zij mij in mijn zware krankheid heeft opgepast en getroost, is niet wel uit to drukken. Zodat, mijnheer, dit jonge mens maakt mij mijn leven hoogst aangenaam . Ik geloof dat gij mij zult toestaan dat geen man, wiens hart vrij is en wiens ogen in staat zijn om onderscheiden to zien, haar zien kan, zonder to wensen haar to bezitten : hiervan heb ik een vrij sterke proef. - Laat ik u alles eens eenvoudig verhalen . Weinige dagen voor mijn krankte kwam hier de heer Brunier, broeder van een der dames, die bij mij inwoont en de bizondere vriendin van Burgerhart is . Hij had een heer bij zich, die ik niet kende, en vroeg de juffertjes of zij ook lust hadden om een wandeling to doen? Daarvoor werd bedankt : de heren bleven wat zitten. De onbekende heer verzocht, mij enige ogenblikken to spreken . Ik ging met hem alleen . Hij bond mij, met al de wellevendheid van een fatsoenlijk man, aan, om mij in staat to stellen, mij to bevrijden van de lastige bezoeken eens oude gierigaards, aan wien ik nu nog circa f ooo schuldig was . Gij weet, mijnheer Blankaart, dat mijn arme man zichzelve en gevolgelijk mij, rumeerde? Kort gezegd, ik moest deze aanbieding niet van de hand wijzen, om verscheidene reden. Dit was de eerste keer, dat hij uw pupil zag . Zijn aandoening was voor mij zeer merkbaar, hoewel ik niet geloof, dat iemand buiten mij er op gelet heeft ; maar't is zeer natuurlijk, dat ik, geheel vervuld met hetgeen tussen ons zoeven was voorgevallen, hem met een aandacht beschouwde, die geen van het overige gezelschap kon hebben . In deze mijne gedachte ben ik sedert versterkt . Voor drie dagen bracht zien vriend hem mede om mij geluk to wensen met mijn zichtbare her"7
stelling : en hij heeft mij genoeg gezegd om u to kunnen verzekeren `das hij juffrouw Burgerhart bemint.' Ik zal u zijn persoon beschrijven . Hij heeft een fraai, rijzig postuur, een schoon, mannelijk gelaat, versierd met het zonachtig bruin der gezondheid en werkzaamheid . Ik denk, das hij zeven- of acht-en-twintig jaar zijn zal. Zijn vader, waarbij hij nog in huffs woont, is een voornaam koopman, die men in 't algemeen zegt das grote goederen heeft ; hij heeft maar een broeder, die thans op een buitenlandse Universiteit in de Rechten studeert . Zijn naam is : Hendrik Edeling : zijn gedrag onberispelijk ; zijn manieren zijn die van een fatsoenlijk man . Hij schijnt niet zeer levendig ; maar, zover ik er over kan oordelen, weegt zijn gezond oordeel tegen dit aangename geschenk der natuur rijkelijk op . Ziedaar, mijnheer, was ik dienstig geacht heb, u in vertrouwen to schrijven . Gij zijt zeker bekend met de meeste voorname kantoren in deze grote stad, en kunt berichten, dezen heer betreffende, krijgen, of reeds hebben, die ik u niet kan bezorgen . Indien de jonge heer nadere verkering mocht zoeken bij juffrouw Burgerhart, staat gij die verkering toe? of heeft uw zorgdragend hart ook andere oogmerken omtrent het lieve meisje? Doe mij de eer aan, mij in staat to stellen uw inzichten behulpzaam to kunnen zijn . Ik zal, om u uw pupil al meer to doen kennen, u een gesprek, met haar over de heer Edeling gehouden, afschrijven . Toen de heren vertrokken waren, waren Saartje en haar vriendin Letje alleen bij mij : wel, meisjes, zei ik, was zegt gij van den heer Edeling? (Ik zal, om het lastige zei ik en zei zj voor to komen, dus elk laten spreken) : Saarje : Knap slag, dunks mij, mooi genoeg voor een man . Le je : En ik vind, das die heer een zeer aangenaam man is, die er excellent uitziet . Saartje : Heel wel, Letje ; en ik vind, das gij hem nader bespied hebt dan ik, of uw oordeel heeft geen grond : veel aangenaams heb ik juist niet in hem gezien ; maar mij dunks, das hij er uitziet als een braaf man ; mogelijk oordelen wij beiden als een paar malle meisjes ; laten wij onze waarde vriendin liever eens vragen, was zij van den borst denkt ? indien zij hem anders de eer aandoet om aan hem to denken . Le je :0 ja, zeg gij ons, mejuffrouw, was of gij van hem denkt . Ik : We!, mij dunks, das gij beiden gelijk hebt ; de heer Edeling heeft het voorkomen van een braaf man, en mij dunks, das hij ook geen onaangenaam man is. mtrent het laatste kunnen onze smaken verschillen ;
dock was mij betreft, ik kan u verzekeren, das de heer Edeling een weldenkend edelmoedig man is, en das ik zijn vriendschap gaps niet gering schat . Saarje :Toe, laten wij hem ten eerste door Frits doen navliegen, om hem cito cito hier terug to brengen ; denkt gij dus over hem! wel dan spijt het mij, dat ik hem niet aandachtiger beschouwd heb . 1k : Gij doer mij lachen door uw invallen ; maar ik wees das gij dit niet meent ; evenwel, het kon gebeuren, das gij hem wel de een of andere dag eens weerzaagt. Le je : Dat zal mij aangenaam zijn : zie, ik vind het een aangenaam man. Saartje :Wel, beste kind, gij words, schijnt het, geregeerd door het woordeke aangenaam . Hebt gij wok zin in hem? Leje (rood wordende) : Zin, - neen, ik heb geen zin in hem, zo je wilt . . . Saarje (haar schalkachtig wider de ogen kjkende) : Zo je wilt, eilieve, wel was heeft mijn wil hier toch mede to doen? zo ik het nu eens niet wilde? . . . Ik : Juffrouw Burgerhart, sta mij toe u to zeggen, das gij uw vriendin in de reden valt, en . . . Saarje : Dat is niet heel bescheiden wilt gij zeggen . 1k : Juist geraden . Eilieve, juffrouw Letje, ga voort. Leje : Ja maar, dan moet Saartje mij zo zonderling niet wider de ogen zien ; we!, nog eens dan, ik heb weinig heren gezien, die mij zo wel zouden gevallen, als vriend, meen ik . Saarje : Zo, zo, kind! nu, ik wens das gij een vriend aan den aangenamen man zult verkrijgen ; dock wees op uw hoede, Letje, ik houd om de dood niet van vriendschap tussen een aangenaam vrij man en een lieve zoete meid, zoals gij zijt ; of gij moest het vooruitzicht hebben, das ik echter om uwentwil niet wil geloven, om van uw vriend, door een kleine plechtigheid bijgestaan, uw man to maken . Le je : Zie, Saartje, zo zijt gij altijd, ja altijd, gij zijt niet edelmoedig ; gij bedient u tegen mij van uw meerder vernuft, en wees das ik daar niet tegen op kan : wie denkt aan zulke dingen? Saartje : Ik niet, das verzeker ik u op mijn woord . Mijn gedachten zijn tolvrij, en ik heb geen recht om de uwe to bepalen . 1k : Kom, juffrouw Letje,'t is een stoute meid ; maar zo zij u niet lief had, zou zij u niet kwellen. Saarje : Niet kwellen? he! he! Kwel ik Letje, als ik eens veronderstelde, das zij iemand met onderscheiding gezien heeft, die uw achting heeft, "9
en das zulk een aangenaam man ook nog? Ik : Ja, daar ik achting voor heb . Saartje : We!, mijn lieve mamaatje, als gij er ernstig over spreekt, is 't was anders ; dock dan moet ik u openhartig zeggen, das ik nog niet in staat ben om er met u over to spreken : ik heb op dien heer niet genoeg gelet ; en veel heeft hij niet gezegd, waaruit ik iets bijzonders kan opmaken : is hij ook een liefhebber van de muziek? Ik : Ja, dunks mij, dock al was das zo eens niet, was deed dit can de wezenlijke verdiensten ? Saarje : Wel niet veel ; ik zou zelfs niet durven beweren, das de grootste meesters in die kunst noodwendig lieden van verdiensten moeten zijn ; anders kan ik met mijn Kobus ook nog voor de dag komen : want schoon hij niet tovert op de fluit, en slechts zowat op het clavier rammelt, is hij echter, zoals hij mij in diep vertrouwen gezegd heeft, zo muzikaal, das hij geen Savoyaard op zijn liertje kan horen tinktinken, zonder den armen bloed een aalmoes to geven . Lete :'t Zou jammer zijn, das zo een aangenaam man, in dit opzicht, geen goede smack zou hebben. Ik : Gij hebt gelijk, Letje ; dock mijn geneigdheid tot die hemelse kunst maakt mij mogelijk was eenzijdig. Hoe dit zij, ik wens u beiden nog eens met zulk een braaf man getrouwd to zien, als dien heer ; dan geloof ik, das gij zo gelukkig zoudt zijn, als mijn vriendelijk hart u kan wensen to zien. Saarje : Wel, daar bedank ik u zeer voor, mejuffrouw ; dock dewijl ik nu zo heel gelukkig ben, als ik immer worden kan, en geen trouwige natuur over mij heb, zo mag mijn lieve Letje wel voorgaan . Let e : Raillerie a part, ik geloof, Saartje, das de juffrouw gelijk heeft, en ik denk, das wij niet onvoorzichtig zouden zijn, indien wij eens eindelijk een zo goede keuze weten to doen . Saarje : Eindelijk! hoeveel tijd moet er nog verlopen, voor das uw wens eindelijk vervuld is? ieder zijn smack, maar ik ken geen grocer geluk, dan een vrij hart to hebben, en to leven onder het oog van deze (zij omhelsde mij) dierbare vrouw! 1k heb de eer mij met oprechte hoogachting to tekenen, WelEdel Heer, Uw ootmoedige Dienares,
Maria Buigzaam Wed . Spilgoed
120
54e Brief: de Heer Cornelis Edeling aan den Heer Hendrik Edeling Waarde Heintje! Wat is het goed, dat ik aan de zegekoets van mijn Jaantje zo vastgekluisterd ben, verliefd op haar zachte bevalligheden ; wat is het goed, dat gij mijn broer zijt! Get, jongen, wat zou mij anders beletten om eens heen en weer een reisje van vijftig uren per post of to leggen, met geen ander oogmerk, dan om uw liefje eens een paar minuten aandachtig to bekijken, en u geluk to wensen met zo een kostelijkheid? Hou u nu maar doodstil! Hoe meer dan volmaakt uw meisje ook wezen mag, ik zou u met raden om tegen mij to beweren, dat mijn meisje haar het tienduizendste gedeelte van een ondeelbaar deeltje moest wijken . Geluk, mijn beste, mijn hartvriend, geluk! ken ik u wel, dan is deze dame uit alle vrouwen geschikt, het allergeschiktst, om u in het huwelijk gelukkig to maken . Uw overhelling tot zwaarmoedigheid zal, door haar bekoorlijke levendigheid, in mannelijke ernst verbeterd worden ; en de stoute meid zal met u, zo zij verstand genoeg heeft om uw waarde to zien, haar geluk bestendig maken. Nu weet gij, dat haar hart ten minste vrij is . Niets kan u dus beletten om met haar conversatie to zoeken . Dit zal u gelegenheid geven om haar nader to leren kennen ; en gij zult, door u nader to doen kennen, niets verliezen. Stel u echter niet voor, dat het zijn zal : `Kip, ik heb je . Visje, spring bij .' Neen, mijn vriend, zij zal u zeker een huffs vol werk geven ; en gij zult door haar kuren moeten lijden, als winterkoren op het veld . Nu zult gij eens geheel in verrukking bij haar zitten, over haar hart u verwonderende, met haar geest u vermakende, en haar bevalligheden met langzame teugen door uw ogen indrinkende ; en een ogenblik daarna, zult gij menen reden to hebben om to denken, dat zij u reden tot ongenoegen geeft . Zij zal, terwijl gij haar enige tedere wissewasjes zoetjes influistert, aan u vragen : `apropos, mijnheer, is er geen nieuws?' Wapen U, mijn vriend, met de lederen kolder van geduld! zo het leven een strijd is, dan zeker is het vrijende leven een gedurige oorlog . Daar is zelfs mijn Jaantje, het goedaardigste schatje, dat er ooit op satijnen schoentjes dribbelde ; en heb ik niet meer uitgestaan, dan ik arme drommel u ooit kan vertellen, 'k laat staan doen geloven? Evenwel, houd 121
cooed. Een meisje dat maar half zoveel waardig is als de onze zijn, is bijget waardig, dat wij er nog veel om uitstaan! Hoe moeilijker strijd, hoe schoner zegepraal! Zodra ik tijd heb , zal ik u meer schrijven. Ik mag met Sanche* wel zeggen, dat ik bijna geen tijd heb om mijn nagels to knippen ; gij weet waarop ik hoop, zodra ik tot der beide Rechten Doctor gepromoveerd ben? Adieu! E. Edeling
SSe Brief : Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Liefste Vriendin! Mijn waarde moeder heeft u gemeld, dat ik, toen zij op uw laatste schreef, op de tril was . Hoe gaarne zou ik u bij mij gehad hebben : wij waren met twee fourgons,* tijdig van huffs gereden . De advocaat Fine Mouche, een academievriend van mijn waarden vriend Smit, en een juffer, met welke ik op de klossenpartij kennis maakte, een meisje, als de meeste zoete juffrouwtjes, reden met ons in gezelschap . De morgen was heerlijk ; alles wekte ons op tot weltevredenheid . Toen wij to Schiedam kwamen, gingen wij het stadje door en omwandelden, en zagen een of twee branderijen . In de vrolijkheid des harten waagden wij, nevens de heren, eens to proeven de oud vaderlandse kost, jenevertje-lief . nze heren werden, 't zij door de sterke uitwaseming, 't zij door het ongewone, spoedig gewaar, dat de Schiedamse kost ongemeen krachtig was . 't Is raar, hoe onderscheiden de drank op de mens werkt . Mijn vriend Smit was zo levendig, dat ik niet wist, of hem wel beter vermaning zou to geven zijn, dan die van het eten van een vrij dikke boterham, en enige koppen sterke koffie. Zijn vriend was zo sullig, zo zoetsappig, dat hij niets van dat geslepene lies blijken, 't welk hem eens tot een vermaard advocaat maken kan . Juffrouw Betje en ik waren zeer spraakzaam ; maar dezelfde remedie, die ik mijn Smit voordiende, bracht ons spoedig in onze eigen natuurstaat . Ik kan niet zeggen, dat ik ooit ongevalliger plaats gezien heb, dan het berookte Schiedam : een nare, droevige rook, en een nog veel lelijker 122
fijne zwarte stof, benemen het volstrekt al 't aangename, das het door zijn Jigging, plantage en fraaie gebouwen, moest ten soon spreiden. Zo ras `overdreven zindelijkheid' voor een krankzinnigheid verklaard words, dan zou ik er zeer voor zijn om de lijderessen, daardoor geplaagd, in Schiedam, als in een verbeterhuis to brengen ; daar zouden zij, zo ergens, hersteld worden . In deze gedachten werd ik versterkt, door de zorgvuldige hospita, bij welke wij ontbeten ; want de servetten op tafel leggende, zei zij : `Ja, juffrouwen, je bent hier niet in het frisse Rotterdam ; kijk, om de liefde van Jan Teunis, nou deuze servetten eens! die haal ik daar nou zo schoon uit mijn kabbenet ; en zien zij er niet uit das je er bij schreien zoudt? Kijk die randen ; kijk die zomen ;'t goed is vuil eer het droog is ; zodat ik hoop niet, das de juffrouwen mij voor een kladdeboter zullen houwen ; want al was je bij gelijks, rinsen, of zelfs Burgemiesters van ons land, ik kon je met beter hellepen.' Hoe zou u das aanstaan, Saartje, die met zulk een recht vrouwelijke netheid alles bewaart? Ik hoop ook, das de aanstaande nooit to Schiedam zal beroepen worden . Het belang, 't welk gij nu ziet, das ik stel in de standplaats, daar de heer Smit de beurte zijner dagordening zal moeten waarnemen, zal u doen zien, das ik eens nader mijn lot met het zijne denk to verbinden . Gij hebt gelijk, ik hoop mijn besten vriend tot mijn man to zullen hebben . Gij weet, das bekrompenheid van middelen de enige oorzaak was, waarom wij ons hart alleen door vriendschap aan elkander verbonden ; maar nu is die hinderpaal weggenomen . De dood van een verren neef mijns vriends heeft dit goede werk verricht ; en hij is thans bezitter van een mooi inkomen, das meer dan toereikend zijn zou voor mensen, die de waardij van geld kennen, en geen trek altoos hebben om figuur in de wergild to m aken.l k had altoos voorgenomen, indien de heer Smit voor mij niet zijn kon, dan zo maar in de maagdelijke staat zoetjes voort to leven, totdat ik bij mijn vaderen verzameld werd . nze liefde, Saartje, is de refine vrucht van achting en vriendschap ; behagen in elkander is er echter niet van uitgesloten. Smit is met mij recht wel tevreden, en ik geloof, das hij al die achting en genegenheid verdient, die ik voor hem heb. Mijn moeder is zeer in haar schik met ons voornemen, en tante ziet den proponent Smit met heuse genegenheid . Ik weet, das mijn goedhartige Willem tranen zal storten van genoegen over dit nieuwtje . Hij houdt bizonder veel van zijn aanstaanden broeder, en die spreekt nooit van hem, dan als van een der beste jongens, dien hij immer kende . Die 12 3
brave jongen! maar mijn verre in het aanstaande-doorziende-moeder heeft de rede aan haar zijde : dit echter neemt niet weg, das ik hem uit grond van mijn hart beklaag . Gij hebt mij wel eens van lets nauwhartigs verdacht ; maar geloof mij, ik zou, uit pure erkentenis aan de Godin der liefde, wel alle zoete meisjes in de bescherming van brave mans zien willen, voor ik zelve nog getrouwd ben met den beminnelijken man, die mij zo dierbaar is . Wat zegt gij, Saartje, das ik den advocaat op u afzond? Ik vrees, das hij niet langer meer to bekomen zal zijn . Zijn reisgenote schijnt zeer op hem gesteld, en het is een rijk meisje, das er bevalligjes uitziet . `Had je dan jouw deeltje niet, hartje?' Machtig, was zoudt gij uw man in het pleiten kunnen helpen! towel als ik den mijnen in zijn sermoenen ; dan waren wij eerst tot hulpe des mans . Wat de wereld ook van mijn huwelijk zeggen zal, nooit zal zij mij kunnen nageven, `das ik een juk aantrek met een ongelovige.' In ernst, Saartje, mij dunks das de advocaat volkomen voor u geschikt is. Hij is een man van de wereld, aardig, grappig, heeft veel vernuft, en een grote mate van oordeel . Zijn karakter moet onberispelijk zijn ; want hij is een vriend van mijn braven Smit . Hij ijvert voor de rechten der vrouwen. `De vrouw,' zegt hij, `is het zonnetje in de zedelijke wereld .' Hij beweert, das alle vrouwen oorspronkelijk goed zijn . Smit glimlachte, dock beschouwde, docht mij, de zaak nog was anders ; en hij sprak hem ook tegen, mogelijk uit voorzorg om zijn rechtzinnigheid als predikant en zijn rang als man niet in gevaar to brengen. Was das niet bedachtzaam? Nog voor de middag kwamen wij to Maassluis .'t Is een zeer fraaie plaats, was de Jigging betreft ; dock ik heb geen tin in dorpen, die zo stedelijk zijn . 't Is zoals men zegt, ik wil en ik kan niet ; evenals een stedelijke opschik een dorpelinge niet half zo wel staat, als de dracht waaraan zij gewoon is ; er is altoos dunks mij, lets, das het geheel breekt . nder het dessert kwam er een oude visser in de kamer om, ik weet niet meer was, to vragen . De man was zo grijs als een duff, en zo verbrand van de ton, das ons oog op hem viel . Smit sprak hem aan : `wel, vader, je hebt daar een schone vracht .' - `Jae, meneer, oe meer oe liever ; zulke uizen nimmen was, en! doer ebben wij schone nagotie an : want et is toch alles om den broden.' - `Daar heb jij gelijk in, vader. Kom laat ik u eens een bierglaasje wijn geven, en denk das het je gegund is.' `Wel, meneer,' zei Klaas, je bent overdadig goed! nou, jou gezontheid, eren en joffrouwen.' - `Jou ook zo, goeje man,' zeiden wij . - `Hoe oud ben je wel,' vroeg 124
Smit. - `Wel, ik ben nou in men vier-en-tachtigste, maar ik geef nog gien krimp . De zee maakt ard, en ik ben nog nooit ziek eweest .' - Die man smaakte ons . De advocaat gaf hem een stoel, en wij gaven hem wat van 't een en ander, dat hij ook handig naar binnen moffelde, nu ons, dan het lekkers prijzende. `Nog een glaasje, vader,' zij mijn Smit, en schonk het in . De oude visser werd vrolijk en spraakzaam . `Is er geen nieuws?' - `Jae wel er is nieuws ; ze willen met Saetans geweld ier niewe Zalmen ebben, maar Klaes eit ook kneukels an zen lijf. Wij willen Daevis Zalmen ouwen, al zou Maassluis't onderste boven .' De heer Smit had geen onaardige inval om hem to beduiden, dat men de salmen van David zou blijven zingen, maar dat zij nu alleen beter berijmd waren : `Zeg eens, mijn ouwe man, heb jij niet wel kabeljauw gevangen?' - `Wel jae ik, wel 't komt op gien duizend of wat an, want ik was ien gelokkig visser .' `Maar, Klaas, wij kunnen de vis niet eten, zoals gij die ons verkoopt .' `Dat spreekt van zelf; ze mot schoon emaekt, ze mot ewassen, de roo kieuwen motten uit-edouwd worden : jelui meiden motten die koken, of opsnaeren, en dan leggen die de moten op een mooie schuttel, met pieterselij en wat weet ik het, om de rand, en zo eet je dan van die kostelijke vis .' - `Maar blijf jij evenwel de vanger niet?' - Dat loof ik, wie aars?' - `Jij bent dan Klaas, die de kabeljauw vongt.' - `Zeker! aars kon jijlui er zo niet achter to gast gaan, of jou meiden konden niet an de kokkerasie raeken, want van al dat geplamoot zou gien kabeljauw kommen .' - `Nu zijn wij op de weg . David heeft de salmen gemaakt, maar wij kunnen die zo niet orberen . Zij moeten voor ons klaargemaakt worden, dat is, vertaald, op rijm gebracht, en zo toebereid, dat wij die zingen kunnen ; en je weet wel, dat de beste spijs door slechte toebereiding oneetbaar kan worden ; ja dat men er walging, ja zelfs een ziekte van kan krijgen? Zie, zo heeft de vriend Datheen ook gedaan : maar nu zijn er andere mensen en die weten er mee om to gaan, dat het een lust is, en dat ieder zegt : wat zijn die salmen van David toch heerlijk .' - `Nou ik mot zeggen, dat jelui wel vernipt lekker bent . Ik, en men oude wijf Neeltje Gerrits, ebben die al een zestig jaar mit stichting ezongen, dat er over den diek dreunde . Maar, meneer, wat ebben er de Sociniaenders toch an to morsen en to beduimelen? zie, ik zou van die lui niets willen, of durven aannemen.' - `Zeg eens, Klaas, wat zijn toch Sociniaanders?' - `Wel, dat bennen en ope Godloochenaers .' - `Nu, zo dat waar is, wees dan gerust, ik verzeker u dat er, in dit geval, geen een Sociniaan de hand aan heeft .' Dit scheen den goeien ouden visser nog niet genoeg ; hij voer braaf uit 125
tegen al die nieuwigheden, die de jonge leraars zoal hier en daar invoerden. Maar zijn werk riep hem : hij gaf den heer Smit de hand, en bedankte wel honderdmaal veur de belefdheid . 't Is toch jammer, zeide hij vervolgens, dat er zoveel overeenkomst tussen de godsdienstige ijver en de king. Men durft de onkundigen bijna geen van beide aanprijzen, omdat de onkunde oorzaak is, dat zij veelmaal zo verkeerd gebruikt, en dan dodelijk is. ns thuisreisje was zeer aangenaam . Ik ging vroeg naar bed, en nu, voor ik nog iemand hoor, schrijf ik u deze . Zo gij zin hebt in den advocaat, ik herhaal het, zult gij er gauw bij moeten zijn . Het reisgezellinnetje zal u anders voorkomen . Vaarwel, mijn lieve vriendin .1k ben met alle achtmg, Uw teder liefhebbende, Anna Willis
$6e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Lieve Willis! Allemaal mensen! - dit zeide ik, toen ik uw vrolijke en mij zo recht smakelijke brief gelezen had. De liefde is al een grappig ding, geloof ik . 't Schijnt dat zij de peinzenden vrolijk, en de ijdeltuiten statig kan maken . Mogelijk omdat zij het levensvonkje in de dikbloedige gestellen helder doer opflikkeren, en de zorgeloze onverschilligheid der volmaakt gezonde meisjes iets aan de hand geeft, dat haar van belang genoeg schijnt om er over to willen denken . Hoe het zij, 't is zeker dat juffrouw Willis mij nu veel meer bevalt, omdat zij mij wat nader komt, dan wanneer zij met zekere ernsthaftigheid, niet altoos geheel vrij van stijfheid en bedilzucht, mij mijn les voorzegt. Uw vriend Smit heb ik recht lief, zowel om hetgeen gij van zijn conversatie, als om't geen gij mij nopens zijn manier van denken omtrent u mededeelt . Ik hoop hem spoedig wel geplaatst, wel gehuisd en wel getrouwd to zien.1k bedenk dat gij, buiten uw nadeel, een ruim hart hebt, als gij ons, eenzamen in den lande, zulk een zegen toewenst. Maak u vrienden, Naatje, door zoveel gij kunt die 1 26
wens ten uitvoer to brengen . Wat mij aangaat :pour moi keen warm bier, zei de Fransman :pour moigeen man . Een flinke bol, om mij, zoals ik zeg, to brengen waar ik zijn wil ; dat is wel, maar meer niet. Uw advocaat is dus aan u ; geef hem aan haar, die zo een meubeltje nodig heeft, en laat mijn devies zijn : vrijheid, bhjheid. Maar om u eens wat zakelijkers to schrijven, ik ben met Letje uit geweest, om dat nieuwmodisch gags . Het stuk was bijna weg, dock men wachtte alle dag nog fraaier, alsook heerlijke taffen, enz . Men heeft mij verzocht dat to komen zien : en ik heb aanstaande Maandag daartoe bepaald.'t Is een besloten winkel ; men ziet er niets dan een modieus huffs, moderne meubelen, en drie zeer welgemanierde, tamelijk lelijke, reeds wat bedaarde Demoisels, die niets dan Frans spreken : 't kwam wel, dat ik die taal kende. In 't naar huffs gaan, gingen wij Coos' logement voorbij, en spraken mademoiselle G . . . eens toe, die zeer verblijd scheen ons to zien, en vriendelijk innodigde . Wij voldeden aan haar verzoek . Letje vroeg schielijk of haar broer niet thuis was ; peen, zei zij, maar hij zal weldra thuis zijn . Kom, zei Letje, dan gaan wij zolang op zijn kamer : ik volgde, zeer benieuwd zijnde, hoe of het toch op de kamer van een petit-maitre er mocht uitzien. Naatje! nooit hebt gij zo een huishouden gezien! mijn oog vie! eerst op zijn toilet, dat in de volmaakste desorder lag . oeier en snuff bedekten alles . Haarkammen, wenkbrauwenkammetjes, verscheiden verfjes, tandenschuiertjes, tandpoeder, een half glas vol water, zo smerig als een eend, een stuk uitgedoofde waskaars, enige Franse boekjes, die niet van de strengste zedekunde schenen, een morsige inktkoker, een vuile slaapmuts en een pot pommade, maakten de misselijkste vertoning, die ik ooit zag . Al zijn kleren hingen over stoelen . Enige paren zijden kousen slingerden er tussen . Schoenen, muilen, laarzen, een hartsvanger, lagen door malkander ; al zijn boeken konden we! in een broodmand, en zagen er vuil en smerig uit. Letje zag dit lieve boeltje met beschaamdheid eens over, en ik was geheel nieuwsgierigheid . `Kijk me zo een sloddervink eens, zoo een slops van een jongen, en die altoos er uitziet of hij uit een doosje komt!' Kom! zei ik, hij zal er voor hebben . Daarop deden wij zoveel kattekwaad, en naaiden zoveel goed, als de tijd ons toeliet . Toen gingen wij naar beneden, en ziedaar, daar kwam de Vorst van Tour en Taxis, wip wip wip de stoep op, gevolgd van nog een vlasbaard of drie, die hier allen logeren . Mijn chevalier weet to we! to leven (zo hij meent, och arm!) om ons vrijheid to laten zo terstond to vertrekken ; en dewijl mademoiselle G . . . hier sterk op aandrong, traden 127
wij in de eetkamer. Terstond presenteerde men 't een en ander . De gure dag gaf Coo de inval om een bowl punch to maken . Fiat punch! Toen had hij 't op zijn lijf! De arak, de citroenen enz ., alles kwam uit de hoek. De drank was smakelijk, het gezelschap vrolijk, Mademoiselle G . . . kluchtig, en Saartje haar zelve. Enfin, Naatje, wij diverteerden ons als vorsten, wij raakten aan't musiceren, en 't was wel negen ure, voor onze vriend ons thuisbracht . De brave Buigzaam wachtte reeds met eten . De Hartog keek, alsof zij zeide : `Wat, die kleuters! moet ik daar naar wachten?' Lotje zat met een almanak van 't voorleden jaar, en hield zich of zij las ; dock ik weet niet, of zij wel eens spellen kan. Wij waren zo dartel, dat de lieve vrouw niet wist, wat zij van ons denken moest ; en Letje was ongemeen woordenrijk. Ik was niet heel gemakkelijk, want juffrouw Hartog mij iets,'t geen ik haar verzocht, wat onbeleefd aanreikende, en er bijvoegende : `ei, altijd dat gelach, 't zal wat to beduiden hebben, als wij 't wisten!' gaf ik haar een antwoord, 't welk aantoonde, dat ik haar schoon veel ouder, niet voor mijn voogdes begeerde . 1k heb u nog niet gezegd, dat de heer Edeling hier alweer geweest is . Juffrouw Buigzaam spreekt met de uiterste achting van hem, en met zoveel onderscheiding, dat, zo zij tien jaar jonger was, ik zou denken, dat hij de man zijn zou, die zij haar hart wilde geven : nu denk ik dat niet . Mogelijk heeft hij zin in Letje. Hij is door haar broer althans hier gebracht.'t Is een zeer fraai man : hij heeft fraaie manieren, en ik hoor, dat hij veel verstand heeft . Als hij weerkomt, zal ik hem eens philosophisch bet rachten, zeide uw pedant gekje zo niet? mhels uw dierbare moeder ; groet uwe vriend Smit ; salueer uw tante, voor haar, die gij weet dat is, Uw hoogachtende vriendin,
Sara Burgerhart
128
$he Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed Mevrouw! Voor ik iets, Saartje betreffende, aanroer, moet ik u zeggen, das ik God hartelijk gedankt heb voor uw herstelling . 't Zou al to droevig zijn das zulke weergaloze vrouwen zo klakkeloos uit de wereld gingen, terwijl wig met hele ritsen van beuzelaarsters blijven opgescheept . Het doer mij aan mijn hart goed, das ons meisje zo haar plicht gedaan heeft ; zij zal er een present extra uit mijn eigen zak voor hebben . Zie, men moet de jongelui, als zij wel doen, ook wel doen ; en ik ben, Goddank, geen vrekkige jakhals van een kerel .1k zeg altijd : `Abraham Blankaart, God heeft u zo gezegend, je hebt kind noch kraai ; hoewel ik weet niet, of das zo blijven zal ; een mens heeft graag een eigen weerspraak . Kind noch kraai, wel deel mee, mijn vriend ; maak das niemand op u ziet, als een hond op een zieke koe ; das niemand wel eens wou zien, of jij ook een mooie dode zijn zoudt. 't Moet hier toch altemaal blijven, en als jij brave lui op de proppen helps, dan doe je als een hugs Christenmens betaamt .' Nu, das overgeslagen. Neen, mevrouw, ik heb geen bizonder oogmerk omtrent Saartje .1k zal haar volkomen haar eigen keuze laten doen ; en, zo de jongen haar verdient to hebben, zal hij haar hebben, al had hij geen zesthalf in de wereld ; maar zo zij dwaas genoeg was om een knaap to willen hebben, das een vlegel, of een bobbekop is, of die haar dood zou kniezen of tot gekheden brengen, verduiveld! dan zal mijn naam geen Abraham Blankaart zijn, zo ik het ooit toesta . Hoe, was hamer en was spijkerdoos, heeft haar brave vader mij niet met de dood op zijn lippen gezegd : `Brammetje Blankaart, ik sterf; zorg gij voor dit dierbaar kind . Wees hetgeen ik voor haar zijn zou, mocht ik leven .' En heeft haar lieve moeder ook niet zo gesproken? En heb ik het niet heilig beloofd? En ben ik niet een eerlijk man? Hoor mevrouw, het meisje is veel rijker dan zij weet . Zij kan, ik herhaal het, krijgen dien zij hebben wil, miss das zij wel kiest. Ja, 't is een weergaas meisje! zoals gij daar schrijft, is zij : en ik ben maar blij, das zij bij zulk een allerbraafste dame is, das is goed voor haar . Spreek toch niet van mij lastig to zijn ; ik wenste das uw brieven zo lang waxen als de Engelse courant . Zie, ik ben geen man van de hedendaagse wereld, 129
maar een brief van zulke vrouwen, wel, dat is een tractement voor mij . Den ouden heer Edeling ken ik van voor vele jaren . 't Is een eerlijke knorrepot, een braaf man, een man, daar men op of kan, maar de lastigste mens, die ik ook al ken . itten heeft hij, en crediet als de Bank : maar ik heb mij altoos afgehouden van twee soorten van mensen, van allemansvrienden en van grimbekken . De laatsten veracht ik, en de eersten beduiden niet genoeg, om er aan to kunnen denken . Zijn zoons ken ik met ; maar ik heb altijd gehoord, dat het beste jongens waren, dock die 't hart niet hadden, om hun vader ooit als met schroom toe to spreken . Dat is toch een ellendige zaak! 't Spreekwoord zegt, de beste stuurlui staan aan land ; maar als ik kinderen gehad had bij mijn vrouw, ik zou eerst hun liefde hebben zien to winnen ; en dan zou ik mij van hun vertrouwen en achting gemakkelijk hebben meester gemaakt. Wat zegt gij, mevrouw? Indien de jongeheer dus zijn hof aan mijn kleuter wil maken, en zij het goedvindt, mid is 't wel ; als't kind maar gelukkig is, ben ik tevreden, en ik zal haar, met al wat zij in de wereld heeft, zelf aan hem, met mijn eigen hand geven. Doch de oude moest mij evenwel geen kattesprongen maken, of denken, dat zijn zoon haar veel eer aandeed . Ja, ja,'t is een misselijke knevel, die eigenste Jan Edeling ; want dan zou mij 't bloed ook wat heel spoedig in de oren kruipen . Saartje is van zulk een brave oude familie, als maar weinige in Amsterdam zijn ; haar overgrootvader was al een stijl van de beurs en een pilaar van de kerk ; en schoon zij geen geld heeft, dat bij Hendrik's to pas komt, is zij echter een schone partij : zij is een heel mooi meisje ook ; en zij heeft, mag ik zeggen, alles geleerd ; ook speelt zij immers kapitaal? Wees verzekerd, dat ik uw verplichtend bericht voor mij onschendbaar zal houden . Zo ik u, waardige dame, ergens in van dienst zijn kan, beveel! gij zult mij verrukken, door mij in staat to stellen u to kunnen tonen, hoezeer ik met de grootste achting ben, Uw welmenende Vriend en gehoorzame Dienaar, Abraham Blankaart
130
58e Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn waarde Saartje! Dat gij meer smack hebt in mijn laatste, en dus ook in mij, dan voorheen, omdat ik u thans was nader kom, is niet onmogelijk ;'t is vrij natuurlijk : maar ik moet u met een zeggen, dat ik nog nooit een brief van u ontving, die mij zo weinig beviel dan die, die gij mij ten antwoord schreef: ja, das gij mij daarin zo sterk zijt afgevallen, als ik u, door de mijne, meer behaaglijk was . Dit zult gij zeker niet aan mijn bekrompen hart toeschrijven . Zelfzoekendheid, die alleen zichzelf poogt to bevoordelen, is zeer opgeschikt met de lof, die men haar toezwaait. Doch zij zal mij nu niet beletten u to zeggen, das ik zeer verstoord op u ben . Foei, juffrouw Burgerhart, welk een ijdeltuit words gij! Gij legs aan met een kwant, die gij zelve met minachting beschouwt : ge recht op zijn kamer kuren aan, die mogelijk in de Ton zijn, dock u geen eer aandoen . Nu heeft hij, dunks mij, aanmoediging om zijn hof bij u to maken . Gij geeft u dan reeds de moeite om een slorzigheid to verbeteren, die hem, zo hij uw man words, zeer zou hinderen . 't Zal op die stoeipartij met zulke knaapjes fraai zijn toegegaan : vooral, toen de punch haar uitwerking deed . Hoe dikwijls heb ik u wel gezegd, das, zo men een losse card toegeeft, men ongemerkt van de ene zotheid tot de andere komt . Hoe ras krijgt men dan een hebbelijkheid, om onze daden niet meer to schikken naar het snoer der rede! Dit blijkt in u ; alles is drift . Nu waakt men, tot vermoeienis toe, bij een zieke vrouw, waarvoor wij ingenomen zijn ; nauwelijks begins die to herstellen, of men vliegt uit, spans met nog een onbedachte vriendin aan, om zich met drie vier dartele vlasbaarden to vermaken, en blijft ten koste ener nog zwakke vrouw, die men uit haar rust houdt en met eten last wachten, tot negen uur uit . 0, daar denkt men niet om . Vermaak gaat boven alles ; en welk een vermaak! Vindt men das iets goed to doen ons vermaakt : fiat, goed doen! Vindt men vermaak in onbetaamlijkheid, men offert de welvoeglijkheid daaraan op . Men loops voort tot aan de uiterste grenzen der deugd, of, wilt gij ? van het geoorloofde . Glipt men uit, dan moet een : `och, daar had ik geen erg in,' alles goedmaken . Mij dunks ook, das juffrouw Buigzaam, die, schijnt I3I
het, zoveel van u houdt, als gij van haar, u daarover had behoren aan to spreken . Men moet geen ongeregeldheden in jonge juffrouwen door de vingeren zien . Mogelijk is zij ook niet zeer ergdenkende . Juffrouw Hartog moge een wijsneuze geleerde zijn, maar nu had zij geen ongelijk . 't Zou een fraaie huishouding geven, indien de ene juffrouw ten negen ure, en de andere ten elf ure soupeerde . Een verwilderd hoofd en een kribbig humeur schijnen ook de gevolgen deter heerlijke partij geweest to zijn ; anders hadt gij haar niet zo onbescheiden kunnen beantwoorden, omdat zij u iets niet zeer beleefd toereikte! Zo dartelt men uit zijn goedaardigheid : het blijkt aan u. Weet gij was, vriendin? Dwaze vermaken zullen uw behoefte worden ; en zo u die niet ten valstrik zal verstrekken, zult gij was meer voorzichtigheid moeten hebben dan gij immer bezat ; hoe zal uw tante nu in 't gelijk gesteld worden! 0, ik geloof zeer wel, das mijn advocaat u niet bevalt . Zo een denkend, verstandig man, kan u niet amuseren : gij hebt de keur van heertjes! Een verachtelijk gekje, indien hij punch kan maken en u doen lachen, behoeft geen andere verdiensten bij een meisje, das zelve, denk ik, trouwen zal om zich to kunnen diverteren en de wereld to zien . En was is das nu weer voor een fraai huffs, daar gij die gazen ging kopen, en daar gij zulke kostelijke taffen tag? Draag zorg, das de stroom van zinnelijke vermaken, die, zoals gij eens zei, over uw hart heen moest vloeien, u niet onherstelbaar bederft! 1k weet wel, das ik weer voor een stijve klik zal gehouden worden . Zonder zulk een woord zoudt gij u niet kunnen redden . Maar bijnamen geven is geen redeneren, en lachen geen betogen .1k weer, das gij stekelig vernuftig zijn kunt ; ik wapen mij daar in voorraad op : maar dus zult gij, voor uw eigen rede, uw gedrag echter nooit goed maken, of mij begoochelen. Vindt gij 't goed, doe uw tin : 't is uw zaak. Mijn moeder laat u vriendelijk groeten, ook mijn tante . Er is een brief van Willem gekomen, die u van zijn bizonderste achting daarin verzekert. Gisteravond ben ik, met den heer Smit, (die zeer verlangt u to zien en u ook groet), op een groot concert geweest . Deze avond zijn wij verzocht bij een neef van hem, op nesters met den advocaat en de juffrouwen, daar ik u over schreef. Het uitgaan words mij al was heel druk ; ik verlang naar huffs, maar nog meer om u to zien en to spreken . Smit zal aanstaande Zondag, op een nabijgelegen dorp, des middags preken, ik geloof, das ik hem ga horen . 1 32
De heer Smit kept de heer Cornelis Edeling bijzonder ; zij hebben een jaar of drie to zamen gestudeerd ; hij zegt veel goeds van hem : trouwens, hij zegt van alle mensen goed! De heer Hendrik is ouder dan zijn broeder, en words gehouden voor een onzer allerbeste jongelieden ; maar ik ken hem in geen opzicht . Ik ben in de ware zin des woords, Uw Vriendin, Anna Willis
59e Brief: de Heer Willem Willis aan Mejuffrouw de Weduwe Willis Hoogstgeachte, tedergeliefde Moeder! Gij hebt mij verzocht, das ik u, bij de eerste gelegenheid, bericht van mij zou doen toekomen . Nu, mijn waarde moeder, heb ik die, dewijl ik mijn nachtrust daaraan kan geven, doordien ik eens eindelijk een vrije kamer h eb . lk ben zeer vermoeid, door ettelijke dagen op postwagens to hebben moeten zitten, en bevind mij thans een goed eind in Duitsland . De stad heer Haar Jigging, zoals ik bij bet belder maanlicht bemerkte, is bekoorlijk, het oord heerlijk, en de vermaarde Rijnstroom bruist fangs haar overoude muren. Morgen ga ik de heren kooplieden, aan welke ik adressen heb, spreken, en hoop, das mijn brave patroon over mijn refs voldaan zal .zijn :'t zal tenminste bij mij niet haperen. Mijn zucht om, door eerlijkheid en nijverheid, mij in staat to stellen om mijn eigen taken eens to kunnen doen, maken mij alles gemakkelijk ; maar niets spoors mij sterker aan om mijn plicht in deze to betrachten, dan bet denkbeeld, welk een vreugde bet voor mijn lieve moeder zijn zal, als zij bij de uitkomst ziet, das ik aan haar gunstige verwachtingen enigszins beantwoord . Kan ik immers to veel doen om mijn dankbaarheid omtrent u sterk genoeg to betonen? nder de menigvuldige weldaden, waarvoor ik de Hoogste Goedheid met diepe eerbied dank, is geen groter dan die, das ik zulk een waardige vrouw moeder mag noemen. Hoe ongelukkig zou ik niet hebben kunnen worden, indien ik niet door u overtuigend geleerd had, `das de deugd ons alleen gelukkig kan maken, als zij gesterkt words door de hoop op een ander leven!' Niet weerhouden door bet vaderlijk gezag, en maar al to gereed om elk to '33
verplichten door een meegaandheid, die als in mijn aard is ingeweven, vroeg in gezelschap met losbandige lieden, die weinig zwarigheid maken in het bedrijven van buitensporigheden, en die, in de darteiheid hunner wilde blijdschap, zich niet ontzien het ongeloof op de troop to zetten : wat zou mij toch in mijn onbedachte jeugd bewaard hebben? Mijn eigen deugd? 0, die is de gezegende vrucht uwer lessen! - mijn verstand? daarop lieve moeder, weet gij, dat uw Willem zich nooit iets lies voorstaan! 0, hoe vurig bid ik die God, dien gij ons hebt leren kennen, om de beste zegeningen voor u! Mocht ik een der werktuigen zijn, die Hij uitkiest om u dit leven, waarin gij zovele wederwaardigheden gesmaakt hebt, nog eens alleraangenaamst to maken! Wie zou zich meer verheugen, dap uw zoon! Gij hebt mij meermalen gezegd, dat ik bij uw overlijden geen grote schatten zal verkrijgen . Hemel! mijn waarde moeder, kan ik daaraan ooit dap met ijzing denken? Ik dank u echter voor het vertrouwen, dat gij in mij stelt ; ook heeft het denkbeeld, om zelf to moeten werken, mij zeker meer ijverig gemaakt . Nooit, zegt gij, gaf ik u reden tot misnoegen, nooit was ik u ongehoorzaam . ch, laat de verwaandheid al haar grootspraak, haar epitafiums ;* maar, zo ik deze lof verdien, dat men dap op mijn grafsteen snijde : `flier ligt een zoon, die zijn moeder nooit ongehoorzaam was' : opdat ik tenminste, na mijn dood, nog iets tot nut van mijn medemensen doe . Wat is het toch, mijn dierbare moeder, voor een ongemakkelijkheid in mij, als ik nadenk, dat gij mijn tedere en zuivere liefde voor de beminnelijke Burgerhart niet goedkeurt? Waarom mort mijn hart tegen mijn rede? Waarom onderwerp ik mij niet met die volwaardigheid aan uw verkiezing, welke mij het gehoorzamen zo gemakkelijk maakte? Hoe meer ik uw gezegden herdenk, hoe gegronder zij mij toeschijnen, en echter ik zou een lage huichelaar zijn, zo ik voorgaf, dat ik er in berustte . Zou de liefde, die alleredelste hartstocht, als zij een goede keuze doer, mij verleiden om iets tegen uw beredeneerde wil aan to gaan ? Moet ik dap de lieveling mijner ziel uit mijn hart weren? moet ik de bevalligheden vergeten, die meer dap de schoonheid zelve vermogen? moet ik dap haar verstand, haar dierbaar hart, moet ik alles van mij zien to verwijderen! Zal ik haar moeten zien in de armen eens mans, die haar zo oprecht niet kan beminnen als ik ; en is het mijn toegefelijke moeder, die mij dit beveelt! '34
Mijn aandoening stelt mij buiten staat om verder to schrijven . Gij zult mij, om't geen ik zeg niet minder beminnen . Ik doe u immers hierdoor geen verdriet, mijn lieve moeder? 0! mijn hart was zo vol! Bij wie kon ik het toch veiliger uitstorten dan bij u, mijn tedergeliefde moeder? Ik hoop, dat ik pogen zal mij to onderwerpen aan al uw bevelen, geen uitgezonderd. Groet mijn waarde zuster en geliefde tante hartelijk ; en geloof, dat ik, met de oprechtste liefde en dankbaarheid, altoos zijn zal, Uw gehoorzame Zoon, Willem Willis
hoe Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Abraham Blankaart De betrekking waarin gij tot de beminnelijke juffrouw Burgerhart staat, doer mij de vrijheid nemen om u deze to schrijven . Het kan u niet zeer vreemd voorkomen, als ik u eenvoudig zeg, dat haar bevalligheden mij dermate getroffen hebben, dat mij niets aangenamers zijn kan, dan mijn verkering met haar voort to zetten, en dus de gelegenheid to krijgen van to onderstaan, of zij mij met haar goedkeuring zal vereren . Mijn achting voor, mijn vertrouwen in u, verplichten mij om u to vragen, of gij daar iets tegen hebt ? Mijn familie heeft de eer van u bekend to zijn : ons crediet is onbelemmerd, en onze zaken zijn in een zeer goede staat . p mijn gedrag moogt gig informeren ; ik durf zeggen, dat dit mij niet ongevallig wezen zal . Mijn oogmerken zijn die van een eerlijk man, die de inspraak van zijn eigen hart opvolgt, omdat de rede hem in zijn keuze billijkt . Liefde en achting zijn het, die mij aanzetten om bij deze beminnelijke juffrouw mijn bezoeken to vermeerderen . Indien ik de gelukkige man harer eigen vrije verkiezing immer worde, dan hoop ik altoos to tonen, hoezeer zich al mijn daden zullen uitstrekken, om haar met genoegen dit leven to doen doorwandelen : zo ik door haar word afgewezen, zal het mij des to gevoeliger smarten, omdat mijn gehele hart voor haar met de tederste liefde vervuld is, en ik nog nimmer een vrouw ontmoette, die mij zo beminnelijk, zo waarlijk achtenswaardig heeft toegeschenen . Evenwel, '35
ik hoop das haar keuze niet belemmerd words ; ofschoon zij, zoals men das noemt, aan mij geen slechte partij doen zou . Mogelijk zal het u bevreemden, als ik u zeg, das ik dit mijn vooruitzicht nog met aan mijn vader heb medegedeeld : was zal ik zeggen, mijnheer, mijn vader is in weerwil zijns brave karakters, een weinig wonderlijk op sommige punten. En hij heeft ook meermaals verklaard, `das hij nooit zal toestaan das zijn zoons buiten hun kerk trouwen .' Daar is bij den goeden man geen andere dan Lutherse rechtzinnigheid . Nu weet hij, das wijlen de heer Burgerhart, nevens zijn familie, leden waren der ublieke Kerk * Buiten dit, mijnheer, zou hij zeker niet dan met genoegen zien, das ik zo een beminnelijke dochter aan hem kon presenteren . Daar ik nu nog niet weet, of, en nauwelijks durf hopen, das ik zo gelukkig zijn zal, van niet to worden afgewezen, kan ik immers onnodige moeilijkheden vermijden! Temeer daar het mij altoos smart, als ik den goeden man ergens over driftig maak, wijl dit zowel voor zijn jichtkwaal, als voor zijn rust, hoogst nadelig is . Maak mij, door een gunstige toestemming, voor altoos aan u verplicht! De lieve dame weet niets van 't geen ik voor haar gevoel : ik hoop das gij zulks niet of keurt ? Met de hoogste achting teken ik mij, Uw ootmoedige Dienaar,
Hendrik Edeling
6ie Brief de Heer Abraham Blankaart aan den Heer Hendrik Edeling Mijnheer! 1k ken genoeg van uw omstandigheden en zedelijk karakter, om niet weinig in mijn humeur to zijn met het voornemen, das gij hebt omtrent mijn lieve pupil . Zie, mijnheer Edeling, ik ben geen knorrepot, die altijd zit to gnokken en to gnutteren op jongelui : o ho! het zat over een zestig, zeventig jaar, ook al zo breed niet ; meer dit is evenwel hemels vast, das onze jongeheren het drok genoeg maken ; en das ouders of voogden van geluk 136
mogen spreken, als zij een aardige lieve meid, die hun aangaat, in goede handen zien . We! 't is een bedroefd ding, dat de jonge heren zich de vrijheid geven stukjes uit to voeren, die hun de achting van hun meisjes onwaardig makes. Dat rijdt, dat rost, dat speelt, lichtmist voor een voor negentien, alsof men een paardje schijt-geld op stal, en nog een lijf in de kiss had ; en als men dan eindelijk het wilde leventje wat moede is, ja! dan klungelt men naar een vrijster, die men een hoop leugens en liflafjes vertelt. Het arme schaap neemt alles voor goede must aan, en zij krijgt een man met een verzwakt, verslonst lichaam, zonder zedelijke, 'k laat staan godsdienstige beginsels, zonder kunde in zijn taken ; en haar geld moet meermaal springen om smorsen en lichtekooien tevreden to stellen . Zodat ik maar zeggen wil, mijnheer Edeling, dat ik recht to spreken ben met uw liefde voor het kind . Dat gij haar daarvan nog geen kik gezegd hebt, smaakt mij bestig. Hoor, gij zijt een hugs jongman, en ik hoop dat onze lieve Heer haar maar genoeg wijsheid zal verlenen, om u haar hart, towel als haar mooi zacht rechterhandje to geven : miss echter dat mijnheer uw vader haar die eer aandoet, waarop iedere brave jongejuffrouw, in zo een geval, recht heeft . In dies men ons, omdat wij misselijke potentates zijn, alles moet laten does wat men wil, we!, dan zijn de redelijke menses waarachtig to beklagen . Hoor, mijnheer Edeling, ik zou geen kind verongelijken, en mijn paard, zomin als Snap, mijn patrijshond (die alweer met mij naar Frankrijk gesjouwd is), hadden nog ooit reden om mij voor een bullebak van een meester to houden . Daar is nu Jan, die reeds zes-en-twintigjaar bij mij diende ; maar ik heb nog nooit gemerkt, dat de kerel een beter heer verlangde ; want ik zeg altijd : `Abraham Blankaart, mask toch, mijn vriend, dat je geen mess of beest zo behandelt, als jij niet zoudt willen behandeld worden ; dan zal je wel does, en dat is hier de zaak.' Doch mijnheer, uw vader, voor wien ik zeer veel achting heb, moet niet denken, dat mijn pupil ooit in zijn familie zal komen, indien hij mij, als haar voogd, dit niet met bescheidenheid en ijver verzoekt .'t Zou mij om u schrikkelijk moeien ; maar ik heb ook op sommige punten mijn wonderlijkheden ; en schoon ik niet aan de jicht of het podagra zucht, kan ik om de hagel niet velen, dat men zich airs zou geven omtrent zulk een braaf, fatsoenlijk meisje. Mijn gehechtheid aan de leerstukken der ublieke Kerk is, ja al zo sterk als de zijne aan het Lutherse geloof zijn kan, en daar hoop ik bij to leven en to sterven : amen! Maar wat malle dingen zijn dat! `dat ik besluit om mijn kind nooit buiten mijn Kerk to tulles '37
uittrouwen?' Wel,'t is goed, dat onze lieve Heer wijzer is, dan wij allemaal ;'t zou hier anders een bedroefde winkel worden, dat zou het . Laat elk geloven wat hij wil, wat hij kan, en laten wij allemaal deugdzaam leven ; dat zal wat beter voor ons uitkomen, dan dat dit en days hargueren* en kieskauwen over dingen, daar de wijste lui zo weinig van begrijpen als ik, of een ander eenvoudig Christenmens . Hoor, mijnheer Edeling, ik kan zo Satans nijdig worden, als ik daar, in plaats van een stichtelijke opwekkende predikatie to horen ; - want ik ben een stipte kerkganger moet gij weten ; ik ga, als ik thuis ben, alle Zondagen in de ude Kerk, - niets voor mijn news krijg, dan wat scholastiek vulnis, dat, mag ik zeggen, diept nog droogt . 't Is goed, dat zulks maar zelden gebeurt, of Abraham Blankaart zou zo stipt niet ter kerke gaan . Nu, mijnheer, gij moet weten, hoe gij met uw vader dat boeltje reddert . Doch hij moet niet vergen, dat mijn Saartje van haar Gereformeerde Kerk afwijkt . Hoor, ik moet daar niet over gemoeid worden . 't Is onredelijk ; en is de man driftig, ik ben ook juist de grootste jabroer niet. Hij moest ook niet leggen to choqueren op mijn Kerk, of hij zou zijn man aan mij vinden . Ik versta mij wel niet op alle fijnheden der redeneerkunst ; maar ik denk, dat ik echter met hem geen gevaar loop om uit het veld geslagen to worden : wig kunnen malkander op de Beurs ook wel zo eens een aardigheidje zeggen. In de hoop dat ik voldaan zal hebben aan uw verwachting, heb ik de eer mij to noemen, Mijnheer, Uw dienstwilligen Dienaar en Vriend
Abraham Blankaart
62e
Brief: Mejuffrouw de Weduwe Willis aan den Heer Willem Willis
Mijn waarde tedergeliefde Zoon! Neen, wees gerust, ik heb u, om 't geen gij mij schrijft niet minder lief ; gij zoudt mij ook geen verdriet daardoor aandoen, indien mijn moederlijk hart niet leed door de smartelijke aandoeningen, die u thans zo sterk folteren : dock welke moeder kan haar braaf en altoos gehoorzaam kind 138
bedroefd zien, zonder daarin to sterk voor haar eigen rust to delen? Ik begrijp levendig, mijn waarde zoon, das het u onbegrijpelijk veel zal kosten, uw hart los to maken van een meisje, das gij met het grootste recht acht en bemint . Alles was gij tot haar lof zegt, stem ik van harte toe ; en evenwel, ik herhaal het, zij is geen vrouw voor u . `Een huwelijk kan even ongelukkig zijn, door to veel overeenkomst tussen man en vrouw, als door to weinig .' Romaneske jongelieden zien dit anders in ; dock de ondervinding geeft ons, in weerwil van dit anders inzien, to veel bewijzen das het zo is om er aan to kunnen twijfelen . Ik weet niet, lieve kind, das ik u nog ooit uit grilligheid jets ontzei, waarop gig sterk gesteld waart, indien de inwilliging daarvan u maar niet benadeelde ; dock ik weet ook niet, das ik u ooit jets heb toegestaan, das nadelig voor u was ; al gebruikte gij al die zoete vleierijtjes, die een moeder met moeite wederstaat . Dewijl ik dan reeds, in uw vroegstejeugd, u gewend heb om u wezenlijk geluk to kiezen boven het involgen der heftigste begeerte naar jets, das ik wist voor u schadelijk to zijn ; en dewijl gij altoos u onderwierp aan mijn moederlijke vermaningen, hoop ik, das gij nu, nu uw rede ontwaakt en uw oordeel in voile kracht komt, al zo billijk zult handelen, als toen gij een knaapje van zes of acht jaren waart . Ik kan echter nu wel nagaan, das, dewijl gij nimmer hebt gedacht, das uw moeder met u in deze kon verschillen, gij uw genegenheid onbelemmerd hebt laten aangroeien : ik beklaag u dus, mijn Willem . Gij zult inderdaad groot zijn, zo gij, geholpen door tijd en afwezendheid, u met een edele fierheid leers verheffen boven een zo grievende teleurstelling . Gig hebt tenminste de troost, das het voorwerp uwer liefde in zichzelf beminnelijk en waardig deugdzaam is ; das gij u niet verstrikt gevoelt in het wargaren ener eerioze ; das geen coquette u de speelbal harer dartelheid gemaakt heeft, maar das het voorwerp uwer liefde aileen niet geschikt is om u gelukkig to maken, al zo weinig als gij haar . Neen, mijn brave zoon, nooit heeft uw moeder om u een enige traan gestort, aan al haar verwachtingen hebt gij totnutoe voidaan . Ik ben gelukkig in mijn kinderen : want schoon uw zusters karakter zeer verschilt van het mijne, towel als van het uwe, is zij echter een deugdzaam, verstandig meisje, das haar moeder seder bemint . Vele wederwaardigheden hebben mij, in de bloei mijns levens, getroffen . Uw vader was de eeriijkste, de goedaardigste man, die ik immer kende : maar hid kende de wereld niet van haar slechte zijde, en viel dus in de strikken, die men zijn '39
goedvertrouwendheid spande . Evenwel ik dank God voor alles . Uw zuster getrouwd, en u insgelijks nog gehuwd to zien, is alles wat ik nog wens. Mijn gezondheid en tevredenheid maken het waarschjnljk, dat ik, die nog nauwelijks vijftig jaren tel, enige tijd bij u beiden blijven kan . Maar wie kan, met zekerheid spreken over taken, die het barmhartig pperwezen voor ons met een vriendelijke hand bedekt? De heer Smit heeft zijn aanzoek bij uw zuster hervat . De grote hinderpaal is weggenomen ; hij erft van de heer Geldlief een goede stuiver ; zodat, als hij een standplaats heeft, denk ik dat gij spoedig to bruiloft zult gaan. Hij is een uitmuntend jongman . Zijn zwart gewaad staat hem zeer we!, en zijn fraai gekruld blond haar geeft hem een bevallig voorkomen : gave God, dat men in onze kerk vele zulke jongelingen had ; hoe zouden zij een leer, zo heilig en zo op het gezond verstand rustende, als de leer des Evangeliums, ten voordele zijn! 1k heb hem eergisteren gehoord, en werd towel gesticht, als onderwezen . Kweek zijn vriendschap aan, mijn kind ; ik beschouw die als een zeer grote schat voor u . Beide de jongelieden doen u groeten . Maar gij moet aan tante Betje schrijven, of zij is uit haar humeur. 0 mijn Willem, alle brave mensen hebben u lief; en dus verre verdient gij ook die liefde . God beware mijn kind, waar hij zich moge bevinden . Hij geve, dat ik hem, to zijner tijd, met een gezond lichaam, zuivere zeden, en een recht menslievend hart, aan mijn moederlijke boezem moge drukken .1k ben met de tederste toegenegenheid Uw liefhebbende Moeder
Sophia van Zon,
Wed. Gerrit Willis
63e Brief Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Vriendin! Zeg mij, hoe moet ik u noemen? Aan wie schrijf ik toch? 1k heb een brief uit Rotterdam ontvangen ; de hand is de uwe ; het cachet is het uwe ; de naam, waarmede hij getekend is, Anna Willis . Wat heeft u, om I4o
ter zake to komen, toch aangezet, om mij zo een brief, uwer zozeer als mijner onwaardig, to schrijven? ordeelt gij, om uw aanstaande echtverbintenis, het voor u veiligst, onze vriendschap to breken? en zoekt gij, om die reden, iets op om mij van u to verwijderen? 1k weet, das gij zeer overleggende van aard zijt ; is dit echter zo? Gaarne maakte ik, lies ik het met om u, uw moeder rechter in dit stuk : indien deze waarlijk vrome en verstandige vrouw u rechtvaardigt, dan zal ik u met erkentenis omhelzen voor het verdriet, das gij mij heden hebt aangedaan . Ziedaar, ik zal openhartig handelen ; ik zal uw brief beantwoorden, zoals mij dunks das dit behoort . Gij moet mij evenmin voor beter dan voor slechter houden, dan ik b en. l k zal weer eens een ontdekkende predikatie doen . Niet alleen uit het zuiver beginsel om u to verbeteren, das wend ik niet eens voor, maar meestal om mijn verontwaardiging was lucht to geven.1k zal u tonen, das schoon uw fouten geheel anders zijn dan de mijne, gij het echter nog niet veel verder in zedelijke uitmuntendheid gebracht hebt . Wel dan, mijn aandachtige! `Mijn brief smaakt u niet ; ik ben u zeer afgevallen ; gij zijt verstoord op mij . ' Waarlijk, juffrouw Willis, dit is een beleefde, zeer liefde ademende voorbereiding om een arme zondares to bewegen, das zij toch stipt toeluistere om to horen, was men ter harer verbetering zal laten volgen . En waarom smaakt mijn brief u niet? mdat ik u eenvoudig gezegd heb, was ik had uitgevoerd . Maar ik heb noch de wil, noch het vermogen, om onschuldige bedrijven to vergoelijken . Gij zoudt mogelijk in mijn geval geschreven hebben : `1k heb taf gezien, gags gekocht ; wij gingen het huffs van Brunier voorbij ; Letje zag eens of haar broer thuis was : neen, maar hij zou zo komen. Hij kwam, met nog drie zijner vrienden, daar ook gelogeerd ; de juffrouw nodigde ons zo vriendelijk, das wij er bleven, een punchje dronken, en to negen ure bracht Brunier ons thuis .' Heden! was zou dit een bedaard voorkomen hebben! Bij deze vertelling zoudt gij uw achting behouden ; maar ik, die vertel zoals de dingen gebeurd zijn, val u af, en gij zegt er mij een hoop vinnige vodderijen over. Waarom val ik u zeer af? Dacht gij, das ik niet zo wereldsgezind meer was om gaas en taf to dragen? f mocht ik die zelve niet kopen? Mocht Letje niet eens bij haar broer aanwippen, of moest ik, als een fiere klos, toen alleen naar huffs gestapt zijn? Nog fraaier! Gij moogt jenever, en ik, arme ziel, mag geen punch proeven? f het toenaaien van kousen, zakken en mouwen, du ton is, weer ik niet ; is het zo, want gij schijnt het to I4I
weten (in 't voorbijgaan, waar komt gj toch aan zoveel modekennis?) dan is dit zeker meer kinderachtig dan ondeugend . Ik wist ook niet, dat deze grillen van mij mijn hof bij een slorsigen jongen konden makers : was dit mijn oogrnerk, dan zeker zou het lezen van dwaze France romans mij mogelijk evenzo dienstig zijn, als de lecture van de Vriend derjuffrouwen zekere dame geweest is, die graag met een domine in het fuikje stapte. `U zeer afgevallen!' Grut nog toe (zeit mijn lieve voogd), kept gij mij dan onbekwaam in het bedrijven van - kattekwaad. `Gij zijt verstoord op mij' ; dat heb ik gemerkt ; gij zelve schijnt to denken, dat dit ongegrond is, en daarom vertelt gij 't mij . Draag zorg, vriendin, dat gij over alle zotternijen u zo niet verstoort, het kon u over een jaartje vrij meer nadeel doers, dan het mij nu doet ; zoals gij mogelijk beter weer dan ik. Ik acht uw brave vriend Smit zeer hoog, en ik zou hem, als herder en opziener der zielen, wel eens willen vragen, of hij, op boete en bekering aandringende, dus zijn leerrede zou beginners : `Toehoorders! Gij behaagt mij geen zier ; gij valt mij af; ik ben zeer verstoord op u .' Zulk een aanspraak was niet ongepast voor dat addergebroedsel, waartegen Joannes de Dooper sprak ; maar ik geloof nederig, dat ik zo een wegslechter* met nodig heb ; en dat gij meer hebt van Joannes, dan van die verheven Mens, voor wie hij de weg bereidde, van Hem, die het gekrookte net niet verbrak, en zelfs over het hardnekkig Joods gespuis met toornig werd, zonder tevens bedroefd to zijn . Gij weer wel, dat men in gelijkenissen niet alles moet toepassen, nietwaar? - Dus meen ik ook niet, dat gij naar Joannes gelijkt in het dragen van een kemelsharen kleed, en het eten van sprinkhanen en wilde honig . Het eenvoudig soupeetje, het Maassluise reisje, en de oesterpartij, zouden hier niet al to wel mede stroken . `Wat is dat nu weer voor een fraai huffs, daar gij die gags gekocht, en daar gij zulke heerlijke taffen gezien hebt?' Dit is mijn antwoord op deze zeer beleefde vraag : dat was een fraai huffs, daar ik gaas kocht en heerlijke taffen zag ; meer weer ik er niet van. Nog meer beschuldigingen : `Ik ben verzot op vermaak ; ik doe alles uit zucht tot vermaak' .'t Is niet onnatuurlijk en niet onmogelijk in mijn jaren . Wilt gij, dat ik alles deed uit verwaandheid of uit bedilzucht, juffrouw Willis? Deze hele voor mij zeer beledigende periode zal ik ineens beantwoorden . Zij is geheel versierd door argwaan, en opgelapt met vuilaardige gevolgtrekkingen .1k verwaardig mij niet die to copieren ; herroep die in uw geheugen, en 142
weet dan, das deze uitmuntende vrouw to beminnen, hetzelfde is als de deugd beminnen. Maar ge zijt zo op u zelve verliefd, das gij geen ogen hebt dan voor uw eigen volmaaktheden! Is 't dus wonder, das gij over niemand tevreden zijt? Hoe, is negen ure geen behoorlijke tijd om aan tafel to gaan? Eet uw moeder ooit vroeger? Hoon deze weduwe niet, zij is geheel vrouwelijke deugd . Geen moedbrekende trotsheid, geen eigen inbeelding beschaduwen haar vroom gedrag . `Die zoveel van u schjnt to houden, als gij van haar.' Foei! das is overgehaald vergif. Haar voorgeven is waarachtig ; die vrouw weet mij als was to vormen, en God geve, das ik eens zo word, als zij voor haar zelve, en voor alien, met wie zip omgaat, is! Zij is geheel les, omdat zij geheel betrachtinq is. Niernand, uw uitnemend brave moeder uitgezonderd, bemin en eerbiedig ik zozeer als deze vrouw. `Zij behoorde geen ongeregeldheden door de vingeren to zien.' Bewijs eerst, das er die gepleegd zijn, voor gij de verwaandheid hebt om zo een vrouw to zeggen, was zij behoorde to doen . Uw to zeer opgevijzelde eigenliefde overschreeuwt uw gezond verstand, doer uw goede hoedanigheden verdonkeren en uw opvoeding zwijgen. Niet meer op dit stuk . Ik doe u to veel eer . ` ngeregeldheden.' Weet : juffrouw Willis, das het meisje, 't welk onder juffrouw Buigzaam's oog levende, ondeugende daden kan doen, een bedorven schepsel zijn moet, of het is onmogelijk . Neen, `zij is ook niet zeer ergdenkend,' haar hart is vervuld met die liefde welke, zonder reden geen kwaad denkt ; kept gij die liefde ook? Ik vrees van neen! Hemel! zo eens een ander uw brief las, was zou hij denken van deze vrouw en van de huishouding ? Ik ben to veel overtuigd van mijn gebreken, om er zovele van de uwe op to tellen . Maar ik ben zeer bedroefd over u, omdat gij mij noodzaakt deze lieve, waardige vrouw to verdedigen . `Zijt gij wel gewapend?' geluk er mede . Gij zult misschien in deze brief minder geest en meer raisonnement vinden, dan u lief is . Gij neemt ook nogal zo een enkel pleziertje, gelijk ik zeide, allemaal mensen,'t is niet anders . Het loops u ook al was druk, en gij wenst naar uw huffs, en om mij to spreken (dit zal een schrijffout zijn en hekelen, meende gij immers?). Ik veracht die vijgenbladen .'t Loops mij niet to druk ; was dit zo, ik zou 't laten, en wachten tot de tijd der vrijerij, dan moet het er zo mee door . Dat moeten is ook weer een van die kwinten, daar ik geen zin in heb, 't is draaien, anders niet. Brunier is geen slechte jongen ; hij heeft veel zotheden, maar ook vele goede hoedanigheden, en geen een ondeugd . De rechtvaardigheid '43
(denk er van was gij wilt) en zij alleen, doer mij dit hier bijvoegen. Dusverre heb ik u gisteravond geschreven ; maar uw brief maalde mij zo door 't hoofd, das ik vroeg ben opgestaan om u nog het volgende onder het oog to brengen : het viel mij deze nacht in de geest . `Waarom ben ik zo afgevallen?' Uw bekrompenheid van ziel, towel als al uw gebreken, is zeer fijn. Ik prees u, omdat ik thans meer van mij in u tag ; maar gij hebt altoos veel meer tin in u zelve gehad, dan in mij, mijn lof vernederde u dus geweldig . m u dus weer in uw oude waardig- en meerderheid to herstellen, moest gij mijn ongelijkheid aan u duidelijk tonen . Ik moest u afvallen, opdat gij des to beter met u zelve tevreden zijn zoudt. Ik zal, om dit to bewijzen, u, spijt de beste waarzegster, eens zeggen, was er in uw hart al is omgegaan . Lees en bloos. Ga dan heen, en doe eerst de balk uit uw oog, eer gij onderneemt de splinter, die in uw zusters oog is, zo verbruid hardhandig daaruit to trekken . Gij hebt dan, voor uw wijze van denken, to Rotterdam al vrij afzwervend geleefd, in plaats van huiselijke stilte, goede boeken, stichtelijke gesprekken, en het onderzoeken van uw eigen hart voor gij uw ogen sluit, hebt gij gedaan als anderen : des nachts vermoeid thuis komende, kost gij met uzelve niet afrekenen en viel in slaap . Bij uw ontwaken dacht gij : kan er dit alles wel door? gaat het niet to grof? En ziedaar, gij words weer uitverzocht, en gij gaat weer uit . Gij dacht : het kan nu niet anders, het moet met de vrijage er zo door . Naatje voelt voor 't eerst van haar leven een trek, om ook eens raar to schrijven ; zij neemt die luim op . ok daarvan moet Naatje al de verdiensten hebben, die er maar opzitten. Ik krijg een brief in mijn trant ; hij smaakt mij des, ik zeg het ook . Daar gaan Naatjes ogen open! door afdwaling, vindt zij zich op die weg, waarop de natuur mij plaatste . Zij gelijkt nu naar mij ; o hoe ver moet Naatje dan van haarzelve afwijken! Loops dit zelfs mij in 't oog, wel dan moet zij het zeker ook zien . Dit maakt haar kribbig ; zij verbrodt het werk nog meer, en laat mij voor haar dwaasheden boeten. In plaats van spoedig van mijn weg of to treden, stoot zij mij een mooi eind voorwaarts, zo ver zelfs, als ik nooit wens to komen : en mij nu weer op zulk een grote afstand ziende van haar, words zij gerust en tevreden met haarzelve! Gij ziet wel! das ik nog al mijn verstand niet heb weggedarteld . Vaarwel !
Sara Burgerhart ' 44
.S . Zo uw eerwaarde en tedergeliefde moeder aan Willem schrijft, laat ze hem van mijn tederste zusterlijke genegenheid verzekeren en zeggen : dat ik zoveel belang in hem stet, als zijn deugdzaam karakter, zijn menslievend hart, zijn eenvoudige, aangename, milde zeden verdienen ; dat ik hem met het uiterste genoegen als mijn broeder terug hoop to zien ; dat ik de hemel bid, om hem, nog aan deze zijde des grafs, gelukkig to zien.
64e Brief: de eerzame ieternelletje Degelijk aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Nou komt mijn dat beetje schrijven wel to pas, dat je men nog hebt ingestampt. Ik moet aan u s chrijven . l k heb rust nog duur ; van nacht droomde ik, dat ik u op m'n schoot had, met je neteldoekse jurk, die ik zelf in het Blauwe Hoofd nog kocht, an ; en dat ik met je zong dat mooie liedje : `Een kindje in 't water, een kindje in 't water .' Ja, dat was een huur! Dat was eerst een heer en juffrouw! Ja, juffrouw, ik zou nooit mijn belijdenis geleerd hebben, had ik niet in joului huffs gediend . Ik woon nou ook wel bij brave mensen, maar het is altoos drok ; wij zijn met ons zeven booien, en ik heb dikwijls geen tijd om't Vaderons to bidden ; en ik mag dat evel zo niet rabbelen ; want Kaatje, onze kindermeid, zeit, dat het van onzen lieven Heer zelf gemaakt is. Laatst nam ik het mee in de kerk, en las het driemaal heel aandachtig, omdat ik den domine niet zien, noch horen kon, zo vol was de kerk, en dat is toch mooi ; en nu sla ik een reisje over, om aan u to kunnen schrijven ; want wie weet of deuze brief in veertien dagen nog vol is . lk wil maar zeggen, juffrouw, dat ik gehoord heb, dat de juffrouw gaat trouwen, met een heer, die een Franse naam het, die ik niet onthouden kan ; 't is een broer, zeggen zij, van een juffrouw, die met u in 't zelfde huffs woont . Hij het een ambt op 't Staten of rinsenhof, zie dat is al hetzelfde : nou, juffrouw zal hem wel kennen . lk sloeg een gat in de lucht ;'t was of ik het in Keulen hoorde donderen, daar onze koetsier vandaan is. Maar die heer zal wel braaf zijn, anders zou juffrouw hem niet nemen, wil ik spreken ; maar de mensen praten zo raar ; en Bregt heeft mij zoveel verteld ; maar nou ze eens zo vreselijk van je gelogen het, geloof ik haar niet meer . Nou, God vergeef het haar, maar ouwe Bregt zal haar loontje wel krijgen, gelijk ik hoop ! En nou was mijn verzoek, of juffrouw mij weer wou inhuren ; en dat juffrouw '4 5
met menheer Willem had getrouwd ; dat is een heer! en zo gemeenzaam ; wel zie, ik heb buiten u niemand zo lief, als men heer. Toen ik daar zo bij men heer zat thee to drinken, dacht ik nog om je grootvader, ieter Burgerhart . Die is nog bij gelijks mijn dooppeet ; want ik hiette maar ieternelletje auwls, en ikhad zo een dingsigheid om ook een van to hebben ; en toen zei je grootvader : kom meid, we zullen je ieternellet e Degehk noemen ; 't heugt mij nog klaar ; ik lei het pampier in de etenskast in m'n keuken, en grootvader deed zijn schoenen nog aan, en hij lachte dat hij schudde, om dat ik zo blij was met men van . Ik had het zo kostelijk bij je ouwers, en ik heb het nu ook goed ; en als ik oud word, dan denk ik, onze lieve Heer zal ouwe ieternel niet verlaten daar vertrouw ik op. Zodat ik maar wou zeggen, dat ik altoos dacht, dat men heer Willem je was opgeleit. Hoor, het is mij hier to drok, en daar zijn meer huizen dan kerken . Ik wou een stil dienstje bij twee enige luidjes, daar ik m'n werkje zo zelf kon betreuzelen ; en wij kennen mekaar, want juffrouw het wel duizendmaal op men schoot gezeten, en dan kon ik ook nog eens horen van dien goeien heer Blankaart, die ik in velden noch wegen ontmoet ; nou, ik kom haast nooit uit. Ja juffrouw, zo jij en men heer Blankaart niet in de hemel kommen, dan versta ik mij dat werk niet. Wat was hij altijd grappig, en wat het hij mid dikwijls een gulden gegeven ; en ik wou juffrouw graag wat in haar huishouwen kopen, al was het maar een glazenkastje, of een turfbakje ; maar voorlede week kwamje tante Hofland mij tegen . Welnou ietje, zei zij, weetje nog wel, datjou juffrouw nou in zo een slecht huffs woont, en zo werelds gekleed gaat? Ja juffrouw, zei ik, die weduw is een heel braaf mens, dat weet ik heel wel, enjuffrouw Saartje gaat gekleed, zoals alle rijke jongejuffrouwen ; en, zei ik, onze lieve Heer ziet op het hart, niet op de kleren, zei ik ; nou, zei zij, kind,je hebt geen licht . Nou juffrouw, als je trouwt, wat zul je dan kerjeust wezen! en days evel geen zonde ; want je moeder, die zo vroom was, als er een mens over een paar benen gaan kon, en ouwe Hille, onze schoonmaakster, wel zoveel goeds gedaan het, die oud en katijvig wierd, sting stiff van 't stof, toen zij trouwde ; ik wou, juffrouw Saartje, dat je dat eens gezien hadt . Laat mij toch eens weten, of je haast bruidstranen zal drinken . Alle mensen zeggen, -dat je op trouwen staat . Ik ben al tweemaal aan uw huffs geweest ; dock juffrouw was uit, en ik kom weinig uit en 't is bij ons vreeslijk drok . 't Is nu net drie weken, dat ik aan deze schrijf, neem men stoutigheid ten besten . Was ik maar weer zo in men eigen gedoentetje bij juffrouw, wat zou ik blij zijn! Ja, ik wens 146
nog uit juffrouws huffs gedragen to worden ; wist ik das, ik zou in mijn knopjes zijn, want das was een grote gerustheid . Nacht lieve juffrouw Saartje, van je ouwe ieternel, zo pleeg je to zeggen.
ieternelle je Degehk
65e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan de eerzame ieternelletje Degelijk Mijn goeie beste ieternel! 1k heb uw brief gelezen : wel heden, ik wist niet, das je zoveel bij mekaar kon s tichten. l k ben met uw brief machtig in mijn schik. Als het eens jouw uitgaansdag is, zend mij dan een kruier, dan zal ik thuis blijven als ik uit de kerk kom, en wij willen weer eens heel veel praten ; je weet, Nelle, daar hou ik veel van . Meid, was houd ik van je, omdat je mij zo wel opgepast hebt, en zo dankbaar aan mijn lieve vader en moeder zijt . De heer Blankaart is naar Frankrijk, zodat gij hem niet lichtelijk zult tegenkomen. Ja, das is een man, niet waar? och, ik heb hem zo lieffl maar ik ga niet trouwen, daar is geen woord waar van . Wees jij gerust ; al werd iii tachtig jaar, dan zal je toch bij mij woren, als ik getrouwd, of op mij zelve ben . Sterf dus, als je toch sterven moet, maar gerust voort,'t zal zo zijn. Zeker, ieternel, als gij oud en zwak words, zal ik voor u zorgen, en je zult dan zien, das het heel goed is op omen lieven Heer to vertrouwen. En zei tante `das je geen licht had?' Heden, meid, gij mows eens aan tante gevraagd hebben, of't waar is, das zij zal trouwen, en met welk een heer ; maar daar heb je niet om gedacht . Ik zal heel graag, als ik trouw, was in mijn huishouden van je hebben ; maar 't hoeft juist zoveel niet to zijn, als je voornemen was . In dit papiertje liggen twee ducaten, die doe ik u present, omdat gij zo een beste meid zijt en mijn ouders zo liefhad . Spreek er maar niet van tegen mij ; koop er was voor : zal je, ieternel? De juffrouw, daar ik bij in huffs woon, is net zo een brave vrouw als mijn moeder was, dan kan je eens denken . Nu, ik ga niet trouwen, hoor . Gij weer wel, wie u deze schrijft . S . B. .S . Dat joului koetsier van Keulen is, kan ik wel denken . Nacht, goeie meid . ' 47
66e Brief: Mejuifrouw Sara Burgerhart aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer en Voogd! Mijn verlangen om eens van u to horen, drijft mij u deze to schrijven, hoewel ik waarlijk niet veel stof heb . 0 mijnheer Blankaart, wat ben ik bij een brave vrouw ; zij is zeer krank geweest, maar ik heb haar zo touw opgepast, omdat ik haar zo lief heb : en zo ik die vrouw verloren had, wat dan? Ik geloof, dat ik dan ook schielijk dood zou geweest zijn, zo heel lief heb ik haar, en zoveel achting heb ik voor haar . Nu, zij is bijna hersteld . Wat leer ik hier goede dingen ; ik weet niet waar de tijd blijft . Ik ga wel in de kerk ; en lees ook in de Bijbel ; want in beide to doen, vind ik veel genoegen ; maar ik ga ook in de comedie en op 't groot concert . Met den heer Brunier en zijn lieve zuster mag ik immers wel? Ik onderhoud ook mijn Frans en Engels, ja leer beide veel beter uitspreken, omdat ik in de waarde vrouw zo een meesteres heb . Mijn muziek gaat zijn gang ; alle daag dreun ik, of's lands welvaart daaraan hing . Wanneer, mijn lieve voogd, komt gij toch thuis? Wat heeft de oude juffrouw Willis mij een brief geschreven! och, werd ik nog eens zo een vrouw! De jonge heer Edeling (de koopman) bezoekt ons dikwijls . Wat is dat een braaf, verstandig man! en wat hoor ik hem gaarne met juffrouw Buigzaam redeneren! Hid zegt, dat hij mijnheer Blankaart kept, days goed! nu kan ik eens met iemand over u spreken . Vaarwel . geeerde voogd ; ik ben Uw gehoorzame upil, Sara Burgerhart .S . ieternel, die bij ons gediend heeft, heeft mij verzocht, u van haar de dienstpresentatie to schrijven .
148
67e Brief de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn beste meisje! Uw brief is mij zo welkom, das ik hem ten eerste ga beantwoorden. Dank God, mijn kind, das gij bij zo een verstandige en godvrezende vrouw gekomen zijt ; ze had ook heel scheef kunnen uitkomen ; als gij nu eens bij slecht yolk beland waart, en gij hadt eens mee moeten doen : gij weet, die met pek omgaat, words er door besmet . Ja, das zou droevig voor u geweest zijn, zo deze vrouw gestorven ware, das begrijpt gij wel. Dat gij uw plicht omtrent haar deeds, doer mij zo goed, en geeft mij zoveel vreugd, das ik u een wisseltje zend van honderd ducaten, van mij tot een teken hoe tevreden ik daarover ben. Koop er was moois voor, en draag het mij tot gedachtenis ; en doe altoos uw plicht, zult gij? Gij moogt heel wel met ordelijke lieden uitgaan, als het maar niet to drok loops : nu, gij zijt in goede handen, daar vertrouw ik op : want gij zijt jong, kind, en ik weet, hoe jongelieden toch zijn . De heer Hendrik Edeling is mij zeer wel bekend :'t is een allerbest jong heer, en een knap kerel o ok. lk heb somtijds, weet gij, rare invallen ; en ik mag de jonge meisjes gaarne was kwellen ; was zegt gij, Saar, als die heer eens zin in u had, zoudt gij daar wel veel tegen hebben? Nu, zin of met, als gij mijn eigen dochter waart, en die heer dan zin in u had, en mij das zeide, ik zou u aan hem geven, tenminste zo gij er niet tegen waart. Zie, kind, ik hoop u nog gelukkig getrouwd to zien . Doch meisje, meisje pas op ! Gij zult een hele rits vrijers krijgen ; zij zullen om u dwarlen, als muggen om de kaars . Gij zijt nu in de vrijtijd ; is 't zo niet? Ik eis niet van u, das gij mij kennis zult geven van alle beuzelpraat, die zij u komen aan 't oor piepen ; maar ik verwacht van u, indien gij aangezocht words door iemand, die gij genoeg in aanmerking neemt om hem nader to willen leren kennen, das gij mij dit zult melden. Begrijp, mijn kind, das van uw keuze uw gelukkig of ongelukkig leven zal afhangen ; en das ik, immers zolang als gij mijn pupil zijt, u zal beletten uw keuze to volgen, `indien brave en verstandige lieden, die u liefhebben, mij zeggen, das gij een dwaze keus doer .' lk zie niet op geld : zo gij maar een fatsoenlijk man neemt, die u verdient . Maar ik denk niet, das zo een braaf meisje zich zal vergooien aan een jongen, die al zijn ver'49
diensten aan zijn snijer en kapper verplicht is ; die, als een recht vrouwenaapje, daar zo heen kwispelt en twee horloges draagt, daar ik zo satans nijdig over kan worden, dat ik hun wel eens een losse maling* wou geven . 1k heb wel gehoord, dat vele dames, bij de twaalf geloofsartikelen, - die gij immers wel prompt kept, hoop ik? - dit tot het dertiende maken : `1k geloof, dat de bekeerde lichtmis den besten man maakt .' Geloof het niet ; 't is allemaal leugen ; er is geen stip waar aan, geen kriezel . Hoe zou het mij bedroeven, als ik merkte, dat gij deze ketterij toestemde! Gij, meisjes, praat (de wijste niet to na gesproken) somwijlen, alsof gij in uw hersens gepikt waart . Wat weet gij toch van lichtmissen? Een losse malle jongen, die zijn goed verbruit, en om peper moet,* omdat hij zijn koorntje groen at* is geen lichtmis ; hij is een gek, die men to Delft moest gaan opsluiten . Een lichtmis is een geraffineerde deugniet, die zijn roem en vermaak stelt in eerlijke jonge meisjes en brave vrouwen to bederven ; die Gods geboden veracht ; de wetten der vriendschap schendt ; met zijn eden speelt ; met een woord, een allerverfoeilijkst man, die to gevaarlijk is, naarmate hij een minnelijk figuur en een aardig vernuft heeft ; die de welvoeglijkheid zo lang in acht neemt, tot hij de onnozele in slaap heeft gewiegd, en die in staat is om schatten aan zijn huurlingen uit to delen. Gelooft gij, mijn kind, dat zo een schepsel ooit de beste echtgenoot worden kan? Alle fouten, door overijling en in het gestorm der driften begaan, maken geen deugniet uit, indien hij de fouten, zo ras hij die ziet, verfoeit en schuwt ; maar een lichtmis is zo bedorven van smack, zijn neigingen zijn tot hebbelijkheden dermate opgegroeid, dat hij nimmer een betere vrouw verdient, dan de allerslechtste uit de bende, die hij bedorven heeft . Een braaf, verstandig, kundig goedaardig man, is de beste echtgenoot . Een man van dit karakter verdient al de liefde, al die achting van een vrouw, die hij zo gelukkig poogt to maken, als zij ooit op deze wereld zijn kan . 1k zal hier niets meer over schrijven ; zoals ik zeg, gij hebt de beste raadsvrouw bij u . Gij kunt juffrouw Willis ook altoos om raad en om onderrichtingen vragen . Maar ik hou zoveel van u, dat ik u dit toch zo eens schrijven moest. Groet uit mijn naam de brave vrouw, aan wie gig zo gehecht zijt ; verzeker haar van mijn bijzonderste achting . Groet ook mijn vriend Edeling ; en als gij ieternel spreekt, insgelijks . Wel, ouwe 150
ieternel, denkt die nog aan mij? Nu, als ik sterf, krijgt zij een legaatje . Zeg het haar niet ; zij zou huilen van blijdschap, en van droefheid ook . De oude etersen zal u, op uw order, het geld bezorgen . Die oude scam heeft ook wat aan mij verdiend, zo eerlijk en zo hups is die man . Nacht, mijn lieve kind, uw liefhebbende Voogd,
Abraham Blankaart
.S. Laat uw clavier, en alles wat tot uw lijf behoort, op mijn order, van uwe tante halen.
68e Brief : Mejuffrouw Cornelia Hartog aan Mejuffrouw Wilhelmina van Kwastama Ik heb uwe geleerde dissertatie, ver den oorsprong der oude talen, met een goedkeurend genoegen gelezen ; alsook uw ordeelkundige remarques over de Nederlandse oezj. Het attisch zout is, in het laatste stuk niet gespaard. Nederduitse poezij! queue sottise, ma cherelDe goede,'k spreek niet eens van schone, dichtstukken onzer landgenoten zijn gelijk aan de druiven uit Siberien ; en de poetische, door kunst en vlijt aangebrachte vruchten, smaken zo insipide, als de uitgebroeide ananassen, die wij onlangs, bij mevrouw de Barones von Bichenstein op het dessert hadden. Evenwel, ma chere, ik vergeef het onze broddelaars en broddelaarsters, dat zij ons zoveel vodden opdringen, nu gij uw schertsend vernuft, ten hunnen koste, zo voortreffelijk hebt beziggehouden . Vous etes ma confidence ; ik moet u niet onkundig laten, in welk een staat zich mijn hart bevindt . Chere van Kwastama, wat zal ik zeggen?Je soupire, je trains ; evenwel, waarom dat ? Heeft de waarde man niet een goed oordeel? Is 't geen homme de gout ; en heb ik niet meer dan een aanbidder gehad?'t Is waar, ik ben niet meer piepjong, maar un air imposant heeft ook zijn beminnaars. Een schone taille! mijn gelaat niet miniatuur fraai, cela est bien vrai, ma chere, maar het tout ensemble is niet versmadelijk. Indien de heer Edeling minder fraai man ware echter, zou hij mij zeer behagen. Is hij geen man van verstand? Kan hij dus met mij op dit sujet verschillen? Hij adresseert zich wel niet bij mij : eerbiedige liefde is ware liefde. ZijnEdele kept en houdt zijn distance, comme ilfaut . Wat anders kan
toch de reden zijn van zijn herhaalde bezoeken, indien hij niet om mij komt? Met wie kan zo een man toch een discours formeren, dan met uw vriendin? nze huisvrouw is een goedig mens, dock daar loops vrij was dweperij order haar geloof ; entre noes, is het geloof iets anders? nze Bolingbrokes, onze Tindalls, onze Voltaires, hebben ons in staat gesteld om zo to denken, als het de philosopher betaamt ; en ik twijfel niet, of de heer Edeling heeft to veel verstand, om niet tot de onzen to behoren. Juffrouw Rien du Tout kan niet in aanmerking komen, als men van redelijke schepsels spreekt . Juffrouw Brunier betekent ook zeer weinig. Daar blijft dus niemand over, dan het meisje, waarvan ik u met een woord reeds in mijn laatste iets meldde . Ik kan niet ontkennen, das zij niet lelijk is ; men moet toestaan, das zij veel geest heeft ; dock was man als de heer Edeling kan zijn oog later vallen op zo een pop ; nog geen twintig jaar, en veel to woelachtig voor een man, die denkt . Is het echter, ma chere van Kwastama, niet was vernederend voor unefille comme moi, dus hulde to moeten doer aan een hartstocht, die ik zo lang met versmading en als beneden mijn edele natuur, heb beschimpt . Ik bloos over mijn zwakheid ; was helps het mij ? Seders ik den lieven man gezien heb, ben ik zo ongeschikt voor mijn studien, als to voren voor het toilet. De Essay on Man zelfs kan mijn aandacht niet overmeesteren . Het algebralsche voorstel, das Madame Cleambune mij ter bewerking gezonden heeft, ligt nog daar, zonder een a + b = c van mijn hand er bij gevoegd to hebben : enfin : de Hollandse dreun is toch waar : De wijsbegeerte leers ons wel m onze drifter to betomen ; Maar als de liefde komt in 't spel, Is 't met de wijsheid omgekomen . Dit coupletje is mij in 't hoofd blijven hanger ; juffrouw Burgerhart zong het onlangs eens : anders weet gij, lees ik nooit Hollands ; foei! om u to genoegen, schrijf ik ook mijn brieven aan u in die ongevallige taal : anders point de Hollandais! Indien er iets interessants voor mij (das is voor u) voorvalt, wacht dan een tweede brief van haar, die is, ma chere Van Kwastama, entierement la votre,
Cornelia Hartog 152
69e Brief Mejuifrouw Charlotte Rien du Tout aan den Heer Dirk Welgezind Geeerde Heer en
om!
Toen ik laatst bij oom was, was oom zo driftig, omdat ik zei, dat ik gaarne van logement wilde veranderen ; en 't is evenwel waar, oom, dat ik't zo gaarne wou . om die vroeg mij naar de reden ; maar die heb ik er niet voor ; zodat oom wel denken kan, dat ik die niet geven kan aan oom : een mensenzin is een mensenleven, zeit het spreekwoord. Juffrouw de weduwe doer mij wel, dat moet ik zeggen ; maar 't is mij nu al zo o ud. l k ben hier al ruim twee jaar ; als oom daar maar eens op blieft to letten, en ik ben evenwel ook geen kind meer, zou ik hopen . Ik weet we!, dat ik van ooms goedheid afhang ; maar 't is immers niet kwaad to keuren in een mens, dat een mens graag verandert . Mijn groene taffen sak zou ik ook graag tegen een andere verruilen ; ik mag het ding niet meer aan mijn lijf hebben, en ik ben evenwel ooms nicht, en dien ordentelijk gekleed to gaan, zoals oom wel weet ; want oom is immers mijn moeders eige vleselijke broeder, nietwaar oom? Maar het tocht hier zo vreselijk in alle vertrekken, en daarvan krijg ik zulke brakke zinkens op de kiezen ; zodat, oom, geef uw toestemming, ik weet wel een ander huffs, als oom maar voor 't geld zorgt ; en als ik om wat zakgeld mocht verzoeken, ik heb nu geen gulden meer in mijn beursje ; alles is to duur, zoals oom zelf zeit. Mijn compliment aan t ante . lk ben, oom, UEd . Dienaresse en Nicht,
Charlotte Rien du Tout
(Deze brief, als ook die van ieternel, is enigszins van de taal- en schrijffouten gezuiverd, opdat men die zou kunnen lezen .)
'53
doe Brief de Heer Dirk Welgezind aan Mejuffrouw Charlotte Rien du Tout Nicht Lotje! Gij zoudt lang naar antwoord wachten, zo ik u niet moest doen weten, dat ik u beveel om daar to blijven, waar gij zijt ; en zo gij mij ooit weer met uwe zottigheden komt plagen, dan, dat zeg ik u van to voren, zullen wij geen vrienden blijven . Ik kan niet met u redeneren ; anders zou ik u aantonen, hoeveel reden gij hebt om u gelukkig to achten, dat gij in het huffs ener dame woont die de achting van alle brave lieden verdient . Haal me de duivelt juist zo een uilskop was uw vader ; en nog verwens ik uw moeder als ik denk, dat zij zo een Fransen niet-met-al in onze familie bracht . Nu, dat kunt gij niet helpen ; ik zou er ook niets van zeggen, waart gij zulk een malloot niet. 't Is goed, dat mijn vrouw geduld met u heeft ; anders zou ik eens braaf uw les leren . Schaamt gij u niet, om u aan to stellen alsof gij tien jaar waart? Wat doet gij, waar brengt gij uw tijd mee door? En is dat geld ook weer op? Wat hagel! Wel denk jij, dat oom razende dol is? Heb ik zelf geen kinderen? En wat doer gij met uw geld? Gij speelt immers nooit, dan om een halve stuiver boven Jan,* en een stuiver onder Jan? Ik geloof, dat gij al uw geld verbruit aan linten en nietigheden ; en dan gaat het er mee als met de groene sak. Nu, gij kunt zien hoe 't afloopt ; ik geef geen geld, boven uw gewoon speldegeld . Als gij toch kiespijn hebt, hoeft gij niet uit to gaan . Zijn die witte kousjes al af, die gij voor uw oudste neefje zoudt breien? ch, ik geloof, dat het hele boeltje, met het kousje daarbij, nog zo ligt, als gij 't voor zes maanden van tante medenaamt . Foei! Lui voor een meisje! Goede dag, nicht ; uw tante groet u insgelijks ; ik ben uw misnoegde oom, Dirk Welgezind
'54
die Brief : Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde juffrouw! 1k heb onlangs een vriendin verloren ; ze heet bij gelijk (zeit onze ieternel), Anna Willis ; kept gij haar? 1k vrees neen . Nu, dat zij zo ; weet gij ook, waar ik haar weer kan vinden? Eilieve, wijs mij de weg, want ik verlang de kennis to hernieuwen ; 't was toch, waarde juffrouw, een in vele opzichten braaf mens : wij hebben een klein verschilletje gehad, en zo al pratend en weer pratend, heb ik haar onderweg verloren .1k wil zeggen, dat ik niet twijfel, of ik zal haar wel weer vinden. Het horloge onzer vriendschap staat maar wat stil, dock de ene of andere heuse vriend zal het wel weer opwinden, en dan zal het weer zo fiks wijzen, en zo krek lopen als immer.1k schrijf u dus maar in voorraad .1k zou zelfs besluiten kunnen om u deze to zenden, zo gij mij alleen beledigd hadt . Maar, dewijl de waarde vrouw, die men niet kan kennen zonder haar hoog to achten, door u zo verkeerd behandeld is, en gij daarvoor geen vergoeding aan mij doer, zal ik alles opzamelen wat ik schrijf, even of ik u per post schreef. Zodra gij mij zegt : `1k heb juffrouw Buigzaam beledigd :'t is mij leed, ik heb slecht gedaan' : is al mijn geschrijf, nevens mijn vriendschap, weer tot uw dienst. Dewijl ik aan mijn eenvoudige oprechtheid wil vasthouden, zal ik u weer alles wat er omgaat schrijven ; en daaruit zult gij kunnen zien, dat ik zeer gaarne met uw meerderheid van verstand mijn oordeel doen wil, indien gig in de stijl uwer lieve moeder, en met wat minder airs, mij die gunst aanbieden wilt . Volgens afspraak gingen Letje en ik, op de bepaalde dag, de taffen zien . De drie demoiselles dronken thee, en wij gevolgelijk ook . nder het theedrinken kwamen er twee heren in, om zijden kousen en een hairzak . Alle welgeklede mannen spreken een taal, als zij de eer hebben tegen jonge dames to spreken ; zoals gij weer, Naatje . Zij zochten kousen uit, en wij taffen stalen . Gij begrijpt wel, dat zij onze smack admireerden. Nu dan, zij gingen beiden zitten . De oudste juffrouw vroeg naar de Historic der beide Indien door Rajnal (in 't Frans begrijpt gij) . De heer R. noemde het un chef d'wuvre. Zij spraken vervolgens over enige ieces volantes, die dagelijks uitkomen ; en zijn vriend gaf haar la
Bibliotheque des Arts over : naar gewoonte, zeide hij . De heer R. sprak,
docht mij, zeer we!, ofschoon hij veel sprak, en dat is al een heel kunstje, nietwaar? Hij sprak met extase van de dichters ope, Thomson en Akenside ; en met geen onbevallige hooding zeide hij : oui, ma chere Marianna :
Virtue alone is happiness below . ns discours duurde we! een our, denk ik, want ik had ook nu en dan een woordje ingebracht, dat met aandacht gehoord en met lof toegejuicht werd, zoals dat van zelf spreekt, Naatje . De demoiselles zeiden mij, `dat deze heren zeer rijke, zeer fatsoenlijke lieden waren, en dat de heer R . geparenteerd was aan onze eerste familien . Hij had one superbe bibliotheque, en zou ons graag dezelve heel en al ten gebruike geven ; ook dat hij aan een der juffrouwen gevraagd had, waar ik woonde, en gezegd, dat hij de vrijheid zou nemen om de Essay on man, in vierderlei talen bijeen gedrukt, to brengen, wijl hij gemerkt had, dat ik die wel eens zou willen zien.' Thuis komende, vertelde ik het avontuurtje aan juffrouw Buigzaam, en lies haar de stalen zien, die ik bij mij had . Juffrouw Hartog zette een vieze tronie, en vond de taffen zeer common . `Zo', zei zij, `en de heer R. heeft die zeer fraai gevonden? Kent ge de heer R ., juffrouw Burgerhart?' `Zoals gij hoort, juffrouw Hartog .' Zip werd vriendelijker . - `Ja, mejuffrouw, bij reputatie . Hij is een man van geboorte, un homme du ton peut-
etre ; mais un homme d'esprit .'
Rien du Tout was uit ; Hartog ging uit, en wij hadden het huffs vrij . Nu, zei ik, zullen wij eens een recht lief stil stichtelijk avondje hebben, en dribbelde, met een half menuet pasje, de tafe! om . Wij verzochten de waarde vrouw om voor ons wat to lezen, en kregen ons naaien . 0, Naatje, nooit heb ik zulk lezen gehoord, en zulk een lieve stem is er niet! Zij voldeed aan ons verzoek, en las een boekje : `De vrolijkheid van een godsdienstig !even' ; dat gij zeker kept . De avond vloog om. Hoe gelukkig waren wij ! Half negen kwam ons Lotje thuis, ging zich ontkleden, en in de kamer gezeten zijnde, vermaakte zij zich met Jillis, onze kat . De tafel had reeds drie kwartier gedekt gestaan, toen de savante binnentrad ; zij haastte zich, was minzaam, spraakzaam zelfs . Wij zagen we!, dat zij wat verlegen was ; zij wist we!, dat zij nog wat to goed had ; maar ik beschuldig nooit iemand die zichzelven beschuldigt en de lieve goedaardige vrouw maakte geen remarques . i 56
Toen wij reeds ieder in ons paviljoentje lagen, hadden Letje en ik het nog zeer druk over hetgeen er gelezen w as . l k zie duidelijk, das Letje verstand en smack heeft ; maar't is een verwaarloosd verstand, en een nog ongeoefende smack : zo vergenoegd ale engelen sliepen wij in . Morgen zal ik deze vervolgen, zo er iets, mij betreffende, voorvalt . Gij weet, ik leg alles bij elkander, totdat ik mijn vriendin Willie vind . Dees dag is stil en eenzelvig voor uw pupil afgelopen ; en ik ben maar was can het haspelen geweest, omdat Letje in 't nauw was . 't Geval is zeer verre uitziende ; - zij heeft, deze middag, het bierglas van juffrouw Hartog gebroken . Haar veel wereld bewaarde Letje niet voor haar misnoegen ; en, das nog erger is! ons niet voor het aanhoren ener (geloof ik althans) geleerde oratie over de fraaiheid en bizonderheid van dit glas, t welk zij van Lord Muffle, toen die hier in 't land was, gekregen had ; 't was naar de regels der geometric gemaakt, enz., enz ., en zij had liever, das juffrouw Letje haar grootste spiegel gebroken had, dan das glas .' `En ik niet,' wide Lotje, `want das beduidt een dooie.' Dit deed mij lachen, Letje verzocht excuus ;juffrouw Buigzaam gaf can Frits last, om even een bierglas to kopen ; en juffrouw Hartog hield haar opgelapte meerderheid. Alweer een dagje! wel Naatje, en nogal geen brief van u . 't Zal bij mij altemaal verwilderen.'t Hek is van de dam, de schapen lopen in 't koorn . Wat nieuws. De heer R. is hier can huffs geweest, en bracht mij het boek, waarvan ik u gemeld heb . Hij zat een uur bij ons . Hij sprak meest met de waarde vrouw . Waarlijk,'t is een schoon, welgemaakt man . l k geloof, das hij veel geest heeft . Het gesprek ging over de algemene liefdadigheid, bij gelegenheid das men een drenkeling voorbij bracht, die gelukkig gered was . Hij merkte can : `das, ofschoon onze deugd niets kan verdienen, zij echter altoos iets voortreffelijks blijft ; en das hij het met de oude Romeinen hierin eens was : het is veel schoner een burger to behouden, dan honderd vjanden to doden .'
Juffrouw Buigzaam was wel voldaan over zijn redenen . Ik plaagde Letje gruwelijk met hem, want hij schijnt voor haar zeer veel attentie to hebben, schoon hij mij zijn bibliotheek heeft aangeboden, nevens een keurlijk geschreven catalogue, om to zien, was mij zou aanstaan . Nu, das vind ik wel heel lief, en zal er ook gebruik van maken : `Zodra ik meer lichts omtrent dit luchtverschijnsel, 't welk nu can onze huiselijke horizons '57
opdaagt, hebbe, zal ik u daar meer van zeggen .' Ziedaar, zo zou juffrouw Hartog spreken. Nog geen brief van Rotterdam! Geduld . - Maar ik moet evenwel nu zeggen, dat gij uw voogdijschap slordig laat liggen . En ik, arme ziel! krijg onderwijl vrijers als zand.'t Is of heel Amsterdam weet, dat gij mij mondig verklaard hebt. Hebt gij dan met mijn tante overleid, om mij zo maar kort en goed aan de Satan over to geven? Niet dat die bier ook al geweest is ; was dit zo, Rien du Tout zou mij dat wel gezegd hebben ; zij is, zegt zij, `met een helm geboren, en kan kwaad zien.' Nu, dat kunnen er wel meer, en ook al daar bet niet is, ook Naatje? Foei, dat gij mij zo in de pekel laat zitten! Daar heb je dan vooreerst mijn kostelijke vriend Cobus ; ja, die eerst komt die eerst maalt : daar heb je dan mijn allerliefste Willem, uw broeder ; daar heb je dan de beer R., die mij een boek brengt ; ende ten vierde, daar heb je dan de zeer ernstige, zeer stemmige, zeer verstandige beer Edeling . Ik heb wel geen haast om to trouwen dock als ik nu maar wist, welke man ik moest kiezen, als mij die haast eens overviel : dat is bet maar . Nog geen peccavi! en de dag is om . Lees ten slotte dit volgende. Letje kwam bij mij, de arme Lot zei ze, is bedroefd, en ik geloof ook, ergens om verlegen. 1k : Dat spijt mij, waar is zip? Laten wij zien, wat er scheelt . Wat scheelt u, juffrouw Lotje ? Z y : Wel dat geloof ik ook ; mijn oom Dirk is zo boos op mij, omdat ik hem iets verzocht heb ; en, dat nu nog erger is, ik moet mijn kapper betalen, en ik heb geen gulden aan geld . (Zj schreide als een meisje .) 1k : Is 't anders niet ? Kan ik u helpen met twee ducaten, ze zijn wel zeer tot je dienst ; kom, wees maar vrolijk, uw oom zal 't zo niet gemeend hebben. (1k gaf haar de ducaten : maar zo dankbaar als dat mens was!) Z j :Ik beloof u, uw geld in de volgende week vast to betalen . 1k : Nu ja, days wel . De sloof zat to breien zonder opkijken, aan een witte garen kinderkousje : `days een veeg teken,' zeide Letje tegen mij . Arme meid! 't is waarachtig een groot kind . Ik hoop, dat ik haar toch nog zal leren spellen en wat schrijven, want bet eerste is ellendig, immers als zij een opschrift leest, en haar wasbrief is een lijst van toverkarakters . S. B . 158
72e
Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis
Ten vervolge. Gij zijt zeker dood, of de bruid ; anders, dunks mij, moest ik al een schuldbekentenis hebben . Ik vervolg, hoe dit zij, mijn dagverhaal . Deze namiddag kwam de heer Edeling ons, onder het theedrinken, bezoeken. Hij nam een aardig vierkant, klein, loden kistje van zijn knecht op de stoep af, zoals ik gezien heb . `Een klein presentje fijne groene thee. Mijn moeder,' zeide hij tegen de weduwe, `vond altoos veel baat bij een kopje groene thee, als zij zware hoofdpijn had ; ik merk, das dit uw kwaal is, mevrouw, laat ik mogen zien, of dit middel ook bij u van effect zij.' Het werd minzaam aangenomen, men nam terstond de proef, en 't gevolg was probatum !Was das niet charmant van hem ? Maar was zou men niet voor zo een engel van een vrouw doen, Naatje? Juffrouw Hartog zat met een boek voor haar, en haar hond in haar schoot . De heer Edeling zat naast haar, en keek eens ter gluip naar't boek . `Wilkinson, overdegenoegzaamheid derdeugd,' zeide zij met veel houding. Ik zal het gesprek dialogiseren . (Hoe smaakt u dit woord? Eigen vinding, kind.) Edeling : Daar is zeer veel voor en tegen . Juffrouw Hartog : Wilkinson heeft zijn stuk betoogd :'t is voldongen ;'t is maar afgedaan . Edeling : Zo de deugd, in de zin des schrijvers, alle mensen, to allen tijde, en in alle omstandigheden gelukkig maken kan, dan moet, naar mijn inzien, de deugd niet slechts al haar natuurlijke gevolgen voor haar bezitters beveiligen, dit niet alleen ; zij moet dan ook de even zo natuurlijke gevolgen der ondeugd kunnen veranderen of weren, zodra die de deugdzamen zouden aanvallen. Ju frouw Buigzaam : Gelieft mijnheer dit nog eens to zeggen. Edeling : Gaarne, mevrouw! [H j bong zich .] Juffrouw Hartog : Ik voel al waar 't heen wil . [Stout k jkende.] Edeling : Is de deugd genoegzaam voor mij, dan, bijvoorbeeld, moeten naarstigheid en overleg mijn goederen niet alleen vermeerderen, maar die ook voor diefachtige handen beveiligen ; doen zij das niet, en mis ik mijn goederen, dan moeten zij maken, das dit voor mij evenzo is, als ik die nog bezat. '59
Juffrouw Juffrouw
Buigzaam : Dit, dunks mij, is klaar en eenvoudig . Hartog : Zo uw naarstigheid u nog iets in de plaats gaf van die
gestolen goederen, das u evenzeer voldeed, waart gij dan niet zo gelukkig als ooit? Edeling : Zeer zeker. Ik heb dit reeds toegegeven. Komaan, was geeft zij mij nu in de plaats ? Juffrouw Hartog : De bewustheid, das gij, buiten uw schuld, ongelukkig zit . Edeling : Hoe, is dan de bewustheid, ik ben ongelukkig, niet reeds een bewijs, das de deugd in zichzelve ons niet gelukkig maakt? Juffrouw Hartog : Dit is een drogrede : zij gaat niet aan . Edeling : Wel zeer uw dienaar ; het is een natuurlijk gevolg van het axioma . Juffrouw Hartog : Waarom stelt gij uw geluk in uw goederen? Edeling : Waar behaagt het u, das ik het in stel? Juffrouw Hartog : De deugd, mijnheer, is geluk, en geluk is deugd . Edeling : Dat is zo was onbepaald : eileive, geef een definitie van beide, tenminste, - bewijs hetgeen gij stelt. Juffrouw Hartog : Deugd is, voldoen aan de eeuwige wetten der billijkheid. Hij die kan zeggen, ik heb aan deze wetten voldaan, is gelukkig . Edeling : ok als hij honger lijdt, door smarten wegkrimpt, of door Taster gegriefd words? Juffrouw Hartog : Dit alles belet hem niet to voelen, das hij aan die eeuwige wetten voldaan heeft . Edeling : Dit neemt echter niet weg, das hij zijn ellenden voelt, das hij lijdt, das hij weent . Juffrouw Hartog :Ja, hid is echter zo gelukkig, als hij in zijn rang en toestand zijn kan. Edeling : Zo! dan wilt gig eindelijk zeggen, deugd geeft ons zoveelgeluk, als haarbezitterdaaruit ha/en kan?dock dit zegt niets ; men kan dit met evenveel grond van de ondeugd zeggen. Juffrouw Hartog :Is dan de deugdzame, die kommer en smarte lijdt, niet gelukkiger dan hij, wiens geweten zegt : gij hebt deze eeuwige wetten geschonden? Edeling : Vast! ook omdat een knagend geweten veel erger moordt dan lichaamssmarte . Maar nu is de vraag niet : `of een braaf mens gelukkiger zij, dan een booswicht ;' maar, `of de deugd, op zich zelve, genoegzaam is om gelukkig to zijn!' i6o
Juffrouw Hartog : Zijn wij dan niet vrij? Heeft de eeuwige rede ons geluk niet in onze eigen handen gesteld? Edeling : Indien ik u dit eens toesta, wat is dan uw besluit? Juffrouw Hartog : Dit is mijn besluit : indien, zoals waar is, wij ons niet kunnen bewaren voor rampen en smarten, maar ons wel naar de wetten der deugd schikken, dan moet de deugd ons gelukkig maken ; want anders stond ons geluk in de macht der dingen, die geheel buiten ons bestaan, en het was onmogelijk, ooit gelukkig to kunnen zijn . Edeling : Maar hebben wij niets anders in onze macht, dan dat wij ons naar de wetten der eeuwige rede kunnen schikken? Juffrouw Hartog : 0 mij! daar treed ik in een speld ; wat pin is dit! Saar je : Leg er uw genoegzaamheid der deugd op, en de pijn zal schielijk bedaren . Edeling : (M j ter zjde aanziende, zegt zach jes) nbetaalbaar . (Juffrouw Buigzaamglimlachte ; Le je keek stemmig voorzich, en onsgroot kind breide gestadig al voort .) Edeling : Nu, mejuffrouw, wat zegt gij? Juffrouw Hartog : Weet mijnheer zoiets, dat buiten de deugd zeer zeker aanwezig is? Edeling : Dat is de vraag, en ik verzocht een antwoord : maar, komaan! zou de godsdienst niet al zoveel tot ons geluk toebrengen, als de deugd ? Juffrouw Hartog : Hoe! is een godsdienstig mens niet deugdzaam? Edeling : Zeker : dock een deugdzaam mens is niet noodzakelijk godsdienstig. Juffrouw Hartog : Gelief mij dan dit wat meer uit to pluizen . Edeling : Uw bewoording is wat vreemd ; ik wil u echter, onder verbetering, mijn oordeel wel zeggen : enkel en alleen uit aandrift onzer natuur, goed to doen, is een werktuig der deugd zijn . Eigenlijk is deugd strijd ; het is uit beredeneerde beginsels goed doen . Godsdienst is goed doen, met het heilig oogmerk om ons aangenaam to maken bij dat Wezen, 't welk ons gezegd heeft : `doer dit en gij zult leven .' Juffrouw Hartog : Dat is zo fijn gesponnen, dat ik het niet begrijp ; begrijpt gij het, juffrouw Burgerhart ? Saar je :Ik geloof ja. Meent mijnheer niet dit : mijn aard in goede dingen alleen in to volgen, maakt mid een werktuig der deugd ; in weerwil van mijn aard het goede to doen, is deugdzaam zijn ; en dit to doen met een Gode welbehaaglijk oogmerk, is godvrezend zijn? Wat zegt gij ervan, juffrouw Lotje? If I
Juffrouw Lo je :1k zwijg doodstil, 't is of ik in de kerk ben . Juffrouw Hartog : (Zich op haar stoel neerzettend en met veel gewaai snuff nemende .) Voelt dan een godsdienstig mens geen smarten? Treffen hem
geen rampen? Zo ja, was geeft dan godsdienst meer dan deugd? Welke wonderen verricht zij voor mij, meer dan de deugd? Edeling : Juist dezelfde wonderen, die een uitmuntend wondheler doer, boven een tiran . De laatste veroorzaakt u smarten, zonder u iets ter vergoeding daarvan aan to brengen, en alleen omdat hij u smart wil aandoen ; de eerste doer u smart aan om u to genezen : dit is het onderscheid . Juffrouw Hartog : (Schimpende, met eengedwongen lath.) Zo! als ik echter, of in het rijk der hersenschimmen, of in das der deugd, mijn genoegzame grond van geluk moest zoeken, dan ga ik in het laatste, als het veiligste . Juffrouw Buigzaam : Voor hen, bij welke de Voorzienigheid een hersenschim is, zal de deugd niet lang iets wezenlijks blijven, Juffrouw Hartog! Juffrouw Hartog : Uw remarque is vrij scherp ; dock ik meende, das de heer Edeling met mij sprak. Saarje : Waar toont gij u gevoelig over? Het scherpe stoort uw geluk immers niet, mejuffrouw? Juffrouw Lo je :1k wou, das Juffrouw Hartog mijn kiespijn maar had ; het doer mij zo zeer en haar hinders het toch niet . Saarje : Wel Lotje, daar verdien je een snuifje voor . Juffrouw Hartog : Neem er de deugd bij, en zie of 't u hinders . Juffrouw Lo je : De uwe, daar bedank ik althans voor ; die helps niet veel, want je klaagt meest altijd . Edeling : Het smart mij, Juffrouw, das ik uit uw reden moet opmaken, hoe gij denkt over de godsdienst . 't ngeloof is voor een man ongelukkig, maar het is zowel iets ongelukkigs, als iets onnatuurlijks in een vrouw . Juffrouw Hartog : lk beken, das dweperij de pop der vrouwen is ; zij stems wonder overeen met de vrouwelijke zwakheden . Saartje : Mogelijk heeft Juffrouw Hartog deze pop niet, omdat zij zo hoog boven onze sexe uitmunt, en geen harer zwakheden heeft. Juffrouw Hartog : Jongejuffrouw (haar news optrekkende,) ik zit hier niet om met u to beuzelen, maar om met de heer Edeling to redeneren . Edeling : ns gesprek is uit, mejuffrouw.1k ontdek, das wij geen vast punt hebben, waarin wij 't eens zijn . Die der Voorzienigheid geen geloof geven, die gene zedelijke en redelijke betrekkingen van het schepsel omtrent den Schepper toestaan, hebben zeker geen ander steunsel voor 162
de deugd, dan de deugd zelve . (juffrouw Hartog zag op haar horloge, stond op en rnaakte haar compliment : zjgrog uit.) Edeling : Ik moet nog lachen over uw aanmerking, juffrouw Burgerhart : zij beviel mij bij uitstek! (Le je zegt dat ik een kleur je kreeg .) juffrouw Lo je : lk heb altijd gehoord, dat juffrouw Hartog zo geleerd was, en 't is of zij flu in de war zat . Maar ik geloof, dat zij paaps is, of zo : zou zij niet, juffrouw Buigzaam? juffrouw Buigzaam : Dat geloof ik niet, juffrouw Lotje : hoe het zij, wij moeten elk onze plichten doen . Vervolgens spraken wij over koetjes en kalfjes, over het mooie en slechte weer en over de muziek : `Is mijnheer een liefhebber?' - `Ik speel zo wat op de bas en op het clavier, mejuffrouw ; maar een meester ben ik niet .' juffrouw Lo je : Ik wou, dat mijnheer eens speelde. juffrouw Buigzaam : Dat is nu to laat, en ook wij hebben geen de minste schikking gemaakt ; mijnheer zal ons wel meer, hoop ik, een aangenaam uur bezorgen . Hij bong, en opstaande, groette hij ons alien beleefd, - en verdween . ns soepeetje was raar . Letje was neerslachtig, omdat zij zo weinig wist ; Hartog knorrig en vol grillen ; zij bedilde het eten, en grauwde onzen goeden knecht, die even aan haar stoel raakte, vinnigjes af . juffrouw Buigzaam was stemmig, en sprak vriendelijk tegen Frits, om hem, als't ware, schadeloos to stellen . Saartje Burgerhart kreeg een brief van haar voogd, dronk zijn gezondheid, en Lotje was alles vergeten . . . Erode des tweeden
epistels.
S. B .
73e Brief: Mejuifrouw Sara Burgerhart aan Mejuifrouw Suzanna Hofland Mejuffrouw en Tante! De waarde heer Blankaart, mijn geeerde voogd, heeft mij bevolen om van uw huffs to laten halen mijn clavier, mijn guitaar, al mijn muziek, tevens al het linnen enz., dat tot mijn lijf behoort ; zo UEd. een dag, 163
waarop dit u best convenieert, gelieft to noemen, zal ik die dag lieden zenden om het, onder mijn handtekening, to laten transporteren . l k wens UEd . alles goeds en blijve Ued . toegenegene Nicht en Dienaresse, Sara Burgerhart
74e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer en Voogd! Al leefde ik honderd jaar, en al deed ik niets in al die tijd, dan u mijn erkentenis to bewijzen, dan nog zou ik geen tijds genoeg hebben, om u zoveel daarvan to tonen, als mijn hart en mijn plicht van mij vorderen . Uw edelmoedig geschenk streelt mij to meer, omdat mij dit verzekert van de vriendelijke goedkeuring mijns gedrags . l k hoop er zo een gebruik van to maken, dat ik u ook daarvan, zowel als van de duizend guldens, behoorlijk rekening zal kunnen doen . 1k heb tante een briefje gezonden, waarvan de kopie hiernevens gaat, en zij heeft mij laten zeggen : `dat zij order van u zelf moet hebben ; dock dat zij nog zo iets met u to verrekenen heeft .' lk had echter zo heel graag mijn muziek, mijn clavier en guitaar. En nu zal ik eens een nieuwe pen snijden ; ik heb er mij reeds in mijn deshabillie toe gezet, om uw dierbare brief ordentelijk to beantwoorden. Kan ook een verstandig, tederlievend vader wel meer belang stellen in zijn gehoorzaam kind, dan gij, mijnheer, in mij stelt! maar geen kind zal ook mij in dankbaarheid en leerzaamheid, hoop ik, overtreffen . De heer Edeling is een uitmuntend jongeman! Nooit verlaat hij ons, of wij achten hem nog meer, dan de laatste keer dat wij hem zagen . De lieve vrouw spreekt van hem, zoals zij zelden spreekt . Maar, mijn lieve heer Blankaart, zou zo een man, en die zoveel goederen bezit, immer aan mij denken! Neen, zo verwaand ben ik niet . Zo een man moet een vrouw hebben, die hem nader komt ; nu, dat is zijn zaak. l k heb geen de minste trek om van staat to veranderen .1k heb nog nooit een man gezien, dan dien ik, op zijn allermeest, alleen mij tot vriend wenste . Wil ik u eens wat 164
zeggen? Daar is de jonge heer Willis, die heeft mij gezegd, das hij mij bemint . 0't is zulk een braaf, eerlijk, bevallig jongman! ik heb hem voor zijn liefde bedankt. 0! o! hij zal wel een brave vrouw krijgen ; want het is een recht lieve, goedaardige jongen ; waarom zou ik hem ophouden, daar ik toch geen zin in hem heb, en niet wil trouwen? De heer R . . ., een zeer fatsoenlijk, rijk heer, van ruim dertig jaar, denk ik, heeft kennis met mij gemaakt, en zijn heerlijke bibliotheek mij ten gebruike aangeboden . "t Is toch goed das alle heren geen laffe jonkertjes zijn ; maar't is heel iets zeldzaams,' zeit de weduwe, `veel oordeel en belezenheid bij veel beschaafdheid en wereldkennis to vinden .' Zodat wij mogen van geluk spreken . Ik verzeker u, mijn waarde heer, das ik nooit tegen uw altoos redelijke wil trouwen zal ; en das ik, omtrent het XIII geloofsartikel van vele dames, een ongelovige ben . Niets, dunks mij (en zo dunks ook de brave vrouw), geeft uw sexe zoveel stof aan de hand, om de onze met bespotting to beschouwen, dan het beleven dezes XIII artikels . Een gek kan ik dulden, een pedant verdragen, een petit-maitre lijden ; maar op een lichtmis zie ik met schrik en versmading! Hij is de natuurlijke vijand mijner sexe . Niet meer van zo een lelijk afbeeldsel des duivels . Wie is boven alle zwakheden? Ik ben 't niet! Maar das ik mij ooit zou straffen, met een lichtmis voor mijn man to nemen! Veracht mij, zo ik er toe in staat ben! Neen, mijnheer, ik zal uw vroom gemoed nooit bedroeven! Iran ik ondankbaar zijn? m u, was er ooit gebeure, to kunnen bedriegen, zou ik zelve eerst moeten bedrogen worden ; en wie zou toch, in de wijde wereld, daar belang in stellen? Ik sta niemand in 't licht ; ik kwel niemand ; ik wil zo graag alien zo weldoen, als in mijn vermogen is . Ik begeer niets dan uw vaderlijke gunst to behouden, bid deze dierbare vrouw mijn dagen to slijten, en zo al de ene zotheid voor, de andere malligheid na was of to wennen. De waarde dame groet u met de hoogste achting en ik ben Uw liefhebbende upil Sara Burgerhart s Ik hoor, das tante zal trouwen met een heer, die er veel in zijn japon komt ; die heer ken ik ; o mij! o mij! 't Is toch grappig ook . i65
use Brief de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Broerlief! Seders uw laatste heb ik aan den heer Blankaart de vrijheid verzocht om bij zijn pupil mijn opwachtingen to maken : ziehier de kopie van mijn brief en van zijn ongemeen antwoord. l k heb er vader ook al over gesproken, want dit bekoorlijke meisje heeft zich geheel van mijn hart verzekerd . Ik bemin haar met een drift, die mij zelf verbaast, en u, mijn natuurlijke geaardheid in aanmerking nemende, niet dan zeer vreemd zal toeschijnen. Zo gij haar echter kende, zo gij haar met mijn ogen zaagt! Keesje, jongen, 't is een engel . Eergisteren was ik vier uren lang in haar gezelschap ; en het discours das er op het tapijt kwam, toonde mij, das zij zoveel oordeel als vernuft bezit. Beide zijn van 't beste snort . Ik zou u gaarne het gesprek mededelen ; dock al was niet onmiddellijk op haar betrekking heeft, kan mij van die lastige verstrooidheid der gedachten niet zo lang terughouden, als nodig is om het u to melden . Wel dan! Heeft de heer Blankaart geen gelijk? Ja, zegt gij, volkomen . Ik begrijp het ook zo. ndertussen, daar zit ik in 't nauw! Nooit heb ik met zoveel misnoegen de verdeeldheid der rotestanten beschouwd, als nu, en geen wonder. Gisteren kwam vader met mij van een extra goede beursgang . Hij was recht in zijn knopjes ; en nog to meer, omdat er door mijn bezorging een schone zo baars op tafel gezet werd . 't Was zoon voor en Hendrik na . Toen de knecht uit de kamer was om to gaan eten, zei vader : `Was scheelt er aan, Hemn? je ziet er zo bleek en zo wonderlijk uit : je schijnt ook niet graag ; ben je ziek? f heb je een vrijster, die je door 't hoofd maalt?' 1k : 1k, Vader! Hj : Ja, jij : wie anders ? Kom, als zij mij was aanstaat, zullen wij het goede succes eens drinken . 1k (stamelende) : Vader, daar is een juffrouw, waarop ik verliefd, dodelijk verliefd ben ; en die, zo gij haar kendet, u zeker zou voldoen . Ze is jong, fraai, verstandig, deugdzaam . . . H / : Dat spreekt van zelf. Alle meisjes zijn puikjes, als de jongens die krul in 't hoofd hebben : en wie is dit juweeltje toch? 1k : Juffrouw Burgerhart . i66
Hj : Zeg je das, kameraad! Wel,'t meisje is van goeien huize, heeft geld,
en ik weet geen kwaad van haar, dan das zij van haar tante, een malle kwijlbabbe,* is heen gebruid, en nu mooi haar pleziertje neemt . Doch das zij zo. Je moet das partijtje uit je kruin zetten, daar zal niet in gedaan worden : zij is van de Grote Kerk : en geen vreemd goed in mijn huffs . Wij zijn, van Luthers tijd af, van vader tot zoon, Luthers geweest, en nooit trouwden wij, dan met Lutherse meisjes : das deed ik, en das zult gij en Cornelis ook doen, of vader legs er : `ik verbied het,' op . 1k : Maar, vader, zijn de verschillen dan zo groot? 't Is immers geen Roomse juffer . Hij : Met een paapse meid! Wel, al was zij zo schoon als de engel Gabriel in eigen persoon, zoals hij daar staat uitgeschilderd ; al was zij zo vroom als de Heilige Maagd Maria, ik onterfde u, zo je er aan dorst denken. 1k : Heer, vader, ik denk daar immers niet aan! de Calvinisten en wij noemen immers elkander broeders :'t zijn beiden rotestanten . Hj : Nu ja, das broerschap zit er, God beter't, dik op! en choqueren zij niet bij alle gelegenheden zo weergaas op elkander, das het der pijne waard is om to horen. 1k : Dat is zo ; maar de verstandigen maken zich hier niet aan schuldig, was zij ook zelf denken. Hij : Nu, das hoopje is zeer klein, en ook de hand van broederschap to geven, bruit nog zo was heen ; maar de hand op trouw geven, is een andere zaak. Zodat, stel jij Saartje Burgerhart maar uit je zin ; want ik wil ook niet, das zij verandert ; elk moet blijven daar hij is . Ik hoop, das wij in onze kerk ook wel aardige nufjes hebben ; ga maar eens op Dinsdag in onze Nieuwe Kerk, als er op 't orgel gespeeld words, dan zijn ze er to kust en to keur (en mooie dingen ook) . Trouw zodra je wilt, als je meisje maar een goede huishoudster en Luthers is ; anders bedank ik voor de klucht . Mijn huffs moet geen Noachs ark worden . 't Zou mooi zijn : jij een gereformeerde vrouw, je broer misschien een remonstrantse ; neef Klaas een menniste, en neef Gerrit een kwakerinne! Denk jij, dat God weer een Luther zal zenden, om jouw familie nog eens to hervormen! Ik had gaarne nog was gezegd, maar vader hield zijn hoed voor de ogen en dankte . Toen naar 't kantoor, en zwijgen moest ik . Hij was echter nogal vriendelijk . Beklaag mij, Keeslief; was zal ik doen? Mijn bezoeken staken? m niets in de wereld : o, als het daarop aankomt, ken ik geen beschroomdheid . 167
Vader handelt in deze niet billijk. Wat verlang ik naar uw thuiskomst! Hoe aangenaam is het, een vriend uit de handen der natuur ontvangen to hebben? Meld mij eens, wanneer gij daar gepromoveerd wordt? Dan zal ik hopen hem to omhelzen, die mij onder alle mannen de dierbaarste is . t .t.
Hendrik Edeling
76e Brief: de Heer Jan Edeling aan den Heer Abraham Blankaart Heer en vriend! Ik schrijf nooit als over negotie ; maar nu moet ik u schrijven, omdat wij de zaak in eens kort en goed zouden afdoen . Daar heeft mijn zoon Hendrik zin in uw pupil ; 't is of de jongen stapel zot is, zo ziet hij er uit, maar ik kan in dat huwelijk niet toestemmen, dat partijtje niet sluiten . Nu, ik heb hem met een paar woorden gezegd, dat hij daar nooit om moet denken, omdat ik een Lutherse dochter wil en zal hebben. Ik gebruik niet veel woorden met mijn jongens ; ik zeg maar, zwijg, zo zal't zijn, heren . Want, zodra wij, vaders, een woord zeggen, hebben deze kwanten er wel tien tegen .'t Is of de duivel de jongens regeert, als zij een meisje in de kop hebben! 't Is mij al leed, dat ik mij zo ver met hem heb ingelaten en reden heb gegeven waarom ik het niet hebben wilde .'t Is dan of men de jongens toestaat om tegen to spreken, en dat niet ; waar bleef onze vaderlijke macht, he? U moet ik echter reden geven, gij zijt mijn vriend ; en ik twijfel niet, of gij keurt dit huwelijk al zo zeer of als ik, of ik ken Abraham Blankaart niet . Ik ben rechtzinnig oud-Luthers . Zo is mijn hele geslacht. Mijn stamvader is met de zalige Luther nog bevriend geweest ; en ik heb nog de inktkoker, die hij, bij zekere gelegenheid, in zjn dichtreden to vinden, den duivel naar de kop smeet, toen die het al to grof maakte . Al onze kantoorbedienden, al onze booien zijn Luthers ; en ik zal nooit dulden, dat deze keten van Lutherse wezens in de war raakt door een schoondochter . En wat maakt dat verwenste buiten de kerk trouwen een slecht huishoui68
den! Gij weet dat zo goed als ik ; zij lezen waarachtig niet eens dezelfde Bijbel! Vrouw leest in Bunjan en man in Arends aradijshofje . Genoeg . Nu weet gij mijn mening . Ik wil niet met u over het geloof twisten, maar ik hou't mijne, en ik zeg altijd : `ik geef mijn geloof aan mijn jongens, als zij in de wereld komen, en mijn geld, als ik uit de wereld ga .' Ik heb niets tegen het meisje, dat wat zeggen wil, en ik heb met haar grootvader, ieter Burgerhart, veel negotie gedaan . 't Was de braafste man van de beurs ; haar vader was ook zo . Hij is maar to vroeg weg . Zij zal in haar kerk ook wel zalig worden ; zo is 't ook nog al niet : dock Hendrik moet maar een Lutherse vrouw hebben, dan is alles gevonden . Hij zegt mij, dat het juffertje nog niets van zijn liefde weet : ik heb hem nog nooit op een leugen betrapt ; het zal dus wel zo zijn. Des to beter . Als gij nu maar schrijft, dat gij het met mij eens zijt, is alles afgehandeld . In verwachting daarvan ben ik, Ued. Dienaar en Vriend
Jan Edeling
77 e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Suzanna Holland Mejuffrouw! Wel, hoe hebben wij het toch met elkaar, rijd je de witkwast,* of maalt je de geest? Denk jij, dat ik zo maar op een dag heen en weer zo eens over kan komen, om u to zeggen, dat gij juffrouw Saartje haar linnen en muziek zendt? Was het briefje niet zo beleefd, als er een in heel Amsterdam to vinden is Wie hagel hoort er van? 't Is immers het kind haar eigen goed? De guitaar heb ik haar zelf uit Londen meegebracht, toen zij tien jaar was ; dezelve kost mij verscheiden guinies ; maar hij is ook al wat je horen kunt, zeg je . Wat doe je toch met haar clavier ; speelt Brecht met haar stijve dikke stompen er dikwijls eens een deuntje op, als zij dronken is : en daps jij dan met broer smulpaap, als er zo een klein verheuginkje is? Wat praat gij toch van nog wat to rekenen of to verrekenen : zwijg er maar doodstil van, of ik zal u antlers spreken . Weet je wat je krijgen zult? Net twee nieten in een bodemloos mandje ; en Brecht 169
een oortje raakwat, voor een vervalletje : broer kan zoveel knokkelolie krijgen als hij thuis kan brengen : dan zult gij wel voldaan willen tekenen? Wat zegt gij flu van Abraham Blankaart? Maar was boor ik, Sanneke, ga je trouwen, met een beer, die alle daag in zijn japon bij u komt? 1k kan wel denken, wie of er op u smoel heeft ; wie anders dan de broeder? Nu, geluk, er is maar een paar bedorven . Evenwel, als ik zo alle ouwe dingen overdenk, dan beklaag ik u toch . Wij hebben immers menigmaal eens een pretje gehad, en je hoorde mij toen zo graag zingen van : `Toen onze au in 't leger kwam.' Waarachtig Sanne, de fijnen lopen op uw zak, meid! ze zullen je zo arm maken als een mier . Die duivelse gierigheid heeft u gefopt, en de kwezelarij zand in de ogen gestrooid . Neem dan die drasbroek niet ; ik zal wel een ander opschommelen, als ik in de stad kom . Nu hebt gij order van mij, om Saartjes goed to zenden.1k blijve, UEd . Dienaar,
Abraham Blankaart
78e Brief: Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan den Heer Abraham Blankaart Geeerde Heer! m aan uw wens en mijne plicht nopens de lieve Burgerhart to kunnen voldoen, zal ik alle gelegenheden hebben, die wij zouden kunnen begeren . Het belang, das gij stelt in ons meisje, zal mij zeker excuseren, indien ik u nu of dan eens was kleinigheden schrijf. Evenwel, ik geloof, mijnbeer, das men uit vele zogenaamde kleinigheden veel beter iemands karakter - doorgaand karakter, kan opmaken, dan wel uit sterker passages ; omdat de ziel, als zij heftig bewogen words, of al to bestudeerd werkt, minder op haarzelve kan beschouwd worden . 1k vind mij vereerd met bet vertrouwen onzer twee jonge lieden ; dock geen van beiden weet er iets van ; ik zal dus ook in staat zijn, om voor beiden bet beste to helpen bezorgen . Beiden hebben mij de brieven aan en van u laten zien. Mijnheer Blankaart, eens moet ik bet mogen zeggen, gij zijt een goed, een voorzichtig, een eerlijk man. Saartje zegt ronduit, 170
dat zij op u verliefd is ; en er worden keurlijke manchetten voor u geknoopt : in ernst, zij is de dankbaarheid zelve . De heer Hendrik zegt, dat gij als een man van eer h andelt. l k hoop maar, dat papa wijzer zal worden ; en vooral dat ons trots schelmpje er toch nooit achter komt ; de arme heer Hendrik kreeg haar dan nimmer . Hij bemint haar met de eerlijke liefde van een verstandig man ; en ik denk, dat hij met smart de gelegenheid afwacht, waarbij hij haar dit kan zeggen : zij spreekt nooit iemand a lleen . l k hou mij verzekerd, dat zij op hem geen gedachten heeft : op niemand in de wereld, denk ik . Maar dat zij hem hoog acht, dit is onloochenbaar ; mogelijk [want zij is een keurige kenster van verdiensten] mogelijk behoedt deze hoogachting haar hart voor de zoete betoveringen der liefde . Zag zij zichzelve met meer goedkeuring ; was de heer Hendrik niet zo ver boven haar, in haar eigen gedachten, dan zeker zou vroeg of laat de heer Hendrik de man harer verkiezing worden . Met een groot vermaak bespeur ik, hoe de heer Edeling, bij alle voegzame gelegenheden, zich poogt to doen kennen, en ons meisje gelegenheid geeft om zich to doen kennen . nlangs hield hij een gesprek met een mijner dames, over `de genoegzaamheid der deugd' ; en ik beken, dat het zoveel eer deed aan zijn hart, als aan zijn godsdienst . Nu is er een ander gesprek geweest, over `het buitenleven .' De heer Hendrik merkte aan, dat er zeer veel lieden reeds naar buiten waren ; dat zijn moeder het buitenleven dermate bemind had, dat zij er de meeste maanden des jaars pleegde door to brengen, en toen zij ziek werd, niet verkoos vervoerd to worden, omdat zij daar, zeide zij, even gerust sterven kon ; zoals ook gebeurde . Dit gesprek was in de volgende samenspraak begrepen. Ik : Mogelijk heb ik, door mijn Gelderse opvoeding, al to veel vooringenomenheid met het buitenleven ; dock, zo het aan mij stond, mijn leven in de stad of buiten op bet land to slijten, ik bedacht mij geen ogenblik. Juffrouw Lo je : Heden, ik niet,'t verveelt mij altijd zo bij mijn oom ; men ziet er niets dan bomen . Juffrouw Saarje : Neen, ik mag graag buiten zijn, maar ik moet er goed gezelschap hebben : boeken en muziek ook . Evenwel, ik mag graag overal zijn, daar ik bet goed heb, en days natuurlijk . Juffrouw Le je : Wat denk ik dikwijls aan de lieve tuin, die mijn vader had, en wat is bet aangenaam zo dicht bij de stad, als wij er zijn willen!
Juffrouw Hartog : De dichters (onze halzen zelfs niet uitgezonderd),
mogen wat aanpraten van de verrukkende schoonheden der natuur : `de stad is het ware toneel der verstandige, der geleerde lieden.' Daar vindt men beschaafdheid en rang : kort gezeid ik zou, zo ik het, zonder onbeleefd to zijn, doen kon, nooit zes uren aaneen buiten zijn, of't moest zijn om er eens `uit to slapen' . De heer Edeling : Ik beken, mejuffrouw, dat men niet zo iets voor geluk kan houden, voor ons, dat ons geheel vreemd is . Ik beken ook gaarne, dat bet buitenleven zeer veel van zijn schoonheden en gemakken aan kundige en arbeidzame stadsbewoners verschuldigd is ; dat, indien de kunst ook daar de natuur niet in vele opzichten leidt en verbetert, onze buitenplaatsen zeer veel van haar fraaiheden zullen missen . 't Is ook waar, dat ieder een voorwerp op zijn wijze beschouwt . Juffrouw Hartog : 't Is toch zonderling : de poeten, zelfs die, welke zoveel ophefs van het leven maakten, bliwen er vandaan . Hoeveel geloof moeten zip dan zelf aan hun praatjes hechten? Hier, onze vriend ope, niettegenstaande zijn : Happy the man, who to these shades retires! Whom nature charms, and whom the muse inspires . was echter zeer gereed om schaduwen, natuur en zanggodin, voor bet gewoel der stad op to geven ; want hij zegt immers, met vrij wat roemzucht Envy must own, I live amongst the great . En wie weet niet, dat lieden van fatsoen zelden buiten zijn? nze Virgilius vond bet ook nog al zo heel ongevallig niet, tegaan kruipen aan het hof van Augustus. Horatius schreef in Rome zijn schoonste lofspraken over het landleven . En 't is zeer bekend, dat de natuurbeminnende Thomson, in zijn uitmuntend vers over het vroeg opstaan schreef: Falsely luxurious, will not man awake . niet alleen in de stad, maar op de heldere klare middag, en lui en leeg to bed liggende . . . Juffrouw Lo fe : Heden, days goed, toe juffrouw Hartog, gij denkt net als ]2
ik ; maar ik kan het zo niet zeggen, das is het maar .
Ju frouw Saarje : Zo, Lotje, wel das zal juffrouw Hartog, denk ik, veel eer
en plezier doen, want men heeft gaarne toestemmers van onze begrippen . Ji ffrouw Hartog :Ik spreek met mijnheer, en de juffrouwen kunnen, was mij betreft, de zaken begrijpen zoals zij willen,'k stel er geen belang in ; neen, met 't allerminste, waarlijk . Jtiffrouw Saarje : Zegt gij das? Wel, ik geloof, das ons al zoveel kleinachting daardoor geschiedt, als er wel onedelmoedigst in ligt opgesloten : 't is toch raar, das zulke geleerde, zulke denkende vrouwen, ten koste onzer sexe, nooit haar vernuft kunnen tonen, zonder das het hart daardoor van zijn waarde verliest . Juffrouw Hartog :Indien het niet beneden mij was, op alle beuzelpraatjes to antwoorden, ik zou deze aanmerking eens voor al afdoen . Juffrouw Lo je : Wel nou zel ik je krijgen, zei de man, en hij was alleen in huffs. Ik : Mag ik de dames herinneren, das wij over het buitenleven spraken? De heer Edeling : Elk zijn zin ; maar er is voor mij geen vermaak tot uitspanning op to noemen, das gelijk staat met die genoegens, welke het buitenleven schenkt aan ieder, die de geschiktheid heeft om die to genieten . Ik : Er komt, dunks mij, eens tenminste een periode in ons leven, waarin wij die geschiktheid moeten bezitten ; en hoe meer men die vervroegt, hoe gelukkiger men is . Juffrouw Hartog : Dat komt mij zo niet voor : ik bemin het stadsleven ; en ik denk, das ik nu reeds to oud ben, om op dit stuk mien les to krijgen, juffrouw Buigzaam (mj zeer trots aanziende) . Jz f frouw Saar je : Mijn lieve juffrouw Buigzaam, ik merk, das juffrouw Hartog uw discours zeer ongevallig is ; de juffrouwen Lotje, Letje en ik zijn drie kleuters ; eilieve laten wij dan toeluisteren, want ik verwacht, das een dame, die zoveel ouder is dan wij, ook merkelijk wijzer zijn moet. Juffrouw Loje : Heden, juffrouw Hartog is immers niet ouder dan juffrouw Buigzaam ; en ik hoop, das wij nog meer horen zullen ; 't is wel mooi zo to horen praten. De heer Edeling : Het komt mij voor, das mevrouw gelijk heeft ; en das men, zich in staat gesteld hebbende, om op het land gelukkig to leven, meer geluk, meer duurzaam, meer voor de mens berekend geluk genies '73
dan wel op de woelige tonelen der vermaken, die de beau monde kan opleveren . Juffrouw Saarje : Ja, mijnheer, dat heb ik altoos van lieden horen zeggen, die men voor zeer verstandig hield ; en als ik mij wel bedenk, dan geloof ik waarlijk, dat zij gelijk hebben . lk kan juist wel niet zeggen, dat ik stokoud ben : maar nu en dan zie ik toch ook zo eens in de schemering, dat het verstrooiende stadsleven ons juist niet heel dienstig is, om ons toe to leggen op het verkrijgen dier geschiktheid, waarvan mijn waarde juffrouw Buigzaam spreekt. Ju ffrouw Hartog : Ja, jonge dames zijn doorgaans zeer aandoenlijk voor alles wat iets romanesks heeft. Het bevalligste landschap is naar, zonder ten minste een meisje, dat lammeren hoedt, en een knaap, die haar wat zotternijtjes over haar schoonheid en van zijn liefde voorpraat . (Z/ lachte schamperljk .)
Dit beken ik in zoverre, dat, zo ik immer vouw van een heerlijkheid werd, ik mijn weide met vergenoegde meisjes en frisse vrijers zou willen vervuld zien : het voor bedillers overlatende, om hun eenvoudigheid bespottelijk to maken. Ju ffrouw Le je : Men kan overal zotternijen praten, ook wel die een tamelijk deftig voorkomen hebben ; dock dat alle jonge dames smack hebben in het romanesks, zou men kunnen ontkennen. lk geloof, dat men onze waarde juffrouw Buigzaam niet romanesk kan noemen : en echter zij schijnt ook to denken, dat jonge mensen des to gelukkiger zijn, naarmate zij vroeger smack krijgen in het buitenleven . Juffrouw Lo je : Neen :juffrouw Letje, ik bedank, ik niet naar buiten :'t is mij to raar, en ik wandel niet graag tweemaal door dezelfde lanen : en wat zal men toch buiten doen? Men ziet op ooms plaats immers God noch goed mens ; en tante wil nooit eens jassen met mij : ik niet naar buiten. Jc ffrouw Saarje : Schoon ik niet behoef to vragen, wat zal men buiten doen, en schoon ik altoos met groot vermaak buiten ben, zo geloof ik, dat ik nog niet half wijs genoeg ben, en niet half vroom genoeg ook, om van nu of mijn leven geheel buiten door to brengen . Ju frouw Hartog : Niet half wijs, noch half vroom genoeg! deze uitdrukking vind ik raar . J~ffrouw Saarje : Dat gij die raar vindt, is wel zeer tot uw dienst : ik vind deze uitdrukking voor een meisje van mijn jaren en verstand, nogal redelijk goed, omdat de zaak zelve buiten geschil is, - zou ik zeggen, zo ik mij het air gaf op een beslissende toon to spreken . Ji ffrouw Saartje :
'74
De heer Edeling :1k denk, mejuffrouw, dat gij, zonder zulks to doen, zeer wel moogt zeggen, dat de zaak zelve buiten geschil is . Alles wat ons, als redelijke, volmaaktbare wezens, in staat stelt om de zegeningen des goeden Scheppers uit de refine handen der natuur to ontvangen en to genieten, verhoogt zeker onze zedelijke waarde, en bereidt ons voor een staat, daar de volmaaktheid alles bezielt . Mogelijk is niets zo gunstig om ons in het buitenleven op de aangenaamste wijs bezig to houden, dan de lectuur van goede, welgeschreven boeken, over welke onderwerpen ook, indien die onderwerpen zelve ons onderzoek waardig zijn . 't Zij echter verre van mij, dat ik, als een lastige wijsneus, aan jonge lieden een tamelijk gedeelte der fatsoenlijke vermaken zou ontzeggen : dock ik voor mij hoop eens met een lieve vrouw en kinderen, een groot gedeelte mijns levens op het land door to brengen . 1k hoopte, dat de goede Voorzienigheid deze redelijke wens mocht vervullen. Hid zag op zijn horloge, en dewijl juffrouw Hartog reeds uit de kamer was, verzocht hij de eer to mogen hebben om de drie dames op overmorgen to mogen afhalen, omdat er een koopvaardijschip, waarvan hid boekhouder was, zou aflopen . Hij had, zei hij, de heer Brunier reeds gevraagd. Dit werd zeer vriendelijk aangenomen . Mijn jonge lieden zijn zeer met de heer Edeling in haar schik . Letje prijst hem boven de huizen . Saartje noemt hem een verstandig man, die onze achting verdient . Lotje vindt dat hij zulke mooie kamizolen draagt, en er uitziet als een rins! Juffrouw Hartog vindt hem wat heel veel met zichzelven ingenomen, enz. Huiselijke bezigheden doen mij deze spoedig sluiten . 1k ben, met de oprechtste achting, Uw nederige Dienares,
Maria Butgzaam Wed . Spilgoed
.S . Gij weet niets : ook niet van de manchetten .
'75
79e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan den Heer Jan Edeling Heer en Vriend! In antwoord op de uwe, Amst . den passato, dient : ik ben nu maar, die ik maar ben, een niets beduidend oud vrijer, en days het al ; dock ik wil je zweren, das wij niet meer in geloof, dan in humeur verschillen . Ziedaar, ik heb het altoos zo druk en volhandig gehad, das het trouwen er is ingetrokken ; maar, selderdemostert, was ik vader over een half dozijn jongens en meisjes, dan zou ik mijn geluk niet kunnen overzien, als ik daar zo al die kabouters hoorde snappen en rabbelen . f Abraham Blankaart ook mee zou doen! En als zij dan zo verre heen waren, das zij op 't geen ik zeide aanmerkingen konden maken, en het hunne voor hunne kleine zaakjes wisten in to brengen, wel, dan zou ik God hartelijk danken, omdat ik zulke snelle kinderen had, zoals billijk is . Begrepen zij in 't vervolg eens iets beter dan ik, bestig, zou ik zeggen, en doen het zo . Daar heb je mijn Saartje, wil ik spreken. Wel de kleuter weet wel meer van de wereld en van de Schrift dan ik, en ik ben dertig jaar ouder . Voor ik naar Frankrijk ging, zei ik : kind, lees je jouw gebed's avonds stipt uit Mell? `Mijnheer,' zei ze, `ik bid uit mijn eigen hart ; ik weet immers beter, was ik nu nodig heb, dan Mell voor vijftig jaar das raden kon?' Wat denkt gij, das ik toen zei?je zult, bij dit en das, jouw gebed uit Mell lezen, omdat ik het doe? Mis mannetje! ik zei, days waar, meisje, je hebt groot gelijk ; en anders zou zij denken, das ik haar vijand en niet haar welmenendste vriend was . Hoor, Jan Edeling, gij hebt nu veel meer verstand dan ik, doch daar heb je mis in. 't Is op mijn woord, jij hebt mis . God de Heer geeft ons, zijn kinderen, wel reden van zijn bevelen : `doe das, opdat het u welga,' staat er das niet in de Bijbel? En zullen wij nu zo misselijk en zo boos zijn, das wij onze kinderen, in plaats van brood, slangen en schorpioenen in de mond proppen? Had, bij gelijkenis, Luthers vader eens gaan zeggen : `Luther, ik versta niet, dat je Luthers words, jij zult paaps blijven, want wij zijn van 't begin van de wereld of allemaal paaps geweest ; en zo jij 't in de kop krijgt om van ons oud geloof of to gaan, zullen wij eens was anders bij de hand vatten .' En was Luthers vader evenwel zowel de vader van Luther niet, als Jan Edeling vader is van zijn zoon Hendrik, en waar was dan je hele geloof gebleven? Dat je op je kerk gesteld bent, eer heeft uw hart, days braaffl maar hier, 176
ik, zei de gek, ben ook op mijn kerk gesteld, en mijn hart heeft ook eer, zou ik denken . Wel zie, wij verschillen zo weinig in geloofsgronden wil ik spreken, dat het niet de pijn waard is, om er zo over aan to gaan . En waarom zouden onze jongelui niet met malkander to kerk kunnen gaan ? Hebben wij niet een Heer, een doop ? Maar wat hagel hebben wij leken met hun disputen en tandtrekken to doen? Zodat, tegen het huwelijk heb ik niets, indien er geen andere dan deze geloofsverschillen mede gemoeid zijn . Dat gij van 't Luthers geloof zijt, is goed voor u ; dat ik op zijn gereformeerds geloof, is ook goed voor mij . Maar elk zijn vrijje kunt immers mis hebheid : gij zijt immers geen aus, al ben je vadere f zijt onfeilbaar? Hoe zit het? ben? gij Komaan, daar heb je nu aulus, de Apostel aulus, daar gij towel aan gelooft als ik . Wel, die dacht mede al, dat hij 't bijster wel had, en dat onze lieve Heer machtig met zijn ijver gediend was, dacht hij het niet? Hoe! de man zegt het zelf ; hoe kun je't nader hebben? dat hij daar zo liep razen en tieren door Damascus ; en wat wil het geval? Hij had het wel net mis! en de brave man heeft er altoos berouw van gehad, toen hij beter wist . l k heb voor dertig jaar mijn belijdenis gedaan, bij onze vromen Van der Vorm, en ik hoop in dat geloof to sterven ; dock als ik eens mocht zien, dat andere Christenen nader bij Gods woord blijven, fiat! dan moet ik dit licht volgen, en dat zou ik ook gerust doen, want ik ben een eerlijk man . Zodat ik maar zeggen wil, dat ik het huwelijk om die reden niet kan afkeuren . Je moet nu evenwel je niet gaan zitten inbeelden, dat ik met het kind zo goedkoop ben : alheel niet! maar uw zoon is zulk een braaf man, daar wil ik maar op komen . Neen, daar heeft zip goddank to veel geld toe, en is zij van to brave familie ;'t is een mooie brunet ook, en ze speelt maar kapitaal . Sara Burgerhart moet een zo braaf man hebben als uw Hendrik, en zijn ouders moeten haar met achting en liefde in hun familie nodigen. Nu, nu,'t zou geen onaardig kluchtje wezen, met een papa die zei : `zo zal't wezen, dochter, want ik versta het zo .' Neen, man! mijn pupil is een redelijk schepsel, en zo wil ik dat zij zal behandeld worden . Daar had men dan 't gooien in de glazen met papa Edeling, en mijn arme kind was aan de joden overgeleverd . Ik bedank je hartelijk, hoor : ziedaar is mijn antwoord. Ik blijve Uw dienstwillige Dienaar,
Abraham Blankaart '77
8oe Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Als das zo voortgaat, krijgt gij een heel boekdeel brieven op eenmaal. Nogal halsstarrig! Foei, Naatje! Nu, ik leef ondertussen vrolijk en wel, als de bloemetjes, zoals onze meiden zeggen . Is er geen brief voor mij, Frits? `Mejuffrouw, neen .' Ik mag wel met Gellert zeggen : Maar 't antwoord was gestadig neen . Geen tijding, goede tijding, denk ik : echter ben ik gans niet onverschillig omtrent uw vriendschap, en verlang zeer om to horen, hoe uwe lieve moeder het heeft, en of er ook tijding van mijn Willempje is? zie daar mijn journaal, niet zeer interessant,'t is waar, dock das kan ik niet helpen . Een allerliefste brief van mijn voogd, die gij zult zien als gij zoet zijt : eer niet . Alle daag druk : wandelen, uitwippen, lezen, zingen, spelen, naaien, knopen ; flu met mijn dierbare vriendinnen praten, of mondje toe, als de lieve vrouw aan Letje en mij iets verhaalt ; dan weer eens voor mijn groot kind verbroddelde steken helpen oprapen en de naalden recht buigen ; nu eens neigen voor de geleerde Hartog : ende ziet, zo gaan mijn daagjes heen. Het vrijen gaat ook nog schoon zijn gang . Mijn Cootje komt meest alle daag eens kijken, en ik kan niet zeggen, das hij veel zotter words, seders hij met de heer Edeling omgaat . Weet gij was? Ik ben blij das de vrouwen nooit aan 't reformeren zijn gegaan ; zij zouden das werk niet half zo goed geklaard hebben, als onze Calvijn en Luther : `en wij staken,' zou de heer Blankaart zeggen, `nog tot aan onze oren in de paperij .' Daar hebt gij nu zovele maanden op mijn hart gerammeid, das het klonk ; gij hebt geleerd, vermaand, betoogd, bestraft, en was hebt gij gewonnen? - niets ter wereld! lk blijf uitgaan ; ik blijf thuis komen ten negen ure ; ik blijf taffen en gazen kopen ; ik dril naar de comedie . Kort gezegd, ik blijf Sara Burgerhart. En daar is nu Cootje ; wel, die heeft nog geen een onvertogen woord, nog geen een zuur gezicht gehad van zijn uitmuntenden vriend Edeling ; en waarlijk, hij begins al een ander voorkomen to krijgen : de innemende wijze van zeggen, vooral het voorbeeld des laatsten, hebben al reeds zeer veel gedaan . Het moet dus aan de wijs van hervormen schelen ; hoe, was hamer, zegt mijn voogd, ben ik niet zowel to leiden, en dus to verbeteren, als Cootje? 17$
Gister had ik een fraaie dag. Uitgeweest ; naar de comedie geweest ; ik onder de bescherming van de beleefde heer R. ; zijn vriend C . nam Letje voor zijn rekening ; en Lotje nam ik mee, die vulde ook nog eens een plaatsje . Al wat mensenmonden proeven konden, was er in de loge ; en mijn kostelijke vriend kwam, zo ras hij van zijne affaire kon, bij ons . De heer R . sprak met oordeel over de acteurs en actrices, over het toned, en over het stuk dat gespeeld werd, het welk hem [en mij ook] weinig voldeed :'t was een Drama, Naatje, waarin Melpomene en Thalia elkander telkens de voet lichtten, en elkanders werk braaf in de war gooiden, zodat de uitwerking was zo ongevallig, zo stotend, eveneens gelijk men met weet, of men, in een stoeierijtje, lachen moet over een draai, dan wel pijnlijk zien . Maar om Lotje heb ik mij [zeggen de klossen] - `tot een doctor gelachen .' Ik zie duidelijk, dat zij maar acht of negen jaar is ; al is zij een hoofd groter dan ik, dat doer er niet toe . Dan keek zij met aandacht op het toned, en vroeg of het alles waar was? Dan wou zij, dat de acteur, die zijn knecht een present gaf, haar oom Dirk was ; dan leek die actrice volmaakt op een nicht zo een, en het kleine jongetje had net eender rokje aan, als de kleine Karel van oom . Toen er een berooide lichtmis in de klucht to voorschijn kwam, zei ze zo bij haar zelf heen : pleziertge kousen! Ik beken, zei Letje tegen mij, dat die borst juist niet to net geschoeid is. Lotje heeft gelijk : hij ziet er miserabel uit . En om wier schone ogen denkt gij, dat nu dit alles gebeurt? Ja, wist ik dat, Naatje, dan was ik zelfuit de dut. Niet om de Hartog : want [en dit redeneert sterk] ik gun haar dien jonker niet ; niet om Lotje, tenzj hij een vrouw als een kind wil hebben : niet om Letje, omdat ik haar niet missen wil ; niet om Sara, dewfl die to wel over haar zelve denkt om immer tegen een broze sterveling to zeggen, Heer, als tegen haar Abraham . Wij kwamen uit de comedic direct thuis, en de heren namen in de zijkamer afscheid . Lotje is dezelfde niet van blijdschap ; zij is, zegt ze, nog nooit eens gevraagd om naar de comedic to gaan ; maar kijk als zij nu veel geld had, dan ging zij er alle dag, zo mooi is 'tin de comedic . Vanochtend, toen wij zouden ontbijten, zat zij alweer aan de kinderkousjes to breien . Ik zal de kousjes laten wassen, want zo kan zip die niet geven : de roestige moeten tonen al de afstanden, daar zij die neerlegt : zodat ik mag ook wel zeggen : plezierige kousjes! Ik zou van mijn geneigdheid voor haar u zoveel niet vertellen, maar ik moet u al 't goed, dat ik doe, zo met duimen en vingers instampen, wil ik spreken . Ik kan voor de weduwe niet verbergen, dat er iets zit tussen ons . `Mien '79
lieve engel,' zei ze, `hebt gij ook ongelijk 2 en hoe het zij, wees de eerste om alles uit de weg to doen, dan zult gij, hoe 't ook is, de grootste zijn.' - Evenwel. - `Ja, Burgerhartje, gij zijt een trots dingetje ; maar laat het omtrent zo een vriendin bij u toch niet haperen .' Ik heb dikwijls gedacht (en gij wees ik ben niet regeerziek), ik wou, das ik nog eens over een schepsel was to zeggen had ; daar moet toch iets zoets in zijn ; daar is nu blinde iet, die is heer en meester over twee keffers, en ik heb 't nog nooit zo ver kunnen brengen, das ik een Jolly, of retty, of Lordje, in mijn bestiering had . nze Jillis rebelleert tegen mij ; en Hartogs schoothond daar hou ik niet van ; hij ziet er al even pedant uit als zijn vrouw . Ik zal 't eens met Lotje proberen . Wie wees, hoe bedaard ik word, als ik Lotje regeer . Ei, kijk, daar heb ik alweer een proef genomen op das door slim menselijk hart : luister, luister! De genoegzame grond van de bedaardheid der meeste jonge meisjes ligt in bedil- en regeer-ziekte . Kijk eens uit, Naatje, ziet gij das twaalfjarige dribbeltje van een Zusje daar wel? Kijk, het gaat rechtop, het mondje in de plooien. Broertje, ziet gij, daar, met das flodderbroekje aan, moet een treedje of drie vooruitgaan . Het kleine meisje heeft veel wijsheid omtrent broertje . Nu words hij vrij gevoelig, bij een slipje van zijn rok, met `loop zo hard niet' teruggehaald ; dan is 't : `Jantje, spreek je niet tegen dien heer? zeg je geen : dienaar, tante!' De kinderen komen thuis . Zusje gaat met een meid uit, ontloopt haar, en al haar bedaardheid is vergeten . Is deze inval omtrent Lotje wel zo kwaad? Dus neem ik Lotje al zozeer om mijzelve, als om harentwil, onder mijn opzicht . Vivent lesgens &esprit, le liable emporte la bete . Hoor, vriendin, nu ik u niet heb, moet ik het op alle boegen wenden, om de zedelijke winkel tamelijk in orde to houden, opdat als gij die eens komt nakijken, niet alles in malkander zou liggen, en u de cooed benemen, om alles weer ter deeg en recht to leggen, de haken en ogen uit het garen to wikkelen, de linten op to rollen, en alles op zijn nummer en in de rechte laden to bergen. Het zal u nog in de hand vallen, geloof mij. 't Is met mij als met onze keukenmeid : als zij weer, das ik (de schel hangs in mijn kamer) aanneem om haar ten vijf ure op to schellen, dan slaapt zij gerust door, zij vertrouwt op mij : maar neem ik het niet aan, dan staat zij op, en dikwijls nog vroeger ; `want,' zegt zij, `dan is zij 't zelve, die er voor zorgen moet .' Hoe smaakt u die? - Nog geen brief. Dit is dan de derde, die ik nederleg . 5. B . I8o
8ie Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Mijn beste vriend! Nauwelijks zult gij mijn brief, waarin ik u het gesprek met vader enz . meldde, ontvangen hebben, of ik zend u een t weede . l k moet schrijven, en aan wie kan ik zo alles, alles, 't geen er, mij betreffende, voorvalt, schrijven dan aan u, mijn broeder? De beminnelijke Burgerhart geeft mij zoveel blijken van een fraai karakter en leidelijk verstand ; zij heeft zovele schone hoedanigheden, dat ik niet langer mijn liefde voor haar kon verbergen . Ik spreek, kunt gij denken, haar nooit alleen : ik moest dan zo een gelegenheid afwachten, waarin ik haar alleen spreken kon. 't Geluk diende mij . ns nieuw koopvaardijschip, de Vriendschap, zou aflopen : ik verzocht de drie dames, en had Brunier ook verzocht. Het werd mij toegestaan. Zij zag het met veel genoegen, en vroeg mij een en ander bij die gelegenheid, dat mij wel beviel ; zij toonde hoe zij begreep, dat de negotie de bron is van 's lands welvaren . Het weer was schoon, de avond verrukkelijk . Thee gedronken, en het een en ander op de werf gezien hebbende, stelde ik een klein wandelingetje in de Meer voor . 't Werd eenparig toegestemd ; en Brunier bij zijn zuster en de andere juffrouw geschikt hebbende, verzocht ik aan mijn beminde om haar to geleiden. Zij stemde het minzaam toe, en mijn arm nemende . . . Keesje, nu, gij zit ook eens verliefd geweest . . . nder het wandelen was zij vrolijk, zo spottig aardig, dat ik met wist, hoe haar ernst een ogenblik op to wekken . `Apropos, mijnheer, heb ik u al gezegd, dat mijn lieve voogd u zijn vriend noemt en hartelijk groet ?' Ik : Neen, mejuffrouw, maar beide verheugt mij ten hoogste . De heer Blankaart . . . Z/ : Is de beste man, die er leeft ; ik bemin hem ook, of hij mijn vader was ; hid heeft mij ook altoos bemind, of ik zijn dochter ben . Ik : Men behoeft de verdienste van dien heer niet to hebben, om u to beminnen. Z j : Daar zou, evenals van het uithangbord, waarop de Ridder Coverly geschilderd stond, veel voor en tegen kunnen gezegd worden : mogelijk zou onze savante u dit bewijs ook al vrij moeilijk maken. Ik : Gij hebt al zo eens gezien, dat ik juist geen proseliet ben van de I8I
begrippen van die dame ; maar wat hebben wij met haar to doen? daar gij mij kunt zeggen, of gij er iets tegen hebt, als ik u betuig, u to beminnen met een towel hoogachtende, als tedere liefde . Mogelijk hebt gij dit wel eens van een ander jong heer ook gehoord ; dock, doe mij 't recht van to geloven, dat gij mijn geluk of ongeluk in uw macht hebt. l k heb nooit bemind dan u : ik beminde u zo als ik u tag, en dewijl ik ondervind, dat mijn verstand mijn hart toejuicht, moet ik u zeggen, dat ik u bemin . Z j : Mijnheer, ik heb altoos geloofd, dat de liefde van een achtingswaardig man de glorie ener vrouw is ; ik ben boven alle vermomming, en zal u dus maar eenvoudig zeggen, dat die betuiging mijner eigenliefde welgevalt ; maar ik zeg u meteen, dat ik geen de allerminste neiging heb om van staat to veranderen . Ik : Mogelijk is er een man, dien gij de voorkeur geeft ; en wat kan ik zeggen? . . . Z j : Mogelijk zoudt gij mis kunnen hebben.1k heb nog nimmer zoveel moeite genomen om een uitzondering, met opzicht tot mij, to maken . Ik : Wel, indien uw hart dan vrij is, vergunt gij mij dan de eer, om u, als een man die u bemint, to mogen zien? Z j : De vriend mijner dierbare vriendinne heeft zeker alle vrijheid om aan haar huffs to komen ; en zo hij als zodanig ook met betrekking tot mij komt, dan verzeker ik u, dat ik zijn gezelschap niet zal ontwijken : is dit met redelijk gesproken? 1k : 1k wachtte van u niets anders, en ik bedank u ootmoedig voor de gunstige wijs, waarmede gij mijn verzoek hebt ingewilligd . . . Z j : - Aangehoord! meent gij zeker, mijnheer? 1k willig niets in : ik kan niets inwilligen. lie: - Aangehoord! gij hebt gelijk ; ik zou al to gelukkig zijn . l k beveel mid in uw gunstig aandenken. Toen merkende dat zij liefst bij het gezelschap was, stapte ik wat aan. Het discours werd algemeen : ik was recht vrolijk. En op wat grond, vraagt gij? ch, dat onderzoek ik zo net niet . Nu wist zij mijn groot geheim ; en nu moet zij wel om mij denken : is dat niet verrukkelijk? De eerste nadenmiddag de beste hebben wij een muziek-partijtje : ik hoop, dat ik haar wat voldoen zal, dat ik mij aangenaam zal kunnen maken in de ogen mijner beminde . 0 liefde, hoe zijt gij voor onze natuur berekend! Nu ik bemin, ontwikkelen zich vermogens in mijn geest, die ik niet eens wist, dat er waren . Gij hebt mij dikwijls geplaagd, omdat ik zes-en-twintig jaar, en nog ongetrouwd was. lk had haar niet 182
gezien, die ik beminnen kan, en een huwelijk uit bijkomende oogmerken, meer dan uit liefde, daarvan was ik altoos hoogst afkerig . Schrijf mij toch! lk omhels u, en ben Uw gelukkige Broeder,
Hendrik Edeling
82e Brief:
Mejuffrouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp
Zuster Keetje!
Kom toch thee bij mij drinken, zodra als je kunt. Daar heb ik weer zo een ontroerinkje gehad! Lees dit briefje van Sara. Zij wil haar goed hebben ; en ik heb, seders das de bone haar verleidde om heen to gaan, nog geen rooie duit ontvangen.1k heb haar immers niet weggestuurd ; och neen ik . Daar zat ik op mijn kamertje, heilig eenzaam, zo was to lezen in zuster Teuta's Heilige Werkeloosheid, toen das briefje kwam . Kon ik er maar zo heilig werkeloos onder blijven, das was heuchelijk! Hoe schik ik het toch? Ik ben heel verlegen .'t Is of mij zo gedurig words ingeluisterd : `Sannetje, Sannetje, je moest een ander wegje gegaan zijn .' Maar broeder Benjamin, dien ik dit verhaal, zeit : `das is de bullebakstem der eigengerechtigheid, kind, of 't is de ouwe Adam,' en dan slaat hij op de Bijbel, das het klinkt, en zeit : `breek hem de hals, dien ouden wetprediker ;' en dan word ik zo confus, zo confus, das ik sta of ik bedremmeld ben. Ik moet u eens was vragen, zusje . Ken jij ook Stijntje Doorzigt? Zij is mee van de vromen, maar houdt geen oefening ; das is zo haar wegje niet, zeit Stijntje. Zij had reel van mij gehoord, en van mijn tobben en strijdje. Ik verhaalde haar het hele geval, van mijn zusters dood af . Maar zou je 't wel geloven? Stijntje stelde mij in 't ongelijk : zij heeft mijn gemoed heel in onrust gebracht . `Hartje,' zei ze, `ik geloof, das je't allegaar verkeerd aangelegd zult hebben . Je weet we!, das het onze zaak niet is, het hart to veranderen? Zolang uw nichtje zin had in de mode, zou jouw stemmig japonnetje en mutsje haar geen zier beter gemaakt hebben. Je moet niet denken kind, dan ons wegje altemanswege is . Daarbij werd je betaald voor goede spijs en drank, en je moogt haar das niet ontnemen . Wel, hoe talm je zo over een beetje geld? Zie, als zulke slimme meisjes das zien, dan denken zij das al onze vroomheid weinig om 't lijf 183
heeft . En wat zeit de Heer : leest men ook vijgen van doornen? Waaraan moeten wij tonen, zijn vrienden to zijn? Je weet het immers zelf wel! Als men tegen jelui zo spreekt, dan, dan roep je van eigen werk : maar is de genade niet overvloedig in goede werken, hartje? Ik geloof, dat gij 't zo kwaad niet meent ; maar die Benjamin, die Benjamin! Lees jij in Gods woord, en zie daarin, hoe of het met je staat, of je ook de gierigheid nawandelt? f je met Zacheus vierdubbel wilt wedergeven, hetgeen gij uw nicht, naar uw eigen verhaal, al hebt to kort gedaan? Kijk, ik moest je dat zo eens in vriendelijkheid zeggen .' Ik begon to wenen. `Kom,' zei ze, `daar is de Here nu weer zo goed, en geeft je gelegenheid om to kunnen tonen, of gij Hem liefhebt . Ik kom hier om een liefdegift voor een arm, ongelukkig huishouden!' Ik vroeg, of de mensen van ons yolk waren ? `Daar oordeel ik niet over,' zeide zij : `en zo zij 't nog niet zijn, kunnen zij er toe gebracht worden .' Ik was zo bewogen, dat ik haar een driegulden gaf, en zij lag er terstond een rijder bij . Ik werd beschaamd ; want ik geloof dat Stijntje het niet ruim heeft . Toen ging zij weg, en wenste mij vrede. En nu weet ik niet, hoe of ik sta . Stijntjes woorden waren niet verwerpelijk . Ik las daar in Mattheus V ; en het werd mij hoe langer hoe klaarder, dat Stijntje gelijk had . Toen werd ik zo beangst, dat ik mijn toevlucht nam tot Komries, Ware en valse Genade, en Draaimannius, Gevaarl/ke Letterknecht . Ik hoop niet, dat ik mij bezondig, maar ik heb nu en dan zo een achterdochtig vlaagje omtrent broeder . Raad mij nu eens getrouw, hoe moet ik het schikken? nder het schrijven valt mij dit zoet stichtelijk dichtje, van zuster Duifje Kwikkelkwakkel in : Leen van den wereldling zijn schat, Gelijk Israel 't gouden vat ntleende den Egyptenaar ; Het geld brengt hem maar in bezwaar Hoe groter goed, hoe groter staaf ; Den vromen dient het tot een gaaf ; Zij bruiken 't tot een heilig werk : Zo wordt door oefning 't huffs een kerk . ch ja! nu, bezoek mij eens ten eerste . Uw zuster, Suzanna Holland 184
83e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Ik zal over uw stilzwijgen geen woord meer spreken ; was helps het? Laat ik dan geen monnikenwerk doen, temeer daar ik u nog jets to schrijven heb . De heer Edeling heeft mij gezegd, das hij mij bemjnt ; zijn keuze doer mij eer aan : maar dewijl jk njet denk vooreerst van staat to veranderen, heb jk hem das openhartig gezegd . Nu zullen wij zien, of hid het hart heeft om geduld to oefenen omtrent een meisje, das hem njets beloven kon, omdat zjj hem was op de moues zou moeten spelden, waardoor zij in haar eigen ogen al zo verachtelijk zou worden als jn de zijne, en zijn achting js mij zeer waardig . Wij hebben een muziekpartijtje gehad ; juffrouw Buigzaam speelde 't clavier ; maar dewijl zij nog zo zwak js, durfden wij haar njet vergen om to zingen . Letje speelde ook het clavier, het mijne js nog bid tante, maar de guitaar van de lieve vrouw was tot mijn dienst ; jk zong er bij, zoals das hoort. Brunjer had een dwarsflujt ; Hartog een vjool, en de heer Edeling had zijn bas hier laten brengen : Lotje was figurante. Juffrouw Buigzaam had alles geschikt, en men kan zjen, das smack en welgemanierdheid haar altoos geleiden . Djt avondje was verrukkelijk. Hartog zelfs kwam mij nu zeer draaglijk voor . Zip speelt heerlijk, en doer streken op de vjool, dje zo djrect het hart treffen. Maar Edeling! onze waarde hujsvrouw betuigt, das zij zelden zo schoon de bas heeft horen spelen . Mijn kruimel deed ook zijn best ; hij leers goed, en men moet jn de kjnderen de geest njet uitblussen . Ik heb, zej de ljeve vrouw, haar muziekbladen openende, hjer een Engels airtje : het js kort ; en dewijl het gemakkelijk zings, zal ik het eens bij 't clavier zingen . Wij legden alien onze instrumenten neer, en vormden een kring om haar en 't clavier ; de heer Edeling stond tussen mij en Letje, en hield ons beide aan de hand : mocht hij wel, Naatje? Ziehier het airtje, het kan u mogelijk ook nog to pas komen .'t Is van den groten Garrick, en ons dunks, das het in fraaiheid weinig zijn weergade heeft .
185
Air Ye fair married dames, who so often deplore, That a lover, once blest, is a lover no more, Attend to mid counsel nor blush to be taught, That prudence must cherish, what beauty has caught . The bloom of your cheek, and the glance of your eye, Your roses and lilies may make the men sigh ; But roses and lilies and sighs pass away ; And passion will die, as your beauties decay . Use the man, that you wed, like your fav'rite guitar ; Tho' music in both they are both apt to jar . How tuneful and soft, from a delicate touch, Nor handled too roughly, nor plaid on too much. The sparrow and linnet will, fed from your hand, Grow tame by your kindness, and comes at command . Exert with your husband the same happy skill ; For hearts, like your birds, may be tam'd to your will . Be gay and goodhumour'd, complying and kind, Turn the chief of your care, from your face, to your mind . This there, that a wife may her conquest improve : And hymen shall rivet the fetters of love . Gedurende deze zang was er geen mens, die zijn vinger verroerde ; wig vreesden, als 't ware, om to ademen . Edeling was geheel verrukt, en de beminnelijke vrouw bedankt hebbende, kuste hij haar hand ; zeker't is geen onbevallig man . U een denkbeeld to geven van haar stem, is onmogelijk ; kom en hoor . Wij hadden des avonds een eenvoudig collation . leder was wel gehumeurd . Hartog meer dan ordinair ; zou zij iets to verbergen hebben? Ik twijfel sterk! dit is zeker, dat zij geheel opgewonden scheen boven haar peil . Maar mogelijk vraagt gij, en hoe neemt gij zoveel notitie van haar? Nu, het zij zo . Letje, mijn lieve Letje, zag er zo lief en bevalliglijkjes uit, dat ik wel wilde, dat uw broer haar met mijn ogen zag . Waarlijk, net een vrouw voor mijn Willem! Mijn Cobus 186
words een heel man ; ik heb hem de gehele avond geen een zot woord horen spreken, kan ik u verzekeren . Hartog was maar tamelijk geleerd, en wij aten en dronken zonder medicinale of physicals aanmerkingen to moeten uitstaan over alles, was er op tafel komt . De beminde juffrouw Buigzaam : o! als ik Hendrik waar, ik wist wel was ik deed! 't is waar, hij is een jaar of tien jonger : dock zijn ernstig wezen, zijn bedaard voorkomen maakt hem oud genoeg voor een zo fraaie, welgemaakte, fijn getekende, schoon-geoogde, lief en zacht gekleurde vrouw, die, nu zij weer begins op to luiken, wel twintig jaar jonger schijnt dan juffrouw Wijsneus . ns Lotje was recht zoet, en op haar wijs nogal aardig. Zie zo, dit episteltje gaat bid de vorige . Geschreven aan haar Vriendin, door S. B .
84e Brief: Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn liefste Saartje!
lk ben wel en gelukkig hier aangekomen ; daar is niets onderweg voorgevallen. Tantes kamenier kortte mij fraai de tijd, en wij reden de plaats op, voor ik het wist . 0, mijn tante is een allerbraafste vrouw, in duizend opzichten! Zij ontving mij met tederheid ; zij is mijns vaders enige zuster . Neef Jan is om zijn broertje, die to Warmond school ligt . om komt morgen ; zo hij kan, schrijft hij : ik ben vroeg opgestaan om aan u, mijn waarde, ongestoord to kunnen schrijven . Het viel mid zeer moeilijk, u, schoon maar voor enige dagen, to verlaten : veel liever zou ik thuis gebleven zijn, hoe gaarne ik ook bij mijn vriendelijke tante, en op haar buiten, ben . Wat is het een lastige aandoening to moeten denken, ook deze dag zie ik mijn vriendin alweer niet! ik zal vanavond niet met haar praten! Zeg mij, lieve Burgerhart, was is toch vriendschap? Is zij dankbaarheid? Neen, want voor ik nog verplichting aan u had, beminde ik u bid v oorkeur. l k west niet, was zij is ; maar wel, das zip zo aangenaam voor mijn hart, als voordelig voor mijn verstand is. Tante zegt, das ik zeer in mijn voordeel veranderd ben . Ik ben over187
tuigd, dat dit waar is, maar tevens dat ik u, mijn lieve Burgerhart, daarvoor, alsook onze uitmuntende Buigzaam, alle erkentenis schuldig ben . Dit zeide ik ook aan mijn tante, die u gaarne had buiten verzocht ; maar, zei zij : `mijn oudste zoon is met de vacantie thuis, en ik hoor, dat de heer Blankaart zo wigs met haar is ; nu, zij verdient het ook, dat zie ik wel .' lk wens neefJan op honderd mijlen (tenminste heel to Utrecht), omdat hij mij berooft van uw bijzijn . Hij vroeg naar u en zei, dat hij met zeer veel achting van u door zekeren heer had horen spreken . ns buitenleven is geheel voor de meridiaan (zegt Hartog zo niet?) der stad berekend. ordeel, hoe mij dat smaakt! Tante is, in dit stuk, en in dit stuk ook alleen, du ton . Wig spreken evengoed als in de stad . Wij zijn comme itfaut, en in de namiddag maken wij ons tweede toilet . 0 Saartje, en dat in zulke heerlijke dagen, en op een plaats, die geheel en al buiten is Hetgeen gij mid nopens den heer Hendrik hebt toebetrouwd, verheugt mij ! Gij verdient zo een uitmuntend man . Hij verdient u ook ; maar gig zult ons immers niet spoedig verlaten? Zijn bedaardheid kan hem niet nadelig zijn bij een dame, die zulk een statige juffrouw Willis tot haar vriendin verkoos . Ja, Saartje, 't is toch verdrietig voor mij . U bemin ik met een onverdeeld hart : ik heb geen vriendin dan u ; en dat Naatje heeft zoveel deel in uw genegenheid, dat er voor arme Letje niet veel overschiet. Evenwel, dit is niet redelijk van mij ; ik weet, dat juffrouw Willis de voorrang verdient boven mid, die niets to uwen nutte kan aanbrengen of heeft aan to bieden, dan een hart, dat geheel vriendschap voor u is . Eilieve, laat Cootje mij eens schrijven, of hij ook betert in dit stuk : ik moet het weten . Mijn tante heeft een paar mandjes met fijne vruchten zelve ingepakt, om aan de waarde juffrouw Buigzaam to zenden : hoeveel achting heeft zij voor onze moederlijke vriendin! Groet ons Lotje : hier is een doosje met aardige schelpjes voor haar, om bij haar andere snuisterijen to doen : zij zal er zo mede in haar schik zijn. Ik heb uw almanakje stilletjes tegen het mijne verruild, om toch jets van u to hebben ; het mijne ligt in het groene kistje op ons toilet . Hoe dikwijls doorblader ik het, nu onder dit, dan weer dat voorwendsel . Zulke beuzelingen laten geen confidence toe ; maar zo wij alles, wat onze inbeelding in waarde aan duizend dingen bijzet, daar afnamen, hoeveel duizend dingen zouden dan geen beuzelingen zijn. Vaarwel, mijn dierbare, hartgeliefde vriendin! Hoe verlang ik om u
weder to zien! Doch ik moet niet ondankbaar zijn . Mijn tante maakt u haar compliment, en hoops de eer to hebben, om u deze zomer nog eens to zien . Altoos de Uwe, Le je Brunier
85e Brief: Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed Moederlijke Vriendin! Gij staat mij immers toe u dus to noemen? Mijn tante, die u van haar bizonderste hoogachting verzekert, laat u bedanken voor alles, waarin ik, tot mijn voordeel, zozeer veranderd ben : zij noemt mij een zeer gelukkig meisje : ach, zo noem ik mij zelve ook! Mijn tante bewondert uw besluit, om nimmer een nacht buiten uw huffs to zijn, ofschoon zij daardoor lijdt, want zij verlangt zeer naar't geluk om u hier to logeren . Zij hoops echter, op een lange zomerdag u, nevens uw en mijn Saartje to zien ; zij zal u met het openen der poort laten afhalen door haar zoon zelven, wijl oom zoveel zaken heeft . Zij zendt u deze fijne vruchten die zij hoops, das u genoeg zullen bevallen, om een tweede bezending to accepteren. 1k blijve, met de grootste achting en tederste erkentenis, Uw gehoorzame Dienares,
Le je Brunier
86e Brief : Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Geliefde Vriendin! De geweldige storm is gaan liggen : mijn hart wil, das ik u dus weder zal noemen ; ik volg die inspraak nogmaals . Uw brief vond ik des avonds, thuis komende, op mijn tafel : vol vreugd gaf ik mij nauwelijks de tijd 189
mid to ontkleden. Ik brak hem open ; ik las . Hemel! kon ik mijn ogen geloven? ik was zo ontsteld, das ik een glas water moest drinken, en beyond mij ook enige dagen zeer onpaslijk . Ik besloot die brief nooit to beantwoorden, mij nooit meer to bemoeien met iemand, die mij zo ongenadig had doorgestreken. Ik wist toch, das mijn oogmerk goed en mijn beginsel zorgvuldige liefde voor u was, en zag, das elk in de bekoorlijke zachtheid van uw aard deelde, behalve uw vriendin Willis . Saartje, zei ik, heeft nu vrienden, die beter met haar karakter stroken : zij denkt ook daarom, das zip haar meer beminnen dan ik . Toen vouwde ik de brief toe, en poogde u to vergeten . De volgende avond las ik hem echter eens weer, en vond hem toen minder bitter ; ik zag, das enige aanmerkingen gegrond, en alle uitdrukkingen niet zo ijselijk sterk waren, als ik eerst dacht . Ik zag er veel meer van het platje, 't welk vermaak schept in mid to kwellen, dan wel vinnige zetten in . 't Besluit bleef echter, mij niet meer met u to bemoeien, maar alles de tijd aan to bevelen . Daarop komen wig in gezelschap ener Gelderse dame ; mijn moeder vraagt haar of zij een juffrouw Buigzaam gekend heeft? 't Antwoord was : zeer bizonder, en ik heb zoveel achting voor das ongelukkige mens, das ik expres een reisje naar Amsterdam zal doen, alleen om haar eens, na vele jaren, weder to zien. Hierop deed zij mijn moeder een verhaal van de gehele adellijke familie, en das haar ouders de freule waarlijk ostgedwongen hadden om een zeer rijk, dock zeer ondeugend Indisch heer to trouwen ; das dit huwelijk zeer rampzalige gevolgen gehad had ; das mevrouw Spilgoed in alle opzichten een voorbeeld van deugd, van zedigheid, van geduld, zowel in haar huwelijk als in haar weduwstaat, geweest was, en zich thans fatsoenlijk geneerde, door het in de kost houden van ordentelijke juffrouwen, enz . Ik wenste, das ik u de aandoeningen van mijn hart op das ogenblik kon beschrijven. Ik had de refine onschuld verdacht, beledigd! Ik voelde dit in al zijn kracht . Waarlijk, was ik toen to Amsterdam geweest, ik zou terstond bij u gekomen zijn, en de uitmuntende vrouw om vergiffenis gebeden hebben : `Waarom deeds gig dit dan in geen brief?' vraagt gij . mdat ik to veel tijd had mij to bedenken . Is 't wel waarschijnlijk, vroeg ik (slapeloos in mijn bed liggend), das Saartje van mijn misdrijf iets zal gezegd hebben? Neen! ik zal dan een vrouw, die niet weer das ik haar beledigd heb, ontrusten, door haar om vergeving to bidden? Ik kreeg intussen geen brief, waaruit ik zou hebben kunnen opmaken, hoe het inderdaad was, en hoe gig er over dacht . 190
Ik miste u droevig : ik las en herlas al uw brieven, en ik hoopte telkens op nog een van u. Ik herlas de copijen der brieven, die ik geschreven had, ook die des laatsten, en vond, dat hij recht bitter was ; ik beschuldigde de stijl, niet mijn oogmerk, dat is en was zuiver . Er ontstonden zovele en zo strijdige aandoeningen in mijn ziel, dat ik, in spit en droefheid, enige tranen stortte, die bij grote druppels, evenals in een onweer, nedervielen. Daarop wat bedaard vloeiden zij bij zachte stromen ; mijn onstuimige droefheid werd stil en gelaten : de driften zwegen,'t licht der rede brak door : toen kon ik in mijn hart zien, en ontdekte, dat ik, in u to bestraffen, mijn hoofdgebrek to veel had opgevolgd ; dat ik streng en zelfs onbeschaafd gehandeld had ; dat ik, meer als een kribbige bedilster, dan wel als een minzame vriendin to werk gegaan was : kort gezegd, dat mijn engelachtige vriendin gelijk had. Meer hoefde niet : ik zag nu, dat het mijn plicht was aan u to schrijven . Weet de brave vrouw iets van't geen haar betreft? 0, ik zal haar alle vergoeding doen ; al wat gij maar eist zal ik doen . Meld mij dit toch . Wat verlang ik nu, dat gij deze alreeds hadt, dat ik reeds uw antwoord had! Waarom heb ik dus lang met schrijven gewacht? Nu, ik lijd er genoeg voor ; ik hoor niets van u . Wat hebt gij mij bittere waarheden gezegd! het zijn echter waarheden . Ja, zo is het juist bij mij geweest . 0 gij kenster van mijn hart, lieve Burgerhart, zend mij spoedig een brief; al was 't nog zo weinig regels, zend mij toch bericht van u . Laat mij toch weten, of gij nog aan mij denkt ; of gij mij nog bemint ; of gij wel zijt ; of al uw vrienden wel zijn? Kortom, meld mij alles wat u betreft . Hemel! ik wist niet, dat ik u zo teder beminde! Mijn moeder groet u met liefde en achting . Willem heeft haar een fraaie brief geschreven, en doer u minlijk groeten . Tante blijft zwak. Mijn vriend Smit is nog hier ; hij beveelt zich in uw vriendschap . Hij, noch mijn moeder, weten iets van 't gebeurde . Spaar mij ditmaal . Ik hoop dat gij thuis zijn zult, als de Gelderse dame aan uw huffs komt : zij is de gulheid en eenvoudigheid zelve ; en mijn moeder zegt, dat zij zeer veel verstand en wereldkennis heeft . Groet al uw huisgenoten voor Uw oprechte Vriendin, Anna Willis
I9I
87e Brief: Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuffrouw Aletta Brunier Lieve Juffrouw Letje! Dat mevrouw uw tante mij met haar goedkeuring vereert, is mij zeer aangenaam ; dat mijn waarde juffrouw Letje mij met achting en liefde gedenkt, streelt mij . Gij weer, mijn lief meisje, dat ik over mijn plichten zeer nauwkeurig denk, en dat het bij mij een zetregel is : zoveel goeds to doen, als met mijn zeer bekrompen vermogen uitvoerlijk is . Ja, mijn lief, u, nevens uw zusterlijke vriendin, het leven aangenaam to maken en tevens niets to verzuimen, wat u beiden eens in staat kan stellen, om hier reeds aanvankelijk gelukkig to zijn, dat is mijn beredeneerd oogmerk . De zoetheid en leerzaamheid van uw aard geven mij alle gelegenheid om dat oogmerk door to z etten. l k bid den goeden God, dat hij mijn plichtsbetrachting zegene, dat gij nooit aan mij dan met liefde zult denken. Ik heb in mijn leven nu eens zeer woelachtige, dan weer eens schitterende, dock meestal duistere tonelen bewandeld : maar de ondervinding heeft mij geleerd, `dat niets dan vrede met God en een gerust geweten ons kunnen opheffen boven de rampen des tijds ; dat alleen de vreze Gods ons in staat stelt om to zegepralen over onze bizondere zwakheden. Die to leren kennis is nodig, zal men die immer beteugelen.' Maar ik ben weer wat heel ernstig, ben ik niet ? Uw vriendin is vrolijkheid zelve, en echter zie ik, dat zij u mist! 0 mijn lief meisje, komt spoedig weer, zo gij kunt ; evenwel, handel naar welgevallen. Bedank mevrouw uw tante voor de excellence vruchten : ik zal bij gelegenheid gaarne eens gebruik maken van haar beleefde uitnodiging . Daar komt Burgerhartje, om mijn brief in de hare to s luiten. lk omhels u met tederheid, en ben Uw ware Vriendin,
Maria Buigzaam Wed . Spilgoed
192
88e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Aletta Brunier Chere Letje! Wel kind, was heb je me daar evenwel een lief en verstandig briefje geschreven! Kan ik bet niet nog meer prijzen? want al de lof, die ik u geef als een puntige schrijfster, krijg ik immers met interest terug? Van mij hebt gij imrners alles geleerd ; zei gij zo niet, hartjelief? Beliefs mijn Letje nu wel eens geheel aandacht, ja maar ook geheel onderworpen to zijn? ch, ik heb mijn woord gegeven! Zulk een aandrang kon mijn arm, zwak hart niet weerstaan. Gij weet, was ik u toevertrouwd heb? Gij kept mijn achting voor de beer Edeling . Gij weet (of mogelijk weet gij 't niet, want weet ik juist zo degeheime historie van uw hart?) das achting natuurlijkerwijze in vriendschap, en vriendschap heel gemakkelijk in liefde kan overgaan? Hieruit zult gij kunnen opmaken, das bet mij onmogelijk was, ons Lotje een verzoekje to weigeren . `Daar heb ik u schoon beet,' zegt mijn voogd, en dan lacht de goede man, das hij schatert : nu iets ernstigers! Gisterenvoormiddag ging mijn aangenomen docbter met de kousjes, die ik onze Klaartje had laten wassen en opstrijken, naar oom Dirk . 's Middags niet to huffs ; days een goed teken, zei ik . Te zeven ure werd de sloof met een sleedje thuisgebracht ; zij kwam blijmoedig de zaal op . Nauwelijks had zij ons gegroet, of aan't uithalen van haar zakken . ud en nieuw kwam to voorschijn : chocolaadjes, uleveltjes, banker, twee grote kluwen fijne wol, om voor oom kousen to breien, een pakje wol, dikke breinaalden, een doosje met wissewasjes . . . Zij presenteerde ons van de snoeperij : wij namen elk een chocolaadje, maar de savante bedankte met een hele vieze tronie : `Ikproef nooit zulk goed.' Lotje was zo raar en had zulke kluchtige zetten, das Hartog zelve lachen moest . Waarlijk, lief, ik geloof das zij meer is uitgeblust of overdrommeld, dan wel das zij van natuur zo geheel misdeeld is . Ziet gij we!, das ik veel edelmoediger ben, dan de meeste doctoren, die de ziekten hunner lijders vergroten, om des to meer wonderen in bet herstellen aan de dag to brengen? ch, zodra zij mijn patience geworden is, heb ik gezien, hoe zij minder ver verzeild was, dan ik gevreesd had . Zij verhaalde ons, das zij uitnemend vriendelijk was ontvangen ; en das zij vrijheid had om een '93
taffen sak to kopen, dock das zij een der juffrouwen zou verzoeken om met haar to gaan . Zij had ook haar speldegeld, en nog twee ducaten extra gekregen ; nu vroeg zij mij, of ik de taf wilde kopen? das ik met een : gaarne lieve Lotje, beantwoordde. Toen zij met mij (want zij slaapt nu in mijn paviljoen, en ik slaap in het uwe, tot gij weer thuis zijt) boven was, gaf zij mij de twee ducaten, die zij geleend had : ik nam die ook, dock alleen om haar eens weer to helpen, want ik vrees, das de duiten spoedig zullen wandelen. Kon ik haar das ook beduiden! Nu, alles met de tijd ; ik moet niet to veel gelijk doen . Mijn compliment aan mevrouw uw tante. Houd uw neef maar ; ik weet met al mijn vrijers haast geen weg meer ; vooral kom spoedig bij Uw seder liefhebbende Burgerhart
89e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde Willis! Victorie! victorie! mijn vriendin is terecht . Ik heb haar weergevonden! hits, loop, draaf, vlieg met dit pakket ten eerste naar de post : - zo zal ik binnen weinige ogenblikken zeggen ; want ik sta zo met mijn handschoenen al aan, om met Lotje uit to lopen . Kortjes dan. Lees de nevensgaande, een, twee, drie, vier brieven, en oordeel, of ik misnoegd op u ben ; dit alleen nog : de waarde dame weer niets, haar betreffende . Ergo zwijgen is 't woodd. Met ons zal 't wel schikken : hoe zegt vader Cats? Alschoon goe vrienden kijven, Zij zullen vrienden blijven. Adie, lieve Willis! mhels uw dierbare moeder voor mij, groet mijn Wimpje, en weer, das gij geacht en bemind words door Sara Burgerhart '94
9oe Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Aletta Brunier Chere Letje! Hoe vaart gig, mijn Liefde? Hoe diverteert gij u? Denkt gij wel eens aan uw vriendin? Terwijl gij mid deze drie diepe aandacht eisende vragen, op uw gemak oplost, of beantwoordt, zal ik pou r passer le temps, u dit volgende schrijven . `Dit volgende zegt gij ; was volgende?' - Bemoei u met de oplossing uwer eigen vragen (of mijner vragen aan u, zo ge wilt) ; ik blief van u, mejuffrouw, zo nietgehartogd to worden ; en in alle geval, gij zult het, dit volgende, immers aanstonds lezen? We!, 't is of Heintje ik, niet Heintje Edeling, das is nog zo ver niet Heintje, neen, deftig, zoals de hele man zelf is, mijnheer Edeling - of Heintje er mee speelt ; want geen half kwartier uurs was ik, met mijn dochter Lotje, bij de juffers geweest om een sak voor haar to kopen, of de heer R. kwam in. Mon homtne was opgetogen over deze heureuse rencontre l Hij praat, weet gig, aangenaam genoeg, en hij vroeg spoedig naar m on amie, die hij noemde une charmante dame . Dat's voor uw rekening, Letje . Vriendelijke verzoeken om, zo ik niets verzuimde, nog was to vertoeven, aanhouding van mijn dochter, om nog was to blijven, wijl zij zich met kon verzadigen in het kijken en gluren naar kistjes en doosjes en kassen, vol heerlijke beuzelingen : alles werd bekeken, bewonderd ; met een woord, verbeeld u een klein meisje das met moeder voor 't eerst eens voor een poppenkraam, of daar men speelgoed verkoopt, gebracht words ; das zijn oogjes wild opendoet, beide de vuistjes uitsteekt, en roept, en kraait, en hippelt, en alles wil hebben ; dan hebt gij een natuurlijk afbeeldsel van Lotje . De heer R . deed haar een fraaie snuifdoos present : ik excuseerde mij met to zeggen, `das ik niet snoof, en nimmer presenter aannam .' Lotje is somwijlen nog slim ook ; zij hield zich, alsof zip dit laatste niet hoorde ; en nu is zij zo wijs met die dons, das het niet to zeggen is . Alle ogenblikken words zij uit het papier genomen, bekeken, met een slip van een zakdoek gewreven en, met de beminnelijkste vergenoeging op haar goedaardig grof gelaat, beschouwd! Het spijt mij, das oom Dirks kousen nog niet verder zijn, dan het boordje : nu, 't zal wel was bedaren, en antlers moet ik er mij mee moeien . '95
Wij dronken thee : de heer R. en de juffrouwen spraken van zeker boek van Bitaube, genaamd Jose] als van een der fraaiste werken, die onlangs in 't licht gekomen waren . Hij haalde er enige treffende passages van aan . Dit wekte mijn nieuwsgierigheid op om het, zo ras ik thuiskwam, to laten halen . Hij merkte dit, en haalde een in marokijn gebonden exemplaar uit zijn zak, dat hij mij aanbood : hij had het zo van den binder en passant meegenomen.1k vond dit wel beleefd, en oordeelde dat het zeer gemaakt in mij zijn zou, iets of to wizen, waarnaar ik verlangde, en dat mij zo heus aangeboden w erd . l k boog, en zei, dat ik het met veel vermaak zou lezen . Hierop stak hij het in zijn zak, zeggende : `ik zal de eer hebben om de dames thuis to brengen, en dan het boek overgeven .' Liefst had ik dit niet, maar, dewijl ik geen reden daarvan kon geven, moest ik dit zo laten doorgaan. Hij bracht ons thuis, niet langs de kortste weg : wij ontmoetten den deftigen Edeling, die ons beleefd groette, en, horende dat wij naar huffs gingen, ons derwaarts verzelde. Zo kwamen wij dan daar aan en traden in de zijkamer, alwaar onze vriendin met juffrouw Hartog alleen zat . De laatste las, de eerste naaide, en ik geloof, dat er veel woorden gewisseld waren. Hartog scheen zeer bekend met de heer R . ; er was een drukte nog eens zo! allemaal onze eerste lui, onze atricii (verstaat gij dit woord, Letje? ik zal't u wel eens uitleggen) ; over de laatste assembles ; over een gevalletje aan de speeltafel met de gravin X ., over les belles lettres ; over Voltaire, d'Alembert, des Clairauts, en nog wie west waar al meer van . De heer Edeling sprak nu en dan ook een woord, dock de savants sloeg er geen acht op ; en de heer R. was to beschaafd om haar voorbeeld to volgen : hid had het dus heel druk . nderwijl verhaalde ik stilletjes aan onze lieve mama, dat R. zo sen fraai boek voor ons meegebracht had, haar hetzelve noemende . `1k wou,' zei ik, `dat die babbelpartij maar ophield, en dat ik het boek maar had : 't is zo fraai!' `Kom,' zei Lotje, `ik zalje wel helpen : ik heb dat boek ook van Josep ;'t is heel mooi en ik lees er veel in, als ik naar bed ga .' (flier volgt het gesprek ; ik achter de stoel van de waarde vrouw, wat over haar heen ziende . Lotje tegen de commode staande . Edeling zei, dat wij een fraai groepje maakten, en kon zijn ogen, schijnt het, nergens anders werk geven.) 1k : Wat zegt gij, Lotje, hebt gig dat boek, en hebt gij er ons niets van gezegd ? foei, days geniepig . Lo je : 1k dacht, dat het al oud vuil was bij de juffrouwen, want ik heb het al wat gehad ; och Heer, anders was 't wel tot uw dienst . 196
(Juffrouw Buigzaam en ik keken elkander aan of we zeggen wilden : `hoe! heeft Lo je dat boek van Bitaube?') Juffrouw Buigzaam : En wie is de auteur juffrouw Lotje? Lo je : Ja, dat weet ik niet ; maar het is wel hetzelfde boek van Josep, en
het is heel mooi ; maar ik word nooit geloofd, en daarom zwijg ik dikwijls. Ik : Lieve Lotje, ik bid u, haal het boek, opdat juffrouw Buigzaam het aanstonds zie . En nu geef ik u, mijn lieve Letje, eens in ernstig en gemoedelijk overwegen, met welk een boek het goeje schaap afkwam! Doch, al hadt gij de wijsheid der Egyptische tovenaren, die van de Endorse kol,* die van Lodippe (ons door vader Cats zo aardig beschreven),ja, al hadt gij de kaart leren leggen bij den drommel op Marken ; al waart gij een Hartog in het oplossen van meet- en stelkundige voorstellen, gij zoudt het nog niet raden ; hoor dan de titel : `Josephs drouv, end bli einded spel, niet min stichtelijk, als drouv en vermakelick om to lezen : in dry bisondere spelen vervat, door A . G . Grows . Gedrukt to Groningen, 1721 .' N .B . op de regel : All schoon de nijd met pijlen schiet, God 't all ten best to schikken wiet,
Het eerst Die! heeft zes-en-twintig personen en vijf choren : met dit a gouverno (men kan het toneel plaatsen waar men wil, vermits men doorgaans geen vaste plaats heeft .) Het boek zelf is gedrukt met een zwarte, stichtelijke, rechtzinnige predikatie-letter . Wij zagen elkander aan, dock zwegen om het overige gezelschap . nderwijl viel mijn oog op een passage, daar Josep hans spreekt, zeggende : bonjour mevrouw otifars ; en op nog een daar otifar tegen zijn hansworst zegt : halt mi den smaul. Toen barstte ik in lachen wit ; en de goede vrouw, die ik dit inluisterde, lachte zo hartelijk, als ik nog nooit hoorde. Dit trok de aandacht der overigen :juffrouw Hartog moest lijden, dat beide heren, schoon zij nog niet wisten waarom, mede lachten. De heer R. : Een nieuw amusant werkje, mevrouw Buigzaam ? Juffrouw Buigzaam : Niet heel nieuw, maar echter ongemeen genoeg ; de Historie van Josep, door een Crows ; dat stoute meisje, op mj wjzende, heeft altoos was potsigs. Dit deed de lieve vrouw om Lotje to sparen ; maar het ging Lotjes kroon to na, schijnt het, want zij zei heel deftig : ` ardonneer 197
mij ; 't is mijn boek, en Juffrouw Burgerhart heeft het nooit gezien .' Ik gaf het aan Edeling, die weldra ook passages vond, welke hem deden lachen ; zo ook de heer R., die het een meesterstuk in zijn snort noemde, en een rol heel eigenaardig van Mus (de gek van Joseps historie) oplas . Enfin, Letje, wij bleven zoal praten van 't een op het ander ; en Saartje gaf het haar in de algemene conversatieuitgift, comme it faut. Uw broer kwam in, bracht een brief voor u, en bleef ook zitten . Eindelijk hoorden de heren, das hits de tafel dekte ; zij stonden op, en mars gingen de lefjonkers . Is de heer R ., vroeg ik aan onze vriendin, niet een beschaafd, geestig man? Juffrouw Buigzaam : Dat erken ik ; maar, mijn lieve Saartje, hoe komt het toch, das hij mij niet gevalt? ik begrijp das niet! Ik : En ik begrijp het wel. De heer Edeling is zozeer uw gunsteling, das er voor geen ander bij to komen is . Juffrouw Buigzaam : Zou das wel zo zijn? Waarom vind ik dan Brunier niet alleen niet minder, maar beter dan voorheen? Ik : Juist omdat uw gunsteling hem tot een beter mens maakt ;'t is zijn werk ; ergo! maar zeker, hebt gij iets tegen den heer R .? Juffrouw Buigzaam : Ja, Saartjelief, ik heb iets tegen dien man, was, weet ik zelf niet . 1k : Zit gij nu wel rechtvaardig en menslievend? Juffrouw Buiczaam : Ge hebt recht om mij dit to vragen ; want, waarlijk, mijn gewaarwording is zo duister! 1k beken, das het een opvatting zijn kan . Hij heeft ook al vrij veel met u, aan 't venster staande, gesproken en ook zeer zacht. 1k : ch,'t gewone praatje : que vous etes belle! que je vous adore! en zo, was er meer volgt . Jufrouw Buigzaam : Engel van een meisje! zie wel toe . Hij is een man van hoge geboorte en heeft schatten : laat hij u niet was wijs maken . (Ik u'erd rood). Gij words rood, mijn liefde! Ik : Dat is ook zo ; want kan ik het helpen, das er zulke knapen zijn, die mij maar was wijsmaken? 0, ik zie das gij mij niet kept! Denkt gij das ik zulke snappers de eer aandoe, om immer in 't geheugen to houden was zij mij voorgonzen? Juf`rouw Buigzaarn : De heer Edeling is een geheel ander man, en die bemint u waarlijk. 1k : Beide stem ik toe ; maar hoeveel achting ik ook heb voor dien braven 198
man, ik bemin hem niet ; ik bemin geen man op de hele wereld dan mijn voogd ; nu, hij zal ook fraaie manchetten hebben . Juffrouww Butczaam : Wilt gij niet eens ernstig zijn? 1k : Geheel ernst, geheel aandacht, geheel - al was gij maar wilt (ik kuste haar hand). Ji ffrouw BuiQzaam : Hebt gij den heer Edeling afgewezen?
1k : We!, niet anders dan ik u gezegd heb ; maar, als de man nu op hoop tegen hoop can wil boegseren, kan ik das beletten? Juffrouw Buigzaatn : Hebt gij jets tegen den waardigen man, eilieve, zeg het mij eens! 1k : Wel, zoveel zelfs niet als er op de punt van een pennemes zou kunnen liggen ; maar beminnen? 0 point, point. Ik leef hier al to gelukkig ; ik blijf bij u zolang ik leef. Juffrouw Buigzaam : Zal de heer Edeling u dan ongelukkig maken? 1k : Niet, tenzij ik het er naar maakte . Hoor, de heer Edeling is in mijn ogen zulk een achtenswaardig man, das ik hem eigenlijk niet zou kunnen of durven beminnen ; op mijn woord (ik schaam het mij ook haast to zeggen), ik heb meer eerbied voor hem, dan voor mijn goedaardigen voogd. Juffrouw Bui~zaarn : Hoe is das mogelijk? We!, me dunks, de heer Edeling is een recht beminnelijk man ; zijn ernstig gelaat heldert gedurig op door een zachte glimlach ; en wie, denkt gij, vindt zoveel smack in uw vernuft? 1k : Vlei mij met! Ik ben geen vrouw voor zo een man . Zie, als ik nu eens getrouwd was, zou ik mijn man zo liefhebben, geloof ik, das ik, buiten hem to kwellen en to liefkozen, niet zou kunnen leven ; en op beide zou zo een deftig man weinig gesteld zijn . Hij zou mij voor een dartel wijfje, en ik hem voor een rechten Joris Steiloor aanzien . 0, dat zou een pret zijn om dol to worden! Neen : laat hij u nemen, dan zult gij beiden even gelukkig zijn, en laat mij, zonder met Cupido in enig verschil to raken, mijn wepje (zegt tame) zoetsappigjes afkuieren . Juffrouw Buigzaarn : Weet gij was, liefde? zo ik de jaren van u had, en de heer Hendrik beminde mij, zoals hij u bemint, geloof mij, das ik hem nemen zou . 1k : Gij zoudt niet, dan op een voorwaarde . Juffrouw Bui zaarn : En welke voorwaarde? 1k : Dat gij, bij mijn jaren en zijn liefde, die wijsheid bezat, die gij nu hebt, anders zoudt gij 't niet een zier beter maken, dan ik nu . '99
Juffrouw Buigzaam : Vindt gij ook meer behagen in den heer R ., genomen das hij u insgelijks beminde?
1k : Dat kan ik nog al zo niet zeggen : maar ik heb geen reden, dunks mij, om met een van beiden iets op to hebben, omdat ik geen oogmerk heb
om van hun overtollige beleefdheid immer gebruik to maker. De heer R. behandelt mij met een achting, en sevens op zulk een verplichtende wijs, das ik, tenzij gij er iets wettigs tegen heb, mij ook geengageerd heb
om morgen een nieuw stuk to zien spelen : hij heeft u insgelijks verzocht, maar ik heb gezegd das ik niet geloofde, das gij meegaan zoudt .
Juffrouw Buigzaam : Wel, ik weet het niet, zou ik eens van de partij zijn? ik heb opinie, das dit stuk treffelijk zijn zal : als ik redelijk wel ben, zal ik meegaan .
1k : 0, was zijt gij een verplichtende vriendin! Juffrouw Bui zaam : Mijn liefde voor u doer mij veel doen.
Zeg vrij mijn zorg, viel ik haar in, haar met eerbied omhelzende, en een kus gevende . Ziedaar, Letjelief, dit moest ik u schrijven . Nu heb ik geen ogenblik tijd
m eer. l k moet mij nog opdrillen ; Blondel staat reeds naar mij to wachten om mij to kappen . Duizend groeten van
Uw eigen
Saarje
9ie Brief: de Heer R. aan den Heer G . Vriend Jan! Hoe dikwijls, jou lompe kerel, zal ik u dan moeten zeggen, das mij alles verveelt, en gig met uw weergase apenkuren, kwakzalversloopjes, en
zotte uitnodiging, met een paar onzer lievertjes, nog wel het allermeest? Wat kan ik, arme duivel, doen ; waarom denken, dan aan de bevalligste
meid, die ooit met een paar schone ogen de halve wereld in oproer
bracht? - Gek, ja stapel zot ben ik naar haar ; en ik moet mijn rol van huichelaar spelen, om haar ooit zo nabij to komen, das ik haar kan influis-
teren : ik bemin u . Vrouwen, vrouwen, was staat er niet voor uw rekening! Nu, wij zullen afrekenen, mijn trots meisje! das `ik snuff niet ; ik neem nooit presenter aan,' zult gij mij betalen . Dit is de eerste oorvijg, welke mijn eigenliefde, die waarlijk tegen de uwe wel opmag, nog ooit 200
van een schone hand ontving . En ben ik niet een schone vent? Kan ik met beuzelen met de zottinnetjes? redeneren met de wijsneusjes? Erger ik ooit een vrouw, die achting verdient, door het allerminste dubbelzinmg woord ? Sloeg ik ooit taal uit, die blozen doer (ook maar welstaanshalve?) Er moet cen eind aan komen : zo leef ik eigenlijk niet. Maar welk een einde? Vraagt gij das, lichtmis? 1k, een man van geboorte, van middelen ; zij, een burgermeisje, met een stuiver goed? Gij zijt een driedubbele uilskop, of gij wilt mij aan 't praten krijgen . Trouwen? Zijt gij dan razend dol? 1k zal, denk ik, tot zulk een disperaat uiterste nooit komen. Vr jheid is de prikkel der liefde : dit weet gij is mijn spreuk . Als mijn maitres zal zij Sultane favorite zijn ; maar mijn wijf! Wel foei! Ziedaar, das was al reden genoeg, bij un homme de mon gout, om haar ondragelijk to vinden. Trouw gig haar over een maand of vier . Zolang, dunks mij, zal ik haar beminnen kunnen ; en gij zult mijn genietingen nieuw levers kunnen bijzetten, door mij die dan was moeilijk to makers . Gij weet wel, `das een lichtmis geen recht heeft op een eerlijke vrouw .' Nu, gia hebt haar eens gezien ; maar ik verdelg u van de aardbodem, zo gij haar in 't eerste half jaar weerziet . 0 liefde, liefde! maar welk een deugniet ik ook omtrent de vrouwen ben, ik zal mijn drift die alleen op mijn eigen geluk uitloopt, met uw gewijde naam niet opkwikken! Zotte vooroordelen! Krassen in de lei door een bigotte praeceptor daarin gekrauwd, anders niet. Hoe zegt mijn Hartog :geluk is deugd. Wel zie, Jan, was zij zo lelijk niet, ik gaf haar nog de een of andere keer een kus voor dit zedekundig regeltje . Laten wij toch ons geloof als heiden beleven en den duivel niet voor niets dienen . Nu, mijn koets staat gereed ; ik ga haar halen : de dame, daar zij bij logeert, heb ik ook door haar verzocht . 0 ik weet we!, das die niet uitgaat op zulke partijtjes! En de malle meid, die er bij was, ook : flu, das bruit nog was heen. Ik weet al, hoe ik met haar moet omgaan! Zij zal bukken voor mij, dien zij niet vreest . Mogelijk vorder ik in de laatste vijf uren reeds merkelijk. Tiers uren, des avonds lk ben woedend, ik zoek met de hele wereld ruzie ; ik raas op hilips, of ik dronken ben, en zou u zeer graag bij mij hebben om u helder of to rossen! 0 gij, verachtelijke slaaf mijner vermaken, die om een fraai kleed en een goede maaltijd voor mid kruipt! Wat is er flu weer to doers? vraagt gig, met het air van een berooiden verkwister : zwijg en luister . 201
Geheel opgetogen reed ik naar haar toe, werd zeer beleefd door de weduwe in de zijkamer begroet ; zij zeide mij, `dat zij van mijn beleefdheid gebruik zou maken, dewijl zij meende, dat het Treurspel voortreffelijk zijn zou, de lectuur daarvan had haar zeer voldaan .' Hier jij, Rembrandt, grote afbeelder van ons door driften bezield gelaat! Schilder mij op dat tempo . Mijn bloed steeg mij naar 't hoofd ; ik had trekkingen op mijn hersens . Zulk een schok . . . zulk een teleurstelling . . . Zij merkte het met ; 't was alles als een bliksemstraal . Ik herstelde mij voort, en, mijn hand even aan mijn lippen brengende, bong ik eerbiedig, haar dankende voor de eer, mij aangedaan. En ziedaar! daar kwam de eigene zuster der drie gratien, geheel vrolijk, geheel leven, geheel ziel, keurlijk gekapt, en op een edele wijs eenvoudig gekleed, aanzweven . Ik hielp de dames in de koets ; en toen ik er bid was, sprong haar knecht bij de mijne achterop . Mijn loge alleen was nog ledig ; alle ogen waren op ons . De weduwe is niet jong meer, maar waarlijk nog een zeer schone vrouw . Mijn wicht? Nu, gij hebt haar gezien. En de malle meid is ook niet lelijk . De drommel, Jan, wat moest ik op mijn hoede zijn! De weduwe . . . ik weet het niet, maar mid dacht, dat zip, ongemerkt kwasie, al mijn bewegingen gadesloeg . Ik durfde waarachtig geen dier kunstjes gebruiken, die wij altoos eerst to werk stellen om eens hoogte to nemen . Er was niet op, als met deze slechte kaart zo goed to spelen als ik kon ; en ik hou mij voor een domkop, zo ik de weduwe, indien die al een galg in 't oog* mocht hebben, niet bedrogen heb . Ik sprak meest met haar, en zoals ik altoos tegen fatsoenlijke vrouwen spreek . Wij reden met mijn koets terug, en de bevalligheid uit de koets helpende, drukte ik haar hand, dock ik kreeg geen antwoord. Is dat to verdragen? Ik nam beleefd, in de zijkamer, afscheid, ootmoedig biddende om de eer to mogen hebben van de dames mijn compliment to maken . Kent gig Hemn Edeling? Maar waar zou zulk een jakhals als gij, zo een stijven Jorden als hij (die echter een eerlijk man is, hoor ik) toch ooit gezien hebben? Hij schijnt een vriend der weduwe to zijn . . . Zwijg, zeg ik u ; ik wil er niet van horen! Laat hij 't hart hebben! Maar geen nood, al stond Belzebub zelf naar haar huwelijk, die duizend-kunstenaar zou mij haar niet ontnemen . Ik heb cooed, Jan. En wat nu? Ik moet haar alleen zien to krijgen! Kan ik echter voor nog een teleurstelling mij beveiligen? Fortuin helps de stoute. Daar zijn weer tien dukaten rekel. Kom morgenochtend hier, zo ras gij deze gelezen hebt, en breng hem met u, of ik laat u aan a zelf over .
R.
202
92e Brief: de Heer Hendrik Edeling aan Mejuifrouw Sara Burgerhart Mijn Waardste! Ik ben tweemaal vergeefs aan uw huis geweest . Eens waart gij met den heer R. naar de Comedie, en nu zeide Frits, had hij u en de waardige vrouw naar de Franse kerk gebracht. Hoe smart mij deze teleurstelling! Ik moet, voor ettelijke dagen, om zaken van veel aangelegenheid van huis ; en hoe vurig verlangde ik om in persoon afscheid to nemen van u, die ik teder en met de grootste achting bemin ; van u, die mij een dus lang onbekende neiging hebt ingeboezemd! Ik moet vertrekken, de paarden worden reeds gezadeld . 0 mocht ik durven hopen op de gunst van haar, die mij dierbaarder is dan mijn leven! Indien ik niet voorzag, dat wij beiden gelukkig zouden zijn, ik zou u niet lastig vallen met mijn bezoeken. Maar, helaas ! Ik vrees, dat ik de man uwer verkiezing niet ben, - niet worden kan! Evenwel, gij vereert mij met uw achting ; gij noemt mid uw vriend . Wie u ook van zijn liefde moge verzekeren, en welk een brillant lot men u moge aanbieden, uw Edeling bemint u meer, dan iemand u kan beminnen. Ik ken uw waarde, uw bevallig beeld zweeft mij altoos voor de geest . Wat zal mijn leven, wat zullen mijn goederen zijn, zonder u, o mijn zielsbeminde? Ik zal hopen! Uw hart is immers nog vrij ? Zult gij mij niet verachten, als ik u zeg, dat ik den heer R . niet meer dulden kan? Maar een liefde als de mijne is zo teder als oprecht ; en kan ik het denkbeeld dragen, dat hij uw hand vat! Maar gij kept de liefde niet . . . Ik zal dus niet langer nonsens schrijven. Groet de uitmuntende vrouw en geloof dat ik, met de grootste achting en hartroerendste genegenheid ben, Uw
Hendrik Edeling
203
93e Brief: de Heer Jacob Brunier aan Mejuffrouw Aletta Brunier Mijn beste Letje! Hoe ongevallig is het voor mij, u niet to zien! en nu durf ik ook zo dikwijls niet aanlopen. Hoe gelukkig ben ik in de vriendschap van den brayen heer Edeling! mijn pogingen om hem aangenaam to zijn, doen mij reeds een geheel ander plan van leven vormen . Ik schaam mij nu waarlijk over mijne dus lang beuzelachtige smack, die mij tot een bagatel voor de dames, en tot spot van eenvoudige, mannelijke deugd stelde . l k schaam mij over de wanhebbelijkheid, waarin gij mijn kamer eens gevonden hebt, over dat verkwistend air, doorstralende in het verwaarlozen mijner k leren. l k schaam mij over de slechte prullen, die ik placht to lezen. Nu, ik heb die ook al weggedaan, en lees thans werken, die Hendrik in zijn boekenkast met genoegen een plaats geeft . `Kootje,' zegt de brave man, `gij zijt een goedaardige jongen, gij hebt meer verstand dat gij zelf weet ; gij moet uw fortuin maken : verzuim dan niet, uw tijd wel to besteden. Al wat ik tot uw nut of vermaak doen kan, wil ik doen . Ik geef u mijn vriendschap .' 0 mijn Letje! lk hoop, ik wens, dat de Hemel hem hierom zegene met de vrouw, die hij bemint, en waarop ik eens de gekheid had van pretensie to maken . Alle dag, als het enigszins mogelijk is, spreek ik hem : en ga altoos met het een of andere nutte denkbeeld terug . Hij is uit de stad, of gaat tenminste uit de stad. Gaarne zou hij mij medegenomen hebben ; dock mijn ambt laat dit niet toe, en vigeleren is de zaak . Mijn compliment aan oom en tante, en aan neefJan. De vriendin mijner zuster zal mij niet altoos voor een gek houden ; haar Edeling zal mij ook eens haar vriendschap waardig maken . - Vaarwel zusjelief! - ik bemin u recht hartelijk.
Jacob Brunier
204
94e Brief: Mejuffrouw Cornelia Hartog aan Mejuffrouw Wilhelmina van Kwastama Andere Mijzelf! Het noodlot kant zich tegen mijn hoop . Tevergeefs heb ik op onze muziekpartij, als een Esscher de viool gespeeld . Ik werd toegejuicht! Ja! maar't voldoet mij niet . Beleefd, koel beleefd, meer niet was de hande1mg van hem, dien ik, in spijt van mijzelven, bemin . 0! hij is een dier lage zielen, die in hun vrouwen de verstandige meerderheid niet kunnen dulden. Een fraai, geestig beuzelaarster, ziedaar, dit bekoort hem ; zijn ogen spreken : ik versta die taal . En dewijl zij geen kracht van vernuft heeft, das haar boven de gewone vooroordelen kan verheffen, heeft zij veel eerbied voor 't geen men godsdienst noemt . Godsdienst, ma chere Van Kwastama, is al zo voordelig om de mannelijke overmacht to handhaven, als om een geheel yolk, ten gevalle van een dwingeland, in slaafse boeien to kluisteren . f Edeling zelf geloof aan die sprookjes heeft, weet ik nog niet ; hij wends het voor ; en is dit zo, dan heeft hij zomin verstand als moed genoeg om van de onzen to zijn : gebrek aan moed in een man maakt, das wig hem beneden onze aandacht moeten beschouwen . Zou hij ook een R. zijn, die er voor uitkomt : das elk yolk zowel zjn godsdienst
als wetten moet hebben, en das hij, in Turkje levende, een jverig Muzelman zjn zou? lk ga, weet gij, zeer naarstig to kerk, en vermaak mij met de
beuzelingen, die ik hoor, zowel als met het volkje das toeluistert . Het decorum moet bewaard . Zou ik mij hierom brouilleren? days de pijn niet waardig . 0 die hatelijke Burgerhart! zoudt gij 't geloven, ma chere Van Kwastama, das zij mij zelfs niet spaart! nu : Een hooggeboren ziel peinst vast op stille wrack . Gij weet niet was het mij kostte, om op die avond, das wij gemusiceerd hadden, mijn spijt to verbergen : ik wond mijzelve op tot de hoogste soon der vrolijkheid, die ik bereiken kon, omdat anders mijn lijden zichtbaar zou geweest zijn . Ik moest de belediging niet schijnen to voelen, omdat ik die niet kon straffen . Na ons collation, keuzelde hij als een rechte beuzelaar met de juffrouwen . Maar, geloof mij, ik heb altoos
zos
gemeend, dat Buigzaam meer verstand had, dan u uit het volgende gesprek zal blijken, dat zij heeft . Edeling verhaalde, dat iemand, hem bekend, een ander, met nadeel voor zichzelven, uit een dringende nood gered had, nadat een derde, die de vriend des ongelukkigen was, zulks geweigerd had . `Dar's een mensenvriend', riepen de mallootjes ; of days edel, zei Buigzaam. Ik : En waarom is die man meer een mensenvriend dan hij die 't weigerde? Edeling : Niemand is beter in staat dan gij, mejuffrouw, om die vraag op to lossen . Ik : m diezelfde reden, als waarom men alle dingen onderscheiden benamingen geeft . Bijvoorbeeld : gij zijt een wezen, flat men mens, flit flier is er een, flat men kat, en die machine is iets flat men pendule noemt . Edeling : Het stond beiden vrij, deze daad al of niet to doen ; maar het staat met aan mj om een pendule, noch aan poesje om een mens to worden . Ik : Zo de weigeraar op flat tempo juist zo was bewerkt, als hid, die den man redde, hij zou hem ook gered hebben ; het blijkt dus, flat de voortzettende kracht to flauw was in het daarstellen van flat gewrocht : of liever, de natuur zou hem die erenaam bezorgd hebben . Nu is flit zo niet ; is hij to beschuldigen? Is het't hour zijn schuld, flat men er nu eens een fauteuil, dan eens een kabinet van maakt ? Buigzaam : Zion wig slechts werktuigen, mejuffrouw? Ik : Ja, en wel van een eeuwig noodlot . Alles is bepaald, en wig zowel als alles buiten ons . Vrijheid is een kunstwoord ; meer niet. De hand, die zich uitstrekt om mij to beroven, kan zich zomin terugtrekken, als de hand, die zich uitstrekt om to zegenen . Buigzaam : En waarom ontwijkt gij dan de rovende, en grijpt naar de zegenende hand? Ik : Zip, die een waarom der dingen stellen, mogen u flit oplossen . Ik zeg, flat ik juist (het blijkt immers) niet anders doen kan . Ik moet hem ook straffen, die mij het mijne ontneemt, hij doer onrechtvaardig. En, zo het noodlot alle stervelingen tot moord en geweld aandreef, ik beken, flat het er in deze wereld zeer slecht zou uitzien . Maar wig zien het tegendeel, en alles gaat tamelijk goed . Edeling : Gij hebt, mejuffrouw, ons nu zoveel gezegd van een noodlot ; wat is flit noodlot, bid ik u ? Ik : De noodzakelijkheid, waardoor alles juist zo is als het is, en niet anders zijn kan. 206
Buigzaam : Is deze definitie wel in orde? Edeling : Goed! maar wie bestiert het noodlot? Ik : Een dwaze vraag mijnheer Edeling . Edeling : Mogelijk niet zo heel dwaas . Kan ik zeggen, dat niets deze tafel
hier bracht ? Ik : Mijn jets is dat noodlot, zeg ik immers . Stelt gij een eeuwig verstand, dat volmaakt goed is, en alles vormde en bestiert ; ei, wees dan zo goed, en los mij eens op, van waar alle wanorder? alle zogenaamd zedelijk, en alle waarljk voelbaar natuurlijk kwaad? Burgerhart : Laatst hebt gij beweerd, dat de deugd in zichzelve genoegzaam was . Laten de mensen dan deugdzaam zijn, dan zijn, voor hen tenminste, deze beide kwalen dragelijk . Ik : Zeer wel gezegd : zo zij maar kunnen . Buigzaam : Kunnen! zo dit buiten ons is, waartoe dan dat hooggeroemde boek? waartoe prijst men ons middelen aan, die buiten ons bereik zijn? Edeling : Wat noemt gij, mejuffrouw, deugd?
Ik : `Dees onderscheiden naam geeft ieder aan zjn wensen . Het schrander staatsbeleid formeert de deugd der mensen .'
Het is met de deugd als met de orthodoxie . Men moet eerst op de kaart zien, waar wij zijn, voor wij dit bepalen kunnen . En ook, ik ben niet bang voor spoken en hersenbeelden . Lo je : Dat zegt juffrouw Hartog op mij, omdat ik bang ben voor spoken. Edeling : Willen wij nu dit discours maar sluiten? 't Smart mij echter to zien, dat zulk een geleerde dame dus denkt . Ik : Exclamatien zijn geen syllogismen . Edeling : Noch stoute stellingen bewijzen . Traagheid en angst doen velen der onzen zonder onderzoek aannemen ; traagheid en onberedeneerde cooed doen de uwe alles verwerpen. Ik hoop, dat wij eens alien tot de kennis van het ware zulien komen, en onderwijl wel doen . Ik was in mijn schik, dat het discours uitraakte : men kan met zulke schepsels niet redeneren . Adio Cara! Am for ever yours!
Hartog
20'7
95e Brief : Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Zuster Hofland! Nu kind, het is met jou tobben zonder eind . Dat draait al, dat draait al in de Arminiaanse stinkpoel van doen, van werken, en van goede vruchten to dragen . Stijntje Doorzicht ken ik heel we!. Zij behoort tot de nauwgezetten : zij leest Engelse boeken, en Ds eifers was haar leraar. Maar of ik nu al die hele en halve en kwart elagianen* opnoem, je hebt er niet aan ; je kent die boeken toch niet. Je hersens zijn genoeg in de klis . Je behoort toch nog al tot het Wettisch Christendom . De openlijke Lamsgezinden* en Arminianen zijn zo pestiaal niet, als dat Stijntje Doorzicht . lk had van haar gehoord als van iemand, die op hele goeie gronden stond, en bezocht haar eens. Maar zo als ik de deur inkwam, had ik er al geen zin in ; daar was zo een wettisch wezen in huffs ; alles zo zindelijk, zo in order . Broeder, daar Stijntje mee samen woont, was op zijn werk, en zo ijverig, of hij een rechte wereldling was. 't Mocht er niet af, met mij to praten ; een ware Demas,* die deze wereld liefheeft. Stijntje zat to naaien, en was wel stichtelijk gekleed, maar't scheen zo geen hartewerk to zijn ; en daar was zo tussen Stijntje en mij niets aantrekkends . De meid stond een wasketel to schuren, evenals of zij geen ziel to verliezen had . Er viel ook nog jets voor dat mij ellendig stootte . De meid bracht een pot met soep en een papiertje, daar zeker geld in was, bij een kraamvrouw, in haarlui kelder, en dat wijf was paaps : denk eens,paaps was zij! Toen dacht ik,jij bent een rechte Martha : en meer niet. Maar Stijntje sprak niet veel, en ik ging weg, om nooit er een voet weer to zetten . Zo je nu het waarlijk nog met de goede zaak meent, en wat doen durft, omdat alles voor en om ons is, dan moet je maar met ede verzekeren, dat jouw zuster, op heur sterfbed, jou het geld heeft toegezegd,'t zij Sara bij u bleef of niet . Wil je dat niet doen, dan moet jij mij niet om raad vragen . Blijf dan bij je eigen droggronden, en vaarwel . Cornelia Slimpslamp
208
96e Brief: Mejuffrouw Maria Buigzaam aan den Heer Hendrik Edeling Waarde Heer! Het belang, dat ik stel in uw geluk, en mijn verlangen, om uw beminde geluk to kunnen wensen met een man, die haar verdient, bezielen mij dermate, dat ik met ijver aan uw verzoek zal voldoen . Gij zult alles weten .1k heb reeds het een en ander, haar betreffende, aan haar braven voogd gemeld ; van die kant mijn plicht gedaan hebbende, zal ik het mij tot een zeer bizonder genoegen rekenen, iets voor u to kunnen doen, dat u aangenaam is . Gij weet, mijnheer, dat ik met haar naar de comedie ging, om, ware 't voor mij mogelijk, den heer R . nader to leren kennen, maar zo hij geen braaf man is, dan moet hij de geraffineerdste schurk zijn, die immer een meisje tot oneer poogde to verleiden . De menslievendheid geeft mij geen vrijheid om het laatste zo maar vast to stellen : ik hoop dus het eerste. Zijn gedrag was niet alleen niet berispelijk, maar ik weet niet, hoe een fatsoenlijk heer zich beter zou kunnen gedragen : en met dit al (ofschoon ik geen grote physionomie-kundige ben) de heer R . heeft iets in 't opslag zijner ogen, dat loos, listig, niets dat open en vrij is : ik zie dit alles door een wolk ; maar waarlijk hij bedekt zich. Wees echter gerust! 1k heb het lieve meisje meermaal ongemerkt getoetst ; zij heeft geen zweem van genegenheid voor hem : en zij acht u oneindig meer, dan dezen zeer beschaafden man . Gij zult geduld moeten hebben : dock zij verdient het! Zij is geschapen voor u ; en gij zijt mogelijk de enigste man, die haar tot die zedelijke waarde kan doen rijzen, waartoe haar gehele natuur als aangelegd is . 1k had, volgens belofte, haar niets gezegd van uw reisje . Zij wist niets daarvan. Gij weet, dat ik eens zien wilde, hoe of zij een brief van u, met dit bericht, toch zou ontvangen . Lees de volgende samenspraak : Uit de kerk komende, vroeg ik Frits, of hier ook iemand geweest was? Hij zeide : de heer Edeling is hier weer geweest, dock dat gij, mij niet thuis vindende, waart heengegaan . (Frits sing toen weg .) Saartje ; Alweer . Wanneer is hij dan nog eens geweest? Ik ; Gisteren, toen wij to zamen uit waren . 209
Saarje : Nu,'t wandelen is goed voor iemand, die zoveel staan moet voor
een lessenaar. Mogelijk komt hij wel theedrinken . 1k : Zoudt gij das gaarne zien? Saarje : Wel ja, heel gaarne ; twijfelt gij dan, of ik uw smack in het uitkiezen uwer vrienden ook goedkeur ; en de heer Hendrik is immers uw gunsteling, uw vriend? 1k : Dat beken ik, en wel op zeer goede gronden . Saarje : Wel, hij is mijn vriend ; hij heeft al mijn achting! hierin verschillen wij dus niet het allerminste. 1k : Heeft de heer R . ook uw welgevallen? behaagt hij u meer dan de heer Hendrik ? Saarje : Neen, en nog eens neen . Den heer R . beschouw ik, zoals ik elke man beschouw, die in staat is om mij enige honnete vermaken to bezorgen . Doch weet gij, hoe ik ben? Al zag ik das heerschap nooit weer, ik zou misschien niet eens vragen : leeft R. of is R . dood? Ei was! wie kan dit zo alles in zijn geheugen houden? ndertussen merkte ik wel, das zij zat alsof zij iemand alle ogenblikken verwachtte, en telkens teleurgesteld werd. 1k : Wij zullen maar vast beginners, dunks mij . Liefde, zult gij, of zal ik schenken ? Saarje : Ik, ik, ja, kom, laten wij maar beginners : 't is vijf uren. nderwijl was zij zeer langwijlig in het gereed makers, juist of zij nog al wachtte om to beginners, tot het gezelschap voltallig was . Uw knecht komt de stoep op, en geeft een brief can hits, met het compliment van zijn heer can de dames . De brief aannemende, zei zij : een brief can mij ! Wel, days mooi schrift, zou das van Edeling zijn? en een proper cachet ook! 1k : Denkelijk ; dock gij kunt het aanstonds weten ; breek hem maar open . f wilt gij liefst wachten tot gij alleen zijt ? Saarje : (M/ zeer schalkachtig aanziende .) Ik weet, das het onbeleefd is, in gezelschap brieven to lezen ; maar, zo gij mij het veroorlooft, zou ik hem zo aanstonds lezen. 1k : Uit pure nieuwsgierigheid? Saarje : Uit pure nieuwsgierigheid : ik lees graag brieven van goede vrienden.
Wij dronken elk een kopje, en zj las de brief 1k kon niets uit haargelaat opmaken. 1k : Wel, hadt gij 't geraden? Is 't van hem? 210
Saarje : Ja,'t is van Edeling . Hij schrijft mij, das hij om taken van belang uit de stad moet ; en hij neemt afscheid van mij, u zijn compliment makende. 1k : Wel zo! en besteedt hij daar zoveel woorden toe? Saarje : ch! hij schrijft nogal een hoop moois van zijn liefde, en van das ik lief ben, geloof ik, en als hij mij niet krijgt, das hij dan ongelukkig is, enz. zoals alle jonge heren schrijven denk ik . Ik : Ja, mijn hartje, gij words bemind van den besten man, die ik ken. Saarje :Indien de liefde dezen man geen kwelling veroorzaakte, dan zou ik met die liefde niet weinig in mijn schik zijn ; maar was zal hij er aan hebben, of hij mij verdriet aandoet, door mij to blijven zeggen hetgeen ik weet, en daar ik niets dan vriendschap voor in de plaats heb ? Ik : Laat zijn omgang u aangenaam zijn ; leer hem op uw gemak kennen ; en, zo uw hart eindelijk niets dan vriendschap voor hem gevoelt, niemand zal u dwingen ; gij blijft dezelfde . Saarje : Ik moet u iets vragen, mijn vriendin ; mag ik we!? Ik : Gij noemt mij uw vriendin, hoef ik u dan verlof to geven? Vraag mij alles, waaromtrent ik u van dienst kan zijn, gij zult mij altoos bereid vinden . (Z j vane m jn hand, en kuste die met tederheid.) Saarje : Hoe is 't mogelijk, das die stemmige, denkende, ernstige Edeling toch verliefd kan zijn op een zo vrolijk, luchtig stout meisje, als uw Saartje toch maar is? Ik : Mogelijk, omdat mijn Saartje een stout luchtig, vrolijk meisje is . Saarje : En is zo een keuze een wijs man waardig? Me dunks, das ik, uit achting voor Edeling zelf, hem niet nemen moet . 0 ik ben zo kies op de eer mijner vrienden ; je weet het zo niet! 1k : Als gij geduld hebt, zal ik u antwoorden. Indien mijn Saartje niet anders was, dan hetgeen zij daar opnoemde, ja indien zij, alleen bij dit genoemde, een fraai meisje was, dan zou ik zeggen : neen, die keus is geen Edeling waardig : maar, indien mijn Saartje nu, bij dit genoemde, een deugdzaam en zachtaardig karakter en een gezond verstand bezat, dan zou ik die keuze billijken, en gij ook, denk ik. Dewijl Edeling nu meent, zoals ik ook meen, das mijn Saartje zo een karakter heeft, en zulk een verstand bezit, dan weet gij reeds hoe ik over zijn keuze denk, en ik kan niet afzijn van to wensen, das hij u de zijne mocht noemen . Saarje : Als men jonge lieden zoveel goeds toekent, legs men hen onder de verplichting om zich wijselijk to gedragen, is 't zo niet? maar gelooft gij, das ik voor het huwelijk geschikt ben? days nog een vraag . 211
1k : Volmaakt geschikt, onder twee voorwaarden : dat gij den man
trouwt, dien gij zo hoog acht als teder bemint, en dat gij uw sterke neiging tot het bijwonen van uithuizige vermaken wat beteugelt . Saarje : Ja, als men in het huwelijksbootje is, is het uit : tenminste, als ik mij daarin begeven heb, neem ik afscheid van al die kostelijke vertoningen, en daarom moet ik nu nog een hoop afdoen : wat de eerste voorwaarde betreft, daarop zal ik u het volgende antwoorden : Daar zijn twee taken, waarvoor ik eerbied heb, het huwelijk en de godsdienst . Met zekere huivering beschouw ik de heilige plichten, die beide afeisen. En, hoewel ik ook luchtigjes over vele onderwerpen heenzweef, zo kan ik u verzekeren, dat ik nimmer dan met ernst aan de grote verbintenis denk. l k heb aan mijn dierbare ouders gezien, dat het huwelijk brave wel voor elkander berekende, tederbeminnende mensen, allergelukkigst maakt ; dock ik denk, dat ik nog in verre die vereisten niet heb, die er nodig zijn om een zegen voor mijn man to wezen, terwijl hij insgelijks alles toebrengt om mijn hart geheel aan hem to verbinden . Gij kunt dus wel begrijpen, dat ik nooit mij zal verbinden aan een tot, of aan iemand, die grote gebreken, of die slechte beginsels heeft? Als ik die stag doe, zal mijn achting al zozeer mijn keuze regelen, als mijn genegenheid . 1k : Gij spreekt verstandig : gij hebt gelijk ; ik geloof ook't geen gij zegt volkomen . Maar, mijn engel, zult gij mi,j niet toestaan, dat, indien gij den heer Edeling beminnen kunt en gij hem tot uw man verkiest, gig alle kans hebt om u, in alle opzichten, to volmaken ; en kan uw edelmoedig hart onverschillig zijn omtrent het geluk eens mans, die u voor altoos in veiligheid stelt voor alle de listen, de streken, de verkeerde misduidingen, waaraan de meisjes, zoals gij zijt, altijd blootstaan? Gij zijt ouderloos, mijn kind, gij hebt niemand als een tante, die u slecht heeft behandeld . - (flier vie! zj rnj, met drjvend traan je, in de rede, mj omhelzend.) lk heb u : wat ontbreekt mij om gelukkig to zijn, zo ik wijs genoeg ben om mij naar uw voorbeeld to vormen? Ik ben nog geen twintig jaar . 0 laat ik nu niet meer van die zaak horen : wat haast heb ik? Ha, daar is mijn kostelijke vriend. ('t was de heerBrunier.) Dag Kootje ; hoe tie je zo stemmig, zeun? of is 't, omdat Letje nogal niet thuis is? kom, gij zijt een goed broeder . Weet gij wel, dat de heer Edeling uit de stad is? Brunier: Ja, mejuffrouw, hij heeft het mij gezegd ; is hid al vertrokken? Saarje :1k denk ja ; doch ik zit niet in de geheime raad : mogelijk neen . Brunier:lk hoop, dat hij spoedig terug zal komen . 0 mejuffrouw (tegen m/), hoeveel ben ik reeds aan hem verschuldigd! zoudt gij geloven, dat 212
hid zich verwaardigt om mij, misselijke jongen, terecht to brengen? en das op een wijze, die mij overtuigt, das mijn geluk zijn bedoeling is? Saar je : Ik dacht wel, das er iets gebeurd was ; want gij begins u nu zo wijselijk to gedragen, das ik geen gelegenheid meer heb om mij met uw gekheden to diverteren : nu, gij doer wel, en ik geloof, das gij nog eens een zweem van uw vriend kunt worden, als gij maar niet achteruit leers, nu gij op u zelven staat. Brunier :Ik hoop, das hij over mij zal voldaan zijn : meer kan ik niet zeggen . Vervolgens viel er niet meer voor, uw aandacht waardig . Doch des avonds was zij onrustig, verstrooid, speelde enige aria's op 't clavier, greep de guitaar, zong er bij, legde die neer, zat op de canape, bekeek de toppen harer vingeren, hoestte een zuchtje weg, dartelde met Lotje (die zij haar dochter noemt), knielde aan mijn schoot, om met mij to praten, sprak van haar voogd, van Letje, van ieternel, maar niet van u ; en ik heb haar al tweemaal ongemerkt verrast met uw brief in de hand . Ziedaar, mijn vriend, een lange brief. Gij begrijpt wel das ik uw antwoord aan Saartje niet kan laten zien . Bedien u van het adres,'t welk ik u gaf. Wees welgemoed, maar heb sevens geduld . Ik hoop, das uw vader toch op dit stuk veranderen zal, of das zij er nooit iets van merke . Met de volkomenste gehechtheid aan uw verdiensten ben ik Uw verplichtste Vriendin, Maria Buigzaam Wed . . Spilgoed 97e Brief: de proponent aan Mejuffrouw Anna Willis Mijn waardste, tederst beminde! Mijn verdriet over uw gemis kan ik niet beschrijven : alle ogenblikken herinner ik mij onze gesprekken, uw genegenheid voor mij, terwijl alles, was u aangaat, voor mij van belang is . Indien ooit oprechte, beredeneerde liefde op de genadige zegen des Algoeden moge wachten, dan, mijn Willis, durven wij daarop hopen . 0 ! Laat ik u de aandoenlijke tonelen die mijn verbeelding mij voorschildert, mogen schetsen . Nu plaatst 213
zij mij voor de predikstoel, en ik hoor dat dierbaar woord, 't welk mij van uw bezitting verzekert . Dan zie ik mijn liefde gelukkig, en ik geef mij toe in zoveel verrukkingen, als mijn ziel, zonder to bezwijken, dragen kan! Dan zie ik ons vergenoegd, blijmoedig huwelijksleven, daar liefde en vriendschap zich to zamen verenigen om dat geluk duurzaam to maken . Nu reis ik met u naar uw waardige moeder, dan naar onze bekoorlijke Burgerhart . Nu spreekt gij met deze, eerbiedwaardige moeder, over een der grootste, ontzaglijkste, der aanstaande gebeurtenissen . Ik omhels u in de armen uwer vriendin, noem u elkanders zusters . 't Is winter : ik studeer in een ruim, zindelijk, warm vertrek . Wij spreken over mijn werk ; wij redeneren ; gij kiest eens een tekst uit ; ik maak mijn preek op, lees u die voor, en doe mijn voordeel met uw geoefend verstand . Wij lezen in dat boek, waarin het ongeloof zoveel berispelijks vindt, en waarop de domme uitlegger zoveel ongerijmds gestrooid heeft . Nu nadert het uur, dat mijn hart, met medelijden voor u vervuld, met angst, dock enigszins getemperd door hoop, alles lijdt ; en ik zie mij ogenblikkelijk tot het toppunt van menselijke blijdschap verheven : men noemt mid vader van een levende, gezonde vrucht . Ik ontwijk u, maar 't is om den God van alle genade voor u, voor mij, voor ons kind to bidden, to danken . 0 mijn Willis, dit zijn zaligheden, die de natuur ons belooft, die de liefde heiligt! nmerkbaar zijn wij de levensweg opgewandeld ; onze jaren klimmen ; de liefde verfijnt tot vriendschap ; onze vrienden, onze bloedverwanten begeven ons van tijd tot tijd ; de avond des levens nadert en wij gaan ons in het stille graf to rust begeven, om in de morgen der Eeuwigheid to ontwaken . Zullen er nu en dan nevelige uren komen? Zal ons huwelijk niet bevrijd blijven van rampen?'t Is onder het onbekende, niet onder het onwaarschijnlijke : maar dan zullen wij, met gebogen harten, in dien God vrolijk zijn, die alles op de beste wijze bestuurt, en elk, die hem eert, nooit verlaat. Ik heb veel kans op een plaats niet ver buiten Amsterdam : dit zal u niet ongevallig zijn. Nu sluit ik deze . U teder in mijn gedachten omhelzende, en uw waarde moeder en tante met hoogachting groetende, scheide ik van u, om mijn compliment bij uw vriendin to gaan afleggen . Vaarwel, mijn lieve Willis . Denk aan uw tederbeminnenden Vriend, B. Smit 214
98e Brief : Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn Waarde Saartje! Gij hebt dan al die tijd aan mij gedacht, aan mij geschreven ; en zoals gij gewoon waart to schrijven . Met haast en onsteltenis brak ik het pakket open . Gij doer, terwijl gij mij verbetert, mij lachen ; mijn moeder, die ik nu ook alles verteld heb, bemint u meer en meer . Waarlijk, ik zie duidelijk, das uw gebreken zelfs uit veel beter beginsels dan de mijne voortkomen :'t zijn meest alle overdreven deugden . God geve, das zij u niet ongelukkiger maken, zoals mijn stroeve gebreken mij maken kunnen! De heer Smit heeft u dan een bezoek gegeven? Hij is zo met u ingenomen, en hij heeft zulk een achting voor uw moederlijke vriendin, `das hem woorden ontbreken om het zo uit to drukken als hij het gewaar words .' Ziedaar zijn eigen woorden. Gij scheen niet zo opgeruimd, als hij u verwacht had ; maar mogelijk des to beminnelijker . Althans, mijn vriend acht mij gelukkig met zo een vriendin, en hij hoops, das de brave weduwe ons, bij nadere kennisaankweking, haar vriendschap zal waardig keuren. Moeder en dochter, zegt hij, als hij u beiden voor zijne geest haalt. Hid was aangedaan over de manier, waarmede gij haar, en zij u behandelde. Volg toch altoos haar raad : zij verdient dit vertrouwen. De heer Edeling is een der beste jongelieden, die in onze kring bekend zijn . l k hoop u, als mevrouw Edeling, vroeg of laat to omhelzen . Hij verdient uw liefde, zowel als uw achting . Dit meent mijn moeder insgelijks . `Dit moet de gelukkige man zijn, Naatje . Hij heeft die waardigheid, die uw vriendin in een man eist, en das wel temeer, omdat zij over het huwelijk zulke ernstige begrippen heeft, als de zaak verdient .' De brief van den heer Blankaart heeft mijn moeder en mid zeer vermaakt en sevens verblijd om de tekenen van een recht vaderlijke liefde, daarin zo duidelijk to ontdekken : -'t is waarlijk een origineel mens! Lees de brief van Smit eens. Hebt gij u wel ooit het huiselijk leven zo aangenaam voorgesteld? Meld mij eens was gij er van denkt .1k bemin hem boven alle mannen : zijn blijmoedige, zijn redelijke toegevendheid kan tegen mijn overhelling tot het zwaarmoedige opwegen en mijn wel eens gemelijke vlagen doen verdrijven ; terwijl ik, aan mijn kant, alles zal aanwenden om door liefde en zorgvuldigheid hem to belonen . Zeker, 215
Saartje, ik heb niet half zoveel zin in mij zelve, dan voor ik uw ontdekkende predikatien aanhoorde . Laten wij toch elkander terecht brengen als wij dolen, en ons zelve van onze gebrekkelijke zijde eerst verbeteren . Schrijf mij toch veel. Schrijf mij toch uw eerste overhelling tot den waardigen Edeling, zo gij die zelf kunt nagaan! Na de gewone complimenten sluit ik mijn brief. Groet de uitmuntende vrouw, uw lieve Letje en uw dochter Lotje, van haar, die haar geluk vernieuwd ziet, door de herwinning ener voor mijn hart en geest beide noodzakelijke vriendschap, welke nimmermeer zal gegriefd worden door Uw hoogachtende
Anna Willis
99e Brief: Mejuifrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde Naatje! Hebt gij waarlijk uw woord gegeven? Dan patientie! Anders, binnen een jaar aanvaard ik de waardigheid van zuster collega . Uw Smit! wel, ik ben maar weinig minder verliefd op hem, dan op mijn voogd zelf ; en zo is ook mijn Minerva. Wel, Willis, 't is waarlijk al to veel voor u : `Hou er u maar nederigjes onder,' zou tante zeggen . Nu in ernst : geluk, duizendmaal geluk met dezen lieven, dezen achtenswaardigen man . Zo gij nu ooit weer donkey kijkt, zal ik u waarlijk moeten kloppen . Mijn Cootje is nu in staat om tamelijk gezond to redeneren over dagelijkse voorvallen ; en ik merk, das, als hij met een ander praat dan met mij, hij zeker nogal verdient, das men hem antwoordt . Juffrouw Buigzaam heeft veel met den aanstaanden Eerwaardige gesproken .1k was geheel oor, en mijn dochter insgelijks . 't Spijt mij, das Letje nog niet thuis is : das zou net haar smack geweest zijn. Luister eens, Naatje ; hoewel ik het niet uit dankbaarheid doe aan de Godin der liefde (verstaat gij das, kind?), zo heb ik een groot vermaak in huwelijksverbintenissen uit to vinden . Wat dunks u, das Willem om Letje kwam, dan had hij zeker een engel van een vrouw, en zo een ver216
dient hid ; - Letje was ook in veiligheid. Een bedenking is er maar! Ik weet niet, of mijn Letje's hartje we! zo vrij is, als das van juffrouw Albedil Burgerhart .
`En was ik niet zeer opgeruimd? en zei de eerwaardige dit?' Verbaasd nog toe! !k weet echter niet, das ik mij ergens over benauwd voel : zodat, wees gerust ; maar ik heb ook zo mijn denkende buitjes ; en omdat die mid zo eigen niet zijn, als zij mogelijk u zijn, valt das zo aanstonds in 't oog . Edeling is uit de stad . Mijn voogd, merk ik, zou mij graag met hem getrouwd zien ; mijn mama Buigzaam meent, das zijn voorstel mijn ernstige overweging verdient : en hoops, das ik, ten zijnen opzichte, een gunstig besluit nemen zal . Mijn hart slaapt nog in rozen ; meer kan ik u met zeggen . f ik mij ooit het huiselijk !even in zulk een zacht licht heb voorgesteld, als Smit het u afmaalt? Nooit anders! 1k was, schoon een kind, getuigen van huiselijk geluk bij mijn altoos dierbare ouders . Daar zit het mij niet, Naatje .1k heb, tot nog toe, geen bepaalde, uitsluitende genegenheid voor iemand ; en niets zal mij deze gewichtige staat doen aanvaarden, dan een man, die mijn achting en liefde beide waardig is . Zodra ik den heer Edeling (niemand komt buiten hem in enige aanmerking), zovee! liefde als achting kan toedragen, zullen alle mindere zwarigheden mij niet beletten om de raad mijner vrienden to volgen. De heren R. en Brunier zijn reeds in de zijkamer, om met Lotje en mij een schone wandeling to doen. Ik moet mij eens vertreden, dunks mij ; ik ben echter zeer we! . Heb ik u al gezegd, das Edeling uit de stad is? Tot wederziens! Groet uw lieven aanstaanden domine, kus uw moeder (hem ook maar) voor Saarje Burgerhart
217
iooe Brief: de Heer Jan Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Zoon Cornelis! De verzochte wissel zend ik u hiernevens, om de kosten uwer promotie, en wat dies meer is, daarmede goed to maken.1k zou u gaarne eens als advokaat spreken, maar't stuit mij to veel, bij mijn jongen om advies to gaan ; evenwel, ik dien er iets van to gezeggen . Het raakt uw broeder . Hij geeft mij veel reden tot misnoegen, en ik weet niet, wat duivel hem schort. Daar is hij verslingerd geraakt op een wilde, losse meid, die piepjong en gereformeerd is ; en of ik kijk en of ik knor, 't is boter aan de galg. Ja! zie je, zo gaat het ; nu ik vreugd aan jelui moest beleven, is er niets dan chagrijn ten beste . Mijn vrouw, uw moeder, die nu dood en weg is, heeft mij niet willen geloven ; ik was to strak, to nors : ik mocht wat! Daar is die zedige, bedaarde zoon, wat doer hij? mij, zijn ouden vader, tegenspreken . Laat hij zijn gang gaan ; nooit geef ik mijn toestemming : en dit is een goeie les voor u, mannetje : of heb je ook al wat opgedaan? De Hemel weet, met welk een Franse madam je mij op 't lijf komt . Maar je kent mid ; je weet dat ik mij geen oren laat aannaaien * Wat zegt gij, aanstaanden meester Advocaat, kan ik uw broer dit niet beletten? Hij is meerderjarig, dat is de bone! en ik had nog nooit reden, om op den jongen to kijven : zoveel to harder valt het mij nu . Uw oom, de domine, zal wel weer tegen mij ageren, als het over zijn neef to doen is . Ja, ik zal hem er niets over schrijven, en komen dus moeite voor . Neen, ik bedenk m ij . l k zal het wel doen ; want mijn voorname reden is immers, dat ik geen gereformeerde schoondochter wil hebben ; en dan zou Joost hem halen, als hij, een domine, daar een Spaans woord tegen had . Maar de meid staat mij ook met aan . l k was daar van de week op mijn kolfpartijtje, buiten in de Wijnberg, en daar kwamen twee juffrouwen en twee heren, die zo al vrij wat drukte maakten . Zij kwamen ook bij de kolfbaan kijken en lachen. Ik vroeg aan den kastelein (in mijn jeugd zou men waard gezegd hebben) : zei Jaap, wie zjn die snoeshanen, met die twee nufjes daar! ch, zei hij, die oudste heer is mijnheer R ., die daar en daar woont, en hier zo wel eens komt ; maar de andere ken ik niet . Toen men riep : `mijnheer Edeling, uw beurt,' keek een der juffertjes mij met veel oplettendheid aan, dock zei niets .1k dacht al, wie mag toch dit schone kind zijn! 218
maar bij geluk riep de andere juffrouw : `Juffrouw Burgerhart, wil je ook warme melk,' en gaf haar een glas vol . Wat krik krak! dacht ik, dat zal de belle zijn ; en ik bekeek haar eens terdeeg : neen, meisje, je lijkt mij niet ; ik bedank je hartelijk . Zodat, zij smaakt mij niet ; en uw broer krijgt noon mijn toestemmmg. Zij gingen heen, en ik blijf bij mijn begrip . Hoe zal ik het nu met je broer maken? Hij is op refs naar ***, om de zaak, u bekend, ten einde to brengen . Draag u wel.1k ben Uw Vader,
Jan Edeling
ioie Brief: de Heer Cornelis Edeling aan den Heer Jan Edeling Mijn Heer, Hooggeachte Vader! Hartelijk dank ik u voor de wissel, waarop mij reeds betaling geschied is . Ik hoop, dat ik u reden tot vergenoeging geven zal : ook omtrent de sommen, mij van tijd tot tijd verstrekt . Gij hebt mij in staat gesteld om als fatsoenlijk student en candidaat to l even. l k heb zeker geld verteerd, dock mij aan generlei lichtmisserijen, of aan grof spel to buiten gegaan : maar ik weet, waarde vader, dat gij op dit punt de edelmoedigheid zelf zit . Hoe leed is het mij to horen, dat gij op mijn broeder zo to onvreden zijt! Ik weet wel, dat gij, vooral van uw zoons, geen tegenspreken dulden kunt ; vergeef mij deze uitdrukking, maar dewijl gij u wel wilt vernederen om mijn gedachten to vragen, zal ik u die rondborstig en in gemoede zeggen . Neen, gij kunt uw zoon, die meerderjarig is, niet beletten een meisje to trouwen, waartegen gij niets met enige zekerheid hebt in to brengen, dan dat zij van de publieke Kerk is. nderneemt gij zulks, dan kan Hendrik u voor den rechter roepen, en zijt verzekerd, dat hij daar de vrijheid zal krijgen om haar to trouwen . Ken ik echter mijn weldenkende broeder, ken ik de eerbied en de liefde, die hij voor zijn braven vader heeft, dan zal hij tot dit heftig middel zijn toevlucht niet, dan daartoe gedwongen, nemen . 219
Laat het mij eenmaal vrijstaan, mijn geeerde vader! u to vragen, of uw mishagen omtrent deze jonge dame gegrond is . Hebt gij iets tegen haar familie, of tegen haar zedelijk karakter? Ik vertrouw, neen, mijn broeder heeft de jaren en die bedachtzaamheid, die hem in staat stellen om een goede keuze to doen . Nimmer heeft hij, in het onervarendste zijner jeugd, reden gegeven om hem van de minste losbandigheid to verdenken : en zou hij nu, nu hij die tijd achter zich heeft, zich zoverre vergeten, dat hij een meisje beminde, en wel met het zuiver oogmerk om haar to trouwen, die zijn verstand en hart beide tot oneer strekte? Nimmer geloof ik dit. Mag ik u dus bidden, maakt hem niet ongelukkig ; spaar u zelven nodeloos een u zo nadelig verdriet : besluit er toe! Laat uw ouderdom in rust en vrede ongestoord voortglijden . Mag ik u ook herinneren, dat Hendrik van een eens wel doordacht besluit niet licht is of to brengen ; voornamelijk als zijn hart zo genet is op de uitvoering van zijn besluit ? Ik ken mijn vader, ik waardeer hem, gelijk een dankbaren noon betaamt ; maar hoop, dat ik de vrijheid zal hebben, om u een dochter aan to bieden, waartegen gij met reden niets meerder dan tegen juffrouw Burgerhart zult kunnen hebben . Binnen een maand hoop ik het genoegen to hebben om u gezond to omhelzen, en mondeling to betuigen, hoe zeer ik ben, Uw gehoorzame Dienaar en dankbare Zoon,
Cornelis Edelinn
io2e Brief Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn allerliefste Burgerhart! Het vermaak, dat gij mij door uw lieve brieven toebrengt, kan alleen door uw bijzijn overtroffen worden : uw gesprek met onze moederlijke vriendin behelst zoveel leerzaams, dat ik het meermalen herlees . 0, mijn liefde, hoe gelukkig zijn wij, dat wij gemeenzaam verkeren met een vrouw, die wij eerbiedigen om haar verstand en deugd, en beminnen om hoedanigheden, die haar tot een engel verheffen! Laten wij toch ons voordeel doen met zulk een geluk . 220
Gij geeft mij in uw eerste brief een aardig streekje : weet ik ook juist de van uw hart?Achterhoudendheid is, heb ik wel gehoord, der vriendschap zeer nadelig : ik ben het niet ; waarlijk, lief, ik ben niet achterhoudend ; dock de geheime historie van min hart is zo onbetekenend, en ik heb zo weinig de gaaf om een beuzeling wel to verhalen, dat ik nooit durfde ondernemen, u daarmede to lastig zijn .1k vind echter zoveel vermaak in aan u to schrijven, nu ik toch uw gezelschap derf, dat ik u, zo kort mij doenlijk is, alles zal mededelen, wat mij onmiddellijk betreft . Mijn vader was in zijn negotie, jaren achtereen, gelukkig . Mijn moeder, een vrouw van fatsoen, had veel verstand en goede hoedanigheden, dock kende, schijnt het, de waarde van het geld niet . nze huishouding was prachtig, zonder du ton to zijn . Het is niet dan met droefheid, dat ik u moet zeggen, dat mijn moeder weinig luisterde naar de wijze en verstandige rede, die mijn vader hier dikwijls met haar over voerde . nverwacht breekt er, ik meen to Bern, in Zwitserland, een kantoor . De negotie is een schakel. Mijn vader leed een aanmerkelijke schade, dock was echter in staat om to betalen ; maar onze levenswijs moest noodzakelijk veranderen . Mijn moeder begreep het zeer duidelijk, en kon bet niet beletten . Koets en paarden werden verkocht ; men dankte de boden, op twee meiden na, af, en wij vertrokken naar buiten, alwaar mijn ouders een fraaie tuin en een goed huffs hadden. Deze vermindering trof mijn moeder dermate, dat zij van verdriet aan 't kwijnen sloeg en binnen het jaar s tierf.l k was toen veertien en Cootje twaalfjaar. Mijn vader was zeer bedroefd over zijn vrouw, die zeer veel goede, en geen slechte hoedanigheden had ; jammer dat zij in een prachtig leven zoveel geluk gesteld had, dat het gemis daarvan haar dood verhaastte! Mijn vader was de vriend zijner kinderen : wij waren al zijn vermaak ; wij hadden geen anderen meester dan hem, nu hid afgezonderd buiten leefde. ver zijn godsdienstige begrippen kan ik niet oordelen ; hij leerde ons niets dan weldoen en het pperwezen eerbiedigen . Zijn gedrag was geregeld! Zijn liefde uitgebreid boven zijn vermogen om wel to kunnen doen . Elk, die hem kende, achtte en beminde hem . nder de speelmakkers van mijn broeder was een jongeling, die mij, nog voor ik zestien jaar was, al zo nu en dan eens zeide, dat hij mij beminde. Al die kleine vermaken, waarop ik genet was, waren ook die welke hij uitkoos. Hij was een jaar of vier ouder dan ik, en had niets in zijn gelaat of manieren, dat mij van hem afkerig maakte . Eindelijk nam
geheime historie
221
hij een gelegenheid waar, om mij to verzekeren, dat zijn liefde voor mij bestendig was ; hopende, dat ik, zo hij zulks verdiende, hem niet altoos ongunstig zijn zou . Mijn vader was veel to oplettend voor zijn kinderen, om niet gemerkt to hebben, dat de jonge heer van S . mij met meer dan algemene beleefdheid behandelde. `Letje!' zeide hij eens op een avond, dat ik met hem in het bosje wandelde, `Letje ik moet u iets vragen . Gij weet dat ik uw vriend ben : vrees dus niets, antwoord mij openhartig . Heeft van S . u niet meermaal gezegd, dat hij u beminde? spreek, mijn meisje!' 1k : U de waarheid to verbergen, zou in mij onvergeeflijk zijn, omdat ik niet to vrezen heb voor de strenge bestraffingen mijns liefhebbenden vaders. Ja, hij heeft het mij, en wel bij herhaling, gezegd . Vader : En wat heeft mijn Letje daarop geantwoord? 1k : Niet veel : ik geloof, dat alle jonge heren zulke dingen tegen de meisjes zeggen . Vader: Bemint gij hem stilzwijgend? 1k : Ik vrees dat ik het niet kan ontkennen : hebt gij, mijn lieve vader, iets tegen van S .? Vader : Niet het allerminste ; ofschoon ik niet toesta, dat hij braaf deed, dat hij uw hart buiten mijn toestemming poogde to verkrijgen : maar ik ben niet gewoon alles van de zwartste zijde to zien ; dit kan ik nog zo heel streng met straffen. 1k : Geloof mij, mijn lieve vader, dat van S . u bemint en eerbiedigt ; dat hij zeker geen oogmerk heeft om u to beledigen . Gij zijt immers niet boos op van S .? Gij hebt immers niet tegen hem? Vader : Zo weinig, dat, indien ik u een tamelijke stuiver goed kon medegeven, hij veel kans had om mijn schoonzoon to worden : dock dit is zo met ; en, dewijl hij insgelijks zeer misdeeld is van de goederen der fortuin, eist mijn plicht, dat ik u verbied, u verder met hem in to laten . Hoe wilt gij, dat ik hem dit zeg, of dat gij dit doen moet .
(Nu voelde ik voor 't eerst, dat by mj dierbaar was : ik moest van hem afstaan, en dat wel op bevel van een vader, die mj to lief had om min dwaasheid goed to keu ren .) 1k : Mijn lieve vader, zou het dan voor van S . mogelijk zijn, om zich iets
to bezorgen, waardoor deze zwarigheid eens werd weggenomen? Vader : 't Is niet onmogelijk, hoewel er weinig waarschijnlijkheid bij is, en al was dit eens zo, dan zal hij jaren achtereen moeten arbeiden, om in staat to zijn voor een huishouding to kunnen zorgen . - Vlei u niet, 222
mijn kind : geloof uw vader, die alleen uw geluk bedoelt ; breek uw omgang met den heer van S . af, voor het u al to smartelijk zal vallen . Gij zult mij eens bedanken voor de vermaningen, die ik u thans geef. 1k : 0 twijfel niet of ik u dankbaar ben! Terwijl wij dus zaten to redeneren, kwam van S . het bosje inwandelen ; dock mijn vader ziende, meende hij ongemerkt heen to gaan, maar die riep hem toe : `hoe nu, zijn de jongelieden bang voor mij ? dat is meer dan ik weet'. Van S trad toe, en mijn vader vervolgde : Gij komt recht van pas, meneer . Ik sprak met mijn dochter over u! Ik weet, dat gij voorgeeft haar to beminnen ; maar zo gij haar waarlijk bemint, dan zoudt gij zulk een jong, onnozel meisje geen denkbeelden trachten to geven, die haar haar gehele leven ongelukkig kunnen maken . Van S. : Uw beschuldiging is zwaar : dock ik hoop, dat gij mij niet voor een schurk houdt, mijnheer Brunier? Vader : Indien ik u daarvoor hield, dan zou ik u de eer niet aandoen, u op deze wijze to behandelen . Ik houd u alleen voor een onbedacht jongeling, die, zonder to letten op de omstandigheden, waarin gij u bevindt en waarin Letje is, de neiging van uw hart gevolgd hebt . Anders zoudt gij zeker, liever dan mijn kind aan armoede en ellende bloot to geven, die neiging bestreden, overwonnen, tenminste verzwegen hebben . Dit is nu zo ; er is geen redres aan ; ik vergeef het u, op deze voorwaarde, dat gij mijn dochter mijdt, en op generlei middelen bedacht zijt om haar immer over een dwaze drift to onderhouden . mhelst elkander voor het laatst.1k zal dat toestaan : maar wees verzekerd, dat ik u en mijn dochter to veel bemin, om u niet to beletten in uw ongeluk to lopen . Had ik middelen, gij zoudt mij een waardig zoon kunnen worden : ik heb niets voor u, dan dit lieve meisje, en gij kunt immers niet hopen, dat ik haar zal afstaan aan een man, die met haar gebrek lijden zou? Bedien u van mijn raad : zoek uw fortuin ; de beide Indien staan voor u open. Uw familie kan wel iets voor u doen ; en mask, dat ik, met mijn stervende lippen, zowel voor u als voor mijn beide kinderen, de Godheid, om haar zegen kan bidden . Van S. viel mijn vader om de hals ; hij kon geen woord spreken van aandoening ; hij kende mijns vaders karakter, en beminde hem met achting ; hij moest alles toestemmen, en echter beminde hij mij zozeer! Ik was ontroerd : maar het denkbeeld van plicht en de onbepaalde liefde, die ik voor mijn vader voelde, stelden mij in staat om tegen van S. to zeggen, dat de redenen mijns vaders op mij zeer veel vermogen hadden, en dat het denkbeeld van hem een enige droeve traan to zullen 223
kosten, mij overhaalde om mijns vaders wijze raad to volgen ; hem vermanende, om insgelijks zo to doen . Van S. : Ik zal! ik moet! maar zo ik u niet spoedig verlaat, vrees ik, dat mijn hart mijn rede to sterk zal worden . Vaarwel, mijn Letje! hij die u niet gelukkig maken kan, zal u tenminste niet met hem ongelukkig maken . Hij omhelsde mij, omhelsde mijn vader, kuste hem, hem belovende, naar zijn raad zich to zullen gedragen. Mijn vader was sterk bewogen . Hij drukte den braven van S . de hand, en zei alleen : denk, dat ik u als een vriend behandel : wees gelukkig . Van S. haastte zich weg. Nooit, mijn Saartje, was mijn vader zo over mij voldaan ; en wat is er toch strelender voor een gehoorzaam kind, dan de goedkeuring eens vaders, die nooit iets toestemt of weigert, dan uit liefde voor zijn kinderen? Het kostte mij echter onuitdrukkelijk veel ; en deze plichtmatige handelwijze omtrent mijn vader was de eerste, die mij smartelijk viel . Ik stortte dikwijls stille tranen, ook als ik mij, uit overtuiging, geheel onderwierp aan zijn bevel . `Gij hebt geschreid, Letje,' wide hij eens . `Ik hoef u de reden niet to vragen. Uw tranen bedroeven mij, maar ik eis het onmogelijke niet, gij zijt jong, gij zijt gevoelig, gij ontdekte niet, dat gij van S . bemint, voor gij hem moest afstaan ; zo gij echter het zoverre brengen kunt, dat gij uw blijmoedigheid, uw gerustheid herkrijgt, hoe gelukkig zal dan uw vader zijn!' Van S . vertrok naar ost-Indie, als onderkoopman, en nam met een brief afscheid van mijn vader en mij : wij hoorden, dat hij reeds op weg was om zijn fortuin to kunnen maken, toen hij to Batavia aan een here ziekte overleed . Deze aandoenlijke tijding kregen wij, toen mijn lieve vader krank werd. Hij lag acht maanden, stond veel uit, en het denkbeeld, dat hij zijn twee kinderen met weinig middelen en in 't gevaarlijkste huns levens achterliet, doorgriefde zijn hart, dat anders los van deze wereld was . Mijn tante was ons wel genegen, maar zij had zelve een talrijk huisgezin : en ooms karakter kwam zo weinig overeen met mijn vaders, dat de genegenheid van die kant zeer gering was . Cootje en ik hielden altoos zoveel van elkander, als wij nog doen ; onze liefde voor den besten der vaderen smolt onze harten als tot een. Ik deed niets dan den lieven man oppassen, gezelschap houden, nu en dan hem voorlezen ; en Cootje kwam zodra niet van zijn kantoor, of kleedde zich uit en bleef 224
bij hem, hem op alle wijzen tonende, hoe dierbaar ons zulk een vader was. Mijn vader had een vriend, zekeren heer Helmers ; aan dien vriend beval hij ons : 't is met mij gedaan, mijn vriend, en alles is wel ; maar f30 .000 zal overblijven. Wat zullen zij daarmede beginners! en wie zal, dit gaat mij was dieper ter hart, mijn kinderen bestieren, ten goede leiden, gelukkig helpers makers? lk, zeide de bedroefde Helmers . Deze jongelieden neem ik voor mij : de vriend huns vaders is ook hun vriend . Mijn vader zag hem, zag ons aan, drukte Helmers de hand, en stierf . Zeker had dit troostend bericht to sterk gewerkt op zijn verzwakt hart . Laat ik, alles overslaande, u alleen maar zeggen, das de heer Helmers meer deed, dan hij beloofd had ; en nog heden hebben mijn broeder en ik de grootste verplichting aan dezen waarlijk alleredelmoedigsten man . Hij betuigt ook altoos, das hij over ons voldaan is . Hij woont op zijn buitenplaats, naar de kant van Utrecht, en komt zelden in de stad : dock nooit komt hij hier, zonder mij to komen bezoeken ; en, zo gij 't niet wist, zoudt gij denken, das die man mijn vader was. Ziedaar liefde, daar hebt gij flu de geheime historie van min hart . Daar is voor niemand, dan voor een vriendin iets interessants in . lk herhaal het nog eens : o! was verlang ik om weer bij u to zijn! Hoe verlang ik naar het leerzame bijzijn van de lieve juffrouw Buigzaam! Hoe vaart Lotje? Hoe hebt gij 't met onze Hartog? Komt R . nog wel eens aan? Vooral, ziet gij den heer Hendrik met onderscheiding? Hoe vaart uw vriendin Willis? en hoe de heer Blankaart? Zoudt gij niet zeggen, das ik in geen naar iets van u vernam ? Schrijf toch, mijn lieve Burgerhart, en geloof das gij teder bemind words door Uw
Le je Brunier
io3e Brief Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Aletta Brunier Mijne tederbeminde Letje! lk weet niet was andere mensen interessant noemen ; maar voor mij is de geheirne historie van uw hart zeer interessant, omdat er voor mij zeer veel stof tot overdenken, en veel leerzaams in ligt opgesloten . Ik heb, zonder
225
eens uw toestemming to vragen, uw brief aan de beste der vrouwen voorgelezen, en ziehier hetgeen zij zeide : `Het verstand van Juffrouw Letje is mij zeer toegevallen : haar liefde omtrent zulk een vader was alleen in staat om haar dus to doen handelen . Indien Letjes vader meer vrees dan liefde in zijn kinderen verwekt, indien hij min redelijk omtrent een onbedachten jongeling gehandeld had, dan zeker zou Letje in dat ongeluk gejaagd zijn, waar voor hij haar echter poogde to bewared. Ziet gij wel, mijn Burgerhartje, dat men zich diet nuttig voor anderen kan maken, dan door rede met minzaamheid to verenigen? De Hemel belone haar kinderlijke onderwerping aan zulk een vader' . 1k : Wel, dat wens ik zo sterk, dat ik hieraan gaarne de hand wil lenen . Een braaf, hugs man, dien ik zo lief heb of hid mijn broer is, en dien ik ook maar niemand geef dan aan mijn Letje, hoop ik to beduiden, dat hij met Letje veel beter terecht zal komen, dan met een zo stoute meid, als uw dienares. Juffrouw Buigzaam : 0! gij zijt zeer gul! een adder to geven, die men zelve diet verkiest. Ik : Ja! ik kan immers onmogelijk al de borsten nemen, die mij nemen willed ; en doe ik dan diet recht economisch, als ik het overschot zo goed gebruik als ik kan ? Juffrouw Buigzaam : En wie is die gij zegt, kostelijke vriend? Edeling? Ik : Edeling! need : die wou ik immers voor u schikken, maar mijn lieve goeie Willem Willis . Een jongen, zo braaf en zo degelijk, dat niemand dan Letje hem ooit, met mijn toestemming, hebben zal . Juffrouw Buigzaam : Gij doer mij lachen. 1k : Doen schreien zou ik om geed duizend werelden ; al waren er al de huizen concertzalen, en al de paleizen schouwburgen ; en dat is veel gezegd . Juffrouw Buigzaam : Ik beken, dat dit in u inderdaad als een ongemene grote opoffering zijn moet. Ik : En dat bed ik met u volmaakt eens. Juffrouw Buigzaam : Het is mogelijk wat heel onderzoekend in mij, als ik u durf vragen, of gij aan den braved Edeling diet het minste schrijven zult ? 1k : Wel, gesteld zijnde, dat de schaal, of liever de evenaar krek in 't huisje stond? Juffrouw Buigzaam : Zo ik er iets aan doen kon, dan zou ik er zoveel gewichts opleggen, dat gij tot al schrijven oversloegt . 226
Ik : Maar wat zal ik zulk een deftig, verstandig man schrijven? Juffrouw Buigzaarn : Wat? Ja, dat moet gij zelve beoordelen : dit, mijn liefde, kan of mag ik u niet dicteren . In ernst, kunt gij aan dien deftigen, verstandigen man niets melden, dat hem, in weerwil dier hoedanigheden, aangenaam zijn zou? leeg met u zelve raad! Ik : Maar ik ben het met mij zelve niet eens . Somtijds wilde ik, dat ik niet schr~jven wilde, en somtijds wilde ik dat ik wilde . Gij lacht! Heb ik u dan niet gezegd, dat ik een misselijk figuur ben? geen vrouw voor zo een man. Juffrouw Buigzaarn : Gij hebt vooroordelen, mijn hartje! 1k : 0 duizenden ; dat sta ik ook toe . Juffrouw Bui~zaam : Maar kan zulk een verstandige jonge dame zich verbeelden, dat dit toe to staan alles is, wat zij to doen heeft ? Ik : Ik geloof neen : zij moet die afleggen, en zo hoop ik van tijd tot tijd ook to doen ; en zodra ik vast weet, dat ik die eernaam, zonder verwaandheid niet geheel onwaardig ben, zal dat gaan of 't gesmeerd is : maak er staat op . Juffrouw Buigzaarn : Nu ik u dit herinnerd heb, zal ik er afscheiden. Ik bid u alleen to bedenken, dat, indien gij mij eens in vertrouwen kunt zeggen, dat de heer Edeling uw liefde, towel als uw achting gewonnen heeft, ik u een der beste ogenblikken van mijn leven zal verschuldigd zijn . Gaat gij uit, hartje, omdat gij zo in orde gekleed zijt? Ik : Dit was mijn oogmerk, de heer R . zal mij op 't concert brengen . Juffrouw Buigzaarn : Zo! Ik : Gij zijt geheel laconiek, maar dat zo spreekt gij zo deftig uit ; had gij 't liefst niet ? Juffrouw Buigzaarn : Hoeft gij mij dat to vragen, daar gij weet, hoezeer ik uw bijzijn bemin? Evenwel ik heb geen recht om u uw vermaken to ontroven : indien gij liever met den heer R . uitgaat, dan met mij thuis blijft, wat is daaraan to doen? Ik ben uw vriendin, niet uw gouvernante . Ik : Laat ik u omhelzen, schoon, of liever omdat gig mij zeer doer! 0 mijn moederlijke vriendin, welk een verkeerd meisje zou ik zijn, indien ik uw gezelschap niet boven alle vermaken stelde? Wil ik het laten afzeggen? Juffrouw Buigzaarn : Gij bedenkt dit wat laat : en wat zou de heer R . van uw wispelturigheid zeggen? 1k : 0! daar bekommer ik mij niet het minste over . Ik hoop niet, dat ik aan hem rekenschap moet geven van 't geen ik doe ; en zo hij't kwalijk neemt, is hij een gek, dat is 't al . 227
Jufrouw Bui~zaam : Rekenschap geven? das is was sterk! maar ik zie niet,
das hij geen reden zou hebben om misnoegd to zijn ; das scheelt u weinig, zegt gij ; goed! lk weet das gij een trots meisje zijt . Was het echter vroeger, ik zou u voor uw thuisblijven verplicht zijn . Zo waar, daar is hij reeds om u . Uit was ons gesprek . Maar ik betuig u, das ik met al mijn muzikale drift, nauwelijks in staat was om mij op 't concert niet to vervelen . Thuiskomende was ik niet vrolijk . Zij sprak echter nergens over, want Hartog en Lotje waren in de e etkamer . l k zag haar nu en dan eens aan ; zij was beleefd, zij was vriendelijk, - maar ik was juffrouw Burgerhart . Mijn lieve Letje, was was das voor mij to zeggen! ik moest of schreien, of met Lotje aan 't malen, waartoe ik ras gelegenheid kreeg . Zij vroeg mij, of ik op 't groot concert geweest, en of het daar niet heel genoeglijk was ? 1k : Al naar das men zichzelve gesteld voelt : somtijds ja, somtijds neen. Juffrouw Hartog : Als men uitgaat met gezelschap, das ons behaagt, is 't licht overal aangenaam . 1k : Dat is zeer zeker, zoals de ondervinding leers . Juffrouw Hartog : En juffrouw Burgerhart heeft zeker het aangenaamste gezelschap aan den heer R.? 1k : En juffrouw Hartog is, niettegenstaande al haar grote geleerdheid, mogelijk niet in staat om mijn smack juist zo wiskundig to weten . Juffrouw Hartog : lk oordeel uit de verschijnsels. 1k : En uw oordeel is mogelijk niet vrij genoeg om wel waar to nemen. Juffrouw Hartog : En het uwe mogelijk niet eenparig genoeg, om zoveel op to merken als iemand, die zonder belang toekijkt : of gij moest u inbeelden, das ik u een eer benijde, die ik niet eens verlang . 1k : Als ik eens niets beters to doen heb, zal ik uw stelling was nader beschouwen. Ju frouw Buigzaarn : Het is, dunks mij, wel een zeer armoedig vermaak, aan elkander to tonen, das men meer vernuft, dan goedhartigheid heeft. Ik verstond dit en zweeg, een schampere lack van Hartog zelfs kon mij niet aan 't praten krijgen . Lotje, zei ik, wanneer gaat gij eens bij uw oom en tante? - 0 als gij maar eens wilt meegaan, al was 't morgen . - Goed, zei ik, als 't weer goed is, zullen wij er eens heen kuieren . Zij was zeer blip met deze presentatie .'t Was redelijk laat . Juffrouw Buigzaarn schelde om 't licht op de slaapkamers op to steken ; en stond op ; ik neeg zeer beleefd, en kreeg een - nacht lievejuffrouw. Lotje rammelde mij nog een 228
hoop voor, en ik hield mij of ik sliep, om haar to doen zwijgen . Ei! dacht ik, die verwenste jongens! ziedaar, zij zijn het die ons het leven onaangenaam maken, Edeling zowel als de rest . Vaarwel, mijn beste . Ik ben Uw Vriendin,
Sara Burgerhart
.S . Ik ben deze namiddag bij oom Dirk geweest. Tante is een lieve vrouw ; oom ? Ja, ik kan 't u niet beduiden : een dot garen, die allemaal in de war zit . 0 welke mannen, Letje, en moeten wij ook trouwen? dat ziet er gek voor ons uit .
ro4e Brief Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan den Heer Hendrik Edeling Waarde Heer! Het stoute meisje! Zij gaat to veel uit : maar kan ik dat beletten, daar ik weet, waar en met wien zip gaat? Wees echter gerust! Zij verdient al uw achting, towel als uw liefde . Zij is bezig, een brief aan u to schrijven . Ik geloof niet, dat gij meer verlangt om die to zien dan ik . Zij heeft met mij over u gesproken. Gij zult zeker, ken ik haar wel, eens de gelukkige man zijn. Zij heeft uw aanzoek aan haar voogd geschreven ; zij heeft uw vader gezien, maar hij heeft de eer niet, zegt zij, van haar to behagen : 't is een nors, zwartkjkend man . Gij weet, zij spreekt, zoals het haar voorkomt. Ik hoop, dat zip de bedenkingen uws vaders toch nimmer hore . . . Ik heb de brief gelezen, zij gaat hem cachetteren : ik sluit deze om hem met de hare to kunnen verzenden . Ik ben Uw vriendin,
M Buigzaam . Spilgoed
Wed.
229
lose Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Hendrik Edeling Wel-Edel Heer! Mijn achting voor u moet wel zeer ongegrond zijn, indien ik ooit reden heb mij to beklagen over het schrijven dezes briefs . Dit stel ik onder het onmogelijke ; ik zal dus, in dat opzicht, aan uw verzoek voldoen. Zie mij voor zo een beuzelaarster niet aan, dat ik mij niet zou vereerd achten met de gevoelens, die gij voor mij betuigt . Waarlijk, mijnheer Edeling, ik zie zeer wel, dat gij verdient, met onderscheiding behandeld to worden . Indien gij niet meerder begeert dan mijn vriendschap, zeer weinig zoudt gij meer to wensen hebben! Doch ik zou u onedelmoedig behandelen, indien ik u reden gaf om to denken, dat ik in u iets anders dan een vriend beminde. Het zal mij, in dat karakter, hoogst aangenaam zijn u weerom to zien . Want ik ben met bizondere hoogachting Uw dienares
Sara Burgerhart
io6e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Abraham Blankaart Mijn Heer, Zeer geachte en beminde voogd! Mijn plicht eist, dat ik u het volgende meld . De heer Hendrik Edeling heeft mij aanzoek gedaan. Indien ik immer van staat verander, verdient hij mij daartoe to doen overgaan, of ik verdien hem niet ; maar ik heb er geen zin in om vooreerst hiertoe to besluiten : nog geen twintig jaar en zo volmaakt gelukkig als ik nu ben! Ik heb echter billijk geoordeeld u, die mij als een vader bemint, dit to zeggen ; uw goedkeuring had ik reeds : mijn verlangen naar uw komst is zo groot, dat ik die niet kan uitdrukken . De waardige vrouw groet u met achting, en ik ben, met een dankbaar hart, Uw gehoorzame upil,
Sara Burgerhart
230
io~e Brief: naamloze brief aan den Heer Abraham Blankaart Mijn Heer! Mijn achting voor u, en de droevige gevolgen, die ik voorzie, doer mij u het volgende schrijven. Uw pupil gedraagt zich op een wijze, die haar bespot, ja veracht, en u veel verdriet moet maker . Men ziet haar overal, en meest altoos met een heer R ., een man van rang en grote goederen, maar die voor een onzer eerste lichtmissen bekend staat . De dame, daar zij, nevens nog drie juffrouwen logeert, ziet dit alles, en vindt echter (schijnt het) goed, om dit onvoorzichtig, lichtvaardig meisje haar gang to later gaan. Zij is niet rijk, en grootsheid beefs voor niets zozeer dan voor armoede . Meer zeg ik niet. Hoef ik meer to zeggen? Uw pupil is ook zeer verkwistend in haar uitgaven ; indien zij geen presenter aanneemt, das ik niet weet . Zeker heer loops haar na ; en ik geloof, das zip dien man aanhoudt, om, ten behoorlijken tide hem (mogelijk) to trouwen ; indien zijn ogen niet opengaan : - dock zij heeft hem betoverd ; zo doer zij elkeen. Dit alles smart mij! Ik beoog haar welzijn, en stel u daarom in staat om haar hierover, zo 't u goeddunkt, to onderhouden . Ik behoef u niet to zeggen, wie ik ben, en van welke sexes - dit doer er niets toe : - zo gij wijs zijt, doe u voordeel met mijn bericht ; en zo gij er een goed gebruik van maakt, kan ik u meer melden . Intussen ben ik met achting, Mijn Heer ! Iemand die 't wel met u meent
231
io8e Brief: de Heer Jan Edeling aan den eerwaardigen Heer Everard Redelijk Waarde Broeder! Wat zegt ge nu, mon bon asteur, van uw lieven neef Hendrik? dien je immers met je eigen handen, zelf in mijn huffs gedoopt hebt ; die, had ik hem in mijn taken kunnen missen, volgens uw raad en zijn begeerte, tot redikant zou gestudeerd hebben, die wil nu met drommels geweld trouwen met een wilde meld, buiten onze kerk, met eengereformeerd nufje. Nu daar moest hij maar eens om komen! Verbruid, astoor, ik heb het zo satans op Karen en snaren genet ; want nu mijn lieve vrouw dood en weg is, regeer ik als Koning . Uw zuster was de beste vrouw van de wereld ; dock to mal met de jongens . Zuster zelve zou niet meer uitgevaren zijn in zo een geval als ik. Ja! fluiten! Daar heb je nu de boel over de ree, en hij geeft voor, das ik hem ongelukkig zal maken, indien hij haar niet krijgt ; met nog een hele turfmand vol zulk geziegezaag daar de jongens zoveel mee op hebben . Ziet gij, astoor, ik zou mijn hoofd daar niet mee breken, maar Hemn ties er gans ongedaan uit : hij kan niet tegen moeite ; (ja, ik heb al rare jongens ook!) Neen : nooit laat ik das toe! Maar den jongen evenwel zo maar to laten sterven, das wil ik ook niet . Hij is zo bedreven in onze affaire, das ik gerust mijn flesje kan drinken, mijn pijp roken, mijn kolfje slaan, zonder das er lets verzuimd words . Zodat, dit kan ik ook niet voor God verantwoorden. l k heb ook een brief geschreven aan haar voogd ; niet twijfelende of hij, die zo stijfgrotekerks is, als ik oud rechtzinnig Luthers ben, zou eveneens denken als ik op das stuk. Maar ziedaar! daar krijg ik zo een antwoord. De drommel mocht met hem redeneren, en ook ik versta zijn brief niet genoeg. Het komt mij voor, das hij al vrij grappig over het geloof denkt, en das hij het zou veranderen, evenals hij zijn rok veranderde, indien hij meende, das eens anders geloof beter was . Hij spreekt net als uw lieve neef van broederschap . 'k Zeg broederschap. Het zit er op met das broederschap, als verguldsel op een Duits balletje . Men hoeft maar eens op hoogtijden en zo in de kerken to gaan ; daar zeg jelui Eerwaardens malkander heel broederlijk dingetjes . Nu, das mag ik wel horen : de kerk is er voor, om het geloof vast to houden . Elk moet zijn winkel voorstaan ; das is niet anders. 232
Hoor, astoor, ik ben Luthers, en dat, wil ik, zullen mijn jongens ook zijn, of 't zal er vreselijk honden * En die Bram is nog al heel wijs met zijn meisje! Ik zou nog, met mijn beste pruik op, en de nieuwe zwarte rok aan, heel beleefd moeten vragen, of ik de eer mocht hebben . . . weg . . . weg! Ik heb haar ook in een herberg gezien, met nog twee wilde knapen en een juffrouw . Hoor, ik zal't nooit toestaan ; ik wil geen vreemd goed in Luthers erfdeel ; dat 's maar uit . Geef mij nu raad : wat moet ik doen? Schrijf mij eens, broertje, hoe u dit kluchtje van Heintje bevalt? Groet de astoorse, die mij ook altijd ligt to katechiseren : ja, ik ben maar to goed . Bliwe met grote achting, Uw Eerwaardes Dienaar, Vriend en Broeder,
Jan Edeling
io9e Brief: de eerwaardige Heer Everard Redelijk aan den Heer Jan Edeling Waarde Broeder! Wat is er nu weer to doen met uw zoon Hendrik? Hoe is 't mogelijk, dat zulk een eerlijk, edelmoedig man zo gedurig met brave kinderen overhoop ligt! Denkt gij, dat gezag alleen den vader maakt? Wordt gij liever gevreesd dan bemind? Ik moet spreken, zoals ik denk, dit eist de plicht van een eerlijk man, waarin dan ook zijn ambt of beroep bestaat . o! Wat zou het mij smarten, indien mijn kinderen mij nooit dan met een angstige bedeesdheid aanspraken! Ik ben de vriend mijner kinderen ; de uwen verdienen dat gij hun vriend zijt . De heer Blankaart denkt wel ; immers naar mijn indien . Hendrik is meerderjarig : indien gij leeft, tot hij vijftig jaar is, zal hij dan nog geen persoon uitmaken? zal dan nog uw ik wil zijn wet wezen? Gij hebt zeer brave zoons ; en 't is bijna een mirakel, dat zij het zijn . Ik ben het ook met den eerlijken Blankaart, over het stuk van Godsdienst, volmaakt eens . Zo heeft de zalige Luther ook gedaan. Gij noemt dit het geloof verlaten : noem het dolingen, die men voor dolingen houdt, to verlaten. Al wat ik denk, dat niet waar is, geloof ik ook niet : 233
zodat, dit is, in dit geval, zijn geloof bel/den en beleven . 1k sta verzet over het gezond verstand dezes mans . Hoe misselijk hij zich ook uitdrukt, zijn redenen zijn goed, en doen zoveel eer aan zijn hart, als aan zijn verstand .1k moet kennis met dien man maken : zijn liefde voor de jonge dame neemt mij sterk ten hare voordele in . Want, dat gij haar op die plaats met jongelieden gezien hebt, betekent niets ; dit hoef ik u met to bewijzen, hoop ik . 1k ben de enigste man, zegt gij dikwijls die u mag tegenspreken : van die vrijheid moet ik in deze gebruik maken . Nooit kan ik geloven, dat mijn neef Hendrik zijn hart zou schenken aan een meisje, wier karakter niet onberispelijk is . 1k ken zijn goede beginsels : ik weet, dat hij een vijand is van alle zedeloosheid, en dat gij van die kant niets to vrezen hebt, was dit zo (waaraan ik niets geloof of mag geloven), dan moesten wij de zaak anders behandelen . De enige zwarigheid is dan deze : zj is van de ublieke Kerk . De Lutherse Leer voort to planten, door het aanwinnen van kundige belijders, is mijn plicht : en ik zou het altoos afraden, dat jonge lieden met iemand trouwen, die in geloofstukken dermate verschilden, als de rotestantse met de Roomse Christenen : maar alle dwang is ten sterkste of to keuren . Dit heeft geen plaats omtrent Calvinistische en Lutherse Christenen. Alles, wat de heer Blankaart dit betreffende zegt, ben ik bereid to onderschrijven : ik voeg er dus niets bij . De Kerk is om de eer van het Evangelic to verkondigen, om to stichten, to vermanen, en, moet het zijn, to wederleggen. De Apostel aulus schijnt het ook zo begrepen to hebben, want hij zegt : een leraar moet niet twisten, maar vriendeljk zjn tegen alien . Hoeverre driftige domkoppen, van onze en der Gereformeerde zijde, het spoor bijster zijn, zij betwisten echter elkander, Gode zij dank, de Hemel niet : Laat u dan vinden! of gij zult u in huiselijke verdrietelijkheden dompelen . Geen burgerlijk gezag zal u to stade komen, indien uw zoon eens geraden vond, u daar voor to brengen. - Dit is mijn antwoord . - Mijn vrouw en kinderen groeten u hartelijk . Uw van harte toegenegen Broeder en Dienaar,
Everard Redeljk
234
iioe Brief de Broeder Benjamin aan Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp Zusje Liefl Ik ben tweemaal vergeefs aan uw woning geweest. Ik ben doodsverlegen . Daar ben ik bij haar geweest en heb haar zo dobbend, en in zulk een afgezakte staat gevonden, o Kea! Kea! wij zullen haar verliezen : en wij hebben haar zo nodig ; zij is rijk, en geeft veel verkwikkinkjes aan ons, vromen in den lande. Wij leven grotendeels van haar : de kruik is voor ons niet verzegeld gebleven, en ons deel was een Azers deel,* vol vettigheid en vol zoetigheid . 0 mij is bange, mij is zeer bange : wij, vrome mensjes, zullen bekend worden . Die Blankaart! ik beef, als ik om hem denk ; 't is een Enaks kind,* groot van stature ; ik ben een stinkend niet bij hem. Zij is danig ontsticht door jou brief: schrijf dan een briefje, dat je berouw hebt, en geef de Engel Satanas de schuld : je weet, die is onze wrijfpaal . Schik u wat naar heur zwak geloof. verleg dit alles zo eens : ik heb geen tijd. Denk dat wij haar nodig hebben. Zusje, zusje, 't zweet breekt mij uit . Ik zal al mijn achting, ik zal mijn kostwinning verliezen ; wie zal nu van mij 't geloof leren? Wij moeten ons haasten. De kwaaie is nabij ! Wij zullen voor Blankaart moeten bukken . - verleg deze dingetjes zo eens in uw harte. Ik heb rust noch duur . Stel mij gerust, dat je er iets op weet . Gij zijt zeer wijs, dat weet ik . Je weet, Kea, hoe de zaakjes tussen ons staan? dat mijn ziel aan uw ziel kleeft : dat heb je immers by bevindin~ hertje. Wij moeten haar houden kind . fschoon gij mij tot een gouden vat verstrekt, zij is echter een garden vat, dienstig tot ons gebruik . Is het zo niet, liefstetje! Wees toch nooit meer jaloers : ochj jij hebt geen reden daartoe : ik heb mijn deeltje aan u ; dat heb ik, och ja! Ik vergezel dit briefje met een geestelijke liefdekus, en ben uw eigendom . Benjamin
235
iiie Brief: Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan den Broeder Benjamin Wie heeft ooit groter gek gezien, dan Benjamin? Hoe is het? Fop je mij wat, of hoe weerga zit het ? Voor mij veinzen, voor mij de fijne Filebout uithangen! Laat naar je zien, zotte jongen . Wij moeten haar bedriegen ; dat is 't al . En daarom moeten wij de handen ineen slaan . Zouden wij zo een zot dier ooit gezocht hebben, was 't niet om de smul? en gij houdt u van de mallen? Ja, Blankaart kept ons zeer wel . Hoor, Ben, de fretterij is uit : wij moeten haar nu nog plukken, en dan - de hele wereld is voor ons open . Zij moet het gelag betalen : de jonge juffrouw B . moet er niet bij lijden . Blankaart is een duivel van een vent, hij lies u publiek geselen, en ik moest in 't spinhuis, zo wij aan haar goed ons vergrepen ; ik weet wel, dat er los geld is ; en dat zij interest moet ontvangen ; alles mondeling. Toon nu, dat gij mij liefhebt : ik zal't briefje schrijven, en morgen er gaan . Kom ook.'t Geweten? o dat is een bullebak voor u en mij,
Die gj kept ii2e
Brief Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan Mejuffrouw Suzanna Holland
Lieve Vriendin! Daar heb ik, als ik het nareken, zo een twee dagen en drie uren in de macht des Satans geweest : hij gaf mij die goddeloosheid in . Hij heeft mij verleid . ch, zusje, zusje! ik ben gevallen : ik ben wanhopig, ik ben ellendig . Die duizendkunstenaar was het, die mij die gruwelijke brief deed schrijven. Zo heb ik to veel op eigen krachtjes vertrouwd! och ja! mocht ik er maar door geraakt zijn, en nooit weer op mij zelf vertrouwen . 0! het ging mij, zoals de Eerwaarde van de Kwast placht to zeggen : de con-
scientie is de klapperman uit de hartestraat, die de rnensjes waarschuwt voor de brand van de He! . Gelukkig, dat mijn oude mens niet to diep was ingeslapen ; och! dat was recht dierbaar .
236
Verberg toch alles om der vromen wille . Gij kept de diepten des Satans . Mag ik morgen bij je komen, en dan blijven op 't geen je maar hebt? Schrijf mij dit, of ik verval tot wanhoop . Uw zwakke zuster, Cornelia Slimpslamp
ii3e Brief: de Broeder Benjamin aan Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp Zusje Lief! Ik begrijp je! Wees gerust, om u sta ik den duivel. l k heb het zeer druk in mijn werk ; dock kom morgen ; ik ben al verzocht. Alles is om het hare, en om u.
Gij kept m
ii4e Brief Mejuffrouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp Keetje Zusje! Wat is er een pakje van mijn hart! Neen, dat kon ik niet doen ; mijn geweten wilde niet . Nu is 't weer licht bij me ; ik heb alles verbrand . Kom toch vroegjes ; och! ik ben zo ontsteld geweest . Nu, Brechtje zal het gemeste Ka f slachten, omdat ik mijn zuster heb weergevonden, die in 's duivels hol gezeten heeft . Broertje komt ook, hij is zo gemoedelijk in zulke dingetjes. Zo komt het goed uit kwaad ; en nu is mijn ziel gebonden aan uw ziel, nietwaar? Uw Zuster in den Here,
S . Hofland
237
rise Brief: de Heer B . Smit aan den Heer Willem Willis Mijn beste Willem! Nu hoop ik u in 't kort min broederte noemen . 0 mijn aandoenlijk, vol hart! 1k moet u mijn geluk melden. Alles is mij gunstig! Uw uitmuntende moeder, uw lieve zuster, uw waarde tante, alien staan mij mijn wens toe ; en de erfenis, mij ten deel gevallen, heeft de grote zwarigheid geheel opgeruimd . Gij, mijn Willem, zult zeker niet met haar in dit punt verschillen? Wij waren altoos broederlijke vrienden : dit stelt mij gerust . 1k ben bij uw braven patroon geweest, om hem over het uitzetten van contanten to raadplegen . Kundig en eerlijk ; ziedaar, in twee woorden, zijn karakter . Hij spreekt van u, of gig zijn zoon waart, en ik geloof, das hid niet ongaarne zien zou, das zijn jongste dochter, een lief en blond meisje, dunks mij, hem een nadere aantrekking op u gave. Uw moeder vereert hij boven alle vrouwen, voor uw zuster heeft hid grote achting, maar over u words hij niet moede om to praten . 1k moest, op het goede succes van mijn huwelijk, en op Willems gelukkige thuiskomst, een glas morgenwijn met hem drinken . Ja, Ja! zei de goede man, je zult een mooi bruiloftsvers van Willem krijgen . Hoe is 't Willem! maak je verzen en weet ik daar niets van? 1k pleeg ook nog wel eens iets to doen ; maar, jongetje, zo ik geen beter leraar dan dichter word, beklaag ik de boeren, die mij krijgen! Nu, hij heeft mijn geld aangenomen ; ik ben wel dubbel tevreden. Des namiddags ging ik Naatjes vriendin bezoeken . Willem, wel das is een engel, hoor! 1k gaf mijn halve erfenis, das zij mijn zuster waar . Zij is meer dan schoon. Nooit zag ik, in een meisje van twintig jaar, zoveel oordeel, zoveel vernuft ; zij is zo vif als een lichtstraal : de goedheid van haar hart blinks in haar open en keurlijk getekend gelaat . En met dit al, zij is geen vrouw voor u : uw moeder oordeelt juist ; zij vroeg naar u, zoals zij naar een lieven broeder vragen zou, en zeide, das gij de braafste jongen waart, die ooit een pen achter zjn oor stale . De dame, daar zij bij logeert, is boven mijn beschrijving . De fatsoenlijke, de zedige, de vergenoegde vrouw blinks in haar ten helderste door : zij bemintjuffrouw Burgerhart tederlijk ; en ik geloof, das liefde en eerbied deze jonge dame geheel aan haar verbinden . 238
lk verlang sterk om u hier to zien : mijn bef en mantel zullen u immers met van mij verwijderen? Gij kept mij to wel hoop ik, om to kunnen vrezen, dat ik mid zal toegeven in fouten, die de vruchten zijn ener geestel/ke hovaar4 waarvoor mijn karakter niet berekend is, ja waarvoor ik de diepste verachting heb . Mijn ambt verbindt mij om een nut burger, een naarstig leraar, een vriendelijk raadgever to zijn ; om mij to wachten voor alles, wat de geestelijke etiquette ons, om wijze reden, verbiedt : maar ik zie geen 't minste verband tussen een leraar, en een nors, trots, onbeschaafd bediller. De plaats van een eerlijk man is dezelfde, waarmede men zich ook bezig houde. De zot van 't gezelschap to zijn, past noch u, noch mij ; de laffe toejuicher van onbetamelijkheden to wezen, betaamt niemand ; niet omdat hij een leraar, maar omdat hij een braaf mens is, vervuld van die waardigheid, die hem, als een redelijk, denkend wezen, in een rang plaatst, waarin hij nuttig zijn kan voor alien, en zichzelven voorbereiden tot de zalige hemel. Daar ik echter uit eigen vrije wil dit ambt aanvaard ; daar mijn kundigheden alle betrekkelijk zijn tot het hoofdoogmerk ; daar de studie mijn vermaak, alle gezelschap mij niet even goed is, kan men nagaan, dat ik in mijn kring blijven zal . Lieve Willem ! heugt u nog we!, dat wij, als kleine jongens, met elkander speelden? en dat ik eens een goed pak slagen van u kreeg, omdat men u gezegd had, dat ik teen uw moedereen bekgetrokken had, ofschoon het onwaarheid was? En vreest gij niet, dat de Domine u zal doen betalen, voor 't geen gig den armen slokker misdaan hebt? Nu, wees gerust, mannetje, dat is de enigste keer, dat ik uw hart wil bedroeven, door u to doen denken aan het enig ongelijk, dat gig immer aan enig mens deedt . Vaarwel mijn beste vriend! Altoos Uw vriend,
B. Smit
239
Ti6e
Brief: de Heer R. aan den Heer G.
Jan Lief! Haal mij de Satan! 1k ben nog even wijs!, ja, ik zie het heksje nu en dan ; ik ben ook met haar op het concert geweest ; maar ik ben nog even na, als toen ik begon. Hoe moet ik het aanleggen? Lilaffen? dan lachte zij mij van mijn stuk ; maar met een stemmig bakkes zeggen, dat ik haar bemin? ch! dat gaat haar niet eens aan haar koude kleren (zoals de meisjes zeggen). Had ik haar maar ergens daar mijn haan koning kraait, dan zou't proces spoedig aflopen : en zij zal niet zot genoeg zijn, om zich to durven inbeelden, dat ik een burgerdochter zal trouwen . Sultanefavorite, Jan, is dat met dubbel wel als ik, Frederik de eerste, haar Soliman ben? Ben ik evenwel niet een opgewarmd bier- en broodskind,* gelijk mijn oom, de kapitein, zijn matrozen noemt, dat ik zo een charmante meid niet tot mijn vrouw maak? Lief heb ik haar, waarachtig dat is waar! Antlers zou ik zolang niet het masker voorhouden . Zij stond al lang op de grote lijst . Maar wat praat ik van liefde tegen zulk een liederlijken knaap als gij zit ? Een vrouw is bij u een vrouw - loop, gij zijt mijn gebabbel niet waardig . 1k heb echter nu een antler plan : dat zal niet missen ; en, zo de weduwe het in 't hoofd krijgt om haar jonge vriendin to geleiden (zij ziet er ook wel uit), dan zal de koop niet breken . Zoudt gij niet zeggen, dat ik al een ganse kerel ben, als gij mij zo hoort snoeven en pochen? Waarlijk ik bemin haar ; dat is al de zwarigheid ; en nooit verlaat ik het wicht, of ik ben razend zot naar haar ; en wat denkt gig? ik heb nog nooit haar hand gekust : 't is waarachtig, Jan . Zij is onnozel, dat is het, dat mij ze ingetogen maakt : want hoevele vrouwen ik ook bedierf, ik heb nog al regard voor brave meisjes . Een lichtvaardige is mijn pop niet, al was zij zo schoon als deze meid . - Doch dit is to bliktri* voor u . Vaar dan we!! R.
240
ii~e Brief: de Heer Cornelis Edeling aan den Heer Hendrik Edeling Zeer lieve Broeder! Beide uwe laatste brieven liggen nog onbeantwoord ; hoef ik to zeggen dat de onverschilligheid aan mijn kant daar geen haarbreed schuld aan heeft! Immers seen : maar ik heb al mijn tijd nodig gehad om mij tot een loffelijke promotie in staat to stellen : en dewijl ik nu op mijn vertrek sta, is er een hoop drukte met afscheid to semen en al mes petites affaires in orde to brengen . Ik heb niet dan aan mijn meisje geschreven, want, hoe lief en waard gij mij ook zijt, honneur aux dames. Als ik zeker slechts aan een van u beiden, die ik't liefst in de wereld heb, kon schrijven, hoef ik geen logica to verspillen om u to doen begrijpen, voor wie ik mijn postpapier voor de dag haal. Uw meisje moet waarlijk iets fraais, iets goeds zijn : of wilt ge dat ik u zeg, fraai, lief en goed? fiat! Gij denkt nauwelijks gunstiger over haar dan ik. 0, alle Goden en Godinnen, hoe vermaak ik mij nu reeds, door mij to verbeelden, hoe onze vrouwtjes, als een paar zoete keuvelkousjes, zullen zitten snappen, elk over haar manlief ; hoe zij elkander duizend bagatelles in diep geheim zullen mededelen ; hoe zij, als't wat later is op de huwelijksdag, zullen raadplegen en zeggen : heden,
zusje, ik ben zo dingsig! was u ook zo d ingsi , toes je eerst aan die d roevige kiesp jn raakte?Als ik mij voorstel, hoe wij heren en voogden, met vaderliefs
op onze Lutherse koppen, en fraaie losse japonnen aan, onze wijfjes achteraan klungelen, en het is : har je, liefje, kindje, en zeg je zo w e, en was dat waarl jk zo? Hoe uw vlug diefje met een schonen jongen, en mijn zoet schaapje met een teer vif meisje aankomt, om ota haar hof to makes ; enz . 0! was het al zo ver, zegt mijn deftige broer! Al met er tijd, zegt zijn vrolijke vriend. Kunt gij mij ook een huismiddeltje aan de hand geven, waardoor ik in staat gesteld word om aan vader to zeggen : `dat ik, uit klinkklare vrees van hem to mishagen, hem reden gegeven heb om zeer boos, zeer kwaad, zeer driftig op mij to worden?' Jongen, geloof mij, de liefde zelve was niet in staat om mij immer to doen zeggen `dat ik Jaantje beminde .' Altoos kwam mij een brok in de keel, als ik den man maar hoorde hoesten . Wijn drinken kan ik niet, anders had ik mij al eens een knip gegeven, alleen om mij toch tot dat peil op to voeren. 241
Hoe zal't gaan broerlief? Maar das moet zichzelf redden! U flu om raad to vragen, is recht Hollands eerst het kalf lasers verdrinken, en dan de kuil dempen . Als het to hoog loops, frank ik naar oom, den pastoor ; die is immers de enigste sterveling, waarvan vader verdragen kan, tegengesproken to worden? Geld heeft mijn goed kind niet ; zij is ook niet in staat om mij door erfenissen een penning to verbeteren. Maar weet gij, was de beroemde Jeannin, gunsteling van Hendrik IV, zeide, toen hij nog maar avocaat was, tegen dien heer, om wiens dochter hij vroeg?
1/Vat inkomsten hebt g j, m jnheer, om min dochter to onderhouden? - Niets, m jnheer, dan dit (op zijn voorhoofd wijzende), en m jn pen . Mogelijk zult
gij in twijfel staan of mijn fonds wel zo goed is ; maar ik denk altoos gunstig over 't geen mogelijk is . Hoe zal papa toch opzien, als het geheim uitlekt! Nu! die dan leeft, die dan zorgt! 't Is met mij hollers of stilstaan ; want dit is nog maar de inleiding tot hetgeen ik u schrijven zal . Die brief zal duiten kosten! - Hem! hem! om to beginners. Indien de liefde u nog zolang in 't levers laat, als er tijd nodig is om mijn lange brief to doorlezen (das ik nog al hoop), dan zult gij verbazende berichten nopens mjzelven krijgen . Ik zie mij dan tot een waardigheid verheven, waarop ik mij wel was airs geven mag ; en als priester van Boileau achter mijn driedubbele kin, gelijk de haan van een scoter, doorstappen. Doch kuiten en zulke kinnen staan nog op de lijst der absence vrienden ; ook al! das niet is, kan zo worden ; de plaatsen zijn er in voorraad toe bij de hand . 0 ja, heer broeder, ik ben seders drie dagen, der beide rechten Doctor. En nu zit ik een fauteuil, met de linkerarm op mijn lessenaar, met een zware geveerde pen in mijn rechterhand, met het fijne puntje dicht aan't papier, terwijl ik op jets staroog ('t is hetzelfde was ook), zeer diepdenkend een stuk pen kauw, en geheel en al vervuld ben met mijn vriend Cornelis Edeling, dien ik nooit dan met eerbied betracht ; over wien ik mij hoogst verwonder . Niet over dien lossen Keesbroer, maar over mijnheer den jongen Advocaat, indien ik duidelijk moet spreken . ordeel of ik hiertoe reden heb! Drie dagen gepromoveerd, en al practiserend Advocaat? Ja, alreeds gepleit voor een strenge vierschaar, en over een zeer seder stuk. 0, zou dit mij niet meer dan gewoonlijk verhovaardigen, daar ik openhartig beken, geen verstand genoeg to hebben om mij nederiger to houden? 0, was moet de wereld in mij niet gezien hebben, toen ik, als een kleine gauwdief, alle meisjes plaagde, met alle jongens vocht, altoos knikkerde 242
en kootte, nooit leerde, en echter altijd zo fiks mijn les kon, als de stilste huilebalg, die mij bij Monsieur verklikte! Geen wonder dat ik zo ras bekwaam ben! Ik deed altoos zoveel kattekwaad, dat ik elk ogenblik voor mijzelf moest pleiten . Vader, weet gij, dacht niet dat ik het met de advocaterij ver brengen zou, dock hoe weinig gelegenheid kreeg ik in huffs om hem to doen zien, dat dit mijn bestemming was! Ik had kundigheden, die in zijn gebied onnut waren en waarover mijn meesters en mijn jonge klanten alleen konden oordelen . Wat moet echter Amsterdam in mij toes reeds gezien hebben, daar ik nauwelijks gepromoveerd ben, of men adviseert mij, en dit doer een burger en inwoner dier stad . . . `teat bruit (neen, days uw antwoord niet), wat scheelt mid uw advies, uw proces? spreekt van iets, daar ik belang bij heb, van mijn liefde, Keesje .' Maar wat heb ik met uw liefde to stellen? de rechtsgeleerdheid is mijn schone! zij vervult mijn hart, heeft al mijn gedachten ; zij benijdt mij de slaap ; evenwel, neen, laat ik niet lieges, mijn schone is zo wreed niet, ik slaap als een roos, ik eet, of ik er op gehuurd was, en gloei van gezondheid . Ter zake . Kent gij een heer op de -, die zijn oom, reeds buiten zijn zinnemachtigheid, een testament heeft doen makes, ten nadele van nadere erfgenamen? -1k ken hem niet. - Kent gij een mevrouw T ., die dissolutie van haar huwelijk verzoekt, omdat haar man vier maitresjes heeft? -1k heb van haar nooitgehoord. - Kent gij dan de heren A . en Z ., die om erg misverstand, of, wilt gig, ontdekt bedrog, de Compagnieschap breken? -1k moist niet dat die mensen in de wereld waren. -'t Is raar! Gig kept de mensen niet, en woont in dezelfde stad . Wel, kept gij dan ook een jonge heer, die smoorlijk verliefd is op een meisje, dock wiens vader dit niet moil toestaan, omdat hij over het geloof moat anders denkt, dan dat meisje? Nu, broertje! ontstel u niet! is die heer uw vriendd ik ben de zijne, en zal dit op de krachtigste wijze tones . In ernst, broerlief, vader heeft mij de hele zaak gemeld, en mij, kunt gij 't geloven? daarover geraadpleegd : niet als zoos, (nu, dat kun je wel denken) maar als Meester rechtsgeleerde! Gij weet, hoeveel achting, hoeveel liefde ik voor onzen braves vader heb ; en dat ik mijn eigen zwakheden voor de wereld niet zorgvuldiger zou bedekken dan de zijne ? Maar ik wenste, dat alle vaders, die wanes, dat strengheid en gezag het vaderlijk karakter uitmaken, al hun jongens tot Dominees of Advocates lieten studeren : dan zouden die voor hun zestigste jaar, nog eens, uit krachte hunner ambten, mogen tegenspreken . Maar de arme meisjes, zult gij zeggen? Ja, die moesten zich maar onder onze veelbeduidende bescherming stellen ; iets, dat ik al die 243
zoete kindertjes ten hoogste aanbeveel ; zij konden altoos op ons haar schade verhalen, als wij geknipt zijn . Ik heb vader met veel deftigheid beduid (lees hier pogen to beduiden), das zijn Hendrik niet in staat is, om een vrouw to willen fabriceren van een meisje, das er geen eer aan zijn deugd of verstand doen zou : ik heb pogen aan to tonen, das geen verschil onder de rotestantse Christenen zo groot was, das de rechter immer in zijn voordeel de zaak zou beslissen ; das gij echter veel to brave zoon waart, om zulk een heftig middel, buiten de dringendste nood, in 't werk to stellen . Ik heb gebeden als een kreupel, das hid u gelukkig maakte! Ik heb van uw goede hoedanigheden zo gesproken, als mijn plicht en mijn hart mij ingaven . Stel nu vrij mijn lijkrede op . Zeg daarin, bij voorraad : das Come/is Edeling
burger en inwoner der stall Amsterdam, geboren wend in het jaar - ; dat hj op verscheiden Binnen- en Buitenlandse Universiteiten tot Advocaat gemaakt werd; das hij zo welsprekend en zo eerljk was, als 't met zjn ambt overeenkwam ; als Mens was hij dus, als Advocaat dus, als Zoon was hij zo, als Broeder zo : hoe hij als man, vader, grootvader en overgrootvader geweest zij, kunt gig altoos invullen . Schrijf eens aan oom Redelijk. Vader schijnt tegen het meisje ingenomen ; hij zal, geloof ik, ook aan oom schrijven . Vaarwel wenst u Uw Broeder en Vriend,
Come/is Edeling
Ti8e Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Jan Edeling mijn Heer, Hoogst-geeerde Vader! De zaak, die mij, volgens uw altoos geeerde orders, hier zovele dagen gehouden heeft, is naar uw wens volkomen afgedaan . Ik vlei mij, das gij genoegen zult nemen in de ijver, die ik heb aangewend om het dermate to dirigeren, das ik u rekenschap van alles doen kan . Mag ik nogmaals de vrijheid nemen om to zeggen, das mijn liefde voor juffrouw Burgerhart gegrond is op de braafheid van haar hart, en das ik volmaakt ongelukkigzijn zal, indien zij de mijne niet words? Wat men ook
244
moge uitstrooien, zij is, en verdient to zijn, het voorwerp mijner hoogste achting ; en zij deelt nimmer in andere vermaken, dan die betamelijk zijn, noch verkeert zij met mensen, die om hun slecht karakter behoorden vermeden to worden. Gij weet, mijn altoos geeerde vader, met welk een blijmoedige onderwerping ik al uw bevelen heb gevolgd. Dit was een plicht, die de natuur en de godsdienst van mij vorderden . Maar gij zit vader! gij zult mij immers niet ongelukkig maken? zo deze wens mijner ziel mij geweigerd words, kan ik mij geen lang !even voorstellen . Ik gevoel mij niet we! . De onenigheden met mijn vader treffen mijn, door liefde vertederd, hart zeer diep! Mijn jaren en mijn werkzame aard hebben mij gesteld boven die dwaze drift, die men doorgaans liefde noemt . Mijn liefde is we! nietplatonisch, maar zij is echter mijner rede ondergeschikt ; zij is bedaard, sterk ; zij rust op de innerlijke waarde van haar, die mijn ogen streelt ; zij groeit dagelijks in zachte aandoeningen . Moet ik het opgeven, dan zal men zien, das mijn geliefde Burgerhart tot mijn !even zo nodig was, als tot mijn gelukkig !even . Laat ik u verbidden! Leg uw vooroordelen af! Gig kept haar niet, geloof mij! Heb ik mijn geeerde vader ooit ergens in misleid? zou ik het nu doen, daar de zaak niets minder is, dan een verbintenis voor mijzelven to kiezen . 0 laat ik u, ook voor deze gunstige toegevendheid, mogen bedanken. Ik kies immers een vrouw voor mij ; ik zal met haar moeten !even . - Ben ik, in mijn zesen-twintrgste jaar, nog niet in staat, om uit mijn eigen ogen to zien? Kunt gij mij van enige wuftheid in zaken van belang beschuldigen? Heb ik ooit mij tegen uw wil gekant? Moet ik nu mijzelven dat verdriet aandoen? Laat ik u mijn ganse !even mogen zegenen! Zo mijn tederbeminde, als mijn vrouw, u met mij niet zegent : zo zij uw ouderdom niet ten troost, tot hulp, tot blijdschap strekke ; zo gij haar niet zult beminnen als een lieve dochter, vergeet dan, das gij ooit een zoon hadt, die zich tekent, Uw ootmoedige Dienaar en liefhebbende Zoon,
Hendrik Edeling
245
ri9e Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den eerwaarden Heer Everard Redelijk Eerwaardige Heer, zeer geachte
om!
De betrekking, waarin ik met u, mijn geeerde oom, sta, het groot vermogen, dat uw bedaarde welsprekendheid op het hart mijns geliefden vaders heeft, en 't welk gij altoos ter uitbreiding der huiselijke rust hebt aangewend, doer mij deze keer weder mijn toevlucht tot u nemen ; ik kan niet zozeer zeggen om raad, dan wel om hulp in het uitvoeren mijns wel overdacht besluits. Ik hoop, dat gij mij genoeg kept, om gerust to zijn, dat mijn liefde voor de beminnelijkste juffer, die ik immer kende, niet rust op enkel schoonheid, maar dat mijn rede mijn liefde goedkeurt . Steeds was ik hoogst afkerig van alles, waarin losbandige jongelieden zich toegeven, ja wel eens hun roem s tellen. l k zeg dit niet om mij to laten voorstaan op mijn eigen deugd ; die niet meer dan zijn plicht doer, is zeker geen buitengemene lof waardig ; ik zeg dit alleen om Uw Eerwaarde in bedenking to geven, of ik dan nu zou afgaan van die beginsels, die uw lessen, die mijner zalige moeders vermaningen mij hebben ingeboezemd, en bij de opvolging van welke ik mij zo wel bevonden heb ; of ik nu dwaas genoeg zijn zou, om mijn gehele leven ongelukkig to maken, door mij to verbinden met een schone, bevallige vrouw, die noch een deugdzaam hart, noch een gezond oordeel bezat ? Ik ben, om ter zaak to komen, verliefd op de jongejuffrouw Sara Burgerhart, enige nagelaten dochter van de heer Jan Burgerhart en mejuffrouw Hofland, die haar (hoor ik) een goede stuiver gelds hebben nagelaten ; bij uitnemendheid wel opgevoed, en gesteld onder voogdijschap van den heer Abraham Blankaart, nevens een tante, van wie zij, met goedkeuring haars voogds, vertrokken is, en gelogeerd bij mevrouw de weduwe Spilgoed. Het karakter dezer dame is van de grootste volkomenheid, zij is zo verstandig als godsdienstig . Mijn beminde is de gunstelinge, - de tederbeminde dochter dezer waardige vrouw : de jonge dame bemint haar moederlijke vriendin met de eerbiedigste, de dankbaarstc liefde . m hiervan enige blijken to geven, zal ik u en mijn tante vier brieven toebetrouwen, een van mij aan mijn broeder geschreven, twee door 246
mevrouw de weduwe Spilgoed, en een van mijn beminde . Als gij, na de lecture daarvan, zult oordelen, das ik een dwaze keuze gedaan heb, zal ik zelf mijn liefde afkeuren, en trachten to vergeten, dat er zo een meisje in de wereld is. Ik zal voor u ook niet verbergen, das mijn Burgerhart zeer sterk gehecht is aan het bijwonen van openbare uitspanningen ; das zij de wereld ziet, en gebruik maakt van de gelegenheden, die deze smack voldoen . Haar grote levendigheid, drie jaren lang verstikt gehouden door een kwezelachtige tante is hiervan de enige oorzaak . Zij is noch coquet, noch du ton, noch een mode-zottin ; zij is een meisje, das de wereld zien wil, en echter altoos met fatsoenlijke lieden de openbare plaatsen bezoekt . Zij is ernstig van card, tot peinzens toe ; is geheel aandacht voor alles, was men over gezonde zedekunde en godsdienstige waarheden spreekt ; leest veel, en altoos de fraaiste boeken . Alles, was zij voor beuzelingen houdt, behandelt zij ook niet anders . Dwaalt zij hieromtrent (das nog to betwisten is), dan zal zeker de zachte plichtsherinnering alles afdoen . En zij, die even volmaakt geschikt is om het huiselijke geluk to genieten als to schenken, zal weldra minder trek hebben tot die vermaken, die meer haar vernuft, dan haar hart voldoen. Dit beminnelijke, dit brave meisje mag ik niet hebben, omdat zij in de gevoelens der Gereformeerde Kerk is opgevoed!'t Is waar, zij is die kerk toegedaan, dock is geen slaafse navolgster van feilbare mensen. Mijn vader wil volstrekt, das ik niet buiten zjn kerk trouw . Stond de goede man niet in het begrip, das geen vader moet reden geven aan zijn kinderen, das zijn gezag alles afdoet, ik zou hopen, hem vroeg of laat to zullen overtuigen . Dit is zo niet! Ziedaar mij ongelukkig! Want, zo mijn zielewens geweigerd words, dan, vaarwel alles, was mij aan dit leven binds! Mijn waarde oom, zijn dan de geschillen der publieke Kerk met de onze van zoveel aanbelang, das men zulke huwelijken moet afkeuren, ja krachtdadig beletten? Ik zou uw onderwijs schande aandoen, of liever mij zelven, indien ik zo onkundig op dit punt ware als vele jongelieden zijn. Ik zie deze verschillen was anders in en geloof, in alle ernst, das er geen reden voor zo een afkeuring zijn kan . Het huwelijk is bij mij de allergewichtigste verbintenis ; men moet hierom met bedachtzaamheid overwegen, of er ook zaken zijn, die de overeenstemming der gehuwden zouden kunnen benadelen ; maar ik zie niet, das het huwelijk tussen rotestantse Christenen een vredebrekende zwarigheid kan opgeven, indien beiden de godsdienst van Jezus Christus, door een deugdzame 247
wandel, belijden en beleven ; indien beiden vrij zijn van die kinderachtige
verldeefdheid aan lets, dat men onsgezegd heeft waarheid to zjn ; enig en alleen, omdat men het gezegd heeft.
lk bid u dus, mijn waarde oom, poog mijn vader to bewegen! Laat hij mij niet zo ongelukkig maken, als ik zonder mijn Burgerhart zijn zal, immer zo lang ik dit kwijnend leven behoud . Zoveel onrust knakt mijn gestel ; ik ben zeer onpasselijk. Mijn compliment aan mijn lieve tante en de kleine familie . Ik ben met eerbied, Uw ootmoedige Dienaar en liefhebbende Neef,
Hendrik Edeling
.S . Ik leg hier ook bij mijn brief aan den heer Blankaart en zijn antwoord.
i2oe Brief: de eerwaarde Heer Everard Redelijk aan den Heer Hendrik Edeling Mijn Heer, zeer geachte Neef! lk bevind mij, met mijn lieve vrouw en talrijk huisgezin, zo gelukkig en gezond, als ik u, mijn lieve Hendrik nog eens hoop to zien . Uw brief, met alle de bijliggende, hebben uw tante en ik met een onuitdrukkelijk vermaak gelezen en herlezen . Wij wensen, dat uw vader zich zal laten bewegen, om het huwelijk toe to staan ; wij verlangen vurig om de waardige dame, bij wie uw liefste logeert, nader to leren kennen . Het karakter van juffrouw Burgerhart, vereerd met de liefde en achting van zulk een vrouw, moet ons behagen : en als zodanig zouden wij ons vereerd achten met uw beider verbintenis, welke gezindheid zij ook onder de rotestanten mocht zijn toegedaan . Uw tante is verliefd op de waarde mevrouw Buigzaam, en spreekt van haar juist zo, als men van een oude, trouwe vriendin spreekt . Gij merkt dus, hoezeer wij uw keuze billijken . Maar, mijn lieve neef! gij begrijpt echter wel, dat ik, als Leraar der Augsburgse confessie, niet zeggen kan : Trouw een Gereformeerde vrouw, Ik denk op dit stuk zoals alle gematigde lieden denken ; dock wat zal ik zeggen? lk heb reeds aan uw vader geschreven ; ik hoop, dat hij zich nog zal 248
bedenken : mijn woord heeft toch bij den eerlijken, wonderlijken man veel invloed . Niemand omhelst met meer genoegen de hersenschim, van alle rotestanten nog eens verenigd to zien ; hoewel ik meen to moeten zeggen, dat dit niets dan een hersenschim is. De kracht der vooroordelen is sterk ; de zeer uit elkander lopende belangen der mensen zullen met minder arbeiden, om deze hersenschim nimmer in een waarheid to veranderen . De dwaze denkbeelden, die velen hebben van Godsdienst en Geloof, zijn ook niet zeer geschikt om zo een vereniging uit to werken. De manier van prediken, die ieder in zijn bizondere kerk (ik spreek van verre het grootste getal) volgt, is weinig geschikt om die hoop to vervullen. Zolang de leraars des Evangeliums niet meerder op een deugdzaam leven, dan wel op het vasthouden van bizondere begrippen aandringen, zolang men gematigde redikanten valse broeders, of schandelijke onverschilligen noemt, zullen wij deze verdeeldheden blijven bejammeren . Uw waarde vader meent het in ernst!'t Is bij hem een gemoedszaak . Wat kunt gij doen dan door zachte, vriendelijke middelen hem zien to bewegen? Wij zijn uw vrienden ; uw broeder is uw Jonathan * Bezorg u zelf geen recht :'t is uw vader. Hij is, in vele opzichten, een zeer edelmoedig man ; als hij zijn verkeerdheid ziet, zal hij die verlaten, en gij zult, met zijn toestemming, nog gelukkig zijn . Beur u op, mijn lieve neef, en beveel uw zaak aan Hem, die ons tot altoos to onzen beste regelt . Allen groeten wij u met tederheid . Mijn lieve vrouw wil deze nevens mij ondertekenen ; zip heeft u lief als haar eigen zoon, zo ook Uw liefhebbende om,
Everard Redehk
en deszelfs thuisvrouw, Maria Goedhart
249
iaie Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Juffrouw Burgerhart! lk hoor lieve historietjes van u, al hele lieve ook! Hagel en slijpsteen, hoe kan't zijn? daar je zoveel verstand hebt, en daar je beter je geloof verstaat dan ik, God beter 't ; en daar ik je altoos zo geraden heb, das je toch de goeie weg op zoudt . Meisje, meisje! maak mij niet boos ; 't zal er anders op en over gaan ;'t zal er ellements to doen zijn . Heb je daarom zulke kostelijke ouwers gehad, en moes ik daarom zo wijs met je zijn? ik kom er blauw af. Schaamt gij u niet zo to lopen rinkelrooien met een overgegeven lichtmis ; en u to kleden, of je in een Franse winkel stond? En mevrouw Buigzaam! och ja, die laat Gods watertje over Gods akkertje lopen ; zie, das vind ik verdord gemeen van zo een vrouw. Men had, kwanswijs, geen trek tot het huwelijk ; men was nog zo jong : men was nu zo gelukkig : ziezo ; das last ik, ouwe gek, mid maar zo op de moues spelden . En onderwijl speelt madame haar rol, vliegt uit en loops met allerlei ploerten en lichte kwanten de godganse stall door, komt bij avond en ontij thuis ; jawel, zie, ik ben zo kwaad als een spin . Daarom hadt gij geen zin in 't huwelijk met zulk een braaf man, denk ik ; das was de zaak : dan zou das gedraaf en geloop uit zijn, en daar bedanktet gig voor, nietwaar? Mijn naam zal evenwel geen Abraham Blankaart zijn, zo ik u, zolang gig order mien voogdij zijt, geef aan den een of anderen parlevinker, al was hij zo rijk als de grote Mogol, en al was hid een Burgemeester van zijn h all. l k denk, das de brave heer Edeling u nu wel zeer bedankt voor de eer van uw gezelschap ; hij heeft gelijk ; ik zou ook zo doen . Antwoord mid maar niet, want ik kom in 't kort thuis en zal dan nader met u spreken . Ik ben Uw voogd, Abraham Blankaart
250
i22e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Aletta Brunier Chere Letje! Ik verlang, dat gij thuiskomt . ik heb verdriet, en ik kan het niemand dan u toebetrouwen. Mijn Willis is to statig, to deftig ; onze moederlijke vriendin kan ik het nog minder zeggen, want het raakt haar ook . Lees de brief van den heer Blankaart ; elke regel is een dolksteek . Mijn ziel is beroerd ; mijn boezem klopt van spijt, verontwaardiging en droefheid . 0! ik heb vijanden, mijn Letje ; maar wie is de snode, die mij dus mishandelt, die mij in het duister en onbekend grieft? Hemel! verdacht to zijn van misdaden, die nooit in mijn gedachten oprezen! gehoond to worden om bedoelingen, die ik nooit had ; dit is zeer hard, mijn Letje . Maar wie is die lichtmis ? de man in de maan, geloof ik ; uw broer is een brave jongen ; de heer R . staat bekend voor een zeer ordelijk man : en met wien anders heb ik ooit (want Edeling is buiten alle verdenking) de minste omgang gehad? ch, met niemand! Nijd, die mij bekladt, gooit ook zeker dit lak op den heer R ., die mij nimmer reden gaf om hem to schuwen ; maar de smart, die dat monster mij aandoet, is to groot, om daar ook een man, die mid altoos met de grootste achting behandelde, in to doen delen. nze dierbare vriendin zelve vindt hem onberispelijk ; en, zo zij niet geheel in het belang van den waardigen Edeling was, dan zou zij mogelijk zijn gedrag een nog beter naam geven . Ik heb vermoedens . . ., maar neen! . . . dat zou al to slecht, al to verfoeilijk zijn. - Hoe 't zij, ik heb een gerust geweten ; ik heb mij van vele dwaasheden to beschuldigen ; dock ondeugden zijn mij vreemd. - lk moet geduld h ebben . l k ga wat spelen, om to zien of ik mijzelve kan opheffen uit deze verslagenheid. Daar ben ik al weer ; 't lukt niet! lk beef, zo aangedaan ben ik . Hemel! verdacht to worden van zulk een man . . .
's Nachts, half twaalf
Nu, mijn liefde, heb ik u veel to schrijven . l k heb de goedaardige Lotje verzocht naar bed to gaan, omdat ik noodwendig schrijven moest . De zoete ziel stonden de tranen in de ogen `wijl zij merkte, dat ik droevig was, en dat onze vriendin en ik niet zo waren (zei zij) als altoos ; och, dat deed haar zo leed.' Heeft zij niet een recht lief hart, Letje? Nu, ik zal haar
251
ook altoos voorstaan en terecht brengen . Vanmiddag viel er niets voor, dan das Hartog vroeg, of de heer Edeling hier niet meer aan huffs kwam ; waarop juffrouw Buigzaam antwoordde, das hij, om zaken van het uiterste belang uit de stad was ; er bijvoegende, das zij hem waarlijk altoos met genoegen zag . Juffrouw Hartog :Ja,'t is een zoete grater ; hij weet nog zo was oppervlakkig mee to doen ; schoon ik in 't eerst groter denkbeelden van zijn verstand had, dan nu . Juffrouw Buigzaam : lk geef mij niet uit voor een vrouw van veel kundigheden, omdat ik to wel weer, hoe ik er mede sta ; maar mid dunks, das de heer Edeling een verstandig, belezen man is, en zijn gezelschap overwaardig. Ik : Ja, ik heb misschien geen kennis van verstand, maar zo hij een uilskuiken is, dan moet een man van verstand een schepsel zijn, daar ik niets van begrijp ; en ik zou een ducaat geven, om zo een man van verstand eens to zien. Juffrouw Lo je : Heden, juffrouw Hartog, je waart evenwel de laatste refs zo in de weer om hem tegen to spreken ; was dan de sop de kool wel waard? Ziet, ik ben nou maar een eenvoudige sloof, maar daar zou ik mij nog to wijs toe rekenen . Juffrouw Hartog : Ja, Edeling weet zeker genoeg, om met onze sexe zowat voort to komen ; dock das hij geen vogel van de verhevenste vlucht is, heb ik al gezien. Juffrouw Buigzaam : Mogelijk is u van gedachte, das elk, die zich niet met het air van ongeloof voordoet, een lage geest is ; en dan is voor mij niets raadselachtigs in deze uw zeer vreemde gedachten over dezen waardigen jongen heer. Juffrouw Hartog (schamper lachende) : `Aan de vruchten zal men u kennen ;' zegt de Bijbel, en das is immers waar? Juffrouw Lo je : Heer, juffrouw, gelooft u dan in de Bijbel? gij zeide laatst, weer gij, op die Zondag, toen ik zo zat to lezen in mijn nieuwe salmen, das de Bijbel een mooi sprookje was (zj werd rood) ; of gij rood words, 't is evenwel zo, juffrouw . Juffrouw Buigzaam : Eilieve, juffrouw Lotje, moei u daar nu niet mede, om mij plezier to doen, liefde! Is das zo, mejuffrouw Hartog, das smart mij ; en ik dank God, das ik nooit mijn bekwaamheden heb willen tonen in voor to wenden, das ik niets geloofde, daar ik mij niet in staat gesteld had, om wel to kunnen oordelen . 252
Juffrouw Hartog : Elk zijn verkiezing, en ik verzoek die vrijheid, die ik u laat . Gij schijnt zeer ingenomen met uw vriend ; en vriendschap vermag veel ; dock dewijl ik de vriendschap van zo een eigenwijs heertje niet begeer, is mijn oordeel to vrijer . 1k : Eigenwijs heertje! die uitdrukking is niet verplichtend . Juffrouw Hartog : Hoe!is de heer Edeling dan uw vriend ook? (mjspottend aanziende) . Ik : Mogelijk verdient gij geen antwoord, dock ik zal beleefd zijn ; ja, hij is mijn vriend ; en ik vind mij met zijn vriendschap zeer vereerd . Juffrouw Hartog : Dat kan ik wel begrijpen ; en die vriendschap doer u ook veel eer . 1k : Zij zoude zeker u niet tot schande, en nog veel minder tot verdriet strekken, indieng/ tenminste genoeg hadt aan z jn vriendschap . (Z j wend Meek .) Ken gig den heer Blankaart, mejuffrouw Hartog? (haarsterk aanziende.) Juffrouw Buigzaam : Heden, liefde, wat vraag is dit nu ook? Ik :Juffrouw Hartog, zal mid, vrees ik, Verstaan. Juffrouw Hartog : Nooit hoorde ik, dat men vreesde verstaan to zullen worden : ha! ha! Juffrouw Lo je : Nu, days mij to geleerd . Juffrouw Buigzaam : En mij ookjuffrouw Lotje . Ik : Ja! wist gij wel, dat ik zo een savante was? of liever, dat ik zo t' onpas iets kan vragen? Welnu, Juffrouw, 't zal u geen oneer zijn mijn voogd to kennen. Hij is wel geen geleerd, maar hij is een eerlijk man ; een hoedanigheid, die ook al haar prijs heeft . Juffrouw Hartog : ch, mijn lieve kind, ik zou nooit geraden hebben, dat er zo een man in de wereld was, zo ik u zijn naam niet wel eens had horen noemen : neen, ik ken hem niet . 1k : Men zou u in de gelegenheid kunnen stellen om hem to leren kennen ; dock hij heeft niets tot zijn aanbeveling dan zijn vroom, eerlijk karakter . Juffrouw Buigzaam : Zullen de dames ook nog ergens van gediend zijn? anders zou ik verzoeken om to danken en laten afnemen :'t is mij wat heel warm in de kamer . Wij alien bogen, dankten, en gingen de ene hier en de andere daar. Hartog peinsde. Juffrouw Buigzaam ging in haar tuin, zag haar bloemen met blijde vergenoeging . Ik stond voor't raam, diep aangedaan over de ontvangen brief. Frits had een mand spinazie gesneden, die hij haar lies 2S3
zien. `Ja,' zeide ze, `Frits ; die spinazie staat mij niet aan.' `Zij is evenwel in uw tuin gegroeid, mejuffrouw.' - `Als was zij in mijn zijkamer gegroeid, Frits, nog staat zij mij niet aan .' - Ik wou, Letje, dat ik haar toen had kunnen uitschilderen ; maar nog liever, dat gij haar toen gezien had! Ik ging zitten spelen, en wilde mijn verdriet wegzingen :'t was of mijn vingers de kramp hadden ; evenwel, ik dreunde lustig door . En Lotje vond, dat ik mooi speelde ; dat zegt zo al iets, nietwaar? Wig kwamen alien in de zijkamer bijeen, om thee to drinken : mijn hoofd was vol en ik kneep nu en dan een traan weg, wel naarstig aan de zakdoeken naaiende, terwijl Lotje breide, of zij er geld mee verdiende . Daar kwam zowaar de heer R . Het denkbeeld, dat hij beschuldigd was, omdat men mij benijdde, maakte mij veel vriendelijker dan gewoonlijk ; me dacht, dat ik hem vergoeding doen moest ; en .lat denk ik nog. Hij had een zeer fraaie bloem op zijn borst ; hij zag, dat ik er naar keek ; durf ik u deze aanbieden? vroeg hij, en ik nam die vriendelijk aan ; zij was zeer fraai. Juffrouw Buigzaam :Is mijnheer R . ook een liefhebber van bloemen? De heer R. : Ja, mevrouw, en ik vind, dat in deze, zoals in alle zaken, de natuur de kunst oneindig verre overtreft . Ik heb ook een kleine verzameling van vreemde gewassen, die men maar widen vindt. 1k : De heer Blankaart heeft wel tienmaal beloofd, mij eens in de hortus medicus to brengen, maar 't is er nooit toe gekomen ; en ik hoor dat daar zulke fraaie planten en heesters zijn . De heer R . : Laat ik de eer hebben, u daar eens heen to leiden : gij zult met verrukking zulk een rijkdom der natuur beschouwen ; 't is waarlijk fraai. 1k : 't Zou onbeleefd zijn, dit verzoek of to wijzen . De heer R . : Ik zou om die eer deze dag zelfs nog verzoeken, maar ik heb mijn ~voord gegeven : mag ik morgen, als het zulk heerlijk weer is, en zo zonnig als nu, zo gelukkig zijn om de dames daarheen to brengen? Juffrouw Hartog :Ik bedank u ; ik ben niet plantachtig ; een bloem is mij een bloem, meer niet. De heer R. : En wat zegt mevrouw? Juffrouw Buigzaarn : Verschoon mij, mijnheer, huiselijke bezigheden en mijn zwakheid laten mij dat niet toe. De heer R. : Deze vriendelijke Juffrouw zal dan wel gelieven merle to gaan ? Juffrouw Loje :Ik zou het gaarne doen, maar ik moet morgenochtend tijdig bij mijn oom en tante zijn, om naar de Hout to rijden. 254
De heer R. : Zodat, mejuffrouw, gij zult u dan met mijn gezelschap alleen zien to vermaken? Ik : 0, mijnheer! maak geen complimenten . Hij bong . Nog een kwartier gezeten hebbende, zeide hij, dat hij morgen to vier ure zou maken aan huffs to zijn, en vertrok . nze juffrouw savante las ; wij spraken weinig . Elk scheen in gedachten ; mijn kind zeker over haar vrolijk reisje naar de Hout ; ik over de brief, en juffrouw Buigzaam ? - dat wist ik toen nog niet! Na het theedrinken stond de lieve vrouw op, nam een boek mede, en ging in het theehuis zitten (zoals ik naderhand zag) . Ik was mistroostig, ongemakkelijk en stond ook op, mij naar de tuin begevende, om ruimer adem to scheppen. Doe ik u ook belet, juffrouw Buigzaam ? anders ga ik weer heen . Z f : Integendeel, uw gezelschap is rnj altoos aangenaam. Ik : Dan zal ik mij bij u zetten . (Z j zag onderwjl steeds in haar boek). Ik moet u iets vragen. Zijt gij misnoegd op mij? als dat waar was, dan zou ik zeer ongelukkig zijn. Juffrouw Buigzaam (Haar boek toedoende) : Misnoegd? Hieruit moet ik opmaken, of dat gij mij voor zeer grillig houdt, en dat hoop ik nooit to verdienen ; of dat gij meent, mij enige reden daartoe gegeven to hebben . Ik : Zo ik u van grilligheid verdacht hield, dan zou uw misnoegen mid met ter harte gaan : dewijl ik begrijp, dat grilzieke vrouwen geen meer achting verdiene, dan grilzieke mannen . Juffrouw Buigzaam : En doer het u waarlijk leed, dat ik niet zo gemeenzaam met u ben als to voren? Ik : Ja, zeker, maar dat gij mid dit vraagt, treft mij niet minder . Gij weer dan nog niet, hoe hoog ik u acht, of hoe hartelijk ik u bemin ; en hoe zal ik u daar ooit van kunnen overtuigen? (Ik had tranen in min ogen) . Juffrouw Buigzaam : Als gij mij in dat licht beschouwt, dat ik waarlijk uw achting niet onwaardig ben, waarom maakt gij dan zo weinig gebruik van mijn oprechte vermaningen? Ik : Als, zegt gij met nadruk! Juffrouw Buigzaam : Is het zo niet? Komaan, wij zitten hier nu onder vier ogen. Laat ik eens met u praten : wilt gij? Ik : Niets zal mij aangenamer zijn. Maar zeker, zijt gij ontevreden? Juffrouw Buigzaam : Ja, en nog meer verdrietig ; ik heb u to lief om niet beide to zijn. Ik : Wees nu alles wat gij maar wilt, indien gij mij maar liefhebt : Mag 255
ik u echter vragen was u hiertoe beweegt?
Juffrouw Buigzaam : Uw eigen onvoorzichtigheid . 1k : (1k werd ongemakkeljk, en zj zag het ook .) Mijn eigen onvoorzichtigheid ?
Juffrouw Buigzaam : Niets anders . . . Maar mij dunks, das gij niet zeer geschikt zijt om thans onaangename waarheden to horen ; en ik beken, das ik geen recht heb om u die to zeggen, tenzij de vriendschap mij das recht geeft. Willen wij de zaak daar laten? 1k : Zoals gij verkiest : niemand hoort gaarne onaangename waarheden ; 't is dus geen mirakel, das ik er niet veel smack in heb . (Z/ zag m/ zeer
bedaard, dock niet minder minzaam can). Juffrouw Buigzaam : 0, mijn kind, speel niet met uw eigen geluk! (Dit woord brak min trotsheid ; ik rees op, omhelsde haar, schreide can haar hals; z kuste mjngloeiende wang trok een stoel naast de hare, en zei) : Zit, mijn liefde, waarlijk, ik meen het wel met u . - (1k kon niet spreken, ik snikte). Zij ging
voort : `de Voorzienigheid, die alles in de zedelijke en natuurlijke wereld bestuurt, die altoos voor al haar schepselen het beste beoogt, heeft u, tegen uw uitzicht can, bid mij gebracht . Dat ik u lief kreeg, was zeer natuurlijk, das gij mij met achting behandelde, insgelijks . Ik leerde u kennen ; ik zag, das gij een voortreffelijk jong mens waart, en das, zo gij a!toos in goede handen vie!, vooral, zo gij de vrouw werd van een achtenswaardig, u beminnend man, gij een voorbeeld in het huiselijk leven zoudt kunnen worden, omdat gij u dan zoudt verheffen boven uw sterke neiging tot zulke vermaken, die nooit onze plichten moeten uit de weg stoten, of zij worden hoogst afkeurenswaardig . Geen meisje van zulk een edele geest doer ooit iets uit dwang ; en mogelijk zou ik, indien dit het enige goede middel voor u was, uit alle vrouwen het minst geschikt zijn om u nuttig to wezen . Gij krijgt gelegenheid om een partij to doen, die zelfs uw zalige ouders (zijn zij nu nog vatbaar voor aandoeningen, die uit deze benedenwereld ontstaan, iets, das mij zo voorkomt) moet verheugen . Elk, die belang in u stelt, wenst, das gij toch moogt besluiten om u van das geluk to verzekeren. De man, zo beminnelijk, zo edeldenkend, is zo volmaakt geschikt voor u, als gij voor hem zijt . Wat doer gij? Dat gij hem nog niet genoeg bemint, om hem u zelve to geven, daarop is niets to zeggen : maar gij geeft u dermate over can uitspanningen, die in 't oog vallen, das de wereld niet nalaat om u zo of to beelden, als gij nooit worden kunt : men houdt u voor coquet, voor une dame du ton, voor een meisje, das zich in 256
al haar daden, geen oogmerk voorstelt dan vermaak. Kan ik, die u als mijn eigen dochter bemin, dit zien, zonder op u misnoegd, en over uw gedrag zelfs bedroefd to zijn? Gij weer, liefde, das ik geen behagen heb in de heer R. ; ook niet (dit volgt er uit), das gij met hem uitgaat. l k kan, das is waar, u wel geen reden geven van deze ongunstige aandoening ; dock gij weer echter, das gij mij veel genoegen zoudt aandoen, indien gij deze, u onschadelijke, opvatting in acht geliefde to nemen : das doer gij niet ; en nog deze namiddag geeft gij weer uw woord . 1k : Hadt gig maar een woord gezegd! Juffrouw Buigzaam : Wanneer moest ik u dit ene woord gezegd hebben? Voor de zaak gebeurde? Gij waart niet zo gehumeurd als voortijds ; gij hadt iets, das u trof ; en ik was de vertrouwde niet . 0 liefde! niets ontglipt mij van u, ik moet voor u zorgen, mijn genegenheid gebiedt het mij al zozeer als mijn plicht. 1k : lk heb vijanden ; ik words gelasterd . Juffrouw Buigzaam : Dat kan niet anders : en zo gij voortgaat met hun stof to verschaffen, zullen zij u nog anders kwellen . Maar (om ons discours to vervolgen), toen het voorstel geschiedde? Eilieve, was recht heb ik om u in gezelschap to behandelen of gig mijn mindere waart, aan wie ik alles mag zeggen? om, met een woord, als uw Gouvernante to handelen? lk denk, das dit u ook maar matigjes zou hebben aangestaan . 1k : Wel, was kwaad is er dan in, das ik met een fatsoenlijk man de hortus medicus ga zien? Juffrouw Buigzaam : Niet zoveel kwaad, alsof gij u door Frits naar de kerk lies brengen. Van het kwade spreken wij ook niet : al was die naam verdient is beneden u, das weer ik zeker : maar, zo gij waarlijk mijn dochter waart, dan zou ik u, al was u geen goed gerucht door uw vijanden kon geven, volstrekt verbieden : het heeft immers zulk een haast niet, zou ik zeg-
gen, mjnheer ; min dochter zal, met haar voogd Blankaart die haar dit beloofd heeft, de een of andere dag d at vermaak wel eens nemen . Gij waart ook bui-
tengemeen vriendelijk tegen hem . 1k : Hij words, buiten zijn weten, om mijnentwil beledigd ; en das valt mid to zwaar om hem, ook buiten zijn weten, daar geen vergoeding voor to doen ; dock, zo uw mishagen gegrond is, we!, gij zijt meesteresse van uw huffs ; wacht hem nooit weer af. Juffrouw Buigzaam : Ik wacht hem nooit af. Hij is een fatsoenlijk man ; ik kan mij, op zo een directe wigs, van mijn recht als meesteresse, ook nog al zo niet bedienen ; maar indien gij, to zijnen opzichte, minder gemeen257
zaam waart ; indien gij, als hij inkwam, opstondt, onder het een of ander voorwendsel, en voornam, altoos to bedanken voor al zijn aanbiedingen, dan zou de heer R . weldra verdwijnen en ons geen verschilstoffe aan de hand geven. 1k : Daartoe heb ik geen reden ; en dewijl ik hem niet anders ken, dan voor een fatsoenlijk, aangenaam man, die zich een eer maakt in mij plezier to doen, kan ik daar niet toe besluiten : indien ik den heer Edeling beminde, indien ik hem enige hoop gaf op mijn bezitting, dan was het een andere zaak ; en ik zou dan juist doen, zoals gij nu van mij eist, dat ik doe. Buigzaam : lk eis het niet van u ; uw eigen geluk, uw achting voor u zelve, uw achting voor den heer Edeling, eisen dit .1k heb niets to eisen : al wat ik doen kan, is u ten beste raden, en dat doe ik waarlijk : gave de Hemel, dat mijn zorg voor u geheel nodeloos was! want, hoe het ook ware, uw ongeluk zou mijn hart doen b loeden . l k bemin u, mijn kind : ik zie zoveel goeds in u : uw dwaasheden zelve groeien op de beste grond (ik weende) . 1k : Dierbare vrouw! vergeef mij deze ene refs mijn verkeerde, losse toegevendheid! Nooit, nooit zal ik u weer bedroeven, gij zult al mijn daden en gedachten regelen ; ik zal den heer Edeling recht d oen . l k heb dit alles zo met beschouwd. 0! wat zou ik ongelukkig zijn, zo ik u verloor! Dat zie ik meer en meer ; maar ik zal alles vergoeden ; ik zal met u en met Letje huiselijk leven ; wij zullen niet dan met Edeling, of haar broer, nu en dan eens een uitvluchtje nemen ; als gij zelf goedvindt, anders niet. Ziedaar, ik geef mij, ter mijner verbetering, geheel aan u over . (Z drukte
Iuffrouw
f
mj aan haar boezem.) Juffrouw Buigzaam : Mijn eigen lief kind! alles is nu wel, alles is afgedaan ;
ik weet, dat gij het oprechtste meisje van de wereld zijt, en dat gij ook doen zult, meer nog dan gij mij belooft. Na nog wat zittens en minzaam samenpratens, vroeg zij mij, of wij wat wilden gaan musiceren? 0 zeer gaarne, zei ik . Zij droogde, met haar eigen zakdoek, een traantje of vier af, kuste mij, haalde mijn voile wat neer, opdat niemand mijn beschreid gelaat zien zou (denk ik), en wij gingen elk voor 't clavier . Nooit speelde zij zo verrukkelijk ; al haar tonen stemden met mijn ziel, en zij zong haar geliefkoosd air : Ah! que l'amour est chose jolie! zo heerlijk, dat mijn vingers stilstonden . Vervolgens spraken wij van den 258
heer Edeling, en over zijn thuiskomst . Hebt gij hem, vroeg zij, enig gunstig onthaal toegedacht ? 1k : Wel, ik verlang waarlijk, das hij hier is : ik weet het niet, maar er is iets zo ledigs, flu hij hier niet is : dunks u das ook niet ? Me dunks, das Letje en hij zo recht bij ons behoren.1k wist niet, das ik zo over hem denken zoo, nu hij niet hier is ; doch't is echter niet anders . (Zjglimlachte en noemde mj engel.) En vraagt gij nu, `waarom vertrouwt gij haar de brief van uw voogd niet toe?' mdat ik, zelfs voor deze dierbare vrouw, niet wil weten, das zij in dit opzicht het zo wel had. Dit is mogelijk verkeerd ; maar neen : die vernedering is mij to smartelijk . 1k was bizonder stil onder ons soepeetje ; juffrouw Buigzaam insgelijks ; beiden mogelijk uit verdriet, das wij verschil gehad hadden . Lotje durfde niet spreken, dan met de kat, en Hartog hield een deftig, stiff, peinsachtig voorkomen. Wij gingen vroeg naar bed, en nu schrijf ik u deze, om hem bij de eerste gelegenheid to verzenden . Nacht liefde. Kom spoedig bij Uw seder liefhebbende Vriendin
Sara Burgerhart
.S . De brief van mijn voogd sluit ik hier in .
r23e Brief: de Heer R. aan den Heer G. Vriend Jan! Uit is de klucht! de mijne - de mijne is zij, moet, zal zij zijn . o! Dat lief bekje! En hadt gij waarlijk zin om de Hortus Medicos to zien? Nu, schat, gij zult veel meer zien, of ik verdien voor schelm uit het regiment lichtmissen gejaagd to worden . En kon mevrouw Buigzaam niet om huiselijke taken? 0 ik heb achting voor huishoudende vrouwen ; gij doer wel, schone weduwe! Zorg, das morgen voor de middag mijn fourgon en de harddravers Kwas en Bles gereed zijn, om naar buiten, dock langs een ornweg, to rijden . Hood u daar vandaan ; ik heb u niet nodig ; zeg alleen aan den tuinbaas, das ik met een meisje hom, dan weet hij genoeg . Hij moet mij niet kennen voor 't nodig is ; en dan zal ik hem das wel beduiden. Hij is een gauwe 259
kerel ; hij moot maar niet weten, dat doze dame geen maitres van mij is ; want hij babbelt dan maar weer van zijn geweten ; en schoon ik op geen handvol ducaten zie, als ik wellust kopen wil, zo hoof ik hem echter niet to vroeg rijk to m aken. l k zal buiten zijn tegen vijf ure, of half zes : de fourgon moot in 't koetshuis, en de paarden, zoals zip van voor't rijtuig komen, op stal gezet worden . l k zal de rest wel schikken. hilips moot maar teruggaan . nthoud mijn orders wel . Daar! daar hebt gij vijftig ducaten om uw schulden van eer to betalen. Ik bon flauw van vreugd . Zo eon meisje ; zo een engel ; zo rein als een kind ; zo onkundig van haar gevaar ; die niet eons vermoedt, dat ik de Belsebub ben, die hot op haar bederf toelegt! want trouwen, liefstetje, daar kan ik niet aan doen . Zie, zo praat ik al in en met mij zelf. R
i24e Brief: Mejuffrouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Lieve Nichtje! Heb je niet al van mijn droevig ongelukje gehoord? ch! kind, Benjamin en Slimpslamp zijn met een groot gedeelte mijner bezittingen doorgegaan : ik had veel contanten, van afgeloste obligation, en van mijn huffs op de Nieuwe Dijk, in een kistje, aan goud . Maar zo bezoekt de Heer mij nu, om mijn gierigheid, en om mijn vertrouwen op zondige m eisjes . l k leg onder een diep gevoel van mijn s chuld . l k hob niet recht gedaan, ik hob mij met de schijn vernoegd : nu bennen mijn ogen open, en ik zie dat je zalige moeder hot beste deel had uitverkoren, en ik hot gelaat ; niets m eer. l k hob rust noch duur, ik mot je om vergifnis bidden voor al de zondige daden, die ik omtrent u gepleegd hebbe ; och ja! en dat je toch mij al hot ongelijk en al hot verdriet vergeeft . Nichtje, nichtje, wat hob ikje in gevaar gebracht om eon grote zondares to worden! Nooit zal ik iemand meer om zijn kleding versmaden of achten . En ik hoor, dat je daar bij zo eon zoet mensje inwoont, die een rechte weduwe is, al is zij zowat naar de wereld, wil ik spreken . Wat hob ik nu met mijn eigen onbekeerd hartje to tobben! Al jouw goedje, en al je kostelijk gemaakt zil260
ver, hebben zij laten staan, dat kun je allegaar krijgen, tot je zilver poppegoedje inkluis, dat mijnheer Blankaart je eens mee uit Engeland bracht. Ik heb niets van je verdiend, maar geef de heer Blankaart een goed woordje voor mij ; en dat ik geen speld meer pretendeer . Je lieve moeder, nichtje, was evenwel mijn eigen zuster . 0, versmaad uw tante niet, nu zij arm is! En Brecht is zo brutaal tegen mij, en verwijt mij nu, hoe ik met je geleefd heb . Nou, lieve nichtje, schrijf dat je't mij vergeeft ; en wanneer ik je eens kan komen spreken . Uw liefhebbende Tante en Vriendinne,
Suzanna Hofland
i25e Brief: Mejuffrouw Sara Burgerhart aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Ge-eerde Tante! Zo op het ogenblik krijg ik uw briefje. Het smart mij, dat gij zo bedrogen en bestolen zijt : maar 't is mij lief, dat gij nu ziet met wien gij hebt verkeerd .1k vergeef u alles, uit grond van mijn hart ; dit eist de godsdienst van mij ; ik doe niets dan mijn plicht . `U versmaden, omdat gij arm zijt?' Goede God! daar bleef ik van! 1k zal u helpen, ik zal mijn voogd alles op de zachtste wijze zeggen ; alleen, jaag uw dronken meid heen, zo gij haar nu missen kunt, zij deugt ook niet . Mejuffrouw de weduwe Spilgoed is een uitmuntende vrouw ; ik weet zelf niet, hoe gelukkig ik bij haar ben ; ik eerbiedig haar . Ik zal, zodra ik kan (mogelijk morgen), bij u komen ; dat zal beter passen, dan dat gij bij mij kwaamt. Tijd ontbreek mij om nu meer to zeggen, dan dat ik ben Uw gehoorzame Dienares en liefhebbende Nicht,
Sara Burgerhart
.S. Ik moet zo uit ; maar ik hoop deze u echter nog van avond voor negen ure, to laten bezorgen.
261
126e Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Mijn dierbare vriend! Ik schrijf, of begin deze to schrijven, aan het huffs, daar de beminde mijner ziel, seders gisternamiddag vier ore, niet is teruggekeerd . . . Mijn bloed stolt in mijn aderen, liefde, angst, jaloezie, drift, weemoedigheid, maar vooral de tederste bekommering, verscheuren mijn ziel dermate, das mijn ongesteldheid sterk toeneemt . 0! Gij engel onder de mensen! Bekoorlijke, lieve, lachende lenteroos, zal een geweldige deugniet u baldadig verscheuren, en na u bespot to hebben, onder zijn voeten vertreden . . . IJselijk vooruitzicht! wrede onzekerheid! alles is duister als het graf, als de paden des doods . Kon ik, mijn broeder, maar zoveel bedaardheid herkrijgen, om u mijn ramp in een tamelijke orde to schrijven . Ik zal het ondernemen : de waardige vrouw is, op mijn sterk bidden en aanhoudend verzoek, was gaan liggen ; juffrouw Brunier insgelijks.'t Is nu middernacht. Niemand beweegt zich ; alles is stil : ik hoor niets dan 't gekras mijner pen. Weet dan, das ik gisteren na de middag, door overhaastig reizen, zeer vermoeid in de stad kwam . Mijn hart dreef mij naar dit huffs ; ik moest haar zien, die ik, nu veertien dagen geleden, voor de laatste keer zag . Ik had berichten opgedaan nopens de heer R ., en 't was hoogst nodig, de berichten aan de waarde mevrouw Buigzaam en aan mijn beminde ten spoedigste mede to delen. In een blijde, gespannen verwachting, trad ik de stoep op : de dame zelve deed mij open, eer ik nog had aangescheld, heette mij welkom, vroeg of ik ziek was, en verzocht mij om thee met haar to drinken. Ik zag, das zip alleen dronk. Hoe vaart, vroeg ik, mijn lieve Burgerhart ; is zij thuis? Zij ; Het lieve meisje is zeer wel ; en ik denk, das zij tegen de avond zal thuiskomen . Zij is met de heer R . naar de Hortus Medicos, om ik weet niet welk vreemd gewas to gaan zien . (1k ontstelde zo, das min theekopje in min hand beefde.) flat scheelt u, mijnheer Edeling? Gij zijt immers niet jaloers? waarlijk, gij hebt er geen reden toe ; 't is zuiver toevallig . 0 mevrouw! wide ik (met min aangezicht op haar naar m/ uitgestrekte handen bukkende), o mevrouw! het arme, arme meisje! R . is de snoodste kerel die ooit der sexe lagen legde : was zal van mij - was zal van haar worden?
(1k zweeq van smart . Z j was enige minuten sprakeloos, en toen ik min gelaat 262
ophief, zag ik dat z j een flauwte had . Ik sprong op, ging uit de kamer, riep Frits, zei hem zach jes : geefazjn, en zw jg. Degoede man bestierf, dock gehoorzaamde ; ik bracht haar weder b j, doch met moeite. Haar tranen raakten los . Volg m j, sprak z/, in min eigen vertrek ; hier kan ik niet bl jven in de zijkamer . ik ondersteunde haar; ik vergat ;njzelve . Zy deed zelve de deur toe, zat neer, wenkte mj om to zitten, scheen mj meer to willen vragen, doch kon niet . Ik moest spreken . Ik zei dan) : 1k heb u to plotseling het mij gegeven bericht van dien deugniet medegedeeld ; vergeef mij dit . (Zy drukte mjn hand en weende. Ikging nog eens
uit de kamer en wenkte den knecht, om mj een fles win en seltser water tegeven ; h j deed zo. Ik verzocht haar to drinken : z j kon niets doorkrijgen ; ik hield aan ; het ging en z j kreeg de kracht om m j dus aan to spreken :) 0! mijnheer Edeling, welk een vreselijk nieuws vertelt gij mij daar! zo gij twee uren vroeger gekomen waart, mij zou dit allerdroevigst geval niet zijn overkomen . Gij kept haar onbekwaamheid om argwaan to kunnen hebben ; hij gaf er ook geen reden toe ; ofschoon hij mij dermate tegenstond, dat zij mij nu beloofd had, nooit meer met hem to verkeren, alleen om mij genoegen to geven . (En toen weende z j weder ; min ogen
druppelden .)
Verdenk haar niet ; o! zij is onschuldig! gij zijt haar vriend, zegt zip, maar ik ben gerust dat zij u bemint ; zij weer dit zelve nog niet ; zij gelooft het ook niet . Daar valt mij iets in. (Zlj schelde.) Frits, ga eens ten eerste naar de Hortus, en vraag of daar niet een heer en een dame is, hij gekleed in een gridelijnen* rok, met zilver, en de juffrouw in 't geef taf . Zo men ja zegt, verzoek dan, of de juffrouw ten eerste gelieft thuis to komen ; zeg, dat hier iemand is om haar to spreken, die zit to wachten . - Hij vloog, doch zo behendig, dat de meiden er niets van merkten . Wel vijftig maal keken wij op de pendule, op de horloges . Wat bleef de knecht lang uit! - Hid kan nog niet weer zijn . - Eindelijk, daar kwam hij, en binnengelaten zijnde, verhaalde hij, `dat een der tuinknechts hem gezegd had, dat zo een heer en juffrouw reeds voor vijf ure waren heengewandeld, en dat wel de plantage dieper in.' Zeer wel, zei mevrouw ; Frits ; gij weer niets, belooft gij mij dit ? maar ik ken u ; ga maar naar achter, doch gij moet niet uitgaan, ik mocht u nodig hebben . Hij ging zeer verslagen heen. Wij zagen elkander zwijgend aan . Zij rees op, wrong haar handen, viel op een stoel neder, met haar ogen ten hemel geslagen . 0 genadig Wezen (smeekte zj), bewaar een kind, dat in de handen van een monster is! 263
Te acht ure hield er een rijtuig stilt mijn hart sloeg zo geweldig, dat het mid pijn veroorzaakte ; wig zagen elkander aan, maar't was met to zeggen, 't geen wij hoopten. Daarop hoorden wij de stem van juffrouw Brunier, die met haar oom van zijn buiten kwam, en ons had menen to verrassen . Zij trad in, omhelsde mevrouw, dock terug tredende zei zij : `0 God, wat is dit to zeggen? waar is mijn Burgerhartje? Is zij ziek? 0 ik had rust noch duur ; ik vreesde, dat er iets was ; ik heb ook in vier dagen geen brief gehad : ik ga bij haar . . .' Blijf, mijn liefde, zeide de dame : uw Burgerhartje is niet ziek ; zij is welt immers, zoveel ik weet. Juffrouw Brunier : Wat is er toch? Ik bid, ik smeek u, zeg het mij . Juffrouw Buigzaam :Juffrouw Burgerhart is niet thuis ; de heer R . . . Letje, ik kan u niet meer zeggen . (Het goede meisje bestierf als haar linnen, en ik verhaalde haar al wat ik er van wist.) Zij weende, bad God, zei dan weer eens : dat het onmogelijk waar zijn kon ; dat haar vriendin zulke deugdzame begrippen had als iemand ; dat zij R . . . in 't geheel niet beminde, enz. ; kort gezegd, zij spaarde niets om haar vriendin to verschonen . Zij zal wel gauw thuis zijn ; vervolgde zij ; laten wij zo een engel niet veroordelen . Juffrouw Buigzaam : Dat doen wij niet, Letjelief ; maar R . . . is een der snoodste fielten : och, ik bezwijk, als ik er aan denk . Juffrouw Brunier : Waar is Hartog? waar is Lotje? Juffrouw Buigzaam : Hartog is op een groot soupe en men moet haar opwachten . Lotje blijft van nacht bij haar oom en tante, daar zij mede naar de Hout is . Het werd negen - half tien ; elke koets, ieder rijtuig, deed ons luisteren, afbreken ; wij bedrogen ons! De poort was nu toe, en - geen juffrouw Burgerhart! nze toestand gaat alle beschrijving to boven . Verbeeld u die, zo ge kunt. Letje ging zich van haar pelise en hoed ontdoen, kwam boven op de kamer, die deze twee engelen to zamen hebben, en riep : `mijnheer, een woord!' Ik vloog naar boven . Deze tijding gaf de zwakke vrouw kracht genoeg om, door mid geleid, met bevende treden de trap op to gaan . Letje sloot de deur : ik was nooit zo aangedaan . Ik wierp mij op de stoel neer, waarop zij het laatst gezeten had, immers zo ik dacht omdat zij, totdat zij uitging, aan de bureau had zitten schrijven . De pen lag nog op 't papier : ik kuste die. De brief, zeide juffrouw Brunier, is, zo gij ziet, aan mij? Zij brak die open ; zij las, dock kon niet voortgaan ; zij gaf hem mij om hem to lezen . 264
Mijn ogen schemerden : mijn tranen . . . ch! mijn waarde broeder! maar ik schaam mij over mijn gevoelig hart niet ; gij weet wel, das ik niet licht tranen stort. Ik las die brief, schoon ik wel twintigmaal ophield : flu bleef mijn stem steken, dan smkte de weduwe, dan schreide Letje . Eindelijk zei de eerste : `0 das oprecht, dierbaar, edel meisje ; flu ontwikkelt zich een discours, waarvan ik mess begreep!' Wij lazen de brief van haar voogd, bij wien men haar belasterd had . Ik sloeg een boekje postpapier open, en vond er een briefje in aan haar tante . . . Maar ik kan u alles niet schrijven ; gij kept van haar historie niet genoeg. Nu zagen wij elkander aan, en, na duizend ontwerpen gemaakt to hebben, die wij alle verwierpen, was onze droefheid onuitsprekelijk . 't Was nu een uur . Juffrouw Hartog kwam thuis, begaf zich naar haar kamer, en naar bed : wij hielden ons stil . Mevrouw Buigzaam was zo ongesteld, en zo vermoeid en afgemat, door haar veelvuldige, en voor haar seder gestel verwoestende gemoedsbewegingen, das wij haar deden besluiten om to bed to gaan ; zo ook raadde ik aan juffrouw Letje : zij zoude zien, zeide zij, was aangekleed to gaan liggen . - Ik ging naar de kamer der weduwe ; en, na enige ogenblikken als in mij zelve verzonken to hebben, beproefde ik, of ik zou kunnen schrijven . Ziehier, was ik op het papier stelde. Niemand der bedienden, dan de bedaagde trouwe huisknecht (die reeds een der domestieken van den heer Spilgoed was, en zich gelukkig rekende, weder bij zijn vorige meesteresse in dienst to zijn), weet, das ik hier ben : in al onze ontroeringen begrepen de dames zowel als ik, das men van dit geval een diep geheim moest maken. 't Is half vier ure ; de dag begins aan to breken . Nog in geen uur worden de poorten geopend ; daar komt iemand naar beneden . . . men tikt aan de kamerdeur . . . ik ga zien wie het is . Het waren beide de dames ; zij hadden geen oog geloken. De goede Frits, die ook op was, bracht ons theewater ; wij ontnuchterden . Juffrouw Letje sloeg voor, om den knecht zachtjes uit to laten (de meidenkamer is achter, boven), en hem naar de Muiderpoort to zenden, om to zien . . . och, zei ze, was mag ik praten!'t Is immers to beuzelachtig . Wij zwegen, en toonden dus, das wij 't niet goed vonden . Wij waren dus niet in staat om maatregelen to nemen . Ik was ziek van angst en van mijn vermoeiende refs . Wij gingen zachtjes weer alle drie naar haar kamer, omdatjuffrouw Hartog ons dan niet kon horen, en zo al, 't was, dit wist zij, de kamer der jonge juffrouwen, die mogelijk to zamen praatten . Te vijf ure hield er een koets stilt de koetsier schelde ; de deur ging open ; 265
men gaf iets met veel haast aan den man . - Broeder! kan ik het u zeggen! -'t was mijn Burgerhart! Wij zagen alles door het glasraam, in een ogenblik. Maak u uit de weg, zei mevrouw, en deed mij in een kabinetje gaan, mij influisterende : sluit het van binnen. De lieve ontkomene vloog, met de handen voor de ogen, Frits voorbij, en wierp zich, op het punt van to bezwijken, in een armstoel neder ; zip zag mevrouw Buigzaam, zag Letje, schrikte, deed een poging om op to staan ; maar de brave vrouw kwam haar voor, sloot haar in haar armen, sprak niets . Saartje sprak niets . Letje sprak niets . Dit zag ik alles duidelijk door een schreef van't gordijn, 't welk binnen voor een glas van het kabinetje hing, das op de kamer licht ontvangt . Mijn beminde zeeg weder neer ; de dierbare vrouw lag mijn bemindes hoofd tegen haar boezem ; Letje knielde aan haar schoot, en gaf haar een glas water met hofmandroppels : beiden deden haar alle mogelijke diensten. 0 ! hoe moeielijk viel het mij, niet to durven naderen! Ik snikte eens, zelfs door mij to sterk to weerhouden . Zip hoorde het, zag wild, maar vroeg niets . `Wilt gij niet naar bed, liefde,' vroeg mevrouw Buigzaam, `gij zijt ziek .' Saartje knikte vanja en wees das zij moest adergelaten worden, sevens to kennen gevende, das zij hier, op de burst, zo benauwd was . Letje zond hits naar een Chirurgijn ; en de beide dames hielpen haar uitkleden . Vreselijk was haar goed gehavend ; haar lubben waren gescheurd, ettelijke boucles los ; ik deed het gordijn toe : men moet de vrouwen eerbiedigen . Nauwelijks to bed zijnde, kwam de Chirurgijn, een oud vriendelijk man, die dit huffs bedient, hij deed de lating, voelde haar pols, en zei das hij ogenblikkelijk iets geven zou om in to nemen . Nu weende zij ; das verlicht mij, zei de zoete dame. ch, mijn dierbare Vriendinnen! Verdenk mij niet! God is mijn getuige . . . Ik heb u niet misleid, maar ik ben den schurk ontkomen : ongedeerd, indien deze ontsteltenis mij niet hinders . Ik kan u nu niets zeggen ; wees gerust ; ik dank de hemel, das ik onbedorven terugkom . Mevrouw Buigzaam dankte God, zo ook juffrouw Letje ; zij schoof de gordijnen toe, verzocht haar stil to liggen, en to zien, of zij in rust kon komen, haar verbiedende een woord meer to zeggen . nder voorwendsel, das juffrouw Letje de afgelegde kleren in het kabinetje ophing, sloop ik voorbij . Mevrouw volgde mij . Letje bleef boven. In haar kamer gekomen zijnde, viel zij mid om de hals : geluk beste der mannen! (was haar sterke uitdrukking), de engel is behouden Zorg nu voor u : doe u terstond aderlaten, en zie, of gij een kleine wandeling doen 266
kunt, voor gij naar uw huis gaat ; ik zal u tegen de avond weer wachten . Ik volgde haar raad, en kwam tegen negen ure bij vader aan huis, die mij uitermate vriendelijk ontving, en ontstelde, dat ik er zo aangedaan uitzag . Ik zei dat ik adergelaten en zeer onpasselijk was . Hij raadde mij naar bed to gaan, zoals ik ook deed, en nu, twaalf ure, vervolg ik de brief, in een ander huis begonnen . Vaarwel mijn beste vriend,
Hendrik Edeling .S . Dewijl ik niet weer, waar gij u thans bevindt, zal ik deze niet afzenden ; ik hoop u alles, deze zaak betreffende, to doen weten, al ware het, dat ik u de brieven zelf overleverde .
I27 e
Brief: Mejuffrouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Stijntje Doorzicht
Lieve Vriendin! Ik ben to beschaamd, om je onder de ogen to komen, daarom schrijf ik u deze brief. ch! ik ben een verloren mensje! Had ik toch naar je gehoord! maar, wat zal ik zeggen? Ik geloof, dat mijn zonden mij al deze ellenden hebben op het hoofd gehaald, och ja! ik was recht toornigjes op u, toen gij laatst bij mij waart ; want ik meende, dat je zo niet tot het diepste van ons wegje waart doorgekropen : dat het allegaar zo maar stukwerk was, omdat je zo weinig zin hadt aan broeder Benjamin . Wat heb ik mij voor den Heer vernederd, omdat ik enige achterdocht omtrent dien huichelaar plaats gaf!'t Is een Belialskind, een witgepleisterd graf, van binnen vol stank en doodsbeenderen . En zij is een Jezabel * Zij heeft mij strikken gespannen, zij heeft mij op mijn droggrond neergezet . Zij heeft mij wijsgemaakt, data! mijn ongerustheid ingevingen des Duivels waren . Zij is een Achitofellinne,* die mij nog voor acht dagen zo een goddeloze raad gaf, met opzicht tot mijn nichtje Burgerhart . Maar de Heer lies zijn schepseltje niet los : en toen schreef zij mij een briefje van berouw, in zulk een gezalfde stijl, Stijntje! zij kermde daarin, dat zij nu twee dagen en drie uren in 's Duivels macht geweest was . , 't was een zo dierbaar briefje! En toen was het, dat zij tegen den Hypocriet zei : 267
kom laten w/ eon grafgraven, ende Sanneke daarin werpen ; want zij lies mij
belet vragen ; zij had zalving voor haar verbrijzeld herte nodig, en brooder zou dan, nu des Heron ijver hem vervulde, eens recht ziel-naderend en gemoedelijk oefenen . Wat stelde ik een gezegend dagje voor! ja, Stijntje, ik liet hot gemeste kalfje slachten, en de zegeningen der linkerhand werden niet gespaard . ch, ik bon toch altoos zo een kruipertje op hot genadenwegje, en was zeer gesticht . Benjamin was eerst een echte Boanerges,* en toen een zone der vertroosting ; en Slimpslamp was geheel in een afgezakte staat, dock daarna geheel heilige vreugde, zo zei dat ezeltje. l k merk, zei de goddeloze man, dat hier vanavond een bizondere zegen over hot work van mijn dienst is . Uw huis is een Bethel,* zuster ; een Nieuwkerk,* laten wij dan blij zijn : drink, vriendinnetje, je bent al to bedroefd geweest, en je leven is de Sionieten dierbaar . Nu moot je weten, Stijntje, dat ik niets verdragen kan ; mijn hoofdje is zo zwakjes, zo zwakjes ; och ja! en toen raadden zij mij wat to gaan liggen, en dat deed ik . 0 wat bezorgden zij mij ! maar ik was danig bedwelmd . -'s chtends ontwaakte ik vrij wel, maar ik was toch bezwaard, omdat ik onder zoveel stichting mij door hot schepseltje had laten vangen . Brecht was ook ziek, zei ze . 't Was laat, toen we opstonden ; zij was stomdronken geweest . Daar ga ik in mijn binnenkamer, en zie mijn geldkoffertje niet, daar hot plag to staan : `Brechtje,' riep ik, `hob jij 't kistje verzet?' - ` ch neon,' zei ze, `is 't weg? en ook 't zou mij wat zwaar zijn alleen .' Want, Stijntje, ik had veel contant geld van afgeloste obligation, en van een huis, dat ik verkocht had, en mijn juwelen lagen er ook allegaar in ; en daar hing zo eon groen kleedje over ; och ja, Stijntje. Brecht vertelde mij toen, dat Keetje haar wijn had ingedrongen (maar dat zei ze ook eens van mijn nichtje), en dat zij haar toen in de keuken op kussens hadden neergelegd ; moor wist zij niet to zeggen. Noch dacht ik goon kwaad van die hellewichten. ch, dacht ik, Brecht zal de dour hebben opengelaten, en 't kistje zal gestolen zijn! lk zond een kruier naar Benjamins kamer, en naar die van Kee, maar de buren zeiden, dat de kamers leeg waren, dat zij voor een dag of acht wel meubeltjes hadden zien wegbrengen maar zij wisten niet waarhenen. l k ging voort naar domino ., die mij raadde hot in de courant to zetten, en zo to zien, dat zij in handen der justitie kwamen . Dat zal ik doen. Nu bon ik wel twee derde deel van mijn goedje kwijt. En al mijn nichtjes good hebben zij laten staan . Brecht, nu zij weet dat ik arm ben, bejegent mij vreselijk en vreselijk . Nu zal dat jonge, dartele Saartje lachen, en mij bespotten ; en de heer Blankaart, haar 268
voogd, komt ook thuis .'t Water is aan de lippen . Ja, dien man heb ik ook zo belasterd ; och ja! Hij heeft het wel gezegd! Sanneke! zei hij, das yolk loops op je zak ; ze bedriegen je . Je bent een rechte Saulus,* zei ik dan. En was gaf Benjamin niet voor das hij zo een innerlijke dingsigheid voor mij had ; hij was jong, moet je weten ; hij hoopte das wij nog eens tot eene vleese zouden worden, wij die twee waren van natuur . Wel heden, Stijntje, het er niet een heel praatje gegaan, das ik een juk met den broeder zou aantrekken, en heeft de heer Blankaart, heel in das paapse Frankrijk, er zich niet mede bemoeid? Als ik zo alles nadenk, zou ik men grijze haar wel uit men hoofd scheuren. Mijn geld, mijn kostelijke geldje is weg, ik ben bedrogen. ch, was ben ik een droevig sukkeltje! En hoe zal mijn nicht nu tot opspringen toe blijde zijn! Nu, zal zij zeggen, straft onze lieve Heer mijn tante, die mij zo kwalijk bejegend heeft . Zie, ik moest je das zo allegaar eens schrijven . Schrijf een lettertje aan Uw ellendig zusje,
Suzanna Hofland
128e Brief: Mejuffrouw Stijntje Doorzicht aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Vriendin Hofland! 1k weet nog niet, of ik mij over uw geval bedroeven of verblijden moet : maar ik ben zeer neerslachtig, als ik zie, das er zulke goddeloze mensen in de wereld zijn, die, onder de dekmantel dergodzaligheid, erger doen dan zij, die niet leven onder de indrukken van dood en eeuwigheid . Gij zijt dan het slachtoffer hunner geveinsdheid en goddeloosheid! Wat zal ik zeggen? De wegen des Heren zijn onnaspeurbaar, en de middelen, die hij aanwendt, om verdoolde schapen tot de rechte kooi weer to brengen, aanbiddelijk. lk verheug mij, das de Heer u zo lief heeft, das hij u juist ontneemt, daar gij uw hart op gesteld hebt, en waardoor gij altoos in 't goede teruggehouden werd . Ik heb u lang met meelijden beschouwd, omdat ik zulk schuim van oefeningsvolkje kende . -1k weet das men daar, met ogen vol overspel, en een hart vol boosheid, een vrijbrief naar 269
de hemel krijgt ; en ik ben in lang voor een openbaar zondig mens zo bang niet, als voor zulk snort . Wel, zo de Apostel etrus eens in uw oefening gekomen was, dan zou hij tegen Benjamin ook gezegd hebben : o ig j kind der helle, vol van alle bedrog en godloosheid, zoals hij tegen Simon de tovenaar* zei : Ik heb u, daar ik God nog voor dank, gewaarschuwd . Wat zou ik mij anders nu bezwaard gevoelen! Maar gij zag mij aan voor hun vijandin, en ik vond geen ingang tot uw verbijsterd hart . De Heer zelf moest u uw zonden voor ogen stellen. Gij was gierig, onrechtvaardig, boosaardig, nijdig ; gij deeds uw eigen zusters dochtertje to kort . De gierigheid zou u voor altoos bedorven hebben, want gij was gerust in uw ongerechtigheden ; men maakte u wijs, das dit uw koningszonde was ; das gij zoiets moest hebben, om u laagjes to houden, zo een engel Satanas, die u sloeg . Hoe meer gij afweekt van het kenmerk eens waren discipels des Heren, hoe meer men u wijs maakte, das g j bij Jezus was . m u tot bekering to brengen, ontneemt de Heer u das goed, en wel door uw geveinsde vrienden . Gij hadt met Gods oude yolk twee ongerechtigheden begaan . Hem, den springader des levendigen waters, hadtg j verlaten, en uzelfgebroken bakken uitgehouwen, diegeen wateren houden . Is u de bekering ernst, wel ziedaar, ik geef u een zeer goed toetssteentje . Kurt gij Gode hartelijk danker, omdat hij u das aangebeden geld ontnomen heeft? Kunt gij u in God verblijden, omdat gij uit zulk eengeesteljk Sodorn gered zijt? Kunt gij besluiten, om aan uw nicht schuld to bekennen, haar al het hare to geven? Kunt gij den heer Blankaart om vergeving bidden, omdat gij zijn voogd-kind als gedwongen hebt om, in haar jonge jaren, de ruime wereld in to gaan? Ik vraag u niet, of gij uit waar berouw u voor den Heer kunt vernederen ; als gij het eerste doer, zal das wel volgen ; en kunt gij tot het eerste niet komen, het laatste zal u weinig helper . Ja, vriendin, het zal danig op de oude mens der zonde aankomen . Maar dit is de ware zelfverloochening . Dit is de Evangelische leer ; dit is het innig Christendom . Buiten dit is alles ijdelheid ; dan hebtg jgeengodsdienst. Does gij das al? Dan zult gij vreugde en rust hebben, en gij zult den Here darken, omdat hij u uwen afgod ontnomen heeft . Gij zult zien, das uw verlies tot winst words . Laat Brecht gaan, zo gij kunt ; zij voegt beter bij de Benjamins en Slimpslamps, dan bij u . Ik zal u een goed mens bezorgen, om werk to doer, totdat wij weten was en hoe. Vervolg de bone huichelaars niet ;'t is geld vergeefs uitgeven, en u zelve tot bespotting maker - - Als ik weet, das zoo
gij mijn raad goedkeurt en opvolgt, zal ik verder met u spreken . Beproef u aan het Heilig Woord, en laat mij eens weten, hoe gij gezind zijt. Want daarvan zal mijn gemoedshandel met u afhangen . Beproef ook, of mijn raad uit God is . Altijd gedenk ik u in mijn gebeden, want ik ben in waarheid, Uw vriendin,
Stan je Doorzicht
i29e
Brief: de Heer Arnold Helmers aan Mejuffrouw Aletta Brunier
Lieve Juffrouw Letje! 1k heb in lang niet aan u geschreven ; en ik zie u evenwel nooit, dan met een treurig aandenken aan mijn boezemvriend, uw zaligen vader! Maar ik begin was gemakkelijker to worden . Het is of ik tegen een berg opzie, als ik denk om eens in de stad to komen, het schrijven zelfs bevalt mij minder dan voorheen. Ik word oud, juffrouw Brunier : en nu ik weet, das gij en uw broer Jacob wel geplaatst zijn, en gij beiden u zeer wel gedraagt, is bet ook zo gerust voor mij, das er niet veel to schrijven is . Uw tante heeft mij gezegd, das gij daar gelogeerd zijt geweest, en das Mevrouw Buigzaam de beste vrouw van de wereld is . Zij sprak ook van een der jongejuffrouwen, daar ook inwonende, en kon er niet van uit, zoals gij in uw voordeel veranderd waart . Gij geleekt hetzelfde meisje met meer, en hadt gezegd, das gij dit alles aan deze twee dames verplicht waart . Cootje past ook weergaloos wel op, neemt zijne taken wel waar, en leest meer dan voorheen . We!, mijn lieve Letje, mijn tranen liepen over, en seders uw vaders dood heb ik niet geschreid, en van mijn lieve vrouw zaligers dood tot op die tijd ook niet . Een man heeft vaste tranen, zij vloeien zeldzaam, maar dan ook vloeien zij van zijn hart . ch, dacht ik, had mijn vriend dit mogen beleven! Nu, das is niet anders! Letje, gij weet niet, hoe ik uw en Cootjes geluk behartig . Maar, Letje, ik ben er zeer voor, das er in de wereld was gedaan words . Een meisje leeft niet om een beursje to knopen, een steekje to breien of to naaien, een mooi boekje to lezen, om eens naar de kerk, of naar de 271
comedie to klungelen, of een pleziertje to nemen : neen, meisje, daar zijn veel wezenlijker taken voor die lieve kindertjes to doen . Gij weet, ik vereer het huwelijk ten hoogste : alle jonge gezonde mensen, die een goed bestaan hebben moeten trouwen, en ik heb nooit achting voor jongelieden, die met kleinachting aan die staat denken . De jongelieden zijn eerder niet thuis . Er is geen bestendigheid in de jongens, voor zij een vrouw en een huishouding hebben . Hun geld druipt door de vingeren, zonder das zij zelf weten, waaraan het besteed is : de meisjes lopen als niets beduidende jolen* uit en in, en lijden dikwijls overlast . Zij weten met vandaag, waartoe zij morgen leven zullen ; en worden zij oud, wel dan is het nog erger ; dan worden zij fijn, of Taken aan het spelt bemoeien zich met alles ; dollen met een aap of een kat ; spreken kwaad van zoete jonge vrouwtjes en meisjes ; gluren, met de fok op de news, door de gordijntjes, was de ene buurvrouw toch voor groente koopt, en wiens hond of daar toch op de stoep zit ; proppen zich met lekkernijen op ; en zingen dan eens met bevende stemmen, (even of zij 't zeer bedroefd hadden) : Het vlees en kan in 't kruis niet ongevoelig wezen . Voor dit alles wil ik u bewaren kind. - 0 ! ik vernibbel mij zo, als ik tie, das de jongelui tot aan de oren in 't werk zitten, en niet weten, was het eerste to beginners . Niet das ik voor das geheibel en gesnor bent neen, das zijn zij ook niet altijd : ik zie op die sterke drijfveer, die jonge lieden altoos iets to doen geeft, en van allerlei beuzelingen en kwaad afhoudt . Een meisje van uw jaren moet ook al aan de sjouw . Zij moet stijven, rekken, vouwen, zij moet handers uit de mouwen steken ; zij moet trouwen ; das is 't al ! lk heb altijd met vermaak zo een aardig paar jonge mensen beschouwd ; het jonge moedertje bij de wieg naaiende of breiende, en onderwijl eens aan de wieghand trekkende, of eens aan 't zingen, das het klonk, terwijl man zijn affaire beijvert, en 's avonds met wijfje huiselijk en vrolijk is ; haar, die onderwijl voor de huishouding zorgt en de boel opknapt, was goeds voorleest of vertelt, of met den kleinen jongen speelt, en zegt, nooit zo gelukkig geweest to zijn als nu : terwijl zij insgelijks de vergenoegdheid zelve is. 0 das is zulk een mooi schilderijtje voor een gevoelig hart. Dan voldoet men aan de oogmerken des Scheppers, men words nuttig voor zich, voor 't huishouden, en naderhand voor de burgerstaat . Men words Weesvaders, Diaconen, Boelredders, Armvoogden, en men 272
is in staat, aan onzen Hemelsen Vader rekenschap to geven van de tijd, die Hij ons hier verleend heeft, en van de begaafheden, die wij ontvingen ; en als wij sterven, worden wij van brave lieden betreurd, zoals uw vader, en dien liep op eenmaal alles tegen . Nu moet ik nader komen. Gij kept mijn neef ieter?'t is een brave jongen, daar ik ook veel vreugd aan beleef ; hij is mooi genoeg voor een jongen, en geen meisje behoeft zich zijner to schamen, als hij eens op zijn best is aangekleed . Hoe zit het, ieter, zei ik, heb je noggeen zin om to trouwen ? -Ja, oom, zei hij, maar ik heb geen meisje ; dock ik hoop er wel een op to schommelen . - Nu jongen, zei ik, zie eens uit, ik zal ook eens uitzien voor je . Wel, dacht ik, is Letje geen goeie vrouw voor ieter? De jongen is goed, heeft gezond verstand en een gezond gestel ; hij verstaat zijn affaires, en, als zijn tijd om is, zal ik hem in staat stellen om was to beginners . Komaan, ik zal Letje das eens voorstellen. Gij zijt een zoet, aardig meisje, fraai en bevallig genoeg : zeker, al was het voor mij. Ik vertrouw, das gij nog geen pretendenten hebt, omdat gij er nooit van melds . Mijn hart is er op gesteld . Ik wou u ook zo heel graag een gedeelte van mijn goed makers, zoals ook aan Cootje, als hij zo wel oppast ; want gij zijt beiden mijns vriends brave kinderen ; das is genoeg, en buiten ieter heb ik geen bloedvrienden . Dwingen zal ik noch u, noch hem . Ik zal den vriend eens bij u om 't een of antler zenden. Gelegenheid maakt genegenheid, en wel eens een dief (al was 't ook van een meisjeshart) . Is,dat zo niet ; patientie! Bedenk u in voorraad hier eens over . Ik herhaal het, ik wil u niet dwingen ; gij zult dezelfde genegenheid van mij hebben . Ik weet nog, wat gig, ter liefde van uwen vader, in het moeilijkste uwer jaren deeds ; voor die gehoorzaamheid moet gij beloond, niet gestraft worden ; en ik zou u straffen, zo gij mijn genegenheid, ten koste uwer eigen verkiezing, moest behouden . Ik denk hiertoe ook veel to ernstig over het huwelijk ; en op mij kwam al de schuld . Ik ben vroeg getrouwd, dock verloor mijn vrouw binnen het jaar in de kraam . En seders heb ik niemand gezien, die ik haar plaats kon geven. 't Was een juweel, en zo jong, twee-en-twintig jaar ; dock ik moet daar niet van spreken . . . Zou uw broer geen goed man zijn voor die lieve juffrouw Burgerhart, Letje? Nu, bedenk u eens wel over dit alles, en laat mij weten, hoe 't u voorkomt . Ik ben, met vaderlijke liefde, Uw en uws Broeders Vriend
Arnold Helmers 273
i3oe Brief: Mejuffrouw Suzanna Hofland aan Mejuffrouw Stijntje Doorzicht Waarde Stijntje. Wat heb ik daar een dobbingen en een strijdje gehad! Een recht pluishaartje met de oude mens na het lezen van je zoet b riefje. l k stand of men harsens niet gesloten waren . ch! ik ben maar een heilig teutelkousje, een dauwel je; ik voel wel, das ik er zo overgetild moest warden, wil ik spreken, en, onder veel zuchtens en hartbrekens, kwam ik er toch door, door das
enige poorje, daar veees en bloed wel eens aan de posten en kozjnen blwen hangen, zoals zuster Babbelia zo fraai in haar boekje ergens zegt . Nu, daar is oak was van de ikheid afgescheurd! Wat had de bedorven wil uw zoet verzoekje graag een procesje willen aandoen! Wat ging er al om in mij zelf! ruzie jes en geesteljke knorpartjjes.'t Was ellendig! Wat zalje met das eigen werk doen?riep de oude mens. Geefje maargevangen aan dezalige onmacht, riep de geestelijke luiheid . Wat wil je doen? schreeuwde de Satan,
jou recht onhandig heilig kruipster je, geefje aan mj; je bent min gevangene, ik moet je hebben, mj kan je niet ontkomen, mee met m~, met mj ; en me
docht, das hij me dan zo lelijk aangrijnsde, das ik niet durfde opzien . Maar ik volgde uw raad, en ik ging in 't Evangelic en in de brieven van aulus zitten lezen, en toen zei ik : Heer! hier is immers uw woord ; en Stan je heeft wel gesproken ; ja, das moet ik maar doen ! het Evangelic leers een werkend, geen l jdend Christendom, en toen was 't of er tegen mij gezegd werd : volg Stan jes raad, en daarna zal ik tot u zeggen, was g j meerder doen moet. ch, toen stand ik op en schreef een briefje, en zie, daar krijg ik dit antwoord! Zou er nag niet wel een zaadje voor den Heer in das hartje liggen, Stijntje? Brecht is in een bierkroeg verhuisd, met pak en zak, en ik zit nu moedermens a lleen . l k heb daar zo een zoet boekje gevonden, het hier Thomas a Kempis. Wat is er een zalving in das boekje? het wil ook't verloocheningswegje op . Stijntje! Schrijf mij toch nag eens : och, 't is mij zo v eraangenamend. l k ben Uw boetvaardige Zuster,
Suzanna Hofland
274
z3ie Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Lieve Broeder! Ik ging volgens afspraak, die eigen avond naar mevrouws huffs. Juffrouw Rien du Tout kwam bij mij in de zijkamer, en zei mij, dat juffrouw Burgerhart een zware koorts had, en dat de twee dames bij haar zaten . Wees zo goed, zeide ik, lieve juffrouw, en laat mij aandienen ; zij deed zo, en men verzocht mij boven to komen . De beminde van mijn hart merkte jets : wie komt daar boven? vroeg zij, met een zwakke stem . Mevrouw Buigzaam : 't Is de heer Edeling, liefde . Z j : 0, days goed! welkom, mijn vriend . (Z j stak haar hand uit, ik vatte
die, voor haar bed geknield z jnde, en drukte die met onuitsprekel jke aandoeningen aan m jn bevende lippen . Z jging voort :) Ik ben niet wel ; de koorts,
geloof ik : maar troost deze dierbare vriendinnen, ik heb zulk een hoofdpijn, dat ik niet veel spreken kan . (Ik zag haar vol ernst, vol liefde, vol me-
del jden, en teffens vol dankbaarheid aan ; z j lies m j haar hand ; z j zag dat ik sterk was afgenomen) . Zijt gij ziek, mijnheer Edeling? vroeg zij (vol deelneming).
Ik : Niet heel wel, maar mijn rein was moeielijk ; en het verlangen om u weder to zien, heeft mij dag en nacht doen doorreizen, op zeer ongemakkelijke postwagens . Z/ : Gij moet jets gebruiken . Ik : ik ben adergelaten, en ik denk, dat, zo de Hemel u herstelt, mijn gezondheid spoedig zal wederkomen . (Z j drukte m j zedigl jk de hand) . Mevrouw Buigzaam : Spreek niet zoveel, liefde ; het is u nadelig. Ik hoop wel meer het geluk to hebben, u en den heer Edeling bij elkander to zien . Z j : Ik zal al doen, wat gig goedvindt . (Z f trok haar hand terug men deed
hetgord jn toe, en de dames gingen b j m j aan een tafel jezitten . Ik durfde nergens naar vragen . Juffrouw Lo je kwam ook boven ; maar juffrouw Hartog zag ik niet . Mevrouw Buigzaam fluisterde juffrouw Le je lets in, die knikte en wenkte m j om met haar to gaan .) Ik : Hoe vaart gij, mijn lieve mevrouw? dit moet ik eerst weten . ('t Was nog al redel jk, zei z j). Ik : Kunt gij mij ook enig nader bericht geven? Z j : Neen . Niets dan dit, dat hij haar op zijn buitenplaats heeft gebracht,
275
zonder dat zij wist, dat het zijn plaats was ; en dat zij met behulp van des tuinbaas dochter't ontsnapt is . Maar zij is zo overwonnen van droefheid en schaamte, dat zij nog geen bizonderheden kan mededelen . Gode zij dank, dat zij ongedeerd terug is . Ik : De lieve engel schijnt zeer ziek . Z j : Dat is haar behoud : rust zal alles moeten afdoen. Zij heeft mij twee woorden gezegd, dat zij 't hele geval aan mij schrijven zal, zodra ik haar toelaat een pen to gebruiken . Zij kan het, zelfs aan m j zegt zij (haar hoofd in m jn boezem verbergende), niet mondeling verhalen : zij is zo kies, als ik ooit een meisje kende . Zij heeft naar u gevraagd, of gij al thuis waart, u verzocht het bewuste briefje spoedig aan haar tante to laten bezorgen . Er is een brief gekomen van haar vriendin Willis ; ik zal tot morgenochtend wachten om die aan haar to geven . (Ik boog en zeide) : Is het niet de allerbeste partij, die wij kiezen kunnen, geen gerucht altoos to maken en den deugniet aan zichzelven over to laten . Z j : De beste, maar ook de enigste partij . Vervolgens lies ik haar de brieven zien, met de kopieen, tussen vader en mij, en tussen oom Redelijk en mij ; haar verzoekende, die eens to lezen . Daarna spraken wij nog wat over het geval, en ik nam afscheid, om de eer verzoekende vanmorgen weder mijn opwachting to komen maken . En nu, mijn broeder, barst mijn hart van verlangen, om to weten, hoe alles is toegegaan . Hemel! welke schelmen zijn dat niet, die een onnozel meisje aan hun beestachtige lusten kunnen opofferen! Mochten zij van de aardbodem verdreven, mochten zij met het kenmerk der schande gebrandmerkt worden! Maar, helaas! hoe velen, wisten zij dit geval, zullen dit voor een galanterie aanzien, welke honderdmalen gebeurt ; ja, die mijn onschuldige Burgerhart voor een wufte, wilde dame du ton zullen houden . Ik mag die schilderij niet voltooien . Ik ga vroeg naar bed ; ik ben of van vermoeidheid en hartstochten . Mocht ik u morgen aan mijn broederlijk hart drukken! Altoos uw beste Vriend
Hendrik Edeling
276
i32e Brief:
Mejuffrouw Aletta Brunier aan den Heer Arnold Helmers
Hoogst-ge-eerde, meestgeliefde Heer! Mijn blijdschap over het ontvangen van uw zeer waarde brief, is onuitsprekelijk . Als ik hoot, das gij, mijnheer, wel zijt, en das gij zegt, over mijn lieven broeder en mij voldaan to zijn, dan hoot ik alles, was mij het meest verheugt, en vereert. Ach! mijnheer, het is geen verdienste, in het huffs dezer vrouw wijzer en beset to worden : mijn vriendin Burgerhart en ik aanbidden haar karakter : ik kan het niet beschrijven .'t Is, zegt mijn vriendin, mannelijke verdienste, gelenigd door vrouwelijke zachtzinnigheid. ordeel dus zelf. Deze waarde Burgerhart heeft mij de geschiktheid gegeven, om de lessen en het voorbeeld van de beste der vrouwen mij ten nutte to maken . Immers van haar to moeten scheiden, zou mij allerbitterst bedroeven . Ik ken mij zelve niet meet . Ik was een los, nietsbeduidend, nutteloos beuzelaarstertje, maar 't is voorbij : ik zie er op met verachting . Cootje, die altoos een goede, geschikte jongen was, maar die to veel van het jonkertje had, betert zich al zozeer als ik, dank zij het verkeer aan dit huffs, en zijn vriendschap met den oudsten heer Edeling (die op mijn vriendin verliefd is, en haar ook uit alle mannen verdient) . Hij leest, hij spreekt minder, en veel beter ; hij heeft een heel ander voorkomen : o mijnheer Helmers, hoe gelukkig kunnen zulke brave mensen, ons jonge onbedachte lieden toch maken! Nu trede ik, doch met schroom, tot uw zeer gewichtig en zeer vaderlijk voorstel. Nooit heb ik mij zo verre omtrent u, mijn weldoener vergeten, das ik enige verkering hield met jonge heren, die voorgaven mij to beminnen. Mijn hart is vrij ; het was seders de dood van mijn lieven van S . vrij : daar kunt gij op vertrouwen . Gij zijt een even redelijk als goedaardig man : denk, hoe het mij smarten zal, indien ik uw edelmoedige oogmerken niet kan beantwoorden . Ik ken uw neef niet ; hij kept mid niet .'t Is mogelijk, das ommeganggenegenheid maakt;'t kan ook anders zijn . Gij, mijn waarde heer, die een zo gevoelig hart hebt, en zo ernstig over het huwelijk denkt, zult mij geen romanesk meisje noemen, ofschoon ik zeg, das mijn hart uw neef met dezelfde ogen moet aanzien als mijn verstand, indien ik mij de eer geven kan, om u mijn oom to noemen . Hoe 277
dit zij : dat dit van hem noch mij geheel afhangt, dit is waar : dat mijn erkentenis voor uw weldaden, en de heuse wijs, waarop gij die mededeelt, nimmer kan toenemen, dewijl zij op de hoogste graad gestegen is, is insgelijks waar . Hoe zegen ik de dierbare nagedachtenis mijns ongelukkigen vaders, en hoe bid ik God om alles, wat u hier het leven aangenaam, en uw onsterfelijk leven heerlijk maken kan! Mijn vriendin Burgerhart heeft zware koortsen : ik schrijf deze voor haar bed. De beste der vrouwen maakt u haar vriendelijkst compliment ; mijn broeder neemt de vrijheid om u van zijn dankbare hoogachting to verzekeren, en ik noem mid, Uw hoogvererende en dienstvaardige Dienares,
Aletta Brunier
i33e Brief : Mejuffrouw Stijntje Doorzicht aan Mejuffrouw Suzanna Hofland Lieve Vriendin! Hartelijk wens ik u geluk met uw hertred van de duistere draaiwegen der huichelarij op de weg des werkzamengeloofs. Ik hoop dat gij, door de altoos onontbeerlijke genade, bestendig zult voorwandelen ; en dan zult gij met vreugd zien die plaats waar uw geldkist plagt to staan. Daarin waren uw afgoden, o gij dochter van Israel! Dewijl wij ons nu op het zaligend wegje der zelfverzaking bevinden, moet ik al voortwandelende, zo eens met u keuvelen, en u nog zowat haakjes en takjes ontnemen, daar gij nog zo hier en daar aan blijft hangen, opdat ik u geheel zuivere van de oude zuurdesem . Vooreerst zal ik u mijn weg verhalen, en hoe ik al, door veel kromtens en bijwegen, tot de zalige rust kwam, die ik nu genieten mag . l k verloor vroeg mijn brave ouders : mijn broer en ik waren hun enige kinderen . Ik was kerks opgebracht, stichteljk, maar niet fl/n . 1 k had al vroeg enige indrukken van het goede . Als ik een ledig uurtje had, las ik, en meestal godgeleerde werken : die behaagden mij het meest . Ik was nieuwsgierig, en ging daarom bij alle rotestantse Leraars onder de middelen : maar de geest der onderscheiding had ik niet . Al wat mijn hart aandeed, hield ik voor waar, en zolang, totdat andere voorstellen de laatste 278
deden verdwijnen. De Coccejaanse Leraars bevielen mij bet allerminst ; ik bleef er zo geesteloos onder. Hij die mij met ernst en nadruk het l jdel jk Christendom predikte, vermocht zoveel op mij, als hij, die mij met ernst en nadruk, de leer der zelfverzaking en de navolging van den Heiland voorhield. Dan was ik altoos gesticht. Zag ik de plechtigheid des waterdoops bij de Mennonieten, dan wenste ik ook wel, mijn geloof dus voor God en zijn gemeente to belijden . Al wat mijn hart trof leidde mij tot gemoedelijke overwegingen, en dit maakte, dat ik bij alle ernstig leraars met er daad stichting ontvangen kon . Zoals ik ter kerke ging, las ik ook, en koos ik mij ook vrienden. Ik las Doddridge, Live, Terstee~ Thomas a Kempis en Deknatel, al met dezelfde vrucht . Ik zong met dezelfde stichting uit Lodenstein en Bodaert, als uit Camphuizen ; en ik zag, dat de Heer overal de zijnen had, die hem in waarheid dienden : dit was mij genoeg . ndertussen had ik voor mij zelve nog geen vaste grond voor mijn innig Christendom . Ik stemde de leer der Heidelbergse Catechismus van harte toe, maar de toepassing daarvan op de praktijk was nog niet geregeld . En daar ik met alle godvrezenden, waar zij ook ter kerke gingen, instemde, bleef er van ieder wat in de ziel over, en behoedde mij zulks altoos voor bet onchristel jke veroordelen, waarin ik zag, dat velen maar al to veel bun godsdienst plaatsten. Terwijl ik dus als een zoekende, in eenvoud, mijn wegje zo voort ging, onder een gedurig opzien naar licht, wensende aan iedere nadere ontdekking van's Heren wil trouw to mogen zijn, kreeg ik kennis aan een zuster onzer kerk, die veel lof had bij de ernstige luidjes, en die zelfs in de oefening sprak (evenzo als de deugdzame zuster Timerman in de Kwakerse Gemeente). Ik kan met zeggen, dat ik iets voor haar gevoelde : zij maakte mij to veel ophefs ; echter ik veroordeelde niet ; ik zweeg, wachtte meer kennis, en dacht : elk brengt toch zijn eigen temperament mede op zijn wegje . Ik ging dan met haar op de oefening . Daar leerde ik Benjamins en Slimpslamps kennen en verfoeien! Ik zal u eens verhalen, wat mij de eerste keer daar al tegenstond . Dit : een alleroneerbiedigste wigs van spreken over God en goddelijke zaken . Mijn hart rilde, als ik hoorde, jouw woord, jouw volk jouw zoon. Als ik dat hoorde van vaderje . . . Als ik hoorde, dat men tegen bekommerde zielen zei : Hoe sta je zo beteuterd, jonge ziel ;jou
borg heft voor jou voldaan ; eis de genade ; j j moet die hebben ; j j hebt er recht op ; daar is apes voorjou betaald . -1k zwijg van alle lage en schandelijke zinspelingen op het werk des Geestes, zoals : Werkheiligen vergeleek men bij 279
galeiboeven, die tegen wind en t jd oproeiden : men noemde die gemoedel jke Christenen, bareljke duivels, die loon voor werk vorderden en die, zo God hun het loon opzeide, hem de dienst opzeiden . Men sprak van elagiaans accord eren, al was 't dan ook maar tegen vf ten honderd. En dan was er een geraas, een getier en geklop op de Bijbel, en de oefenzuster riep : riemen binnen! loot het boo je op Godsgenade drijven, geef handen en voeten los . Halta, zondaarlBen je algearresteerd, booswicht?Wilje den duivel eens een poets bakken? Leg de sleutel op de kiss. Geefje hele zedeljke boel je aan de Desolatie kamer. Word een geestel jke Dunlop . . . Maar ik mag er niet meer van zeggen.
Toen de oefening uit was, bleven de aanleggers en ik als gast, op een liefdemaaltje. Toen maakte men zijn buik tot zijn God, en bemerkte ik schandelijke dingen . De wellust werd botgevierd ; de ogen waren vol overspel, en de handen vol bedrog. Men besloot dit liefde-maaltje met een gebed, uitgestotterd door half dronken zwijnen : Heree je knecht heft
geschepseld! Here doe verzoening over de koningszonde jes uwer dienstmaagd .
Het klamme zweet brak mij uit! 1k dacht, dot de aarde zich zou openen, om al die in huffs waren to verdelgen . Hoe blij was ik, toen ik de lieve starrenhemel weer zag! ik ging zo schielijk, alsof ik door moordenaars nagejaagd werd ; ik ging, een huffs of twintig van de oefeningsplaats, bij eenvoudige goede mensen in die mij kenden, dronk eens water ; lies een slee halen, maar zweeg zulke gruwelen . Eerst dacht ik in gemoede, dot ik de regering moest waarschuwen, doch't was of iemand tot mij zeide :
dew /l dit werk niet uit God, ja zelfs niet eens uit onbedachte mensen, maar uit den bone is, zal het verbro ken worden : aanbidtg j in stilheidlHoe het met dot
rot is afgelopen, is bekend ; zij, de zuster, gaarde de vruchten harer onreinigheid, en vluchtte met haar mens der zonde naar Duitsland, latende hij een brave vrouw met zes kleine schapen achter . Na dit geval voelde ik mij nog meer opgewekt, om het Woord naarstiger dan ooit to lezen, en herhaalde bij mij zelve dikwijls dit versje, dot ik als kind geleerd had : 1k en vind geen and'ren regel, Dan alleen 't onfeilbaar Woord ; God die hangs daaraan zijn zegel ; Dat komt uit geen mensen voort . Hier kon ik mij zo bij neerleggen . Hier zei mijn hart zo amen op . Na een aandachtig en biddend lezen, dot ik toch bepaald mocht worden bij 't 280
geen mijn bizonder wegje was, maakte ik uit de Schrift zo een klein uittrekseltje, to mijnen eigen gebruike om er mijn eigen practicale godsdienst naar to regelen zoals : God is liefde. - ordeel niet, opdat g j niet ge-
oordeeld words. - Uw wandel z j in de Hemel . - Liefde is de vervulling der wet . - Alsgj vast, toontgeen droeviggelaat . - Die de arme veracht, smaadt z /n Maker. - Wat hebt g j, das g j niet ontvangen hebt? - Zalig z /n de vreedzamen . - God heeft de bljmoedigegever lief - Z jtgeduldig in de verdrukkingen . - Zit lankmoedig tegen alien . - Verdraag en vergeefzoals God in Christus u vergeven heeft. - Verbl jd u in de hope. Dit noemde ik mijn Evangelisch toetssteen je .
Door das middel dacht ik gedurig aan den Heer, als aan mijn Hemelsen Vader, vol eerbied en liefde . Hierdoor bleef ik vriendelijk tegen alien, en dwong niemand om ooit mijn bizonder wegje to gaan, als hij oprecht voor den Heer was . ik had genoeg met mijn eigen bestaan to doen . Wei to doen uit liefde tot den Heer en hem na to volgen, was mijn hoofdplicht ; de tijd mijnen ontbinding gelovig en werkzaam of to wachten, dit was mijn jagen : ook milddadig to zijn omtrent behoeftigen, minzaam tegen mijn minderen, beleefd omtrent mijn hogeren, en das alles tot roem dergenade, die in Christus u. ver woorden die niet oneerbiedig zijn, twist ik nimmer . Die het woord ruimte, mime bedeling liever dan vrijheid en vrijergenadeleer, verkiest, mag dus zeer wel spreken : zij doen niets tot het wezen des geloofs. Ieder moet, in zijn kieding, in zijn levenswijs, christel jke vrijheid hebben ; het Koninkrijk Gods is noch sp js, noch drank, maar rechtvaardigheid en vrede en biijdschap door de Heilige Geest. Blieft iemand, hetgeen ik het dadel jk betrachten van de Godsdienst noeme, Evangelische deugd to noemen, 't is mij wel. Wil hij, 't geen ik vroomheid noem, een braafgedrag noemen, mij is 't wel ;'t is al 't zelfde . Deze inschikkelijkheid behoort wel degelijk tot mijn weg ; en schoon men mij daarom wei eens een hinkend Christen noemt, en mij nageeft, das ik op de zandgrond van eigen gerechtigheid sta, das hinders mij geen een trede . De Christen moet door goed en kwaad gerucht heengaan : de Christen moet niet zijn als de baren der zee, die nu her, dan derwaarts gedreven worden . Nu, zuster, nu komt gij alles aan Gods woord beproeven . Zie, of ik wei gesproken heb : en waar ik u van nut, dienst of stichting wezen kan, wil ik dit zijn ; dit is mijn liefdepiicht. Ik heb het briefje van uw nichtje gelezen ; en ik heb haar zo lief, als onze lieve Heiland den jongeling,* die niet verre was van het Koninkrijk Gods. 281
Haar ontbreekt niets, dan de eis op to volgen, die Jezus den jongeling gaf :
verloochend to warden aan haar al to sterke zucht voor de beuzelende wereld .
Die zo verre op de weg der vergeeflijkheid en des medelijdens is, zal niet bedroefd henengaan, zodra zij ziet, dat de Heiland dit van haar vordert ; 't mag haar eerst wat hard vallen,'t zal wel gaan ; hard of niet, zij zal gehoorzamen. Ik moet de jongejuffrouw nader leren kennen ; zij zal van mijn spreken of van mijn effen kleedje niet bang zijn, dat zoete hartje! 0 zuster! ik zie zo graag de eerste opengaande knopjes van de jonge mensjes : 't z jn de roosjes op min wegje ; en als ik dan zo een knopje zie opengaan, en mij in de Heer daarover verheug, maak ik het zo al beuzelende ongemerkt wat vochtig, en wied zo al onder de hand hier en daar een onkruidje uit, en weer dit en dat doorntje, opdat de groei niet vertraagd worde . Ik heb daar zulk een lief juffertje naast mijn deur . Gij, zuster, zoudt mogelijk zeggen : 't is al wereld ; en ik vind aan het hele schaap geen zier wereld, maar wel dat haar omhangseltjes anders zijn dan de onze. Zij is zo graag bij mij, Stan je-buur, zeit ze dan (want ik hiet niet graag juffrouw), ik hou zoveel van u, en ik wou we! bij je woven, als'kgeen
vader of rnoeder had . Maar mag ik zo een sakje en zulke lin jes we! dragen? En dan zeg ik : wel, m jn lieve Trui je, als je's avonds uitgekleed zit, heb je dan den Heer liever? ben je dan gehoorzamer teen uw ouders? inschikke!jker teen je kleine zusjes en broerjes? minzarner teen de booien? bid j j dan aandachtiger? - ch neen, St jn je, antwoordde zij, dat is al 't zelfde ; of liever al naar dat ik er aandachtiger toe ben . - We!nu, zei ik, dan moogt g j heel we! die beuzelinge jesaandoen . -Maarwaarornga j j dan zo heel andersgekleed, St jn jeliefg- Dat is har je, omdat ik zo gewoon ben gekleed to gaan, en ik zou immers goede reden moeten hebben, waarom ik dat nu veranderde, en die heb ik erniet toe, want ik kan God oak evengoedgehoorzamen ; was datzo niet, ik verkleedde ffl/ aanstonds. - Maar St jn je, als ik dan eve! zo oud ben als g j, moet ik m j dan anders kleden dan min grootmoeder van Zindel jk zich nu kleedt?- Welneen, Trui je, dat hoeft niet,gjzit andersgewoon dan ik ; maar alsje wat ouder bent, harje, zal je daar ze!zogeen erg in hebben . Zo praat ik met het meisje. Haar ouders zijn hele lieve Meniste mensjes, en wij komen veel bijeen : en de mensen doen mij alle vriendschap . Mijn broer is hun boekhouder oak . Ziedaar, zusje, nu heb je wat to kauwen en ter herkauwen, a!s het refine vee . Groet het jonge hartje, je nichtje : ik heb haar lief om haar briefje . Gods geest zij met ons, in al onze gebeden en betrachtingen . Amen!
Stan je Doorzicht
282
i34e Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Liefste vriendin! In zeer vele dagen (ik zou haast kunnen zeggen weken), heb ik noch van u een brief ontvangen, noch aan u geschreven : en was is de reden? Verzuim, uitstel, morgen, morgen, en das bleef zo . Ik zou hier kunnen bijvoegen, das ik zo geheel uit mijn eigen stille, eenzelvige loopkring gerukt ben! 0 huiselijke bezigheid, wanneer zal ik weer uw genoegen smaken? Nu voer ik niets uit, en heb altijd nog tijd to weinig . Mijn moeder is eindelijk geresolveerd om thuis to komen : deze aangename tijding verlevendigt mij geheel ; ik zal dan u, mijn vriendin, wederzien ; ik zal de waarde juffrouw Buigzaam, ik zal de brave heer Edeling, de beminnelijke juffrouw Brunier, en ook uw dochterzien. U in die laatste betrekking to beschouwen, doer mij reeds in voorraad glimlachen . Evenwel, gij weer, ik ben nog van het oud-Hollands geslacht der zwaarhoofden en de familietrek steekt alweer vrij sterk door . Lieve engel! hoe gelukkig zijt gig ; alles heeft bij u een heldere horizon ; en bij mij, altoos zjn er leeuwen op de weg!* Ja, denk ik, terwijl ik mij met het afscheid nemen de tijd verdrijf, nu moest er iets in de weg komen, nu moest tante erger, moeder ziek, of ik door een ongeluk bezocht worden ; nu moest mijn lieve Saartje ziek zijn, enz . ; alles, kort gezegd, das niet zo volstrekt onmogelijk is, als een huichelaar to bekeren, schildert mijn sombere verbeeldingskracht mij met donkere kleuren, en das wel uitvoerig genoeg af. Ik verlang zo sterk om u weder to zien, das ik de dagen tel ; ja, ik zou gaarne hebben, das de verkiezing der Christenen was doorgegaan, en hier in onze Kerk ook aangenomen, die de Sabbath der Christenen op de Joodse rustdag wilden stellen, want dan was mijn eerste dag der weke een gehele dag vroeger . Ik ben met die inval zo ingenomen, das ik twijfel, of de osterse en Westerse Kerken wel een bondiger bewijs hebben aangevoerd om dit gevoelen, of deze verkiezing door to dringen . Mij dunks, das ik wel duizend dingen to zeggen heb ; das ik een geheee dag met u zal kunnen doorpraten, daar wij mogelijk in een half uur schoon uitgekeuveld zullen zijn. Hoe komt dit toch? Zou ook de reden daarvan hierin to zoeken zijn, das wij ons nu een en dezelfde zaak onder 283
zeer verschillende gedaanten voorstellen, uit duizenderlei oogpunten zien, en dezelve door duizend bewoordingen willen mededelen, al naar de wending onzer gedachten ons medevoert? Mijn waarde vriend Smit heeft mij wel gezegd, dat hij, over dezelfde woorden twintigerlei alle uit elkander lopende Leerredenen zou kunnen doen, op zovele onderscheiden tijden, in zoveel verschillende omstandigheden, al naar dat hij zelf gesteld, en de zaak, hem dan voorkomende, aannemelijkst was . Zo gaat dit ook met ons . Vandaag wil ik u van mijn vriendschap spreken, en ik ontwaar tevens al die stille, zachte aandoeningen, die ik, toen wij eerst vriendschap maakten, ondervond . Alles heeft weer het aantrekkelijke der nieuwheid ; dan denk ik aan dat uur, waarin de dood ons zal doen scheiden, dan aan ons vorig geschil, met al de gewaarwordingen van waar berouw en oprechte verzoening . Dus verhaal ik u nu een zaak op verscheiden wijze, verscheiden dagen achtereen. Maar als ik bij u ben, gaat dit alles in weinige ogenblikken ; en wij zien met verbaasdheid, dat wij elkander niets meer to zeggen hebben. Mogelijk geef ik mij ook thans dit philosophisch air, in deze rapsodie, enig en alleen om toch met u to praten : maar ik werk in de lucht ; ik kan niets vinden om het aan vast to maken . - Evenwel! Hoe staat gij met den heer Edeling? Gij zult immers wijs handelen to zijnen opzichte, Saartjelief? Dat zal een verandering voor ons zijn! Gij blijft tenminste bij uw vrienden, maar ik zal mij verplichten om den Eerwaardige van standplaats tot standplaats to volgen. Trouwens, ik heb alle mogelijke kans, dat hij op zijn eerste dorp zijn graf zal mogen kopen, of, is nu die denkbeeld weer to akelig, wel asperge-bedden mogen aanleggen. Zijn gematigde denkwijze zal hem zijn bevordering moeilijk maken ; en hij heeft in Amsterdam, zijn geboorteplaats, geen een bloedvriend, die in staat is om een vrije beroeping op hem, mathematisch zeker, to doen uitdraaien . Hij kan niet kijven ; ook niet op de preekstoel . Hij heeft geen grein geestelijk vernuft om rare preken to doen, die 't yolk bijeen brengen. Hij jaagt niet, hij schiet niet, hij kan geen halve fles wijn drinken ; hij spreekt geen een woord van de mode, of een eerlijk ombertje . Hij praat nooit over 't yolk van 's lands regeringswijs, omdat hij er zelf niet veel van weer ; met een woord, er is zeer weinig van den dominee in! Hoe kan hij het dan ver brengen? lk moet (want ik ben mijn woord kwijt) den man nemen, zoals hij (helaas) is, en mij zien to vergenoegen met zijn gezond oordeel, dooroefend verstand, goed hart, goedaardigheid van zeden en een goede erfenis . Een voordeeltje, dat velen, die al284
tons van hun vreemdelingschap spreken nogal op hun weg meeslepen . Vaarwel, liefde ; ik lean de nette dag niet bepalen : als ik bij u ben, zult gij mij ook nog zien, hoop ik . Mijn moeder groet u met tederheid, en ik ben meer dan ooit, Uw Vriendin
Anna Willis
I35e Brief: Mejuffrouw Maria Buigzaam aan den Heer Hendrik Edeling Waarde Heer! Uw toenemende ongesteldheid, die u het huffs doer houden, doer mij zeer gevoelig aan! Ik ben op een middel bedacht om u die tijd, dat gij hier niet kunt komen, zo aangenaam mij doenlijk zij, to helpen slijten : ik zal van mijn Burgerhart schrijven, en ik weet, dat niets u gevalliger zijn kan. Toen gij eergisteren vertrokken waart, en ik boven bij haar zat, lag ze nog in een geweldige koorts, en zo dikwijls haar ogen wat beschoten waren, sprong zij gedurig, zeer verschrikt, uit haar sluimering op . (Zij moet zeer ontsteld geweest zijn!) Letje zat bij mij . Een paar uren daarna liep de koorts wat af. Zij vroeg naar u : is mijnheer Edeling hier ook? 1k : Neen, liefde, hij is, om u niet lastig to zijn, heengegaan . Zy : Hij heeft zich dus uitgedrukt, dan moet ik mij wel zeer onheus gedragen hebben ; of is hij ook niet wel? Hij zag er zeer ontvallen uit : zeg mij, hoe is 't? 1k : Hij is bedroefd over u ; en gij weet, de liefde vertedert het aandoenlijk hart van hem, die belnint . (Z!j antwoordde niets, maar zuchtte .) Gij zucht, hoe, zijt gij droefgeestig? Z j : Dat ik zucht, is waar ; maar heb ik er geen reden toe? (En toen stale
z j beide haar lieve armen naar m j uit, omhelsde m j vuri~ gaf Le je een hand, noemde ons dierbare vriendinnen, en haar tranen begonnen weder to stromen .) 1k : Mijn liefste meisje, schrei niet van droefheid, laten uw tranen
vreugde-, dankbare tranen zijn ; wig beminnen u evenzeer ; wij beschul285
digen u nergens van, dan das gij niet voorzichtig genoeg was, zoals bij de uitkomst bleek ; laten wij geen hartstochten opwekken! wij zullen met geduld uw verhaal afwachten . Bekommer u nergens over . Z y : Is er niets voor mij gekomen? Ik : Ja, een brief van juffrouw Willis . Z j :Ik verzoek, das gij mij die eens voorleest, want ik heb zulk een pijn in 't hoofd . Ik : m u to vergenoegen . (Ik brak de briefopen en las hem .) Deze juffrouw is uwer waardig, ik verlang om haar to zien. Z/ : Ik wens, das ik dit ook kon zeggen! maar helaas! 0 kon ik mij voor mijzelve verbergen! Indien de waarde vriendin eens iets gehoord heeft! Hemel! en zij heeft mij zo dikwijls vermaand om voorzichtig to zijn . (Z j
weende stille tranen en lei haar hoofd, met haar zakdoek bedekt, in 't kussen.c Ik : Laat u dit niet ontrusten ; dit is hoogst onwaarschijnlijk . Gig begrijpt wel, das wij er een diep geheim van zullen maken, om u zelfs de schijn des kwaads to dekken . (Z/ snikte). Kom, wees welgemoed. Le je : Mijn lieve Saartje, kwel u niet over iets, das voorbij is, en, zoals ik mij wel verzekerd houd u geen oneer kan aandoen . Z y : 0 mijn Letje, ja, ik ben onschuldig, maar ik zal u beiden laten oordelen, zodra ik schrijven kan ; ik kan bet niet verhalen, en gij moet weten, hoe alles is toegegaan . Waar is Lotje? die zoete ziel! Ik : Die is bij haar oom zo in de gunst, das zij er weer naar toe is, hoe gaarne zij ook bij u gebleven was . Ik raadde haar om uit to gaan . Zij moet niets gissen kunnen, en men zegt somwijlen in volheid des harten een woord. Z j : En Hartog? Ik : p haar kamer denk ik : zij heeft zich maar koeltjes op uw ziekte gemformeerd . Z j : Zij is beneden mien aandacht ; de tijd zal mid rechtvaardigen . Ik :Men moet, dit leers de ondervinding, de mensen niet altoos naar bun leerstelsels beoordelen : - Spinoza, zegt men, was een braaf man . Z j : Dat doe ik niet ; en zo de proef bet niet bevestigt, dan zal ik haar om vergeving vragen . De beer Brunier lies zich aandienen. Letje ging bij hem, maar zij hield zich verzekerd, das bij (en bij komt overal) er niets van wist . Hij was zeer treurig om zijn vriends ziekelijkheid, en nu horende, das juffrouw Burgerhart de koorts had, allersterkst aangedaan . Letje zeide tegen ons, toen zij weer boven kwam, das bij naar zijn vriend toeging, om to zien, of bij 286
hem ook van enige dienst zijn kon, en zij voegde er bij, dat haar broer zo gehecht was aan de heer Edeling, als Saartje en zij zelve aan mij gehecht waren. Wat zal hij nu naar zijn vader gaan gelijken! 1k : De heer Edeling is een mensenvriend ; hij doer hetgeen best is, op de allerbeste wijs ; en ik hoop, dat onze lieveling nog, voor een jaar ten einde is, mevrouw Edeling zijn zal . Z y : Ik? Nooit. 0 die waardige man moet een vrouw hebben, op wie hij niet behoeft neer to zien. Zo een geval als't mijne! Neen! ik wordt nooit zijn vrouw. 1k : Gij spreekt zeker of gij de koorts hebt . Al wat ons niet schuldig maakt, vernedert ons immers niet? Gij zijt onschuldig ; gij hebt dun geen grein van uw waarde verloren . Ik durf mij verbeelden, dat de heer Edeling op dit stuk niet anders denkt of kan denken ; en hoe gelukkig zult gij zijn, indien gij uit dit geval geleerd hebt om de bedachtzaamheid tot de leidsvrouw uws leven to verkiezen! Z/ : Die verkies, die omhels, die eerbiedig ik in u . (m j, die voor haar bed
zat, teller als in haar armen insluitende .) 1k : Hebt gij in lang geen brief van den heer Blankaart gehad liefde?
Z j : In lang, dat kan ik niet zeggen . . . Ach! vraag mij nu niets ; gig zult alles weten . (Z j zag Le f zeer opmerkzaam aan : Le je knikte, en zj scheen
gerust.)
Wij gingen vroeg ter rust ; en deze ochtend boven komende, zei zij mij, dat zij de gehele nacht gerust en verkwikkelijk geslapen had, en nu zou opstaan om aan haar verhaal to gaan zitten schrijven ; dock ik verzocht, dat zij nog eerst een dag of twee uitrustte, dewijl ik bevreesd was, dat haar bloed to sterk aan 't gissen is om hartstochten to kunnen doorstaan, zonder haar nog meer koortsen to veroorzaken . Voor een uur kwam hier de boekhouder van den heer Blankaart, een oud, eerwaardig man, die mij kwam zeggen, dat zijn heer binnen weinig dagen thuis dacht to zijn, en dat hij al op refs was, dock niet Tangs de kortste weg, omdat hij nu Frankrijk voor altoos verliet . Ik zei, dat dit een aangename tijding was ; zowel voor juffrouw Burgerhart, als voor mij . De oude, eerlijke man kon mij niet genoeg lof van zijn patroon zeggen : zulke mensen, zei hij, geeft God in z jn zegen en om bet mensdom to zegenen . Hij preen de jongejuffrouw ook zeer, en hoopte, dat zij eens een gelukkig huwelijk doen zou, met een braaf man, die haar verdiende . Liefde, zei ik, toen ik boven kwam, ik geloof dat ik u een aangenaam bericht kan geven . (Z y wend rood .) Is hij gekomen? vroeg zij . 287
1k : Neen ; maar hij is op refs . Z j : Die refs is niet groot . 1k : Voor iemand die 't reizen gewoon is, niet ; maar . . . och! ik merk uw misvatting! gij dacht aan den heer Edeling, en ik sprak van den heer Blankaart . (Z j was verlegen.) Z j : wat, hoe is mijn lieve voogd al op refs? zal hij hier in weinige dagen zijn? Ik : Ja, kindlief, en de heer Edeling ook . Le je : Dat hoop ik : ik wou nu, dat Edeling mijn broer was, dan kon ik hem eens gaan bezoeken . Die waarde, lieve man! Ziedaar, hetgeen ik u kon melden . - Als gij kunt, meld ons dan spoedig, hoe gij u bevindt, en is 't mogelijk vereer met uw altoos welkom bezoek, Uw oprechte Vriendin,
Maria Buigzaam
Wed . . Spilgoed
136e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed Gij zijt immers niet moeilijk, omdat ik uw laatste brief niet beantwoord heb ? Hoor, mevrouw, ik ben niet al to wel tevreden op u, en knorren op een vrouw, dat is mij onmogelijk (op een stout meisje bruit er nog zo wat mee heen). Maar, zie, ik kan ongelijk hebben : nu, wij zullen dat appeltje wel schillen ; want ik kom thuis en 't zal er onder en overgaan, zo Saartje maar zie zoveel op haar kerfstok heeft ; en als het op de ene regent, zal het op de andere druppelen ; want men heeft mij zo wat gezegd, dat mij verdord en verdord weinig aanstaat . Jan struksje! als ik evenwel eens bedrogen was? wel, dan werd ik averechts ; en ik mocht u dan we!, met een strop om mijn hals, en een brandende kaars in de hand, om vergeving bidden, zoals ik hier wel gezien heb, dat de papen voor de Heilige Maagd deden. Nu, dat zal zich wel redden! Ik zal u onderwijl maar eens verhalen, dat ik met twee goeie, grote, lange Hollandse jongens thuiskom . Ja, ik heb al rare kluchten! Daar kom ik daags voor ik uit arijs gaan zal, in een Hollands logement, het enige, dat er in de hele stad to vinden is, en daar ik meermalen naartoe ga, om eens Hollandse knap to eten, en een schoon 288
server to h ebben. l k zit vredig en wel aan mijn tafeltje, met Snap, mijn patrijshond, zo aan mijn zij, braaf to schransen, toen er een fraai jong heer inkomt, die er uitzag als een bloeiende roos, en dat neemt mij aanstonds ten voordele van zulke jonge maats in . Hij sprak zeer goed Hollands : jij bent geen Frans fatsoen dacht ik, maar wie ben je? Nu, ik kon dat zo niet vragen : hei hour eens hierlJij, met diegroene role daar, wie ben je?Nog geen half kwartier daaraan, of daar komt mijn oude kennis, mijn beste Willis . lk stond op en gaf hem, op zijn vaderlands, de hand . Welkom, mijn jongen, zei ik : kom, zit aan, en eet war met mij ; en ik vroeg hem duizend vragen tegelijk. `0,' zei de goede jongen, `mijnheer Blankaart, war heb ik naar u gezocht! men zeide, dat gij vroeg waart uitgegaan, meer niet ; ik heb wel in vijftig Koffiehuizen en Logementen geweest, gij waart er niet ; eindelijk zei een heer, die u scheen to kennen, dat de goei heer Blankaart zeker aan zijn Hollandse maaltijd zat ; en hieruit besloot ik, die uw gewoonte ken, dat gij in dit logement waart .' Hij vroeg mij aanstonds naar her stoute dingetje, en ik zei, dat alles wel was ; war zou ik gezegd hebben ? Mijn mooie jongen hoorde nauwelijks, dat ik Abraham Blankaart was, of hij kwam bij mij en zei, dat hij ook verzocht om de eer van met mij to eten : `ik kan mij niet beter aanbevelen,' zei hij, `dan door u to zeggen, dat Hendrik Edeling mijn eigen broeder is.' Zie mevrouw, dat was mij zo aangenaam, zo aangenaam, dat ik her niet zeggen kan . Komt, kinderen, zei ik, zit aan, en weest mijn gasten. Zij aten als rovers, en de wijn, die 't hart verheu t, smaakte zo goed, dat ik mijn fles kraakte. Toen aan 't praten over ost en West, over negotie, over ik weet niet al waarvan. Zie, onze jongelui weten toch veel meer dan wij : dat is niet anders, en daar ben ik blij om . Edeling zei, dat hij op zijn vertrek naar Holland stond . Willem zei ook zo, doch dat hij nog drie dagen moest vertoeven, om aan zijn patroons order to voldoen. Wel, zei Edeling, dan zal ik naar u wachten . Ja, zei ik zo, jongelui, ik meen ook to gaan . Daar had men 't leven gaande, `dat ik hun toch medenemen wilder dat zij toch zo gaarne met mij wilden reizen .' Wat zou ik doen? lk ben een ouwe gek ; om die twee vlasbaarden werd mijn refs nu nog drie dagen uitgesteld. Nu, wie weet, hoe wel ik er aan doe? Als't immers mijn kinderen waren, zou ik blij zijn, dat zij met een ordentlijk man thuis kwamen ; en ook 't zijn lieve jongens! Edeling is niets dan vreugd en vernuft ; en Willem, wel, dat is de beste jongen in heel Amsterdam, zeg ik u . 289
Toen wij van tafel opstonden, zei ik : `Kom, jongens nu zullen wij eens hier en daar gaan, en het een en ander gaan zien . Die to Rome is, moet den aus spreken,' en ik sleepte hen ook braaf door de mosterd. Maar was ben ik nu in mijn kracht! Nu hoef ik mijn schrale voorraad van Frans niet benauwd uit to stallen . Dat koestert, das koestert ;'t is of die Edeling zijn tong voor't Frans gemaakt is . Tegen de avond ging ik met hen naar mijnent, en zei : `komt, haal jelui je valiezen maar ; ik moet jelui bij mij houden .' Wel, mijn hart springs op, als ik een Hollander zie ; en geen wonder, mijn Snap is net al eens, en das is nu maar een hond, wil ik spreken ; zodat ik hield hen beide, en dacht : "t Is een verleidelijke plaats ; en als zij bij mij zijn, valt er niet op marode to gaan .'* De beide jongens hebben veel met elkander op ; das is braaf: men weet waar het to pas komt, en een mens zonder vriend is een droevig schepsel . Daar was nu Saartjes vader, wel die was mij zo een waar vriend, das zijn plaats in mijn hart maar niet kan vervuld worden . Mogelijk als wij was oudachtig worden, wil das zo goed niet meer . Alles, zegt de wijze man,* heeft zjn tijd. En 't is ook zo ; ik ondervind het zelf. Ik meen mijn refs op Brussel to nemen en het heerlijk Brabants kwartier nog eens door to trekken ; dan gaan wij op Antwerpen, daar ik ook nog iets to doen heb, en denk over Rotterdam naar Amsterdam to komen, om het overschot mijner dagen buiten beslommering door to leven, totdat de Heer God Abraham Blankaart in zijn zalig rijk zal opnemen ; want das is toch het voornaamste, en daarbij is al ons gedraaf en gewin maar fut . Ik ben nu ruim vijftig jaar, en schoon ik, Goddank! zo gezond als een vis ben, en noch van ziekte of podagra weet, zo denk ik, das het best is om voor de grote refs zo onder de hand was klarigheid to maken, want men kan toch nooit weten, wanneer het de dood gelegen komt ons to bezoeken, zodat het beste is om altijd gereed to zijn. was zegt mevrouw? Als ik de stoute meid maar gelukkig in het fuikje zie, dan is alles wel. Nu, mevrouw, zoals ik zeg, `ik ben knorrig op u .' Men hoort van verre das de winter koud is ; maar als de maan vol is, schjnt z/ overal . Groet mijn meisje, en geloof das ik van harte ben, Uw misnoegde Vriend,
Abraham Blankaart
290
i37e Brief: de Heer Willem Willis aan Mejuffrouw de Weduwe Willis Tederbeminde, Hoog geeerde Moeder! 1k kan mijzelf het genoegen niet onthouden, dat er voor mij gelegen is in u mijn gedachten mede to delen, en om u hetgeen mij, is het van enig belang, ontmoet, to schrijven. Uw dierbare brief heb ik met de oprechtste dankbaarheid en eerbied gelezen .1k hoop, dat ik u niet ten enenmale zal hebben teleurgesteld omtrent uw verlangens nopens de beminnelijke juffrouw Burgerhart . Hetgeen mij hier is voorgekomen, geeft mij, ter bereiking van uw oogmerk, nieuwe vermogens, omdat ik waarlijk zo wens to doen, als uw moederlijke liefde van mij vordert . Toen ik to Farijs kwam, was mijn eerste werk om den heer Blankaart op to zoeken ; dit gelukte mij, na veel lopens en dravens .1k vond hem denzelfden man, als ik hem altoos vond . Hid was zeer verheugd mij to zien, en heeft, om met mij en nog een Amsterdams heer, Cornelis Ede1mg, to kunnen reizen, zijn refs nog drie dagen uitgesteld. Wij logeren bij hem . Hij moet zeer rijk zijn, want hij leeft hier net als in zijn eigen huffs . Gij kunt wel denken, lieve moeder, dat ik voort naar mijn beminde vroeg . 't Was alles wel, zei hij . Des avonds bij elkander zittende, nadat wij de maaltijd gedaan hadden, zat hij in zijn praatstoel, en vroeg ons, of wij nog geen meisje hadden? 1k zuchtte . Edeling lachte. `Dat zou,' zei de jonge heer, `schande zijn voor ons, geen meisje, en drie- en vier-entwintig jaar!' - `Eer heeft uw hart,' riep de goede man, en wreef in zijn handen van genoegen. `Nu Willem (tegen mij) hoe zit het bij u ?' - `Hopeloze liefde, mijnheer Blankaart ; ik bemin juffrouw Burgerhart, en ben overtuigd, dat zip mijn vrouw niet worden kan .' - `Wel, voor haar dan een andere, die u beter lijkt,' hervatte hij . 1k : Daar kan ik niet aan denken . Hij : Nu,'t is nog vroeg in 't gasthuis ; dock op Saartje moet gij geen staat m aken. l k zal voor u ook wel een goede vrouw opschommelen, en die voor u veel beter zijn zal ; want zie, Willem, al had ik een eigen dochter, en gij kost er gelukkig mee zijn, ik gaf ze u, met de helft van mijn goed er bij : ik hou veel van u : en ook, hier onze vriends broer verkeert naar haar, en zo zijn vader maar niet to veel malens aan de kling maakt, zal ik haar geven : hij is de man, die zip hebben moet ; dat zeggen alle mensen, die hem en haar kennen . Kom, je moet niet bleek worden, Willem ; ik 291
zal u ook helpen : laat ik zelf maar to Amsterdam zijn ; ik weet zoiets voor u, dunks mij. Edeling : lieve, goedhartige heer! mag ik mij ook wel in uw gunst bevelen? H j :Hoe, moet ik voor u ook zoeken? Neen seen! das niet : met Willem is 't was anders ; ik moet hem schadeloos stellen . Edeling : Kom, ik zal alles maar opbiechten, op hoop van een goede absolutie to krijgen : maar laten wij eerst uw gezondheid eens oud vaderlands drinken . (Wij deden zo, en de heer Blankaart gloeide van genoegen.) lk heb juist, uit vrees voor mijn vader, die de beste, de eerlijkste, maar ook in sommige opzichten de wonderlijkste man is, iets gedaan, das mij, vrees ik, droevig zal opbreken! - Ik ben daar zo maar op mijn eigen houtje verliefd gaan worden, toes ik to Leiden studeerde . Het meisje is al, was men van de Goden zou kunnen wensen, dock zij en haar hele familie schijnen niet zeer bij de gunst van een zeker mal, blind capricieus oud wijf to staan, en zijn daarom niet meer dan burgerlijk gegoed. Blankaart : En wie is die leelijke torntoffel? de een of andere kwezel van een taste, denk ik! (Hj lachte tegen m j, of h j zeggen wou, ik denk aan taste
Hofland.) Edeling : ch!'t is een ellendig wijf; en ze leeft met de menses, als de dui-
vel met de takkebossen. Hj :Is't een Leids maaksel? Edeling : Neen ; men zegt, das zij van Amsterdam herkomstig is, en nu durf ik, om das hagelse wijf, er nog minder van kikken! want mijn vader is niet gierig, dock hij zegt altijd, men kan van een mooie tafel niet eten ; en, dewijl hij mij op het advocates besteld heeft, zal ik vooreerst mijn geld wel alleen tellen kunnen. Hj : Hoe heer das lelijke vrouwmens ? Edeling : Mejuffrouw de Fortuin . Hj :0, gij platvis! daar heb je een ouwe rot in de val. (en h j schaterde van
lathes). Edeling : Wou je nu voor mij ook een goed woordje spreken bij papa ; want het zal vreselijk op mijn land waaien ; en zeker, ik heb alles zo niet bedacht . H j : Wel, zo't buiten das wel is, daar is mijn hand, jongen . Ik zal wel zien, das je er genadiger afkomt, dan je verdient ; zie,'t is uw vader ; en jij hebt niet bon gedaan . (H j trok zo een potsig bakkes, das ik hem niet aan kon zien
zonder lathes.) 292
Edeling : Daar is wat aan, maar hoe zal ik het
flu redden! Want mijn meisje is al wat ik in de wereld begeer, zoals men zegt : dit is waar, dat ik haar oprecht bemin, en dat zij mij liefheeft : zij is wel opgevoed, en van een oud, eerlijk geslacht. Zoals ik zei, spreek een woordje voor mij, mijn lieve heer Blankaart! 0! hoe beminnen en achten wij dezen dierbaren man! Lieve moeder, is 't niet jammer dat de heer Blankaart geen vader is van een talrijk huisgezin? Dat zeiden wij ook eens. `Ja jongens,' zei hij, `dat spijt mij genoeg, maar alle brave, nijvere, goede jonge meisjes enjongens zie ik aan voor mijn kinderen, daar ik ook wel wat goed voor moet zorgen . Ik zeg altijd, Abraham Blankaart, een eerlijk man heeft altoos erfgenamen, mijn vriend ; en terwijl ik leef, doe ik zoveel goed, als ik maar grijpen en vangen kan. Komaan,wat had ik nu aan al mijn geld, als ik een Nero, een niemands-vriend was? En nu, wel, ik ben overal welkom . Meisjes, jongens, jonge vrouwen, kleine springertjes, al dat goed is om mij, alsof er goud uit mij to halen is ; en ik ken geen groter werelds genoegen, dan bemind en geacht to zijn van goede mensen : al 't overige is maar waweling.' Groet mijn lieve tante, waarde zuster en vriend Smit, die ik mondeling hoop to feliciteren en to bedanken voor zijn broederlijke brief. Ik ben met de tederste hoogachting,
Uw gehoorzame Zoon,
Willem Willis
138e Brief de Heer Cornelis Edeling aan den Heer Hendrik Edeling Waarde Broeder! Ik vertrouw, dat gij mijn lange brief ontvangen hebt, en mij niet schrijft, omdat gij niet weet, waar ik thans to bevragen ben . Ik zal u deze nog zenden voor ik thuiskom, dat in weinige dagen zijn zal . Daar heb ik kennis gemaakt met uw meisjes voogd : ik logeer bij hem, met den heer Willis, die met ons ook thuiskomt . Nu heb ik in dit tranendal, waar ik ook rust vond voor de holligheid mijns voets, zo geen man gezien als dezen man! Ik word niet moede van hem to horen, ja zelfs 293
van hem aan to zien . Zijn gehele gelaat spreekt, en hij heeft ogen, die zo maar alles uitrammelen, wat er in zijn goedaardig, mannelijk hart omgaat. Hij zegt, dat hij al vijftig is, maar voor veertig zou ik hem aanzien . Hij is volmaakt wel geproportionneerd, groot zonder lijvig of hobbezakkig to zijn, bruin van uitzicht, fraai van news ; heeft lippen, zo rood als kralen, en tanden, zo wit en vast, dat zij zijn gezondheid getuigenis geven ; hij is eenvoudig, dock kostbaar, gekleed ; fijn op de negotie, een beminnaar van 't vaderland en zeer gesteld op zijn eigen Kerk . Ik weet niet, hoe ik hem ooit zal kunnen verlaten! Hij is met mij ook weltevreden, en geeft mij zo nu en dan eens een lesje toe . Hij is (zo vader 't wel maakt) zeer genegen om u het meisje to geven ; en voor mij zal hij een goed woordje doen : o die lieve man. De heer Willis is zijn gunsteling ; 't is of't zijn zoon is ; potsig gaat hij met ons om. Die goede jongen is smoorlijk verliefd op uw meisje, en was 't lang voor zij u kende : maar, hoe 't is weet ik niet, de heer Blankaart heeft er tegen, dock belooft hem een vrouw, die voor Willis veel beter is dan uw Saartje ; zij moet Hendrik hebben, zegt hij, dat is v ast. l k dat vader dezen man niet knorrig zal maken ; ik vrees anders . l k neem deze dagen waar, om het voornaamste der stad zo wat hoopto maar, gaan zien. Ik ben to Versailles en to Fontainebleau geweest ; maar het lieve gelaat der natuur,'t welk men op de eerste plaats gaps en al heeft bedroven, maakt, dat de bekoorlijke ligging, de fonteinen en bossen, mij der laatste des to meer bekoren. Versailles is een dame in gala, die ongeschikt is om refine du bat to zijn ; Fontainebleau een aangenaam landmeisje, dat alleen door de natuur met rozentuil is opgesierd : wie denkt gij, moet mij 't meest bevallen? Amsterdam lijkt noch in grootte, noch in vrolijkheid, naar arijs, maar de stad zelve, schoon vervuld met prachtige paleizen en kerken, bevalt mij niets ter wereld . Gij hebt ook geen denkbeeld van Franse morsigheid ; ik denk dat al mijn linnen wel een half jaar lang buiten Haarlem mag bleken, eer zijn Hollandse kleur weer voor de dag komt . De Fransen zijn mijn begunstigde natie . "t Zijn beuzelaars, denkt gij, en mijn broer kan dus wel met hen terecht raken.' Daar kan wel iets aan zijn, Heintje . Evenwel hun vrolijkheid maakt hen tot het gelukkigste yolk van de aardbodem . Brood, wijn met water, een vrouw, en een straatdeuntje ; en ziedaar, mijn Fransjes zijn hun koning to rijk . veral vindt men onder de gemene burgerlieden danspartijtjes, die geheel vrolijkheid en kunsteloosheid zijn . De hemel zelf maakt het de zwartgallige 294
Britten niet naar de zin : maar de armoede kan de Fransen niet ongelukkig maken. De stad knelt van geschilderde vrouwen en geblankette jonkers ; days hun zaak ; geen Franse vrouw kan mij, als vrouw, behagen, ten minste niet in de hoofdstad ; en een petit-maitre is altoos een knaapje dat men verachten moet . - De brief moet weg. - Vaarwel, broerlief. Mijn vriend Willis zal u behagen ; hij is vroom, verstandig, toegeeflijk, en heeft de houding van een fatsoenlijk heer . Adieu t .t.
Cornelis Edeling
I39e Brief: de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Lieve Broeder! Ik ben enige dagen zeer ongesteld geweest, en heb zelfs dnie dagen het huffs moeten houden. Uw laatste, uit arijs geschreven, heb ik ook daar op 't ogenblik ontvangen . Ik verheug mij over uw kennis met dien waanden man, alsook over de gunstige gedachten, die hij to mijwaants voedt. Den heer Willis hoop ik eens met mijn bizondenste vriendschap to beschenken, gelijk ik naar de zijne vurig venlang : ik ben voorbeneid om hem hoog to achten en to beminnen . Ik zal mijn verhaal venvolgen : zodna ik het wagen dunfde om uit to gaan, ging ik naar het huffs van Mevnouw Buigzaam, en wend van mijn beminde met alle tekenen van heusheid en vriendschap ontvangen . Zij is wat afgenomen, dock de koontsen houden op ; en nu, nu heeft zij een zachtheid in haar gelaat, die mid nog veel meen bekoont . Zij was alleen thuis : mevnouw Buigzaam was met de jongejuffrouwen naar de kerk, en juffrouw Hartog op haar gezelschap . Ik zat bij haar, en nam de vnijheid van haar hand to nemen, terwijl ik naar haar welstand vroeg, en zei, dat ik mij veel beter gevoelde, 't geen zij met een zeer menkbaan genoegen hoorde. Deze gelegenheid, ging ik voont, is to gunstig, dan dat ik die niet zou gebnuiken om u nogmaals van mijn liefde de sterkste venzekening to geven . Ik weet we!, dat de liefde geen vnucht van 295
dwang is ; maar ik hoop echter, das gij mij eens met meer onderscheiding zien zult . Mijn liefde is niet romanesk : de hoop alleen is in staat om mij to doen volharden. 0! das gij mij nog eens bemint ; nooit zoudt gij u beklagen, das gij mij de voorrang in uw genegenheid gegeven hadt! Z y : Ben ik wel geschikt, om u zo gelukkig to maken, als gij verdient to zijn! 0 mijnheer Edeling laat ik, voor ik een besluit neem, nog eerst mijn karakter beter vormen naar das der dame, die ik als mijn moeder eerbiedig! Ik ben zo bedachtzaam, zo bedaard, zo bestendig niet, als zij, die uw liefde verdient, behoort to zijn. Ik vorm mij zulke ernstige denkbeelden van het huwelijk! Ik vrees, das ik nog niet geschikt ben om mijn bespiegelingen altoos tot betrachting to verhogen. Ik wacht den heer Blankaart binnen weinig dagen ; laat ik met hem alles eens overwegen. En gij hebt immers een vader, mijnheer Edeling? (1k voelde die zet.) 1k : Dat is zo : maar kunt gij een ogenblik twijfelen, of mijn vader zich niet vereerd zou achten met zo een dochter? Hij zal mogelijk enige bedenkingen hebben over hetgeen de goede man onderscheid van rel :gie noemt : gij weet, ik behoor tot de Lutherse Gemeente, maar de heer Blankaart en mijn vader zullen das wel vinden. Z j : Indien het nodig words, twijfel ik daar ook niet aan : was mij betreft, ik zal dit omtrent u zo weinig in aanmerking nemen, als gij omtrent mij deeds. Doch het is nog zo ver niet . 1k : Uw voogd komt (zo schrijft mijn broeder mij), met den heer Willis en met hem thuis ; zij hebben elkander to arijs ontmoet . Hoe aangenaam zullen deze drie reizigers zijn! Zy : Dan krijgen wij elk een broeder thuis? Want Willis is mijn broeder ; als gij hem kept, zult gij mijn keuze billijken . 1k : Dat doe ik nu reeds : ik ken Willis . De kerk ging uit en wig veranderden van discours. Mevrouw Buigzaam en de beide dames waxen verheugd mij zoveel beter to zien . Ik bleef er die gehele avond tot tien ure, want mevrouw deed ons de eer aan om to spelen . Nooit hoorde ik zulk een zielen-muziek .'t Is meer dan kunst! Ik hoop, das gij 't eens horen zult . Zij nam occasie, om mij alleen to spreken, en zei : `daar, mijnheer Edeling, lees dit geschrit ; dan zult gij eerst uw beminde Burgerhart recht kennen ; zij weet niet, das er u iets van bekend is . Hou dit in 't oog' . . . Ik lei het papier in mijn brieventas ; en afscheid genomen hebbende, spoedde ik naar huffs om to lezen . Ik at niet, maar ging, vader gegroet hebbende, naar mijn kamer. Lees, en dan zult gij kunnen beseffen, was in mijn hart 296
onder het lezen is omgegaan! Ik heb het voor u gecopieerd, dock ik moet het terughebben, zonder dat gij er iets uittrekt . - Hierop vertrouwende, geef ik u het Verhaal
Dierbaarste Vriendinnen! Ik begin dan aan een verhaal, dat mij onmogelijk is, mondeling to doen ; ik schrijf dus . Geloof heilig, dat ik het onder het zegel der waarheid schrijve : o, hoe ben ik in mijn eigen ogen gedaald! Waarom heb ik niet meer acht gegeven op mijzelve ; op hen, met wie ik omging ; op de raad mijner Willis, en op de owe, o beste der vrouwen! Ik zal boete doen : ik zal mijn dwaasheid afwisselen tegen de volkomenste geleidelijkheid aan uw vermaningen ; ik zal mijzelve zover zien op to heffen, dat uw vermaningen in goedkeuringen zullen veranderen . En zo dikwijls ik een to grote zucht voor uitspanningen gevoel, zal ik in mijn kabinetje gaan, en dit geschrift, ter mijner beschaming, lezen . Laat ik beginnen . Ik ging met den deugniet, gelijk gig weet, naar de Hortus Medicos, vast voornemende om nooit weer met hem uit to gaan ; en echter, hij was dezelfde beschaafde, aangename en fatsoenlijke man omtrent mij . Hij lies mij in de Hortus alles zien, leidde mij veel uit van 't geen ik zag ; en bemerkende, dat ik zulk een groot vermaak vond in dit alles, stelde hid mij voor, of ik ook plezier had, om naar een zeer fraaie plaats to gaan van een zijner vrienden ; de heer en dame, zei hij, zijn wel niet buiten, maar dat zegt niets, men weigert nooit een fatsoenlijk man om die to zien ; er is zeer veel uitheems gebloemte . Ik, die in dit voorstel niets ontwaarde, dan genegenheid om mij to verplichten, stond dit geredelijk toe . Wij gingen dus vrij spoedig uit de Hortus, de plantage door en de Muiderpoort uit. Nooit had ik zoveel geest, zoveel vrolijkheid, zoveel levendigs in hem bespeurd . 't Sloeg vijf ore, zo als wij buiten waren . `Is 't ver?' vroeg ik. `0! wij zullen er binnen't half our zijn, als wij wat aantreden .' Ik deed zo, en 't was bijkans zes, toen wij voor een laan stilhielden, die op een zeer fraai huffs liep . Het hek stond aan. Hij ging de plaats met mij op, en den tuinbaas ontmoetende, vroeg hij, is mijnheer of mevrouw thuis : `Neen,' was 't antwoord, `maar dat is hetzelfde .' - `Wilt gij het huffs niet eens zien?' (tegen mj). - `Ja, maar ik zie liever bloemhoven dan lambrizeringen.' Wij traden 't huffs in. 297
Hj : (tegen den tuinman) Deze dame heeft geen thee gedronken ; hebt gij
ook kokend water? Toe,jongen, breng het schielijk, met hetgeen er bij behoort ; gig weet, uw heer en ik zijn vrienden . (De kerelging heen ; ik had
seen zin in hem, h j had een lel jke uitk jk .)
1k : Gij doer to veel moeite, mijnheer, als ik maar een glas bier mocht! Hj : lk geef nooit bier als de meisjes warm gegaan zijn en dan stil zitten . 1k : Wel, laten wij wandelen. Hy : Eerst was uitrusten . (De tuinman bracht theegoed, iv j dronken spoedig
een kopje .) 1k : Kom, nu de bloemen gaan zien ; het words al tijd . (H j stond op en met een houdin~ die m j verbaasde, zeide h j, das h j m j beminde, das h1 smoorl jk op m j verliefd was, en das h j niet tw elde, of dit had ik wel gezien ; hieraan schreef h j ook degoedheid toe, die ik had gehad, om met hem t gaan, dew jl men char in huffs zo gegeneerd was . leder woord ontstelde en vertoornde m j ; ik zei :)
Gij beledigt mij ten hoogste . Nooit heb ik iets, zelfs schaduwachtig, gedacht van 't geen gij zegt ; en zo ik het gedacht had, geloof mij, das ik met met u zou gegaan zijn. (H j lachte, en wilde m j kussen .) Houd af, zei ik, gij railleert to sterk . H j :Hoe, neemt gij het dus op? dan bedriegt gij u ; want (en h j zwoer een dure eed) het is mij ernst ; ik bemin u : gij zult de mine zijn ; (al weder naar
m j toe dringende).
1k : Hou u gerust! Gij bedriegt u, zie ik, omtrent mij : zo gij mij bemint, zoudt gij mij dus niet kunnen vernederen : laat mij gaan . Ik wil hier niet langer bliwen. Hj : Laat mij gaan ; ik wil hier niet langer blijven! 0, zo spreekt men niet tegen een man, als ik ben, en das op zijn eigen plaats . (1k besto f als m jn linnen). Zie, meisje, al die grote gevoelens zijn bij mij niets dan meisjesbeuzelarijen . Evenwel, gij zit nog to bekoorlijker, nu gij zo een fraai rolletje speelt . Kom, mijn Saartje, laten wij gelukkig zijn : de tijd is kostelijk, zo gij ten minste dwaas genoeg zit om naar huffs to willen keren . Mijn fourgon is anders al buiten, de paarden staan, met de leidsels opgeknoopt, op de stal, en in weinige uren zijn wij ver van hier ; want ik waag er mijn beste harddravers aan . (H j wilde m j weder kussen .) 1k : Schelm ! Deugniet ! Judas! Hj : Al was gij maar wilt, mijn engeltje, miss das gij mij gelukkig maakt .
(Hoe ik to moede was, kunt g j enigszins opmaken, maar ik Meld m j moedig .) 1k : Ik ben, zie ik, in uw macht ; maar veel eerder dan uw verfoeielijke 298
oogmerken to beantwoorden, zal ik het uiterste wagen ; ik zal gerucht maken, zo gij de deur niet opendoet . Hj :1k doe geen deur open, en of gij gerucht maakt of niet het zal niets helpen ; niemand hoort u. Kom, gij hebt u genoeg verweerd : zelden had ik zoveel werk met mijn lievertjes . Gig hebt gestreden voor uw hersenschim ; die lof geef ik u ; maar nu eis ik uw overgave. (1k werd woedend
en was, door to sterke aandoeningen, op 't punt van to bezw jken : de vrees zelve gaf m j krachten . Ik wilde een raam openschuiven .) H/ : Neen, kindje, daar is voor gezorgd ; ik houd om de dood niet van burengerucht. (H/ werd dacht mj kwaadaardii over zjn teleurstellingen! 0
m jn vriendinnen, heb ik m j zelve dan jets to w jten, gaf ik aanleiding? Immers niet met m jn weten?)
H j : Ziezo, 't words mooi laat ; nu, ik heb zeer goed logement voor u ; en ik hoop, das ik u de tijd aangenaam zal verdrijven . 1k : Laat mij gaan ;'t is nog niet to laat om in de stad to komen . (H f lachte.) H j : Ziet gij mij voor zo een verd . . . gek aan, das ik, een proof onder mijn bereik hebbende, die zal laten vliegen? Ik : Zo ik jets op u vermag, zo gij enige menselijke gevoelens hebt voor een meisje, das u nooit beledigde ; das nooit het minste oogmerk omtrent u had ; das u voor een vriend, voor een eerlijk man hield, last mij gaan, en ik zal u alles vergeven . (1k schreide bitten jk .) H j : Speel vrij dezelfde zang, uit een andere sleutel, ik hoor graag varianten, en gij zijt uw onderwerp machtig . 1k : 0 mijnheer, bespot mij niet! God weet, in welk een dodelijke angst ik ben ; o mijn waarde, moederlijke vriendin! 0 mijn voogd, was heb ik gedaan ? Hj : Wat? wel, gij zijt vrijwillig meegegaan, met een man, die smoorlijk op u verliefd is, en die u tot zijn Sultane Favorite hoops to maken. Want zie, mooi meisje, ik wend niet voor u to trouwen, ik wil u niet bedriegen, elk moet zijn rang bewaren . (1k zeeg op een stoel neder, en ik geloof, das ik
op das ogenblik in staat zou geweest z jn om hem een mes in z jn schurkachtig hart to drukken ; zulk tergen maakte m j zinneloos . Hj lies m j enige minuten aan m jzelve over : maar was er toen in m j omgin~ weet ik niet! H j naderde m j weder.) 1k : Deugniet! lieve goede mensen . . . 0 God! hoort mij niemand! (Hj nam m j op, maarzweeg ; dock al m jn krachten machinaal verzamelende stootte ik hem van m j of h j beet op z jn l :ppen en vloekte.) Toen smeekte ik hem weder, das hij mij gaan lies .
299
Hij : Ja, op de fourgon . (1k bedacht ni.)
1k : Komaan, als het sock zijn moet . Hj : Neen, meisje, ik versta u. Hier moet gij blijven, geen kuren bid de w eg. l k had gemeend, das gij goedwillig met mid zoudt gegaan zijn, dock flu is die voorzorg onnodig . 1k : Vrees voor de gevolgen ; gij zijt met boven de wetten . (Hj lachte har-
teljk.) Hij : Zou ik met, liefde? weer gij wel, das de rechter geen notitie neemt
van zo een galanterietje? Kan het mij schelen, waar ik ben, denkt gij? Had ik kunnen vermoeden, das gij mij zoveel moeite zoudt gemaakt hebben, ik had het wel anders overleid . (En toen drukte hij m/ zo sterk de
hand, das hij to zeer deed. 1k beefde zodani~ das hij ze f deinsde. 't Werd schemeravond en min dodehke angst nam alle ogenblikken toe.) 1k : Tijger en geen mens! Kunt gig mij in zulk een benauwdheid zien ; was recht hebt gij op mij ? Hij : Dat recht, das iedere lichtmis van mijn rang op zoveel meisjes heeft, als hij goedvindt in zijn serail to plaatsen . f wilt gig (en hij trail naar m toe), das recht, das de sterkere heeft over de zwakke? (1k vie! voor hem
neder, ik smeekte, ik weende, ikgeloof zelfs, das ik hem min waarde R . noemde.)
lk had alreeds een groot geweld in de stal gehoord, maar 't scheen, das hij er geen acht op gaf. Eindelijk kwam de tuinbaas in de gang lopen, en riep : mijnheer, de paarden zijn met hun poten in de leidsels geraakt, en ik kan hen niet meester worden : was moet ik doen? Hij riep (met een vloek) : u ophangen, voor ik u de teals breek. De kerel ging weer heen, en zei, das, zo mijnheer de hand niet wilde lenen hij zijn paarden kwijt was . Razend en scheldend ging hij heen, en sties mij van de deur weg, die hid toesloot. Nauwelijks was hij weg, of er ging een deur in het vertrek zachtjes open, en daar kwam een boerenmeisje, die mij zonder iets to zeggen, wenkte om op to staan . Ik deed het aanstonds. Zij sloop met mij uit het huffs en verstak mij in haar bed op een zoldertje, das zij wel terdeeg s loot . l k wist niet of ik droomde, dan of ik wakker was : ik wist niet, of 't bedrog of hulp was, alles was mid even onbekend . Het werd duister en niemand kwam bij mij . Eindelijk hoorde ik beneden lieden spreken ; mijn bloed stolde in mijn aderen, en ik weet niet, of ik lang in onmacht was . Dock's middernachts ging de deur open, en het meisje bracht mid een groot glas melk met water, mij wijzende niet to spreken . Zij sloot de deur weer toe, en dewijl de maan opkwam, zag ik haar zeer onderscheiden . `Nu slaapt mijn 300
vader,' zei zip, `hoor hem eens ronken!' Wie zit gij, mijn goed meisje, zei ik . Zy : Ik ben des tuinmans dochter, lieve juffrouw! wees niet ongerust! ik zal u helpen. Ik : Laat ik u omhelzen, gij zijt mijn redster. 0, gij zult wel beloond worden! en als gij wilt, kunt gij altoos bij mij blijven ; maar door welk geluk hebt gij mij dusverre gered? Zy : Dat zal ik u zeggen : mijn vader was druk in de tuin bezig, de gehele dag met de arbeiders, toen de knecht met de fourgon kwam en hem belastte, zijn heer op to wachten, dock niet to laten blijken, dat hij zijn heer was! Lieve God, dacht ik, daar zal weer wat achter zitten! want mijnheer is een heel slecht heer omtrent de meisjes ; maar mij heeft hij nooit gemoeid, dat moet ik zeggen, en zo zeggen al de meiden ook . Nu, althans, ik was in de kamer, toen hij met u in huffs kwam, en dewijl ik voor grote lui wat schaamachtig ben, verstak ik mid in de naaste kamer, in een kleerkast, daar wel twintig rokken in hangen, de ene nog mooier dan de aer. Ik dacht, zij zullen wel gaan wandelen ; dan kan ik gauw heenlopen, en dan zien zij mij niet : zodat ik alles duidelijk hoorde. Zie, juffrouw, ik ben Rooms-Kattelijks, en ik bad onze Heilige Moeder Gods om haar bescherming, en ik bad een vijf of zes Ayes en atens, zo al in de kast . Wat kon ik doen? zoals gij weer. En toen vigil dat met de paarden voor, en toen ging hij heen, en zo haalde ik u en verstak u in mijn bed . Ik ging voort in de moestuin zo wat to wieden, maar ik hield mij maar zo, omdat ik dan bokken kon en alles afgluren . Het duurde wel een half uur, een alles in de stal gedaan was, want de paarden waren als wild, en allemaal door de strengen ; dat was het maar. Mijnheer ging in zijn huffs en vader in 't boerenhuis . Ik geloof, dat hij elderments op zijn news gekeken heeft, toen hij u niet vond . Hij kwam in 't boerenhuis, en vroeg met hele lelijke woorden, waar dit en dat gij heen waart? Mijn vader zei, dat hij dat niet kon weten, omdat hij het zo met de paarden to doen gehad had. Toen vloog hij naar 't hek, en vond het open . 't Is gedaan, zei hij, daar is niet op ; 't is mijn verdiende loon, waarom d-r-de ik het hek niet toe . Hij liep, als een razend mens, al heen en weer, en toen hij dat ook moe was, belastte hij mijn vader, licht to geven en hem wat brood en kaas to bezorgen : die deed dat . Ik was in huffs gegaan : vader vroeg, waar ik geweest was ; ik zei aan 't wieden, en dat ik toen om een praatje geweest was ; dat was daarmee wel, hij zei mij niets . Wij aten schielijk onze brij, en hij ging naar bed . Toen kwam ik boven, en hield mij stil, 301
totdat ik hoorde das hij wel vast in slaap was . Ziedaar, zo is de hele zaak, mijn lieve juffrouw. Mijn blijdschap was onbeschrijfelijk ; maar zij verdween schielijk door de gedachte : hoe zal ik nu door de waarde vrouw voor een bedriegster, een vals meisje, een licht jong schepsel gehouden, veracht en verfoeid worden! Wat zal ik doen? Hoe durf ik er weer heengaan? Hoe zal men mij ontvangen? Wat zal de brave Edeling van mij denken?'t Is mogelijk, das hij reeds bij ons geweest is. Zal de deugdzaamste der vrouwen hem omtrent mij misleiden? Wat zal zij kunnen zeggen? En ik had haar zo plechtig beloofd, voortaan mij geheel door haar to laten leiden. Hoe zal Hartog zich verheugen, indien dit geval ruchtbaar words . Kan het verborgen blijven? Heeft niemand mij gezien? Maar, 't geen mij 't hart doorboort, hoe zal het seder hart mijner moederlijke vriendin lijden! door mij lijden . . . Ik was besluiteloos was to doen . Evenwel, alles al weer overpeinzende, dacht ik,'t is echter de enige nu openstaande weg . Ik moet dit getuigenis geven van mijn onschuld! `Ach,' zal ik met een bevende stem zeggen, `indien ik een slecht meisje was, indien ik het oogmerk had om u to misleiden, zou ik dan terugkomen, ook voor ik weet hoe gij mij ontvangen zult?' Terwijl ik in deze gedachten als verzonken was, zei mijn trouwhartig Klaartje (zo heette het boerinnetje) : `Kom, juffrouw, nou moest je op je kousjes mid volgen, en zo stil als't mogelijk is : ik heb onze deur efkes aan laten staan .' Ik deed zo, en zip droeg mijn schoenen in haar hand . 't Begon to regenen : de lucht werd onwerig en donkey . 0, das was niets! Ziedaar ons buiten de deur! Het bed van den tuinman voorbij gaande, hoorden wij hem diep en gerust slapen . Ik deed mijn schoenen weer aan en ging met het meisje achter de boerderij om, al zwijgende en aan haar hand. Ik werd doornat en moest wel een half kwartier door 't grass ik vroeg niets, zelfs niet, waar brengt gij mij? Toen wij dicht bij een warmoezenier kwamen, zei ze : `Goddank, days zo ver! Hoor, juffrouw, ik breng je hier bij brave mensen ; maar ik moet, zodra ik je daar in huffs zie, naar mijn zoldertje : ik moet er op passen, das ik niet in de kijker rack ; 't is een bone kerel, als hij begins .' Zij tikte aan een glas . `Wie daar?' riep een mansstem . - `Ik,' zei 't meisje, dock met een zachte stem `toe laat mij in huffs ; ik ben zo benauwd .' - `Ik kom bij je kind,' zei een vrouwenstem, en zo ging de deur open . `Aaltjebuur,' zei 't boerinnetje, `ik breng je hier een jongejuffrouw, die verdwaald is, maar zij zal je alles wel zeggen, ik moet voort .' Ik kuste haar, 302
en zei haar, waar zij mij vinden kon, haar een ducaat in de hand stekende, en biddende, zodra zij durfde, bij mij to komen. De goede vrouw ging met mij in een achtervertrekje, stak licht op, en zag met verbaasdheid; dat ik zo wel en kostelijk gekleed was en juwelen aan had. Ik viel op een stoel neder, en schreide bitterlijk . Zij maakte vuur aan, lei braaf hour op ; want ik trilde van koude en mijn kleren dropen. `Kom, lief jongmens,' zei ze, `kom schik aan aan 't vuur, en warm en droog je wat ; ik zal koffie koken ; maar je bent of je de koorts op 't lijf hebt .' Zij ging met de kaars in 't voorste vertrek, en had een glaasje in haar hand . `Daar,' zei ze, juffrouw, drink dat uit, ik mag niet zien zoals je beeft.' Ik deed het. Zij kreeg een tafel met kopjes, en zodra het water kookte, dronken wij koffie . Mijn sak, rok en pelies droogde zij, en ik begon door de warmte zodanig to verkwikken, dat ik haar eenvoudig, zo kort doenlijk, alles verhaalde . Maar zei ik, wat moest gij denken, goede vrouw, toen Klaartje aan 't venster tikte? `Wel, lieve juffrouw', zei zij, `dat beurt wel meer . Als Krijnbaas dronken is (en sinds zijn wijfs dood gebeurt dat maar al to dikwijls), dan raast hij als een bezetene, en jaagt wat onder zijn bereik is de deur uit. Nu is onze Klaartje de vrijster van mijn zoon ieter, en zo wij onze jongen wat bij konden zetten, 't zou al een paar zijn, maar 't is een slechte tijd .'t Is een deugd van een meid, en heur moeder was net al eens . Doch al bond mijnheer R. mijn man duizend gulden 'sjaars, wij zouden bij zo een dier niet weunen willen . Hij is zo ondeugend, en daar gaat zoveel om op die plaats! Maar wij moeten zwijgen ; wij zijn maar gemene lui!' 1k : Wat zal je man toch denken van mij? Z y : Ik heb hem daar, met een woord gezeid, dat ik hem morgenochtend alles zal vertellen, en zei, zie maar weer in slaap to komen, want bij dag moet de man hard werken voor mij en mijn vijf kinderen . En onze ieter past ook zo op ; maar daar zijn nog zulke kleintjes onder : zij slapen allemaal hier boven ons hoofd . 1k : Maar zou uw zoon voor mij, met het opengaan van de poort, niet een koets kunnen bestellen, die mij tegenkwam buiten de stad! want, hoe wel ik het bij u heb, mijn goede vrouw, ik verlang zo naar huffs . Z j : Heel wel juffrouw, als ik denk, dat het tijd is, zal ik hem gaan wekken, zoals ik altoos doe : jongelui slapen vast. Goed, zei ik, en wij bleven bij 't vuur zitten : zij praatte zonder ophouden, zodat de tijd viel mij nog korter, dan ik gevreesd had . m drie ure ging zij ieter wekken, die, 303
toen hij mij zag, vreemd opkeek . `Kind,' zei de goede vrouw, `deze juffrouw is verdwaald geraakt, en ik nam haar in huffs, toen gij al to bed waart . Ga naar de stad, en haal een koets, die ten eerste hierheen moet komen, ik zal met haar u tegenwandelen.' `Bestig,' zei ieter, en ging de deur uit. `Die jongeman staat mij wel aan, vrouw,' zei ik . `Ja, Goddank,' zei ze, "t is een braaf kind, die wel zoveel voor zijn moeder doer, als iemand doen kan ; en zwijgen, juffrouw, daar is geen schrift van .' `Nu, 't zal hem geen schade zijn,' zei i k . l k deed mijn gedroogde kleren en pelies weer aan en zei : daar, goede vrouw, heb je een kleinigheid, tot een bewijs van mijn erkentenis. (Ikgaf haar vier ducaten .) `Zoveel geld!' zei ze, `dat durf ik niet aannemen .' 0, zei ik, spreek er niet van ; ik zal, hoop ik, eens meer voor u doen . Wij gingen toen de deur uit en kwamen weldra op de gemene weg ; de koets kwam, ik bedankte moeder en zoon, zei, waar de koetsier mij brengen moest en haalde de gordijntjes voor de glazen. Nooit kan ik u beschrijven, wat er in mijn geest onder het rijden, omging. Nu vreesde ik, nu schrikte ik voor datzelfde, wat mij deze laatste uren als mijn grootste geluk had toegeschenen : - om thuis to komen! En toen wij nog maar een gracht to rijden hadden, wenste ik bijna, dat wij enig beletsel kregen, dat de tijd rekte . 0 hoe beefde, hoe trilde ik, toen hij stilhield. De klank der schel ging mij door de ziel, en met de handen voor de ogen vloog ik onze goede knecht voorbij naar mijn kamer, zo verward en bedroefd, gelijk gij, mijn vriendinnen, mij hebt zien aankomen . Ziedaar een verhaal dat ik met de grootste nauwkeurigheid heb opgesteld . Hoe gij, na het doorlezen to hebben, over mij zult oordelen, moet ik afwachten ; en indien de heer Edeling bij aanhoudendheid mij blijft beminnen, moet hij, aleer ik hem voor mij kies, dit lezen . Hij moet kunnen zien wie ik ben ; een onvoorzichtig meisje, dat geen kwaad vermoedde, daar zij't niet zag ; en die, door haar trek tot vermaken en uitspanningen, zich in een gevaar gebracht heeft, dat op haar bederf kon zijn uitgelopen : een meisje, dat God met tranen dankt voor deze ontkoming en dat voortaan nog meer zichzelve dan anderen zal mistrouwen .
Sara Burgerhart Welnu, broeder, wat zegt gij van zo een meisje? Moet ik haar nu nog niet meer achten, en tederder beminnen? Die immers zijn dwaasheden, 304
zo ras hij die ziet, afkeurt, en zichzelve daarover bestraft, doer alles, wat men eisen k an. lk heb onder de hand laten vernemen, of de schelm in de stad was, maar 't schijnt, dat hij eerst eens wil zien, hoe of 't afloopt . Wij bedekken alles onder een diep stilzwijgen . Ik zal voor de brave mensen zorgen, die mijn engel zo trouw geholpen hebben : maar dit alles mondeling . Ik verlang onuitsprekelijk naar uw thuiskomst en hoop, binnen acht dagen, dat geluk to hebben . Vader is zeer vriendelijk en heeft zelfs deernis met mij. Houd den braven Blankaart to vriend, Keesje, ik vrees anders, dat gij al zoveel met vader zult to doen hebben, als ik! Vaarwel mijn broeder, tt .
Hendrik Edeling
i4oe Brief: Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mejuifrouw de Weduwe Willis Ge-eerde Mevrouw! Voor vier dagen ontving mijn lieve vriendin Burgerhart een brief van uw geachte dochter, mejuffrouw Anna Willis . Zij had toen een sterke koorts, zodat zij zich die brief door ons deed voorlezen. Uw op handen zijnde thuiskomst verheugde haar zeer, en, zo't mid voorkomt, met reden . Wie, mevrouw, zou niet verheugd zijn over een bericht, dat ons zovele aangename en stichtelijke onderwijzende uren belooft? Zij is thans wat beter, maar de dokter verzoekt, dat zip zich, in enige dagen, nergens mede gelieft bezig to houden, dat veel aandacht eist, om zware hoofdpijn, die haar bijblijft . Aan deze ongesteldheid ben ik de eer en bet geluk verplicht, die er voor mij liggen in bet schrijven van een brief aan u, zeer geeerde vrouw. Gij zult al bet gebrekkige wel gunstig inschikken, dewijl ik mijn best doe om beter to schrijven . Hoe boven alles aangenaam ons de komst des heren Blankaart ook zij, de tijding, die hid ons bracht, dat uw thuisreis enige dagen was uitgesteld, viel ons zeer droevig, en mijn vriendin heeft mij verzocht, haar ziekte aan uw dochter to doen weten . Zip zegt ook, dat bet u niet ongevallig zijn zal, indien ik u de aankomst en bet bezoek van den beer Blankaart melde . 305
Indien ik schrijven kon als Saartje, zou bet mij flu to pas komen ; maar dat kan ik met mevrouw ; ik zal evenwel mijn best doen om to tonen, dat Saartje mij mets kan vergen, dat ik met poog to doen. Gisterenvoormiddag kwam onze knecht aan Mejuffrouw Buigzaam zeggen, dat er een heer in de zijkamer was, die haar verzocht to spreken . Zij ging naar beneden, want zij was op juffrouw Burgerharts en mijn kamer, terwijl wij ons aankleedden . nze zieke is zo, dat zij in de zijkamer zou kunnen zitten. Wij hoorden zeer luid spreken . . . Wij luisterden . . . Mijnheer Blankaart, zei Saartje, en vloog met haast de trap af ; ik volgde : me dacht, ik moest dat toneeltje zien . Zij zag hem niet, of snelde in zijn armen, even gelijk ik in die van mijn lieve vader pleeg to doen. `Welkom, mijn waarde beer Blankaart,' en zij schreide van blijdschap . Hj : Wel, dag mijn meisje, dag mijn Sarotje, maar wat is bier to doen! Ziek? gelatenn en nog in een huiselijke ziekachtige opschik? Kom, kind, je moet je dat zo niet aantrekken, want ik vrees, dat bet over een brief is, die u iemand geschreven heeft . . . Ik ben niet boos op je . Wel, deze lieve mevrouw heeft mij met zes woorden al uit de droom geholpen : maar ik moet weten, wie Satan mij die kool gestoofd heeft, of mijn naam zal geen Abraham Blankaart zijn. (En toen had h j Saartje op z jn schoot, die nog al weende . Degoede man z jn ogen werden ook nat ; dus vervolgde h/ :) Vergeef bet mij, waarde mevrouw Buigzaam, maar gij zult de brief zelve zien, die mij zo heeft doen kijven . Hij is in mijn koffer met papieren . Hij moest bewaard : dacht mij. En dit is zeker (tegen m j) de lieve juffrouw Brunier? Ik heb u ook lief, mooi kind ; (En h jgaf m j ook een kus) . Ziezo, zei hij, flu zijn er nog twee juffrouwen, mijn Saartjes dochter . . . (Dit deed
haar lachen en de lieve man praatte zo al voort .)
nze waarde juffrouw Buigzaam zei, dat zij de brief die zijn Ed . ontvangen had, bij gelegenheid gaarne eens zou zien . (De knecht bediende ons met
chocolade.) De heer Blankaart : Apropos, mevrouw, ik heb u iets to verhalen, dat u mogelijk aangenamer zijn zal, dan mijn gebabbel over die brief . (Zj gaf Frits een wenk om been tegaan ;juffrouw Burgerhart en ik rezen ook op, dock z j zei : bli t zitten, lieve kinderen, gj beiden z jt m jn beste vriendinnen . Hj ging dus voort) : Daar kom ik, over de veren, van Rotterdam af, waar ik mijn vriend Willis bij zijn moeder bracht, en die ik beloofd heb, een meisje op to schommelen, dat voor hem al zo goed zou zijn, als dit zieke platje, dat
306
er nu zo bleekjes uitziet . Mijn andere reismakker, Edeling, verliet mij to Lelden ; nu, alles heeft zijn reden : hem, hem! ik zeg met meer. Van Leiden ga ik op Haarlem, in de roef ; en ik zit er nauwelijk in, of daar komt een ordentlijk gekleed man, die ook plaats neemt . Die man stond mij wel aan ; ik dacht, een praatje kort de tijd, en hij scheen ook van das begrip . Ik zal alles maar overslaan, das u niet aangaat . Hij verhaalde mij, das hij een ost-Indische kapitein was, voor de Kamer Zeeland binnengekomen, met het schip . . . neen, das is mij vergeten ; en das hid verscheiden brieven had medegebracht ; hij verzocht mij, de moeite to nemen, om eens, als hij de adressen oplas, to horen, of ik hem ook die lieden kon wijzen . Gaarne, zeide ik, kapitein, en ik ken vele mensen to Amsterdam . Hij las er een stuk of zes . - Neen, ik ken die namen met. - Maar daar leest hij aan den WelEdelen Heer ieter Spilgoed, to Amsterdam. Ja zei ik, die man is al lang naar de andere wereld, wel een jaar of twaalf. Hij heeft zich zo gehaast om zijn geld, zowel als zijn gezondheid, to verspillen. `Ik zou hem anders,' zei de kaptein, `nog al een aangename tijding brengen, hoewel ik geen bizonderheden weet .' `Die tijding,' zei ik, `kunt gij dan aan zijn weduwe brengen, die mij bizonder bekend is en daar ik zeer veel achting voor heb . Hoor, kapitein, ik zal de dame dit bericht geven, en horen, wanneer het haar gelegen komt u of to wachten : waar zijt gij gelogeerd?' - `In Maltha.' - `Goed, dan zal ik u morgenvoormiddag bescheid zenden ;' en nu, mevrouw, wenste ik we!, das gig uw knecht naar `Maltha' zond om aan kapitein Herberts to zeggen, das hij welkom zijn zal . (Mejuffrouw Buigzaam deed zo, en welhaast kwam de kapitein met den knecht bij ons . De heer Blankaart zei) : Ziedaar, kapitein, deze dame is de weduwe van den heer ieter Spilgoed . Nietwaar, mevrouw?' Zij : Ja, mijnheer, ik ben zijn weduwe ; en gereed om to horen, om was reden mijnheer Herberts dit vraagt? Kaptein Herberts : mdat ik een brief heb, mevrouw, die aan den heer Spilgoed geadresseerd is, en die ik mede van de kust van Bengalen gebracht heb . Mevrouw is de weduwe? In tegenwoordigheid des heren Blankaarts en deze dames, die mogelijk uw dochters zijn, geef ik hem aan u over, u geluk wensende met deszelfs inhoud . Gij beefs mevrouw ; ontstel u niet. Laat ik u nu niet ophouden, maar op een andere dag eens mogen horen, of ik in staat ben u enige dienst to doen (De heuse man nam
afscheid en vertrok).
En nu kunnen we de beste der vrouwen geluk wensen met een er307
fenis van ruim tachtig duizend golden . Ik ben zo blij, dat ik de gehele dag wel zoo willen zingen . Saartje viel haar om de hats, kuste haar, kon haar niet verlaten ; maar de juffrouw was zo aangedaan, dat zip niets kon zeggen . De heer Blankaart, aan wien zij de brief had gegeven, om hem to lezen, zijnde zij to zeer ontsteld, bleef verscheiden malen steken . Zij heeft mij vrijheid gegeven om de copie van die brief aan u to zenden, opdat gij u met haar zoudt verblijden. 0 mevrouw! wat is dit een vrouw! altoos uitmuntend, in alles God dankende. Wat ben ik gelukkig onder haar opzicht! Waarlijk, Saartje en ik zouden nooit zo geworden zijn, als wij nu reeds zijn, en nog worden zullen, had zij ons niet geleid, geleerd en met het beste voorbeeld voorgegaan. Zij verzekert u en owe dochter van haar achting : zo doet ook mijn vriendin, en ik heb de eer mij in uw gunstige gedachten aan to bevelen, mij met de grootste eerbied noemende, Uw ootmoedige Dienares,
Aletta Brunier
i41e Brief de Heer hilips Alting aan den Heer ieter Spilgoed WelEdel Heer! Deze letteren zullen u een voordelig ost-Indisch nieuws overbrengen . Mijn eerlijke vriend, Jan Bern, is voor zes maanden overleden . Hij heeft mid executeur van zijn laatste wil gemaakt, in welke qualiteit ik u deze toezend. Dit is het artikel, 't geen u in het testament betreft : `Ik maak, uit dankbaarheid voor al de weldaden, mij, toen ik eerst in Indie kwam en niets in de wereld bezat, door den edelmoedigen heer Cornelis Spilgoed bewezen : voor dat ZijnEdele mij, door het voorschieten van geld, gelegenheid gaf om negotie to doen ; en voor alle de goede lessen en vermaningen, die deze deugdzame man mij in mijnjongheid gegeven heeft, aan den heer ieter Spilgoed, zijn zoon, de som van negentig duizend Hollandse guldens ; en zo de heer ieter Spilgoed reeds voor mij was overleden, dan aan zijnEd .'s weduwe mevrouw Maria Buig308
zaam, of, indien zij ook gestorven was, aan zijn kinderen . Heeft hij noch weduwe, noch kinderen nagelaten, in dat geval, en in dat geval alleen, maak ik dat geld aan de Amsterdamse Godshuizen, om in dier voege verdeeld to worden, als de Regering zal goedvinden .' Deze zend ik met mijn vriend, kapitein Christiaan Herberts . De brave overledene heer Bern heeft de linie gepasseerd, dock nam zijn conscientie met zich . Hieruit kunt gij opmaken, dat hij het goede voorbeeld uws, hier nog in zegening gedacht wordenden vaders, wel is nagewandeld . In dezen man heeft men gezien, dat de Voorzienigheid ook wel eens haar zegen uitstort over een rechtvaardigen handelaar. Dit geld is niet bemorst met bloed en tranen :'t is de vrucht van een gezegende vlijt en ordentlijke levenswijze . Ik twijfel niet, of ik zal met uw antwoord vereerd worden, mij tekenende, Uw ootmoedigen Dieriaar,
hilips Alting
142e Brief:
Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan den Heer hilips Alting
WelEdel Heer! Met de grootste erkentenis voor uw genomen moeite, met dankbare bewondering over de onnaspeurlijke wegen der Godheid, beantwoord ik de brief, door u aan mijn overleden man, ieter Spilgoed, geschreven. Het is mij om zeer vele redenen hoogst aangenaam, hetgeen gij mij nopens mijn mans vader mededeelt! Wat kan een vrouw, die wel denkt, toch aangenamer zijn, dan to horen, dat de vader, dat de familie haars mans, deugdzame vrienden des mensdoms waren? Moet het haar niet verheugen, als zij ziet, dat er zowel dankbare welgedanen, als edelmoedige weldoeners gevonden worden ; en dat men, in alle gewesten, onder allerlei luchtstreken, mensen vindt, die het mensdom tot roem strekken? Voor veertien jaren is mijn man reeds overleden : ik had een dochtertje van hem, maar dat kind heeft de Voorzienigheid mij vroegtijdig ontrukt, zodat ik nu de enige ben, die aanspraak heeft op deze som . Vele 309
rampen hebben mij getroffen ; door verscheidene levensstanden ben ik gedaan ; God isgoed : dit is mij genoeg . De vriend van zulk een deugdzaam man, als de heer Bern was, zal zeker in deze geen dweperij vinden? Anders weet ik wel, dat men niet gewoon is, in deze trant dusdanige brief, als de uwe, to beantwoorden. 1k zal de nodige bewijzen en papieren aan den advocaat Cornelis Edeling ter hand stellen, die mij beloofd heeft, met den heer Herberts, en voor de Kamer, alles of to doen. God zegene u, mijnheer, en, is dit uw oogmerk, geleide u naar het vaderland terug, om daar in rust uw weldadig leven to eindigen .1k noem mij met achting, Uw ootmoedige Dienaresse,
Maria Buigzaam . Spilgoed
Wed.
i43e Brief: de Heer Jan Edeling aan den eerwaardigen Heer Everard Redelijk Waarde Broeder! Lach me nu eens helder uit, astoorse, gij hebt gelijk : maar ik zal uw man de hele zaak vertellen . Zoudt gij ooit geloofd hebben, dat Jan Edeling, die, hetgeen hij eens begreep, om lief noch leed losliet ; die van geen Christenmens op de hele wereld tegenspraak dulden wilde, dan van u ; dat Jan Edeling zeg ik, door Blankaart zodanig overhoop gegooid is, dat ik, met mijn hoed onder de arm, zijn pupil voor omen Hendrik ten huwelijk gevraagd heb? en 't geen nog meer zegt, dat ik zeer met dit door mid gedaan verzoek in mijn schik ben? Die Bram! zo een man leeft er niet meer . Hij heeft mij zo vast gezet en zo ouwerwets mijn zaligheid gezegd, dat ik boos op mijzelf werd : want er is wat aan, astoor : ik ben nooit een vriendelijk man, of een minzaam vader geweest : 't wil maar van hem gezegd worden ;'t is een raar mens! m de waarheid to zeggen, pastoor, uw rede en die van Hendrik hadden mij al lang overtuigd, dat ik ongelijk had ; dock ik kon niet besluiten om to tonen, dat ik verkeerd gedaan had. Nu, het kost wat voor een man, die zoveel jaren altoos zijn hoofd volgde, to zeggen : ik heb ongelijk ; en 310
dat nog erger is, dit tegen zijn eigen kinderen to zeggen . Gij weer het immers, als mijn jongens mij iets vroegen, en mij beduiden wilden, dat zij't nodig hadden, dat zij het nooit, juist omdat die lekkers mij iets beduiden wilden, kregen ; dock 's dags daaraan, gaf ik hun, uit mijn eigen zin, tienmaal zoveel. Dit zijn evenwel satanse nukken ; en uw zuster, mijn zalige vrouw, had, dat zie ik nu, maar al to veel reden om mij , schoon lachende, Meffert Luirn to noemen . Had ik haar maar weer! Zij zou een beter man aan mij hebben ; maar dat is nu to laat. Ik zou 't mogelijk nog niet opgegeven hebben : dock mijn arme jongen zag er uit, of hid uit een gieter gedronken had : en toch, ik houd veel van den knaap ; hij heeft mij altoos zo op mijn gedachten gediend . Met Kees heb ik nog wel eens een aardigheidje gehad ; maar Hendrik was altoos, zoals ik (tussen ons) in zijn Karen niet was . Hij is geheel zijns moeders kind ; week gebakken! Hij kan geen moeite verdragen ; met een benauwd hart ging hij op refs (ik kan op hem af), en heeft alles in zo korte tijd afgedaan, dat het zo niet to zeggen is. Kort gezegd, het mannetje van binnen klopte zo verbruid aan, dat ik besloot om den jongen zijn zin to geven ; en nu is hij zo dankbaar en luikt zo op, dat mijn ogen overlopen . Nu, astoorse, days weer een ankertje Rijns in jouw kelder! en ik nooi u beiden to bruiloft : ik zal een partij geven, die klinkt als een klok . Want gierig ben ik, Goddank! niet, ik durf wel wat geven ; maar ik ben er niet achter om het met gratie to doen . Ik tast in mijn zak en zeg, hou daar, en loop ten eerste weg . Nu, ik groet u van harte, en blijf, Uw genegen Broeder, Jan Edeling
I44e Brief : Mejuffrouw de Weduwe Willis aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed Mevrouw, hoogst-waarde Vriendin, Zeker, gig doer mij en mijn dochter recht : wij nemen het grootste deel in de gelukkige verandering uws lots. Toen ik juffrouw Letjes brief gelezen had, zei ik met aandoening : Voorzienigheid, wat zjtg j aanbiddel jk! Mijn dochter was zeer stork aangedaan ; de heer Smit betuigt, dat zijn ei3"
gen erfenis hem niet meer verbhjd heeft, dan die, welke u ten deel valt . Mijn goedaardige jongen hoops de eer to hebben om u in persoon deze to geven : ik hoop, das hij de lieve Burgerhart als zijn vriendin zal kunnen zien! Hoe wens ik haar volkomen herstelling! Groet haar, groet de heren Blankaart en Edeling, en geloof, das ik met verlangen de dag tegemoet zie, waarop ik u in eigen persoon kan betuigen, das gij geacht en bemind words door Uw Dienares en Vriendin,
Sophia van Zon Wed. G . Willis
i4Se Brief: Mejuffrouw de Weduwe Willis aan Mejuffrouw Aletta Brunier Lieve kind! Die naam wilt gij immers wel van mij hebben? Vrouwen van mijn jaren moeten alle brave jongejuffrouwen als haar kinderen beschouwen : vooral, als de dood haar ouders ontnomen heeft . Wel dan, lieve kind, uw zeer wel geschreven brief was mij zeer aangenaam ; en nu mijn Saartje met kan schrijven, kon ik van iemand een brief ontvangen, die mij welkomer was, dan van u? Ja, liefde, zo een dame, als bij wie gij inwoont, is nooit genoeg to waarderen, en voor alle jongejuffrouwen een der grootste zegeningen : gij hebt das met oordeel opgemerkt . Van een ogenblik, das ons in de handen van die of deze doer vallen, hangs (komt onze vrijheid daar niet tussen!) ons geluk in tijd en eeuwigheid af. En hoe zwak is de vrijheid in een jong mens, das verliefd words, en met zijn eigen driften zoveel to strijden heeft! deze waarheid, mijn kind, is ontzaglijk. Dank, met uw vriendin, alle avonden den goeden God voor deze uitmuntende leidsvrouw op een niet altoos gebaande weg . De denkbeelden, die zij geeft van uw godsdienst, van uw plichten, van de reden, waarom gij het bestaan ontving, zullen, hoop en verwacht ik, gezegende gevolgen hebben, en u eens tot een zegen maken voor een eerlijk man, die uw hart 312
zal weten to verkrijgen . Mijn dochter wil hier nog een regeltje bijvoegen . Vaar dus wel, lieve juffrouw! S. van Zon,
Wed . Willis
.S . Lieve juffrouw Letje! Mijn Saartje ziek! Hemel, en ik van huffs! 0 mijn vriendin, schrijf mij gedurig, hoe zij vaart : verlaat haar toch niet . Laat ik alle dagen bericht ontvangen! gij weet, das ik haar seder bemin ; gij kept haar karakter ; oordeel dus, hoe haar ziekte mij treft! Kon ik maar thuiskomen! Geef haar een hartelijke kus voor mij . Laat ik u van mijn vriendschap mogen verzekeren en betuigen, das ik met de grootste achting ben, Uw Dienares en Vriendin,
Anna Willis
146e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw de Weduwe Willis Ge-eerde Vriendin! Nog spijt het mij, das ik zo weinig tijds to Rotterdam gehad heb . Nu, ik heb uw zoon dan veilig in uw handen gesteld . Mijn ogen liepen over, toen ik zag, welk een moedergek die willem is . was zijn das lompe heiblokken van kerels, die een man uitlachen, als hem eens een losse traan ontvalt! 1k ben nu een man, mag ik spreken, die van een kind of door 't kreupelbos gejaagd is . Ik heb door menige zure appel gebeten, eer ik zulk een man werd, door de zegen van God den Heer ; zodat ik maar zeggen wil, das ik harden geleerd heb ; en als ik echter daar zo een Goliath van een luitenant als een eikenboom voor mij zie staan, en zijn zoontje, das hid in geen rond jaar gezien heeft, hem in de armen zie vliegen, zonder das het hem het minste aandoet : dan denk ik, hoot, jij grote sinjeur, al bulks gij als een stier en al blaast gig als een walvis, jij bent bij mij, met al das gesnoeshaan, maar een bange bloodaard . Je zult weldra in je hangmat kruipen . wel, was hagel, moet je dan, om je kop voor je 313
Land to laten, geen liefde voor je Land hebben? Zal zo een bulderkast zijn benen onder zijn lijf laten wegschieten, alsof het zo maar een bijwerkje was, en dat voor vreemden? Zal hij dat doen zeg ik, wie alle de vaderlijke driften, in zijn ziel bevroren liggen? Hoor, dat is bij mij maar uit, die geen gevoelig hart heeft kan niet dapper zjn . Hoor, vriendin, als ik u zie, dan denk ik altijd aan Naomi, de moeder van Ruth, uit de Bijbel. Willems land is uw land, en Willems God is uw God, zoals er in de Bijbel staat. En hij moet maar voortaan in Amsterdam blijven en een brave vrouw zien to krijgen . Tussen ons, ik weet net zijn slag, een mooie, lieve jongejuffrouw ; en ik zal hem wel aan 't werkje helpen :'t is een aardig, schoon kind. En tame moet ook haar milde hand maar opendoen. Abraham Blankaart zal geen troef verzaken . ch heer, ik heb gelds genoeg, en alle brave jonge lieden zijn mijn kinderen ; zodat, zorg daar niet voor . Hij moet zelf koopman worden ; ik zal zijn patroon eens, buiten zijn weten, gaan spreken. Maar nu moet ik eens een kluchtje verhalen : daar is broer Benjamin met zuster Slimpslamp met de Noorderzon verhuisd, en zij hebben tames geldkistje meegenomen ; (wel nu lach ik mij tot een doctor .) Die malle Sanne! Nu, zij heeft haar verdiende loon : zij zou naar mij geluisterd hebben ; ik zei dikwijls : tame, tame, al dat bruinegoed loopt op je zak ; je zult nog
eens van de huiggelicht worden : laat ik de kit er eis voor u schoonmaken, en al dat Jan Rap wegjagen ; maar dan was ik (dat varken!) een godloos mens,
een Saulus, die de Heiligen vervolgde ; pleizierige Heiligen! zie je ze daar met met Heintjepik, in 't huisje daarnaast? En dat het hemels waar is, dat zal ik eens gaan uitcijferen . Mijn kleine meid is ziek, zoals gij weet ; flu althans, tame had haar een briefje gezonden, waarin zij schreef, dat zij zodanig bestolen was, en verzocht, of zij haar niet eens zou kunnen spreken ; of zij haar alles vergeven wilde, wat zij aan haar misdaan had, en of zij bij mij een goed woord zou willen doen, met nog meer vijven en zessen . Wat doer mijn Saartje? We! ; dat braaf kind schreef haar aanstonds, dat zij haar alles vergaf; dat zij bij mij ten beste zou spreken en tame komen bezoeken ; maar zij krijgt daarop zulke koortsen, dat zij niet uit kon gaan ; en zodra ik in de stad kom en met haar spreek, verzoekt dat lieve schepsel mij om toch eens bij tame to willen gaan zien, hoe het toch was . Wat zou ik doen ? Abraham Blankaart had er wel niet veel trek in, dock het meisje kreeg er mij echter naar toe, en ik begreep, dat ik de oude babbe niet in nood mocht laten . Ik ging er dan heen, met Snap zo bij me . Tante deed zelve open en ont314
stelde. Nu, zei ik, woes maar niet ontsteld ; uw nicht heeft mij bij u gezonden, omdat zij zelve ziek is, en ik kom zien, of ik u helpen kan ; en zo ging ik met haar, die huilde en balkte, de gang door, daar ik nog iemand vond, van wie ik u dadelijk zal schrijven, zo 't mij niet ontschiet, want ik bon zowat met mijn memorie gebruid . Daar hoorde ik toen van A tot Z . Tante had getracteerd : zij hadden tante, die niets verdragen kon de hoogte gegeven, en Brecht als een zwijn zo vol gegoten. Toen hot ouwe fatsoen, die zij to bed brachten, en Brecht, die zij op kussens in de keuken gelegd hadden, sliepen, hadden zij de aap gelicht : en daar was, zeit Sanne, wel twee derde van haar kapitaal en al haar juwelen in. Die malle weerga! zij had haar huffs op de Nieuwe Dijk verkocht, en wel voor twintigduizend guldens aan afgeloste obligation in contanten ; al dat geld was in gouden rijders opgewisseld en lag in een klein kistje . Dit wisten die hagelskinderen, want Sanne had met hen overlegd, hoe zij dat geld best zou uitzetten . Hoe vindt gij die, juffrouw Willis? Met zulk bocht, zulk schuim van yolk ; die weten veel van geld beleggen, ja, zie, zo zot is dat oud wijf. Had ik thuis geweest, zie, ik bon nu een man, die mijn hond geen bedroefde snoet kan zien zetten : maar of ik dat paar vromen ook refs eventjes op hot schavot zou geholpen hebben! lk zou die bedriegers zo veel smeert hem Keesje hebben laten geven, ik zou ze eensjes zo balsemiek hebben laten rossen, dat zij zouden geweten hebben, wat hot is de oude mens to kruisi en : zie ik word zo satans nijdig, omdat zulk varkensvolk de bijbelse woorden zo misbruikt. Maar nu moot ik u eons wat vragen : want zie, juffrouw Willis, gij zijt toch maar een moeder in Israel . Wat denkt gij? fop ik mijzelf, als ik geloof, dat een vrouw van tantes jaren, die zo een briefje aan Saartje kan schrijven om vergeving ; die aan zo een kleuter verzoekt om bij mij een good woord to doen, bij mij, die zoals ik daar ga en sta, ook maar een arme zondaar ben, dat zo een vrouw, laat zij zo fijn zijn als zij wil, geen boos hart kan hebben?'t Is een malle kwezel, en zo gierig als hot graft maar zij kan zich nog bekeren, en ik zal haar ook al maar helpen ; zij zal in haar oude dag geen gebrek hebben, noch in fatsoen verminderen . Haar lekkere tand zal nog niet eons uit moeten ; want Abraham Blankaart lust ook wel iets, dat good smaakt . Zodat ik maar zeggen wil, dat ik niet kan begrijpen, hoe of't Christelijk of mogelijk is, dat mijn kleuter zo pront haar geloof verstaat . Zij vergeeft haar tante alles van harte, wil haar helpen, haar bezoeken . ch! toen ik dat hoorde, scheurde ik mijn karmizool los, zo was ik aangedaan : ik kon haast geen adem scheppen, en ik 3's
dankte God, omdat ik de voogd van zo een meisje mocht zijn . Maar ik zou mijzelf wel uitschelden voor al wat lelijk is, omdat ik vrees, dat Saartje ziek is geworden van droefheid over een verduivelde brief, die ik haar geschreven heb. Zij ziet er zo naar uit : de rozenwangetjes zijn geheel weg! Hoor, zij ziet er recht droevig uit, maar wil het nog zo niet weten, dat goede meisje . Ja, daar krijg ik heel in arijs een brief, vol met leugen en Taster wegens Saartje en wegens mevrouw Buigzaam ; en dat Saartje zo aansprong, en dat mevrouw alles maar toeliet, en nog een menigte lelijke dingen ; zonder naam moet gij weten . Daar ga ik je, als zo een dolle Hertog, aan't schrijven, dat het nergens naar leek : en nu hoor ik overal, dat mevrouw Buigzaam de deugd zelve is, en mijn Sarotje mess onbehoorlijks gedaan heeft . Zie, ik ben zo satans nijdig, en zo ik uitvind, wie mij zo bij de news gehad heeft, dan zult gij er van horen : konkels zullen er zwaaien. Hoe ouwer ik word, hoe meer ik zie, dat men de deugd bij vrouwen moet zoeken. Ja, van die juffrouw moest ik u nog vertellen, die bij tante zat . Zij heet, zoals ik hoorde, Stijntje Doorzicht ; zij was heel stemmigjes gekleed, een samaartje aan, met speldenkopjes, op een wit grondje ; een zedig kuifmutsje op, daar bet bakkesje van een Heilige uitkeek ; net Moeder Maria, zoals ik haar in de paapse kerken heb geschilderd gezien . Dat lieve mens sprak zo waarachtig vroom ; zij betoonde zoveel eerbied voor God, zoveel liefde tot de naaste ; zij gaf Sanne zulk een goede raad en was zo minzaam, dat ik, met mijn armen over elkander geslagen haar aanhoorde, en dacht : ziedaar een van die vromen, zoals God maar een om de honderd jaren zendt, om ons to leren, hoeverre wij bet evel brengen kunnen, als bet ons maar recht ernst is . Ziedaar, jufrouw Willis, nu ben ik een man, die met een domine wel eens over een kapitteltje barwar : maar ik was stom, zo sprak dat brave Stijntje Doorzicht . Eindelijk sprak ik eens recht mijn hart uit, en ik drukte haar de hand . Mjnheer, zei ze,gj zit een zoon van den braven aartsvader Abraham ; g j wandelt voor Gods
aangezichte en z jt oprecht ; een vroom Israeliet, in wien geen bedrog is. Ach, juf-
frouw! zei ik, dat ik bet wel meen, dat is waar, maar ik ben van jongs of in veel slommer geweest, en heb veel gereisd en getrokken, en vele voogdijschappen g ehad. l k zeg dikwijls, Abraham Blankaart, vriend, jij zult veel vergeving nodig hebben, heb toch veel lief man! En zo ging ik daar vandaan, zo gesticht, of ik in de kerk geweest was . En zou een mens geen struiken uit de grond vloeken, als hij bedenkt, dat, om een deel huichelaars, Benjamins en Slimpslampen, zulke vrome, godsvre316
zende mensen beschimpt en versmaad worden . Ik geloof waarachtig, dat, als de Apostel aulus ( aulus is min man, weetje, en Salomon die van Saartje), als aulus nu leefde en Stijntje Doorzicht gekend had, hij haar als zijn wijf zou omleiden .'t Is nu zo moeielijk niet, moet je weten, om een goed Christen to zijn, als toen de man zei, dat niet to trouwen beter was ; en ik verzoek juffrouw Willis, dat gig daar eens op let . Ja, zo een Stijntje zou een martelares geworden zijn. Lieve God! wat zullen toch zulke misselijke stoethaspels van mannen, zoals ik er een ben, in de Hemel bedroefd afsteken bij zo een Stijntje, bij u, bij mevrouw Buigzaam en bij Saartjes moeder! Nu, ik meen mijn ziel eens braaf onder handen to nemen, haar eens terdeeg mores to leren ; o, mocht het onder uw ogen geschieden ; gij verstaat mij immers wel! Ik wens nog eens uw man to worden . - Nu is het er uit. Zeg nu wat gij wilt : 't is er uit . Duizend groetenissen van Saartje aan u en aan uw dochter . Willem eet alle middagen bij mij . Ik ben. Uw nederige Dienaar,
Abraham Blankaart
147e Brief de Heer Hendrik Edeling aan den Heer Cornelis Edeling Waarde Broeder! Wens mid geluk, wens mid geluk, mijn vriend! Vader heeft juffrouw Burgerhart voor mij aan haar voogd ten huwelijk verzocht . En nu hoop ik, dat ik door tijd en vlijt mijn schat zal verkrijgen. 0! deze aandoeningen zijn mij to sterk! Zij overstelpen mij . Ik zal er maar van zwijgen : ik zal u wat anders schrijven - Welnu, ik ging den heer Blankaart verwelkomen . Hij ontving mij als een ouden vriend, en zei, dat hij zoveel achting voor mij had, dat hij zijn meisje aan niemand liever, dan aan mij wilde geven ; dock met uw vader, zei hij, heb ik zo wat haspeling : en ik ben wel goed, maar ik geef geen boon om grillen, en verdraag die, op dit stuk, ook maar niet . Hij zei mij in vertrouwen, dat hij u to Leiden gelaten had ; dat uw meisje hem bijster wel aanstond ; dat zij de oudste was van zeven broers en zus317
ters, de aardigste kinderen, zei hij, die men zien kan ; das zij zo huiselijk bezig, en een kleine of drie om haar had, die hun boterhammetjes opaten ; das de oudejuffrouw Jaantje zeer prees, en das vader Nijverhart alles deed, om zijn huishouden to verzorgen ; kort gezegd, das gij een goede keus hadt gedaan, en das hij alles met vader zou zien effen to praten. Terwijl gij u nog to Leiden ophoudt, schrijf ik, als naar gewoonte, alles was ik u zeggen zou, indien gij hier waart . Weet dan eerst, das mijn lieve Burgerhart betert, das de waarde mevrouw Buigzaam een grote erfenis uit ost-Indie heeft gekregen, en das zij u zal qualificeren om alles of to doen, zodra gij in de stad zit . Zo words de deugd hier beloond ; dit zien wig in deze vrouw . Door dienzelfden man, die haar arm gemaakt, in het bitterste verdriet gedompeld heeft, words zij in 't bezit gesteld van een aanzienlijke som, en das zo onverwacht als't wezen kan : alles mondeling. Dat het kwaad ook wel zijn meester loons, blijkt uit hetgeen ik u zal me!den. De heer Blankaart ontving, to arijs zijnde, een naamloze brief, zo over Juffrouw Burgerhart als mevrouw Buigzaam . Dit had de goede man zo vertoornd, das hij aan mijn meisje die zeer scherpe brief schreef ; zoals gij uit mijn vorige weet . Van de week komt hid mij tegen, en verzoekt mij om met hem naar mevrouw Buigzaam to gaan . Wij worden in de zijkamer ontvangen, daar waren de vier juffrouwen met mevrouw bezig om thee to drinken . Lief meisje, zei hij tegen Saartje, ik hoop immers niet, das gij u mijn brief zozeer hebt aangetrokken, das gij er ziek van zit . Mevrouw Buigzaam :Juffrouw Burgerhart heeft juiste denkbeelden van eer, is zeer gevoelig, en het smartte haar onuitsprekelijk, bij u, die zij zo hoog acht en die zo dankbaar is, verdacht to zijn . Ik : Dit kon niet anders dan zeer verdrietige uitwerksels hebben op een zo edelaardige juffer . Juffrouw Le je :0 mijnheer Blankaart, hoe bedroefd was mijn vriendin! en mag ik u vragen, hoe kon zulk een goed man, op een naamloos lasterschrift, zo maar toegaan? daar niet alleen mijn vriendin, maar ook de beste der vrouwen daarin gehoond werden? want ik heb uw brief gezien . (H/ zweeg stilt eindeljk zeide h/ :) mdat ik niet kon begrijpen, das er zulke ondeugende mensen waren, die das zo maar zouden schrijven . Mevrouw Buigzaam : p de belediging, daarin mij aangedaan, zie ik met verachting ; dock das de lieve Burgerhart er om heeft moeten lijden, dit treft mid . Wie of toch dit schelmstukje gespeeld heeft? Maar daar is geen 318
naam onder, zegt gij, mijnheer . De tijd ontdekt alles .
Juffrouw Burgerhart : Gij houdt u zo stil, juffrouw Lotje, hebt gij mij das
kluchtje gebakken?
ch! als das waar is, dan mag ik lijden, das mijnheer Blankaart mij bij oom Dirk aanklaagt, en das ik nooit hier weer in huffs mag komen ; ik heb altijd juffrouw Buigzaam zo geprezen ; en u ook, en das kun je vragen aan alle mensen, daar ik bij kom . 1k : Lieve juffrouw Lotje, wij alien kennen uw goed hart . Juffrouw Saartje plaagt u maar : wij alien weten wel beter. Mevrouw Buigzaam : Dat verzeker ik u ook, liefde . De heer Blankaart : Wat zegt juffrouw Hartog van zulk een bedrog? Juffrouw Hartog : Ik moei mij niet met zaken, die mij niet aangaan . Juffrouw Burgerhart : Indien das nu al zo eens waar was, was doer dit aan de vraag van den heer Blankaart. (Z/ wend Meek.) Juffrouw Hartog : Gij spreekt zo duister, das men een huffs vol werk heeft om u to verstaan . Juffrouw Burgerhart : Zo het u duister is, ik kan wel duidelijker spreken . Mevrouw Buigzaam : Mijnheer Blankaart, ik verzoek u, volgens belofte, die brief to mogen zien. (Hjgafde brief, z j zag hem aandachtig in, en zeide :) de hand is 'n weinig veranderd, maar ik begrijp nu juffrouw Burgerhart ten voile . Eilieve juffrouw Lotje! wiens hand is das? Juffrouw Lo je : Dat is juffrouw Hartogs hand . Juffrouw Hartog : Die belediging is to groot! schaamt gij u niet, juffrouw Lotje, to oordelen over iets, daar gij niets van weer? Juffrouw Lot e : We!, ik oordeel niet ; ik zie, das het uw hand is . Ei, juffrouw Letje : ziet gij het ook eens, ik heb immers geen kousen voor mijn ogen : is das Hartogs schrift niet? Juffrouw Le je : Ja, das is het ; en eilieve, kijk das cachetje, is das niet gedrukt met het signetje, das daar aan das horioge hangs? De heer Blankaart : Gij hebt schuid, juffrouw ; deze zoete meisjes zouden das niet zeggen, zo zij't niet wisten, en ik moet u zeggen, das gij een eeren faamroofster zijt, die niet verdient in een Christenland gedoogd to worden. Hoe, was! mij op to zetten tegen een brave vrouw en een braaf kind! gij moogt zo geleerd zijn als aus Jut, maar de duivel! dit is een slecht stuk . Verstaat gij 't, madam? Juffrouw Hartog : Bewijs eerst't geen gij stelt, en vaar dan uit, lomp mens! Mevrouw Buigzaam : Gij, juffrouw, zijt het, die mij snodelijk gelasterd en juffrouw Saartje in haar voogds ongunst gebracht hebt . Gij zijt een geJuffrouw Lo je (z j begon to schreien) :
319
vaarlijk mens, en ik bedank de juffrouw met dit halfjaar voor de inwonmg . Juffrouw Hartog : Zeer wel, maar ik zal liever morgen een huffs verlaten, daar ik beledigd word, zonder das men er grond toe h eeft . l k zal mijn goed laten afhalen door de bedienden mijner vriendin, de freule van Kwastama. Uw geld, juffrouw Buigzaam, ligt gereed ; 't is mij lief, das ik gelegenheid krijg om to vertrekken : u zal 't echter schade doen. Mevrouw Buigzaam : Dat geloof ik niet, omdat ik, door een vrij goede erfenis, mijn dierbare onafhankelijkheid weder krijg : en, hetgeen uwe mij seders de laatste betaaldag schuldig zijt, schenk ik u : 't komt op veertien dagen kostgeld nu niet aan ; uw goed zal bezorgd worden . Zij stond op en ging heen . Blankaart zat als een beeld van verwondering . Lotje hoorde nauwelijks, das er van een erfenis gesproken werd, of vloog op en kuste de waarde vrouw, haar duizend zegens wensende, dock sevens vragende : waar zal Letje en ik nu belanden? want Saartje zal wel gauw trouwen met mijnheer Edeling, en ik gun het haar ook van harte, want zij is altoos zo goed tegen mij, en ik leer zoveel van haar . Ziedaar, broeder, van alles was . De post vertrekt. t.t.
Hendrik Edeling
148e Brief: de Heer Willem Willis aan Mejuffrouw de Weduwe Willis Tederbeminde Moeder! Ik heb haar dan gezien, en ondervonden, hoeveel invloed een overtuigende rede heeft op een plichtmatig hart! Mevrouw Buigzaam ontving mij . `Mijnheer Willis?' zei de lieve dame . (1k boog.) `Welkom, hartelijk welkom! lk heb zoveel goed van u gehoord, das ik u met blijdschap in mijn huffs zie .' (Z j schelde, en zei aan den knecht : zeg aan juffrouw Burgerhart,
das hier iemand is, die haarwenst to spreken . Zij kwam spoedig; ik stond op : min hart sloeg gel jk met elke trede, die z j deed .) Juffrouw Burgerhart : Welkom, lieve broer. Welkom, beste Willem! Hoe vaart uw moeder, uw zuster, uw tante, gij, de heer Smit? Hoe varen alle 320
de goede vrienden? (Z jgaf m j de hand ; ik beefde, maar ik dacht aan uw les-
sen en herstelde m j .)
1k : Deze brieven zullen u alles vertellen ; (de brief aan mevrouw Buigzaam
overgevende). Juffrouw Burgerhart : (Z j riep dit aan de trap .) Letje, Letje, kom af; mijn
broer Willem is gekomen ; toe, je moet maar eens gauw zien, wie of mijn beste Willem is . (Juffrouw Le je kwam .) 1k : Mejuffrouw, ik heb u het compliment to doen van mijn moeder en zuster ; ik geloof, das in de brief aan mevrouw er ook een voor u is, van beiden . Juffrouw Letje bedankte mij voor dit aangenaam bericht . Lieve moeder, mag ik u eens was zeggen? De goede heer Blankaart hoops, das die Juffrouw mijn vrouw zal worden : hij prijst haar zeer . 't Is een zeer fraaie dame, die mij hoogst zal bevallen, indien ik Burgerhart kon vergeten . Mevrouw Buigzaam heeft het voorkomen van een engel, en de waardigheid ener Heilige . Me dunks, das, buiten uw goedkeuring, niemands mij zoveel waardig kan zijn dan de hare . G j zult een boezemvriendin in haar vinden ; en wie weet, welke stille tonelen van onbekende, en dus onbeniade gelukzaligheden gij hier nog to zamen zult door wandelen! Uw beider karakter, staat het mid vrij daarover to oordelen, is voor elkander berekend . De heer Edeling kwam in : ik ontroerde! Edeling, zei Juffrouw Saartje, daar stel ik u nu mijn broer Willis voor : o, hij is zeker nog veel beter, dan ik u gezegd heb. De heer Edeling gaf mij de hand, verwelkomde mij, en betuigde, hoe aangenaam het hem zijn zoude, indien ik zijn gezelschap voor lief wilde nemen.1k antwoordde beleefd . Gij hebt zijn broeder, den advocaat gezien? de familietrek is in beiden ; dock de heer Hendrik is een veel schoner man, dan zijn bevallige broeder . Men acht hem op 't eerste gezicht ; men bemint den and'ren, voor hij nog een woord spreekt . Hun vriendschap is voorbeeldig . Zeker, Juffrouw Letje is een engelachtig meisje ; o, das ik wijs ware! Doch met uw hulp, zal ik mogelijk datgeen kiezen, was best is voor mij, en mij niet kwellen om iets, das buiten mijn bereik is. De patroon is ten hoogste voldaan . Ik heb de eer, om u en mijn waarde tante en zuster to groeten, mij noemende Uw gehoorzame en dankbare zoon,
Willem Willis 321
i49e Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed Mevrouw, zeer waarde Vriendin! Al waart gij flu, menselijkerwijs gesproken, zo heilig als een engel ; (en dat, geloof ik voor mij, zijt gij ook maar) ; en al werd gij ook van zevenduizend legioenen van duivelen gelasterd, dan zoudt gij evenwel nog wel zekerlijk zoveel van den mens hebben, als moeder Eva, voor zij zo lelijk bedrogen werd, had : kort gezegd, gij zoudt nog wel wat nieuwsgierig vallen, want vrouwtjes zijn toch niet anders . Ik loop, en draaf, en klungel daar zo alle daag aan uw huis, puur alsof ik naar u vrijen kwam ; maar dit is zo niet : zulk een fraaie dame kan in Abrahams pot niet . En 't is of ik nu maar to Amsterdam ben, om mijn tijd met manden uit to dragen : om fiolen to laten zorgen . Zodat ik maar zeggen wil, dat ik alle dag aan uw huis kom, om met u eens alleen to spreken : maar ik heb zoveel to horen, to kijken en to gapen, en zo mijn spikkelatie* met die drie nufjes van meisjes, die, de een voor, de andere na, in- en uitkwispelen en kissebissen ;* en dan moet ik er de vreugd in maken, en er zo eens wat mee dollen ; en dan zit gij daar als de Roze van Saron in 't midden, sprekende, onderrichtende, goedkeurende, minzaam ziende . 0 mevrouw, ik wou, dat onze schilder Troost nog leefde, ik liet die groep schilderen om er mijn familiestuk van to maken, miss dat ik er ook in mocht, met Snap zo bij me . En ziedaar! dan is de tijd om ; en ik heb zelfs vergeten, dat ik om u to spreken gekomen ben . 't Is een regenachtige dag . Ik zei, wel, heeft Abraham Blankaart er niet de hoof van om alweer daarheen to laveren, en mijn tijd to vermallen met die meisjes ? Ik zal thuisblijven, en schrijven't geen ik toch aan mevrouw niet kan vertellen, en Sarot mag er niets van weten ;'t is zulk een olijk platje! Dat die zuurkijk weg is, is goed ; 't is een verdord gemeen stukje voor een fatsoenlijke juffrouw ; maar ik schrijf niet graag over slechte mensen ; ik word dan maar nijdig en bedroefd . m dan mijn vertelling to beginners ; want nu weet gij nog zoveel als gisteren ; zodat ik maar alleen dit zeggen wou! Daar heb ik een bezoek gehad van den achter-achter-klein-achter-zoon van Maarten Luthers ouden vriend, Casper Edeling, van Jan Edeling, en wij hebben to zaam 322
over het geloof en de zoete meisjes, eens heldertjes gebakkeleid . Hij wachtte mij in mijn zijkamer . `Zo Maarten-broer,' zei ik, `welkom .' `Uw dienaar, mijnheer Blankaart ;' en hij keek, of schoppenboer ook nog van zijn familie was ; zo, dacht ik, dat zijn de oude grillen .1k zei dus, wel fraai buigende, dat ik toch beter ken, dan zo een ouwe podagrist : `Uw dienaar, mijnheer Edeling,' en ik gaf hem een fauteuil . Dus begon hij terwijl hij de glazen uitkeek . (1k, niet lui, ging over 't horre jegluren ; ja, zo moet
men met die wonderl jke mensen omgaan, ofz/ denken dat de drommel hun niet w js genoeg is.) Edeling : Nu, daar is mijn zoon Hendrik dan verliefd op uw pupil . Hij ziet
er uit, of hij uit een belegerde stad komt ; en mijmert, en zwijgt ; en ik heb gister het eens op haren en snaren genet, maar 't is of ik met mijn kop door de muur wil : en hij wist mij nog een hoop to zeggen : die eigenwijze jongens! 1k ben ook moeilijk op hem . - Gij zegt niets? 1k : Wat heb ik met u en uw zoons gemor to doen? 1k zie niet, waarom ik iets zeggen zou .'t Raakt mij niet ; en ik wil mij er niet mee bemoeien . Hj : Wat! raakt het u niet? En dat de jonge knapen zo met het geloof omspringen? Ei, zeker, zou ik mijn huffs tot een Noachsark of een Remonstrantse Kerk maken . 1k : Wel, hoe saran heb ik her? Heb je niet uitgeslapen? of maalt je de geest? Nog eens, war bruit mij uw gekibbel met uw zoon? H j : Wel, hij wil juffrouw Burgerhart hebben, al is zij gereformeerd. 1k : Wel, ik wil haar niet geven in een familie, die haar niet met liefde en achting ontvangt. H j : Hoe moet ik dan doen? 1k : Dar's uw zaak. Gij zijt vader . Uw gezag zal zeker met verstand gepaard gaan . H j : En daar is nu mijn zwager, de astoor Redelijk, die praat eveneens als gij, en zijn vrouw ook. 1k : Nu, als je mij niets anders to vertellen hebt, kon je de moeite wel gespaard hebben om bij mij to komen . Hoe ik over de godsdienst denk, weet gij. Wilt gij geen gereformeerde vrouw aan Hendrik geven, war geef ik daarom ? Hij : We!, waarom laten wij onze kinderen dan ieder in onze Kerk opbrengen, en hun geloof leren bij katechizeermeesters van onze eigen Leer? 1k : mdat wij - laat ik zwijgen! Hoor, aulus is mijn man . Wat zegt die? nderzoek de schriften . Dat klinkt u war anders voor de snoet, dan z jn 323
geloof to laten leren . Weet je wat, Jan Edeling? daar is nog maar to veel paperij onder de rotestantse Christenen . Wij razen en duiveljagen tegen den Antichrist, tegen den Gog en den Mago~ tegen den aus; en iedere Do-
mine wil aus zijn in zijn Kerk, en iedere vader heilige vader in zijn huffs zijn . Komaan! daar is uw zwager (ei, ik wist dat niet, is hij uw zwager!) Redelijk ; we!, die vrome, wijze man, zegt gij zelf, dat net denkt als ik ; zodat, ik hoef mij dat niet to schamen . Hoor, jouw geloof is een enkel toeval; want je hebt er machtig vee! toe gedaan, heb je niet, om van Lutherse ouders geboren to willen worden? Wel, Jan Edeling, Jan Edeling, 't lijkt nergens naar : maar dat gij uw braven zoon, als zo een rechte Nero, niemandsvriend, van liefde kunt zien sterven, om een deugzaam meisje - op mijn zie! (en ik sloeg op de tafel), uw geloof is 't rechte geloof niet! H j : Hoor, Abraham Blankaart, ik zou met al mijn hart u om het meisje voor mijn Heintje verzoeken, was zij van zijn geloof. 1k : We!, ik wed om een visje, dat zij van zijn geloof is . H j : Hoe? Wat? heeft zij dan haar Kerk verzaakt, en dat om een man? 1k : Noch't een, noch't ander ; en evenwe! ik wed met u . Zie, zij zijn het immers daarin eens, en days we! een fondamentee! stuk van enigheid, dat zij met elkander gelukkig kunnen zijn, en dat gij het hen maken kunt .
(Hjgaf m/ zo een knorrige tneesmuil ; en toen begon h j weer opnieuw to zagen, en van 'tgeloof, en van elk in z jn Kerk, dat m j 't bloed zo al wat begon to kriewelen.) 1k : Nu wil ik in mijn huffs niet !anger dat gegons verdragen . Gij zoudt beter doen, als gij eens een kapitteltje in Sint Jan !as : die brave Aposte! za! het u zo ouwerwets zeggen, dat gij we! voelen zult, waar de wind vandaan komt. Maar ja, de Bijbe! daar leest men niet in : dat klungelt en sjouwt met huispostillen* en uitleggingen, die geen pijp tabak waard zijn ; en Gods heilig, dierbaar woord, dat ligt met zilveren sloten in het beste vertrek daar braspenningen to zweten * (Hj lachte .) Hj : Daar is mijn hand, Brammetje ;gij bent toch een man, die mij lijkt . Ik moet nu mijn hele les leren. Hoe moet ik dan met mijn jongens !even? want ik heb nog ergens zo een suppliant in de wijde wereld . 1k : We!, als ik zulke jongens had, en zij hadden liefde voor brave meisjes van de rotestantse Kerk, en zij verzochten mij, om haar to mogen hebben, wel, dan zou ik zeggen : ziet, kinderen, dat staat mij bestig aan . !k zal zien, dat ik elk zijn vrijster bezorg, en je allebei in goeden doen stellen, om wat to beginners ; en dan zou ik met mijn jongens eens op't goed succes drinkers, en door mijn gang !open tierelieren, alsof ik zelf nog maar
324
twintig jaar waar. Hoor, Jan Edeling, dan zult gij vreugd en genoegen hebben, en je kunt voor je dood nog wel grootvader van een kleine kabouter of acht wezen . Hij : Gij hebt gelijk! lk verzoek u dan om het huwelijk ; en als ik het zeg, meen ik het waarachtig .'t Zal mij tot eer zijn, juffrouw Burgerhart mijn dochter to mogen noemen . Zal hij ze hebben? 1k : Met al mijn hart ; en ik hoop, das, zo uw andere zoon ook maar een braaf, deugdzaam meisje kiest, das gij dan ook even redelijk zult zijn. H j : Zie, Bram, zo ben ik nu ook weer, als ik jets doe, doe ik het terdeeg ; ik hou niet van das krummelwerkje . Hoor, als ik over de hond kan, kan ik ook over de staart . Als Cornelis het wel maakt, en hij een ordentlijk meisje wil, gierigheid, daaraan heb ik mij nooit bezondigd ; ik wil maar bags zijn, en gelijk hebben . 1k : En juist daarom hebt gij geen oogvol recht op iemands hart ; alles, was men, als men van u afhangt, doen kan, is bang voor u to zijn . Hj : Gij hebt waarlijk gelijk : maar ik zal zien, das ik dien ouden Adam er uitramei . 1k : Dan zult gij de beste man van de wereld zijn ; en mijn meisje zal geen der minsten zijn, die u 't leven aangenaam zal maken . Nu zult gij eerst gaan ondervinden, hoe gelukkig men is, als men de beminde vader is van brave kinderen . Hij : Ik heb meer voor mijn kinderen gedaan, dan duizend vaders doen ; ik heb nacht en dag gewerkt voor hen, ik gaf altijd in de ruimte . . . 1k : (Hem in de rede vallende.) En met dit al, gij zit wel gehoorzaamd, wel geeerbiedigd, maar ik vrees, das uw eigen kinderen u niet beminnen, zoals zij u zouden bemind hebben, als gij was minder van het meesterachtige, en was meer van het vaderlijke getoond had . Na nog was pratens, ging Marten-neef heen, zo welgehumeurd en zo zacht, als hij zeker nog nooit, seders hij alleen gaan kon, geweest was . Waarlijk,'t is een goed, eerlijk, allerbest man ; maar omtrent zijn vrouw en kinderen was hij, en das alleen uit grilligheid, een rechte bullebak . Dat zit daar heel gek, en wel dubbel gek met tante . Dat Jan Rap heeft haar tot op 't gebeente uitgemergeld . Maar mijn kleuter spreekt zo ten goede, en verzoekt zelfs om uit haar geld tante was to ondersteunen, das het een lust is om to zien . l k ben daar eens bij die beste, vrome Stijntje geweest (ja, ik leef onder en boven de grond!) en ben met haar overeengekomen, das zij tante in huffs zal nemen, en onder haar bestuur vat je het? en das ik het met haar wel maken zou . Maar ik wil das voor het 325
ouwe wijf niet weten ; wel, was hoeft das? Die allerliefste vrome ziel zal mijn Saartje eens bezoeken, zo een zin heeft zij in 't meisje . En nu moet ik u eens aanspreken, want gij zijt het vrouw je van Thecoa,* uit de Bijbel. Ik wilde u eens vragen, ofjuffrouw Letje t'avond of morgen niet een goede vrouw voor Willis zijn zou? of zijn er al kapers op de kust? Het meisje komt mij zo wel voor, en zie heel wel, das zij ook bij u twee witte voetjes heeft : en mijn Saar houdt zo krachtig veel van haar! Nu, denk er eens aan : ik zou das graag zien. Haar broer heb ik gekend als het olijkste saletrekeltje, das er op Gods aardbodem was, maar hij words een heel ander mens ; ik ben ook zijn vriend ; dock Edeling, die mij zegt, das hij het beste hart van de wereld heeft, en zo goedaardig is als een kind, heeft voor, hem een beter bestaan to bezorgen . - Ja, ik wilde wel was zeggen, maar het wil er niet uit ; evenwel, het deed mij zo goed, toen ik het hoorde, das mijn ogen overliepen! Ik kan't niet zwijgen . Hij is het, die aan Edeling uw verlegenheid, door een schatrijken schacheraar u veroorzaakt, vertrouwde, er bijvoegende : `mijnheer, ik heb geen geld, anders zou ik of Letje het al afgemaakt hebben ; maar zeg het de brave vrouw nooit, das ik het ben, die u dit wide :' en hij sprak van u, alsof gij zijn moeder waart . Moet zo een jongen geen goede gronden hebben? Moet hij niet beloond worden? Wat zegt gij? Nu schei ik uit, en ben Uw oprechte Vriend, Abraham Blankaart
isoe Brief de Heer R. aan den Heer G . Broeder Lichtmis! Razend, woedend, hels kwaadaardig over mijn mislukte onderneming! In mijn eigen strikken gevangen! Maar wie kon denken das er een burgermeisje in de wereld was, die een man, zoals ik ben, tegenstand zou bieden? Wat moet ik denken ; zou er waarachtig zo iets zijn, das deugd genaamd words? Ei wissewasjes! Kinderlijke vooroordelen ; das is 't al, en anders is 't niets . Nooit heb ik mij zo misrekend! En niets dan schrik kan mij haar bezorgd hebben . Ziedaar! daar raken de harddravers met 326
een poor of drie in een der leidsels, die ik bevolen had op to strikken, om toch gereed to zijn, zodra zij besloot mij to volgen . Er was niemand op de plaats dan de tuinvent . Ik moest helpen of mijn beste paarden verhezen . Ik sluit de schone meid in de kamer, verzekerd, dat zij mijn gevangene moest blijven . En in die tijd, dat ik in de stal ben, is zij 't ontsnapt . 't Is mij volstrekt onbegrijpelijk, want er was niemand op de plaats, dan de kerel en ik . Ik kom weer, doe de deur open : vind haar niet, sta als een driedubbele gek, loop het huffs uit, rags, stampvoet, vlieg bij Krijn in : alles vergeefs ; loop naar 't hek ; ja, 't hek was open, en ik begreep, hues dat het mij niet geraden was, haar na to zetten . Waar zij beland is, weer de drommel ; dock het scheen mij hoognodig om vroeg in de morgen weg to ridden ; ik ging naar Utrecht, en vandaar op Arnhem ; thans ben ik op ruisische bodem, en laat mij licht Hofraad maken ; 't kan to pas komen . Hoort gij niets? Alles zou ik nog vergeten kunnen, maar ik bemin haar tot mijn straf. Dit maakt mij dol op mijzelve, en met dit al, het is niet anders . Als gij niet beters to doen hebt, kom dan bij mij, en breng hilips mede, opdat ik tenminste een paar guiten heb, op wie ik al het onweer mijner gehoonde en van liefde gemartelde ziel vrijelijk mag uitgieten . R.
isle Brief Mejuffrouw de Weduwe Willis aan den Heer Abraham Blankaart Mijnheer, zeer ge-eerde Vriend! Daar is een periode in uw zeer heuse brief, die ik gevoegelijkst met de pen kan beantwoorden : zij raakt mij in eigen persoon . Indien ik nu nog neiging had om to hertrouwen, dan kan ik u verzekeren, dat mij uw genegenheid boven die van alle mannen zou behagen . Ik ken u in al uw waarde ; ik roem op uw vriendschap ; mijn zoon Willem bemint u, of gij zijn vader waart, en hetgeen gij voor hem nog meent to doen, brengt mij onder de grootste verplichting aan u. Maar ik heb geen schaduw van genegenheid voor een tweede huwelijk . Het komt mij voor, dat voor een vrouw van vijftig jaar, die moeder is van huwbare kinderen, de tijd 327
der minne voorbij is, en ik geloof dit op zeer goede gronden, immers die bij mij al behoorlijk gewicht hebben, om u op het allervriendelijkst to bedanken . Laten wij dan voortaan als vrienden omgaan, en neem mid deze openhartige belijdenis ten goede . Mijn dochter zal met den heer Smit trouwen, zodra hij een standplaats heeft ; mijn zoon, hoop ik, dat wijs genoeg zijn zal, om gelukkig to worden, met haar, die in staat zal zijn hem gelukkig to maken. Dan meen ik mij geheel of to zonderen van gezelschappen, die ik nu om mijn kinderen zie en zien moet . Is mijn goed dan toereikend, dan hoop ik op een stil, aangenaam buitentje mij dagelijks voor to bereiden voor een beter leven. Mocht het zijn in 't gezelschap der uitmuntende vrouw, die ik zo hoog schat, en voor wie mijn hart vriendschap voelt, wat had ik dan meer to wensen? God beware u nog lang, om door u het mensdom to zegenen! om alles gelukkig to maken, wat gij in de ruime kring uwer uitgebreide menslievendheid bevat! Wees de vriend, de vader van mijn lieven Willem, die mij nog nimmer in enig opzicht reden tot misnoegen, maar altoos tot vreugde gaf, en geloof dat ik ben, Uw hoogstachtende en verplichtste Vriendin,
Sophia van Zon,
Weduwe Gerrit Willis
i52e Brief de Heer Hendrik Edeling aan Mejuffrouw
Sara Burgerhart
Mijn tederbeminde! Uw herstelling heeft mij mijn gezondheid wedergegeven! Nu lacht de hoop mij aan. Ik ben nu meerder dan een vriend : het acces,'t welk mijn vader bij uw voogd gevraagd en gunstig verkregen heeft, hebt gij insgelijks goedgekeurd. Al onze vrienden juichen in mijn keuze, alien spreken zij bij u in mijn voordeel . Vergeef aan de grootheid mijner liefde mijn ongeduld. Ach! mijn Burgerhart! zou ik u beminnen, zou ik uw waarde kennen, indien ik met meer koelheid mijn gelukkige dag kon tegemoet zien? Wat, mijn liefde, doer u aarzelen? Zo ik een eerlijk man 328
ben (en daarvoor erkent gig mij), dan kunt gij u immers gerust in mijn macht begeven? Een macht, die niets anders bedoelt of kan bedoelen, dan u to beveiligen voor zovele gevaren, als u op deze wereld kunnen omringen . Verre zij het van mij, to denken, das ik volmaakt genoeg ben om u altoos en to alien tijde zo gelukkig to maken, als gij verdient to zijn ; maar hierop kunt gij u verlaten, das ik geen van die lastige gebreken heb, die een kiese vrouw de echt lastig maken . Ik ben nu zes-en-twintig jaar, ik heb tijd gehad om to denken aan de gewichtigste van alle verbintenissen - aan het huweljk ; mijn hart zeide mij altoos das het voor mij een paradijs, of een jammerpoel zijn zoude, i'errukkeljk of ondrageljk . Ik heb nooit omgang gehad dan met brave meisjes, ik heb altoos de sexe met achting beschouwd, maar ik heb nooit een juffer ontmoet, die ik genoeg onderscheiden kon, om met haar anders dan als een vriend om to gaan . Gij, mijn waardste, zijt het, die mij de liefde hebt leren kennen! Een opslag uwer ogen drong tot in het binnenste van mijn hart ; en ik voelde das ik vatbaar was voor aandoeningen, die bij mij in haar eigen bekleedsels lagen ingewikkeld . 't Was of mijn wezen zich uitbreidde ; alles gaf mij zekere waarde, die ik nooit had opgemerkt . Indien om was reden ook, mijn liefde voor u had moeten tegengaan dan zeker zouden rede en godsdienst mij buitengemene ondersteuningen hebben moeten verlenen, - en mogelijk zou mijn ziel onder de strijd zijn bezweken. Ik spreek oprecht ; ik acht u to hoog om to vleien . Gij zijt zowel mijn achtenswaardige vriendin, als de bekoorster mijner zinnen . Hoe kon ik, in zulk een jeugd, die zo levendig was als het licht, bij een vernuft, das altoos uitschitterde, bij zoveel trek tot publieke vermaken, toch zoveel gezond oordeel, zoveel neiging tot ware ernst, zoveel allerzuiverste deugd gewacht hebben? Hoe kon ik mij vleien, das zulk een levendig meisje mij ooit met onderscheiding zien zou? Alles overtreft mijn wensen . 0 mijn engel ! `En ben ik het, die u 't liefste in de wereld is ? Wenst gij mij gelukkig to maken?' Waarom stelt gij mijn dag nog zo verre? Gij wilds mij iets zeggen ; gij zeide mij niets. Gij hieldt mijn hand in de uwe ; uw tranen vloeiden, ik ontroerde ; ik bad, ik smeekte! ch, gij kost het mij niet zeggen. Wat, mijn liefde, kunt gij mij, uw vriend, uw eigen Edeling, niet zeggen? Ach, wist gij, hoe dit denkbeeld mij bedroeft! Hebt gij verdriet, das gij voor mij verbergt? Stort uw hart voor mij uit . Uw Edeling heeft geen stug karakter . Mijn ziel lijdt met de ongelukkige, totdat ik hem geholpen heb . Ik zoek geen mannelijke meerderheid in ongevoelig to zijn voor de zachte kwellingen, die men niemand dan een 329
vriend toebetrouwt . Meld mij hetgeen u bedroeft, indien gij mij tonen wilt, dat gij mij bemint, en dat gij geen berouw hebt van dit gezegd to hebben. Mijn lieve broeder is gearriveerd . Hij verlangt sterk om haar to zien, die ik boven alles bemin . Ik vlei mij, dat hij u zal behagen ; zijn hart is nog beter, dan zijn bevallig voorkomen . Hij is mijn boezemvriend ; aan hem heb ik alles toebetrouwd. Morgen zal ik hem u aanbieden ; dan hoop ik u mondeling to zeggen, hoezeer ik u bemin (neen! dat is onuitsprekelijk!) Uw U met tederheid beminnende en hoogachtende
Hendrik Edeling
i53e Brief Mejuffrouw Sara Burgerhart aan den Heer Hendrik Edeling Maar waarde Edeling! Berouw hebben, omdat ik, met welberadenheid en op de inspraak van mijn hart, u gezegd heb, dat ik u bemin! Zijt gij vatbaar voor zulke ongerijmdheden? Neen, mijn beste, ik beschouw u in een waar licht ; gij zijt beminnelijk, maar gij zijt ook groot ; gig zijt een man, zoals ik mij altoos het ideaal heb voorgesteld ; en iemand, wiens verdiensten gelijkstonden met de uwe, dock die geheel buiten uw toon vielen, zou ik nimmer voor een vriend en leidsman op de levensweg gekozen hebben . Indien ik gelukkig kan worden in het huwelijk, dan moet het zijn met een man van uw bedaard, ernstig en tevens minzaam karakter. Ik begreep wel, dat ik het meisje niet was, die plechtig zou kunnen beloven, mijn wettigen man to eren en to vrezen, indien mijn wettige man een onzer opgepronkte slechthoofdjes was ; een onzer snoevertjes die zich wel heel veel op hun waardigheid boven die der vrouwen lieten voorstaan . Daar was voor mij niet aan to denken, omdat ik zelfs geen gekskap zoude willen misleiden, en heilig voornam, nooit iets to beloven, 't geen ik wel zag, dat buiten mijn bereik was . Ik vreesde, dat niets mid de uitvoering van deze mijn plicht zou kunnen mogelijk maken, dan de bewustheid, dat mijn man wijzer en beter was, dan ik nu nog ben . Het is een zeer on330
gevallige sch lderij, waarin de vrouw niet alleen groter en forser is, maar ook waarlijk meer verstand heeft, dan haar heer en meester . Het vrouwelijk karakter is zo onderscheiden van het mannelijke, als een schone vrouw van een schoon man . l k dacht al verder : (waarom zou ik voor u iets verbergen, dat gij nu wel weten moogt ?) zal ik het kunnen verantwoorden, als ik een man, die geen meerderheid van verstand boven mij heeft, aan 't hoofd plaats van een klein huisgezin, om het wel op to voeden? een man, dien ik waarlijk nog wel zelve een praeceptor zou hebben mogen geven, dewijl ik zelve niet genoeg wist om hem wijzer to maken . Mijn besluiteloosheid, zoals mijn moederlijke vriendin dit noemt, ontstaat dus niet uit bezwarenissen aan uw kant ; neen, mijn vriend, gij zult altoos die edelmoedige neiging tot weldoen, die beredeneerde zucht tot hetgeen recht is, behouden, die de grondslag uws karakters uitmaken . Een brave zoon belooft een goed m an. lk geloof zeer zeker, dat gij uw onbetwistbaar gezag als man nooit zult gebruiken, dan ten beste ener vrouw, die al haar geluk, al haar veiligheid aan u toebetrouwt : die u uit achting, towel als uit voorkeuze, tot echtgenoot verkiest, zonder dat uw rijkdom bij haar in 't allerminst in aanmerking komt. Wat dan, vraagt gij mij met een bekommerde liefde, die mij doer zien, hoezeer gij verlangt de mijne to zijn? . . . ch, mijn waarde Edeling, ik ben zeer onvoorzichtig geweest . . . Laat mij de tied om u to overtuigen, dat ik genezen ben van mijn al to grote neiging voor uithuizige vermaken ; dat de kring is afgelopen ; dat ik moeds genoeg heb om mijzelve van zeer vele dwaasheden to verbeteren, voor ik nog, enig en alleen om mij naar u to schikken, daarvan schjn of to zien . Er ligt mij iets op 't hart . . . Kan ik u dit zeggen? . . . Maar ik loop mogelijk gevaar om u dan minder dierbaar to worden! . . . lk wil u echter niets verbergen . Kon ik maar besluiten om het u mede to delen! . . . 0 die snode R.! Kan ik, zonder afgrijzen, aan zulk een deugniet nog denken? Moet ik mijzelve met veroordelen als ik nadenk, dat mijn onbedachtzaamheid hem stout genoeg maakte om mid zo verregaande to beledigen? Hij, die mij zal oordelen, weet, dat ik, met de zorgeloosheid van een kind, dat het kwade niet vreest omdat het dit niet kept, in deze ongevallige staat ben . ngevallige staat! zeker, het is zo . Want is mijn droevig berouw over 't gebeurde, hoe onschuldig ik ook ben, niet een bewijs, dat ik niet zo gehandeld heb, als ik had behoren to handelen? En zal een Edeling een vrouw krijgen, die zich voor de schijn des kwaads niet heeft weten to wachten? Dring me dus niet . . . Eerst moet gij alles weten ; eerst moet 33'
ik tonen, dat mijn betuigingen de gevolgen zijn mijner eigen rede ; voor dit zo is, kan ik uw vrouw niet worden. Toen ik deze begon, hoopte ik in staat to zijn, u alles to schrijven : de cooed ontvalt mij : mogelijk zal het mondeling beter gaan! 1k ben, met liefde en achting, Uw Vriendin, Sara Burgerhart
iS4e Brief de Heer Hendrik Edeling aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn zielsbeminde Burgerhart! Spaar u zelve de ontroering, die een verhaal zou verzellen, dat gij mij doen wilt! 1k weet alles ; ik heb uw verhaal gelezen ; en dit zelfs (zoals zeer natuurlijk was), moest mijn achting, towel als mijn liefde, voor u vermeerderen. ch, mijn beste, ik was aan uw huffs, toen het geval voorviel : ik heb alles geleden, wat liefde, vrees, droefheid, gramschap, een hart, dat bemint, immer kunnen doen lijden! Nooit, mijn liefde, zou ik u gezegd hebben, dat alles mij bekend was ; ik zou uw kiesheid zo gaarne geeerbiedigd hebben, wel overtuigd, dat men u niet moest toerekenen hetgeen een snode lichtmis durfde ondernemen . Evenwel, nu gij wilt, dat ik het weten zou, kon ik u niet onkundig laten van jets, dat u onbekend was . 1k weet alles, mijn liefde ; maar bedroef mij niet, door mij to verdenken van een onbillijkheid, die ik mij zelve nooit zou kunnen vergeven! m uwentwil, mijn waardste, maken wij een diep geheim van 't gebeurde : niemand dan mevrouw, juffrouw Letje, ik en Frits weten er jets van, en ik geloof, dat gij de wetten der vriendschap niet overtreedt, indien gij uw vriendin Willis zelfs daarvan onkundig laat . m uwentwil, mijn hartje, ik herhaal het, niet om mij, ik versmaad de zotte vooroordelen van allerlei slag van gepeupel, waar het ook geplaatst is : ik zou roemen in mijn keuze, al had ik u, met de degen in de hand, uit de arm dezes ondeugenden mans, verlost ; maar de heer Blankaart zou, en dit verdient ook overweging, zulk een schelmstuk niet ongestraft willen laten . En wat is er aan to doen ? Geloof mij, niets ter wereld . Geven wij dus der 332
kwaadsprekendheid geen stof tot hatelijke vertelling, en vergeet, dat er ooit zo een booswicht bestond . Vertraag nu mijn gelukkige dag niet langer! lk ontvang u als het dierbaarste geschenk der Godheid . Maak hem gelukkig die is Geheel uw eigen
H Edeling
Isle Brief: Mejuffrouw Anna Willis aan den eerwaardigen Heer B. Smit Beste Vriend! Eindelijk ben ik weer to Amsterdam : onze refs was aangenaam . Willem kwam, met zijn patroons rijtuig, ons to Haarlem afhalen . Allen waren wij vergenoegd : waarom kost gij niet met ons gaan! Nu! plicht is de grote wet : wij wachten u met teder v erlangen. l k ging mijn vriendin verrassen : onze ontmoeting was teder ; nooit beminde ik haar zozeer als nu! Zij is ziek geweest : erg, veees ik ; want zij is waarlijk afgenomen, en niet zo vrolijk als voortijds. Edeling is een vorst onder de zonen des stofs ; Letje een engelachtig meisje ; Saartjes dochter een goed, onnozel, verplichtend mens ; maar mevrouw Buigzaam is boven mijn beschrijving! Edelheid van gestalte, keurlijkheid van tekening, zo minzaam als een gezegende engel! Mijn moeder volgde mij een uur later. Twee zusters, die elkander, uit vreemde gewesten, na lang afwezens ontmoeten, zo was de begroeting dezer waardige vrouwen . Nooit was ik meer overtuigd, dat er een zeilstenige zielenkracht is, dan nu . lk geloof, dat haar vriendschap reeds zo volkomen is, als zij ooit worden kan. De goede heer Blankaart zag, met zijn armen over elkaar geslagen, deze begroeting . `Ziedaar, meisjes,' zei hij, `zulke sieraden der sexe moet gij ook zien to worden . Dit zijn edelen in de republiek der deugd ;' en toetredende, omarmde hij haar beiden, er bijvoegende : `welk man heeft ooit zo veel uitmuntendheden omvat, als ik nu met mijn vriendinnen.' Mevrouw Buigzaam verzocht het gezelschap, nevens de heren Cornelis Edeling, Brunier en Willem, tegen de andere avond op een eenvoudig soupeetje, bij gelegenheid, dat haar lieve kind, zei zij, twintig 333
jaar werd ; alien namen zij dit aan, en beloofden de drie afwezigen bericht to geven van dit verzoek . De heer Blankaart bedankte voor de attentie, die men voor zijn meisje had, en beloofde, het zijne tot de vreugd to doen. Des anderen na-den-middags haalden de twee heren Edeling mijn moeder en mij in hun eigen koets af, en voor zessen was het hele gezelschap al bijeen. Saartje zag er zo bevallig uit, en was zo geheel haarzelve, das men Edelings keuze moet goedkeuren, zo men geen steep of blind is! Allen waren wij recht gedisponeerd om ons met elkander to vermaken, om elkander plezier to doen . Tegen de avond verzocht mevrouw Buigzaam 't gezelschap in de tuinkamer, om met elkander to musiceren . ns gezelschap bestond uit elf personen : wij hadden drie clavieren, twee bassen,* twee violen en twee dwarsfluiten . De Edelingen speelden heerlijk op 't clavier, Cornelis ook op de dwarsfluit en Hendrik op de bas . Mevrouw Buigzaam, mijn moeder en juffrouw Letje bespeelden beurtelings het clavier ; mijn talent ligt daar niet, noch ook juffrouw Lotjes, merkte ik : ik zong echter nog al tamelijk . Mevrouw Buigzaam is geboren voor de muziek : zij voelt al was zij speelt en zings, en giet haar eigen aandoening in de zielen dergenen, die haar horen, ook sevens over . Toen wij ons bereidden om aan tafel to gaan, plaatste de heer Hendrik zich nog eens voor het clavier : wij stonden stil, de heren legden de instrumenten neder, en dus begon hij, met een schone mansstem, to zingen onder het spelen. Air.
Wijs : our un peuple aimable & sensible. Mijn Burgerhart!'k ben opgetogen . Hoe heb ik, den voorleden nacht, Te schielijk voor mij omgevlogen, In dromen van u doorgebracht! Ja, ik hoorde u spelen, Ik zag a zitten aan 't clavier ; Uw melody kon mij mijn hart ontstelen ; 'k Greep naar mijn her, 'k Greep naar mijn her. (Tweemaal.) 334
Maar ach! mijn hand begon to beven ; Mijn her bleef hangen aan den wand ; Wat heb ik niet wel willen geven, m uwe zachte teed're hand Even aan to raken! 'k Stak haar, schroomvallig, naar u uit ; Maar liefde zelf, mijn engel, deed mij staken Dit stout besluit. Dit stout besluit. (Tweemaal.) Ach! denk, wat of mijn hart moet voelen, Daar oak een ras vervlogen droom, Die minnaars schenkt, 't geen zij bedoelen! Mijn hart vervult met teed'ren schroom! In het somber duister, Waarin de cooed des minnaars groeit, Voelt zich mijn tong als door een sterker kluister, Nog meer geboeid, Nog meer geboeid . (Tweemaal.) Waarom heeft u natuur beschonken Met zulk een veelbeduidend oog, Is 't niet, om 't hart in min to ontvonken? Hier is dit hart, het schat u hoog . Is het u niet onwaardig? Mijn Burgerhart, mijn zielsvriendin, Hoe schoon zijt gij, hoe edelaardig! o Vreugd, 'k bemin! o Vreugd, 'k bemin! (Tweemaal.) Dees dag zal ik steeds vrolijk roemen, Waarop mijn zielsvoogdes verjaart . Haast zal ik haar de mijne noemen, Daar echte liefde ons samenpaart . 'k Heb hierom gebeden, Zo ernstig, als ik immer bad . 'k Waardeer uw hart, ik eer' uw zeden, Mijn beste schat, Mijn beste schat . (Tweemaal.)
335
Mocht deze dag mijn heil volmaken : Voor mij een dubb'le feestdag zijn! Wie kan mijn keus, mijn wensen wraken? Dit sterk verlangen doer mij pijn . lk zal dit verwachten, Al is nu nog de hoop gering . o Zielsverukkende gedachten, Voor Edeling! Voor Edeling! (Tweemaal.) Wij luisterden nog, toen de uitmuntende man reeds was uitgescheiden . De heer Blankaart droogde zijn ogen af, drukte Edeling in zijn armen, en zei al stotend : `God geve u zoveel geluk, als gij verdient ;' (en naar Saartje omziende, die op de boezem van mevrouw Buigzaam haar blozend aangezicht verbergde), `hier mijn kind, geef ik u in tegenwoordigheid van dit eerlijk vrienden-gezelschap aan de beste der jongelingen ; bemin en eer hem, zoals uw plicht eist : en aan u, Edeling, geef ik dit lieve meisje! zorg voor haar, bewaar, gelei, leer en bestuur haar, zoals gig verplicht zijt ; en vergeet nooit, dat ik Abraham Blankaart u het grootste geschenk doe, dat gij immer krijgen kunt .' Dit gezegd hebbende, week hij in de tuin, onuitsprekelijk aangedaan, en toen hij weer binnenkwam, zagen zijn ogen rood . Doch hij was waarlijk de vreugd van 't gezelschap. Saartje was zeer stil, en zo minzaam tegen Edeling als de betamelijkheid toeliet ; zijn ogen volgden al haar bewegingen met een onbeschrijfelijk genoegen . Dit was zulk een alleraangenaamste avond, als ik immer passeerde. Hoe dikwijls dacht ik om u, wenste ik u bij mij! Het soupeetje was al zozeer onderscheiden van het Rotterdamse, als 't Rotterdamse gezelschap van dit . Alles was keurig, zindelijk, eenvoudig, en in een allergevalligste smack. De heer Blankaart was maitre d'hotel ; zo geheel drukte, geheel goedhartigheid . Aan 't hogereinde der tafel, zette de knecht, op zijn order, twee fauteuils, met een ordinaire stoel tussen beide . Hij leidde mijn moeder aan zijn rechter en mevrouw Buigzaam aan zijn linkerhand, met een bevallige, hem zo alleen eigen houding, zeggende : `Hier plaats 'k mijn dames. Waar is nu 't jonge goed? Hier ; aanstaande man en vrouw, naast mevrouw Buigzaam . Mejuffrouw Willis!' mij naast mijn moeder plaatsende! `Toe Cootje,' zei Saartje, `naast juffrouw Willis, 't is nog een oude vriendin van u ;' (schalkacht :g tegen m lachende ;) `kom mijn lieve Letje,' zei de beer Blankaart, `kom mijn doch336
tertje, hier bij mijn vriend Willem . Mijn heer Edeling bij juffrouw Lotje, 't is ook een goed lief hart, nietwaar, mijn meisje?' Ik herhaal het, nooit heb ik mij beter gediverteerd. Cornelis Edeling is een Blankaart in zijn snort ; een alleraangenaamste, geestige, echter verstandige jongen . Mevrouw Buigzaam en mijn moeder waren geheel stille vergenoeging . Blankaart was derwijze aangedaan, als hij Saartje zo minlijk met Edeling zag praten, dat hij zijn tranen moest weglachen . Hij deed haar, op het dessert, een fraai stel juwelen present, ten bewijze van zijn tevredenheid over haar in alle opzichten . Zij stond op, kwam bij hem, vie! hem om de hals, en kuste zijn goedaardige ogen : maar kon niet spreken dan : och min lieve voogd! Edeling kwam ook bij hem, hem bedankende voor de vaderlijke zorg en liefde, die hij haar altoos betoond had : beval hen beiden in zijn gunst en kuste zijn hand Allen waren recht gelukkig. - Nog een trek uit zijn karakter! `Vrienden,' zei de wonderlijke man, `ik moet mijn geliefkoosd liedje nog eens zingen ; weet gij (tegen min moeder) nog wel, wat dat is? Toen gij met Gerrit Willis, de bruid waart, zong ik het ook ; en ik wou, dat het inplaats van die malle bruiloftsdichten overal gezongen werd, daar wat to trouwen valt.' `Luistert, jongelui, want het raakt u allemaal .' - Daarop begon hij met zijn fraaie basstem - en een houding, die alles na maakt, to zingen :
f
Toen onze Grietje, dat aardige dier, Was getrouwd met Jan alier, enz. Wij alien bedankten hem met een glaasje, en betuigden, dat dit ons ongemeen vermaakt had . `Ja, ja, vermaakt!' zei hij, `doe er maar naar! want de moraal is excellent .' Dit deed ons lachen. Wij stonden op ; en ik geloof met, dat er in geheel Amsterdam nog elf zulke gelukkige mensen op die avond waren . Mevrouw Buigzaam en mijn moeder voegden zich doorgaans bijeen, zeer vertrouwelijk sprekende, en dikwijls naar Letje ziende . - `Nu nog een eerlijk menuetje,' zei Blankaart, en zond Willem om zijn viool naar de tuinkamer . De heer Hendrik en zijn beminde hadden de eerste beurt : toen Letje met mijn broer ; toen Cornelis ; ik kan niet weet gij : Lotje ook niet ; die stoute jongen presenteerde zijn hand aan mevrouw Buigzaam . Zij dansten samen twee fraaie, statige menuetten, en toen verzocht zij, verder geexcuseerd to zijn. 337
Toen moest Willem, ten pleiziere van de heer Blankaart, nog een hornpipe dansen ; hij deed het met glans, hoor ik : doch zeer warm zijnde, toen
hij ophield, zag ik dat Letje hem verzocht, zich toch vooral niet uit de kamer to begeven, of to drinken! Hij drukte haar de hand ; mijn moeder glimlachte tegen het lieve meisje . Brunier deed alles mee ;'t is een hupse jongen . 't Werd laat, toen wij scheidden : mevrouw Buigzaam heeft beloofd, ons to komen bezoeken . Mijn moeder zegt, dat de dag van gisteren een der aangenaamste dagen haars levens was . De brief moet weg. - Kom, zo ras gij kunt bij haar, die is, Uwe
Anna Willis
i56e Brief: de Heer Hendrik Edeling aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Mijn tederbeminde! lk kan mijzelve het genoegen niet onthouden, u to schrijven in die droefgeestige uren, dat ik uw gezelschap moet missen . Ik weet, mijn liefde, dat de betamelijkheid mij de wet stellen moet ; dat ik mijn zaken moet beijveren, en voldoen aan de onderscheiden plichten, die ik voor mij to doen vinde : ik kan u dus maar weinige uren daags zien . Al de tijd, die ik kan uitsparen, gebruik ik echter om aan u to schrijven . Gij hebt u dan met welberadenheid aan mij verbonden, en, schoon de gelukkige dag nog niet bepaald is, zo hoop ik, dat hij nu haast zal aanbreken : iets waarom ik u vurig bid . Mijn waarde vader, die mij geen woord gezegd heeft van zijn voornemen om u to komen zien, verhaalde mij onder het avondeten, dat hij bij u geweest was, om u veel zegen to wensen met uwe verjaring . `Zie, Hendrik,' zei hij, "t is een aardig meisje, maar 't is of zij bang voor mij is . Zij was wel beleefd en vriendelijk, maar toch zo niet als zij tegen haar voogd (die er ook inkwam) zich gedraagt : en dat spijt mij, want ik meen het kind wel to doen :jammer, duizend jammer! dat zij niet van ons geloof ., is . 338
1k : Juffrouw Burgerhart zal, zodra zij weet, dat gij vriendelijke gemeenschap niet voor kleinachting injonge mensen aanziet, u zeker zo behandelen, als gij wensen kunt . H j : Wel, days een raar compliment, Hendrik . Ben ik dan zo een niemandsvriend, dat de jongelieden voor mij vrezen? dat zou mij spijten! 1k : Mijn waarde vader, trek er toch dit gevolg niet uit . Gij weet hoe plichtmatig ik altoos omtrent u gehandeld heb! en de Hemel dank voor den braven vader, dien hij mij gal. Hj : Ja, ik zie zelf wel, dat ik zo niet ben als uw oom Redelijk, of als Blankaart, maar dat is zo mijn humeur . Nu, zal't haast lukken? wanneer gaat het huwelijk aan ? Ik : Zodra wij een huffs hebben, denk ik . H/ : Wel, is dat de zwarigheid ? wacht, met je vrouw, de gelegenheid hier bij mij af: of wil zij niet bij zo een knorrig man zolang komen inwonen2 1k : Daar is geen woord over gesproken ; maar ik ben wel verzekerd, dat mijn aanstaande vrouw over haar mans vader dus onheus niet zal oordelen ; en ik bedank u bij voorraad allerhartelijkst voor deze aanbieding . H j : Waar is uw broeder Cornelis ? 1k : Die eet bij den heer Blankaart . Hj : Wel is 't waar! alle jongelui zijn even gaarne bij hem ; maar 't is ook de beste, de braafste man van de wereld . Hij heeft mij ook al zo eens aan 't oor geweest over uw broer . Ik : Ja, mijn lieve vader! Keesje heeft, toen hij to Leiden studeerde, een juffrouw leren kennen, die hem boven alien behaagde ; en dewijl de heer Blankaart die familie kept en roemt, zo is 't niet vreemd, dat hij een woord voor mijn broer gesproken heeft : zij is niet rijk . . . H/ : (M j in de rede vallende) : Ben ik dan een gierige schrok? Heb ik ooit op geld gezien? Als't anders wel is, zal dat wel gaan ; maar alweer niet van mijn geloof, denk ik? 1k : Dit weet ik met geen zekerheid : de heer Blankaart zal u alles wel berichten. Hij : Nu,'t is nog verre niet . Hij moet eerst wat praktijk hebben . Ik hoop, dat hij de zaak op het ost-Indische Huffs, voor mevrouw Buigzaam, maar wel en spoedig zal afdoen : zo hij zich ooit met slechte zaken bemoeit, onterf ik hem ; geen schelmen in mijn familie, zou ik hopen : dan nog liever gereformeerde meisjes tot schoondochters . Ziedaar de kaart van 't land, mijn liefde, indien gij den braven man weder mocht ontmoeten . Hij zal u zeer liefhebben, maar het u nooit zeg339
gen ; hij zal u overhopen met presenter, en zien of hij op u keef : beter hart dan het zijne is er niet . Mijn broer praat zoveel van u als van zijn meisje, en houdt niet op van to zeggen, dat gij, uit alle meisjes, juist diegene zijt, die mij gelukkig kan maker. Nu zal ik u verslag doer van mijn bezoek bij den warmoezier . Ik ging er deze middag heen. De vrouw was bezig met groenten to wassen, geholpen door een jongen knaap ; de man in de tuin. 1k : Goeiedag, Aaltje-buur, hoe gaat het al? Z j (Zeerverwonderd opkjkende) : Heel wel, mijnheer, maar ik ken u niet! 1k : Gij kept evenwel, denk ik, een jonge juffrouw, die gij een dienst gedaan hebt, welke ik moet trachten to belonen? Is dat uw zoon ieter? Zy : Ja, mijnheer, dat is ieter ; en dat is mijn man, die daar zo druk bezig is . Ik : Mijn goede vrouw, zo't u gelegen komt, wilde ik u wel eens spreken . Zy : Als't je blieft mijnheer . (Zjging met mj order een zware olmenboom
op een bank zitten, die wat van 't huffs afstond .)
Ik : Vrouw, gij hebt, door die jonge juffrouw in huffs to nemen en veilig in de stad to bezorgen, mij een dienst gedaan, die ik u niet kan belonen ; dock ik zal u echter mijn erkentenis bewijzen. Z y : Wel, mijnheer! wel, mijnheer! dat is al dubbel en dubbel wel : die zoete juffrouw heeft mij vier gouwen dukaten, en mijn zoon nog een gegeven : dat waarlijk veel to veel was . En wie, al was hij een Heiden of een Turk, zou zo een allerliefst jong mens niet in huffs genomen hebben, in zo een droevige omstandigheid? Wil ik u wat zeggen, mijnheer? al had ik geen rooie duit gekregen, ik zou 't even lief gedaan hebben ; ik heb ook kinderen ; en hoe blij zou ik zijn, als mijn kinderen in rood en verlegenheid brave mensen vonden! maar die ondeugende R . zal zijn loon wel krijgen . Ik : Gij spreekt wel ; gij verdient achting. Maar zou ik dat lieve Klaartje ook niet eens kunnen zien? gij ziet, ik weet van de geheimen . Z j (Z j lachte) : ieter, toe, ga eens even bij Krijnbaas, en vraag, of Klaartje hier niet eens kan komen ; maar je moet niets van dezen heer zeggen .
( ieter ging op een d raf, en in een kwartier kwam h j met Klaar je terug .) Ik : Wel, dag schoon kind, ik moet u de groetenis doer van zekere jonge
juffrouw, die zeer verlangt om u eens bij haar to zien . Klaartje : Zo, mijnheer ; wel, ik zou gaarne eens gekomen zijn, maar ik durfde niet om mijn vader ; die moet er niet achter komen, of't zou er 340
bedroefd uitzien .'t Heerschap jaagde hem heen, en was zouden wij dan? 1k : Gij hebt gelijk. ( nderwjl was moeder haar man gaan roepen, die nu ook
bij ons kwam ; een ordentljk man, dunks m j .)
Z j : Zie, mijnheer, ik heb vader zo eens een woord gezeid, maar hem dunks ook, das wij wel zesdubbel beloond zijn . Hj : Ja, das denk ik, en zo ik de zonde niet ontzag, ik zou zo een deugemet, zo een verleider van jonge meisjes, kunnen kloppen, das hij 't opstaan vergat : das zou ik! (Hj zette z jn hoed in de ogen .) 1k : Hij en zijn snort verdienen niet beter ; maar laten wij van was anders praten : deze jonge vrienden zijn vrijster en vrijer? ieter : Ja, mijnheer, met God en met ere, en ik heb haar ook miserabel lief, ook Klaartje? (Klaarje kreeg een kleurje en zweeg.) 1k : En waarom gaat het huwelijk niet voort? Klaartje : Dat geloof ik, mijnheer, ik heb maar tweehonderd guldens van moeders en, en Albert-bags, kan niet mee geven ; de mensen hebben zeven kinders, en men kan zonder geld niets beginners . 1k : Wel, Albert-bags, als de jongelui nu in staat waren om zich to redden, zou het dan wel zijn? H j : Dubbel wel, want wij houwen maar ellendig veul van Klaartje ; ook wijf? 1k : Wel komaan . Zie naar een gelegenheid uit, en alsje op slag bent, laat het mij dan weten ; zie, hier is een beurs, daar genoeg in zal zijn om to beginners : daar, moeder, doe jij uitdeling en geef er zoveel van als gij goedvindt : gij zijt alien hupse mensen . De vrouw was verstomd, de man keek of hij zei : `droom ik, of waak ik?' en ieter omhelsde zijn meisje, uitschreeuwende : `nou ben je evel de mijne, nou word ik jouw man ;' en hij kuste haar of hij haar wilde opeten . `Nou,' zei hij, `ik ben op dien heer niet jaloers, geef hem een zoen voor zijn goedigheid .' Zij deed zo, met een ware eenvoudigheid, die mij aandeed. Na nog was pratens, ging ik terug, en kwam maarjuist van pas binnen. Ik twijfel niet, mijn liefde, of gij zult tevreden zijn met mijn wijze van doers. 0 was vindt men schone karakters onder zulke gemene lieden! Laten wij, zoveel wij kunnen, die toch wel doers . Nu zal mijn eerste bezoek bij uw tante zijn . En das lieve mens, 't welk gisteren bij u was, moet ik nader leren kennen . Dat is al Christelijke deugd! en hoewel't gezond oordeel wel eens voor een weinigje to ver getrokken ijver schijnt to wijken, dit is niets, daar de mening zo oprecht 34'
is, en het voordeel zo uitgebreid zijn kan. En nu, mijn liefde, bid ik u, das gij uw Edeling niet langer laat reikhalzen naar een geluk, das hij zo vurig wenst, en das hij met zo weinig geduld kan afwachten. Mijn zielsbeminde! gij hebt mijn koel, al to onverschillig karakter opgevijzeld tot die graad, die mij al mijn zedelijke en machinale verrichtingen met vuur, met deelneming, met vaardigheid en gemakkelijk doer uitoefenen . Liefde voor een waardig voorwerp veradelt de mens ; zij leidt ons daar, waar wij, in al was goed, was groot, was nuttig, was heilzaam is, voor ons en anderen, komen moeten.'t Words middernacht ; ik moet eindigen, om u niet ongehoorzaam to zijn . Wel dan, ik ga slapen . Rust zacht, mijn beste, en ontwaak, onder de bescherming des Algoeden. Eeuwig ben ik, Uwe
Edeling
isle Brief: de Heer Abraham Blankaart aan Mejuffrouw de Weduwe Willis Ge-eerde Vriendin! Al heb ik nul op request gekregen, daarom blijf ik evenwel dezelfde . Hoe, was? Zoudt gij mij tegen uw zin nemen? Wel nog mooier! Neen, vriendin ; ik heb u van harte gevraagd, dock het stond u vrij om mid of to wijzen : nu zal ik vast als een niets beduidend oud yrjer sterven . Want trouwen zal nu wel achterblijven. lk zal echter nog zoveel goeds in de wereld doen, als ik maar grijpen en vangen kan ; want zo maar het leven, das God de Heer mij geeft, met geld winnen en boekhouden to verpierewaaien, das was nooit to verantwoorden . Me dunks, das bet er schraaltjes moet uitzien, als een Christenmens in de oordeelsdag evel niet kan opnoemen, das zoiets de pijn waard is, zoals onze meeste rijke luidjes toch doen. Neen, ik hoop to kunnen zeggen : `Heer! ik ben, en das is niet to ontkennen, een zondig mens ; ik ben maar een oud vrijer ; maar ik heb zovele goeie mensen welgedaan, als ik maar belopen kon ; ik heb kwaden zoeken wijzer to maken ; ik heb niemand ooit hard gevallen, en ik deed dit zo alles omdat ik uw geboden 342
liefhad, en uit dankbaarheid, omdat ik zo gezegend op de wereld was' : zodat ik wil maar alleen zeggen, dat gij, waarde vriendin, mij niet tegen uw zin moat nemen . Ik ban dan eergisteren bij den heer Helmers geweest, zoals ik tegen u zei, dat ik doen zou. Hij woont daar als een klein prinsje, hoor! Ik dacht : kom! mijn blesje moat ook eens met bags uit ; zie,'t beast is mij zo lief als mijn Snap, zoals hat ook wel merken kan. Daar kwam ik als een hale sinjeur de plaats oprijden, maakte mijn paard aan een boom vast, en ging met Snap naar hat huffs . 1k : Uw dienaar, mijnheer Helmers! doer Abraham Blankaart u ook belet? maar mogelijk ben ik niet bij u bekend, en onbekend rnaakt onbemind. Hj : In persoon ken ik u niet, mijnheer, maar in karakter we! ; gij zijt hartelijk welkom ; waaraan ben ik dit aangenaam bezoek verplicht? 1k : Dat kan ik u voor de vuist en met weinige woorden zeggen . Ik kom nit vrijen om uws vriends dochter Letje : - maar, kijk niet zo op, niet voor mid . H j : Ik zal u met genoegen horen . 1k : Hebt gij den heer Willis gekend? Hij was niet gelukkig in zijn affaire . H j : Neen, maar ik heb een vriend gehad, die dit met hem, en even onverdiend, was : Letjes vader. 1k : Nu, althans, die man heeft een vrouw en twee kinderen nagelaten ; (en, toen zei ik zoveel goads van u, dat ik bet a niet zeggen mag .) Zion zoon is mijn gunsteling, een braaf, ijverigjongeling, bij den heer*** op 't kantoor, die hem als een vader bemint . En nu kwam ik bij u om eens to horen, of gig iets tegen een huwelijk tussen doze kinderen zoudt hebben? Zijn moeder zal u, zo gij hat bewilligt, nader verzoek doen : want zij bemint Letje, en zou graag zien, dat haar Willem hat meisje kreeg . Hy : Heeft Letje u niets gezegd van zekere brief? 1k : Geen woord . Zij weet ook niet, dat ik naar u toe ben . Zie, ik wilde eerst weten, hoe gij er over denkt . Gij zijt haar weldoener, zegt zij . H!! : Mijnheer Blankaart, Letje (dat ondervind ik opnieuw) heeft een zeer goad, eerlijk karakter . Haar vriendschap met juffrouw Burgerhart, haar inwonen bid de brave weduwe, hebben haar in weinige maanden ongelofelijk veal nuts gedaan . Ja, ik had een ander oogmerk met haar ; dock ik zal haar mijn weldaden niet ten koste van haar vrijheid en geluk toedelen . Indian zij mijn voorslag had kunnen aannemen,'t zou mid lief geweest zijn ; maar, zo zip liever den heer Willis heeft, mij is 't we! : ik moat u evenwel ook voor de vuist zeggen, dat Letje niet meer dan twin343
tigduizend guldens bezit : zoveel als haar broeder, daar ik zeer wel over voldaan ben : en indien Willis nu niets heeft, dan zie ik er niet door . 1k : En ik heel wel! God heeft mij gezegend, en ik ben maar een oud vrijer, die kind noch kraai in de wereld heeft. Kom, Helmers! Letje heeft mij zoveel van u verhaald, dat ik mag veronderstellen, dat gij nog wel iets doen zult voor haar. Ik zal voor Willis ook wat doen . Ik had altijd gemeend, als ik niet trouwde, mijn pupil mijn goed to maken, met zo wat legaten aan mijn oude bedienden ; maar zij doer een rijk huwelijk, en ik zeg : zie, Abraham Blankaart, gij moet geen water in de zee dragen, mijn vriend . Nu moeten er anderen wel van varen . ch God : het moet hier immers alles blijven ; en weldoen is de boodschap . Is dat zo niet, mijn goeie vriend? Hj : Gij doer mij aan, Blankaart . Geef mij uw vriendschap : ik denk evenals gij. 1k : Met al mijn hart ; nu, wat zegt gig? Hij : Ik sta de verkering toe ; ik bedank u voor de eer, die gij mij in deze aandoet ; ik zal tonen, dat ik uw achting niet onwaardig ben, en laat voorts alles aan uw bestiering over . Vervolgens vertelde hij mij met aandoening, dat Letje, nog zeer jong zijnde (nu, zij is nog maar drie-en-twintig jaar), een jeugdige liefde had opgeofferd aan haar vaders redelijk bevel ; en dat zij ook hiervoor moest beloond worden . Hij zei mij, dat haar broer een goede jongen was, daar wel wat van zou to maken zijn, zo hij in goede handen viel . Goed, zei ik, ik zal dat knaapje ook al in 't oog houden, en helpen waar ik kan en mag . Na de plaats doorgewandeld en op zijn oud vaderlands afscheid genomen to hebben, sprong ik to paard, en kwam, zo in mij zelf tierelierende, en zo vrolijk als een koning met Snap de stad in, at spoedig, en ging deze zitten schrijven . Ik ben met eerbied, Uw hartvriend,
Abraham Blankaart
344
158e Brief: Mejuffrouw Stijntje Doorzicht aan Mejuffrouw Sara Burgerhart Lieve Vriendin! Ik had dan het genoegen om u, en nog enige jonge harten aan het huffs van de vriendin Buigzaam to zien! Ik was bijna niet in staat om mijn inwendige vreugd to verbergen . -'t Was of ik in een zedelijke school was, daar men jonge mensen de eerste treden leerde zetten op de ware weg . Toen ik thuis kwam, moest ik zo betuigen voor den Heer : Nu weet ik,
dat bij u geen aanneming des persoons is, maar dat ieder, in wat staat of rang in wat kleding (zo die de betamel jkheid maar niet kwetst), die de gerechtigheid liefheeft, u aangenaam is? Ja, ik voel zo een zielenliefde voor de vriendin Buigzaam. In haar zie ik zo Maria en Martha verenigd. In Letje is een ge-
trouw zaad gevallen : de Heer geve, dat het door de wereldse beslommeringen maar niet verstikken moge! Niet, hartje, dat men de kinderen van Jezus alle speelgoedje moet onthouden ; maar 't moet binnen de palen van uitspanninkjes zo blijven . ch, zij laten het van zelf wel varen, als zij maagden, vrouwen en moeders in den Heer worden . En daar is dat zoetaardige Lotje, die moet niet verstoten worden ; zij is een kind in 't verstand, maar ook in allerlei boosheid . Ja, Stijntje, zei ik zo in mijzelf, als ik haar zo eenvoudig zag zitten breien, gij moet in onschuld dit kind gelijk worden, of gij kunt in 't Rijk Gods niet ingaan. Maar, gij, mijn jonge vriendin, hebt vijf talenten ontvangen, en de Heer gaf u de gewilligheid om die tot winst uit to zetten. 0 mijn hartje, gij kunt nog zoveel goeds doen. En uw bruidegom is een Timotheus, die de begeerlijkheden der jonkheid vliedt, in wien het oprecht geloof woont . 0! zo de lieveJohannes eens aan hem schreef, hij zou zeggen : ik schrijf u, jongelin~ want g j hebt de wereld overwonnen . Ik spreek uit ondervinding . De godsdienstige Edeling is bij mij geweest, maar zoals hij zich omtrent uw tante gedroeg, o vriendin, dat was het werkend Christendom! uw tante weende bitterlijk . Nu ziet gij wel, dat de Heer, niet woont in 't water, noch in 't vuur, gelijk er in het oude verbond staat : dat is, niet in al dat getier en gebaar van dat zogenaamde bekeringswerk ; maar dat God woont in een ootmoedig gezuiverd, en hem geheiligd hart ; zo is het ook met uw bruidegom . Ik ben niet onder de rijken deter stad ; maar ik heb overvloed voor mij, 345
en kan nog was mededelen ; en zo uw tante niets had, en bij mij de vlucht nam, ik zou haar gaarne van 't mijne geven . Maar nu gij en uw vriend rijk zijt in goederen, rijk in genade, en dus ook rijk in goede werken, zou het in mij een dwaze trotsheid zijn, geen gebruik to willen maken van 't geen uw beider liefderijke harten mij aanbieden : en nu kan ik mijn stille liefdadigheid blijven beoefenen. Terwijl ik deze zo zat to schrijven, kwam de heer Blankaart in mijn huisje . Uw tante was danig ontsteld . Hij bestrafte haar als Johannes de Dooper, en troostte haar als Johannes de lieveling des Heren . Zij viel in de schuld, bekende das zij u zeer onrechtvaardig behandeld had en u in gevaar gebracht om op de doolweg to taken . `Nu, zei hij, Santje, leer nu beter toezien ; er zijn zoals ik u duizendmaal zei, hele ondeugende fielten onder das fijne goedje . Jouw duivel was gierigheid, kind, die moest uitgedreven worden ; zoals de Schrift zegt,gierigheid is de wortel van alle kwaad . Zie, hadt gij nu van uw geld arme sukkels meegedeeld, maar neen, er mocht geen duit af, zo't niet voor das yolk was . Nu't schaadt je niet ; zo je jou nu nog maar bekeert, zal't alles wel lukken : hoot, ouwe kennis, ik begrijp niet, hoe ofje zo in die hoop verward geraakt zijt . Gij placht to wezen als alle andere deftige burgers ; maar seders das je bekeert bent, zit je to zuchten en to stenen, das de Duivel in zijn vuist lacht, omdat je het bij onzen lieven Heer zo wel niet hebt als bij hem . Denk jij, das onze Hemelse Vader, die uit liefde en met blijmoedigheid wil gediend zijn, het scheelt, of gij u als eengrauwe rnunnik toetakelt, en er uitziet, ofje uit het zottenhuis kwaamtt das je das kostelijk aangezicht wegmoffelt in een malle muss? Niet das ik wil, das gij u optooit als een kleuter ; maar kleed u zoals Stijntje ; zo een samaartje staat immers net en ordentlijk, en het kuifje zindelijk en zedig? Zij ziet er ook zo blijmoedig uit, das men niet behoeft to vragen, of zij zich in de dienst haars Gods wel bevindt en vrolijk leeft in den Heer . Nu, zalig zjn z/ die zich beteren . Wat uw bestaan aangaat, zorg daar niet voor . Uw lieve, brave nicht heeft mij gebeden om u uit het hare to mogen onderhouden ; en ik zou haar niet half zo lief hebben, zo zij niet zowel kon goed doen, als vergeven . Zie das is ook een Christelijke plicht . En wij hebben alien nog zoveel to doen, eer wij waarlijk Christenen zijn, ik vooral, das het ons niet voegt onvergefelijk to zijn. En jij en ik, Santje, mogen bij Stijntje nog wel een lesje halen .' Vriend Blankaart, zei ik, ik vind gedurig stoffe, om mij to vernederen voor de Heer ; laten wij liever elkander leren en opbouwen in het goede werk. De Heer zelf moet ons leren en zo does hij ook in het woord der 346
waarheid . `Das is recht,' zeide hij : `maar wij doen heel anders, wij verlaten de springader des levendigen waters, en houwen ons zelf gebroken bakken uit ; zie, ik lees alle daag in Gods woord, en hou mij niet op met uitleggingen, die ik niet nodig heb om het to verstaan, voor zoverre het mij raakt als een Christenmens wil ik spreken . Wat kan mij 't schelen, of in zo een tekst van den Gog en den Mago~ ofvan Constantjn den Groten gesproken words? lk wil Bjbels, ik wil practicaal horen preken. Daar liep ik voorleden Zondag zo eens in de Meniste Kerk bij de Toren ; er werd over de bekering gepredikt :'t was zo fraai, das ik ging zitten, en luisterde als een vink. Wel, Stijntje, ik ben nu zuiver rechtzinnig, maar waarlijk, ik kon amen op alles zeggen ; en ik zei het ook in mijzelf. Sticht das niet beter, dan das ik hoor zagen, en kauwen en klungelen over Adrons baard? en er dan nog toepassingen bij to krijgen, die spotvogels stof leveren, maar die verstandige en vrome mensen met versmading overdenken? Toepassingen, die onze jonge Nazireers wel achterweeg mogen laten zo zij willen winnen, en die mij danig ergeren, omdat zij mij doen lachen .' Toen ging de vriend Blankaart heen, en ik zei in mij zelf: dit is een Israeliet, in wiegeen bedrog is. En nu hartje, moet ik u nog zegenende zegenen : God
geve u een Jozua's besluit,* was ook anderen doen, wj en ons huffs zullen den Heer dienen . - Groet uw bruidegom, groet de vriendin Buigzaam en de jonge vriendinnen, en neem mij in liefde aan . l k ben,
Uw ware Vriendin,
Stan je Doorzicht
IS9e Brief: Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuffrouw de Weduwe Willis Hoogst-geeerde Vriendin! Nu kan ik mijn droevige dagen vergeten : ik ben gelukkig, gelukkig in mijzelve, in mijn vrienden, en een der waardigste vrouwen vereert mij met allerbizonderste vriendschap als een der kostelijkste geschenken, die ik immer van de Voorzienigheid ontvangen heb . Zij geve, das wij nog enige tijd hier to zamen mogen leven om ons meer voor to bereiden 347
voor de grote standsverwisseling, om onze jonge liefdn nuttig to zijn, om alle mensen wel to doen . Uw liefde voor Letje doer haar zeer veel eer, maar zip is die waardig en zal die gedurig meet waardig worden . Zij bemint uw zoon, kept dus zijn waarde, dit geeft mij zeer voordelige denkbeelden van haar verstand . Saartje had haar voorbereid, om hem met onderscheiding to beschouwen, en placht, half ernstig, half spottende, to zeggen : `mijn Willem geef ik aan niemand dan aan mijn Letje .' Ik heb met haar niets over hem gesproken ; ik moet eerst zien, of uw zoons hart los genoeg is van zijn eerste beminde, om Letje met liefde to kunnen beschouwen . Indien dit zo zij, dan is juffrouw Brunier alto geschikt om uwen zoon, als juffrouw Burgerhart om Edeling gelukkig to maken . Letje is minder levendig dan Saartje, heeft ook veel minder vernuft, maar een gezond oordeel en is met een zacht woord to leiden . Zij heeft geen hele sterke neigingen tot iets, was ook ; en zo zij iets to doen heeft, zal zij das eenparig volvoeren, zonder het om uitspanning neer to leggen . Letjes karakter is eenparig goed . Saartjes is groot, edel, was romanesk ; maar het kan zo goed, zo eenparig goed worden als Letjes . Beiden hebben zij de sterkste afkeer van het onbetamelijke, dock zij moeten in goede handen zijn om zo goed to blijven als zij zijn, ja, om nog veel beter to worden . Naarmate de trouwdag nadert, words Burgerhartje denkender : zij heeft wel eens vochtige ogen . Ik zal u een discours, met haar deze avond gehouden, mededelen. 1k : Zijt ge niet wel, liefde? gij zijt zo stil, zo statig,'t is of al de vreugd er uit is. Z y : Ik ben zeer wel, en zeer vergenoegd, maar ik ben, 't is waar, was peinsachtig . Hemel! nog maar weinige dagen, en 1k (Haar invallende) : En gij zijt de vrouw van een onzer beste, beminnelijkste jongelieden ; van een man, die u bemint als zijn eigen leven . ntrust u dit vooruitzicht ? Z j : Ja en neen! ik weet het zelve niet : (z/ omhelsde mj tederl jle) en u to moeten verlaten, nu ik alle ogenblikken uw lessen zal nodig hebben, u, die ik onder alle vrouwen het meest bemin en waardeer! och, ik kan, ik kan daar niet aan denken . Mocht ik onder uw oog de zorgelijke huwelijksheuvel opwandelen, dan zou ik meet moeds hebben! 0! ik ken mijn zwakheden : ik vrees voor het vermogen, das ik op het hart mijns Edelings heb ; ik vrees, das mijn schertserij hem wel eens zal dringen om verkiezingen in to volgen, die ik nog geheel moet afleren . 348
1k : Does gij uzelve geen ongelijk? Zoudt gij u ooit van uw invloed op
uw man willen bedienen om u vrijheden to bezorgen, die gij zelve niet goedkeurt? Zy : Zolang ik denk, neen ; maar ik vrees, das ik niet altijd zo denken zal! Een lichtzinnig ogenblik! en wie is daarvoor beveiligd? 1k : Komaan, liefde, ik zal u eens een raad geven, die ik u niet zou geven, indien ik niet verzekerd ware, das gij een edelmoedig karakter hebt . Eerst nog : trouwt gij Edeling alleen uit liefde, uit een personeel behagen in hem, of omdat gij besluit, das dit huwelijk voor u best is? Zy : Ik trouw Edeling uit liefde, uit personeel behagen, uit overweging, das dit zo best is ; en ik acht geen man in de wereld zo hoog als hem . Met een woord, ik verkies mijn besten vriend tot mijn man. 1k : Deze bekentenis doer u eer aan! Daar dit nu alles zo is, en daar gij overtuigd zijt, das hij u met tederheid bemint, uw waardij kept en erkent ; daar gij zulke goede beginsels hebt ; daar gij uzelve, zeer verstandig wantrouwt ; waarvoor zijt gij dan bekommerd? Z y : Voor hersenbeelden, die mijn eigen dwaasheid mij aan de hand geeft. Dan denk ik eens : zal zijn liefde duurzaam, zal zijn achting bestendig zijn? Zal ik den toegevenden vriend in den ernstigen echtgenoot behouden? Zullen onze humeuren wel genoeg harmonieren? zal hij geduld met mij hebben, als hij kan bevelen? Hoe zal die inwoning bij zijn vader gaan? Ben ik een meisje, das een redeloos ik wil het zo kan eerbiedigen? Zal ik kunnen dulden, das mijn lieve, verstandige man begrouwd, of als een jongen behandeld words? Wat zal ik met zo een vader aanvangen, die, met al zijn goede hoedanigheden, de liefde zijner eigen kinderen nooit heeft weten to winnen? Mijn humeur weet gij, is met moeilijk : maar weet gij, waartoe verdriet mij zou brengen? 1k : Ja! gij zult of ziek worden en wegkwijnen ; of gij zult gemelijk en stout worden . Z j : Sloof ik mij dan niet kostelijk uit ? Met dit alles had ik niets to maken, zo ik bij u bleef. Hoeveel zet ik op de huwelijkskaart? en was trek ik, zo het al ten beste loops? Een grote drukte, beslommering, en een huffs vol zorg. 1k : Gij vergeet iets, en das is ook nog al zo iets ; veel of weinig, 't moet er toch bij opgenoemd . Z j : En was, zo het u blieft ? 1k : Hoeveel gij ook, om uw uitdrukking to gebruiken, op de huweljkskaart zet, gij doer winst . `t Is waar, gij words fnaar meesteresse van zijn 349
hart ; gij komt maar onder de bescherming van uw besten vriend. Evenwel, dit is nog al zo lets, liefde . Z/ : (zjglimlachte :) : Nu hebt gij mij aardig beet . Laat ik er u een kus voor geven. 1k : In ernst, mijn Burgerhartje, zo gij inderdaad (en daar ben ik voor mij zeer van verzekerd), de huwelijksweg inslaat met het zuiver voornemen om uw plicht to doen, dan zult gij zo gelukkig zijn met uw man, als men aan deze zijde des grafs ooit worden kan . Gij verliest niets ; al de winst is zowel aan uw, als aan zijn zijde, dewijl gij maar een belang hebt . Ik wil u niet verzekeren, dat al uw dagen schone zomerdagen zijn zullen : er zijn vele, niet eens noemenswaardige, voorvallen die ongenoegen kunnen veroorzaken. Een kleine ongesteldheid, een onaangename ontmoeting, een weinig hoofdpijn, maken de redelijkste mensen wel eens wat luimig . Hiervoor is uw Edeling zomin beveiligd als een ander ; daarbij komt nog, dat hij zeer vele affaires heeft . Zo ik nu lets op u vermag, gebruik in al zulke beuzelingen uw verstand . Laat uw vernuft hem dan doen lachen! Kijk niet statig, als hij al to weinig met u schijnt op to hebben ; dit brengt wel eens verwijtingen en grote verdrietelijkheden voort. Begrijp, dat, als lets moet gedecideerd worden, uw man de concluderende stem heeft . ledere vrouw, die een man van verstand en van een gevoelig hart trouwt, begrijpt, dat zij dit recht aan hem moet afstaan ; dock zij zal bij de uitkomst zien, dat in deze ook alweer haar plicht haar geluk is. Zy : Ik bedank u voor uw raad . Ik zal die altoos in acht nemen . Beloof mid maar lets . 1k : Wat, mijn kind, moet dat zijn? Z y : Dat gij mij, zodra gij ziet, dat ik niet wel doe, mij dat herinnert ; met een woord, waak over al mijn schreden . Ik weet het, dat ik u eerlang zal moeten verlaten. Ik kan mijn tranen niet weerhouden, als ik denk, dat ik u alle daag niet zien zal, dat ik u niet ten gedurigen voorbeeld hebben zal! en ik ben nog zo jong . . . kom in een vreemde familie . (Z!j was zeer
bedroefd.)
1k : Mijn allerliefste meisje, alles, wat ik voor u doen kan, zal ik doen ; ik zal mij het vertrouwen, dat gij in mij stelt, waardig maken . lets moet ik u nog vragen : hoe meent gij uw levenswijs in to richten? Zij : Zo, dat ik mij durf vleien met uw, en met der waarde juffrouw Willis goedkeuring. Ik meen in mijn mans huffs en in zijn gezelschap datgene to vinden, 't welk ik elders to vergeefs zocht - vreugd en genoegen. Ik 350
meen mijn zalige moeders voorbeeld to volgen, de huishoudster towel als de vrouw, en, als ik kindertjes heb, geheel moeder to zijn . Ik meen geen saletten, geen speelpartijen to houden ; maar mijn gezelschap zal bestaan uit de familie van mijn man, die van juffrouw Willis, van mijn lieyen voogd en van nog iemand. Kunt gij raden van wie ? 1k : Mogelijk van de weduwe Buigzaam ; wat weet ik het zo netjes, liefste? Z j : Ja, van u, o dierbaarste vriendin! Wij zullen kleine concertjes hebben ; wij zullen, als't ons in 't hoofd komt, eens een uurtje omberen ; wij zullen zelden uitlopen, zo er niet een heerlijk muziek, of een schoon treurspel to horen is . Wij zullen naar vader Edelings buiten gaan, zodra 't mogelijk is, en wij zullen God alle avonden danken voor gelukzaligheden, die wij genieten en aan anderen uitdelen . Wij zullen lezen en onze handwerken beijveren, en de levensdag zal om zijn, eer wij er aan denken. Dan gaan wij, de een wat vroeger, de andere wat later, weltevreden, van het levensfeest, naar de stille graven, en slapen, totdat de dag der eeuwigheid aanbreekt . Is het Young niet, die zich zo uitdrukt? 1k : God zegen uw voornemens, en gene, dat wij ons, door een heilig leven, voorbereiden tot een staat, waartoe hij ons geschapen heeft, die der kennis en des volmaakte geluks . Nu moet ik nog een ander woordje met u spreken . De heer Blankaart heeft mij verzocht om, schoon gij stil verkiest to trouwen, op de avond van uw echtverbintenis, hetzelfde gezelschap to zien, als toen gij verjaardet .Ik denk, dat gij daar niets tegen hebt? Z / : Niets. Schik dit alles zoals gij wilt. 1k : De oude heer Edeling is er sterk voor om aan zijn eigen huffs een grote partij to geven ; maar ik heb aan uw bruigom verzocht, dat dit acht dagen later mocht zijn. Dan kunt gij al die tijd nog hier blijven met uw man, en dan dient de partij meteen voor een welkomst in de familie en in uws vaders huffs. Z1 : Maar acht dagen! o mij! Ik : Ja, liefde, ik durfde niet meer bedingen ; 't zou zijn, dat gij geen genegenheid voor uw mans familie hadt ; en zulke opvattingen doen nimmer goede uitwerkens . Mijn eigen kamer zal zo lang de uwe zijn : ik zal die van Hartog gebruiken. Zj : Hoe zal ik uw liefde en zorg beantwoorden ? 1k : Door to geloven, dat ik u bemin als mijn dochter, en u van mijn raad to bedienen. Ziedaar, mejuffrouw, het gesprek . Hebben wij reden om een zeer goed 35'
huwelijk tegemoet to zien? Huiselijke bezigheden doen mij dus spoedig eindigen : ik had nog wat meet to melden ; dit flu mondeling, zo wij de gelegenheid maar hebben . Ik ben Uw hoogstachtende vriendin,
Maria Buigzaam
Wed. . Spilgoed
i6oe Brief: de Heer Cornelis Edeling aan Mejuffrouw Adriana Nijverhart Mijn allerkostelijkste kostelijkheid! Wat zegt gij flu van zo een woord? En 't is nog niet half zo mooi als ik het hebben wilde, als het dient om u to zeggen, dat gij mij alles in de wereld zijt. Laeh maar om mijn treurigheid! noem mij Ridden van de droevige figuur, omdat ik zo druilorende in de fourgon sprong, en u, al zuchtende, `nacht Jaantjehef,' een afscheidskus gaf. Raak ik eens aan het voogdiseren, Gut, meisje, word ik maar uw man . . . Nu moet ik dit zo wat passeren : Maar, poese Jaantje, wacht u dan! Dan zal mijn haan eerst koning kraaien ; Dan is 't met mij, je veux : ik wil . Dan zal het er verschrik'lijk waaien, En daarom hou u nu maar stil . Foei! dus een armen hals to plagen! 't Lijkt nergens na ; 't is geen fatsoen. En 'k zou dit alles maar verdragen? We!, dat mocht jou de drommel doen . He? wat zeg je van zulk rijmen? van zulke dreigementen! Is 't geen kerels-werk? Nu, liefstetje, nu is de gemelijke vlaag uitgegist, en ik zal zien, 352
met gezond mensenverstand to spreken, of (wilt gij) to schrijven . De goede heer Blankaart, daar gij zo smoorlijk op verliefd zijt, heeft mijn vader weten to bekouten om een stouten jongen, die zo maar op een meisje zonder geld, en dat nog wel op zijn eigen houtje, verlieven durfde, dit to vergeven, op zijn schuldbekentenis, en belofte, dat het nooit meer gebeuren zou. Ik denk, dat ik geen gevaar loop van deze belofte to verbreken, want zo ik niet van liefde sterf om u, zou het toch zo zijn, als gij er niet meer waart . Mijn broer Hendrik (even of ik er nog zo een paar voor 't breken had), nu, mijn broer Hendrik heeft zich zo voor ons geweerd, dat papa wel zag, hoe eensgezind zijn zonen, ook in 't stuk der liefde, zijn . En nu moet ik to bruiloft! ja, zeker, en dat zonder u, wel, dat ziet er plezierig voor mij uit. Daar zal ik dan alleen zitten kijken en gapen, terwijl Heintje en Saartje, Willis en Letje, de proponent Smit en juffrouw Willis, met elkander zitten to praten en to liefkozen . Zeg aan uw lieve moeder, dat ik recht kwaadaardig op haar ben, omdat zij nu juist begrijpt om de anderdaagse koorts to krijgen . Wel, anders zou ik je daar, als de Vorst van Thoren, hebben aangestapt, met een meisje als een engeltje ; ik zou, met de borst vooruit, de hoed onder de arm, en met een bakkes, dat zei : `schrik van meisjes! heren! u hebben in de koets geleid . Ik zou het gewaagd hebben, vader zelf to doen lachen, en u de schuld gegeven. Wij zouden het bal geopend en gesloten, ja, wat niet al gedaan hebben? En nu zal ik daar, als zo een klos van een jongen, zonder meisje zitten . Ik zou mij aan mijzelf zo vergrijpen kunnen . Toen ik uw brief kreeg, zei ik met Cato : This world was made for (Harry) Caesar . I'm weary of conjecture ; - this must end 'em . Ik stond ook sterk in beraad om mij maar to gaan verdrinken ; maar ik zag, dat ik mijn beste rok aan had - anders - oint de pardon . `En ik moet u alles schrijven .' Wel nog mooier! wat zal ik u schrijven, dan dat Heintje en zijn bruid zich nu wel inbeelden, dat het geluk bij hen thuis ligt, dat hij zo verliefd is als een kalf, en zij zo minzaam als mijn Jaantje ; dat de heer Blankaart geheel vreugd, geheel beschik-al is ; dat Willis en Letje zeer in hun knopjes zijn ; dat juffrouw Rien du Tout schijnt to zeggen : `Ja, dat is nu allemaal wel, maar Brunier praat meer met Edeling, dan met mij ;' dat de aanstaande zo zo, en zijn aanstaande hulp, in al wat recht en 353
billijk is, niet wijzer zijn dan 't hele rommelzootje ; en das de twee dames douairieres met stille vergenoeging, als wezens van een verhevener snort, alles aanzien . `En uw vader,' zegt gij? Welnu, mijn vader, was moest die? Vader is ook wel in zijn schik ; en men kan zien, das hij recht voldaan is over zijn : Fiat! (trouwen) . lk zal mij aan 't gehele gezelschap ook op een, das beken ik, verregaande wijs wreken, door aan hetzelve een ijselijk lang, droog mager bruiloftsvers voor to lezen. Alles gaat stil in 't werk : mijn aanstaande zuster verkiest das zo ; en zij heeft gelijk ook . Morgen is de dag, tot hun trouw bepaald. Wij zullen met ons twaalven zijn . l k heb zelf zoveel niet to doen, als een enig meisje of weduwe of to halen ; want de eerwaardige B . Smit komt in die namiddag, met de beide juffrouwen Willis . Willis vindt zijn Letje aan 't huffs van de bruid . Brunier heeft zich hier ook maar naast de belle to plaatsen. En Blankaart, geloof ik, das er hele dagen zit to praten . Nu zal ik deze nederleggen, totdat ik nieuwe stof krijg . De knoop is gelukkig gelegd : ik ben eens even thuis gekomen, om to zien, of er ook een brief van uw Majesteit Adriana de Eerste, was . Neen, geen briefl Nu, days weer een schreefje op de kerfstok! Ik ga zo vliegend weer naar 't huffs van mevrouw Buigzaam . 0 waarom, mijn Jaantje, zijt gij gisteren niet bij ons geweest? Niets ontbrak er aan mijn geluk, dan uw bijzijn! lk geloofniet, das men met meerder betamelijkheid, met meerder blijdschap, een partij als die van gisteren zou kunnen uitdenken en uitvoeren . Alles was naar de onmerkbare ordonnantie van mevrouw Buigzaam ; kan het dan anders zijn? Mijn brooder, weer gij, is een recht schoon man, en zijn bruid (of nu jonge vrouw), een bevalligheid, die nog moor bekoort dan hot schone zelf . Niemand van ons was eigenlijk opgeschikt ; alles was neglige.Wij geleken net een huisgezin. Hendrik was geheel liefde, geheel vreugd : de bruid minder levendig, dan anders, en men zag, das zij alleen uit beleefdheid medesprak. De vooravond word musicerend gesleten . De eerwaarde Smit was geen der minste spelers : maar mevrouw Buigzaam words niet geevenaard, ook niet van de jonge vrouw, en die speelt, zoals de heer Blankaart zegt, evenwel `kapitaal' . De eetzaal was gereed gemaakt om ons soupe to houden : hot overtrof nog hot verjarings-collation . Des heron Blankaart's knecht, die van vader, en die der weduwe dienden . Men had voor hen wol degelijk gezorgd, en Blankaart had de nude kinder354
meid van de bruid ook verzocht om mee in de vreugd to delen. (Van die nog een woord.) De twee weduwen werden door de twee oude heren op haar plaatsen geleid ; en zodra de getrouwden gezeten waren, voegden wij ons er bij. op het dessert heb ik mij ook gewroken, dock zij hebben mij, door hun verdriet to verbergen, onder een vriendelijke lack, deerlijk teleurgesteld . Ik zal het vod zelf hierin sluiten .'t Zal u mogelijk tot een zoet rustmiddeltje dienen, en gevolgelijk nog ergens goed voor zijn . Toen men vervolgens zat to praten over die kostelijke niet-met-alien, die onder goede vrienden zo aangenaam zijn, zei mijn vader : `Kom, een glaasje van gelukwensing .' `Welkom,' vervolgde hij met een zeer ernstig, vriendelijk gelaat, daar zijn eerlijk hart in uitscheen, `welkom, lieve dochter, in mijn familie . Nooit moet gij u de dag beklagen, die u in dezelve brengt ; ik althans zal een goed vader omtrent u zijn : gig zijt het waardig . Geluk, mijn zoon, met uw vrouw, wees een zo goed man, als gij een zoon, een broeder, een meester waart, en gij zult uw vrouw dierbaar blijven . En gij, Cornelis, (tegen mij) geluk, jongen, met uw zuster : als gij trouwt, zal ik evenzeer in mijn schik zijn als nu : gij zijt beiden mijn kinderen. Mijnheer Blankaart, geluk met deze verbintenis, dat wij beiden nog lang getuigen zijn van het heil, dat mijn vaderlijk hart van den almachtigen God afsmeekt .' Hij kon niets meer zeggen, maar bong tegen het gehele gezelschap, en em vielen tranen Tangs zijn wangen . De bruid stond op, omhelsde hem ; hij kuste haar! maar niemand sprak : alien droogden wij onze ogen af. Hendrik (om wat afwending to maken), vroeg aan 't gezelschap, of men hem toestond om de gewezen kindermeid der bruid binnen to verzoeken? Niets liever! Daarop kreeg ik mijn hoed en handschoenen, en marcheerde naar de keuken om het ouwe schaap, dat in haar beste Zondagse plunje was, en stiff stond van de gouden ringen, in to leiden. `Aanstaande zuster,' zei ik met mijn hoed onder de arm, en ieternelletje zeer eerbiedig aan de hand, `daar heb ik mijn vrijster, die gaarne de eer had, om bij u haar compliment van felicitatie of to leggen .' De bruid trok haar stoel wat uit, en gaf de vrome, eenvoudige ieternel gelegenheid om zich to laten bekijken . `Wel, Goddank,' zei ze, `dat ouwe ieternel haar jongejuffrouws trouwdag nog beleven mocht. Heden, juffrouw, je bent krek al eens als je lieve moeder, toen die trouwde . Nietwaar, mijnheer Blankaart? En toen was mijnheer Blankaart even zo kluchtig als deze mijnheer . Nu, mijnheer en juffrouw, ik wens je evenwel van harte zegen ; och, mijnheer Edeling, je krijgt zulk 355
een lief meisje ; ze het ouwe ieternel nooit een onvertogen woord gegeven ;'t was een lief hartje van een kind, en ik was zo mal met haar, dat, als zij tandjes kreeg, of zo, ik mij tot water huilde ; nietwaar, mijnheer Blankaart?' En toen gaf zij de bruid en bruigom een kus, die klonk als een klok . De overige bedienden werden binnengescheld ; de heer Blankaart overeind rijzende, nam een schoon tafelbord, waarop zes verzegelde kleine pakjes lagen . `flier, kinderen,' zei hij tegen de bedienden, `daar is voor u elk een gedachtenis van dit huwelijk . Gelijke monniken, gelijke kappen : Abraham Blankaart kan, en wil ook wel, Goddank! wat missen .' Hij gaf elk een pakje, en zij gingen in de keuken zich vrolijk maken . `Vrienden,' zei de brave man, `zie, ik ben, wil ik spreken, maar een oude vrijer, ik heb kind noch kraai, en God de Heer heeft mid boven al mijn begeerten gezegend ; ik weet, 't is waar, niet wat het vaderlijke hart is ; maar dit lieve bruidje is de waardige dochter van een man, dien ik mij ten vriend had uitgekozen ; zij is onder mijn ogen opgegroeid ; duizendmaal zat zij op mijn schoot met mij to snappen, of haar poppen to kleden (want ik ben een rechte kinder-gek) zodat ik maar zeggen wil, dat dit de gelukkigste dag van mijn leven is, en dat ik nu niets meer van God to wensen heb, dan dat ik en alle brave mensen gelukkig zijn .' nze Domine besloot, op 't verzoek der oude heren, dit vriendenmaal met een dankzegging, die ons de hoogste denkbeelden gaf van zijn godvruchtig hart en zijn menslievende card . Den eerwaardigen jongeling rolden de tranen op de samengeslagen handen . Zijn stem was zielroerend, alles was diepe aandacht. De heer Blankaart fluisterde mij in 't oor, dat wij moesten dansen . Willem en ik haalden twee violen . Een gaf ik er aan mijn vader : `Jongen,' zei hij, `ik doe er niet meer aan! lk vrees, dat het gebrekkig zijn zal .' Evenwel, de vreugd, die zijn hart overstroomde, deed hem die aannemen ; ik bond er den heer Smit ook een, die, zonder enige kwalijk geplaatste verontschuldiging zei : `lk zou dit fatsoenlijk gezelschap oneer aandoen, indien ik mij onttrok om het mijne tot een zo billijke vreugd bij to dragen . Wij zijn onder de roos .' De heer Blankaart haalde de bruid op . Zij danste niet wel, niet zo wel, meen ik, als zij 't anders kan, en zij verzocht hem om geexcuseerd to zijn . Toen moest Letje en Willem op de baan ; beiden toonden, dacht mij, dat zij elkander wilden behagen . Brunier was onvermoeid, en gij weet, ik val ook niet heel vies van een capriooltje . Eens haalde ik mevrouw Buigzaam, en danste met haar een zeer statig menuet ; trouwens, allen waren in de goede smack . Na een uur dus door356
gebracht to hebben, verdwenen mevrouw Buigzaam en het bruidje . Hendrik bleef nog in de kamer, dock ik geloof, das wij alleen zijn uitwendige tegenwoordigheid hadden . De beide oude heren gaven hem de hand . De weduwe kwam niet terug, voor mijn broeder insgelijks weg was ; de vreugd ging haar gang ; ten drie ure waren de koetsen gereed : elk nam even vrolijk, minzaam en even vriendelijk afscheid, en ging naar zijn eigen huffs . Voor ik ga zien, of de jongelieden al bij de hand zijn, sluit ik deze . Indien ik enigszins kan, kom ik in 't laatst van deze week ; ik heb u wel honderd millioenen taken to zeggen, (nu, das kan je wel denken) ;'t is, of ik u in geen eeuw of twintig gezien heb . Mijn vader is nu zo minzaam, als altoos welmenend eerlijk : en nu durven wij hem beminnen . Blankaart doer u hartelijk groeten, zo doen al de vrienden, vriendinnen en goede bekenden, en ik omhels u, met een hart, stikkend vol liefde. Maak mijn compliment aan uw waarde ouders en aan de kleine familie . Altoos ben ik Uw C . Edeling
.S . Het vers gaat hierbij. Bruiloftsvers
Mijn vrienden, kan 't er effen door, Leent dan een rechtsgeleerde een ogenblik gehoor : Dat hij zijn plicht verzuimt, zult gij nooit van hem horen ; Hij heeft dees bruiloftzaal ter pleitzale uitverkoren ; Hij offers zijn beroep niet op aan zijn vermaak : Hij spreekt als advocaat ; het pleiten is zijn zaak . Het bruiloftsdicht, zo stout beledigd, Words hier door mij met ernst verdedigd . Heer Neuswijs schreeuwt : `dit dicht is afgezongen stof ; Wat kan onze aandacht daar in vinden, Dan leugentaal, dan dwaze lof? De bruidegom is wijs ; de bruid is schoon ; de vrienden Zijn wond'ren van verstand en deugd ; Dien tang heugt ieder mens, die 's werelds schepping heugt . 357
Hij werd op Samsons maal in raadselen gezongen : Ja, dit gebruik is door alle eeuwen doorgedrongen ; En trouwt er iemand hier ter stee, Men zings, zo als men oudtijds dee .' Ziedaar, zeer veel gezegd, maar, als men 't wel berekent, Is 't van das wind'rig veel, das bijna niets betekent . Elk volgt zijn eigen denkenswijs, Gelijk het heerlijk vers, in Milton's aradijs, f das, das Samson zong met zijne hilistijnen, Naar das ik heden zing? of 't Liedje van Klaas Rijnen? Zong Vondel van de echt, als Hoofs? zong Hubert oot Als Bruin of Langendijk, Ridderus als de Groot? Bestaat nu het vernuft in 't zeldzaam woordenspelen? In Ketting-verzen, in Kreeft-dichten, in Rondelen! Ging 't nu, zo als het oudtijds ging, Ik zinspeelde op de naam mijns broeders Edeling ; p die van Burgerhart ; was sprak ik fraaie dingen, Van burgers Burgerhart en edele Edelingen! Waartoe dan das geschemp, o Neuswijs, Midas zoon! `Elk bruidegom is wijs, en iedere bruid is schoon .' Dees waarheid rust op de ondervinding. o Neuswijs, uwe haat veroorzaakt dees verblinding! Wat stelt de schoonheid meer in een bevallig licht, Dan liefde en blijdschap in een maagdelijk aangezicht? En words er ooit een paar verbonden, Daar liefde en blijdschap bij de bruid niet words gevonden ? Hij 's wijs, die, ter bestemder uur, De zoete wet volgt der natuur : Geen bruidegom, werd hij niet door natuur gedreven, Zou zich ooit in de echt begeven : De bruigom is dus wijs ; ja, schoon is ied're bruid, En Neuswijs is een gek, of, hoe zegt Cats? een kluit, f zij die gaven voor of na het huwelijk missen, Dat moet ik heden niet beslissen, Ik heb, dit was mijn zaak, zoals ik heb gezeid, Het lieve bruiloftsdicht van leugen vrij gepleit . 358
Doch, daar partij bestaat, de goede bruiloftsgasten Zo onbehouwen aan to tasten ; Daar hij de dichter vleier noemt, Als die 't verstand, de deugd dier hupse mensen roemt, Moet ik nogmaals ten strijde treden : 'k Moet hun verstand en deugd bewijzen door mijn reden En dit, zoals men klaar zal zien, Kan waarlijk spelende geschien . Betoont hij geen verstand, die zich niet wil verzetten, Ja stil berust, in 't geen hij toch niet kan beletten? Geeft hij geen blijk van zijne deugd, Die in de vrolijkheid van and'ren zich verheugt? En, of na 't bruiloftsfeest, bij 't grootst getal der vrinden ; Van dit verstand, dees deugd zeer weinig waar' to vinden ; De dichter spreekt hen hier als feestgenoten aan, En met de bruiloft is zijn lofspraak ook gedaan. Men kroon' nu vrij mijn hoofd met eeuwige laurieren ; 1k mocht als advocaat op Neuswijs zegevieren ; Wie is 't, die hier jets tegen heeft? 'k Beroep me op eigenmin, die dit getuignis geeft . Ziedaar, nu staat het vrij, o roem der Edelingen, m van u, en uw bruid, plichtmatig op to zingen . Maar 'k zie, dat Blankaart geeuwt, mijn goede vader slaapt ; Co kijkt hoe laat 't is, de hupse Willis gaapt ; Het snoepig bruidje lacht ; de bruidegom ziet statig. En schoon de eerwaarde zwijgt, hid vindt mid veel to pratig . Dat ziet er kostlijk uit! o stond mij 't spreken vrij, Wat zou ik hier een moois doen horen! o Schatten des vernufts, nu, schoon 't mij smartlijk zij, Zijt gij ten enenmaal verloren! Verloren? neen! 'k zal u bewaren voor mijn echt. Dan zeg ik alles, 't geen ik nu liefst had gezegd . Geduld of geen geduld, ik moet mijn goede mensen Het lieve jonge paar toch alle zegen wensen : Gezondheid, overvloed, genoegen, liefde, vreugd . 359
Wat meerr last ik mij eens bedenken : Wat kon de Hemel meerder schenken? Wat geven meer Natuur en deugd? Een huffs vol kindertjens die net als roosjes groeien, En 't Edelingse huffs doen bloeien ; Waaraan ik, als hun oom, nog vreugd beleven mag : En komt op 't laatst eens de oude dag U noden tot een ander leven ? Dan word', beminde twee, Indien 't u gaat naar mijn bee, U 't allerhoogst geluk, dat eeuwig duurt, gegeven .
i6ie Brief Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuifrouw de Weduwe Willis Dierbare Vriendin! Ziedaar dan onze lieve Burgerhart in een veilige haven! De indrukken, die zij heeft, van de plichten, die nu op haar wachten, zijn zo sterk, dat zij haar grote levendigheid matigen : zo werden wij dan versterkt in de gedachten, die wij van haar karakter vormden . De woelachtige huishouding, die ik thans heb, laat mij niet toe met u, mijn vriendin, zo vertrouwelijk to spreken, als wij beiden wensen ; ik zal daarom uw nieuwsgierigheid met de pen voldoen . Het lieve meisje had mij verzocht, dat ik haar alleen en onopgemerkt, naar haar kamer zou leiden. Ik deed dit ; de bruidegom bleef nog bij 't gezelschap . Ik hielp haar uitkleden. Zij bedankte mij nog duizendmaal voor alles, niets uitgezonderd ; zij beval zich nogmaals in mijn moederlijke liefde ; zij kuste mij, en zei, dat het scheiden van mij haar smartelijker vie!, dan ik denken kon. Voor ik kon antwoorden, tikte de heer Edeling aan de kamer ; ik liet hem in. Zij zag er in haar nachtgewaad nog veel bekoorlijker uit, dan a!s een bruid opgesierd . Nooit zag ik zoveel liefde en achting in een man ; hoe opgetogen over zijn geluk, was hij echter zo zedig als bescheiden. Zijn ogen dreven van liefde en vreugd ; hij sloeg zijn armen om ons beiden, zag haar ernstig aan, zei, nu zit gj de mine! en zijn hoofd zeeg op 360
haar arm neder : `Ja,' zeide zij, `ik ben de uwe ; ik roem in mijn keuze . lk zal mess moedwillig verzuimen, wat in staat is, om uw dierbaar hart aan mij gehecht to houden ; om u zo gelukkig to maken als gij mij maken zult. Mijn liefde voor u is gegrond op de kennis die ik van uw karakter heb . Ik ken den waardigen man, die mij in zijn bescherming neemt .' Zij omhelsde hem . Hij kon niet spreken .1k kuste beiden goede nacht, sloot de kamer achter mij toe, en begaf mij weder naar 't gezelschap . Deze ochtend kwam de jonge man bij mij . Nooit was hij zo behagelijk : enkel vreugd! lk ging in de kamer, en vond het vrouwtje bezig met zich aan to kleden . Zij vloog naar mij toe ; een zekere verwarring in haar gelaat! . . . 0! Zij zag er bekoorlijk uit . Zij spreekt zeer weinig, is geheel zachtheid, en Edeling heeft een mooie vrouw, die hem met een oprecht, onverdeeld hart bemint . In haar houdings is iets blode, zeer ingetogen ; maar als Edeling tegen haar spreekt, is er niemand geloof ik, in de gehele wereld voor haar, dan juist haar man . De heer Blankaart heeft met ons ontbeten . Hoe bemin ik dien man! Al zijn wonderlijkheid kan hem nooit een enkel onbetamelijk woord doen zeggen. Waarlijk, hij is een vroom, godsdienstig man . De oude heer Edeling kwam voor beurstijd eens aan . Hij is ongemeen in zijn schik met dochter, en dat slimme schelmpje doer er haar voordeel merle : zij ging naast hem zitten, gaf hem haar hand en noemde hem haar lieven vader Edeling. Dit strookte den ouden man : de heer Hendrik wenkte mij toe, of hij zeggen wilder `is het evenwel niet een engel ?' Als deze drukten voorbij zijn, dan verlang ik een plan merle to delen, waarin ik hoop, dat gij ook belang zult nemen .1k ben met de volmaakste achting, Uw ware Vriendin,
Maria Buigzaam . Spilgoed
Wed.
361
162e Brief : Mevrouw Sara Edeling aan Mejuffrouw Anna Willis Waarde Willis! Weet gij wel, dat zo ik maar iets de slag had van to kunnen grommen, dat ik das braaf grommen zou op u? wat was er op to zeggen? elk zijn beurt, days niet veel ; en ook, kind, gij moogt ouder en wijzer zijn, zoveel als het u zelf maar blieft, dock ik ben zeker nu iets meer betekenend dan gij : ik ben eengetrouwde vrouw . Foei! Naatje, niet op de partij geweest! Foei ; Naatje, nog al uitblijven ; en dat om dat de eerwaardige Smit u en uw moeder verzocht, om met hem naar zijn standplaats to gaan, ter verrichting van duizend dingen, die geen uitstel lijden! Gij hebt er't meest bij verloren. Nu hebt gij mijn oom en taste Redelijk niet gezien, noch kapitein Herberts ; nu weet gij niet, hoe vader Edeling getracteerd, hoe wij jongelieden alien gedanst hebben, en hoe of de oude vrienden 't werkje aanzagen. Toes ik nog zeer jong, en zeer bedroefd los was, kon ik Brunier (uw ouden vriend) verzoeken, om al deze bagatelles voor mij zeer netjes uit to schriwen, en denken : hij kan nu zeer goed netjes breien als't behoeft ; met schrijven zal hij een vaste hand krijgen, en kinderen moeten niet leeg zitten . Maar nu zijn al die flinken o ver. l k heb zoveel achting voor mijn lieven man, dat ik iemand, dies hij zijn vriend noemt, met geen spotternij kan b ehandelen . l k heb nu ook door Edeling een trek uit zijn karakter gehoord, waaraan ik het to danken heb, dat ik dezen waarden man leerde kennen. nze samenleving met den ouden heer is recht aangenaam ; Keesje is de vreugd van 't huffs : ik wenste, dat hij, ook maar zoals mijn voogd zegt, een eigen weerspraak had . Mijn nieuwe vader is de degelijkste man uit Amsterdam ; en nu dat zijn wonderlijke, enigszins grillige manieren, door de weltevredenheid over de zachte notes rollen, vind ik er iets veel meer komieks dan lastigs in . 1k kan u zeggen, dat dochter Edeling in de kas is bij vaderEdeling :Ja, dat hij mij overlaadt met gunsten .- Een staaltje van zijn denkwijze : Gisteren aan tafel zittende zei hij : ik ben boos op Blankaart. Ik : Boos op mijn voogd ; dat kan niet zijn : want gij, vaderlief, zijt daar to redehjk, en hij veel to goedaardig toe ; gij beeldt u dit maar in . 362
• : Hoe denk je, dat ik door inbeeldingen geregeerd word ? dat is al een aardige zet ! 1k : Wij hebben alle onze luimen. Zoudt gij wel geloven, dat ik die ook heb? 0 ik kan zo luimig zijn, dat ik met mijzelve wel kijven zou, als ik niemand bij mij heb . Hj : Wel zo, dat ziet er voor u, Hendrik, niet al to voordelig uit! (Mjn
man lachte .)
1k : Wel neen! tegen zulke lieve, redelijke mensen gedraag ik mij nooit als een malloot, omdat ik to veel prijs stel op hun achting ; met anderen, daar ik maar mee gelijk sta, mik ik het zo nauw niet . • (Half knorri , halfgoedschiks) : Nu, ik ben evenwel boos op Blankaart . 1k (Hem potsig in de ogen kjkende) : En om wat reden? of is papa ook een beetje met luimen bezet, want mijn voogd is de beste man van de gehele wereld, mijn man uitgezonderd! Hij : We!! hij heeft u zoveel kostbaarheden gekocht, en op uw verjaring zulk een boeljuwelen gegeven, dat ik, nu het aan mid toekomt, niet eens weet, wat of ik u zo eens geven zal ; en ik ben evenwel uw vader, je hebt alles dubbel en dwars, en daar is nog zo een menigte goed van mijn vrouw ook . Hij maakt mij recht verlegen, want ik zie niets, of je hebt het . 1k : lk ben niet heel hebzuchtig ; en met dit al, daar is iets dat gij mij geven kunt, had ik dat! . . . • (M/ in de rede vallende) : Wat is dat toch ? je zult het hebben, kind . 1k : Een kinderlijk deel in uw vaderlijk hart! zo ik dat hebben mag, dan vraag ik, of Amsterdam to koop is ? (1k stond op en kuste hem) . Hy : Loop, stout dingetje ; is 't anders niet, och heden! ik meende, dat het heel wat bizonders was . 1k : Dat is het ook, lieve vader! Hij : Nu, gig zijt een raar meisje, hoor ; maar (in zjn brieventas schommelende), ziedaar is een wissel op mijn kassier. Neem dit tot een bewijs, dat gij mid lief en waard zijt, en steek hem maar in uw almanakje . Hem inziende, zag ik, dat hij foooo b eliep . l k bedankte met aandoening, en zei tegen mijn man : daar Edeling, neem dit van mid aan. l k heb niets nodig, en als ik iets van doer heb, weet ik, dat gij mij meer zult geven, dan ik verzoek . Vader schudde zijn hoofd . Ja, zei ik, mijn man en ik hebben maar een belang, en dewijl hij veel meer verstand van geld heeft dan ik, dewijl ik nooit speel, en alles kan krijgen wat ik begeer, is het immers niet meer 363
dan billijk, dat ik aan mijn besten vriend alles in bewaring geef? - Kom, zei hij, ik verpraat, met dat drommelse wijfje, weer al mijn tijd : kom, Hendrik, naar't kantoor. - Zij gingen weg, en ik had zo wat to schikken en to bergen, zoals een huishoudende vrouw altijd wat heeft, Naatje . 't Was postdag, ik was blij, dat mijn voogd bij mij kwam theedrinken . De heren lieten zich in kommetjes de thee brengen . Wij zaten als ouwe lui to snappen en over bizondere taken to keuvelen, toen mijn beste Willem inkwam. Hij deed ons een openhartige biecht, `dat hij Letje beminde, en dat hij niets zozeer wenste, als eens in staat to zijn om voor haar to zorgen, in die rang, waarin zij gewoon was to leven : dat zijn moeder zijn keuze goedkeurde, en dat hij hoopte eens weder bemind to zullen worden .' Blankaart zei : `dat hij hem in alles raden en ook helpen zou, en met plezier tag, dat zijn oogmerk dusverre gelukte .' Beiden bleven bij ons eten : Edeling had Brunier op de Beurs verzocht . Wij hadden een lieve avond . Beide de jongens waren vrolijk en vergenoegd. Mijn man! och! die is al wat een vrouw zou kunnen wensen : ik vrees maar, dat hij al to goed op mij zijn zal ; ook dan, als ik't eens minder verdien dan nu ; en dan zal hij mij ongelukkig maken ; want hoe zou ik dat ooit aan mijzelve vergeven kunnen? Morgen gaan wij ons nieuwe huffs in orde brengen ; het is dicht bij mevrouw Buigzaam ; dit maakt het voor mij verkieselijk ; evenwel, het is een schoon huffs : ik hoop er u welhaast in to zien. ordeel eens, hoe druk ik het nu heb! hoeveel airs ik mij geef tegen al de goede mensen, die mij 't hunne brengen om alles to maken comme ilfaut. Ik moet Letje volstrekt tot hulp hebben, of ik kom er niet door . Ik ben met achting, Uw liefhebbende Vriendin,
Sara Edeling Geb . Burgerhart
364
163e Brief Mevrouw Sara Edeling aan Mevrouw de Weduwe Spilgoed Allerdierbaarste Vriendin! Ja, ik ben gelukkig! Nimmer kan ik de goede en wijze Voorzienigheid genoeg dankbaar zijn. Nimmer kan ik u, beste der vrouwen, genoeg blijken geven van de liefde en achting, die mijn hart voor u vervullen . Met huiverende beangstheid, zie ik op das grote en zoveel bevattende gedeelte mijns levens, waarin ik uit mistroostigheid en trotsheid werd aangedreven om een huffs to verlaten, daar ik zo slecht werd behandeld . Hemel! was kon het gevolg van zulk een lichtzinnigheid geweest zijn? Mijn altoos blijde geest words met nevelen omwonden, als ik mij daarop bepaal . Hoeveel jonge meisjes worden er op de wegen der zedeloosheid gezien, die nmmer dachten, het pad der deugd to verlaten! Mien Letje behoefde maar geen goed karakter gehad to hebben ; en waar zou zij mij met hebben kunnen geleiden? Laat ik dus God danken, das ik in uw bescherming kwam, en niets mij laten voorstaan op mijn eigen voorzorg ; die had ik niet . Hoe kon ik die hebben, daar ik geheel geen ervarmg bezat, en zo genegen was om alles van de beste zijde to beschouwen . De brief mijner vriendin Willis, over das onderwerp geschreven, kwam mij niet ter hand, dan na ik reeds mijn tante ontvlucht was . Het geval met den heer R . was mogelijk hoogst nodig, om mij in staat to stellen, uit voile overtuiging uw vermaningen to volgen! Ik wil voor u niets verbergen . Weet dan, das mijn zucht tot het bijwonen van vermaken zo sterk bij mij was toegenomen, das, ik zeg het met schaamte, das ik uw lessen alleen uit liefde en eerbied voor u goedkeurde, en moest goedkeuren ; dock das ik vreesde, die niet bestendig genoeg to zullen volgen, als de verzoeking eens was sterk aanbond! Maar toen ik zag, in welk een gevaar ik, zorgeloos meisje, mij had laten leiden, Tangs een weg, met bloemen bestrooid en door de betamelijkheid afgeperkt, toen, o mijn vriendin, toen verloor de betovering al haar kracht ; mijn ogen gingen open ; helaas!'t was om mij to doen zien, das ik naar de steile rand mijns verderfs gedreven werd door de schurkachtige pogingen eens mans, dien ik van niet het allergeringste kwaad, of van slinkse oogmerken kon verdenken . En was zou mij nu, nu nog daarover kunnen troosten, dan de bewustheid, das dit vernederende geval niet het uitwerksel mij365
ner lichtvaardigheid, maar mijner zorgeloosheid was ; dan de verzekering, die ik toen nopens mid zelve kreeg, van de verallersterkste afkeer van daden, die ik mij niet zonder blozen en verontwaardiging kan voorstellen . Maar zou dit mij voor de opspraak ener wereld, die mid al zo weinig kende, als ik haar kende, bewaard hebben ? Zou ik niet in het uiterste gevaar gekomen zijn om niet naar mijn onnozelheid, maar naar de uitkomst beoordeeld to worden? Heeft ook de menigte wel verstand genoeg, om een geestig meisje to onderscheiden van een verstandige vrouw? Ik vrees neen. Beschuldigt men zo een meisje niet nog to vuilaardiger, juist om datgeen, hetwelk haar verschoonlijk maakt? Dit alles is door de genadige bestiering diens Gods, die mijn oprechtheid kende, verhoed . Ik heb geen beoordelaars dan in u, o mijn tedergeliefde vriendin, in mijn zoetaardige Letje, en in den man, die, om het zo uit to drukken, mijn rede zelf is . Wie van u kan belang stellen in mij to vernederen? Hoe dikwijls werken onbarmhartige mensen echter uit dit verfoeilijk beginsel, terwijl zij de wereld diets maken, dat hun ijver voor de deugd dit vonnis velt. Heb nu nog, en zolang ik ademe, dank voor dat medelijden, waarmede gij mijn gegriefd hart vertroosttet, ook voor gij wist, in welk een staat ik dien snoden kerel ontkwam . Geloof mij, ik spreek niet eens van harde bejegening, daartoe zit gig onbekwaam, maar uw koele ontmoeting zou mij de dood gedaan hebben. In de grote angst, waarin ik, gedurende mijn gedwongen verblijf op de plaats, was, doorsneed niets zozeer mijn hart, dan to moeten denken, dat gij mij zoudt verachten, dat gig zoudt geloven, in mid bedrogen to zijn . Dit maakte mij woedend! 0 mijn vriendin, hoe afkerig ik ook van de dood ben (en dit is zeer natuurlijk), ik geloof, dat ik, tenminste in een vlaag van drift, uw achting met levensgevaar zou hebben kunnen kopen . Ik wist toen nog niet, dat ik Edeling beminde . Ik geloofde, dat ik alleen vriendschap voor hem had ; dock nu voelde ik liefde voor hem ; want ik vreesde al zo zeer zijn liefde, als de uwe to zullen verliezen . Ik wist we!, dat ik zulks verdiende ; maar kon hij mid liefhebben? was hij geen gevoelig man? niet zo kies, zo zedig, als beminnelijk? Heb dank, o mijn waardste vriendin, voor de geschiktheid, die gij mij gegeven hebt, om hem recht to doen ; maar, hoe wel gij ook over den heer Edeling denken moogt, hid is nog boven uw denkbeelden verheven. Hij is nu in zijn eigen kring : nu raken er springveren in zijn karakter los, die hem zelven nog niet zo bekend waren . Stille liefdadigheid was 366
altoos in zijn karakter ; maar nu nader aan't mensdom verbonden, neemt hij veel vuriger belang in alles, was hetzelve raakt . Zijn godsdienstige begrippen zijn geheel en al Evangelisch ; geen vriend zijnde van een bespiegelend leven, heeft hij weinig op met alle die kwestien en bevattingen die men op de scholen leers. Dikwijls herhaalt hij die schone plaats uit het Boek van Job, waarin gezegd words, das God to vrezen, onze wjsheid is ; of, zoals er woordelijk staat : Maar tot de mensen heeft
hij gezegd, ziet, de vreze des Heren is de wjsheid, en van het kwade to waken is verstand. Een vijand van alle uiterlijke vertoningen, ook in het gods-
dienstige, begeeft hij zich evenwel nooit to rust, voor das hij met mij de hoogste Goedertierenheid gedankt heeft ; nooit verlaat hij des morgens onze slaapkamer, dan na zijn God gedankt to hebben . Weldoen uit Evangelische gronden, en voor alles Gode to danken, is de ziel van zijn Godsdienst . `Hij bids nooit,' zegt hij. Hierin zijn wij het niet eens, immers zo schijnt het : mogelijk begrijp ik hem nog niet we!, of't is een woordenstrijd. Zou hij ook dit willen zeggen : ik bid nooit, omdat mijn eigen rede mij zegt, was zult gij bidden van dien God, die u alles geeft, en het u dan, in die mate, en voor zo lang geeft, als het voor u allerbest is ? Hierover moet ik met hem eens vertrouwelijk spreken : o mijn man is inderdaad mijn leermeester ; hij vormt zowel mijn hart als mijn verstand ; en was words voor mij niet bevattelijk daar mijn dierbaarste vriend, met al de tederheid eens echtgenoots, mij onderwijst? Ja, mijn vriendin, ik ben groots op hem! Ik word niet moede van hem to spreken, tegen u meen ik ; want ik acht, ik eerbiedig hem to veel, om meer dan een dagelijks gesprek over hem met andere mijner vrienden, den heer Blankaart uitgezonderd, to houden . Hid bemint mij meer, dan ik geloofde, das zijn aard zou toelaten. En seders ik hem het groot geheim heb toevertrouwd, nu leeft hij niet dan voor m ij . l k hoop, mijn geeerde vriendin, das ik mijn levenswijs dermate inricht, das gig niet twijfelt, of mijn verkiezing het wel met mijn plicht eens is? Waarlijk, uw vriendin, mejuffrouw de weduwe Willis, moet mij wel gekend hebben, toen zij mij eens schreef, das alleen mijn nieuwsgierigheid, om eens to weten, was er zo al in de wereld to doen is, mij zo sterk aandreef tot het bijwonen van publieke vermaken. Die nieuwsgierigheid is geheel verdwenen ; en ik spot nu met die kinderachtige neigingen, en met het belang, das ik placht to stellen in beuzelarijen . Neen ; dit alles zie ik met onverschilligheid ; o, een uur huiselijk geluk met mijn besten vriend, of met u, wegen dagen van verstrooiende vermaken ten 367
voile over. Vrees niet, dat ik van het ene uiterste tot het andere zal overslaan ; hoewel ik geleerd heb, mijzelve niet zeer to betrouwen, als ik niet op mijn hoede ben, zo is het echter zeker, dat deze mijn levenswijs niet meer mijn plicht dan mijn verkiezing is . En hoe natuurlijk is het in een vrouw, die wel poogt to denken, dat zij al haar vermaken in de omtrek harer woning vindt, en nog to meer, als zij altoos het genoegen heeft van to zien, dat haar man haar gezelschap boven dat van anderen verkiest ; dat hid nimmer met een gefronst gelaat, of met verdrietige bedilzucht zijn vrouw ontmoet! En wat zou ik, die, zoals gij weet niet onedelmoedig ben, niet doen, denkt gij, om zulk een man op alle wijzen to tonen, dat zijn eer mijn roem, zijn genoegen mijn gelukzaligheid is? Zou het mij moeilijk kunnen vallen, de grilligheden eens ouden, en in duizend opzichten braven vaders mijns mans to dulden, daar ik weet, dat die lastigheden in zijn temperament, niet in zijn hart gevestigd zijn? Zou ik zulk een oud, weldoend vader niet dienen, gehoorzamen, in ziekte en ongemakken oppassen als een kind? Waarlijk, dit zou ik doen ; ook dan, als ik bij geval ook het onschuldig doel zijner vreemde begrippen ware, enig en alleen, om mij bij mijn man verdienstelijk to maken . Doch die plicht is mij gemakkelijk : wie het eens verbrust, dochter Edeling is vaders kind ; ik hoop maar, dat de aanstaande vrouw mijns broeders zich insgelijks zal laten gelegen liggen aan's mans kunst : anders zal ik haar wel de kaart van dit, voor haar geheel onbekend land, geven. Door dit huwelijk zal zich de kring mijns geluks nog meerder v erwijden. l k zal ook een zuster krijgen ; en dewijl zij geen middelen heeft, hoop ik, dat vader zonder hare kiesheid to kwetsen, haar zoveel moois zal geven, als hij mij geven wilde, dock waarvan ik maar al to veel heb . l k heb den ouden man, zoals gij, mijn leids- en raadsvrouw mij beval bij een zeer voegzame gelegenheid en dat wij alleen zaten, to kennen gegeven, dat zijn familie stond to vermeerderen ; immers indien de taken wel voortgingen . Wilt gij geloven, dat hid snikte van vreugde en dankbaarheid aan God, die hem tot zulk een zegen verwaardigde? (zo drukte hij zich uit!) Mien broeder en zijn aanstaande vrouw zullen vooreerst bij vader inwonen, totdat er gelegenheid is om een huffs naar hun tin to krijgen . Mijn tante is mij altoos welkom, en ik vergeet nooit, dat zij mijn lieve moeders enige zuster was . Juffrouw Doorzicht bemin en vereer ik, ook om haar grote achting voor u . Ik verlang zeer, om uw buitenleven met u to delen. Hemel! welke gelukkige dagen moet gig met mijn Letje daar 368
slijten, in weerwil van het ongunstige jaargetijde! lk hoop echter, dat gij spoedig weder in de stad komt ; immers in het strengste des winters? Uw vriendschap met een der beste vrouwen zal u zeker niet onkundig laten van 't geen de jonggetrouwde betreft . lk omhels u met tederheid : ook mijn lieve Letje, en ben met onuitdrukkelijke liefde en achting, Uw vriendin,
Sara Edeling Geb . Burgerhart
164e Brief: Mejuffrouw Anna Smit aan Mevrouw Sara Edeling Waardste Vriendin! lk hoop niet, dat de liefde voor onze mannen onze vriendschap zal verminderen? Dat moet niet zijn! Wat overeenkomst is er tussen de huwelijksliefde en de vriendschap ? Ik twijfel echter niet, of onze echtverbintenis met brave, beminnenswaardige mannen maakt ons minder noodzakelijk voor elkander. Mijn moeder schrijft mij, dat gij aan al haar verwachtingen voldoet, dat gij nog veel meer een engelachtige vrouw zijt, dan wel een meisje waart . Nu gij weet het, Saartje, mijn moeder bemint u ; trouwens, wie bemint u met? evenwel, ik geloof alles wat zij zegt ; al moest ik er uit opmaken, dat ik zo goed niet ben als gij . Mijn aanstaande zuster is veertien dagen bij mij geweest ; ik merk, dat zij zich u ten voorbeeld gesteld heeft ;'t is haar wel gelukt! Willem heeft aan mijn man, in confidentie, gezegd, dat zijn rede en zijn volmaakte gehoorgeving aan zijns moeders raad zijn hart ontledigd hebben van de liefde, die hij u heeft toegedragen, en dat hij, nu vrij zijnde, aan de lieve juffrouw Brunier zeggen kon, dat hij haar beminde ; dat zij, zonder enige veinzerij of nufjesachtigheid, hem toonde, dat zij hem liefhad, en ter gelegenertijd aan de wens zijner moeder, alsook die des Heren Blankaart hoopte to beantwoorden . Alweer een gelukkig huwelijk ; dit kan niet missen. Mijn broeder heeft zijn vaders goedaardigheid, 369
en mijn moeder heeft die, zoveel zip vermocht, van het laffe verwijderd . Letje is een der zoetaardigste meisjes, die ik ken ; zij heeft hoedanigheden, die hear voor het gezellige huwelijksleven volkomen geschikt maken . ns afgezonderd leven levers weinig op, das ik u ken schrijven .'t is hier volmaakt buiten. De eenvoudige lieden dezer pleats hebben zoveel liefde en achting voor hun leraar, das ik niet den ongaarne van bier zou vertrekken. Domine heeft ook al aspergebedden afgespit . Wij hebben een goed, ruim huffs, een grote tuin of hof, zoals men in deze rovincie spreekt : en mijn lieve man gelooft niet, das de heer Edeling gelukkiger zijn ken, den hij is . Dewijl gij mijn boezemvriendin zijt, moet ik u zeggen, das ik meer en meer begin to zorgen voor jets das echter zeer natuurlijk moet gebeuren. Had ik uw gelukkige geaardheid, hoevele bange uren zou ik flu uitwinnen! De grootheid van mijn geluk does mij vrezen, das bet van geen lange duur zijn zal! Niets, den de ernstigste gedachten over de godsdienst, ken mid opbeuren ; en den is bet alles nog meer plicht . 0! wie weet, met welk een blijmoedigheid gig uw schone ogen tot uw God opheft, als gij juist over hetzelfde denkt, das mid 't hart toewringt! Gelukkig mens! alles is immers mijn schuld niet? Een natuurlijke overhelling tot bet zorgende valt nu nog moeilijker to beteugelen . De hemel make ons ten gestelden dage gelukkige moeders van gezonde kinderen! Mijn goede man durft zijn vreugde niet zoveel bot vieren, als hij wel w enste . l k leer hem zorgen ; dit smart mij in dit opzicht . Wig groeten u hartelijk : ook uw waardigen Edeling . Altoos uw Vriendin,
Anna Smit Geb. Willis
z 6 S e Brief de Heer Hendrik Edeling aan Mevrouw de Weduwe Spilgoed Vererenswaardigste Vrouw! Kan men in deze wereld den zo gelukkig zijn? 0 mijn vriendin, welk een vrouw heeft de Voorzienigheid mij, als door uw bemiddeling, ge370
geven! Toen ik haar trouwde, geloofde ik, das het onmogelijk was voor een menselijk hart, tederder to beminnen. ch!'t is met de liefde als met de zucht tot kennis : zij heeft geen grenzen : hoeveel mijn eenzijdigheid ook met de beminde mijner ziel verwachtte, ik genies veel meer . 't Is waar, deze vrouw is gevormd om mid, zoals ik ben, gelukkig to maken ; zij volgt dus alleen haar bestemming . Seders ik mijn gevoelig en verstandig leven begon, wendde ik al mijn pogmgen aan om zulke gebreken tegen to gaan, die mij lastig of bespottelijk zouden kunnen maken . - Ik nam voor om to trouwen, zodra mijn omstandigheden het toe zouden laten . Maar hoe vertrouwend ik ook met mijn hart omging, ik ontdekte niet, das het mid iets influisterde, als ik met zeer beminnelijke juffers omging ; dit maakte mid wel eens moeilijk op mijzelve . Wat hielp het? Ik bleef dus tot mijn zes-en-twintigste jaar, een, zoals de brave Blankaart zegt, niets beduidend oud yrjer. Ik zag mijn Burgerhart : `ziedaar uw vrouw' ; dus sprak mijn hart . In een ogenblik, door de eerste opslag harer ogen, was ik overwonnen ; zonder haar zag ik geen geluk meer voor mid . Zeker, mijn geeerde vriendin, haar karakter klimt, naarmate haar plichten vermeerderen. Mogelijk zullen de toejuichingen eens verliefden mans bij u een weinigje verdacht zijn ; maar ik spreek uit ondervinding . Seders wij in ons eigen huffs zijn, is zij waarlijk de meesteresse . Niets ontglipt haar oog en zij doer alles met zo weinig omhaal, das ik wel zie hoezeer zip u poogt to volgen . Ik heb zeker een zwaar kantoor : de oude heer heeft gelijk, das hij niets meer doer, dan hem goeddunkt : maar hoe aangenaam moet het mij niet zijn, denkt gig, altoos, altoos met open armen en de minzaamheid eens engels ontvangen to worden! Ik heb een overhelling tot het zwaarmoedige ; en dewijl ik nooit vermaak vond in die uitspanmngen, van welke de meeste jongelieden gebruik maken, gaf ik mid, afgewerkt en dus ongeschikt om iets to lezen, wel eens was veel over aan die zorgelijke ongesteldheid . Nu! 0! geen het minste wolkje benevelt mijn geest of de zoete glimlach, een aardig woord, een snaakse uitkijk, doen de zon weer helder door breken : en ik bedank haar, met de kus der liefde, voor deze oplettendheid . Ik deel met haar alles ; haar gezond oordeel bewaart mijn vertrouwen,'t geen haar liefde verdient. Betoverend is haar omgang met mijn besten vriend, mijn broeder . Nimmer hoorde ik zulk schaken! die de anderen eens pal zes, juicht van vreugd. De goedheid van haar hart is altoos werkzaam . Ze bedient zich van mijns vaders ingenomenheid met haar, ten voordeel ener aanstaan37'
de zuster zonder middelen. Mien vader words een geheel andere man . Hij is zelfs vrolijk, en zo op haar verzot, das hij elke dag voor hij naar de beurs gaat, komt zien hoe zij 't heeft . `Hendrik,' zei hid gisteren, `das moest uw moeder beleven, jongen, gij hebt een juweel van een vrouw.' Met welk een tederheid beschouw ik haar, nu zij mij hoop geeft op iets, mij zo dierbaar! Mijn ziel smelt als weg, wanneer ik haar in die staat zie, druk bezig in het gereed maken van honderd dingen, die ik niet eens weet to noemen. Ik kan somwijlen mijn bekommering niet zo geheel verbergen, das zij er niets van gewaar words . Dit denkbeeld is haar to grievend . Nu verwijdert zij deze treurige vooruitzichten uit mijn geest door ernstige, dan ook vrolijke gesprekken, terwijl zij zelve een drijvende traan wegwenkt. Zou zij ook angstige gedachten hebben, en verbergt haar liefde die voor mij ? Eergisteren kwam ik onverwacht in huffs, en verraste haar op haar kraamkamer : ik zag, das zij geschreid had . 1k : Gij hebt geschreid mijn liefde ; och! das moet niet zijn! (Z j zat tern jde
van haar toilet en ik knielde by haar neder.) Zij : ok niet van vreugde?
1k : Hebt gij van vreugde geschreid? Z y : Denkt gij, das dit nooit gebeurde? 1k : Beste schat, gij moet niet wenen ; gij breekt mijn hart! Z j : Maak mij dan minder gelukkig, of ik kan u niet gehoorzamen . 1k : Zeg, mijn liefde, ziet gij met bekommering op de aanstaande gebeurtenis? Z j : Indien dit zo ware, dan zou ik niets erger zijn dan een zwakke vrouw ; en gij zoudt immers wel geduld met mij hebben willen? (1k kon
niet spreken ; ik drukte haar hand aan min hart, het sloeg heftig ; z/ vervolgde :)
ja, ik weet het wel, o mijn eigen hart! gig lijdt! ch! kon ik u gerust stellen! (en haarbeminneljkgelaat, terwjlzj haararmen om min halssloeg zeeg tegen min voorhoofd .1k snikte, z/ging voort :) Zou ik er aan kunnen denken, o mijn Edeling, om u to moeten verlaten 2 Wat zou er van u worden, indien gig het leven uws kinds met mijn flood moet kopen? Ik weet, das gij meer verstand, meer rede, meer bedaardheid hebt dan ik ; evenwel, ik vrees, das ik u to zeer treffen zou . Gij hebt mij ook zo gelukkig gemaakt! ik ben nauwelijks een-en-twintig jaar ; ik zou zo gaarne bid u blijven, ik zou zo gaarne ons kind onder mijn zorgend oog zien opwassen . Evenwel, zoals't God behaagt. (Zj zweeg, en bleef nog enige minuten dus zitten . 1k was overstelpt . Nooit voelde ik zulkegemoedsbewegingen!) Kom, zeide zij, gaan wig hier vandaan ; ik zal u eens was voorspelen : mijn lieve man 372
moet niet bedroefd zijn, ik zal't ook niet wezen . 0, alles zal wel gaan! de dierbare mevrouw Buigzaam heeft mid beloofd, zodra ik mijn kamer hou, bij mid to zijn, en to blijven, totdat ik u geluk mag wensen met uw eerste overwinst . Ik merk, dat zij somtijds weinig slaapt ; dock (zeer zeker om mij niet to verontrusten!) zij houdt zich altoos stil, en schijnt zeer wel to zijn . 0 mijn vriendin, mag ik mijn vrouw moeder zien van een welgeschapen kind! . . . Ik kan niet meer . . . het denkbeeld alleen . . . Wat zal de zaak zelve zijn? 0 liefde! 0 natuur! Waarde vriendin! De eerlijke Blankaart is in alle opzichten de vrome, zowel als minzame vriend. Geen vader bemint zijn dochter meer, dan hij mijn vrouw . Ik schrijf deze buiten haar weten, om alle ontroering voor to komen ; zij behoeft deze niet to zien om overtuigd to worden van mijn liefde voor haar . Ik ben met eerbied Uw oprechte Vriend,
Hendrik Edeling
i66e Brief: Mejuffrouw de Weduwe Willis aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed Waardigste Vriendin! Toen ik voorleden week bij u een zo aangename als stichtelijke dag doorbracht, spraken wij van hart tot hart over ons beider belang . Ik omhelsde u met een dankbaar opzien tot de Algoede, daar ik mij in staat behind om met u het overige mijner jaren op een stil buitentje door to brengen. Mijn dochter is getrouwd ; en zo zij niet gelukkig is, dan zeker zal het aan haar haperen, want zij heeft een goedaardig, verstandig man, die haar uit zuivere genegenheid trouwde, en die zip ook uit alle mannen alleen beminde ; zijn middelen zijn ruim genoeg : mijn dochter is een goede huishoudster, en zip leven als uit de wereld . Voor Naatje heb ik dus niet to zorgen . Wat mijn zoon Willem aangaat, - gij, mijn hartvriendin, moet alles weten, - de heer Blankaart heeft een goede som van zijn overvloed afgezonderd, om hem in staat to stellen, zijn eigen taken to gaan beginners . Zijn brave patroon heeft hem ontslagen, en hem vrij wat 373
correspondenten overgedaan . ok is de heer Helmers bij mij geweest, en heeft mij verzekerd, dat hid voor juffrouw Letje zou doen, hetgeen men van haar vaders boezemvriend kon verwachten . Hoe kom ik, mijn vriendin, met u ook over deze waardigen man overeen! Gedreven door dezelfde beginsels als onze eerlijke Blankaart, ook rijk en kinderloos zijnde, doer echter zijn weldadigheid zich geheel anders voor . Hij doer we!, mag ik het zo uitdrukken, met de deftigheid van een verhevener wezen dan wij zijn ; Blankaart schijnt de oudste broeder van alien, die hem omringen. Mijn Willem spreekt tegen den heer Helmers met de eerbied eens zoons : tegen den heer Blankaart met de hartelijke gemeenzaamheid eens vriends. Beide deze mannen hebben schone karakters, dock die zijn niet meer onderscheiden, dan de trekken huns gelaats . Blankaart heeft zijn gezond verstand in het werkzaam, Helmers in het denkend, afgezonderd leven geoefend . De laatste heeft niets van dat wonderlijke,'t welk bij den eersten de natuur zelve is ; en de eerste heeft ook niets van dat grootse,'t welk den laatsten even natuurlijk is . Beide mijn kinderen zijn dus bezorgd . Nu is mijn oogmerk, om Willem mijn huffs over to laten, en met u, indien het Gode behage, nog enige jaren gelukkig to leven . Gij, mijn vriendin, kunt mij alleen tot dit besluit overhalen . Als men zekere jaren heeft, is er in onze karakters een gevestigdheid, die zich niet heel gemakkelijk schikt naar dezulke, die to veel met de onze verschillen : maar die zwarigheid heeft tussen ons, zoals gij zeer vriendelijk aanmerkt, geen plaats . nze vriendschap is gegrond op de onwankelbare zuilen der deugd ; het wederzijds behagen, vrij van alle jeugdige vleierijen, drukt er het zegel op . Hoewel ik altoos reden had om de bestiering des Allerhoogsten to loven en met dankzeggingen to zegenen, zo is het echter waar, dat mij vele rampen getroffen hebben . Geen der geringste was het, mijn eerlijke, goede Willis to verliezen, in een nog fleurige leeftijd, genoegzaam gerumeerd, en met twee jonge kinderen bezwaard . Uw dierbaar hart heeft nooit gebloed over zo een verlies . Gij kondt zulk een onwaardig, onrechtvaardig man betreuren, ondat gij een edele ziel hebt ; maar ik verloor een man, dien ik hartelijk beminde, en die ik zag w egkwijnen van droefheid, omdat hij meer zijn oprecht hart, dan mijn voorzichtige raad gevolgd had . Met een nimmer sluimerende oplettendheid bezorgde ik alles wat van mij afhing. 1k schikte mij naar mijn verminderde omstandigheden, spaarde niets om mijn kinderen zowel een beschaafde, als godsdienstige 374
opvoeding to geven en de goede God heeft mijn pogingen gezegend . Mijn dochter trouwde zeer voordelig, en mijn lieve Willem zal, onzer diezelfde zegen, in staat gesteld worden om aan zijn bestemming to voldoen . Met mijn stervende lippen zal ik God nog danken voor die zoon . 1k ben niet eenzijdig : gij kept mij, maar mijn Willem is de vreugd mijns levens . Geen zoon kon immer beter voorbeeld geven dan hij : nooit heeft hij mij reden tot misnoegen gegeven. ordeel dus, hoe waardig hij mij is, welke goede gedachten ik van mijn aanstaande dochter heb, das ik zijn geluk in haar handen betrouw . Hiernevens zend ik u de brieyen onzer jongelieden dankbaar terug : zoals Saartje is, heb ik voorzien, das zij met een Edeling worden moest. God geve, das zij een gelukkige moeder words? 1k ga er deze middag eten ; ik ken geen geregelder huishouden. Heeft zij tijd van leven, en blijft zij de vrouw van dezen man, was molten wij dan niet van haar verwachten? Deze beide brieven hebben mij opnieuw bevestigd in mijn begrip, das er een zeker levensseizoen is, waarin het huwelijk ons zo gelukkig maakt, als de aard onzes wezens hier toelaat . Ik kan u niet zeggen, hoezeer ik die vernuften veracht, die zich niet ontzien, een staat, door den stichter onzer natuur zelf ingesteld, to beschimpen en in een bespottelijk licht to plaatsen : zulke gevoelens leiden tot de schandelijkste zedeloosheid ; zij winnen ook het rneeste veld in die maatschappijen, waarin de godsdienst niet meer geeerbiedigd words. Dat seizoen is voor ons, zoals gij wel aanmerkt, verdwenen, en de vriendschap vervangt, zeer eigenaardig, de liefde, die de behoeften derjeugd en der gezondheid, zowel als die van het hart, voldoet . 1k zal was bijtijds naar mijn zoon en dochter vertrekken . Mien Naatje heeft de gelukkige, altoos heldere uitzichten onzer jonge vriendin geenszins : mijn gezelschap, weet ik, zal daar nodig zijn ; ik ben ook moeder! Voor ik vertrek, hoop ik u nog in persoon to zeggen, hoezeer ik ben Uw getrouwe Vriendin, Wed . Gerrit Willis Sophia van Zon
375
167e Brief: Mevrouw Sara Edeling aan Mevrouw de Weduwe Spilgoed Ach, mijn vriendin! - maar laat ik uw aandoenlijke ziel niet kwetsen. Gij zelve zijt ziek, echter niet gevaarlijk, hoop - bid ik . Mijn Edeling, mijn dierbare Edeling is dodelijk krank! - Hoe kan ik deze woorden schrijven, zonder to bezwijken van droefheid? 0, bid voor mij, laat uw vriendin Willis voor mij bidden, laten alle vrome mensen voor mij bidden! - Wat, wat zal er van mij, wat van mijn nog ongeboren kind worden? - Niet meer - o dodelijke angst! Voor drie dagen kwam het hem met zware hoofdpijn a an. l k vrees, dat hid zijn ongesteldheid voor mij verborgen heeft! Hij kon, vrees ik, niet besluiten om mij to ontrusten. nze oude vader schreit als een kind ; mijn goede broeder is het ware beeld der droefheid ; beiden verlaten zij mijn lieve mans kamer niet . 0 wat is hij bemind, wat is hij geacht in en buitenshuis! Al de kantoorbedienden - ik ben niet in staat om, en ik moet echter schrijven aan u . Al zijn zorg is voor mij : hij vergeet zijn eigen krankheid. Dit is de derde nacht, dat ik in een armstoel voor zijn ledikant zit ; och! ben ik dan zijn vrouw niet? zijn beminde vrouw? Zal ik niet in weinige weken moeder zijn? Kan ik de zorg voor dit dierbaar pand overlaten aan iemand buiten u? En gij zelf zit ziek, zoals Willis, dien mijn vader, met zijn eigen koets, om u zond, mij bericht . De trouwhartigheid van Willis en Brunier kan ik u niet beschrijven : zij zijn het, die mij eigenlijk bijstaan, want mijn mans broeder is onbekwaam om iets to doen ; geen wonder, deze broeders zijn boezemvrienden . Natuur en vriendschap! - hoe nauw moeten zij verbonden zijn! 1k leg de pen neder, om mijn oom en tande Redelijk to ontvangen . Hun liefde voor mijn Edeling dreef hen herwaarts . Het toneel was aandoenlijk . Nauwelijks was de eerste ontroering wat bedaard, of mijn man gaf aan tante to kennen, hoezeer hij voor mijn gezondheid vreesde . Zij begreep alles duidelijk . Zij lies een paviljoen op de naaste kamer gereedmaken, en wist mij to bewegen om er enige uren op to gaan liggen, mij belovende niet van mijn man of to gaan en, zo er iets gebeurde het mij to laten w eten. l k was geheel afgemat : de staat waarin ik mij bevind ik moest g ehoorzamen . l k heb mijzelve in slaap geweend, en de zorgvuldige vrouw, merkende dat ik wakker was, kwam mid zeggen, dat de dokter hem niet erger vond . Hij ordonneerde voor mij ook iets, en preen 376
de oplettendheid mijner vriendelijke tante . Zodra mijn man mij in de kamer zag komen, stak hij zijn handen naar mij uit ; zijn verbleekt gelaat scheen op to helderen toen hid mij weder zag : meer dan eens hield hij mijn hand in de zijne . Zijn ogen zeiden mid alles . Zo ellendig als ik nu ben! ik kan het niet beschrijven . 0 mocht ik aan uw boezem mijn gehele hart eens uitwenen . De crisis is voorbij! God zij eeuwig geloofd! De dokter geeft mid hoop! Ach - ik durf het nog niet geloven . Ik vroeg daar aan mijn man, `hoe is het nu, mijn beste?' -`Beter, beter,' zei hij ; en hij hief dankbaar de ogen ten hemel. `Zorg voor u,' ging hij voort, `zorg voor het pand onzer liefde.' Hij zweeg, zo vermoeid was hij . De goede heer Blankaart is in zijn ziel a angedaan. l k zie, dat hij het ergste vreest . Hij wil het wel niet zo tonen, maar zijn trekken, weet gij, tekenen ons zijn denkbeelden altijd ten sterkste af. Een zware koorts belette mij deze to sluiten : nu kan ik u berichten, dat mijn gebed verhoord is . lk zie mijn Edeling als van de rand des grafs wederkomen. En nu, nu schreien wij alien van dankbaarheid, van vreugd, van zulke gewaarwordingen, die zich niet laten beschrijven. De dokter, en het is een zeer eenvoudig man, zegt nu, dat hij wanhoopte ; zo gevaarlijk krank vond hij mijn man, toen hij gehaald werd. Hoe is het toch mijn vriendin? altoos bemin ik mijn Edeling allertederst, en echter alle uur klimt mijn liefde voor hem . Nu weet ik, dat de aarde geen ongelukkiger vrouw dragen kan, dan ik zijn zou, zo ik dezen man verloor . Ach, zal dit droevige denkbeeld niet al mijn blijde uren benevelen ? - Moet ik zijn liefkozingen niet met een hart, trillende van angst, dat ik hem zal verliezen, beantwoorden? - Dit is zeker, zo de tijd de heftigheid der gemoedsbewegingen niet verdooft, dan kan ik in 't volste genot van al de zegeningen die ik ontvang, nooit meer gelukkig zijn . Laat mij door den knecht, die u deze zal ter hand stellen, bericht van u bekomen! Het hier bijliggende vers, heeft mijn lieve man gemaakt en mij voor enige dagen voorgelezen. Ik denk, dat het u zal behagen . Altoos Uw tederliefhebbende Vriendin,
Sara Edeling Geb . Burgerhart
377
Aan de Voorzienigheid
Mijn geest verliest zichzelf in d'onnaspeurbre wegen, Waardoor de vrije mens words tot zijn heil geleid : Bepeinst mijn zalig lot, zo onverhoopt verkregen, En wijd dit statig uur aan u, Voorzienigheid! ntken ik uw bestaann durf ik mij onderwinden, Te twijflen, of ge op ons, uw schepselen nederziet? Hoe, zou een wanbegrip zozeer mijn oog verblinden, Daar ik uw dierbre gunst elk ogenblik genies? Zoudt gij, die alles uit het niet hebt voortgetogen, Die al was is, of was, het wezen gaf en stand, Geen acht slaan op ons doen, ons denken, op ons pogen? Versmaadt gij 't meesterstuk, gevormd door uwe hand? Alwetendheid, zou die de sterveling vergeten? Is ons betrekkelijk kleen, niet groot? dit is de vraag! Kan iets, hetgeen God vormde, ooit beuzelachtig heten? Een oog, das alles ziet, ziet das nooit naar omlaag? 't Geen is en wezen zal, het volgend, het voorleden Is tegenwoordig voor das al doordringend oog : Wat leers de godsdienst? Wat bevestigt ons de rede ; Niet is voor u, o God, to duister of to hoog . Voorzienigheid, ik kan uw wegen niet doorgronden! f weet het wijs waarom van duizend zaken niet . Maar ik heb van mijn jeugd uw schikking ondervonden ; Ik dank u voor al 't heil, das gij mij heden biedt . Een brave weduw' hoogsteerwaardig om haar zeden, Vertederd door verdriet, geheiligd door de rouw, Bedroefd door overvloed, volmaakt door tegenheden, Gaaft gij tot hartsvriendin, aan mijn geliefde vrouw. Gij deeds haar vroeg een man, haar hart onwaardig, derven Gij lies haar worstelen met wrede tegenspoed, Gij deedt haar enig kind aan Karen boezem sterven . Nog bong zij voor uw wil ; nog sprak zij : God is goed. Bemoeit Voorzienigheid zich met der wereld zaken? `Zo dacht het zwak geloof : waarom dan lijdt de deugd?' 378
Die vraag is reeds beslist : deze eedle vrouw moest waken, Voor 't al to zwakke hart der leidelijke jeugd . Nooit zag men haar door dwang 't aandoenlijk hart bestormen. 't Was wel doordachte raad, 't was weergaloos beleid, Die elk verbeterde, die 't kwade kon hervormen : En alles droeg het merk der zachte minzaamheid . Wat heeft mijn Burgerhart van haar niet mogen leren? Hoe werd haar eed'le geest ten goede aangespoord! Geen neiging, die zij niet ten beste wist to keren, Had Sara die mijn oog ten hoogste had bekoord . Dat ik mijn echtvriendin, in hare jonge jaren, Waarin de zon der vreugd haar blijde stralen spreidt, Een wel gepaste ernst aan gulle vreugd zie paren, Dank ik deez' brave vrouw, naast u, Voorzienigheid. `Ja zij, en met haar zal de zegen bij ons wonen ; `Zo dacht ik, zag ik haar met liefde en achting aan . Ik moet de hartvriendin van mijn beminde lonen .' Maar gij, Voorzienigheid, gij hebt dit reeds gedaan . Ja, door dien zelfden man, die, in zijn zorgloos leven Een scherpe toetsteen was voor haar beproefd geduld, Words, nu hid jaren lang reeds heeft de geest gegeven, Des hemels raadsbesluit tot haar geluk vervuld. Schoon 't hier de plaats niet is, daar deugd haar loon zal vinden ; Schoon 't waar geloof haar wijst naar d'andere zij van 't graft Voorzienigheid, nochtans, staat somtijds om haar vrienden, Reeds nog op de aard, een deel van 't heil, hun wachtend af, Is maar de ziel volleerd in 't zaligend vertrouwen, p 's Hoogstens liefde en macht in alle leed en druk, Dan words het haar vergund, to wand'len door aanschouwen ; Dan hoops zij niet alleen op 't nog aanstaand geluk . Zolang ik adem haal, zal ik Maria roemen ; Zij heeft mijn Burgerhart van deugd tot deugd geleid ; Steeds zal mijn Burgerhart haar leids- en raadsvrouw noemen . Steeds blaakt voor haar heur hart in liefde en dankbaarheid . Losbandigheid, die zich door driften laat regeren, Door driften, daar de mens met rede zich voor schaamt, 379
Zou o Voorzienigheid, uw toeverzicht onteren, Zo zij haar huwelijk dacht in uwen raad beraamd : Maar ik verliefd op deugd en aangename zeden, Ik voortgedreven door de zuivere natuur, Ben op de huwelijksweg met ene vrouw getreden, Voor wie mijn liefdegloed meer blaakt van uur tot uur . Met haar, met haar alleen kan ik gelukkig leven ; Wat is haar blijde deugd verstandig, nauwgezet! Zij kan de kleinste four zichzelf ter noods vergeven ; Zij kept, eerbiedigt, zij betracht des Hoogsten wet. Hoe kan haar zoet gelaat mijn zorgen niet verpozen. Dan leidt mij hare hand naar 't zindelijk eetvertrek, Zij strooit Tangs mijnen weg de liefelijkste rozen ; Dan treedt zij vriendelijk met mij in een gesprek . Dan heeft zij eens iets fraais, iets geestigs uitgevonden, Dan zie ik, hoe haar hart naar mijn gezelschap haakt ; Is 't Wonder, das mijn ziel is aan haar ziel gebonden? Is 't wonder, das haar scherts mijn vrolijkheid volmaakt? Wat zal nu toch de kalmte en zachte vreugd vermindren, Die heldre zonneschijn van een gerust gemoed? Misschien words eens mijn echt gezegend met veel kindren ; Misschien . . . o, hoe veel heils heb ik dan nog to goed! Welhaast zal mijne vrouw een blijde moeder wezen, o Denkbeeld, das mijn ziel gaps overtreft, verrukt! Wijkt, wijkt uit mijnen geest, o angst, o somber vrezen! Wat wens ik meer, mijn lief, zo mij dees wens gelukt? Dan staat uw vaders vriend van blijdschap opgetogen . Als hij ons seder kindje in 't zindelijk wiegje ziet, Dan blinks een heldre traan in zijn goedaardge ogen ; Als hij het lieve wicht aan mijnen vader biedt . Mijns vaders eerlijk hart staat dan natuur niet tegen : Hij denkt geen ogenblik aan haatlijk kerkgeschil . Hij drukt het in zijn arm, hid geeft het zijnen zegen, Kust mijn beminde vrouw, en zwijgt door blijdschap stil . En wie houdt met meer vuurs, met hartlijker vervoering, Met meer erkentenis voor 't heil das hij ontving, Met meer bewogenheid, met sterker zielsontroering, U aan zijn kloppend hart, dan uw - uw Edeling ? 380
1k durf ons lot gerust Voorzienigheid bevelen . Die op haar de ogen vest, is voor geen ramp bevreesd Mijn lief, wat zie ik reeds al vrolijke tonelen, Van huiselijk geluk! Hoe helder is mijn geest! Ja 'k weet bet, dierbaar pand, eens moeten wij toch scheiden . De dood ziet naar verdienste of rang, noch frisse jeugd ; Ik zal u mogelijk, gij mij ten grave leiden : o, Wijden wij ons vroeg aan Christelijke deugd! Dan zullen wij 't waarom van onze wording treffen ; Dan delen wij in 't heil de vromen toebereid ; Dan zullen wij vereend, alle eeuwen door verheffen De onnaspeurbre weg van u, Voorzienigheid.
Hendrik Edeling
i68e Brief: Mevrouw de Weduwe Spilgoed aan Mevrouw Sara Edeling Allertederst-beminde Vriendin! Mijn ziekte vermeerderde door bet treurige bericht, 't welk de vriendelijke Willis mij bracht . Ware bet enigszins mogelijk geweest, ik zou de koets niet ledig hebben laten teruggaan . Uw zusterlijke vriendin Letje smeekte mij zo ernstig om mij niet to wagen ; de dokter verbood mij er aan to denken! wat kon ik doen, dan voor u bidden? 1k ben alweer adergelaten, zo ontstoken was mijn bloed ; een zware verkoudheid heeft dit alles veroorzaakt . Ik zal vooreerst wat spaarzamer gebruik moeten maken van de gelegenheid, die ik bier heb om to wandelen, hoe goed dit ook voor mij in vele opzichte is . Stel u gerust ; indien er niets voorvalt, gelijk ik nu nog sterker hoop, zal ik in acht dagen bij u zijn . De beer Blankaart heeft mij verzocht om mij to mogen afhalen . Letje zal mij tot Amsterdam vergezellen, een dag of zes bij u vertoeven, en vervolgens naar den beer Helmers vertrekken, om er tot na uw bevalling to blijven, en vervolgens met mij naar buiten to gaan . Wij beiden verlangen onuitsprekelijk om u to zien! Hoe veel tranen uw brief ons gekost heeft, ga ik met oogmerk voorbij . . . Gij weet, dat wij u teder liefhebben ; dat 381
wij uw uitmuntenden man recht doen . . . Niet meer hiervan : dit denkbeeld is mij to heftig, het verscheurt mid! Hoe bemin ik uw tante Redelijk! Haar zorg voor u maakt haar dierbaar voor mij! En schoon ik niet twijfel, of de brave vrouw zal niets verzuimen, wat enigszins voor u dienstig is, zo kan ik mijn tedere genegenheid voor u niet weigeren, het volgende to schrijven : Laat de liefde voor uw man u niet uit het oog doen verliezen, dat gij hem nu al de zorgvuldigheid niet geven kunt, die gij hem, indien gij in een andere staat waart, geven zoudt . Uw gezondheid, mijn hartje, is volmaakt ; maar zij is als een goudschaaltje, er is zeer weinig nodig om die uit het gelukkig evenwicht to brengen. Gij hebt meer levendigheid, dan krachten, meer moed dan vermogen . Zorg dan nu voornamelijk voor uzelve, nu uw echtgenoot buiten gevaar is . Indien gij door waken uw bloed verhit, en door droefheid uw vochten verdikt, kunnen de gevolgen voor u en uw kind hoogst nadelig worden, zonder dat gij uw man enig wezenlijk nut doer . Alle sterke aandoeningen zijn uw verdelgers en ik schrijf uw aanhoudende gezondheid grotelijks toe aan die gelukkige zielsgesteldheid, waardoor gij de dingen deter wereld altoos of met onverschilligheid, of van de blinkendste zijde beschouwt . Gij zoudt niet geloven, mijn engel, hoe wederkerig, hoe betrekkelijk onze ziel en ons lichaam werken . En wie kan de invloed ontkennen, die een moeder heeft op dat schepsel, dat nog in haar schoot ontwikkeld wordt? Beur u dan op, liefde ; stel u, onder Gods ogen, in staat om een gelukkige verlossing tegemoet to zien . Vorm u toch geen onnatuurlijke schrikbeelden, die nimmer iets goeds uitwerken, en altoos hoogst nadelig zijn . Gij hebt immers wel moed om aan de grote wet der natuur to gaan voldoen? Gij vertrouwt immers op de bijstand van dien God, die zijn zedelijk, plichtmatig schepsel, als het tot hem roept, in genade hoort? Een verrukking uws dankbaren mans, een aanblikje uw kinds (o ik zeg niets, dan 't geen ik zelf weet), zijn meer dan genoegzaam, om u de smertelijkste ogenblikken to doen vergeten. Gij weet, mijn liefde, dat ik de vrouw niet ben, om u aan to drijven tot zorgeloosheid ; om uw aandacht of to leiden van de aanstaande dag . Neen : die dag is altoos zeer gewichtig ; maar ik tracht alleen `mogelijke omstandigheden, van hetgeen natuurlijk en eigen aan de zaak zelve is, of to scheiden.' Men sterft in de kraam ; men besluit hieruit, dat dit omtrent zo natuurlijk is, als to sterven aan een beroerte : dit besluit is verkeerd. 0 ! de God der natuur is veel wijzer en goedertierender, dan al de 382
stervelingen bevatten kunnen. nze verkeerde levenswijs, waardoor wij genoegzaam de aanleg onzer natuur verwrikken ; onze dwaze manier van kleden ; onze vadsigheid ; onze gemaakte tederheid ; onze ongeregelde omkeringen van dag en nacht ; onze spoorloze driften ; de versmadelijke lapzalverijen van onkundige gemene wijven (om niets meer to noemen), ziedaar dit zijn de oorzaken van het sterven, van het deerlijk mishandelen der jonge vrouwen . En gij, zeker, hebt to veel verstand om niet to zien, dat dit geen natuurlijke gevolgen ener geheel natuurlijke ontbinding, die het nu voldragen kind van zijn moeder afscheidt, zijn kunnen . Beweeg u veel ; onttrek u de balsemieke invloed der vrije lucht niet ; kleed u zo los en gemakkelijk als gij zelve verkiest, met al to warm . ns Lotje is reeds bij oom Dirk, en ik merk, dat zij er gans geen onnut lid uitmaakt. Het goede mens! 0 wat zijn de vermogens onderscheiden, en hoe lief heb ik u om de goedhartigheid, die gij altoos voor haar betoonde! Zij zegt ook, dat zij u liefheeft, en blij is, dat gij zulk een schoon huwelijk gedaan hebt ; en zij meent hetgeen zij zegt . Van onze freule hoor ik niet in het allerminste . Mogelijk schrijven de beide savanten wel een verhandeling over de zonnestofjes. De trek, die zij ons speelde, maakt haar onze aandacht onwaardig ; en daar lijdt zij niets ter wereld bij . Mijn waardige vriendin Willis is reeds naar Zuidwijk vertrokken ; zij heeft mij zeer verzocht om haar van tijd tot tijd to schrijven . Ik hoop, bij u zijnde, veel stof to hebben . Letje groet u tederlijk. Willis zit thans bij haar, en ik zie, dat zij beiden volkomen gelukkig zijn met elkander . Hij zal u deze brief zelf brengen . De heer Blankaart zal de dag mijner overkomst aan u komen bekend maken . Ik blijf, met moederlijke genegenheid en met de achting ener vriendin, Uw Vriendin
Maria Buigzaam Wed. . Spilgoed
383
169e Brief Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mevrouw de Weduwe Spilgoed Hoogst-eerbiedniswaardige Vrouw! Wat viel het mij hard, van u en mijn Saartje to scheiden! Mijn goede Willis had veel moeite met mij, zo bedroefd was ik . Ik had hierdoor gelegenheid, om de goedheid zijner inborst nog meer waar to nemen. 0 hij verdient mijn liefde, maar ik had hem ook lief zo als ik hem leerde kennen. Wel, heden! waarom zou ik daar voor u een geheim van maken? Gij hebt mij immers gezegd, dat men sommige vooroordelen moet laten zoals zij zijn, omdat de mensen alle waarheden nog niet verdragen kunnen ; maar dat boezemvrienden de gehalte der dingen zowel mogen onderzoeken als zij verplicht zijn, zich, in de samenleving, naar de gang van 't werk to schikken. Indien echter Willis voor mij onverschillig gebleven was, dan veranderde de zaak van gedaante ; en ik wist, wat ik mijzelf verschuldigd bleef. De heer Helmers ontving ons op de vriendelijkste wijs . Willis (dit was zo zijn verkiezing), mocht niet naar een herberg in het dorp, maar hier blijven ; en toen ik deze ochtend uit het raam keek, zag ik den eerwaardigen man met Willis al in de moestuin wandelen . 't Was nog zeer vroeg ; ik ging echter naar beneden en zij kwamen terug om to ontbijten . `Hoevele zomermorgens hebben uw zalige vader en ik dus doorgebracht!' zei hij, mij aansprekende : `Twee sterfgevallen hebben mij mijn leven bitter gemaakt, dat van mijn jonge vrouw, en dat van mijn boezemvriend : buiten deze rampen is mijn leven dus, vier-en-zestig jaren aaneen, als een stille stroom voortgevloeid. Verre zij het van mij, dit niet met dankbaarheid to erkennen ; het heeft mij alleen geleerd, dat geen verstandig mens hier zijn geluk moet zoeken to vestigen, maar zich door wel to denken en wel to leven, heeft voor to bereiden tot die staat daar alles duurzaam is .' Hij zweeg en zag mij ernstig aan . `Kind,' ging hij voort, `gij weet, dat ik gaarne zou gezien hebben dat gij met mijn neef ieter getrouwd waart ; maar gij weet ook, op welk een redelijke wijze ik dit wenste? Mijn neef zal trouwen met zijn patroons enige dochter : dit is ook wel ; en dewijl de heer Willis en gij elkander liefhebben, en op zijn karakter niets to zeggen valt ; ja, dat de brave heer Blankaart hem ten hoogste roemt, zo heb ik voorgenomen om aan u Letje, zoveel in con384
tans geld mede to geven, als de heer Blankaart aan zijn vriend geeft, opdat hij in staat zij, zelf handel to drijven, en voor zijn vrouw en kinderen behoorlijk to zorgen . Waarom zal ik in de kiss moeten liggen om wel to doen, daar ik het in mijn leven doen kan, en nog zien, hoe God mijn goede oogmerken zegent?' Willem vie! hem om de hals : ` ch, mijnheer Helmers! - Lieve Letje, bedank gij : - mij ontbreken woorden.' Ik kuste de hand van mijn weldoener, maar kon weinig zeggen. `Hetgeen ik voor u doe (ging hij voort), zal ik voor Cootje ook doen, indien ik het beleef, dat hij een zoet deugdzaam meisje trouwt, en antlers za! hij in mijn testament komen . leder heeft zo zijn speelpop : velen bouwen hofjes, en maken de weeshuizen tot erfgenaam : ik mag dat lijden, maar mijn geld heb ik geschikt om brave, nijvere jongelieden, van goeden huize, voort to helpen, die, bij gebrek van middelen, geen nut kunnen doen.' De knecht kwam zeggen, dat de schuit dicht bij was . De oude heer had de beleefdheid om zijn vriend Willis daar to brengen ; en verzocht mij mee to gaan,'t geen ik gaarne deed . Wij namen haastig afscheid, en Willem in de schuit gewipt zijnde, wandelden wij terug . Het is of ik buiten de wereld ben : en zo ik er niet enige dierbare vrienden had ; zo mijn hart mij niet herinnerde, dat mijn Willem in de wereld was ; ik zou bij dezen godvruchtigen man mijn dagen wensen to eindigen . Wat vermeerdert het mijn achting voor de Christelijke godsdienst, daar ik zie, dat alle brave mensen, hoe ook onderscheiden in bespiegelende begrippen en temperamenten, hem, zo zij hem terecht kennen, hoogst eerbiedigen! dat zij alle wetten des Evangeliums tot regel hunner gedachten en daden stellen, en niet het minste verschillen nopens de weg, die wij moeten bewandelen, zo wij eens gelukkig zijn zullen . Ik beschouw in den heer Helmers den weldadigen, den verheven vriend der mensen. De lieve man wacht mij, om in zijn bos to gaan wandelen . Vaarwel! duizend groetenissen aan mijn lieve Saartje . Ik ben Uw hoogstachtende Vriendin en Dienares,
Aletta Brunier
385
i~oe Brief: de Heer Willem Willis aan Mejuffrouw Aletta Brunier Mijn eigen lieve Letje! Hoe weinige ogenblikken ik ook aan mij heb, zo is het mij echter onmogelijk, u, al ware het dan ook maar een regel of tien, niet to schrijven . Wat zal ik u zeggen? och! hetgeen gij wel weet : dat ik u als mijn eigen leven bemin! das ik mijn eigen geluk niet kan overzien, als ik mij durf verzekeren, das gij mij liefhebt ? Daar hebt gij het oude lesje ! Maar ik ben geen geestige jongen ; en al was ik het, mijn hart zou mij niet toelaten, mijn tijd met aardigheden to verbeuzelen, daar die reeds zo bekrompen omkomt. 0 mijn Letje, was beloof ik mij lieve dagen met u! Hoe zal ik alles, was in mijn vermogen is, aanwenden, om u gelukkig to maken! Gij vertrouwt alles goeds van uw Willem ; en gij zult u niet bedrogen vinden. Daar de goedheid van uw hart met mijn onvolmaaktheden wil geduld nemen, zal ik mij met ijver toeleggen om mij in alles voor u behagelijk to maken. Indien ik niet door de lessen mijner beminde moeder overtuigend geleerd had, das men, zonder rijk to zijn, zeer vergenoegd leven kan, zo men slechts de vele kunstbehoeften of geheel afsnijdt, of met verstand regelt, dan zou ik mogelijk nu in verzoeking zijn om naar schatten to wensen, enig en alleen om u in overvloed to zien ; maar, mijn eigen Letje denkt to wel, om zulk een wens goed to keuren . Ik kan u noch zo rijk, noch zo aanzienlijk maken, als de uitmuntende Edeling onze vriendin ; maar dit hangs niet van mij af. Dit, hoop ik, das gij aan uw boezemvriendin nog eens zult kunnen zeggen : `ik ben zo gelukkig met mijn eerlijken, goeden Willem, als gij met uw deugdzamen, verstandigen Edeling.' 0 welke mannen zijn onze weldoeners! Kunnen wig, mijn eigen Letje, wel ooit dankbaar genoeg zijn? Kunnen wij immer den goeden God naar eis dankbaar zijn voor de gunstige bestiering omtrent ons ? Hoe ongelukkig zouden wij hebben kunnen zijn, ook naarmate wij elkander beminden, daar wij beiden to wel denken, om zonder uitzicht op een ordentelijk bestaan immer aan onze hoogste wens to voldoen! Bedank toch ook voor mij! Ik ben overstelpt ; o, hoe eerbiedig ik den vromen Helmers! 386
Ik ben bij den heer Blankaart geweest ; uw broeder zat bij hem . Ik verhaalde, wat de heer Helmers gezegd had . Uw broeder was verbaasd : dat, zei hid, had ik nooit kunnen denken . Willem, laten wig het beste gebruik van zulke gunsten maken : geluk, jongenlief met mijn zuster ; ik bemin haar, dat weet gij, teder ; 't is al wat ik, arme jongen, in de wereld heb, maar ik gun ze u van harte. De heer Blankaart zag ons, naar gewoonte, met de armen over elkander geslagen, aan, schonk voor ons elk een glas win, en wij dronken op de gezondheid van den heer Helmers . `Kom aan, Willem,' zei hij, `dat is kostelijk. Zulke mensen zijn mijn slag ; wel, lieve God, wat zullen wij rijke fokkers met ons geld doen, als er zelf wel van leven, en anderen goed doen? Jongens, ik heb ook in mijn jeugd zo moeten werken dat het kraakte, want ik had ook niet veel, toen ik begon ; dock toen waren er goede lieden, en nu zijn ze er ook . ppassen is de zaak, en zo ik ergens van weet, is 't van de negotie . Ik sprak daar met Brunier, dat het mij speet, dat hij ook geen koopman was ; maar daar moeten officianten ook zijn, en 't is ook wel ; evenwel, de nobele zeevaart, de negotie troeft boven.' Hij heeft uw broeder bij zich genomen ; zo hij voorwendt, om gezelschap to hebben en zich des avonds wat to laten voorlezen ; maar ik denk, dat hij andere oogmerken met Cootje heeft, en gelooft, dat hij to goed is om in een logement to blijven, daar nog drie of vier rijke jonge lichtmisjes kamers hebben : uw broeder kan niet genoeg tot zijn lof zeggen. Ik ben ook bij mijnheer en mevrouw Edeling geweest. Het betert zozeer, dat hij in veertien dagen zal kunnen uitgaan . Mevrouw was ook zeer welvarend . Mevrouw Buigzaam is altoos dezelfde engel van een vrouw! ik zei dat ik voor haar iets van mijn meisje had meegebracht, en wilde haar hand kussen : `Kom,' zei de lieve dame, `doe uw commissie niet ten halve' : en zij keerde mij haar wang toe . 0 mijn Letje, hoe eerbiedig ik deze vrouw! Zij en mijn moeder zijn de achtingwaardigste vrouwen die ik ken . De natuur maakte haar tot vriendinnen ; zij hadden elkander maar niet aangetroffen . lk omhels u met een hart vol liefde, en tel de dagen die er nog moeten voorbijgaan, voor ik in uw bijzijn gelukkig zijn zal . Geheel de Uwe, Willem Willis
387
i7ie Brief: Mevrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuff'rouw de Weduwe Willis Waarde Vriendin! Geluk met een jonge Edeling . Gisteravond ten elf uur verloste onze jonge vriendin van een schoon, gezond kind ; zij heeft het niet zeer gemakkelijk gehad, maar zich zo verstandig en bedaard gedragen, dat men dit nauwelijks dus zou hebben kunnen verwachten . De lieve juffrouw Redelijk en ik waren behalve de baker, al de vrouwen, die zij verkoos bij zich to hebben. Het vrouwtje was deze laatste acht dagen verbaasd ongemakkelijk en pijnlijk : ik geloof, dat de goede Edeling immer zoveel als zij zelve heeft uitgestaan! In de namiddag lies zij den heer Blankaart halen, en vader Edeling was zo onrustig en zo bezorgd, dat ik, hem alleen sprekende, hem verzocht, zich wat achter de schermen to houden . De beide heren zaten bij elkander in de naaste kamer ; men hoorde hen geen woord spreken . Blankaart wandelde al heen en weer : de oude Edeling zat in een vensterbank zeer onrustig, zoals ik, eens even in de kamer komende, zag. De heer Hendrik was bij ons en verborg zijn dodelijke angst onder een diep stilzwijgen . Saartje sprak hem dikwijls cooed in (ook als zij haar handen wrong). Eindelijk, ziedaar, daar horen wij het kind! 't Is een sterke jongen : zijn stem klonk door de kamer . De kraamvrouw hield zich stil en bedaard. In de naaste kamer hoorden wij : `Goddank, Goddank! wat is er ?' - `Een schone jongen,' riep de baker ; `nog wat geduld .' Beiden hoorden wij hen elkander snikkend zegen wensen. De jonge man was, genoegzaam buiten zichzelve, op een stoel neergevallen . Ik wenkte hem, en hij lei met den vxoedmeester zijn vrouw in 't ledikant . Juffrouw Redelijk bewaarde het kind dat zich braaf lies horen, en wakker met handen en voeten schopte . Zodra het was opgebakerd, tikten wij de heren . Edeling gaf het aan zijn vader . 0, kon ik u dat toneel schilderen . De oude heer trilde van blijdschap ; maar hid noch zijn zoon zeiden iets ; zip drukten elkander de hand ; hun ogen stroomden. Hij gaf het den goeden Blankaart, en ging naar zijn dochter ; hij kuste haar, hij zegende haar ; hij kuste zijn zoon, hij zegende hem : `beleef zoveel vreugd aan dit kind, als ik aan u beleef, Hendrik, en gij zult een zeer gelukkig vader zijn.' 388
Blankaart met het kind in zijn armen, was geen minder schilderij ! De natuur is toch niet to overtreffen ; men moet zulke dingen zien! `Welkom, mijn zoete kleine boy,' zei de goedaardige man : `welkom, mijn lief kind! jongetje, je komt al in een aardig wereldje . Nu, dat zal je, als je tijd van !even hebt, we! ondervinden . as maar braaf op, en je zult gelukkig zijn' : (en bij mij komende met het kind) `ha! days een kereltje!' zei hij, zie je we!, watte heldere kijkers dat hij heeft?'t is een mooi kind, zeg ik je : precies zijns vaders tronie ; en watte vuistjes heeft hij ! nu, mannetje, ga jij bij je moeder, die zal je beter trakteren .' Hij ging, met het kind in bei zijn armen voor zijn hart gefrommeld, naar de kraamvrouw, gaf haar't kind, kuste haar, noemde haar met alle zoete namen, die hij bedenken kon ; wij verzochten de heren, zich weer naar hun kamer to begeven . Saartje was zeer zwak, en verlangde, dacht mij, naar rust. Wig gingen vervolgens in 't naaste vertrek eten . Kort daarop kwam de jonge heer thuis, die nog niets wist . Blankaart sloop in de kraamkamer, haalde het kind uit de wieg, en lies het Cornelis zien : `He! maatje, wat zeg je me van zo een knaap?' Hij zag het kind, vie! zijn broeder om de hals, omhelsde zijn vader, nam het kind, bezag het met goedig gelaat, dat hem zo eigen is, bracht het in de kraamkamer, ging bij 't ledikant en toonde zijn broederlijk hart in stille zegenwensen . Morgen wordt het kind, hier aan huffs door den heer Redelijk gedoopt : zijn naam isJan . Beide de grootvaders heten zo . Evenwel, het isJan Edeling; en ik geloof, dat de oude heer om geen werelds goed het anders zou dulden. Alles gaat naar wens : de gehele nacht geslapen als een roost het kind ook . Zip is reeds in alle opzichten moeder :'t is een bekoorlijk kraamvrouwtje! Willis en Brunier zullen vandaag den kleinenjongen in het naaste vertrek zien, en grootvader trakteert al wat in zijn dienst !even ontvangen heeft . Tot de kruiers en pakhuisknechts toe krijgen Rijnse win met kaneelkoekjes, en ieder is manne je, jonge je ; elk maakt het bestig. Hemel, hoe is die man veranderd! De brief moet weg : ik moet ook nog aan mijn Letje schrijven. Schrijf mij haast ook zulke goede tijding : - met haast, de brief moet weg . Uw Vriendin,
Maria Buigzaam Wed . . Spilgoed 389
t72e Brief: Mevrouw Sara Edeling aan Mejuffrouw Anna Smit Zeer lieve Vriendin! Niet voor vandaag kreeg ik de vrijheid om u to schriwen ; en mijn kleine knol is evenwel al drie weken in de wereld geweest : nu, 't is goed, das ik met een zoet praatje to leiden ben ; anders, wel heden, me dunks ik had voor de negende dag wel kunnen schrijven . Maar de slenter moet gevolgd! Tante Redelijk houdt, zeg ik haar, niet van oude palen to verzetten : maar de vrouw spreekt, zo zegt zij, bij ondervinding ; en dewijl zij reeds tien kindertjes gehaald heeft, dien ik nog al op haar zo was to betrouwen. Kom, meisje, gig moet de cooed niet opgeven : gij placht altijd ouder en wjzer to zijn dan ik ben, en ik heb mid wel gehouden, hoor ik ; want ik, arme sloof, weet niet hoe andere vrouwen zich gedragen . Gij kept mijn humour! `Komaan Saartje,' zei ik, `schik u naar't geen zo zijn moot, gij kunt er u zelve best bij vinden .' Zo gezegd, zo gedaan : en, ziedaar! mid moeder van hot liefste kind, das gig u verbeelden kunt . Gelooft gij mid niet? vraag hot aan hot schaap zijn grootvader ; vraag hot aan den heer Blankaart ; - aan elk die hot ziet . En was heb ik een drukte met mijn kleine prul! Ik zou hem wel altijd op mijn schoot willen hebben ; maar baker zegt, `das hij dan welhaast niet moor in zijn wieg zal willen, en dit is toch best voor hem .' Hoe, bestt vroeg ik, kan min jongetje ergens zo best zijn als op zijn eigen moeders schoot? Zo ziet gij, das elk de bags over mid spools, tot de baker inkluis . Wat ben ik hongerig, Naatje! Ik kan altijd wel eten, en neem 's avonds een trommeltje met beschuit naar bed : (nu, kind, gij zult was ondervinden) ; ik moot mijn Jantje immers voorraad bezorgen? Mijn stoute broer klungelt gedurig aan de wieg, en maakt zijn neef wakker, die dan een brave keel openzet en dwingt om bij mama to zijn ; dan loops Kees de kamer uit, en zings zijn moffenliedje, daar gig eons zo om moest lachen . nze ieternel is hier geweest ; das was een vertoning! zij zei, `das hot kind er zo verstandig uitzag, en zo geleek op grootvader Burgerhart (das is, op mijn grootvader, moot je weten) ; en zij kon niet bedenken, das ik al zo een knappen zeun had ; wel heden, hot heugde haar nog, als de dag van gisteren, das ik geboren word ; 't was op een Dinsdag ; - neon, op een 390
Woensdag, - toch op een Dinsdag ; want dit was haar stof- en raagdag ; en zij was net bezig met grootvaders slaapkamer to stoffen, toen mijnheer Blankaart, die altijd bij uw vader was, wil ik spreken, aan de trap riep : ` ieternel, kom eens af, meid, daar hebben wij een aardig piskousje gekregen ; en mevrouw, ik had er zulk een innerlijke dingsingheid van, dat ik over mijn handstoffer viel, als het stof op het tapijt ; zodat ik weet het nog hiel we! . Zij beriep zich ook op den heer Blankaart : die zou 't met ontkennen.' Grootvader Edeling trakteerde ieternel ook, en de welkomst van den jongen Jan Edeling werd gedronken : o zulke toneeltjes smaken mij zo! Ik wou, dat ik die maar beschrijven kon, zoals het behoort. Uw aanstaande zuster, die nog bij haar weldadigen vriend is, heeft mij een engelachtige brief geschreven : wat zal Willem met zo een meisje gelukkig zijn! Een trek uit den heer Helmers karakter . Gij weet, dat hij voor ruim veertig jaar, zijn vrouw, die hij teder beminde, in 't kraambed verloor? Nu! die indrukken zijner droefheid zijn onuitwisbaar, en hij stelt zoveel belang in jonge kraamvrouwen, dat hij ook alle morgen een knecht to paard zendt, om to horen hoe of het met mij is, schoon zijn plaats drie uur rijdens van Amsterdam ligt ; en zo, zeit Letje, doer hij omtrent alle vrouwen, die hid enigszins kept . Indien gij, Naatje, niet in een andere rovincie waart, gij zoudt ook alle morgen een knecht to paard de pastorielaan zien oprijden . Nu nog een woord meer in uw trant van schrijven : het geschrevene moest er eerst maar uit . De ondervinding alleen is in staat om u to leren, wat het is moeder to zjn . Gig weet, ik was altoos een kindergek, maar mijn hemel! wat onderscheid! Hoe is het mogelijk, dat er vrouwen zijn kunnen, die onverschillig zijn omtrent deze huwelijkszegen! Nu, dunkt mid, ben ik eerst recht getrouwd . Nu is mijn Edeling mid nog oneindig dierbaarder . Nu is hid door alle zachte banden der natuur, door alle mogelijke betrekkingen aan mij gehecht ; en wat kan een brave vrouw zo verrukken, dan de tederbeminde vrouw to zijn van dien man, door wien zij moeder werd? De wijs, waarop mijn man zich gedraagt, is in zijn karakter ; en dat kept gij . Al de smarten zijn voorlang vergeten, maar de beloning duurt, groeit aan, en maakt mid tot een der gelukkigste vrouwen, die er zijn kunnen . Nu is het nog de pijn waard om to leven . Ik heb nu werk, ik heb plichten to voldoen, die mijn ernstige overdenkingen waard zijn ; en nu zie ik, dat ik, alleen bij gebrek aan bezigheden, die voor mij berekend waren, een losse, uithuizige, stoute meid was . Zie, Naatje, dat hadt gig ook behoren 39'
to bedenken, wil ik spreken, zeit ieternel. Ik begrijp we!, das het flu maar spelen gaan is, en das de jonge Jan Edeling mij wel eens andere druktens zal maken! Goed! Ik wacht die ook, en hoop, das mijn verstandige man, zo ik to veel malle moeder ben, moeder en zoon beiden terecht zal helpen . Ik kan wel niet zeggen, met ieternel, das de jongen er heel verstandig uitziet ; maar 't is immers een goed kind, das naar zijn moeder aardt! en gij weet, das moeder stikkend vol potsen en flinken stak, toen zij nog zeer jong en zeer los was? Mijn broer heeft er wel cooed op, want hij zegt mij in vertrouwen, `das Jan al naar de meisjes begins uit to kijken .' - ` om en neef hebben een goede smack,' zei ik. - `Ja,' zei hid, `de natuur gaat boven de leer.' Hid hoort ook graag muziek, want als de baker van de moordenaartjes zings, schreeuwt hij als een tijger ; maar als ik enige noten aansla, kijkt hij uit zijn luiers als iemand die zegt : nog meer
laatste woorden van Bisschop T .
Vaarwel, mijn vriendin . mhels voor ons uw waarde moeder en Dominee, voor Edeling en mij . Ik ben altoos, Uw Vriendin,
Sara Edeling
geboren Burgerhart
i73e Brief de Heer Abraham Blankaart aan den eerwaardigen Heer Everard Redelijk Eerwaardige Heer! Ei, wissewasjes, ik weet niet, mijn lieve dominee, waar je van spreekt . Dat ik uw Hendrik bij een braaf kapitein gebracht, en ten sterkste heb aanbevolen, is das zoveel zaaks ? Wel, mijn goede man, ik wou, das ik veel meer voor je doen kon, want ik heb zulk een achting voor u, en ik ben zo dikwijls door uw predikatien gesticht ; uw vrouw is zulk een best wijf, en gij hebt daar tien kinderen, het ene nog schoner dan 't andere ; zodat ik zeggen wil, spreek daar niet van . Wel ja, die uitrusting wil was zeggen ; ik heb, bij gelijks, kind noch kraai in de wereld . Nu, de jongen ziet er uit als een vorst, in zijn zeemontuur . Kijk, mannetje, zei ik, toen ik hem naar boord bracht (want ik heb den jongen lief, en wilde hem 392
zelf aan den kapitein leveren) . Kijk, mannetje, zei ik, nu heb ik vader en moeder bepraat, om u to laten varen . Je bent nu monsieur kadet, en draagt een degen, zowel als een admiraal, Maar zo je nu'reis in een ploertig leven meer zin kreegt, dan in een ordelijk gedrag, en dacht, nu ben ik mijn eigen meester, en veel viezevazen meer, dan zou Abraham Blankaart daar staan of hij een schepenkennis op zijn news had, en dan zou oom Jan zeggen, dat het mijn schuld was, dat ik mij er niet mee gemoeid moest hebben ; en dat zou niet mooi voor mij zijn . En wat denk je, dominee, dat Heintje daar op zei? `Mijnheer,' zei hij, `ik verzeker u op min woord van eer (en hij is veertien jaar, dat stond mij wel aan), op min woord van eer, dat ik in alle opzichten braaf zal oppassen ; zou ik zo ondankbaar zijn omtrent u? en zou ik mijn lieve vader en moeder ooit verdriet aan kunnen doen? dan wilde ik liever dood zijn, want dat was dan maar best.' Dat was het ook, zei ik, want dan waart gij een ondeugende jongen : maar ik zie nu wel, dat gij een braaf kind zijt . En ik troostte hem weer zo wat, en zo kwamen wij aan boord, met de sloep . Daar kwamen Janmaat en Keesneef op de proppen : `hier, Hem, wat dit en dat! de valreep! daar is onze kadet Redelijk met zijn vader .' Ja, dacht ik, lieve God! was dat waar, dan trakteerde ik het hele rommelzoodje. Daar kwam een schieman, en noemde mij dominee en toen fluisterden al de pekbroeken elkander in : jongens dat is een dominee, des kadets vader .' Daar stond ik toen met beschaamde kaken : want ik wist we!, dat ik geen dominee en Heintje mijn zoon niet was . Neen, maats, zei ik, dat heb je eventjes zo wat mis, ik ben geen dominee, en joului kadet is mijn zoon niet ; maar ik ben een koopman, en een oud vrijer : nu, dat is 't zelfde . Des kadets vader is een dominee en wel zo een braaf dominee, als er ooit voor joului zielen gezorgd heeft ; zodat ik maar zeggen wil, dat gij denjongenheer wel moet doen ; hij zal u ook weldoen, en ik hoop, dat hij zulk een braaf man zal worden, dat joului nog eens met hem, alsjoului kaptein aan de daps zult raken. Dat hoopten zij ook, en er werd braaf gehoezeed, want Abraham Blankaart gaf aan Janmaat een fooitje . Nu, het overige zal Hendrik u wel schriwen. Eer heeft uw hart, mijn goede dominee ; wel dat zou er bekreten uitzien, alsjuist alle brave jongens zouden moeten studeren en dominee worden . Maar zo Satans nijdig als ik worden kan op die malle fatsoenen, die nu denken, dat het onzen Lieven Heer machtig veel schelen kan, hoe een eerlijk man door de wereld komt! kunnen wig dan allemaal preken en bidden? Eilieve? En wie zou dan negotie doen? Wie zou 't land regeren?
393
Wie zou, ja was weet ik het . Althans, uw Hemn is maar recht voor de zee geschikt.'t Is een gezonde, sterke beuker van een jongen ; en als hij niet deugen wil, kan hij al zo ondeugend op de studie, als op de zee worden . Ziezo, das karweitje is ook weer besjouwd . En uw vrouw verdient, das zij haar zoon nog eens Vice-Admiraal ziet ; hoe lief zij hem heeft, weten wij we! ; maar de vrouw sprak verstandig . Ja, dominee, hij bent een man naar mijn hart . Zie, ik houd om de dood met van das falievrouwen, en ik kan mid zo satans nijdig maken, als ik daar zo hoor klagen en steunen, en van tranendal, en van een ellendig leven enz. praten. Hoor, God de Heer is maar veel to goed tegen zulke ondankbare kniezers en zuurkijkers .'t Is goed, das zij met Abraham Blankaart niet to doen hebben . Ik zou dat bangziende volkje was anders leren . Ziedaar, daar ben ik nu zes en vijftig daar oud, en als ik zo bij mijzelve zit, zeg ik : we!, lieve God, was al weldaden heb ik, zondig mens, evenwel van u ontvangen! Ik ben met weinig begonnen ; ik moest voor een oude moeder en een zieke zuster het brood winnen, en ziedaar, ik ben rijk, rijker dan ik elk aan de news hang, ik ben gezond als een vis . Ik sta daar als Govert in de daps omringd van al mijn jongelui ; daar is Edeling en zijn vrouw, daar is mijn Willem met zijn vrouw ; daar is Cobus, daar zijn ze allemaal om mij ; elk houdt meer van mij dan de ander . De kleinen klimmen tegen mij op, en halen de suikerde duiten uit mijn zakken ; en als Abraham Blankaart maar eens kucht, of was stil is, dan is de drommel op stelten :'t is of elk vreest, met mij geluk to zullen aftrekken, zo is het en to doen . Daar zijn die brave weduwen ; wel ik ben en als een broer in huffs ; daar is Dominee Smit en zijn vrouw, op de handen zouden zij mij dragen ; en was doe ik toch, dan 't geen mijn plicht is, en das ik altoos tevreen ben? want vrees God en doe we!, zoveel gij maar kunt, das is het altemaal . Wat zegt gij, Dominee? - Maar hoe doen nu de klagers? Altijd kijken zij bang ; altijd vrezen zij, das zij to kort zullen komen ; zij houden van niemand, en niemand van hen . p zulke water jes vangt men zulke visjes. Maar nze lieve Heer (die maar veel to goed is) krijgt de schuld . Dan is het to heet, dan is het to koud ; dan is alles zo duur, dan komt en geen staartje vis aan de marks . Summa summarum, die lelijkers zijn nooit to voldoen : en 't zal mid benieuwen, of het in Gods hemel ook wel van passen voor hen zijn zal ; maar ik denk niet, das wij daar met hen zullen opgescheept zijn . Wat denkt gij en van, Dominee? Kijk, denk ik, die God niet in blijdschap dient, kan niet in de hemel komen, want hij doer niets uit liefde tot God . Hij loops daar over deze kostelijke aarde, die zo keur394
lijk is opgesierd, net als zo een onguur, gnorrend varken, das alles maar grommend en morrend en gnorrend doorslokt, en nog een lelijk bakkes zet tegen een ander, die het een stro in de weg legs . Zijn das geen lieve peuzels, om op zulk een plaats to komen, daar alles vreugd, en lof prijst den Heer is? aulus is mijn man : Weest altjd bljmoedi~ en verbljd a in de hope. En das zei hij zelf in die bedroefde tijd, toen er was meer halen aan de kling was dan nu, om een goed Christen to zijn . Mien vriendin Stijntje denkt net als ik, en das doer mij zo een deugd! Vriend Blankaart, zeit zij, als ik zo des ochtends opsta, en die lieve zon zo in 't osten zie, en hoe alles zo als herleeft en God dankt, dan denk ik : Heer, is het hier op deze stoffelijke wereld zo schoon, hoe moet het niet in uw zalige Hemel zijn! en dan zing ik uit Jan Luikens versjes het liedje op de morgenstond . (Je moet weten, Dominee, das zij toen op Buitenrust, bij de twee dames, gelogeerd geweest was, en das ik de vrome ziel daar met mijn rijtuig vandaan haalde .) Nu, mijn vriend, groet ik u! en wens u met uw vrouw en kinderen nog lang een hemel op aarde ; en als gig bids, eilieve, bid ook voor mij, want het gebed des goeden mans verrnag veel, wil ik spreken .1k blijf altoos, Waarde Dominee! Uw Hoogachtende Vriend,
Abraham Blankaart
.S .
1k zie daar, das ik tweemaal onze sinjeur weer genoemd heb! Nu, verschoon das, ik mag zo niet fratsen in mijn brieven, anders schrapte ik er zijn naam nog uit .
i74e Brief: Mejuffrouw Aletta Willis aan Karen man Willem Willis Mijn lieve Man! 1k verlang zo naar uw terugkomst! Me dunks, das ik u duizend dingen to zeggen heb . En nu ik schrijf, weer ik niet hoe to beginners : 't zijn zulke beuzelingen, dunks mij, en gij zijt om een zaak, daar zoveel aan gelegen 395
is van huffs . Evenwel, ik weet, das gij altoos met inschikkelijkheid naar alle kleinigheden, die ik u vertel, luistert. Alle middag, als het uur aankomt, das ik u de stoep zie optreden, kijk ik uit : ik kan 't niet laten . Vanmiddag vroeg de kleine Gerrit mij, `of vader heel ver was, en of hid in geen tien jaar weerkwam!' Wilt gij geloven, mijn lief, das deze vraag mid tranen in de ogen dreef? Was das een denkbeeld voor een vrouw, die in u al haar geluk vindt! `Neen Gerrit,' zei ik, `vader zal wel gauw, gauw komen, en was moois voor u en zusje meebrengen .' Zij dansten van vreugd, en hun oogjes glommen. Zij vertelden het elkander ook heel deftig. 0 was is het mij naar, nu gij er niet zijt! mijn lieve Willis! gij zijt mij zo noodzakelijk geworden. Wat heb ik tegen die refs opgezien! Maar gij moest . Wat kon ik doen? Wat ben ik voor u bekommerd! Deze laatste dagen waren zo guur . Ik kan des avonds niet in slaap komen, en heb nu allebei de kindertjes bij mij in 't bed . Uw lieve moeder bezoekt mij, zoveel zij kan ; mijn broer alle daag . Mevrouw Edeling was hier gisteren met de twee oudste kinderen : maar mijn Willis was er niet ; anders had ik zelden aangenamer dag : was was zij vrolijk! De wijs, waarop zij haar kinderen bestiert, is geheel haar eigen . Jan words een plate, maar mama zit er schoon achter . Het meisje is een engeltje : geheel haar vader. nze twee schaapjes diverteerden zich ook als koningen. Maar was beuzelingen schrijf ik u ? Nu 't is maar om aan u iets to kunnen schriwen! Wanneer mag ik u terug verwachten? Cootje en de heer Blankaart beloven mij, met mij en de kinderen, als het zacht weer is, u tot Haarlem tegen to rijden! `Gerrit en Mietje maken zeer hun compliment aan hun lieven papa, en beloven u duizend kusjes .' Dit verzoeken zij mij u to schrijven . Ik omhels u in mijn gedachten, en ben Uw liefhebbende Vrouw Aletta Wi11is Geb . Brunier
396
i~se Brief: de Heer Willem Willis aan zijn huisvrouw Mijn eigen lieve Letje! Niet vrolijk op mijn kamer zittende (hoewel alles naar wens gaat), denkende aan mijn lieve vrouw en kindertjes, sterk verlangende om bij u to zijn, ontving ik uw allerwelkomste brief. Gij weet, mijn lief, hoezeer ik altoos verheugd was, als ik, toen ik nog naar u vrijde, een brief van u ontving? maar dat lijkt niets naar de vreugd, die mij thans bezielt! Mijn beste schat, hoe gelukkig ben ik met u! Hoe waardeer ik u! Ik voel, dat ik man, dat ik vader ben! - Hoe vaart gij, mijn liefde, hoe de kindertjes, hoe mijn moeder, hoe al de vrienden? Hoe dierbaar is mij dat huiselijk briefje! Zou mij dit vervelen? zou ik, hetgeen gij mij schrijft, beuzelingen noemen?'t Kan zijn, dat ik verkeerd denk, maar 't komt mij voor, dat alles wat een lieve vrouw over haar zelf en haar kindertjes schrijft, voor een eerlijk, gevoelig man van het uiterste gewicht is : en dit is het ook bij mij. Hoezeer ik naar u verlang, kan ik niet zeggen! maar gij voelt dat zelf wel, mijn hartje ; wij zijn huiselijk gelukkig ; wij beminnen elkander ; wij beschouwen elkander als de bronnen van ons eigen geluk . nze zoete kleintjes geven ons zulke aangename uren : mijn lieve vrouw is zo voor mij ingenomen . . . Wat zijn dat mannen, mijn Letje, die al hun uitgespaarde tijd op collegies en in kolfbanen verkwisten, en echter vrouwen en kinderen hebben die beminnelijk zijn . Een verzoek heb ik op u ; en als ik u iets verzoek, dan weet ik, is 't bij u ook goed ; kom mij, al was het een zomerdag, niet tegenrijden ; denk, mijn waardste, aan uw toestand ; meer zeg ik niet. Hoor, ik maak mij zo een feest van u to zullen zien, dat ik onverwacht in 't laatst der volgende week denk thuis to komen : die eerste ogenblikken zijn mij zo dierbaar, dat ik die alleen met u en de kleintjes verkies door to brengen. Ik ben nog nimmer een etmaal van u geweest. Ach, mijn lieve Letje, wat zal ik ondervinden, als ik u aan mijn hart druk! als gij met mij de kindertjes omarmt, en welkom kust . . . Groet alle vrienden! Kus mijn moeder en de kleintjes voor Uw liefhebbenden man
Willem~z 147//is
397
Narede
Wij hopen, dat de goede lezers wel zoveel belang in de Historie van SARA BURGERHART zullen gesteld hebben, om nog het een en ander to willen weten van de meest hupse mensen, die zij in dit werk hebben leren kennen . Veel bijzonders kan ik u niet verhalen, of ik zou in het romaneske vallen . - Weet dan : Dat onze vriendin Burgerhart, seders lien jaren, zeer gelukkig leeft met haar braven man, en reeds moeder is van vijf aardige kinderen, die zij voorbeeldig opvoedt ; hoewel, zij, onder ons gezegd, zeer wel weten wil, dal zij, in duizend opzichten, de raad van haar man, en de lessen van de twee achtenswaardige weduwen, Buigzaam en Willis, zich zeer ten nutte maakt . Voor zes jaar stond de oude heer Edeling al zijn taken aan zijn zoon Hendrik af, en slijt het grootste gedeelte van de zomer op zijn buitenplaats, in het gezelschap zijner dochter en van de kinderen, die altijd haar man en hun vader met blijdschap tegenwandelen, als men weet, dal hij buiten komen zal, 't welk doorgaans Vrijdagsmiddags na beurstijd gebeurt. De heer Blankaart woont in de stad, en blijft de liefde en lust van allen, die hem kennen. Mevrouw Edeling noemt hem nooit dan met aandoeningen, die de kinderlijke zeer nabij komen . Hij gaat voort in wel to doen ; en dewijl de weduwe Willis en de weduwe Spilgoed bij elkander 398
op een zeer fraai eenvoudig buitentje wonen, heeft hij een uitvlucht to meer : want hij gaat het liefst om met verstandige vrouwen en jongelieden . Deze beide dames leven zo gelukkig, dat de wonderlijke man eens zeide : `Het zal voor u beiden zo een grote trek niet zijn in de Hemel to komen als voor andere mensen, zo gelukkig zijt gij hier reeds .' De eerwaardige heer Smit heeft in zoverre het Domineeslot, als zijn vrouw hem een talrijk huisgezin geeft. Hij heeft al van zijn asperges gegeten, en een stukje land gekocht, om er nog meer aan to leggen : zodat juffrouw Willis geen kwaad vooruitzicht had op haar aanstaande mans bevordering tot groter plaats . Alle jaar bestelt de eerlijke man zes weken aan zijn collega's ;* en die verdelen zij in het bezoeken der twee dames weduwen, en van den heer en mevrouw Edeling, die er op genet zijn, dat alle kinderen medekomen, en dus de oude vriendschap ook onderhouden . De heer Helmers is voor een jaar gestorven, en heeft dus nog het genoegen gehad van to zien, dat hij zijn weldaden aan hen, die dezelve verdienden, uitdeelde. Zijn nagedachtenis is in zegen en eerbied bij elk, die den wizen man kenden. De heer Willis is nu negen jaar met zijn Le je getrouwd, en is een zo braaf, tederlievend man en vader, als hij een noon, broeder en vriend was . Hij is eigenlijk des heren Blankaart's bizondere gunsteling. Zijn taken gaan gezegend ; en zijn vrouw is zo wel tevreden, dat zij niet eens denkt : zijn er ook lieden, die aanzienlijker leven dan mien man en ik ? Zij is nu van haar vierde kind zwanger. Haar broeder is nog ongetrouwd, en woont bij den heer Blankaart tot gezelschap, die hem ook gaarne getrouwd nag . `Ik zal,' zeide de goede man onlangs, `ik zal zowaar voor Cobus ook nog een vrijster moeten gaan opschommelen, zoals ik voor Willem deed ; want ik zou niet graag zien, dat hid ook maar een niets beduidend oud yr jer
werd.'
De heer Cornelis Edeling is ook voor jaar en dag al man en vader, en heeft een vrouw, die volmaakt voor hem geschikt is, wijl zij beter de waarde van het geld kept, en voor de dag van morgen zorgt . Zijn eerlijkheid evenaart zijn kundigheid. Ik hoor, dat hij een groot advocaat worden zal . Hid en zijn aangehuwde zuster zijn de vreugd van 't huiselijk leven ; maar het is toch best, dat deze vrienden in hun eigen weerspraken (gelijk de heer Blankaart dat noemt) zulk een genoegzaam tegengesteld karakter vinden . Als de oude heer Edeling zijn talrijke familie zo eens overziet, dan zegt hij wel eens half mompelende : `is 't evenwel niet een verbruid ding, 399
das deze beide vrouwtjes niet van mien Kerk zijn?' Juffrouw Hofland heeft alle reden om vergenoegd to zijn over de wijs, waarop haar neef en nicht Edeling haar behandelden . Zij komt er echter zeer zelden . Juffrouw Doorzicht vervolgt haar weg in vrede, beide met woorden en daden stichtende. De heer Hendrik bezoekt haar dikwijls ; en waar zip ook komt, words zij ontvangen, gelijk een vrome, verstandige vrouw bij brave mensen altijd ontvangen words . Benjamin Slimpslamp en Brecht zijn beneden de nieuwgierigheid der lezers deter Historic. De oude eerlijke Frits woont nog bij zijn mevrouw, en heeft er een alleraangenaamst leven. ieternelle je Degeljk is voor drie jaar aan't huffs van den heer Degeljk gestorven, nadat zij er, volgens haar zeggen, een `hemel op aarde gehad had .' Uit haar testament bleek, das de oude, eerlijke meid den heer Blankaart, mevrouw Edeling en den heer Willis haar nalatenschap gemaakt had, met verzoek, das zij die kleinigheid niet zouden versmaden, en das zij alles met God en met ere zuinigjes had overgespaard . Zij besprak ook een vrolijke dag voor al de booien van den heer Edeling; en dewijl de oude Frits haar eens ten huwelijk gevraagd had, maar zij geen trouwige natuur had, zo maakte zij hem een gouden ring, een zilveren tandenstoker, en een dozijn witte zakdoeken, gemerkt . D . 12, tot een erkentenis. Nu zouden wij nog wel een woordje van juffrouw Hartog dienen to zeggen. Maar dewijl wij geen de minste correspondentie hebben met geleerde vrouwen, die over zonnestoj~jes en de genoegzame rede schrijven, kan ik alleen zeggen, das zij en haar vriendin, de freule Van Kwastama, nog leven, en das men haar beiden zeer sterk verdenkt van een menigte prullen tegen de Godsdienst en het gezond mensenverstand to schrijven, dock die zijn zo afgrijselijk geleerd, das zij weinig lezers vinden, omdat er het vergif niet een weinig in gesuikerd is . De deugdzame mevrouw Buigzaam bekent (en zij kan er over oordelen), das juffrouw Hartog zo gevaarlijk niet is, als zij, indien zij minder trotsheid had, zijn zou, in een tijd, das niets-te-geloven, philosophic, en zedeloosheid, fraaie manieren genoemd worden door zulke lieden, die aan de maatschappij meermalen de soon geven . Er blijft dan niemand over, dan onze eerzame Lo je Rien-du-Tout. Dat er uit haar historic niet veel bizonders valt op to tekenen kan de goede lezer wel denken . Gelieft gij het volgende to lezen,'t is ons we!, en zo niet, hij kan het overslaan . Juffrouw Lo je woont bij haar oom en tante ; en schijnt schoon zij zeer op zo eens to veranderen gesteld blijft, wel te400
vreden . Mevrouw Edeling verzoekt haar dikwijls ; en Lo je leert nu aan de twee kleine meisjes dier dame, hetgeen die haar met zoveel geduld onderwees, namelijk - kinder-onderkousjes breien . Juffrouw Lo je is niet weinig in haar schik, als zij overtuigend ziet, dat zij evenwel beter de klink kan maken, dan Jaan je en Mie je. Hoe hot zij, elk die eon good, eenvoudig hart weet to waarderen boven de bekwaamheden des vernufts, zal ons toestaan, dat Lo je veel moor nut in de wereld doer, als zij kinderonderkousjes breit, dan juffrouw Hartog als zij die dissertation over de zonnestofjes schrijft .
401
Aantekeningen
De cijfers verwijzen naar de nummers der brieven, waarin de cursieve woorden voorkomen . i . Honderd halve rijdertjes : een som geld . Beslissend : aanmatigend. 2 . Adio cara mia : gegroet mijn lieve . 3 . Lollig : zeurderig . Zeuzerijen : deuntjes . 4 . Achitofel : Verg. 2. Samuel 17, 23. g . Bestorven meisje : een wees met fortuin. Ratio sufficiens : toereikende grond . L. W van Merken : bekende dichteres dier dagen. Falie : kapmantel. 6. Aquillas en rixillas : Handelingen XVIII, 2, i8, 26 . 10 . Zoq : zeug. Bollebuisjesw ? poffertjesbakster . 11. Aan de fep : aan de drank . 13. Eenpan : rustig, in evenwicht. 18. Moesjanker j : minneklachten uiten . 402
19. Coccejaans, Voetiaans, en Lampiaans : Coccejus en Voetius, grote geleerden in de tweede helft der i7de eeuw, elkanders tegenstander in bijbelbeschouwing, opvatting van de Sabbath en preekmethode ; Voetius vertegenwoordiger van de streng gereformeerde Dordse theologie, Coccejus voor die tijd vrijzinniger . Lampe, geb . 1683, stond een Christendom voor dat afstand doer van alle genoegens der wereld en stichting zoekt in vrome gemoedsbevinding, meer dan in streng dogmatisme .
Struif.omelet . Mausen : Smousen, Joden . 30. Musschenbroek : Natuurkundige, uitvinder van de Leidse fles. 31. Soubise : kamerjapon . 33. Kerjeusde : kostelijk, sierlijk . 35. Ripen : Rupsen . Grandison : Sir Charles Grandison, Engelse roman van Richardson . 36. Claartje Harlowe, uit de roman Clarissa Harlowe van Richardson . 3 7. Love/ace : uit de roman Clarissa Harlowe van Richardson . 38. Boucles : krullen. 44. Eliezer, de trouwe knecht van Abraham . Gen . XV, 2 en 25 geheel . 45. Slavonjer: Slavonier, in de betekenis van heiden, zigeuner . 46. Afknarpt, ook ontknarken : ontfutselen, afpersen . 47. Negligeant : eenvoudig . 54. Sanche : de schildknaap Sancho anza uit de Don Quichote . 55 . Fourgon : rijtuig met een gaffeldissel. 59 . Epitafium : grafschrift. 6o . De publieke kerk : De Nederlandsch Hervormde Kerk . 61 . Hargueren : het voor en tegen bepleiten . 63 . Wegslechter : wegbereider . 67 . Een losse rnaling : een oorveeg, een pak slaag . m peper moet : het land uit moet en dienst nemen bij de ost-Indische Compagnie.
Z jn koorn je groen at : niet wachten tot het rijp is . 70. Een halve stuiver boven Jan : meer dan de helft punten hebben dan men maken moet (bij het kaartspel jassen) . 75. Kw jlbabbe : babbelaarster . (Bdbbe : kwijldoekje voor kinderen.) 77. R jd je de wit kwast : misschien een komische verdraaiing van : `rind je de maar' of : `rijd je een bone geest' . 90 . Endorse kol : de tovenares van Endor . i Samuel 28 . 403
Een gale in 't oog : de lucht van jets hebben, lout ruiken . 95. elagianen : elagius leerde tegenover Augustinus de vrije wil . Lamsgezinden : doopsgezinden die to Amsterdam bij 't Lam kerk91.
hielden (een tot kerk verbouwd pakhuis) . Demos : 2 Tim . 4, T . ren laten aannaaien : tot een ezel maken, zich laten wijsmaken . T . 108 . Honden : er zullen stokslagen vallen . 110 . Azers deel : zie Genesis 49, 20 . Enaks kind : zie Numeri i3, 28 en 33. . pgewarmd bier- en broodskind : een kind met slappe kost, pap van 1i6 biersop en brood, grootgebracht . To bliktri : onverklaarde uitdrukking. 120 . Uw Jonathan : uw vriend . i Samuel i8, i. 126 . Grideljn : gris de lin, vlaskleurig grijs . 127. Jezabel : de bone vrouw van koning Achab . Achitofellinne : zie aantekening bij brief 4. Boanerges : zonen des donders, bijnaam van Jacobus en Johannes, Marcus 3, 17. Bethel : huffs Gods . Nieuwkerk : godsdienstige secte, in 1749 gesticht to Nijkerk, (extatische bekering onder schreien, jammeren en boetedoening) . Saulus : naam van aulus voor zijn bekering. 128. Simon de tovenaar : Handelingen 8, 9-24. 129 . Jolen : pretmakers. Vernibbel mj : verkneuter mij . 133 . Jongeling : zie Marcus 10,17-23 . 134. Leeuwen op de wee : zie Spreuken 22,13 ; 26,13. 136 . p marodegaan : op de dril gaan, aan de zwier zijn . De wjze man : Salomo. 149 . Spikkelatie : ik heb zulk een schik. Kissebissen : met veel drukte heen en weer lopen. Huispostillen : stichtelijke dagboeken voor huiselijke godsdienstoefeningen. Braspenningen to zweten : braspenning = penning om to verteren. De uitdrukking betekent `op zolder weggelegd zijn (van koopwaren) om later, bij hoger marks, voordelig verkocht to worden' . Dus : hem doen opdokken. Vrouw je van Thecoa : 2 Samuel 13, 30. 404
155. Bassen :
violoncels.
IS8 Jozua's besluit : Jozua 24, isb.
Narede . Bestelt zes weken beurten waar to nemen .
aan zjn collega's :
vraagt hun zijn preek-
405