Bestemmingsplan Hornerheide Gemeente Leudal Ontwerp
Bestemmingsplan Hornerheide Gemeente Leudal Ontwerp
Rapportnummer:
211x01206
Datum:
6 oktober 2009
Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. H. Laumen (Proteion), Dhr F. Mirandolle & dhr. F. Verspaandonk (Bluestone Real Estate GMBH) Projectteam BRO:
Dhr. mr. R. Osinga, dhr. drs. M.S. Zonnenberg
Voorontwerp:
9 april 2009
Ontwerp:
6 oktober 2009
Vaststelling: Trefwoorden:
Hornerheide, Health Care Center, Gezondheidszorg-
Bron foto kaft:
Hollandse Hoogte 14
Beknopte inhoud:
In het kader van de structurele verandering in de opzet van het zorgcentrum Hornerheide, gericht op doorontwikkeling tot specialistisch centrum voor dagbehandeling van ernstige orgaanziekten, is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied opgesteld.
plein, Haelen, gemeente Leudal
BRO Vestiging Tegelen Industriestraat 94 5931 PK Tegelen T +31 (0)77 373 06 01 F +31 (0)77 373 76 94 E
[email protected]
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING
5
2. BELEIDSKADER 2.1 Inleiding 2.2 Rijksbeleid
9 9 9
2.2.1 Nota Ruimte 2.3 Provinciaal beleid
9 10
2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 2.3.2 POL- herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg 2.3.3 POL- herziening op onderdelen EHS 2.3.4 Resumé provinciaal beleid 2.4 Gemeentelijk beleid
10 12 14 15 15
2.4.1 Samenwerkingsconvenant 2.4.2 Vigerend bestemmingsplan
15 16
3. HUIDIGE SITUATIE 3.1 Inleiding 3.2 Ligging plangebied 3.3 Ruimtelijke en functionele karakteristiek
19 19 19 19
3.3.1 Ontstaansgeschiedenis Locatie Hornerheide 3.3.2 Huidige situatie
19 21
4. PLANBESCHRIJVING 4.1 Aanleiding 4.2 Ontwikkelingsvisie 4.3 Het Masterplan 4.4 Bestemmingswijziging
23 23 23 24 28
5. RUIMTELIJKE EN MILIEUHYGIENISCHE ASPECTEN 5.1 Inleiding 5.2 Bodem
29 29 29
5.2.1 Verkennend bodemonderzoek 5.2.2 Aanvullend bodemonderzoek 5.3 Geluid 5.4 Luchtkwaliteit
Inhoudsopgave
29 32 33 34
1
5.5 Externe Veiligheid 5.6 Milieuhinder 5.7 Archeologie 5.8 Natuur en landschap 5.9 Flora en Fauna 5.10 Waterhuishouding
36 37 38 39 42 43
5.10.1 Beleidskader 5.10.2 Kenmerken watersysteem 5.10.3 Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen 5.10.4 Samenwerking met waterbeheerder 5.11 Hoogwaterproblematiek 5.12 Duurzaamheid 5.13 Infrastructuur en Leidingen 5.14 Beschermde en beeldbepalende elementen 5.15 Verkeer en parkeren 5.16 Economische uitvoerbaarheid
43 44 45 47 47 47 47 48 48 51
6. JURIDISCHE OPZET 6.1 Inleiding 6.2 De bestemmingsregeling 6.3 Beschrijving van de bestemming
53 53 55 56
7. OVERLEG EN INSPRAAK 7.1 Overleg en inspraak 7.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro 7.3 Resultaten inspraak
59 59 59 63
8. PROCEDURE
65
9. BIJLAGEN Bijlagen 1. Samenwerkingsconvenant; 2. Verkeerstellingen; 3. Berekeningen verkeersgeneratie.
Separate bijlagen • ADC Archeoprojecten, (augustus 2008), Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Zorgcentrum Hornerheide, Horn, rapport 1255, Amersfoort; • BRO, Quickscan Flora & Fauna t.b.v. ‘Bestemmingsplan Hornerheide’, gemeente Leudal, 05-12-2007; • Econsultancy bv, (13 december 2007), Verkennend bodemonderzoek zorgcentrum Hornerheide te Horn, gemeente Leudal, rapportnummer: 06081608, Swalmen; • Faunaconsult, Flora en faunaonderzoek te Hornerheide, september 2008. • K+ Adviesgroep bv, (3 oktober 2008), Akoestisch onderzoek en luchtkwaliteitsonderzoek Health care plaza Hornerheide, referentie: M7 343.801, Echt; • Overeenkomst natuurcompensatie.
Inhoudsopgave
3
1.
INLEIDING
Proteion en de gemeente Leudal hebben overeenstemming bereikt over de herinrichting van ‘Hornerheide’ aan de Heythuyserweg te Horn. Proteion Hornerheide biedt somatische zorg (lichamelijk) en psychogeriatrische zorg (zorg aan dementerenden). Daarnaast biedt Hornerheide dagbehandeling, revalidatie, ondersteuning aan cliënten met chronische longaandoeningen en aan cliënten met chronische lichamelijke klachten, crisiszorg, kortdurende opname, terminale zorg en thuiszorg. Hornerheide staat aan de vooravond van structurele veranderingen van de opzet van het zorgcentrum. Het beleid is gericht op doorontwikkeling tot specialistisch centrum voor de behandelingen van ernstige orgaanziekten, waarbij nauw wordt samengewerkt met de medische faculteit van Maastricht. Het centrum zal zich daarbij verder ontwikkelen tot een specialistische instelling waar niet alleen hoogwaardige zorg plaatsvindt, maar ook nieuwe behandeltechnieken worden ontwikkeld. Een tweede belangrijke ontwikkeling is de extramuralisering van de zorg, waardoor niet alleen een omslag plaatsvindt van continue zorg naar dagbehandeling, maar ook van grote wooneenheden naar kleinschalig wonen. Deze ontwikkelingen zullen er toe leiden dat op termijn de aard en de inrichting van het gebied Hornerheide zal wijzigen, hieronder wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen. Voortzetting van de huidige functie Hornerheide staat aan de vooravond van structurele veranderingen. Deze veranderingen zijn voornamelijk gericht op het bieden van ruimte voor de nieuwe functies, maar ook voor het beter huisvesten en het beter voldoen aan de wensen en eisen van de bestaande functies van binnen Hornerheide. In hoofdstuk 3 vindt u een nadere toelichting op de bestaande functies ter Hornerheide. Uitbreiding van het dienstencentrum De ontwikkelingen hebben voor Hornerheide ook organisatorische gevolgen. Omdat de locatie voor Proteion niet alleen een zorglocatie is, maar ook de centrale locatie van waaruit de totale bedrijfsvoering en ontwikkeling van Proteion wordt aangestuurd, is op zeer korte termijn uitbreiding van het dienstencentrum noodzakelijk om deze voor de toekomstige herstructurering belangrijke organisatorische basisstap goed inhoud te kunnen geven. Deze concentratie is niet alleen nodig uit oogpunt van efficiency, maar ook om op andere locaties voldoende ruimte te hebben om de daar noodzakelijke specifieke zorgtaken te kunnen waarmaken.
Hoofdstuk 1
5
Doorontwikkeling tot specialistisch centrum De vanuit de zorgontwikkeling en specialisatie van Hornerheide noodzakelijke ontwikkelingen en herstructureringen zullen tot gevolg hebben dat de locatie een van de toonaangevende locaties op het gebied van orgaanziekten zal zijn. De verschuiving naar dagbehandeling zal tot gevolg hebben dat op termijn behoefte zal ontstaan aan hotelachtige verblijfsaccommodaties voor die personen waarvoor een langere reisafstand een te grote belasting zal zijn voor hun veelal zwakke conditie. Care Support Building Op het noordoostelijk deel van het terrein wordt de mogelijkheid gecreëerd om op termijn (als een soort tweede fase) een Care Support Building te realiseren, welke gezien kan worden als een ‘overflow’ voor het Health Care Plaza, waardoor er dynamiek ontstaat binnen het plan. Feitelijk zal er sprake zijn van een uitbreiding van datgene wat reeds bij het Health Care Plaza gebeurd, waarbij naarmate het Health Care Plaza volloopt, gebruikers wellicht kunnen worden overgeplaatst naar het Care Support Building. Masterplan Hornerheide Om deze ontwikkelingen in een totaalkader te plaatsen heeft Solution Network AG uit Düsseldorf op verzoek van Proteion een Masterplan voor de locatie Hornerheide opgesteld. In dit Masterplan wordt een beeld geschetst van de mogelijke functionele, stedenbouwkundige en landschappelijke invulling van het terrein Hornerheide. De ruggengraat van de ontwikkeling zal het Health Care Plaza zijn, waar alle functie met elkaar verbonden worden. Naast ontwerper heeft Solution Network AG ook aangegeven als ontwikkelaar van een deel van het project te willen fungeren. Vigerend bestemmingsplan Binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen “Buitengebied” (vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Haelen op 15 december 1997 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 21 juli 1998) is de geplande ontwikkeling niet mogelijk. Om de gewenste herontwikkeling te realiseren wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In dit bestemmingsplan wordt de gewenste ontwikkeling van het gebied middels toekenning van passende bestemmingen en bebouwingsregels juridischplanologisch geregeld. In hoofdstuk 2 wordt het rijks-, provinciaal en regionaal beleidskader beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de huidige situatie aan bod, gevolgd door een planbeschrijving in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van het onderzoek, dat ten behoeve van de planrealisatie verricht is, belicht. Ten slotte komen in de hoofdstukken 6, 7 en 8 de planstukken, overleg en procedure aan de orde.
6
Hoofdstuk 1
Afbeelding 1: topografische kaart, locatie Hornerheide en omgeving plangebied.
Hoofdstuk 1
7
8
Hoofdstuk 1
2.
BELEIDSKADER
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de beleidskaders en de externe ontwikkelingen op basis waarvan het beleid, zoals dat in dit bestemmingsplan is vastgelegd, is geformuleerd. Het beleidskader wordt gevormd door het Rijksbeleid (paragraaf 2.2) en door provinciale (paragraaf 2.3) en gemeentelijke (paragraaf 2.4) beleidsnota’s. De thans vigerende bestemmingsplannen worden beschreven in paragraaf 2.4.8.
2.2 Rijksbeleid 2.2.1 Nota Ruimte Het voorliggende initiatief is getoetst aan de beleidslijnen zoals deze verwoord staan in de Nota Ruimte. De Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De Nota Ruimte is op 17 mei 2005 door de Tweede Kamer aangenomen. Een meerderheid van de Eerste Kamer heeft op 17 januari 2006 ingestemd met de nota. De nota is d.d. 27 februari 2006 in werking getreden. Bouwen in buitengebied In de Nota Ruimte is ten aanzien van bebouwing in het buitengebied aangegeven dat de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimd worden. Doel hiermee is het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden te vergroten. Bovendien draagt het bovenstaande bij aan de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied, die verder ontwikkeld dient te worden. De kwaliteit van het landschap dient namelijk een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen te krijgen. Het gaat daarbij om algemene landschappelijke, natuurlijke, culturele en cultuurhistorische waarden. Nieuwbouw in het buitengebied, naast vervanging of hergebruik van bestaande verspreide bebouwing voor werken kan voor verbetering van het buitengebied wenselijk zijn. De provincie kan middels een ‘rood voor groen’ regeling financiële compensatie vragen voor de nieuwbouw ten behoeve van landschappelijk en natuurlijke waarden. Bij onderhavig initiatief is echter sprake van de realisatie van louter maatschappelijke functies, waardoor de financiële compensatieregeling niet van toepassing is.
Hoofdstuk 2
9
Economisch (locatie-) beleid nota Ruimte Met betrekking tot het economisch locatiebeleid van het rijk wordt in de Nota Ruimte opgemerkt dat elke regio vestigingsmogelijkheden dient te bieden voor bedrijven en voorzieningen, zodat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de versterking van steden en dorpen. Daarbij moet voor ieder bedrijf een goede plaats worden 1 geboden. Wat een ‘goede’ plaats is, kunnen provincies en WGR-plusregio’s het beste zelf bepalen. Het rijk beperkt zich tot het aanreiken van een aantal regels die betrekking hebben op de gewenste basiskwaliteit. Zo hecht het kabinet waarde aan het zoveel mogelijk mengen van wonen en werken. Ook moet gezorgd worden voor plekken waar bedrijven en voorzieningen zich kunnen vestigen die om redenen van veiligheid of hinder niet in centra of wijken passen. Verder moet aan bedrijven en voorzieningen met omvangrijke vervoersstromen ruimte worden geboden op plekken met een goede aansluiting op verschillende soorten vervoer. Afweging rijksbeleid Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling past in het rijksbeleid. Met onderhavig initiatief wordt bijgedragen aan de vergroting van het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden.
2.3 Provinciaal beleid 2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld en in 2008 is het POL 2006 geactualiseerd. Het POL 2006 vervangt het POL uit 2001. Het POL 2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft, en een welzijnsplan op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. POL 2006 treedt niet in de plaats van de sinds 2001 verschenen POL – aanvullingen, deze blijven van kracht. Het POL 2006 zelf kan eveneens beschouwd worden als de structuurvisie die op grond van de Wet ruimtelijke ordening door provincies opgesteld moet worden. Met betrekking tot verstedelijking van en economische activiteiten in de landelijke gebieden wordt aangegeven in het POL 2006 dat woningbouw en bedrijvigheid kan plaatsvinden binnen de contouren rondom de plattelandskernen. Initiatieven buiten de contouren zijn mogelijk indien ze inpasbaar zijn in het landschap en de landbouwstructuur en gepaard gaan met de realisatie van extra natuur, landschap of 1
Samenwerkingsverbanden van stedelijke gebieden op basis van de Wijzigingswet WGR-plus, aangaande de afstemming voor een aantal aspecten, waaronder de ruimtelijke problematiek
10
Hoofdstuk 2
milieukwaliteit (verhandelbare ontwikkelingsrechten methode, VORm). Voor landbouw (en toerisme) wordt zoveel mogelijk ontwikkelingsruimte geboden, mits de gebiedskwaliteit als geheel er op vooruit gaat (systematiek van Bouwkavel op maat plus, BOM+). Een innovatieve economie De provincie Limburg zet zich in om de komende tien jaar de omslag te maken naar een kenniseconomie. Perspectiefvolle clusters zijn nieuwe aanjagers van de Limburgse economie: Chemie, Health Cure & Care, Agrofood/ nutrition en Nieuwe Energie (alle benoemd in onze Versnellingsagenda Economie) en High Techsystems. Het juiste bedrijf / de juiste voorziening op de juiste plaats De provincie wil bij de locatiekeuze ervoor zorgen dat bedrijven en voorzieningen terechtkomen waar ze het beste passen en dat de vitaliteit van binnensteden, buurten en kernen niet te zeer wordt aangetast door ontwikkeling van nieuwe grootschalige detailhandel en recreatieve voorzieningen op perifere locaties. Voorkeursmilieus worden gehanteerd voor de vestiging van bepaalde soorten bedrijven en voorzieningen. Beleidsregio’s In het POL 2006 is sprake van een gebiedsgericht aanpak op meerdere niveaus. Naast een onderscheid tussen stedelijke en landelijke gebieden wordt een onderscheid gemaakt in 14 beleidsregio’s. Voor elke regio is op basis van de gebiedskenmerken en -waarden een ontwikkelingsvisie gegeven. Het plangebied is gelegen binnen beleidsregio ‘Maasvallei- West’. Maasvallei- West’ omvat een belangrijk deel van het landelijk gebeid van Noord- en Midden- Limburg ten westen van de Maas. Het open en natuurlijk karakter van de regio maakt deze aantrekkelijk als woon-, werk- en recreatiegebied. Perspectieven In de gebiedsgerichte aanpak uit het POL2006 worden voor het Limburgs grondgebied negen perspectieven, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden onderscheiden. Aan het plangebied van Hornerheide zijn verschillende perspectieven toegekend. Het grootste gedeelte van het plangebied ligt binnen perspectief 2: ‘Provinciale ontwikkelingszone groen’ (POG). Het beleid is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. De aanwezige waarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen op andere terreinen. Daarnaast ligt de nadruk op het in stand houden van een goede toeristisch- recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw. Tevens is een deel van het plangebied gelegen binnen perspectief 4: ‘Vitaal landelijk gebied’. De inrichting van deze gebieden wordt in belangrijke mate bepaald door de landbouw met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan omgevingskwaliteiten. Er zijn ook ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische
Hoofdstuk 2
11
sector, verbrede landbouw en kleinschalige dienstverlenende bedrijven. In dit gebied geldt de versterking van de landschappelijke kwaliteit als randvoorwaarde bij verder kwaliteitsontwikkeling van landbouw, toerisme en recreatie. Belangrijkste doel hierbij is het behouden van de landschappelijke kwaliteit en identiteit ter plaatse. Economische ontwikkelingen van landbouw, recreatie en toerisme worden als kans en voorwaarde gezien voor het behoud en de versteviging van (met name) de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten in een grote variëteit aan landbouwgebieden.
Afbeelding 2: uitsnede perspectieven kaart POL 2006.
Groene, blauwe en kristallen waarden De gronden van het plangebied zijn op Kaart 4b (groene waarden) van het POL 2006 aangegeven als bos- en natuurgebied. De gronden ten zuiden van het plangebied zijn op kaart 4c (blauwe waarden) aangegeven als hydrologisch gevoelig natuurgebied. 2.3.2 POL- herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg Op 24 juni 2005 is door Provinciale Staten van Limburg, door middel van het vaststellen van de ‘POL- herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg’, het con-
12
Hoofdstuk 2
tourenbeleid ingevoerd. Het contourenbeleid beoogt enerzijds het behoud en de realisering van landschappelijk, natuurlijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en anderzijds het mogelijk maken van noodzakelijk geachte ontwikkelingen van platteland en stedelijke gebieden. Om dit te realiseren worden in geheel Limburg, met uitzondering van de op de POL- kaart binnen de grens Stedelijke Dynamiek gelegen gebieden, contouren rond de kernen geïntroduceerd. In Noord- en MiddenLimburg zijn de contouren verbaal aangegeven. Binnen de contouren moeten in principe alle “stedelijke functies” een plaats vinden. Bouwen buiten de contouren is slechts onder voorwaarden mogelijk. Deze voorwaarden vormen onderdeel van het contourenbeleid. In hoofdlijnen is het beleid dat voor de stedelijke functies als wonen en bedrijvigheid slechts buiten de contour gebouwd kan worden, wanneer dit een kwaliteitsverbetering ter plekke en een kwaliteitsverbetering in groter verband oplevert. Met dit laatste wordt een tegenprestatie bedoeld. Deze tegenprestatie bestaat uit een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij ingezet wordt op de realisering van de POG, de ‘Provinciale Ontwikkelingsruimte Groene waarden’ en in Noord- en Midden- Limburg op de ‘Ruimte voor Ruimte’ regeling. Om het werken met het contourenbeleid te vergemakkelijken zijn de verbale contouren gevisualiseerd door ze op werkkaarten te zetten. Hiervoor hebben de gemeenten een voorzet gedaan op basis van de voornoemde verbale beschrijving van de contouren. Gebruikmakend van de, in de vigerende bestemmingsplannen opgenomen, bestemmingen is door de provincie deze voorzet gecontroleerd en gedigitaliseerd in de Atlas Werkcontouren. Hierbij is gebruik gemaakt van de vigerende bestemmingsplannen en de nieuwe bestemmingsplannen die vóór 24 juni 2005 bij de provincie zijn ingediend. Deze werkcontour is een hulpmiddel bij het toepassen van het contourenbeleid. De werkcontour behoeft geen vaststelling door Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten, omdat Provinciale Staten voor Noord- en Midden- Limburg de verbale contour al op 24 juni hebben vastgesteld. Bij twijfel of discussie over de beoogde ligging van de verbale contour, gaat de tekst van de POL- herziening boven de Atlas Werkcontouren. Afweging Onderhavig plangebied is gelegen buiten de ‘werkcontour’. Dit betekent concreet dat het plangebied wordt aangemerkt als behorend tot het buitengebied. Stedelijke ontwikkelingen zijn niet gewenst in het buitengebied. Aangezien deze ontwikkeling deel uit maakt van een perspectiefvolle cluster die als nieuwe aanjager van de Limburgse economie moet dienen, ‘Health Cure & Care’, is onderhavige ontwikkeling in overeenstemming met het provinciale beleid.
Hoofdstuk 2
13
Aangezien alleen maatschappelijk gerelateerde functies worden ontwikkeld is het VORm-beleid niet van toepassing en hoeft derhalve ook geen tegenprestatie te worden geleverd. 2.3.3 POL- herziening op onderdelen EHS Op 14 oktober 2005 hebben Provinciale Staten de ‘POL- herziening op onderdelen EHS’ vastgesteld. Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg kende naast de landelijk te realiseren Ecologische Hoofdstructuur ook het ruimere begrip Provinciale ecologische structuur (PES). De EHS- gebieden in Limburg maakten daar deel van uit. Dat leidde in de praktijk tot onduidelijkheden over het gebruik van de juiste terminologie en bijbehorende beschermingsniveaus. De Provincie heeft daarom nu voor die delen van de PES die geen EHS zijn het begrip provinciale ontwikkelingszone groen (POG) geïntroduceerd. De naam PES verdwijnt hiermee. De provincie Limburg zet naast de inspanningen om EHS- doelstellingen te realiseren, actief in op de realisatie van de POG, onder meer door programmering in gebiedsprogramma’s en jaarplannen in het kader van het gebiedsgericht plattelandsbeleid. Het merendeel van de nieuwe ontwikkeling vindt plaats in de POG. Binnen de POG zijn behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden richtinggevend, waarbij de provincie het compensatiebeginsel hanteert. Voor de kwaliteitscommissie is een belangrijke rol weggelegd. De provincie hanteert de instrumenten rood-voorgroen, VORm, aanleg nieuwe landgoederen, bosaanlegsubsidies en realisatie natuurcompensatieverplichtingen en kunnen zo nodig (kleinschalig) herbegrenzen. De POG geldt verder als zoekgebied voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Afbeelding 3: uitsnede POL- kaart (herziening op onderdelen EHS)
14
Hoofdstuk 2
2.3.4 Resumé provinciaal beleid De ontwikkelingen binnen Hornerheide passen binnen het economisch beleid van de provincie, health cure & care, welke wordt gezien als een perspectiefvol cluster en als een nieuwe aanjager van de Limburgse economie. Daarnaast geldt dat alleen maatschappelijk gerelateerde functies worden gerealiseerd, waardoor het VORm-beleid niet van toepassing en er vanuit het contourenbeleid geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen ontwikkelingen. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkelingen niet in strijd is met het provinciaal beleid.
2.4 Gemeentelijk beleid 2.4.1 Samenwerkingsconvenant De gemeente Leudal en Stichting Proteion Zorgcentra in Midden- Limburg hebben ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen op Hornerheide een samenwerkingsconvenant getekend op 30 juli 2007. De gemeente Leudal en Proteion komen overeen dat voornoemde ambities c.q. initiatieven voor beide partijen van groot belang zijn en een ontwikkelingsimpuls voor de gemeente Leudal inhouden. Om de daadwerkelijke realisering van de ambities c.q. initiatieven kracht bij te zetten, komen partijen een vergaande samenwerking overeen, zoals hieronder nader omschreven; 1. partijen zullen hun kennis, menskracht en vlijt inbrengen om “ontwikkelingsproject Hornerheide”, te concretiseren; 2. partijen zullen daartoe met inachtneming van ieders eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden gezamenlijk toewerken naar een bestemmingsplan op maat voor de locatie Hornerheide; 3. daartoe zal een projectgroep worden geformeerd, waarin beide partijen participeren. Als voorzitter van de projectgroep zal fungeren de burgemeester van Leudal. De gemeente verzorgt eveneens het secretariaat van de projectgroep; 4. de projectgroep krijgt als eerste taak het opstellen van een plan van aanpak met tijdspad. Om voortgang van het “ontwikkelingsproject Hornerheide” te waarborgen, zal de projectgroep geregeld en gestructureerd overleg voeren; 5. de projectgroep is te allen tijde bevoegd derden aan het overleg te laten participeren; 6. de gemeente verplicht zich maximaal in te spannen om te bereiken, dat het nieuwe bestemmingsplan enerzijds de thans bekende en gewenste ontwikkelingen planologisch mogelijk maakt en anderzijds voldoende flexibiliteit herbergt om zonder zware procedures in te kunnen spelen op toekomstige nieuwe ontwikkelingen respectievelijk inzichten;
Hoofdstuk 2
15
7. op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Eventuele geschillen tussen partijen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter in het arrondissement waarbinnen het grondgebied van de gemeente is gelegen; 8. deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening. Het volledige samenwerkingsconvenant is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. 2.4.2 Vigerend bestemmingsplan Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan “ Buitengebied” van de voormalige gemeente Healen, vastgesteld door de voormalige gemeenteraad van Healen d.d. 15 december 1997 en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 21 juli 1998. De gronden van het plangebied hebben in het bestemmingsplan “Buitengebied” de bestemming “Maatschappelijk doeleinden M”. Gronden aangewezen als “Maatschappelijk doeleinden M” zijn bestemd voor: overheidsvoorzieningen, medische voorzieningen, sociaal- medische voorzieningen, bejaardenvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor lijkbezorging, onderwijsvoorzieningen, religieuze voorzieningen en verenigingsactiviteiten in de vorm van een duivensportlokaal. Tevens hebben ze de bestemming voor het behoud en herstel van de aanwezige, natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden. Op de gronden is een maximale goothoogte toegestaan van 4 meter en nokhoogte van 6 meter, waarop een algemene vrijstelling van 10 % kan worden toegepast. Het toegestane bebouwingspercentage is 20% en er zijn twee bedrijfswoningen toegestaan op het plangebied. Niet alle voorgenomen ontwikkelingen zijn mogelijk binnen deze bestemming, Zo zijn bijvoorbeeld de hotelachtige verblijfsaccommodaties en de bundeling van de aan de maatschappelijke functies gerelateerde kantoren op deze locatie in strijd met de bestemming “Maatschappelijke doeleinden M”. Voor de voorgenomen ontwikkeling biedt het vigerend bestemmingsplan onvoldoende mogelijkheden om alle daarvoor noodzakelijke vergunningen te kunnen verstrekken. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor Hornerheide is noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken.
16
Hoofdstuk 2
Afbeelding 4: uitsnede plankaart bestemmingsplan “Buitengebied”
Hoofdstuk 2
17
18
Hoofdstuk 2
3.
HUIDIGE SITUATIE
3.1 Inleiding Deze paragraaf beschrijft de ligging van het plangebied alsmede de huidige situatie in het plangebied ten tijde van de globale verkenning en inventarisatie november 2007. De beschrijving betreft de ruimtelijke karakteristiek en de functionele karakteristiek.
3.2 Ligging plangebied Het plangebied is gelegen in het bosgebied Hornerheide temidden de kernen Baexem en Heythuysen (westen) en de kernen Horn en Haelen (oosten) in de gemeente Leudal. Het plangebied wordt globaal begrenst door de N279 (Heythuyserweg) ten oosten, de N273 (Napoleonsweg) en de N280 ten zuiden. Het plangebied wordt ontsloten door de N279 (Heythuyserweg).
3.3 Ruimtelijke en functionele karakteristiek 3.3.1 Ontstaansgeschiedenis Locatie Hornerheide “De naam Hornerheide is wel zeer toepasselijk voor de plaats waar het huidige gezondheidscentrum gelegen is. Tot de jaren twintig lag hier een groot heideveld – min of meer aansluitend aan de nog bestaande Beegderheide - dat de Hornerheide werd genoemd” (Wijnands, 1996). Vanaf de stichting van het sanatorium is een sterke provinciale invloed merkbaar, waardoor het begrip regio voor Hornerheide van meet af aan vooral is ingevuld door het grondgebied van de provincie Limburg. Ziekenhuizen werden vooral gesticht in en voor de steden. Hornerheide was eerst en vooral een provinciale aangelegenheid. Als drie belangrijkste motieven worden genoemd: • het streven om sanatoria bereikbaar te maken voor patiënten die deze verpleging behoeven; • de sterke bevolkingsaanwas in de provincie Limburg; • de grote omvang van TBC in Limburg; naar verhouding kwam TBC in deze provincie meer voor dan in welke andere provincie in Nederland dan ook. Deze motieven wijzen allen in de richting van een behoefte, waaraan voldaan moest worden door het oprichten van een sanatorium voor de eigen regio.
Hoofdstuk 3
19
Afbeelding 5: luchtfoto plangebied
In 1921 werd op locatie Hornerheide door het toenmalige Groene Kruis gestart met de opvang van TBC patiënten. Dit groeide in latere jaren uit tot het sanatorium van Limburg, waarin in de jaren vijftig en zestig meer dan 500 patiënten verbleven op deze locatie met een eigen school en werkplaats. Toen laat zestiger jaren TBC als volksziekte zwaar op zijn retour was en er betere medicamenteuze oplossingen waren werd langzaam overgeschakeld naar longpatienten en verpleeghuispatiënten. De aantallen longpatiënten liepen echter terug en ook politiek gezien was er discussie over de juiste plek van het verpleeghuis, zozeer dat na een brand in 1976 gedacht werd aan het sluiten van Verpleeghuis Hornerheide. Met vereende krachten werd echter bereikt dat men op deze locatie en verpleeghuissetting mocht bouwen van 100 persoonsgebonden (PG) plaatsen welke in 1981 in gebruik werd genomen. Deze verpleeghuissetting groeide door tot 165 bedden
20
Hoofdstuk 3
(135 PG en 30 somatiek) begin 2000. Vanaf 2001 werd deze verpleeghuissetting weer geconcentreerd naar de buitenlocaties zodat er in 2007 sprake is van 70 PG en 30 somatiek. Het sanatorium, welke vanaf de zeventiger jaren zich als astmacentrum manifesteerde, betrok in 1996 de nieuwbouw met formeel 45 bedden en 10 dagbehandelingplaatsen. Op dat moment was er amper nog sprake van het ziektebeeld astma maar meer van het ziektebeeld 'Chronic Obstructive Pulmonary Disease' ( COPD). Mede door de samenwerking met het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) werd de derdelijns functie verder uitgebouwd tot een echt expertise centrum voor mensen met longfalen. Anticiperend hierop vonden in de loop der jaren diverse promotieonderzoeken plaats naar bredere ziektebeelden, hetgeen uiteindelijk leidde tot het oprichten van het Centrum voor Integrale Revalidatie Orgaanfalen Horn ( CIRO Horn) in 2005. 3.3.2 Huidige situatie Proteion Hornerheide Proteion Hornerheide biedt somatische zorg (lichamelijk) en psychogeriatische zorg (zorg aan dementerenden). Daarnaast biedt Hornerheide dagbehandeling, revalidatie, ondersteuning aan cliënten met COPD (chronische longaandoeningen) en aan cliënten met chronische lichamelijke klachten, crisiszorg, kortdurende opname, terminale zorg en thuiszorg. Kleinschalig Proteion Hornerheide biedt vanaf mei 2007 zorg aan dementerenden in een kleinschalige setting (Care Village). Zes tot zeven cliënten wonen in een woning op het terrein en krijgen welzijn, wonen en zorg ´aan huis´. De afdeling somatiek (lichamelijke zorg) blijft in haar huidige vorm bestaan voor revalidatie. Bijvoorbeeld na een operatie of bij een chronische lichamelijke aandoening. Daarnaast biedt de afdeling somatiek, in samenwerking met CIRO Horn, zorg en ademhalingsondersteuningen aan cliënten met longaandoeningen (COPD). Dagbehandeling Daarnaast biedt Proteion Hornerheide aan nog thuiswonende senioren de mogelijkheid deel te nemen aan de dagbehandeling. Doelstellingen van de dagbehandeling zijn: -
voorkomen of uitstellen dat cliënt naar een zorgcentrum of verpleegunit moet mantelzorgers ondersteunen in de thuissituatie structuur bieden door een duidelijke dagindeling op basis van activiteiten die zoveel mogelijk aansluiten bij de interesse en achtergrond van de cliënt
Hoofdstuk 3
21
-
reactiveren dankzij samenwerking tussen onder andere fysiotherapeut, ergotherapeut en logopedist.
De dagbehandeling is zowel toegankelijk voor bezoekers met psychogeriatrische (geestelijke) als somatische (lichamelijke) klachten. Ook vervult de dagbehandeling een screeningsfunctie voor heel Proteion. Tenslotte is Hornerheide een opleidingsinstituut voor de opleiding tot verpleeghuisarts. CIRO HORN CIRO Horn maakt deel uit van Proteion. Het CIRO Horn is een uniek centrum dat samen met haar partners gespecialiseerde zorg aanbiedt binnen de zorgketens voor chronisch zieken. De behandeling is gericht op het reduceren van de nadelige gevolgen van de chronische ziekte en het verbeteren van functioneren en participeren, en daarmee op kwaliteit van leven. Het CIRO netwerk levert zorg op maat, en dit zo dicht mogelijk bij huis. Het behandelcentrum biedt 45 bedden voor revalidatie van orgaanfalen bij volwassenen, zoals o.a. longaandoeningen en hartfalen. Het behandelteam van CIRO Horn stelt samen met de cliënt een individueel behandelprogramma op, dat is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten. Organisatie De procesgerichte structuur van de organisatie biedt optimale kansen voor een clientgerichte aanpak en versterking van de multidisciplinaire samenwerking. De zorgconsument vormt het bestaansrecht van de organisatie en het streven naar een hoge toegankelijkheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van zorg vormt de basis van handelen. Om hieraan te voldoen werkt het CIRO Horn samen met partners. Een kwaliteitsmanagementsysteem, waarbij de tevredenheid van de zorgconsument een hele belangrijke rol speelt, is in ontwikkeling ter ondersteuning van deze doelstelling. Het CIRO Horn fungeert als expertisecentrum op het gebied van revalidatie voor de regio Zuid- Oost Nederland. Met scholingsprogramma’s biedt het revalidatiecentrum kennis aan overige zorgverleners in de regio. CIRO Horn werkt nauw samen met het Academisch Ziekenhuis Maastricht (azM) en de Universiteit Maastricht (UM). Daarnaast werkt de organisatie op het gebied van niet- klinische (long)revalidatie samen met: Academisch Ziekenhuis Maastricht (azM), St. Jans Gasthuis in Weert, het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven en het St. Anna Ziekenhuis in Geldrop. CIRO Horn is verdeeld in de afdelingen research & development, medische staf, quality engineering en planning & control.
22
Hoofdstuk 3
4.
PLANBESCHRIJVING
4.1 Aanleiding Hornerheide staat aan de vooravond van structurele veranderingen van de opzet van het zorgcentrum. Het beleid is gericht op doorontwikkeling tot specialistisch centrum voor dagbehandeling van ernstige orgaanziekten, waarbij nauw wordt samengewerkt met de medische faculteit van Maastricht. Het centrum zal zich daarbij verder ontwikkelen tot een specialistische instelling waar niet alleen hoogwaardige zorg plaatsvindt, maar ook nieuwe behandeltechnieken worden ontwikkeld. De verschuiving naar dagbehandeling zal tot gevolg hebben dat op termijn behoefte zal ontstaan aan hotelachtige verblijfsaccommodaties voor die personen waarvoor een lange reisafstand een te grote belasting zal zijn voor hun veelal zwakke conditie. Een tweede belangrijke ontwikkeling is de extramuralisering van de zorg, waardoor niet alleen een omslag plaatsvindt van continue zorg naar dagbehandeling, maar ook van grote wooneenheden naar kleinschalig wonen. Deze ontwikkelingen zullen ertoe leiden dat de aard en de inrichting van het gebied Hornerheide structureel zullen veranderen. Daarnaast hebben de ontwikkelingen ook organisatorische gevolgen. Omdat de locatie voor Proteion niet alleen een zorglocatie is, maar ook de centrale locatie van waaruit de totale bedrijfsvoering en ontwikkeling wordt aangestuurd, is op korte termijn uitbreiding van het dienstencentrum noodzakelijk. Om voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken is een bestemmingsplan op maat noodzakelijk.
4.2 Ontwikkelingsvisie In juni 2006 heeft BRO een ontwikkelingsvisie voor Hornerheide opgesteld. Aanleiding voor het opstellen van de visie waren de voorstaande structurele veranderingen van de opzet van het huidige zorgcentrum. In de integrale ontwikkelingsvisie wordt het Masterplan voor Hornerheide beschreven zoals ontwikkeld door Bluestone Real Estate GMBH in samenwerking met Proteion. Het masterplan gaat uit van de realisering ter plaatse van een centrum voor de gezondheidszorg in de meest brede zin. De huidige activiteiten van Proteion blijven ter plaatse in geconcentreerde vorm gehandhaafd. Daarnaast vindt er een ontwikkeling
Hoofdstuk 4
23
plaats met diverse nieuwe activiteiten, welke gerelateerd zijn aan de basisactiviteit van Proteion. Het project heeft nationale, mogelijk zelfs internationale uitstraling en biedt grote kansen op economisch gebied voor de regio Midden- Limburg. Op basis van de ontwikkelingsvisie heeft de gemeente Leudal zijn bereidheid uitgesproken om met het project in te stemmen.
4.3 Het Masterplan Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen heeft Bluestone Real Estate GMBH in samenwerking met Proteion (mei 2007) een masterplan ontwikkeld voor de “Health Care Plaza Hornerheide”. Het basisidee voor het Masterplan is gebaseerd op vier elementen: • de bestaande activiteiten van Hornerheide; • activiteiten gericht op zorgverblijf; • activiteiten gericht op zorg research; • activiteiten gericht op overflow Health Care Plaza (Care Support Building). Belangrijk is dat deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande natuurlijke omgeving. Waar mogelijk vindt nog versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarde van Hornerheide en omgeving plaats. Het huidige, sterk groene karakter van Hornerheide, wordt zoveel mogelijk in stand gehouden. Daar waar flora voor nieuwe bebouwing moet wijken, zal ter plaatse of in de directe omgeving, compensatie plaatsvinden. In afbeelding 6 is dit basisidee schematisch weergegeven.
24
Hoofdstuk 4
Afbeelding 6: samenhang activiteiten Hornerheide
Toekomstige inrichting Omdat de huidige kernactiviteiten van Hornerheide worden geconcentreerd, ontstaat er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. In het stedenbouwkundig model zoals weergegeven in afbeelding 7, is een aanzet gegeven voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De verkeersstructuur wordt bepaald door een centrale ingang. Verdeling van de verkeersstromen naar de desbetreffende locaties vindt plaats via een centrale rotonde. Parkeerfaciliteiten worden gecreëerd bij enkele centrale voorzieningen, zo dicht mogelijk bij en zelfs onder de nieuwe bebouwing. Bij de ingang worden de centrale diensten en de verblijfsfaciliteiten gesitueerd. In het gebied van de zorgresearch worden de diverse facilitaire voorzieningen met elkaar verbonden via een zogenaamd “plaza”. Onder dit plaza kan worden geparkeerd. De diverse aantakkingen aan dit plaza kunnen afzonderlijk worden gerealiseerd. In het noordelijk deel van het plangebied wordt mogelijk in een tweede fase een Care Support Building gerealiseerd, welke kan dienen als een soort overflow voor het Health Care Plaza, waardoor dynamiek ontstaat in het plan. Hierbij zal feitelijk sprake zijn van een uitbreiding van datgene wat reeds bij het Health Care Plaza gebeurd, waarbij naarmate het Health Care Plaza volloopt, gebruikers wellicht kunnen worden overgeplaatst naar het Care Support Building.
Hoofdstuk 4
25
Afbeelding 7: stedenbouwkundig model
Afbeelding 8: het groene karakter handhaven
Belangrijk is dat het bestaande groene karakter van het gebied gehandhaafd blijft. Daar waar bebouwing wordt gerealiseerd zal via nieuwe aanplant het natuurlijke karakter van het terrein gehandhaafd blijven. Uitgangspunt voor de beeldkwaliteit is dat de nieuwe bebouwing een moderne, transparante uitstraling krijgt.
26
Hoofdstuk 4
Nadere uitwerking “Health Care Plaza” Het zogenaamde “Health Care Plaza” vormt de ruggengraat van de ontwikkeling. Het plaza is een soort centrale ruimte, vormgegeven als een “shopping mall” waarin activiteiten samenkomen en waaraan de overige activiteiten worden gekoppeld. Het gebouw krijgt een transparante, moderne uitstraling met diverse centrale voorzieningen zoals restaurants, galerijen, bibliotheek, studiefaciliteiten etc..
Afbeelding 9: Health Care Plaza met “wings”
Diverse afzonderlijke gebouwen (“wings”) waarin instellingen en instituten hun activiteiten kunnen uitoefenen worden aangehaakt aan het plaza. De “wings” hoeven niet gelijktijdig te worden gerealiseerd. Fasering in tijd en omvang is mogelijk. In het Masterplan wordt op dit moment aan de volgende activiteiten gedacht voor in de wings: • Fitness en herstel • Onderzoek en ontwikkeling (R & D) • Reuma kliniek • Diagnostisch centrum • Diabetes- centrum
Hoofdstuk 4
27
Daarnaast zijn diverse andere activiteiten denkbaar zoals een oog- lasercentrum, kliniek voor burn- out gevallen, centrum voor allergieën etc. Hoofdzaak is dat duidelijk wordt afgebakend dat de nieuwe activiteiten een duidelijke relatie moeten hebben de maatschappelijke voorzieningen / gezondheidszorg binnen het plangebied, meer specifiek de zorg aangeboden op deze locatie. Omdat de ontwikkelingen in deze sector razendsnel verlopen is het belangrijk dat er steeds ruimte is voor nieuwe initiatieven. Hornerheide is omgeven door bossen, heide en andere natuurwaarden. Deze natuurlijke en rustige omgeving wordt al decennia gezien als een toegevoegde waarde voor de geneeskunde die hier wordt uitgeoefend. De doorontwikkeling van Hornerheide op deze locatie is onder andere om deze reden op de huidige locatie wenselijk.
4.4 Bestemmingswijziging Het vigerend bestemmingsplan “Buitengebied” biedt onvoldoende mogelijkheden om gewenste ontwikkelingen te laten plaatsvinden. In deze paragraaf worden de belangrijkste wijzigingen aangegeven. De wijzigingen zijn functioneel en stedenbouwkundig van aard. Ruimtelijk functioneel Het vigerende bestemmingsplan biedt ruimte voor de voortzetting van de bestaande functies en de uitbreiding van de zorgtaken. Om op deze locatie ruimte te maken voor de nieuwe functies binnen Hornerheide zal het bestemmingsplan dienen te worden verbreed. De nieuwe functies waarvoor in het bestemmingsplan ruimte dient te worden gemaakt zijn de hotelachtige verblijfsaccommodaties (een zorghotel voor cliënten van Hornerheide) en de bundeling van de kantoren ten behoeve van zorggerelateerde functies, waarbij het kantoorruimtes voor de in het plangebied te vestigen zorgfuncties betreft. Voor zowel het zorghotel als de kantoorruimtes is in de regels de voorwaarde opgenomen er een directe relatie dient te bestaan met de maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied. Stedenbouwkundig De ontwikkelingen op deze locatie zullen een andere maatvoering hebben dan de bestaande bebouwing en zijn daarmee strijdig met het vigerende bestemmingsplan. In de nieuwe situatie zal de nokhoogte voor de hotelachtige verblijfsaccommodaties op 12 meter komen te liggen, terwijl de maximale nokhoogte voor de andere delen van het plangebied 6 meter zullen blijven bedragen. Tevens zal voor het plangebied het maximale bebouwingspercentage worden bijgesteld van 20% naar 25%.
28
Hoofdstuk 4
5.
RUIMTELIJKE EN MILIEUHYGIENISCHE ASPECTEN
5.1 Inleiding Er bestaat een duidelijke relatie tussen het milieubeleid en de ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien het ruimtelijke en milieubeleid naar elkaar toe. Ook op rijksniveau werkt deze tendens door in het gevoerde beleid. (Nota Ruimte) • Een schoon milieu maakt bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. • Ruimtelijke maatregelen kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de milieukwaliteit. • Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De milieukwaliteit vormt derhalve een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden zowel ten opzichte van elkaar (interne zonering) als van milieugevoelige functies zoals wonen (externe zonering). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante milieu- aspecten, zoals bedrijven en milieuzonering, bodemkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie, flora en fauna en waterhuishouding. Daarnaast besteedt dit hoofdstuk ook aandacht aan diverse waarden die van belang zijn bij de ontwikkeling van de terreinen en het toekomstig werk- en leefklimaat.
5.2 Bodem Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan voor zorgcentrum Hornerheide heeft Econsultancy bv, in opdracht van BRO diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in het plangebied. De volledige rapportages zijn als separate bijlage toegevoegd. In deze toelichting zijn de conclusies een aanbevelingen overgenomen. 5.2.1 Verkennend bodemonderzoek Het verkennend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden in november en december 2007. De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk humeus, zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. Plaatselijk is de bovengrond zwak tot matig grin-
Hoofdstuk 5
29
dig. Zeer plaatselijk bestaat de bovengrond deels uit een ophooglaag. Verder bestaat de bovengrond zeer plaatselijk uit matig grof grind welke matig zandig is. De ondergrond bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, tot maximaal 2,0 meter beneden maaiveld zwak humeus, uiterst fijn tot matig grof zand. Verder bestaat de ondergrond plaatselijk uit leem, welke sterk zandig is. Plaatselijk is de ondergrond tevens zwak tot matig grindig. Over de gehele onderzoekslocatie komen 2 gleyverschijnselen in het bodemprofiel voor en is het bodemprofiel gevlekt. Plaatselijk is in de ondergrond op het traject 2,0 – 4,0 meter beneden maaiveld hangwater waargenomen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Op de onderzoekslocatie zijn verschillende deellocaties onderzocht, namelijk: de sloot, voormalige bovengrondse tank, huidige bovengrondse tank, voormalige ondergrondse tanks, overig verhard terrein zowel onbebouwd als bebouwd. A: sloot In het opgeboorde materiaal is een zwakke tot matige dieselgeur waargenomen en is plaatselijk een zwakke olie- water reactie geconstateerd. De bovengrond is licht verontreinigd met minerale olie. De ondergrond is sterk verontreinigd met minerale olie. B: voormalige bovengrondse tank (600 liter) In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen waargenomen. C: huidige bovengrondse tank (600 liter) In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met minerale olie. Het minerale olie- gehalte bevindt zich boven de bodemgebruikswaarde voor bodemgebruiksvorm I (wonen en intensief gebruikt groen), die door de provincie Limburg wordt gehanteerd. D: voormalig ondergrondse tanks (4 maal 25.000 liter) In de bovengrond is een puinlaag waargenomen. In de ondergrond is een asfalt- en betonlaag waargenomen. Verder bleek de ondergrond zwak baksteenhoudend en zwak puinhoudend. In de grond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.
2
Gleyverschijnselen zijn verschijnselen die zijn veroorzaakt door periodieke verzadiging van de grond met water.
30
Hoofdstuk 5
X: overig terrein (onbebouwd en verhard) De bovengrond is plaatselijk matig baksteenhoudend, zwak tot matig puinhoudend, zwak tot matig sintelhoudend en zwak slakhoudend. De ondergrond is plaatselijk zwak puinhoudend. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium en PAK. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK. Het cadmium- en PAK- gehalte is de bovengrond bevinden zicht plaatselijk boven de bodemgebruikswaarde voor bodemgebruiksvorm I (wonen en intensief gebruikt groen), die door de provincie Limburg wordt gehanteerd. Y: overig terrein (bebouwd en verhard) De bovengrond is plaatselijk sterk asfalthoudend, zwak tot sterk slakhoudend, matig betonhoudend, matig kolengruishoudend, zwak tot matig baksteenhoudend, zwak tot matig sintelhoudend en zwak tot matig puinhoudend. De ondergrond is plaatselijk zwak tot matig puinhoudend. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met koper, lood, zink, PAK, minerale olie. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met kwik, lood, zink, PAK en EOX. Het lood- en PAK- gehalte bevinden zich plaatselijk voor enkele mengmonsters tevens boven de bodemgebruikswaarde voor bodemgebruiksvorm I (wonen en intensief gebruikt groen), die door de provincie Limburg wordt gehanteerd. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie plaatselijk als “heterogeen verdacht” dient te worden beschouwd, wordt voor deellocatie B en D verworpen en voor deellocatie A en C aanvaard. De vooraf gestelde hypothese, dat de deellocaties X en Y als “onverdacht” kunnen worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigen, feitelijk verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging en gelet op het feit dat uit de doelmatigheidstoets blijkt, dat saneringsmaatregelen niet doelmatig zijn, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek voor deellocaties B, C, D, X en Y en bestaan er alhier géén milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Ter plaatse van de sloot (deellocatie A) bestaat conform de Wet bodemsanering, gezien de aangetroffen sterke verontreiniging met minerale olie, aanleiding voor een nader bodemonderzoek. Econsultancy bv adviseert derhalve om op termijn de aard en de omvang van de vastgestelde verontreinigingen met minerale olie ter plaatse van de sloot nader te onderzoeken. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Hoofdstuk 5
31
5.2.2 Aanvullend bodemonderzoek Econsultancy bv heeft in opdracht van BRO, in februari en maart, een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze rapportage is als afzonderlijke bijlage toegevoegd. De conclusies en aanbevelingen zijn in deze toelichting overgenomen. Het aanvullend bodemonderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de sterke verontreiniging met minerale olie ter plaatse van de greppel, welke is aangetroffen in het verkennend bodemonderzoek, tevens uitgevoerd door Econsultancy bv. De bovengrond in de greppel (tot 0,7 m – onderkant greppel) bestaat voornamelijk uit zwak humeus, zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk is in deze laag een matige oliegeur en een zwakke tot matige dieselgeur waargenomen. In de bovengrond komen tevens wortelresten voor. De ondergrond in de greppel (vanaf 0,5 m – onderkant greppel) bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Verder is in de ondergrond plaatselijk een zwakke tot sterke dieselgeur, een matige oliegeur en plaatselijk een zwakke tot sterke olie- waterreactie waargenomen. De bovengrond direct naast de greppel (tot 0,5 m – mv) bestaat voornamelijk uit zwak tot matig humeus, zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is bovendien plaatselijk zwak puin-, slak- en grindhoudend. De ondergrond direct naast de greppel (vanaf 0,5 m – mv) bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. De bodem in de greppel is plaatselijk licht tot sterk verontreinigd met minerale olie. In de bodem direct naast de greppel zijn geen verontreinigingen met minerale olie en vluchtige aromaten aangetroffen. Omdat het grondwater zich dieper dan 5,0 m – mv bevindt, heeft er vooralsnog geen grondwateronderzoek plaatsgevonden. De sterke verontreiniging met minerale olie in de greppelbodem kan als afgeperkt worden beschouwd. Uitgaande van de volumina van de geconstateerde grond- en grondwaterverontreiniging op de onderzoekslocatie kan gesteld worden dat de geconstateerde verontreiniging géén geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. Dit vanwege het feit dat er minder dan 25 m³ sterk verontreinigde grond op de onderzoekslocatie aanwezig is. De matige en lichte verontreinigingen met minerale olie in de greppelbodem zijn nog niet afgeperkt. Econsultancy adviseert op termijn een nader onderzoek te laten instellen naar de lichte en matige verontreinigingen met minerale olie ter plaatse van de greppel.
32
Hoofdstuk 5
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.
5.3 Geluid In opdracht van BRO is door K+ adviesgroep bv, in oktober 2008 een verkennend akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het uitbreidingsplan in verband met “Health care plaza Hornerheide”. Dit onderzoek is bijgevoegd als separate bijlage. De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn in deze toelichting overgenomen. Het plan ligt langs de Provinciale weg N279. De wettelijke geluidszone van de N279 bedraagt 250 meter. Als binnen deze geluidszone geluidgevoelige objecten gerealiseerd worden, dient een akoestisch onderzoek te worden verricht naar de optredende gevelbelastingen. Onderhavig plan ligt in een buitenstedelijk gebied. De maximale toelaatbare grenswaarde bedraagt voor woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en anderen gezondheidszorggebouwen 53 dB, voor het terrein bij andere gezondheidszorggebouwen geldt een grenswaarde van maximaal 58 dB. Voor de N279 zijn voor verschillende waarneemhoogten de globale ligging van de 48- en 53 dB geluidscontouren bepaald. In afbeelding 11 is indicatief de ligging van de geluidcontour voor een waarneemhoogte van 10,5 meter (derde verdieping) weergegeven. Ter plaatse van het zorghotel is de optredende gevelbelasting hoger dan 53 dB. In het kader van de Wet Geluidhinder is een hotel geen geluidgevoelige bestemming. Er worden dan ook geen eisen gesteld aan de optredende gevelbelastingen. In het kader van het Bouwbesluit worden tevens geen eisen gesteld aan het binnenniveau. Het is aan de initiatiefnemer om te zorgen voor een behaaglijk binnenniveau. Indien het hotel een zorgfunctie (verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting, artsenpraktijk of medisch centrum) krijgt, worden wel eisen gesteld aan de optredende gevelbelastingen. In dat geval wordt de maximale grenswaarde overschreden. Om in dat geval een zorgfunctie toe te staan moet de geluidbelaste gevel ter plaatse van verblijfsgebieden worden uitgevoerd zonder te openen delen.
Hoofdstuk 5
33
Afbeelding 10: grafische presentatie geluidcontouren
Voor de zone tussen de N279 en de 48 dB-contour is op de verbeelding een ‘geluidszone – weg’ opgenomen. Indien binnen deze zone in de toekomst geluidsgevoelige bestemmingen en/of geluidsgevoelige tereinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhindern, gerealiseerd worden, dan dient middels akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat de maximaal toegestane geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet wordt overschreden. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden maar de maximaal toelaatbare waarde niet wordt overschreden, dan dient een verzoek tot vaststelling van een hogere grenswaarde te worden ingediend. Het college van burgemeester en wethouders kan vervolgens besluiten een hogere grenswaarde vast te stellen.
5.4 Luchtkwaliteit Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.
34
Hoofdstuk 5
Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid: a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging; d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen. Het Besluit NIBM Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden. In het Besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is. Voor woningen en kantoren gelden de volgende getalsmatige grenzen: minimaal 1 ontsluitingsweg Woningen (maximaal) Kantoren (maximaal)
Hoofdstuk 5
minimaal 2 ontsluitingswegen
3%-norm
3%-norm
1500
3000
2
66.667 m bvo
200.000 m2 bvo
35
Luchtkwaliteitsonderzoek In het kader van onderhavig initiatief is door K+ Adviesgroep in oktober 2008 een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd voor het uitbreidingsplan in verband met “Health care plaza Hornerheide”. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat in geen van de onderzochte situaties een overschrijding van de grenswaarden is vastgesteld. De luchtkwaliteit blijft ruim beneden de geldende grenswaarden. In het kader van de Wet luchtkwaliteit worden geen restricties aan het onderzochte plan opgelegd.
5.5 Externe Veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen3 vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is. Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van 3
Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
36
Hoofdstuk 5
het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer. (Beperkt) kwetsbare objecten Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, res4 taurants . Risicovolle activiteiten In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi- bedrijven, BRZO- bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan. Externe veiligheid in en rondom het plangebied De ontwikkelingen op Hornerheide betreffen (beperkt) kwetsbare objecten en moeten getoetst worden aan het Bevi en de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Volgens de risicokaart van de provincie Limburg zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven en/of inrichtingen gelegen. Volgens de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen5 vindt in de directe omgeving van het plangebied geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. In de omgeving van het plangebied zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan geen buisleidingen gelegen. Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour of een invloedsgebied van een bedrijf of een transportroute van gevaarlijke stoffen (via de weg, water of buisleiding). Geconcludeerd kan worden gesteld dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor onderhavig initiatief.
5.6 Milieuhinder Het gezondheidszorgplein heeft volgens de (indicatieve) lijst ‘Bedrijven en Milieuzonering’, uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2007), een 4 5
Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer, 24 maart 2003
Hoofdstuk 5
37
milieuzone ten opzichte van milieugevoelige functies. Wanneer wordt uitgegaan van ‘artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven’ (categorie 1-inrichting), dan geldt een maximale richtafstand van 10 meter voor geluid. Wanneer wordt uitgegaan van ‘verpleeghuizen’ of ‘ziekenhuizen’ (beide categorie 2-inrichtingen), dan geldt een maximale richtafstand van 30 meter voor geluid. Ook voor ‘fitnesscentra’ (categorie 2-inrichting) geldt een maximale richtafstand van 30 meter voor geluid. Binnen een afstand van 30 meter zijn geen milieugevoelige functies gelegen. Er kan dan ook gesteld worden dat het woon- en leefklimaat van de omgeving als gevolg van de onderhavige ontwikkeling niet zal worden aangetast.
5.7 Archeologie ADC Archeoprojecten heeft in opdracht van Econsultancy bv in augustus 2008 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied. De volledige rapportage is als separate bijlage toegevoegd. In deze toelichting zijn de conclusies en aanbevelingen overgenomen. Conclusies Uit het verkennend booronderzoek komt naar voren dat in het overgrote deel van het plangebied een onverstoord bodemprofiel aanwezig is. Archeologische resten vanaf het Paleolithicum kunnen daar zowel aan het maaiveld, als onder de in het plangebied aangetroffen rivierduinafzettingen worden verwacht. Op de locaties van de huidige en voormalige bebouwing is door de verstoring/vergraving van het bodemprofiel de kans klein dat er nog archeologische resten aanwezig zijn. Omdat archeologische resten vanaf het maaiveld worden verwacht zal elke vorm van graaf- en bouwwerkzaamheden leiden tot de verstoring van mogelijk aanwezige archeologische waarden. Binnen het huidge plangebied is beperking van de verstoring door planaanpassing niet mogelijk. Aanbeveling Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied archeologische resten voorkomen. Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Dit betekent dat, indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door het bevoegd gezag goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Omdat in het plangebied archeologische
38
Hoofdstuk 5
resten uit het Paleolithicum tot het Neolithicum aanwezig kunnen zijn wordt aanbevolen om de te begeleiden werkzaamheden ruim voor de start van de bouwplannen uit te laten voeren. In dat geval is er bij een eventuele vondst van archeologische resten voldoende tijd om deze te documenteren. Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
5.8 Natuur en landschap Het plangebied is gelegen in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) welke een provinciale aanvulling is op de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Als gevolg van het plan is een toename van bebouwing in bosgebied dat tot de POG behoort onvermijdelijk. Mitigatie (verzachting van negatieve effecten op natuurwaarden) en compensatie van natuurwaarden is daarom aan de orde. Hiervoor is de ‘Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden’ van toepassing. Mitigatie: behoud landschapsecologische context De mitigatie is in het stedenbouwkundige model vorm gegeven door het behoud en de nieuwe ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle elementen. De bestaande en nieuwe bebouwing wordt gesitueerd in een overwegend droog heidelandschap, met een kenmerkend microreliëf dat is ontstaan door vroegere zandverstuivingen. Verspreide bomen zoals vliegdennen of berken en struwelen met brem of jeneverbes bepalen mede het aspect. Kleine verschillen in bodem, reliëf en beheer leiden tot verschillen in de vegetatie. Hiervan zullen weer diverse diersoorten profiteren, zoals vogels, reptielen en insecten. Dankzij een leemlaag in de bodem aan de noordzijde van het terrein blijft hier van nature water staan. Twee vennetjes worden behouden als kernbiotoop voor bijzondere flora en fauna. Daarnaast worden enkele nieuwe vennetjes aangelegd. Deze zullen zich kunnen ontwikkelen tot zwakgebufferde wateren met een begroeiing van kleine zeggen, wateraardbei, waterdrieblad en gagel. De oever van de bestaande sloot zal worden verflauwd. De bosrand aan de noordzijde gaat over een breedte van 12 meter over in een mantel-zoomvegetatie. Daarnaast wordt direct aansluitend op het bos aan de Heythuiserweg een gevarieerd loofbos ontwikkeld ten noordwesten van de geplande bedrijfsbebouwing. De gebouwen aan de noordzijde van het plangebied worden aan de wegzijde landschappelijk ingepast door middel van een bos- en struweelbeplanting op een aan-
Hoofdstuk 5
39
gelegde, natuurlijk vormgegeven wal. Ter hoogte van de hoofdingang wordt de begroeiing meer open, eveneens in de vorm van een heidevegetatie. Parkeervoorzieningen worden aan de achterzijde van de bebouwing gesitueerd. Door het behoud van een landschappelijke zone en de aanplant van bos aan de noordzijde worden uitstralingseffecten op de omliggende natuur geminimaliseerd. Dit wordt versterkt door de gekozen ontsluiting, positionering van gebouwen en de locatie van de parkeervoorzieningen. Compensatie Op basis van het stedenbouwkundige model en de richtlijnen vanuit het provinciale compensatiebeleid is een bepaling gemaakt van de te compenseren hoeveelheid bos (zie tabel). Een deel van de te compenseren hoeveelheid bos en natuur kan worden gerealiseerd binnen het voorliggende plan. Circa 4,8 hectare bos zal elders aangeplant worden, waarbij de versterking van de ecologische structuur en herstel van de te verdwijnen natuurwaarden leidend is. Het compensatieplan dient planologisch verankerd te worden tegelijkertijd met de vaststelling van de te compenseren ingreep. Tabel: balans bos- en natuurcompensatie Totaal te ontwikkelen oppervlakte binnen de POG (incl. 70.760 m2 bestaande bebouwing) Oppervlakte bestaande bebouwing binnen POG
14.620 m2 -
Totaaloppervlakte bos binnen de POG
56.140 m2
Compensatietoeslag factor 33%
18.526 m2 +
Totaaloppervlakte te compenseren
74.666 m2
Totaaloppervlakte te compenseren
74.666 m2
Herplant mogelijk binnen sted. Model
8.430 m2 -
Realisatie compensatietoeslag d.m.v. heideontwikkeling 18.526 m2 binnen stedenbouwkundig model Elders te compenseren oppervlakte bos
40
47.710 m2
Hoofdstuk 5
Afbeelding 11. Overzicht bosgebied nu en toekomstig.
Compensatieplan In het kader de ‘Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden’ dient de natuurcompensatie in een overeenkomst tussen de provincie en de initiatiefnemer te worden vastgelegd. Tussen de initiatiefnemer en de provincie Limburg is een overeenkomst gesloten waarin de compensatie is vastgelegd, waarbij alleen de exacte locatie nog bepaald
Hoofdstuk 5
41
dient te worden. De overeenkomst is als separate bijlage bij de planstukken gevoegd.
5.9 Flora en Fauna Omdat in het plangebied diverse geschikte biotopen voor beschermde flora en fau6 na zijn, is in november 2007 een verkennend natuuronderzoek (quickscan) uitgevoerd door BRO. Dit onderzoek bestond uit een bronnenonderzoek (o.a. Natuurbank Limburg) en een veldbezoek. Aansluitend hierop is in het veldseizoen van 2008 7 een aanvullend veldonderzoek uitgevoerd naar nader te inventariseren soortgroepen. Het veldwerk is uitgevoerd door het bureau Faunaconsult. Het onderzoek heeft de volgende conclusies en aanbevelingen opgeleverd. Ten eerste fungeert het nok van het dak van een van de te slopen gebouwen als kraamkolonie voor Gewone dwergvleermuis. Deze soort is beschermd volgens beschermingsniveau 3 van de Flora- en faunawet. Voor het slopen van dit pand is een ontheffing nodig van de Flora- en faunawet. Hierbij is het noodzakelijk om ‘dwingende redenen van openbaar belang’ aan te tonen, het ontbreken van alternatieven aan te geven, en de gunstige staat van instandhouding te behouden (de zogenaamde uitgebreide toets). In de praktijk zal voor het onderhavige plan een ontheffing verleend worden, mits sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing, en mits het kolonieverblijf wordt gecompenseerd. Het voorstel is om een bestaand wachthuisje op het terrein geschikt te maken voor vleermuizen. Bovendien dient het slopen ruim buiten de kraamtijd (mei-juni) plaats te vinden. Ten tweede bevinden zich in het plangebied een jaarrond beschermde, vaste nestplaats van Grote bonte specht en van Eekhoorn. De boom met het spechtennest kan worden behouden in het stedenbouwkundige model. Doordat voor deze soort een grote oppervlakte leef- en foerageergebied verdwijnt, wordt echter toch een ontheffing noodzakelijk geacht. Deze wordt getoetst volgens de uitgebreide toets (zie uitleg in voorgaande alinea). De kap van de boom met het eekhoornnest is volgens het stedenbouwkundige model onvermijdelijk. Eekhoorn valt onder beschermingsniveau 2. Hiervoor is een ontheffingsaanvraag noodzakelijk die getoetst wordt volgens de lichte toets. Dit betekent dat de gunstige staat van instandhouding van de soort gewaarborgd moet worden. Hiervoor voldoet het compensatieplan zoals vermeld in de voorgaande paragraaf. Tenslotte vormt een van de vennetjes in het plangebied een voortplantingswater voor Alpenwatersalamander. Dit water blijft behouden in het stedenbouwkundige 6 7
BRO, Quickscan Flora & Fauna t.b.v. ‘Bestemmingsplan Hornerheide’, gemeente Leudal, 05-12-2007. Faunaconsult, Flora en faunaonderzoek te Hornerheide, september 2008.
42
Hoofdstuk 5
model. Een ontheffingsaanvraag voor deze soort wordt toch noodzakelijk geacht, omdat rondom de poel bestaand landbiotoop verdwijnt door bebouwing. Voor Alpenwatersalamander (beschermingsniveau 2) geldt de lichte toets. Het stedenbouwkundige model voorziet reeds in voldoende compenserende maatregelen om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen. Voor het overige zijn als gevolg van de geplande ontwikkeling geen beschermde soorten in het geding. Wel geldt ten allen tijde de wettelijke zorgplicht: deze houdt in dat alle handelingen die nadelig zijn voor (beschermde en niet-beschermde) flora en fauna, en niet noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van het plan, achterwege moeten blijven.
5.10 Waterhuishouding 5.10.1 Beleidskader Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheersplan van waterschap Peel en Maasvallei, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend: • vasthouden- bergen- afvoeren (waterkwantiteit); • voorkomen- scheiden- zuiveren (waterkwaliteit). Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier gelden de drietrapsstrategieën. De meest relevante beleidsstukken zijn hieronder verder toegelicht. Het waterbeleid in het POL 2006 sluit aan op de Europese Kaderrichtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het provinciaal waterbeleid omvat de volgende strategische doelen: • herstel sponswerking: het voorkomen van wateroverlast en watertekort in het regionale watersysteem, anticiperend op veranderde klimatologische omstandigheden; • herstel van de natte natuur: het bereiken van ecologisch gezonde watersystemen en grondwaterafhankelijke natuur; • schoon water: het bereiken van een goede chemische kwaliteit voor water en sediment; • duurzame watervoorziening: het beschermen van water voor menselijke consumptie, zodanig dat voldoende water van de vereiste kwaliteit via eenvoudige zuiveringstechnieken beschikbaar is;
Hoofdstuk 5
43
•
een veilige Maas: het streven naar een acceptabel risico voor overstromingen in het rivierbed van de Maas.
Het Integraal Waterbeheersplan ‘Orde in water’ van Waterschap Peel en Maasvallei (IWBP) beschrijft de uitwerking van het provinciale (oppervlakte)waterbeleid door het waterschap, zoals is vastgelegd in het POL. Het plan is richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer van het waterschap gedurende de planperiode 20042007. Het waterbeheer wordt in al zijn samenhangen bekeken met als belangrijke uitgangspunten de watersysteembenadering en de waterketenbenadering. Bij de integrale afwegingen zijn een viertal leidende principes: veiligheid, duurzaamheid, water als medeordenend principe en niet afwentelen op anderen. In de afweging gelden een drietal toetsingscriteria: doelrealisatie, kosteneffectiviteit en maatschappelijk draagvlak. Extra inspanningen worden geleverd op het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer waaronder het nadrukkelijk beïnvloeden van de ruimtelijke ordening vanuit waterhuishoudkundige principes in samenwerking met de gemeentes. Ook het samenwerken in de waterketen met de gemeentes en de verdere sanering van schadelijke rioolwateroverstorten staan hoog op de agenda. Bij nieuwbouwlocaties wordt gestreefd naar 100% afkoppeling, van het hemelwater afkomstig van het verhard oppervlak, van het riool. 5.10.2 Kenmerken watersysteem Bodem Het maaiveld ligt op een hoogte van ca. 28,5 tot 31,0 m +NAP. De bodemkaart van Nederland laat zien dat de bodem bestaat uit vaaggronden, welke zijn opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. Uit het verkennend bodemonderzoek en infiltratieonderzoek8 blijkt dat de bovengrond voornamelijk bestaat uit zwak tot sterk humeus, zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk is de bovengrond zwak tot matig grindig. De ondergrond bestaat hoofdzakelijk uit zwak tot sterk siltig, zwak humeus, uiterst fijn tot matig grof zand. Over de gehele onderzoekslocatie komen gley verschijnselen voor. De diepe ondergrond is plaatselijk opgebouwd uit een sterk zandige kleilaag. Verder bestaat de ondergrond plaatselijk uit sterk zandig leem en is de ondergrond plaatselijk zwak tot matig grindig. Het infiltratieonderzoek laat zien dat de bodem over het algemeen goed doorlatend is met gemiddelde k-waarde variërend van 1,2 tot 4,4 m/dag. Alleen in de zuidoostelijke hoek van het terrein is plaatselijk een matige doorlatendheid aangetroffen van 0,3 m/dag. Grondwater
8
Infiltratie-onderzoek zorgcentrum Hornerheide te Horn gemeente Leudal, Econsultancy bv, 14 december 2007.
44
Hoofdstuk 5
Het plangebied is, op het zuidoostelijke deel na, gelegen op droge zandgronden. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bevindt zich volgens de bodemkaart van Nederland op 80-140 cm beneden maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bevindt zich op meer dan 180 cm beneden maaiveld. In het zuidoostelijke deel van het plangebied is het natter, de GHG ligt hier op 25-50 cm beneneden maaiveld en de GLG op 120-180 cm beneden maaiveld. De gemiddelde grondwaterstand van het freatisch grondwater bedraagt ca. 23,5 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ca. 5 tot 7,5 meter beneden maaiveld zou bevinden. Het plangebied is gelegen in een infiltratiegebied. Oppervlaktewater De locatie ligt in het stroomgebied van de Haelense Beek. In het plangebied lopen een aantal greppels en een watergang, de Hornerheide. Deze waterloop staat op de legger van het waterschap en heeft een algemeen ecologische functie. De watergang mondt circa 400 meter ten noorden van het plangebied uit in de Haelense Beek. De watergang Hornerheide doorsnijdt het plangebied en heeft stroomopwaarts van de geprojecteerde hoofdontsluitingsweg de secundaire status en stroomafwaarts de primaire. Op de Hornerheide is de Keur van het waterschap van toepassing. Bij het primaire deel geldt dat een beschermingszone van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van de waterloop dient te worden gehanteerd. 5.10.3 Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen BRO heeft in opdracht van de opdrachtgever voor de wateropgave in het plangebied een MEMO opgesteld (Wiebe Smid, 11 augustus 2008). Hierbij puntsgewijs enkele belangrijke opmerkingen ten aanzien van de wateropgave Bestemmingsplan Hornerheide: Ten aanzien van het waterbeheer gebeuren er 2 belangrijke dingen: - Enkele van de aanwezige vennen worden gedempt - Er vindt een forse uitbreiding van het verharde oppervlak plaats. Op basis van het bouwplan bedraagt de uitbreiding 17.728 m². Volgens de beleidsuitgangspunten van het Waterschap Peel & Maasvallei, dient een toename van het verharde oppervlak gecompenseerd te worden. Bij een dergelijke forse toename van het verharde oppervlak zijn voorzieningen nodige om ten tijde van zogenaamde piekbuien het water goed af te kunnen voeren van de daken/ verhardingen, en hierbij geen wateroverlast te veroorzaken op het perceel. Compensatie kan geschieden door het aanleggen van infiltratievoorzieningen en/of het creëren van open water. Willen infiltratievoorzieningen werken, dan zal de bodem hiervoor geschikt zijn. De bodem in het projectgebied heeft de volgende kenmerken: - Relatief hooggelegen (circa 29 m + NAP)
Hoofdstuk 5
45
-
Matige lemige tot lemige zandgronden (Bron: Bodemkaart van Nederland) Lage grondwaterstanden (GHG = 80- 140 cm onder maaiveld; GLG meer dan 120 cm onder maaiveld) (Bron: Bodemkaart van Nederland) Een vrij goede bodemdoorlatendheid (K-waarde) van meer dan 0,75 m/dag (bron: bodemdoorlatenheidskaart gemeente Leudal, Waterschap Peel & Maasvallei)
Gezien deze kenmerken is infiltratie in de bodem goed mogelijk. Echter zonder aanvullende voorzieningen kan afvloeiend hemelwater toch voor overlast zorgen. Dit met name vanwege het feit dat de bovenlaag uit humusrijke bosgrond bestaat. Deze bovenlaag is enigszins minder doorlatend dan de zandgrond daaronder. De infiltratie kan het beste worden vergemakkelijkt door de aanleg van enkele vennen en/of de verbreding van de in het stedenbouwkundig model ingetekende watergang (greppel). Voor de berekening van de capaciteit van de infiltratievoorzieningen hanteert het waterschap Peel & Maasvallei9 het volgende uitgangspunt:
Gezien de waterhuishoudkundige mogelijkheden, adviseert het waterschap een absoluut infiltratiesysteem aan te leggen met de capaciteit om een bui van T=10 op te vangen. De bufferinhoud, rekening houdende met infiltratie, dient dan minimaal 530 m³ (30 mm) te bedragen. Om geen overlast in de T=100 situatie te veroorzaken, verdient het hierbij aanbeveling om een noodoverlaat of verlaging op maaiveldniveau te maken. Een noodoverlaatconstructie zorgt ervoor dat het water op gecontroleerde wijze wegstroomt als de voorziening door extreme omstandigheden vol is en gaat overlopen. Het overtollige water moet stromen naar een plek waar het geen overlast kan veroorzaken. Dit kan een bijvoorbeeld een laagte op eigen perceel en/of de waterloop van het waterschap zijn.
Gezien de bodemgesteldheid en de grondwaterstanden kan het tijdelijk geborgen water eenvoudig in de bodem infiltreren. In droge periodes zal de voorziening, net als de vennen in de omgeving, goeddeels droog vallen. Dit biedt ook kansen voor een natuurlijke vormgeving van de voorzieningen. Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de gebouwen dient aangesloten te worden op de bestaande riolering op het terrein. Om vervuiling van bodem en oppervlaktewater te voorkomen dienen de oppervlaktes die direct in contact komen met regenwater geen uitlogende materialen te bevatten. Het hemelwater afkomstig van parkeerplaatsen en intensief bereden wegen dient voorgezuiverd te worden middels een bermpassage. 9
Brief waterschap Peel & Maasvallei, d.d. 18 februari 2009, Pré-advies bestemmingsplan ‘Hornerheide’.
46
Hoofdstuk 5
5.10.4 Samenwerking met waterbeheerder Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegestuurd aan het waterschap Peel en Maasvallei. Het ‘pre-advies bestemmingsplan Hornerheide’, d.d. 18 februari 2009, is in de planstukken verwerkt (zie ook paragraaf 7.2). In het kader van de het definitieve wateradvies zal het ontwerpplan te zijner tijd wederom ter toetsing aan het waterschap worden voorgelegd.
5.11 Hoogwaterproblematiek Op 14 juli 2006 is de Beleidslijn Grote Rivieren in werking getreden. De beleidslijn vervangt de Beleidslijn ruimte voor de rivier. De nieuwe beleidslijn biedt onder strikte voorwaarden meer mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed. De voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed. De Beleidslijn grote rivieren maakt het mogelijk om bestaande bebouwing in het rivierbed een nieuwe bestemming te geven waardoor leegstand voorkomen wordt. Onderhavige locatie is gelegen buiten de contouren zoals deze in de beleidslijn staan aangegeven. Betreffende beleidslijn is hier dan ook niet van toepassing.
5.12 Duurzaamheid Ten aanzien van duurzaamheid dienen de richtlijnen ten aanzien van duurzaam bouwen conform Bouwbesluit en landelijke regelgeving te worden gevolgd.
5.13 Infrastructuur en Leidingen Door gebruik te maken van de kaarten van de Gasunie kan duidelijkheid verschaft worden over de aanwezig van gasleidingen en andere infrastructuur waar rekening mee gehouden moet worden. Uit deze kaarten is naar voren gekomen dat het bovengenoemde projectgebied niet in de nabijheid ligt van gasleidingen. Volgens plankaart 4 van het bestemmingsplan Buitengebied is aan de oostzijde van de Heythuyserweg, parallel aan deze, een gastransportleiding gelegen. Deze gastransportleiding vormt geen belemmering voor de ontwikkeling aangezien deze meer dan 5 meter van deze is gelegen. Over de noordoostelijke hoek van het plangebied loopt volgens plankaart 4 van bestemmingsplan Buitengebied een straalverbinding. Een straalverbinding is alleen
Hoofdstuk 5
47
beperkend voor een ontwikkeling als deze extreem de hoogte ingaat. De voorgenomen ontwikkeling blijft ver onder de hoogte die onder een straalverbinding is toegestaan en kan daarmee zonder beperking plaatsvinden.
5.14 Beschermde en beeldbepalende elementen In het plangebied zelf liggen twee rijksmonumenten namelijk het kerkje de ‘Boskapel Sanatorium Hornerheide’ (monumentnummer 517894) en het lighuisje (monumentnummer 517 894). Rond 1921 is de statige kapel met twee torens gebouwd. In 1991 werd een bakstenen plint aangebracht. Het kerkgebouw en het lighuisje is van cultuurhistorische waarde wegens het bijzondere belang voor de geschiedenis van de architectuur en het bijzondere materiaalgebruik. Ensemblewaarde ontleent het kerkgebouw aan de centrale situering op het terrein van Hornerheide in het buitengebied van de gemeente Leudal. Het kerkgebouw is tenslotte van algemeen belang wegens de architectonische gaafheid van het exterieur en de architectuurhistorische en typologische zeldzaamheid. Bij de ontwikkeling van Hornerheide zullen deze beschermde en beeldbepalende elementen niet worden aangetast. Ze vormen tevens geen belemmering voor de ontwikkeling van de health care plaza, het zorg hotel en de care business area.
5.15 Verkeer en parkeren De ontsluiting van het plangebied vindt middels interne wegen plaats op de N279. De ontwikkeling van het plangebied zal meer verkeersbewegingen veroorzaken, aangezien er een toename plaatsvindt van de activiteiten die plaatsvinden op deze locatie. De vraag is in welke mate de verkeersgeneratie van het centrum afwijkt van de huidige situatie. En of deze afwijking zodanig is dat dit ook effecten heeft op het geheel van verkeersbewegingen en in de omgeving van de locatie. Verkeersgeneratie Huidige situatie Het gezondheidscentrum biedt in de huidige situatie plaats aan ongeveer 450 arbeidsplaatsen en ontvangt dagelijks ongeveer 400 bezoekers. Hieronder bevinden zich de cliënten van de dagbehandeling en het bewegingscentrum, maar ook familieleden en bezoekers van de cliënten. Om de verkeersgeneratie van de huidige functies in specialistisch centrum Hornerheide in beeld te brengen, zijn verkeerstellingen verricht op de toegangsweg van het centrum. In bijlage 2 is het resultaat van deze tellingen opgenomen. Op een gemiddelde werkdag rijden ongeveer 1900 motorvoertuigen per etmaal van en naar Hornerheide.
48
Hoofdstuk 5
Toekomstige situatie Op de huidige locatie wordt het specialistisch centrum gedeeltelijk herontwikkeld en met nieuwe bebouwing uitgebreid aan de noordwestzijde. Het centrum zal bestaan uit drie secties, te weten Health Care Plaza, Care Residence en Care Support Centre. Per sectie zijn een of meerdere functies gepland. In onderstaande tabel is per sectie en functie de toekomstige verkeersgeneratie aangegeven. De drie secties tezamen genereren na realisatie van de herontwikkeling en nieuwbouw op een werkdag tezamen ongeveer 3600 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De berekeningen 10 van de verkeersgeneratie zijn gebaseerd op kengetallen van CROW , statistische 11 gegevens uit MON2007 en ervaringsgegevens van BRO. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3. Tabel 1 Verkeersgeneratie werkdag Hornerheide Sectie 1 Health Care Plaza Wing 1 bewegingscentrum
259
Wing 2 diagnostiek/dagbehandeling
137
Wing 3 zalencentrum
213
Wing 4 en 5 R&D
453
Hoofdgebouw (begane grond), atrium 1 en 2 Openbaar, Catering
201
Hoofdgebouw (1e verdieping) Proteion o.a.
987
Eindgebouw Ciro
242
Sectie 2 Care Residence: zorghotel
340
Sectie 3 Care Support Centre Research & Development
365
Behandelcentra
375
Totaal
3573
Verkeersbewegingen van en naar specialistisch centrum Hornerheide zullen zich verdelen over omliggende wegen. De etmaalintensiteit op de N279 is voor diverse toekomstige jaren berekend op basis van: • gelijke verdeling van verkeer van en naar Hornerheide over N279 richting Heythuysen en richting N273 • etmaalintensiteiten N279 2006 (www.limburg.nl); • groeifactor van het verkeer van 1% per jaar. Tabel 2 Verkeersintensiteiten werkdag (excl. en incl. ontwikkeling) Percentuele verdeling
2006
2008
verkeersgeneratie N279 ri Heythuysen
10 11
50%
2008
2018
(incl. ontwikkeling) 9542
9734
2018 (incl. ontwikkeling)
10561 10752
11579
CROW publicatie 256, Verkeersgeneratie van woon- en werkgebieden, oktober 2007 Mobiliteitsonderzoek Nederland 2007, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2008
Hoofdstuk 5
49
N279 ri N273
50%
9542
9734
10561 10752
11579
Het aantal voertuigverplaatsingen dat door het specialistisch centrum wordt gegenereerd, zorgt voor een toename van circa 8% van de etmaalintensiteit op de N279. In het ontwikkeljaar betekent dit een toename van ongeveer 9700 mtvg per etmaal tot circa 10500 mvtg per etmaal. Deze toename is beperkt, de capaciteit van de provinciale weg is voldoende groot om deze groei op te vangen. Verkeersafwikkeling Voor de ontsluiting van specialistisch centrum Hornerheide blijft de voorsorteerstrook op de N279 voor verkeer vanuit de richting van de N273 linksaf naar het centrum, gehandhaafd. Om de verkeersafwikkeling op de kruising van de N279 met de Heythuyserweg (toegangsweg Hornerheide) te beoordelen zijn berekeningen van de ochtendspits en de avondspits gemaakt, volgens de methode Harders (zie bijlage 3). Uitgangspunt daarbij is dat het verkeer van en naar de locatie percentueel zich verdeelt over het etmaal zoals in de huidige situatie, volgens de uitkomsten van de verkeerstellingen 2007. Inzichtelijk is gemaakt wat het effect is op de wachttijden voor het verkeer op de kruising in de ochtendspits (8.00-9.00u) en in de avondspits (16.00-17.00u). Daarbij is er van uitgegaan dat alle verkeer van en naar het specialistisch centrum via deze kruising rijdt. De berekeningen tonen aan dat in de ochtendspits op de kruising beperkte wachttijden te verwachten zijn voor de rijrichtingen vanaf het terrein van het specialistisch centrum. Wachttijden tot 15 sec zijn hier te verwachten, dit is acceptabel. Als gevolg van de ontwikkeling van het specialistisch centrum, neemt in de avondspits de intensiteit op de kruising dusdanig toe dat de wachttijden voor verkeer vanaf het terrein richting de N279 oplopen tot meer dan 20 sec. Dit zijn lange wachttijden. Er vormt zich dan een wachtrij op het terrein van specialistisch centrum Hornerheide. De verkeersafwikkeling op de N279 wordt hierdoor niet negatief beïnvloed. Wel is monitoring van de situatie aan te bevelen, omdat bij lange wachttijden op den duur wellicht meer risico zou kunnen worden genomen bij oversteken en opdraaien van de hoofdweg. In dat geval kan een andere kruispuntvorm meer veiligheid bieden. Tevens kan ervoor gekozen worden om verkeer komend vanaf de zorginstelling verplicht rechtsaf te laten afslaan. Volgens de verkeerskundigen van de provincie is dit de eenvoudigste, snel en goedkoop te realiseren oplossing, die vervolgens in de tijd gezien in 'aanraking' zal komen met de levenscyclus / onderhoudscyclus van de provinciale weg, waardoor eventuele verdergaande maatregelen in het onderhoudsprogramma kunnen worden meegenomen (welke tot de taak en verantwoordelijkheid van de wegbeheerder valt, in dit geval de provincie Limburg). Tussen de initiatiefnemer en de provincie is afgesproken dat er een realisatieovereenkomst / uitvoeringsovereenkomst wordt opgesteld, waarin aangegeven wordt dat er op bepaalde tijden nagegaan wordt of eventuele aanpassingen aan de infrastructuur noodzakelijk zijn en waarin tevens wordt afgesproken wat de mogelijke
50
Hoofdstuk 5
bijdrage van de initiatiefnemer is. Dit alles is slechts aan de orde als de aanpassing niet gelijk valt aan de onderhoudscyclus van de Provincie. Parkeren In de planontwikkeling van Hornerheide is uitgegaan van 761 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden voornamelijk gebruikt door werknemers, zakelijke bezoekers en familiebezoek van de cliënten. Aangezien het overgrote merendeel van de cliënten via zorgtransport of met de taxi het Hornerheide terrein zullen bereiken, is voor deze groep geen specifieke parkeerruimte gereserveerd. Er mag dan ook aangenomen worden dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om de parkeerdruk voldoende op te vangen. Gezien het grote aantal aan parkeerplaatsen op eigen terrein en de ontsluiting niet op de doorgaande weg plaatsvindt, leidt dit project niet tot een verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving van het centrum.
5.16 Economische uitvoerbaarheid De kosten van het project zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemer Proteion en Solution Network AG welke als ontwikkelaar van het (private) deel van het project zal fungeren. De ontwikkeling heeft derhalve geen gevolgen voor de gemeentelijke financiën. De behoefte aan zorg neemt toe op basis van demografische ontwikkelingen. Dit biedt een garantie dat het Health Care Plaza voorziet in een behoefte vanuit de maatschappij. Vanuit de zorgaanbieders en de onderzoeksinstituten is een grote vraag naar faciliteiten. Deze faciliteiten worden door de ontwikkelende partijen op Hornerheide voor eigen rekening en risico gerealiseerd. Ter plaatse worden enkel en alleen maatschappelijke functies gerealiseerd. De semicommerciële functies zoals horeca en kantoren zijn inherent aan de maatschappelijke functie. Het betreft hier bijvoorbeeld bedrijfskantines en kantoorfuncties voor de zorginstellingen.
Hoofdstuk 5
51
52
Hoofdstuk 5
6.
JURIDISCHE OPZET
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ontwikkeling zoals beschreven in dit bestemmingsplan juridisch is vertaald. Deze paragraaf vormt de inleiding, daarna zal worden ingegaan op de bestemmingsregeling en de beschrijving per bestemming. Het bestemmingsplan "Hornerheide” is vervat in de planstukken bestaande uit: - de verbeelding, schaal 1 : 3000 - de regels - de toelichting Het juridisch deel van een bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (voorheen: plankaart) en de regels (voorheen: voorschriften). De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding (schaal 1:3000) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende karakter van het bestemmingsplan. De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond. De toelichting heeft geen bindende werking en maakt juridisch gezien geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel heeft de toelichting een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Het bestemmingsplan omvat twee hoofdbestemmingen, namelijk de bestemmingen ‘Natuur’ en ‘Maatschappelijk’ en één dubbelbestemming, zijnde de bestemming ‘Waterstaat – Beschermingszone water’. Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ zijn een aantal functieaanduidingen opgenomen, te weten ’ontsluiting’, ‘parkeerterrein’, ‘bos’ en ‘water’. De aanduiding water is tevens opgenomen binnen de bestemming ‘Natuur’. Daarnaast zijn een tweetal maatvoeringsaanduidingen opgenomen; een aanduiding om het maximum aantal bouwlagen aan te geven en een aanduiding om het maximale bebouwingspercentage vast te leggen. Het deel van het plangebied bestemd als ‘Natuur’, betreft de gronden welke dienen als een deel van de natuurcompensatie in het kader van de provinciale ‘Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden’.
Hoofdstuk 6
53
De dubbelbestemming ‘Waterstaat – Beschermingszone water’ is opgenomen ten behoeve van de door het plangebied lopende waterloop ‘Hornerheide’.
54
Hoofdstuk 6
6.2 De bestemmingsregeling Leeswijzer bij de regels De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor Hornerheide voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1. Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat twee artikelen: • artikel 1 geeft de betekenis aan van een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de diverse begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot; • artikel 2 geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend. Hoofdstuk 2. Bestemmingen Dit hoofdstuk bevat bepalingen welke direct verband houden met de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt globaal het volgende stramien: • een omschrijving van de doeleinden van de bestemming; • een omschrijving van het uitgezonderd gebruik binnen de doeleinden; • een ontheffingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot het gebruik; • de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz.. De bouwregels geven aan welke bouwwerken 'als recht' mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de in de bestemming opgenomen doeleinden; • een ontheffingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de bouwregels; • een verwijzing naar de procedureregels. Hoofdstuk 3. Algemene regels Het derde hoofdstuk van de regels bevat algemene regels welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Hierin zijn de algemene bouwregels, algemene ontheffings- en wijzigingsregels en procedureregels opgenomen. De ontheffingsregel is opgenomen om enigszins te kunnen afwijken van de geplande indeling zoals weergegeven in de bouwgrenzen, maten en normen en de profielen. De wijzigingsregels zijn opgenomen voor geringe wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Hoofdstuk 6
55
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In dit laatste hoofdstuk is een regel opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht. Hierin is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. Als laatste regel is de slotregel opgenomen.
6.3 Beschrijving van de bestemming Bestemming ‘Maatschappelijk’ Gezien de toekomstige functie van het terrein is deze bestemming opgenomen voor het grootste deel van het plangebied. De als ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening. Aanduidingen Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ zijn een aantal functieaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen opgenomen, welke onderstaand kort uiteengezet worden. Bos De functieaanduiding ‘bos’ is opgenomen ten behoeve van bos/bebossing, groenvoorzieningen en daaraan ondergeschikt recreatief medegebruik. Rondom het gehele complex is bosgebied gelegen. Ontsluiting De functieaanduiding ‘ontsluiting’ is opgenomen ten behoeve van de centrale ontsluiting van het gehele complex, te weten de weg Hornerheide. Parkeerterrein De functieaanduiding ‘parkeerterrein’ is opgenomen om voldoende parkeerruimte te garanderen voor het complex. Maximum aantal bouwlagen De maatvoeringsaanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’ is opgenomen om binnen verschillende delen van het plangebied te kunnen variëren in het maximaal aantal toegestane bouwlagen. In het zuidoosten van het plangebied zijn maximaal vier bouwlagen toegestaan. In het zuiden van het plangebied is maximaal één bouwlaag toegestaan en in het noordelijke deel van het plangebied zijn maximaal twee bouwlagen toegestaan.
56
Hoofdstuk 6
Maximum bebouwingspercentage De maatvoeringsaanduiding ‘maximale bebouwingspercentage’ is opgenomen om voor het gehele plangebied het maximale bebouwingspercentage te kunnen bepalen. Voor het plangebied ‘Hornerheide’ geldt een maximaal bebouwingspercentage van 25%. Bestemming ‘Natuur’ Aangezien een deel van de voorgenomen ontwikkelingen plaatsvindt binnen de POG, dient in het kader van de provinciale ‘Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden’, natuurcompensatie plaats te vinden. Een deel van deze natuurcompensatie vindt plaats binnen het plangebied zelf en een deel zal plaatsvinden buiten het plangebied. Het deel van de natuurcompensatie die binnen het plangebied gerealiseerd wordt, is bestemd als ‘Natuur’, waarmee een duurzame bescherming van de hier te realiseren waarden wordt bewerkstelligd. Dubbelbestemming ‘Waterstaat – Beschermingszone watergang’ De dubbelbestemming ‘Waterstraat – Beschermingszone watergang’ is opgenomen ten behoeve van de door het plangebied stromende waterloop ‘Hornerheide’. Binnen het plangebied heeft het primaire water ‘Hornerheide’ stroomopwaarts van de geprojecteerde hoofdontsluiting een secundaire status en stroomafwaarts een primaire functie. Op de watergang is de Keur van toepassing en de watergang is als zodanig op de verbeelding aangeduid en benoemd. Bij het primaire deel dient tevens een beschermingszone van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van de waterloop te worden aangegeven en benoemd, waarbinnen het conform artikel 9, lid 4 van de Keur van het waterschap verboden is een bouwwerk aan te brengen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen. Hiervoor kan door het waterschap ontheffing worden verleend. Deze voorwaarden zijn in de regels opgenomen.
Hoofdstuk 6
57
58
Hoofdstuk 6
7.
OVERLEG EN INSPRAAK
7.1 Overleg en inspraak Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure wordt gebracht, kan een inspraakprocedure doorlopen en wordt het plan ter advies aan verschillende instanties aangeboden. De resultaten van de inspraak en het overleg zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
Inspraak Per 1 juli 2005 is de Wet Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Wet UOV) in werking getreden (Wet van 24 januari 2002, Stb. 2002, 54. Zie ook: Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Staatsblad 2005, 282) en het tijdstip van inwerkingtreding (Staatsblad 2005, 320)). De inspraakverplichting is daarmee vervallen. Dat betekent dat ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb).
Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen (bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening). In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
7.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro Voorliggend bestemmingsplan ‘Hornerheide’ is in het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ter advisering aangeboden aan de diverse betrokken instanties. Het vooroverleg heeft geleid tot enkele aanpassingen in het ontwerpplan. Naar aanleiding van het vooroverleg werden reacties ontvangen van: 1. Waterschap Peel en Maasvallei, brief d.d. 18 februari 2009; 2. VROM-Inspectie Regio Zuid, brief 25 februari 20090007703/KRI/JUM; 3. Provincie Limburg, brief 26 maart 2009, kenmerk 2009/6328.
2009,
kenmerk
De ontvangen reacties in het kader van het vooroverleg worden hierna kort samengevat, waarbij na elk onderwerp het gemeentelijke standpunt is verwoord.
Hoofdstuk 7
59
Ad. 1.
Waterschap Peel en Maasvallei
Opmerkingen Waterschap Peel en Maasvallei In paragraaf 5.10.2 wordt gesteld dat de waterloop Hornerheide een specifiek ecologische functie heeft. Deze status is in 2006 vervallen, waardoor een algemene ecologische functie resteert; Het primaire water Hornerheide heeft binnen het plangebied stroomopwaarts van de geprojecteerde hoofdontsluiting een secundaire status en stroomafwaarts een primaire functie. Op de watergang is de Keur van toepassing en de watergang dient als zodanig op de plankaart te worden aangeduid en benoemd. Bij het primaire deel dient tevens een beschermingszone van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van de waterloop te worden aangegeven en benoemd, waarbinnen het conform artikel 9, lid 4 van de Keur van het waterschap verboden is een bouwwerk aan te brengen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen. Hiervoor kan door het waterschap ontheffing worden verleend; Uit bestudering van het stedenbouwkundige model is gebleken dat aanpassingen gewenst zijn aan de watergang van het waterschap. Hiervoor dient een leggerprocedure te worden doorlopen, waarbij desgewenst de optie tegen het licht kan worden gehouden om het betreffende deel van de watergang van de legger af te voeren. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met het team Vergunningen; Geadviseerd wordt, gezien de waterhuishoudkundige mogelijkheden, een absoluut infiltratiesysteem aan te leggen met de capaciteit om een bui van T=10 op te vangen. De bufferinhoud. Rekening houdende met infiltratie, dient dan minimaal 530 m³ (30 mm) te bedragen. Om geen overlast in de T=100 situatie te veroorzaken, verdient het hierbij aanbeveling om een noodoverlaat of verlaging op maaiveldniveau te maken waardoor het water op gecontroleerde wijze via de oppervlakkige afstroming naar een laagte op eigen perceel en/of de waterloop van eht waterschap kan wegstromen. De passages met betrekking tot een dynamische buffer kunnen worden geschrapt. Standpunt gemeente De toelichting is hierop aangepast; De planstukken zijn aangepast en het primaire water Hornerheide is inclusief beschermingszone in het bestemmingsplan opgenomen; In de regels van het bestemmingsplan zijn middels de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Beschermingszone watergang’ en de aanduiding ‘water’ voorwaarden opgenomen ter bescherming van de waterloop. Te zijner tijd dient bekeken te worden in hoeverre aanpassingen aan de waterloop noodzakelijk zijn en in hoeverre het noodzakelijk is om hiervoor een leggerprocedure te doorlopen. Tevens kan dan worden bezien in hoeverre het wenselijk is om het betreffende deel van de waterloop van de legger af te voeren.
60
Hoofdstuk 7
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen; de wijze van afkoppelen van hemelwater zal in het kader van de civieltechnische uitwerking van de plannen verder worden uitgewerkt, waarbij het wateradvies zal worden meegenomen;
Ad. 2.
VROM-inspectie Regio Zuid
Opmerkingen VROM-inspectie Regio Zuid Door de VROM-inspectie wordt aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Standpunt gemeente De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Ad. 3.
Provincie Limburg
Opmerkingen provincie Limburg • Contourenbeleid Aangegeven wordt dat uit het vooroverleg is gebleken dat in het plangebied alleen maatschappelijk gerelateerde functies ontwikkeld worden, maar dat dit in de toelichting en voorschriften niet altijd zodanig omschreven is dat de maatschappelijke relatie klip en klaar is. • Natuur Het plangebied ligt gedeeltelijk in de POG en ter compensatie dient circa 4,8 hectare natuur buiten het plangebied te worden gerealiseerd. Om de uitvoering hiervan te verankeren dient er een overeenkomst te worden gesloten tussen de initiatiefnemer en de provincie Limburg. Deze overeenkomst dient te zijn getekend voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd; • Verkeer Uit de toelichting blijkt dat door de nieuwe ontwikkelingen op Hornerheide het verkeer van en naar de inrichting in omvang bijna verdubbelt. Voor het verkeer dat de N279 wil oprijden kan dit tot lange wachttijden leiden. In de toelichting wordt voorgesteld te monitoren of dit in de praktijk leidt tot risicovol gedrag, in welk geval een andere kruispuntsvorm gewenst is. Het ligt voor de hand met de initiatiefnemer af te spreken hoe deze monitoring zal plaatsvinden en wie verantwoordelijk is voor de kosten van een eventueel noodzakelijke aanpassing van de kruising. Wanneer binnen twee jaar na realisatie van een substantieel deel van de nieuwbouw aanpassing van de kruising gewenst is, dan ligt het vanuit het veroorzaker-
Hoofdstuk 7
61
principe voor de hand dat de initiatiefnemer mede verantwoordelijk is voor de kosten van de aanpassing; • Voorschriften en plankaart De voorschriften en de plankaart dienen nog aangepast te worden terzake de bestemming Natuur voor de natuurcompensatie die in het plangebied zelf wordt ingevuld; • Algemeen Aangegeven wordt dat per 1 juli 2009 alle bestemmingsplannen elektronisch volgens de wettelijke standaard aangeleverd dienen te worden. Verzocht wordt te bezien of in de loop van de procedure het plan in deze vorm kan worden aangeleverd. Standpunt gemeente • Contourenbeleid De toelichting en de regels zijn op onderdelen aangepast, waarmee de maatschappelijke relatie verduidelijkt en vastgelegd is; • Natuur De overeenkomst ter verankering van de natuurcompensatie wordt, tezamen met het natuurcompensatieplan, als separate bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan gevoegd; • Verkeer Tussen initiatiefnemer, de provincie Limburg en de gemeente Leudal is hierover overleg gevoerd, waarbij o.a. de mogelijkheid is geopperd om verkeer komend vanaf de zorginstelling verplicht rechtsaf te laten afslaan. Overeengekomen is dat er een realisatieovereenkomst / uitvoeringsovereenkomst wordt opgesteld, waarin aangegeven wordt dat er op bepaalde tijden nagegaan wordt of eventuele aanpassingen aan de infrastructuur noodzakelijk zijn en waarin tevens wordt afgesproken wat de mogelijke bijdrage van de initiatiefnemer is. Dit alles is slechts aan de orde als de aanpassing niet gelijk valt aan de onderhoudscyclus van de Provincie. • Voorschriften en plankaart De regels en verbeelding zijn aangepast, waarbij het binnen het plangebied gelegen deel van de natuurcompensatie is bestemd als ‘Natuur’. • Algemeen Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
62
Hoofdstuk 7
7.3 Resultaten inspraak Het voorontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 22 januari 2009 gedurende 6 weken ter visie gelegen. Naar aanleiding van de tervisielegging werden reacties ontvangen van: 1. M.W.M. Clerkx, d.d. 18 februari 2009; 2. H.H.M. Jutten MA, d.d. 24 februari 2009. De ontvangen reacties in het kader van de inspraak worden hierna kort samengevat, waarbij na elk onderwerp het gemeentelijke standpunt is verwoord.
Ad 1.
M.W.M. Clerkx
Opmerking M.W.M. Clerkx Inspreker verzoekt de bestemming van het perceel gelegen te Hornerheide 4, kadastraal bekend Sectie A, perceelsnummer 1037 aan te passen. Binnen het bestemmingsplan Hornerheide heeft het perceel de bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’. Verzocht wordt deze bestemming te wijzigen in ‘Wonen’, conform het huidige gebruik. Tevens wordt verzocht het naastgelegen perceel ook als ‘Wonen’ te bestemmen in verband met de mogelijke aankoop hiervan. Standpunt gemeente Het perceel kadastraal bekend Sectie A, perceelsnummer 1037, zal buiten het onderhavige bestemmingsplan gelaten worden. De verbeelding is hierop aangepast. Aan het verzoek het naastgelegen perceel als ‘Wonen’ te bestemmen zal binnen onderhavig bestemmingsplan niet worden voldaan.
Ad 2.
H.H.M. Jutte MA
Opmerking H.H.M. Jutten MA Inspreker geeft aan woonachtig te zijn op het perceel kadastraal bekend als Sectie A, perceelsnummer 821. In de huidige situatie is het perceel in gebruik ten behoeve van woondoeleinden. Verzocht wordt om mee te kunnen liften op het bestemmingsplan Hornerheide en op het betreffende perceel de mogelijkheid te bieden een maatschappelijke voorziening, zoals een hotelachtige bed-and-breakfast voorziening. Standpunt gemeente Aan het verzoek zal binnen onderhavig bestemmingsplan niet worden voldaan.
Hoofdstuk 7
63
64
Hoofdstuk 7
8.
PROCEDURE
Aangezien het bestemmingsplan in procedure gebracht zal worden na inwerkintreding van de Wet ruimtelijke ordening, zal hieronder kort de procedure worden aangegeven. De procedure ziet er als volgt uit: - Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan; - Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten; - Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht; - Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken indien zienswijzen zijn ingediend. - Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling; - Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden; - Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoofdstuk 8
65
66
Hoofdstuk 8
Bijlage 1 Samenwerkingsconvenant
Bijlage 2 Verkeerstellingen
Uurintensiteiten per uur voor richting 1 weergegeven Tijd Di 20-11 Wo 21-11 Do 22-11 Vr 23-11 24,00-01,00 0 0 1 0 01,00-02,00 2 0 0 0 02,00-03,00 1 2 1 1 03,00-04,00 3 2 3 3 04,00-05,00 1 1 0 2 05,00-06,00 7 7 3 4 06,00-07,00 58 46 46 41 07,00-08,00 138 93 93 81 08,00-09,00 181 111 118 96 09,00-10,00 104 58 67 62 10,00-11,00 96 46 58 45 11,00-12,00 67 40 49 50 12,00-13,00 61 54 51 38 13,00-14,00 72 56 72 48 14,00-15,00 58 51 74 54 15,00-16,00 70 52 44 58 16,00-17,00 57 43 60 49 17,00-18,00 23 26 25 14 18,00-19,00 25 44 41 26 19,00-20,00 29 31 25 19 20,00-21,00 10 17 12 8 21,00-22,00 9 11 6 4 22,00-23,00 9 6 9 5 23,00-24,00 1 1 1 3
Za 24-11 0 1 0 0 1 2 33 11 12 29 58 111 30 35 57 36 17 9 5 9 1 8 6 0
Zo 25-11 0 1 0 2 0 1 26 8 3 50 37 23 15 34 38 24 15 6 12 29 11 6 8 4
Ma 26-11 0 2 0 2 1 5 39 101 143 61 68 51 57 71 69 62 41 25 27 23 9 7 7 1
Di 27-11 1 0 1 0 4 4 52 129 107 74 36 44 53 72 53 55 61 50 47 33 8 10 10 3
Wo 28-11 1 0 1 2 2 2 37 115 110 60 41 38 35 46 60 65 41 19 57 47 7 7 10 2
Do 29-11 0 0 0 4 3 6 36 110 129 74 67 131 39 60 53 75 61 33 115 22 13 11 12 1
Vr 30-11 0 0 3 2 0 5 37 98 99 57 44 55 66 87 55 67 44 15 10 9 3 5 8 5
Za 01-12 0 1 0 3 0 1 36 15 14 44 70 32 20 26 24 23 10 8 13 2 1 5 6 1
Zo 02-12 2 0 0 4 0 0 38 10 3 42 30 23 24 29 50 25 18 20 18 33 14 3 9 4
Ma 03-12 0 0 2 3 0 5 53 129 198 71 81 60 83 89 80 83 56 28 22 15 9 5 13 1
471
353
872
907
805
1055
774
355
399
1086
Gemiddelde uurintensiteiten per uur en per voertuigcategorie voor richting 1 weergegeven Tijd Personenauto's Lichte vrachtauto's Zware vrachtauto's Abs 1 2 Abs 1 2 Abs 24,00-01,00 0 0.0 0.0 0 0.0 0.0 0 01,00-02,00 0 0.0 0.0 0 0.0 0.0 0 02,00-03,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 03,00-04,00 2 0.3 0.4 0 0.0 0.0 0 04,00-05,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 05,00-06,00 2 0.3 0.4 1 0.1 2.9 0 06,00-07,00 27 3.8 4.8 1 0.1 2.9 0 07,00-08,00 58 8.2 10.4 3 0.4 8.8 0 08,00-09,00 73 10.4 13.1 3 0.4 8.8 0 09,00-10,00 46 6.5 8.3 3 0.4 8.8 0 10,00-11,00 40 5.7 7.2 2 0.3 5.9 0 11,00-12,00 41 5.8 7.4 3 0.4 8.8 0 12,00-13,00 32 4.6 5.7 3 0.4 8.8 0 13,00-14,00 43 6.1 7.7 3 0.4 8.8 0 14,00-15,00 42 6.0 7.5 4 0.6 11.8 0 15,00-16,00 41 5.8 7.4 4 0.6 11.8 0 16,00-17,00 30 4.3 5.4 3 0.4 8.8 0 17,00-18,00 15 2.1 2.7 1 0.1 2.9 0 18,00-19,00 26 3.7 4.7 0 0.0 0.0 0 19,00-20,00 19 2.7 3.4 0 0.0 0.0 0 20,00-21,00 6 0.9 1.1 0 0.0 0.0 0 21,00-22,00 4 0.6 0.7 0 0.0 0.0 0 22,00-23,00 7 1.0 1.3 0 0.0 0.0 0 23,00-24,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0
1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
Fietsers Abs 0 0 0 0 0 1 7 12 12 8 10 9 7 7 8 7 7 4 5 3 2 2 1 0
1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.1 1.0 1.7 1.7 1.1 1.4 1.3 1.0 1.0 1.1 1.0 1.0 0.6 0.7 0.4 0.3 0.3 0.1 0.0
2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.9 6.2 10.7 10.7 7.1 8.9 8.0 6.2 6.2 7.1 6.2 6.2 3.6 4.5 2.7 1.8 1.8 0.9 0.0
Totaal Abs 0 0 1 2 1 4 35 73 88 57 52 53 42 53 54 52 40 20 31 22 8 6 8 1
1 0.0 0.0 0.1 0.3 0.1 0.6 5.0 10.4 12.5 8.1 7.4 7.5 6.0 7.5 7.7 7.4 5.7 2.8 4.4 3.1 1.1 0.9 1.1 0.1
Totaal: Etmaal 07-19u 19-23u 23-07u
0.0 0.0 0.0 0.0
0.0 0.0 0.0 0.0
112 96 8 8
15.9 13.7 1.1 1.1
100.0 85.7 7.1 7.1
703 615 44 44
100.0 87.5 6.3 6.3
Totaal
1082
557 487 36 34
798
79.2 69.3 5.1 4.8
859
100.0 87.4 6.5 6.1
711
34 32 0 2
4.8 4.6 0.0 0.3
100.0 94.1 0.0 5.9
0 0 0 0
Uurintensiteiten per uur voor richting 2 weergegeven Tijd Di 20-11 Wo 21-11 Do 22-11 Vr 23-11 24,00-01,00 0 0 0 0 01,00-02,00 1 1 1 2 02,00-03,00 1 2 2 1 03,00-04,00 1 2 2 2 04,00-05,00 2 2 0 1 05,00-06,00 5 4 4 4 06,00-07,00 12 4 9 4 07,00-08,00 22 20 15 20 08,00-09,00 29 23 34 33 09,00-10,00 39 35 47 46 10,00-11,00 77 48 61 37 11,00-12,00 67 74 68 75 12,00-13,00 114 70 95 77 13,00-14,00 67 55 67 55 14,00-15,00 52 44 74 61 15,00-16,00 116 95 78 81 16,00-17,00 178 154 152 170 17,00-18,00 117 67 131 78 18,00-19,00 61 51 39 30 19,00-20,00 23 53 28 15 20,00-21,00 28 52 52 34 21,00-22,00 40 45 30 5 22,00-23,00 17 12 30 11 23,00-24,00 12 11 11 19 Totaal
1081
924
1030
861
Za 24-11 0 2 0 0 0 1 10 10 0 8 56 51 111 31 74 51 57 40 8 12 6 15 9 10
Zo 25-11 0 3 0 2 0 0 3 10 1 8 8 50 66 41 24 55 32 15 10 24 16 13 12 16
Ma 26-11 0 2 1 1 1 6 2 22 31 52 57 74 91 78 87 122 138 144 33 19 25 20 16 16
Di 27-11 6 0 1 0 5 2 9 28 22 37 36 57 100 65 66 67 177 144 87 23 37 49 25 17
Wo 28-11 1 1 1 1 4 0 7 32 21 26 50 87 72 66 41 102 155 97 66 48 51 48 17 15
Do 29-11 0 1 0 2 8 3 7 21 41 47 50 95 98 76 85 137 183 116 57 23 39 82 33 14
Vr 30-11 0 0 3 1 1 4 9 22 35 43 37 61 83 58 127 122 168 69 32 20 12 8 16 11
Za 01-12 0 2 0 1 1 2 9 11 4 8 47 46 47 31 21 39 34 9 15 15 1 6 16 9
Zo 02-12 3 2 0 3 1 0 0 6 3 4 7 52 68 31 36 49 35 29 10 25 21 8 13 9
Ma 03-12 Werkdag (%) 0 0.1 2 0.1 1 0.1 2 0.1 1 0.2 1 0.3 10 0.7 21 2.2 39 3.0 50 4.1 71 5.1 72 7.1 77 8.6 74 6.5 75 7.0 100 10.0 180 16.2 153 10.9 36 4.8 31 2.8 20 3.4 23 3.4 24 2.0 11 1.3
562
409
1038
1060
1009
1218
942
374
415
1074
100.0
Gemiddelde uurintensiteiten per uur en per voertuigcategorie voor richting 2 weergegeven Tijd Personenauto's Lichte vrachtauto's Zware vrachtauto's Abs 1 2 Abs 1 2 Abs 1 24,00-01,00 0 0.0 0.0 0 0.0 0.0 0 0.0 01,00-02,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 0.0 02,00-03,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 0.0 03,00-04,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 0.0 04,00-05,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 0.0 05,00-06,00 1 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 0.0 06,00-07,00 3 0.4 0.6 0 0.0 0.0 0 0.0 07,00-08,00 10 1.3 2.0 0 0.0 0.0 0 0.0 08,00-09,00 13 1.7 2.6 0 0.0 0.0 0 0.0 09,00-10,00 18 2.3 3.5 1 0.1 9.1 0 0.0 10,00-11,00 26 3.4 5.1 1 0.1 9.1 0 0.0 11,00-12,00 41 5.3 8.1 1 0.1 9.1 0 0.0 12,00-13,00 51 6.6 10.1 1 0.1 9.1 0 0.0 13,00-14,00 34 4.4 6.7 1 0.1 9.1 0 0.0 14,00-15,00 36 4.7 7.1 2 0.3 18.2 0 0.0 15,00-16,00 52 6.8 10.3 1 0.1 9.1 0 0.0 16,00-17,00 75 9.7 14.8 2 0.3 18.2 0 0.0 17,00-18,00 53 6.9 10.5 1 0.1 9.1 0 0.0 18,00-19,00 23 3.0 4.5 0 0.0 0.0 0 0.0 19,00-20,00 15 1.9 3.0 0 0.0 0.0 0 0.0 20,00-21,00 17 2.2 3.4 0 0.0 0.0 0 0.0 21,00-22,00 16 2.1 3.2 0 0.0 0.0 0 0.0 22,00-23,00 11 1.4 2.2 0 0.0 0.0 0 0.0 23,00-24,00 8 1.0 1.6 0 0.0 0.0 0 0.0
2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
Fietsers Abs 0 0 0 0 1 1 3 6 8 10 14 18 24 16 18 26 35 25 12 8 9 9 5 4
1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.1 0.1 0.4 0.8 1.0 1.3 1.8 2.3 3.1 2.1 2.3 3.4 4.5 3.2 1.6 1.0 1.2 1.2 0.6 0.5
2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.4 0.4 1.2 2.4 3.2 4.0 5.6 7.1 9.5 6.3 7.1 10.3 13.9 9.9 4.8 3.2 3.6 3.6 2.0 1.6
Totaal Abs 0 1 1 1 2 2 6 16 21 29 41 60 76 51 56 79 112 79 35 23 26 25 16 12
1 0.0 0.1 0.1 0.1 0.3 0.3 0.8 2.1 2.7 3.8 5.3 7.8 9.9 6.6 7.3 10.3 14.5 10.3 4.5 3.0 3.4 3.2 2.1 1.6
2 0.0 0.1 0.1 0.1 0.3 0.3 0.8 2.1 2.7 3.8 5.3 7.8 9.9 6.6 7.3 10.3 14.5 10.3 4.5 3.0 3.4 3.2 2.1 1.6
Totaal: Etmaal 07-19u 19-23u 23-07u
0.0 0.0 0.0 0.0
252 212 31 9
32.7 27.5 4.0 1.2
100.0 84.1 12.3 3.6
770 655 90 25
100.0 85.1 11.7 3.2
100.0 85.1 11.7 3.2
507 432 59 16
65.8 56.1 7.7 2.1
100.0 85.2 11.6 3.2
11 11 0 0
1.4 1.4 0.0 0.0
100.0 100.0 0.0 0.0
0 0 0 0
0.0 0.0 0.0 0.0
Uurintensiteiten per uur voor beide richtingen getotaliseerd weergegeven Tijd Di 20-11 Wo 21-11 Do 22-11 Vr 23-11 Za 24-11 Zo 25-11 24,00-01,00 0 0 1 0 0 0 01,00-02,00 3 1 1 2 3 4 02,00-03,00 2 4 3 2 0 0 03,00-04,00 4 4 5 5 0 4 04,00-05,00 3 3 0 3 1 0 05,00-06,00 12 11 7 8 3 1 06,00-07,00 70 50 55 45 43 29 07,00-08,00 160 113 108 101 21 18 08,00-09,00 210 134 152 129 12 4 09,00-10,00 143 93 114 108 37 58 10,00-11,00 173 94 119 82 114 45 11,00-12,00 134 114 117 125 162 73 12,00-13,00 175 124 146 115 141 81 13,00-14,00 139 111 139 103 66 75 14,00-15,00 110 95 148 115 131 62 15,00-16,00 186 147 122 139 87 79 16,00-17,00 235 197 212 219 74 47 17,00-18,00 140 93 156 92 49 21 18,00-19,00 86 95 80 56 13 22 19,00-20,00 52 84 53 34 21 53 20,00-21,00 38 69 64 42 7 27 21,00-22,00 49 56 36 9 23 19 22,00-23,00 26 18 39 16 15 20 23,00-24,00 13 12 12 22 10 20 Totaal
2163
1722
1889
1572
1033
762
Ma 26-11 0 4 1 3 2 11 41 123 174 113 125 125 148 149 156 184 179 169 60 42 34 27 23 17
Di 27-11 7 0 2 0 9 6 61 157 129 111 72 101 153 137 119 122 238 194 134 56 45 59 35 20
Wo 28-11 2 1 2 3 6 2 44 147 131 86 91 125 107 112 101 167 196 116 123 95 58 55 27 17
Do 29-11 0 1 0 6 11 9 43 131 170 121 117 226 137 136 138 212 244 149 172 45 52 93 45 15
Vr 30-11 0 0 6 3 1 9 46 120 134 100 81 116 149 145 182 189 212 84 42 29 15 13 24 16
Za 01-12 0 3 0 4 1 3 45 26 18 52 117 78 67 57 45 62 44 17 28 17 2 11 22 10
Zo 02-12 5 2 0 7 1 0 38 16 6 46 37 75 92 60 86 74 53 49 28 58 35 11 22 13
Ma 03-12 0 2 3 5 1 6 63 150 237 121 152 132 160 163 155 183 236 181 58 46 29 28 37 12
1910
1967
1814
2273
1716
729
814
2160
Gemiddelde uurintensiteiten per uur en per voertuigcategorie voor beide richtingen getotaliseerd weergegeven Tijd Personenauto's Lichte vrachtauto's Zware vrachtauto's Abs 1 2 Abs 1 2 Abs 1 24,00-01,00 1 0.1 0.1 0 0.0 0.0 0 0.0 01,00-02,00 1 0.1 0.1 0 0.0 0.0 0 0.0 02,00-03,00 1 0.1 0.1 0 0.0 0.0 0 0.0 03,00-04,00 3 0.2 0.3 0 0.0 0.0 0 0.0 04,00-05,00 2 0.1 0.2 0 0.0 0.0 0 0.0 05,00-06,00 3 0.2 0.3 1 0.1 2.1 0 0.0 06,00-07,00 30 2.0 2.8 2 0.1 4.2 0 0.0 07,00-08,00 69 4.7 6.5 3 0.2 6.2 0 0.0 08,00-09,00 85 5.8 8.0 3 0.2 6.2 0 0.0 09,00-10,00 64 4.3 6.0 4 0.3 8.3 0 0.0 10,00-11,00 67 4.5 6.3 3 0.2 6.2 0 0.0 11,00-12,00 82 5.5 7.7 4 0.3 8.3 0 0.0 12,00-13,00 83 5.6 7.8 4 0.3 8.3 0 0.0 13,00-14,00 77 5.2 7.2 5 0.3 10.4 0 0.0 14,00-15,00 78 5.3 7.3 6 0.4 12.5 0 0.0 15,00-16,00 93 6.3 8.7 5 0.3 10.4 0 0.0 16,00-17,00 105 7.1 9.9 5 0.3 10.4 0 0.0 17,00-18,00 68 4.6 6.4 2 0.1 4.2 0 0.0 18,00-19,00 49 3.3 4.6 1 0.1 2.1 0 0.0 19,00-20,00 34 2.3 3.2 0 0.0 0.0 0 0.0 20,00-21,00 23 1.6 2.2 0 0.0 0.0 0 0.0 21,00-22,00 20 1.4 1.9 0 0.0 0.0 0 0.0 22,00-23,00 18 1.2 1.7 0 0.0 0.0 0 0.0 23,00-24,00 9 0.6 0.8 0 0.0 0.0 0 0.0
2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
Fietsers Abs 0 0 0 0 1 2 9 17 20 18 24 27 31 24 26 33 42 30 17 12 11 11 6 4
1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.1 0.1 0.6 1.1 1.4 1.2 1.6 1.8 2.1 1.6 1.8 2.2 2.8 2.0 1.1 0.8 0.7 0.7 0.4 0.3
2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 0.5 2.5 4.7 5.5 4.9 6.6 7.4 8.5 6.6 7.1 9.0 11.5 8.2 4.7 3.3 3.0 3.0 1.6 1.1
Totaal Abs 1 1 1 3 3 6 41 89 108 86 94 113 118 106 110 131 152 100 67 46 34 31 24 13
1 0.1 0.1 0.1 0.2 0.2 0.4 2.8 6.0 7.3 5.8 6.4 7.6 8.0 7.2 7.4 8.9 10.3 6.8 4.5 3.1 2.3 2.1 1.6 0.9
Totaal: Etmaal 07-19u 19-23u 23-07u
0.0 0.0 0.0 0.0
365 309 40 16
24.7 20.9 2.7 1.1
100.0 84.7 11.0 4.4
1478 1274 135 69
100.0 86.2 9.1 4.7
1065 920 95 50
72.1 62.2 6.4 3.4
100.0 86.4 8.9 4.7
48 45 0 3
3.2 3.0 0.0 0.2
100.0 93.7 0.0 6.2
0 0 0 0
0.0 0.0 0.0 0.0
Bijlage 3 Berekeningen verkeersgeneratie
Locatie specialistisch centrum Hornerheide en omliggende wegen
Verkeersintensiteiten Heythuyserweg (verkeerstelling 2007) Ochtend 8.00-9.00u
Avond 16.00-17.00u
Richting 1 – terrein op
Etmaal
14,4%
3,0%
88
40
Richting 2 – terrein af
5,7%
16,2%
21
112
1919
Verkeersintensiteiten N279 (Mobiliteitsmonitor www.limburg.nl, meting 2006) Ochtend 8.00-9.00u
Avond 16.00-17.00u
Richting Heythuysen
Etmaal
307
428
Richting 2 – terrein af
501
402
9542
Verkeersgeneratie toekomstige situatie Sectie 1 Health Care Plaza Wing 1 bewegingscentrum huidig aantal bezoekers per dag
120
toekomstig aantal externe bezoekers per dag (aanname)
120
percentage bezoekers per auto bezettingsgraad per auto verkeersgeneratie bezoekers aantal arbeidsplaatsen percentage werknemers per dag aantal werknemers per dag woonwerkverplaatsingen per auto autobezettingsgraad woonwerkverplaatsingen correctiefactor weekdag verkeersgeneratie werknemers
100% 1 240 20 80% 16 64% 1,1 0,75 19
verkeersgeneratie werkdag
259
verkeersgeneratie weekdag
194
Wing 2 diagnostiek/dagbehandeling huidig aantal bezoekers per dag
30
toekomstig aantal externe bezoekers per dag (aanname)
30
percentage bezoekers per auto bezettingsgraad per auto
100% 1
verkeersgeneratie bezoekers
60
aantal arbeidsplaatsen
83
percentage werknemers per dag aantal werknemers per dag woonwerkverplaatsingen per auto autobezettingsgraad woonwerkverplaatsingen correctiefactor weekdag verkeersgeneratie werknemers
80% 66 60% 1,1 0,75 77
verkeersgeneratie werkdag
137
verkeersgeneratie weekdag
103
Wing 3 zalencentrum oppervlakte zalencentrum (bvo in m²) aantal verwachtte externe bezoekers per dag (aanname) percentage bezoekers per auto
2400 200 80%
bezettingsgraad per auto
1,5
correctiefactor weekdag
0,75
verkeersgeneratie werkdag
213
verkeersgeneratie weekdag
160
Wing 4 en 5 R&D oppervlakte R&D aantal werknemers R&D kencijfer verkeersgeneratie (zakelijk, andere locatie) kencijfer vrachtautobewegingen correctiefactor niet-stedelijke omgeving
7200 144 2,4 0,02 1,3
correctiefactor weekdag
0,75
verkeersgeneratie werkdag
453
verkeersgeneratie weekdag
340
Hoofdgebouw (begane grond), atrium 1 en 2 Openbaar, Catering oppervlakte catering aantal verwachtte externe bezoekers per dag (aanname) percentage bezoekers per auto bezettingsgraad per auto verkeersgeneratie bezoekers aantal arbeidsplaatsen catering percentage werknemers per dag aantal werknemers per dag woonwerkverplaatsingen per auto
5500 50 100% 1,5 133 83 70% 58 64%
autobezettingsgraad woonwerkverplaatsingen
1,1
verkeersgeneratie werknemers
68
verkeersgeneratie werkdag
201
Hoofdgebouw (1e verdieping) Proteion o.a. aantal arbeidsplaatsen kencijfer verkeersgeneratie (baliefunctie, andere locatie) kencijfer vrachtautobewegingen correctiefactor niet-stedelijke omgeving
180 4,2 0,02 1,3
correctiefactor weekdag
0,75
verkeersgeneratie werkdag
987
verkeersgeneratie weekdag
741
Eindgebouw Ciro aantal arbeidsplaatsen
77
kencijfer verkeersgeneratie (administratief, andere locatie)
2,4
kencijfer vrachtautobewegingen correctiefactor niet-stedelijke omgeving
0,02 1,3
correctiefactor weekdag
0,75
verkeersgeneratie werkdag
242
verkeersgeneratie weekdag
182
Sectie 2 Care Residence aantal kamers zorghotel
120
maximale bezettingsgraad kamers
70%
percentage kamers met eigen vervoer
10%
percentage kamers met familievervoer/taxivervoer
90%
gemiddelde duur zorghotelverblijf (dagen) verkeersgeneratie zorghotelgasten
7 319
percentage zorghotelgasten familiebezoek
90%
aantal bezoeken per zorghotelgast per dag
2
verkeersgeneratie bezoek hotelgasten aantal arbeidsplaatsen percentage werknemers per dag aantal werknemers per dag woonwerkverplaatsingen per auto
302 40 80% 32 64%
autobezettingsgraad woonwerkverplaatsingen
1,1
verkeersgeneratie werknemers zorghotel
37
verkeersgeneratie werkdag
340
Sectie 3 Care Support Centre Research & Development aantal arbeidsplaatsen kencijfer verkeersgeneratie (zakelijk, andere locatie) kencijfer vrachtautobewegingen correctiefactor niet-stedelijke omgeving
116 2,4 0,02 1,3
correctiefactor weekdag
0,75
verkeersgeneratie werkdag
365
verkeersgeneratie weekdag
274
Behandelcentra Toekomstig aantal externe bezoekers per dag (aanname) Percentage bezoekers per auto Bezettingsgraad per auto Verkeersgeneratie bezoekers Aantal arbeidsplaatsen Percentage werknemers per dag Aantal werknemers per dag Woonwerkverplaatsingen per auto Autobezettingsgraad woonwerkverplaatsingen Correctiefactor weekdag Verkeersgeneratie werknemers
150 100% 1 300 81 80% 65 64% 1,1 0,75 75
Verkeersgeneratie werkdag
375
Verkeersgeneratie weekdag
282
Uurintensiteiten kruising N279 - Heythuyserweg huidige situatie per richting 2008
08.00-09.00u
16.00-17.00u
258
360
N279 ri. Hornerheide (linksaf)
44
20
Heythuyserweg ri. N273 (rechtsaf)
11
57
Heythuyserweg ri. Heythuysen (linksaf)
11
57
N279 ri. Hornerheide (rechtsaf)
44
20
456
333
N279 ri. Heythuysen (rechtdoor)
N279 ri. N273 (rechtdoor)
Uurintensiteiten kruising N279 - Heythuyserweg toekomstige situatie per richting 2008
08.00-09.00u
16.00-17.00u
N279 ri. Heythuysen (rechtdoor)
258
360
N279 ri. Hornerheide (linksaf)
129
27
Heythuyserweg ri. N273 (rechtsaf)
51
145
Heythuyserweg ri. Heythuysen (linksaf)
51
145
N279 ri. Hornerheide (rechtsaf)
129
27
N279 ri. N273 (rechtdoor)
456
333
N279 ri. Heythuysen (rechtdoor)
285
397
N279 ri. Hornerheide (linksaf)
129
27
Heythuyserweg ri. N273 (rechtsaf)
51
145
Heythuyserweg ri. Heythuysen (linksaf)
51
145
2018
N279 ri. Hornerheide (rechtsaf)
129
27
N279 ri. N273 (rechtdoor)
504
368
Berekeningen verkeersafwikkeling kruispunt N279 – Heythuyserweg (Hornerheide) Uitgangspunten bij berekeningen
Verkeersafwikkeling ochtendspits 2008
Verkeersafwikkeling avondspits 2008
Verkeersafwikkeling ochtendspits 2018
Verkeersafwikkeling avondspits 2018
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk www.BRO.nl