's-Hertogenbosch
Bestemmingsplan Mariaburg 2014 ontwerp
juni 2014
Inhoudsopgave
TOELICHTING Hoofdstuk 1 1.1 1.2 Hoofdstuk 2 2.1
Hoofdstuk 3 3.1
3.2
3.3
Hoofdstuk 4 4.1
Hoofdstuk 5 5.1
5.2
5.3
Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Inleiding Aanleiding Ligging van het plangebied De huidige situatie Analyse van het plangebied 2.1.1 Ontstaansgeschiedenis Landschap 2.1.2 Landschappelijke indeling 2.1.3 Natuur 2.1.4 Recreatie 2.1.5 Cultuurhistorie 2.1.6 Archeologie Beleidskader Rijksbeleid 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 3.1.2 Natuurbeschermingswet 1988 3.1.3 Flora en Faunawet 3.1.4 Wet op de archelogische monumentenzorg 3.1.5 Nota Belvedere Provinciaal beleid 3.2.1 Structuurvisie 3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014 3.2.3 Provinciale Milieuverordening (PMV) Gemeentelijk beleid 3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie "Stad tussen Stromen" 3.3.2 Landschapsvisie (1999) 3.3.3 De Groene Delta 3.3.4 Nota Boszone, Hooge Heide Midden Planbeschrijving Rood voor Groen ontwikkeling 4.1.1 Aanleiding 4.1.2 Rood voor groen Waterparagraaf Beleid voor integraal waterbeheer 5.1.1 Huidige situatie 5.1.2 Oppervlaktewater 5.1.3 Grondwater 5.1.4 Riolering Ruimtelijke vertaling van beleid 5.2.1 Bergingsopgave 5.2.2 (Her)gebruiken, infiltreren, bergen, afvoeren 5.2.3 Scheiden van waterstromen Watertoets en monitoring van de uitvoering 5.3.1 Samenwerking 5.3.2 Vervolgstappen richting uitvoering Milieuaspecten Algemeen Bodem 6.2.1 Wettelijke regelingen Geur Bedrijvigheid Externe veiligheid 6.5.1 Weg (A59) Geluid Lucht 3
7 7 9 11 11 11 13 17 18 18 18 23 23 23 24 24 24 25 25 25 25 29 29 29 29 29 30 33 33 33 33 43 43 44 44 44 45 45 45 45 46 48 48 48 49 49 49 49 50 50 50 50 51 51
6.8
6.9 Hoofdstuk 7 7.1 7.2
Hoofdstuk 8 8.1 8.2 8.3 8.4 Hoofdstuk 9 9.1 9.2
Duurzaam bouwen en energie 6.8.1 Energie 6.8.2 Integraal waterbeheer 6.8.3 Hout uit duurzaam beheerde bossen Natuurwetgeving Juridisch bestuurlijke aspecten Planmethode Opzet van de regels 7.2.1 Hoofdstuk 1: Inleiding 7.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels 7.2.3 Hoofdstuk 3 7.2.4 Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid Financiële haalbaarheid bestemming Natuur 8.1.1 Planschade bestemming Natuur Financiële haalbaarheid bestemming Wonen Conclusie ten aanzien van de financiële haalbaarheid Vermindering bruto vloeroppervlak Inspraak en vooroverleg Inspraak en vooroverleg Mariaburg 2014 Vooroverleg Mariaburg 2012 9.2.1 Reactie VROM-inpectie 9.2.2 Reactie provincie Noord-Brabant 9.2.3 Reactie Waterschap Aan en Maas Inspraak Mariaburg 2012
9.3 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Natuurwaarden Mariaburg Luchtkwaliteitsonderzoek het Klooster Graafsebaan Bodemonderzoek Graafsebaan 172 Akoestisch onderzoek Graafsebaan 172 Beschrijving monument
52 53 53 53 53 55 55 55 55 55 56 56 57 57 58 58 58 58 61 61 61 62 62 63 64 73 75 77 79 81 83
REGELS Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Gemengd Artikel 4 Natuur Artikel 5 Verkeer Artikel 6 Wonen Artikel 7 Wonen - Uit te werken Artikel 8 Leiding - Water Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9 Anti-dubbeltelregel Artikel 10 Algemene bouwregels Artikel 11 Algemene gebruiksregels Artikel 12 Algemene afwijkingsregels Artikel 13 Algemene procedureregels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14 Overgangsrecht Artikel 15 Slotregel Bijlagen Bijlage 1 Staat van Horeca Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein
4
87 87 92 95 95 98 100 102 106 108 111 111 112 113 114 115 117 117 118 119 120 121
Regels
85
86
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Mariaburg 2014 van de gemeente 's Hertogenbosch. 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002242-1301 met de bijbehorende regels en bijlagen. 1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.4 aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.5 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.6 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7 achtererfgebied: een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw. 1.8
afhankelijke woonruimte:
87
Een aan of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.9 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.10 bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden. 1.11 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke. 1.12 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. 1.13 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw. 1.15 bijzondere woonvoorzieningen: een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden. 1.16 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.17 bouwgrens: de grens van een bouwvlak. 1.18 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder. 1.19 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.20 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel.
88
1.21 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.22 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.23 brutovloeroppervlak: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 1.24 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.25 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.26 dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. 1.27 eenheden: een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreactief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers. 1.28 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw. 1.29 extensief recreatief medegebruik: een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden;
invloed
heeft
op
de
in
de
1.30 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.31 gestapelde woning: een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.
89
1.32 halfvrijstaande woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen. 1.33 hoekperceel: een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied. 1.34 hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht. 1.35 hydrologische waarde: gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied; 1.36 kantoor: het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.37 kap: de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°. 1.38 landschappelijke waarde: waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin. 1.39 lessenaarsdak: een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen. 1.40 nok: het snijpunt van twee hellende vlakken. 1.41 ondergeschikte functie: functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt. 1.42 seksinrichting: een ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.43 vloeroppervlakte: de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond. 1.44 voorerfgebied: erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.
90
1.45 woning: een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
91
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.2 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.3 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. a. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap; b. de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw; c. bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak 2.4 de hoogte van een dakopbouw: vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.5 de hoogte van een kap: vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.6 de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.7 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.8 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen gebouwen tezamen. 2.10 peil: a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
92
b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
93
94
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein; b. culturele instellingen; c. congreszaal/congresruimte(s); d. het uitoefenen van horecabedrijven in categorie 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten; e. maatschappelijke voorzieningen; f. sport- en/of gezondheidscentrum; g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen nieuwe gebouwen en overkappingen worden opgericht. b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd. c. Het voormalige klooster wordt ontsloten aan de voorzijde via de bestaande ontsluiting (Graafsebaan) vanaf de Vliertwijksestraat. 3.2.2 Gebouwen Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; het bouwvlakken mag voor 100% worden bebouwd; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 16 meter; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 13 meter.
95
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b, ten hoogste 3 meter bedragen; b. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen. 3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f. 3.4
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de milieusituatie; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de situering van het laden en lossen op het perceel. Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken met betrekking tot de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a voor wat betreft het oprichten van gebouwen en/of overkappingen overeenkomstig de ter plaatse geldende bouwregels, mits: a. Het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/het drinkwaterproductiebedrijf. 3.5 Specifieke gebruiksregels a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd. 3.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.7.1 Vergunningplicht Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
96
3.7.2 Uitzondering Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in 3.7.1 is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen; b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. 3.7.3 Toelaatbaarheid Het bevoegd gezag verleent de in 3.7.1 bedoelde vergunning indien: a. het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/drinkwaterproductiebedrijf.
97
Artikel 4
Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur / landschapselementen / bos en de bijbehorende groeiplaats; b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie; c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden; d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden; e. extensief recreatief medegebruik; f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Algemeen a. Op deze gronden mogen, met inachtname van het bepaalde in sub b, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter. b. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen overkappingen worden opgericht. 4.2.2 Ondergronds bouwen Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd. 4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken met betrekking tot de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor wat betreft het oprichten van overkappingen overeenkomstig de ter plaatse geldende bouwregels, mits: a. Het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/het drinkwaterproductiebedrijf. 4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1 Vergunningplicht Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling. g. het verwijderen van houtopstanden; h. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren; i. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
98
4.4.2 Uitzonderingen Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in 4.4.1 is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen; b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. 4.4.3 Toelaatbaarheid Het bevoegd gezag verleent de in 4.4.1 bedoelde vergunning indien: a. het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/drinkwaterproductiebedrijf, met dien verstande dat er voor de werken/werkzaamheden als genoemd in 4.4.1 sub g, h en i geen advies nodig is; c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden; d. er een advies is verkregen van het waterschap voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waardevolle gebieden.
99
Artikel 5
Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
5.2
wegen en straten; parkeervoorzieningen; verblijfsgebied; voet- en fietspaden; aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke. Bouwregels
5.2.1 Algemeen Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht. 5.2.2 Gebouwen Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen; b. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 30 m² bedragen. 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,5 meter bedragen; b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn. 5.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. 5.4
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de milieusituatie; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken met betrekking tot de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 voor wat betreft het oprichten van gebouwen en/of overkappingen overeenkomstig de ter plaatse geldende bouwregels, mits: a. Het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/het drinkwaterproductiebedrijf. 5.5 Specifieke gebruiksregels Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
100
5.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in 5.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.7.1 Vergunningplicht Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling. 5.7.2 Uitzondering Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in 5.7.1 is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen; b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. 5.7.3 Toelaatbaarheid Het bevoegd gezag verleent de in 5.7.1 bedoelde vergunning indien: a. het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/drinkwaterproductiebedrijf.
101
Artikel 6
Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d.; b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen. 6.2
Bouwregels
6.2.1 Algemeen a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht. b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd. 6.2.2 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
f.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand gebouwd worden; per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan; de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 200 m²; met betrekking tot de hoogte van een hoofdgebouw geldt: 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 meter; 2. de goothoogte mag niet meer bedragen 3,5 meter; de woning dient te worden afgedekt met een tweezijdige kap, met dien verstande dat de hoogte van een kap niet meer mag bedragen dan 5 meter;
6.2.3 Bijgebouwen Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen zijn, met inachtname van het bepaalde in sub b, uitsluitend toegestaan binnen het achtererfgebied. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen geen bijgebouwen worden opgericht; c. het achtererfgebied mag niet meer dan 50% worden bebouwd; d. het onbebouwd blijvende deel van het achtererfgebied mag geen kleinere aaneengesloten oppervlakte krijgen dan 25 m²; e. met inachtneming van het bepaalde onder 6.2.3 sub c bedraagt het maximale gezamenlijke grondoppervlak van de bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied 75 m²; f. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag het onder 6.2.3 sub e geregelde maximale gezamenlijke grondoppervlak worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²; g. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter; h. indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, bedraagt de maximale goothoogte 3 meter, de maximale bouwhoogte 4,5 meter en de dakhelling maximaal 50° ten opzichte van het horizontale vlak; i. gebouwen met één hellend dakvlak zijn uitsluitend mogelijk bij een aanbouw tegen de zij- en/of achterkant van het hoofdgebouw (aankappingen); hierbij bedraagt de maximale goothoogte 3 meter en de maximale bouwhoogte 4,5 meter; j. dakterrassen zijn niet toegestaan. 6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
102
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn met inachtname van het bepaalde in sub b en met uitzondering van erfafscheidingen, uitsluitend toegestaan binnen het achtererfgebied; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen, met uitzondering van erfafscheidingen, geen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht; c. het achtererfgebied mag niet meer dan 50% worden bebouwd; d. met inachtneming van het bepaalde in 6.2.4 sub c bedraagt het maximale gezamenlijke grondoppervlak van de bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied 75 m²; e. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag het in 6.2.4 onder d geregelde maximale gezamenlijke grondoppervlak worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²; f. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen op en voor de voorgevelrooilijn bedraagt van de voet af gemeten 1 meter; g. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt van de voet af gemeten 2 meter; h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter. 6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van: a. b. c. d. e. 6.4
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de milieusituatie; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden. Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken met betrekking tot de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 onder a voor wat betreft het oprichten van gebouwen en/of overkappingen overeenkomstig de ter plaatse geldende bouwregels, mits: a. het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/het drinkwaterproductiebedrijf. 6.4.2 Afwijken met betrekking tot parkeervoorzieningen Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 onder b, mits de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien. 6.4.3 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het voorerfgebied met dien verstande dat: 1. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 25 m²; 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter bedraagt; 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad; 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 onder f en g met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen tot respectievelijk 1,5 meter en 2,5 meter, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies. 6.5 Specifieke gebruiksregels a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd. c. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de
103
volgende voorwaarden: 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden. d. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten. 6.6 Afwijken van de gebruiksregels a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroepsen bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn; 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit. b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 6.5 sub a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.7.1 Vergunningplicht Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
104
6.7.2 Uitzondering Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in 6.7.1 is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen; b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. 6.7.3 Toelaatbaarheid Het bevoegd gezag verleent de in 6.7.1 bedoelde vergunning indien: a. het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed; b. er een advies is verkregen van de grondwaterbeheerder/drinkwaterproductiebedrijf.
105
Artikel 7
Wonen - Uit te werken
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor Wonen - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
f.
groen(voorzieningen); nutsvoorzieningen; verkeer en verblijf; water; wonen in de vorm van woningen met bijbehorende maatschappelijke en recreatieve voorzieningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d; zorgwoningen met bijbehorende maatschappelijke en recreatieve voorzieningen.
7.2 Uitwerkingsregels Het bevoegd gezag werkt de in lid 7.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de onderstaande regels. 7.2.1 Algemeen Parkeren geschiedt volgens de normering in 'Nota parkeernormen 2003' volgens typologie uitleggebieden. 7.2.2 Wonen 1. Achter het klooster mag maximaal 1800 m² bebouwd oppervlakte in de vorm van hoofdbebouwing worden gerealiseerd. Indien er sprake is van bebouwing met een kap mag de goothoogte maximaal 7 meter zijn en de nokhoogte maximaal 12 meter. Indien er geen kap wordt toegepast is de maximale bouwhoogte 10 meter; 2. De bebouwing zoals genoemd in sub 1 bestaat uit maximaal 40 appartementen of maximaal 12 grondgebonden woningen. 3. Tevens mag er maximaal 700 m² bebouwd oppervlakte worden gerealiseerd ten behoeve van een villa met maximaal 5 appartementen met een goothoogte van maximaal 5 meter en een nokhoogte van maximaal 10 meter of maximaal 775 m² bebouwd oppervlakte ten behoeve van maximaal 3 grondgebonden woningen met een goothoogte van maximaal 5 meter en een nokhoogte van maximaal 10 meter. Het bebouwingsvlak per woning bedraagt daarbij maximaal 225 m² per woning (exclusief erfbebouwing); 4. De woningen mogen tevens zorgwoningen zijn, waarbij er, indien nodig, een maatschappelijke bestemming ter plaatse van de zorgwoningen mag worden opgenomen; 5. De erfbebouwing ten behoeve van 1800 m² bebouwd oppervlakte hoofdbebouwing (zoals genoemd in 7.2.2 sub 1) bedraagt maximaal 200 m² met een maximale goothoogte van 3 meter en en maximale nokhoogte van 4,5 meter; 6. Daarnaast mag er maximaal 150 m² erfbebouwing worden opgericht indien er nog 700 m² bebouwd oppervlakte (zoals genoemd in sub 3) wordt gerealiseerd ten behoeve van de villa met 5 appartementen. Hiervan bedraagt de maximale goothoogte 3 meter en de maximale nookhoogte 4,5 meter; 7. Indien er sprake is van de variant met grondgebonden woningen (775 m² bebouwd oppervlakte) is de erfbebouwing maximaal 100 m² per woning met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 4,5 meter; 8. Een (half)verdiepte parkeerkelder is toegestaan mits deze niet meer dan 1 meter boven het omliggend maaiveld uitsteekt; 9. Een souterrain is toegestaan mits deze niet meer dan 1 meter boven het omliggende maaiveld uitsteekt; 10. Het bouwplan en het inrichtingsplan dienen integraal ontwikkeld en op elkaar afgestemd te worden; 11. Er dient te worden voldaan aan de desbetreffende milieuwetgeving; 12. Er dient voldaan te worden aan de natuurbeschermingswetgeving. Het bijgevoegde onderzoek geeft inzicht in de te verwachten maatregelen; 13. Er dient te worden voldaan aan het Bomenbeleidsplan. De beukenlaan is hierin aangewezen als een waardevolle structuur. 14. Ter bescherming van het grondwater dient de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' op de verbeelding van het uit te werken plan te worden opgenomen. Voorts dient in de regels het beschermingsregime te worden opgenomen zoals vervat in 6.2.1 sub a, 6.4.1, en 6.7.
106
7.2.3 Openbare ruimte en groen a. Het klooster wordt ontsloten via de bestaande ontsluiting vanaf de Graafsebaan; b. De nieuwbouw wordt ontsloten vanaf een eigen weg vanaf de bestaande beukenlaan en of via het voorterrein bij het klooster vanaf de bestaande ontsluiting vanaf de Graafsebaan; c. Bij demping of verkleining van de bestaande vijver, is het noodzakelijk deze te compenseren met een nieuwe waterpartij in de buurt welke de ecologische functie overneemt. Hierbij kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van afmetingen; d. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak W-U. 7.3
Bouwregels
7.3.1 Algemeen Op en onder de in 7.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, overeenkomstig één of meer rechtsgeldig uitgewerkte plannen en met inachtneming van het bepaalde in 7.2. 7.3.2 Voorlopig bouwverbod Op en onder de in 7.1 bedoelde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan. 7.4
Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken voorlopig verbod Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.2 mits het desbetreffende bouwplan past in een ontwerp-uitwerkingsplan dan wel in een vastgesteld, maar nog niet rechtsgeldig, uitwerkingsplan.
107
Artikel 8
Leiding - Water
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. 8.2 Bouwregels Binnen deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. 8.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits: a. er mag geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de waterleiding plaatsvinden; b. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder. 8.4 Specifieke gebruiksregels Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. 8.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 8.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.6.1 Vergunningplicht Het is verboden op de tot 'Leiding - Water' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. b. c. d. e. f.
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; het uitvoeren van graafwerkzaamheden; diepploegen; het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
8.6.2 Uitzonderingen Het onder 8.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden: a. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de waterleiding; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
108
8.6.3 Toelaatbaarheid a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 8.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien: 1. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterleidingen en/of watervoorziening ontstaat of kan ontstaan; 2. de veiligheid niet wordt geschaad. b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 8.6.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
109
110
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
111
Artikel 10
Algemene bouwregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekken/uitstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
112
Artikel 11
Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen in dit plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.
113
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt; b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt; c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% bedraagt; 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.
114
Artikel 13
Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
115
116
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14
Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2 Overgangsrecht gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
117
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Mariaburg 2014.
118
Bijlagen
119
Bijlage 1 Staat van Horeca
120
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein
121