Gemeente Bloemendaal
Bestemmingsplan ‘‘Aerdenhout 2011’’ Ontwerp
1 november 2011
Gemeente Bloemendaal
Bestemmingsplan ‘‘Aerdenhout 2011’’ Ontwerp
Inhoud: - Toelichting - Regels - Verbeelding
werknummer: 139.000.01 datum: 01 november 2011 bestand: J:\139\000\01\3.Projectresultaat\Ontwerp Procedureoverzicht Fase
Datum
1e concept 2e concept 3e concept
16-08-2010 18-11-2010 14-01-2011
Voorontwerp
7 maart 2011
Inspraak en overleg Ontwerp
1 november 2011
Ter inzage legging Vaststelling KuiperCompagnons BV Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap Rotterdam
Toelichting
INHOUDSOPGAVE PROCEDUREOVERZICHT .............................................................................................................1 HOOFDSTUK 1 INLEIDING ..........................................................................................................1 1.1. Aanleiding planherziening.................................................................................................................... 1 1.2. Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied ...................................................... 1 1.3. Totstandkoming van het plan ............................................................................................................. 4 1.4. Opzet van het bestemmingsplan ....................................................................................................... 4 HOOFDSTUK 2 GEBIEDSBESCHRIJVING .......................................................................................5 2.1. Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur ............................................................................. 5 2.2. Functionele structuur............................................................................................................................ 8 2.3 Deelgebieden ......................................................................................................................................... 9 HOOFDSTUK 3 BELEIDSKADER ................................................................................................. 11 3.1. Rijksbeleid ............................................................................................................................................ 11 3.2. Provinciaal beleid ................................................................................................................................ 12 3.3. Gemeentelijk beleid ............................................................................................................................ 16 HOOFDSTUK 4 RANDVOORWAARDEN ........................................................................................ 21 4.1. Milieu ..................................................................................................................................................... 21 4.1.1. Bodem ............................................................................................................................................... 21 4.1.2. Geluid ................................................................................................................................................ 23 4.1.3. Luchtkwaliteit .................................................................................................................................. 23 4.1.4. Bedrijvigheid .................................................................................................................................... 24 4.2. Externe veiligheid................................................................................................................................ 25 4.3. Waterhuishouding ............................................................................................................................... 28 4.4. Archeologie ........................................................................................................................................... 34 4.5. Cultuurhistorie ..................................................................................................................................... 36 4.6. Flora en fauna ...................................................................................................................................... 41 4.7. Landschapswaarden ........................................................................................................................... 42 4.8. Verkeer en infrastructuur .................................................................................................................. 45 4.9. Stedenbouw en duurzaam bouwen ................................................................................................. 46 HOOFDSTUK 5 PLANBESCHRIJVING ........................................................................................... 49 5.1. Uitgangspunten ................................................................................................................................... 49 5.2. Juridische planopzet ........................................................................................................................... 50 5.3 Bestemmingsmethodiek .................................................................................................................... 54 HOOFDSTUK 6 UITVOERBAARHEID ............................................................................................ 55 6.1. Economische uitvoerbaarheid ........................................................................................................... 55 6.2. Handhaving .......................................................................................................................................... 55 6.3. Maatschappelijke uitvoerbaarheid ................................................................................................... 56 6.3.1. Inspraakprocedure ......................................................................................................................... 56 6.3.2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro ......................................................................................................... 56 6.3.3. Zienswijzeprocedure ...................................................................................................................... 56
Bijlagen Bijlage 1 Nota van inspraak en overleg ...................................................................................... 58 Bijlage 2 Eindverslag zienswijzeprocedure artikel 3.8 Wro (PM) ..................................................... 60 Bijlage 3 Rapportage externe veiligheid hogedruk aardgasleiding voor Bestemmingsplan Aerdenhout te Bloemendaal (Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, nr. 20110408-02, d.d. 3 mei 2011)
HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1.
Aanleiding planherziening
De aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen in Aerdenhout hangt onder meer samen met de wettelijke verplichting van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) om alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2008 ouder waren dan tien jaar, binnen vijf jaar te herzien. De herzieningen dienen dus op 1 juli 2013 te zijn afgerond. De Wro heeft tevens tot gevolg dat alleen nog maar digitale plannen mogen worden gemaakt gebaseerd op de RO-standaarden 2008 en IMRO 2008. De plannen worden daardoor interactief raadpleegbaar en gestandaardiseerd. De tweede aanleiding is het streven naar een effectieve ruimtelijke ordening waarbij minder vaak afwijkingen of herzieningen van het plan noodzakelijk zijn. Tevens is in de Nota Erfregeling van de gemeente Bloemendaal nieuw ruimtelijke ordeningsbeleid geformuleerd welke ook in dit bestemmingsplan is opgenomen. 1.2.
Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied
De woonkern Aerdenhout ligt ongeveer in het midden van de Gemeente Bloemendaal.
Afbeelding: globale ligging van het plangebied in de omgeving
1 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Het plangebied wordt als volgt globaal begrensd: Aan de westzijde is het plangebied begrensd door de gemeentegrens met Zandvoort. Deze loopt dwars door de woonkern Bentveld. In het noorden is het plangebied begrensd door de bebouwingscontour van het landelijk gebied van de gemeente Bloemendaal. Deze grens loopt globaal gezien langs de Mr. H. Enschedeweg, de van Haemstedelaan, de Zijweg, de Bovenweg en de Oosterduinweg. De oostgrens loopt langs de gemeentegrens met Haarlem welke langs de Oosterduinweg en de Houtvaartkade loopt. Verder naar het zuiden loopt de grens langs de Boekenrodeweg en de Vogelenzangseweg. De zuidgrens van het plangebied loopt vanaf de Vogelenzangseweg ter hoogte van het water de Oranjekom langs de watergang en de Amsterdamse waterleidingduinen, tot aan de gemeentegrens. De bouwlocatie op het Haringbuysterrein ligt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor dit gebied wordt op een later moment een afzonderlijk bestemmingpslan gemaakt.
Afbeelding: begrenzing plangebied 2 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Het nieuwe bestemmingsplan vervangt de volgende vigerende bestemmingsplannen: naam vigerend plan
vaststelling door raad
goedkeuring door GS
Bovenwegkwartier
27-01-2005
21-06-2005
Bellamylaan
30-08-1976
06-12-1977
Nuyssenburgh
31-08-1989
10-04-1990
e
18-03-1993
13-07-1993
Nuyssenburgh 2 herziening
e
22-07-1999
-
Spiegelenburgh
24-10-1985
08-04-1986
Nuyssenburgh 1 herziening
Rondom de Haringbuys
18-09-1975
02-11-1976
Rondom de Haringbuys 1 herziening
18-09-1975
17-06-1980
Houtvaart
20-06-1985
10-06-1986
Houtvaart 1 herziening
16-01-1986
17-06-1986
Koeduin 1990
20-09-1990
07-05-1991
Kareol 1992
23-04-1992
08-12-1992
Kareol 1992 1 uitwerking
19-12-1995
31-01-1996
Het Naaldenveld 1993
e
e
e
13-10-1994
30-05-1999
Naaldenveld 1 herziening
25-03-2010
n.v.t.
Aerdenhout-Bentveld
e
19-12-1996
28-07-1997
Aerdenhout-Bentveld, 1 herziening
14-10-2004
14-01-2005
Hoogh Duyne 1989
31-08-1989
10-04-1990
Wijzigingsplan Burgemeester den Texlaan
30-08-1976
06-12-1977
e
Afbeelding: overzicht van de vigerende plannen 3 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
1.3.
Totstandkoming van het plan
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarin geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het plan heeft betrekking op het grootste deel van de bebouwde kom van Aerdenhout en een deel van het buitengebied. Na een startgesprek is een nota van uitgangspunten opgesteld waarin de basisprincipes voor het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Vervolgens is een veldinventarisatie uitgevoerd om de bouwhoogtes te bepalen. Tevens zijn afwijkingen van de vigerende regelingen met de werkelijke situatie in kaart gebracht. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen, de Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN), luchtfoto’s en de veldinventarisatie is dit voorontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het voorontwerpbestemmingsplan is getoetst aan het vigerend beleid van het rijk, de provincie en de gemeente. Het voorontwerpbestemmingsplan zal naar overleginstanties worden verstuurd voor advies. Hieronder vallen instanties zoals het Hoogheemraadschap en de Provincie waarvan hun belangen mogelijk in het geding zijn binnen het plangebied. Tegelijkertijd zal het plan ter inzage worden gelegd. Een ieder kan hierop een inspraakreactie indienen. De overlegreacties en de ingediende inspraakreacties zullen worden samengevat en beantwoord in een ‘Nota van inspraak en overleg’ en indien gewenst verwerkt worden in het plan. De volgende fase is het verwerken van het voorontwerp tot een ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan zal vervolgens ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Deze zal na vaststelling door de gemeenteraad in procedure worden gebracht, waarop vervolgens beroep mogelijk is volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 1.4.
Opzet van het bestemmingsplan
Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan “Aerdenhout 2011” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald 1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. Leeswijzer Deze toelichting begint met een aantal algemene planaspecten gevolgd door een gebiedsomschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 2) en het vigerende beleidskader waar rekening mee moet worden gehouden in het bestemmingsplan (hoofdstuk 3). Vervolgens vormt hoofdstuk 4 de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van, milieu, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie. Hierna wordt in hoofdstuk 5 Planbeschrijving een toelichting gegeven op de gekozen bestemmingsmethodiek. In hoofdstuk 6 tenslotte, wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ook ingegaan op het traject van inspraak en overleg.
1
Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald.
4 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
HOOFDSTUK 2 GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1.
Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur
Ontstaansgeschiedenis De naam Aerdenhout komt van "anderen hout" ter onderscheiding van de Haarlemmer Hout. Vanaf de 16e eeuw is er sprake van de Ander-Hout, Anderhout en Aerdenhout. De historische ontwikkeling van Aerdenhout vond net als de overige dorpen in de gemeente Bloemendaal plaats op de strandwallen die van noord naar zuid door de gemeente lopen. De grote villa's werden in de 20e eeuw gebouwd. Bloemendaal ontwikkelde zich vanaf circa 1880 tot een forensenplaats, onder andere door de verbetering van de verkeersmiddelen zoals trein en tram. Er werden nieuwe villawijken gebouwd waaronder Aerdenhout. Door de toenemende stedelijke druk dreigde Bloemendaal zijn typisch landelijke karakter te verliezen. Getracht werd zoveel mogelijk natuurschoon te sparen maar de villabouw bedreigde het natuurschoon. Om dit te voorkomen werden nog ruimere buitenplaatsen verkaveld en bebouwd zoals Het Naaldenveld. Op deze buitenplaatsen was ruim verspreide bebouwing aanwezig, winkels en werkplaatsen werden hier geweerd. Pas in 1917 werden kleine woningen gebouwd voor arbeiders en minder welgestelden zoals aan de Veldlaan in Aerdenhout. Ruimtelijke structuur Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat tegenwoordig voor het grootste deel uit ruim opgezette villawijken in een hoogwaardige, ruime, groene en rustige omgeving. De villa’s zijn vaak gebouwd in bijzondere architectuur. Enkele van de villa’s hebben een monumentenstatus. Van oost naar west is sprake van afnemende stedelijke drukte en toename van groen en rust (zie afbeelding). Van oudsher ontbreekt een dorpscentrum.
Afbeelding: luchtfoto overzicht Aerdenhout
5 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
De noord-zuid oriëntatie van de strandwallen waarop Aerdenhout is gebouwd, is terug te zien in de ligging van bijvoorbeeld de Boekenroodeweg en de Oosterduinweg. De N201 tussen Zandvoort en Heemstede vormt de belangrijkste oost-west verbinding. Bentveld is een aparte woonkern aan de westzijde van het plangebied en wordt doorsneden door de gemeentegrens met Zandvoort. Het vormt een enigszins afzonderlijke ruimtelijke eenheid. De Zandvoorterweg snijdt het gebied in twee delen. Bentveld is gelegen in een landschappelijk overgangsgebied tussen bos aan de oostzijde en duin aan de westzijde. De oostrand van het plangebied is ruimtelijk gezien onderdeel van de dorpenzone die is gelegen op de strandwal ten westen van Haarlem. De bebouwing in de dorpenzone sluit aan op de buiten het plangebied gelegen bebouwing. Ten westen van de dorpenzone bevinden zich de villagebieden welke kenmerkend zijn voor Aerdenhout. Nog westelijker bevindt zich een nog ruimer opgezet villagebied. De overgang tussen het villagebied en het ruime villagebied is geleidelijk. Het ruim opgezette villagebied is een natuurlijk onderdeel van het landschap. Het ruim opgezette villagebied is gelegen in het gebied tussen het villagebied en Bentveld in. Ook ten zuiden van de Zandvoorterweg bevindt zich een ruim opgezet villagebied met een uitloper langs de Zwaluwenweg. In het noorden van het plangebied vormt het Bovenwegkwartier een afzonderlijke ruimtelijke eenheid. Het is in tegenstelling tot het aangrenzende villagebied een planmatig opgezette woonwijk en heeft ook een hogere dichtheid dan de omgeving. De wijk is omringd door groen. Het Naaldenveld is een natuurgebied in het zuidwesten van het plangebied, dat wordt begrensd door de watergang ten zuiden van het plangebied en de woonbebouwing van Bentveld. Het ruim opgezette villagebied aan de Zwaluwenweg is gelegen in Het Naaldenveld. Het bos loopt hier door in de percelen van de ruim opgezette villagebieden. In paragraaf 2.3 wordt een beschrijving van de verschillende deelgebieden gegeven.
6 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: ruimtelijke structuur Aerdenhout 7 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
2.2.
Functionele structuur
In Aerdenhout staan circa 1500 woningen, voor een groot deel bestaande uit villa’s op ruime percelen. Er zijn ook enkele meer stedelijke gebieden, waarin aaneengesloten bebouwing voorkomt in de vorm van eengezinswoningen en gestapelde woonbebouwing. Er is echter ook een aantal villagebieden, bos- en parkgebied aanwezig, deels bebouwd met (zorg)appartementen. Er zijn geen bedrijven aanwezig. Tussen de woonbebouwing bevinden zich enkele kantoorvilla’s. Winkels en horecagelegenheden zijn er niet, daarvoor zijn de bewoners aangewezen op Heemstede. Enige uitzondering hierop is een horecagelegenheid in het zuiden van het plangebied. Er is wel een aantal scholen en een medische voorziening (praktijkruimten) aanwezig. Praktijk aan huis bij woningen is toegestaan. Verder zijn er enkele sportvoorzieningen (hockeyclub, beperkte golf, paardensport, tennis).
Afbeelding: luchtfoto van een villawijk in Aerdenhout
8 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Binnen het plangebied zijn behalve van de woonfunctie de volgende functies aanwezig: Adres
Functie
Bestemming
Ruys de Perezlaan nabij nr. 6
Tennisbanen
Sport
Juliana van Stolberglaan 25 – 27 1e Leijweg 9 Zwaluwenweg 11 Koekoeksweg 7 Van Lennepweg 2 Van Lennepweg 1
School Pannenkoekenhuis Hockeyclub Kerk School Kinderopvang en buitenschoolse opvang
Maatschappelijk Horeca Sport Maatschappelijk Maatschappelijk Maatschappelijk
Teding van Berkhoutlaan 20 - 22 Boekenroodeweg 5 Zandvoorterweg 71 Aerdenhoutsduinweg 3 Aerdenhoutsduinweg 1 en Tollenslaan 9
Maatschappelijk Maatschappelijk Maatschappelijk Bedrijf Kantoor
Mr. H. Enschedeweg 22 Sparrenlaan 7, 9 en 9a
School School Tandarts Telefooncentrale Kantoren (Makelaar, Museumbeveiliging) School Kerk
Zandvoorterweg 77
Kantoor
Kantoor
Vogelenzangseweg 14a
Agrarisch bedrijf
Agrarisch
2.3
Maatschappelijk Maatschappelijk
Deelgebieden
Het Naaldenveld In het zuidwesten van het plangebied ligt het natuurgebied Het Naaldenveld dat voor het grootste deel bestaat uit naaldbos. Hierbinnen zijn langs de Zwaluwenweg ook enkele villa’s gelegen. Het gebied wordt gebruikt als recreatiegebied voornamelijk om te wandelen. Het gebied heeft ingangen aan de Zwaluwenweg en aan de Zuidlaan. Bentveld Bentveld heeft vergeleken met de aangrenzende woongebieden een meer lineaire bebouwingsstructuur. De Zandvoorterweg vormt de belangrijkste verbinding. De woonstraten zijn hierop georiënteerd onder een hoek van 45 graden. Langs de woonstraten zijn voornamelijk vrijstaande woningen (villa’s) gelegen. Uitzondering hierop zijn de rijwoningen aan de Veldlaan en het appartementengebouw Veldhof. De gemeentegrens met Zandvoort snijdt de woonkern in tweeën. Bovenwegkwartier Het Bovenwegkwartier is een planmatig gebouwde woonwijk welke bestaat uit rijtjeshuizen, twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande woningen en een drietal appartementengebouwen. Ook bevinden zich er tennisbanen en een school. De buitenranden grenzen aan bosgebied. De wijk is ontsloten door twee toegangswegen welke aansluiten op het bovenliggend weggennet. Door deze wegenstructuur is geen doorgaand verkeer in de wijk aanwezig. Parkeren vindt overwegend in het openbaar gebied plaats. Villagebied De villagebieden kennen een ruim opgezette structuur die is gebaseerd op veelal bochtige wegen met bebouwing op afstand van de weg. De bebouwing bestaat voornamelijk uit villawoningen maar er zijn ook enkele appartementencomplexen aanwezig zoals aan de 9 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Koeduinweg. Parkeren vindt op eigen terrein plaats. Met uitzondering van de Oosterduinweg en de Leeuwerikenlaan zijn de woonstraten ingericht als verblijfsgebied met maximaal 30 km/uur. De woonstraten hebben in de meeste gevallen laanbeplanting. De groenstructuur bestaat verder uit bosgebied dat doorloopt in de tuinen van de woningen. De woningen zijn gebouwd in verschillende stijlen. Ruim villagebied De ruim opgezette zone met villa’s sluit aan op het villagebied ten oosten hiervan maar kenmerkt zich door nog lagere bebouwingsdichtheden en grotere percelen. De ruime percelen zijn onderdeel van de natuur door hun grote percelen die in veel gevallen met bos zijn begroeid. De ruime villabebouwing bestaat veelal uit statige panden met landschapstuinen rondom. Vanaf de toegangswegen zijn zichtlijnen vaak gemarkeerd met bomenrijen. Door de ligging in en tegenaan de duinen heeft het ruim villagebied hoogteverschillen. Dorpenzone De dorpenzone bestaat uit planmatige woningbouw voornamelijk in rijwoningen en tweeonder-één-kap-woningen, deels vooroorlogs (jaren’30), deels naoorlogs (jaren’80). Aan de Jaap Buijshof en het van Kempenhof zijn gestapelde woningen aanwezig met galerijontsluiting. Parkeren vindt deels in het openbaar gebied plaats.
10 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
HOOFDSTUK 3 BELEIDSKADER 3.1.
Rijksbeleid
Nota ruimte Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. Deze heeft met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen en vormt samen met de (ontwerp) AMvB Ruimte, zie ook hierna, het nationale ruimtelijke beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied; krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden; borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. Het gehele plangebied is onderdeel van nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland. Binnen dit netwerk moet verstedelijking worden gebundeld. Delen van het plangebied zijn aangewezen als ecologische hoofdstructuur, hier geldt het ‘nee, tenzij’ principe. Ook is het plangebied aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied voor drinken industriewatervoorziening. Het plangebied is niet aangewezen als Habitatrichtlijn en natuurbeschermingswetgebied. Ontwerp-structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De ontwerp-structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp-SVIR) heeft van 3 augustus 2011 tot en met 14 september 2011 ter inzage gelegen. Deze structuurvisie vervangt straks, na inwerkingtreding, de Nota Ruimte. De ontwerp-structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. Hoofdlijn in de structuurvisie vormt de decentralisatie. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, om zelf beslissingen te nemen en om ruimte te geven aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. De structuurvisie speelt onder andere in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen: - De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe. De snelle bevolkingsgroei zoals we die gewend waren, is voorbij. Weliswaar komen er de komende 25 jaar nog ruim één miljoen Nederlanders bij in de steden, voornamelijk in het westen van Nederland. Toch ondervindt ruim de helft van de gemeenten binnenkort al de gevolgen van een krimpende bevolking. In de meeste gebieden zal de behoefte aan meer kantoren, bedrijfslocaties en woonwijken een stuk kleiner zijn dan in de afgelopen decennia. Veroudering en leegstand zijn daarbij een steeds zichtbaarder probleem. De veranderende behoefte aan wonen en
11 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
-
-
-
werken legt daarbij een extra druk op een markt waar de totale vraag afneemt: kwaliteit voor kwantiteit. Dit maakt de financiële ruimte voor nieuwe plannen en projecten beperkt. In de meeste gebieden zal de behoefte aan meer kantoren, bedrijfslocaties en woonwijken een stuk kleiner zijn dan in de afgelopen decennia. De veranderende behoefte aan wonen en werken legt daarbij een extra druk op een markt waar de totale vraag afneemt: kwaliteit voor kwantiteit. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de sectoren waar Nederland sterk in is, zoals logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio’s ronde mainports, brainports en greenports. Voor de aantrekkelijkheid van Nederland is het nodig de bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteit te koesteren en te versterken. Waterveiligheid en de beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Voor de opwekking en het transport van energie zal voldoende ruimte gereserveerd moeten worden. Duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie verdienen daarbij speciale aandacht.
(Ontwerp-)besluit algemene regels ruimtelijke ordening Het rijk legt met het (ontwerp-)besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds wordt het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (SVIR). In het ontwerp-Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast. 3.2.
Provinciaal beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040, kwaliteit door veelzijdigheid, 01-11-2010 De structuurvisie is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 3 november 2010 in werking getreden. In de structuurvisie speelt de Provincie in op dilemma’s door te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
12 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: uitsnede totaalkaart structuurvisie Geel, stippen = Jong duinlandschap Prioriteit voor veiligheid en natuur met ruimte voor recreatie/ toerisme Geel = Strandwal Landschapsontwikkeling ten behoeve van recreatie en toerisme Combinatie landbouw met andere functies Agrarische bouwpercelen tot 2 ha toegestaan Zwart = Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) Innovatief ruimtegebruik, intensiveren en herstructureren, mengen wonen en werken, kwaliteitsverbetering, kennisintensieve en creatieve milieus Geen nieuwe uitleglocaties buiten bestaand bebouwd gebied Hulp bij binnenstedelijke verdichting (Kennis, Taskforce Ruimtewinst) Rood = verdichting rond OV knooppunten 13 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Verdichting 800-1200 m rond OV-knooppunten en benutting OV-infra, Hierbij aansluiten op de ruimtelijke mogelijkheden en identiteit van de specifieke locatie
Oranje = bestaand regionaal wegennet Optimaal benutten van het bestaande wegennet Versterken van het netwerk door ontvlechten van nationaal, regionaal en lokaal verkeer Ontbrekende schakels toevoegen Provinciale ruimtelijke Verordening, 01-11-2010 De Provinciale ruimtelijke Verordening is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en per 1 november 2010 in werking getreden. De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de Visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid. In de
verordening wordt ingegaan op de volgende onderwerpen: bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten; rijksbufferzones; ecologische hoofdstructuur; nationale landschappen; het kustfundament; het regionaal watersysteem.
14 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: Bestaand bebouwd gebied (BBG) De aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) door de provincie volgt uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het beleid is om onnodige verstedelijking in het landelijk gebied tegen te gaan. Buiten het BBG is (behoudens afwijking) woningbouw verboden. Ook overige stedelijke functies moeten binnen het BBG worden gerealiseerd. De provincie stimuleert de benutting van de binnenstedelijke ruimte, met name rond knooppunten van openbaar vervoer. De mogelijkheden van niet-agrarische functies, vervanging van een agrarische functie zijn in verruimd. Niet alleen vrijkomende (bestaande) worden gebruikt voor niet-agrarische functies bewoning van recreatiewoningen en stacaravans is
als nevenfunctie dan wel als algehele de Provinciale ruimtelijke Verordening bebouwing maar ook nieuwbouw mag van ondergeschikte aard. Permanente niet toegestaan.
EHS De aanduiding EHS staat voor behoud en de ontwikkeling van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) en de Ecologische VerbindingsZones (EVZ). De provincie heeft de recreatiegebieden met hoge natuurwaarden ook opgenomen in de Ecologische HoofdStructuur. In paragraaf 4.7 wordt verder ingegaan op de EHS.
15 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Archeologie De aardkundige monumenten worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening. De voorkomende bijzondere aardkundige waarden genieten deze bescherming niet. In paragraaf 4.4 wordt verder ingegaan op archeologie. 3.3.
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Bloemendaal, ontwerp 27-05-2010 De structuurvisie geeft op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting binnen de gemeente aan. De hoofdlijnen worden onder andere verder uitgewerkt in bestemmingsplannen. Vanaf mei heeft de visie ter inzage gelegen. Naar verwachting zal de gemeenteraad de structuurvisie in januari 2011 vaststellen. Vooruitlopend hierop is het bestemmingsplan Aerdenhout 2011 getoetst aan de ontwerpstructuurvisie. Het beleid is erop gericht om ruimtelijke ontwikkelingen op te vangen binnen de dorpenzone, zodat de landgoederenzone en kust- en duinzone groen en open kunnen blijven. Het grootste deel van het plangebied valt binnen de landgoederenzone en slechts een klein deel binnen de dorpenzone. Het behoud van de eigenheid en karakteristieken van de kernen staat voorop. Er zal moeten worden geanticipeerd op de opvang van eventuele krimp, maar deze mag de herkenbaarheid niet in gevaar brengen.
16 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: uitsnede van de overzichtskaart structuurvisie Binnen het plangebied zijn per thema de volgende relevante beleidsdoelstellingen genoemd: Landschap en natuur Behoud van cultuurhistorische en natuurlijke waarde van de landgoederen. De boomlanenstructuur behouden en ontbrekende schakels invullen; een deel van deze structuur bestaat ook uit bomen in particuliere tuinen.
17 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Bevorderen contrast tussen gesloten karakter landgoederen en open karakter strandvlakten. Openbaar en particulier groen verweven, een doorlopende groene zoom met natuurlijke erfgrenzen, zicht op hoofdgebouwen. Versterken natuurwaarden van duingebieden en landgoederen. Natte en droge oost-westverbindingen versterken, herkenbaarheid waterlopen vergroten. Bij ontwikkelingen goede landschappelijke inpassing absolute voorwaarde. Bomenlanen aanvullen, kiezen voor karakteristieke boomsoorten passend bij de kern. Ecologie langs de oevers waterlopen en vaarten. Aerdenhout krijgt een groene entree en duidelijke overgang bij de Houtvaart.
Recreatie Functie en kleinschalige karakter van trekkers moeten behouden blijven, uitbreidingen zijn beperkt mogelijk. Beleid gericht op extensieve vormen van recreatie en cultuur naar draagkracht van landgoed. Zoveel mogelijk landgoederen toegankelijk. Streven naar verbinding wandelpaden tussen landgoederen en de duinzone. Recreatieve fietsverbindingen verbeteren en aanvullen. Op landgoederen gepaste kleinschalige recreatiemogelijkheden om landgoederen vitaal te houden. Recreatie binnen de kernen gericht op kwaliteit en lokaal gebruik. Leven, bouwen en wonen Historische structuren en individuele monumentale objecten belangrijk voor identiteit Bloemendaal. Benoemen en beschermen van alle historische boven- en ondergrondse elementen. In kaart brengen archeologische verwachtingen. Exclusieve en aantrekkelijke woonmilieu behouden. Grote groene percelen behouden, versnippering tegengaan en geen extra bouwoppervlakte. Niet toevoegen, tenzij dit een kwaliteitsverbetering betekent. Het splitsen van grote villa’s is onder voorwaarden mogelijk, verrommeling tegengaan. Bij landgoederen zijn er mogelijkheden voor passende voorzieningen in bestaande bebouwing. Sportvelden niet uitbreiden, wel intensiever gebruiken en eventueel maatschappelijke functie. Behouden en versterken authentiek eigen karakter van elk dorp, accentueren historische structuren. Behoud en zo mogelijk versterking voorzieningenniveau. Minstens één brede school in iedere kern. Bereikbaarheid Verbeteren oost-west fietsnetwerk richting kust. Regionale fietsroutes langs iconen en landmarks, betere recreatieve bewegwijzering.
18 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: detailkaart Aerdenhout Op de detailkaart van Aerdenhout zijn de boomlanenstructuur en de oevers van de Houtvaart aangegeven. Het gebouw de Haringbuys is een landmark voor Aerdenhout vanwege de historische symboliek en de plek in de openbare ruimte. De plek vormde eeuwenlang een tolpunt en herberg op een kruispunt van wegen en staat daarmee symbool voor het ontstaan van het dorp. Het gebouw ligt zeer markant aan het begin van het dorp, tussen twee weghelften in. Het heeft daarmee een duidelijke poortfunctie als overgang tussen Heemstede en Aerdenhout. Het zicht op de Haringbuys vanuit oostelijke en westelijke richting moet daarom ruimtelijk wordt gehandhaafd, ook bij nieuwe ontwikkelingen in Aerdenhout. De aanleg van een directe en aantrekkelijke fietsroute vanuit de Haarlemmermeer via Bennebroek en Vogelenzang naar Zandvoort is genoemd als concreet project in de uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie. Het beoogde fietspad loopt voor een belangrijk gedeelte door de Waterleidingduinen maar heeft ook een fietsverbinding door het plangebied tussen de Zandvoortselaan en de 1e Leijweg. De opgave is hier om het fietspad op een passende wijze te combineren met bestaande belangen als waterwinning en natuur. Het precieze tracé van het fietspad is nog niet bekend. Voor de landgoederenzone wordt een duurzame ontwikkeling van de landschappelijke, de cultuurhistorische en de recreatieve kwaliteiten, met een versterking van de economische peiler onder het gebied beoogd. Het vergroten van het natuurlijke waterhuishoudingssysteem maakt hier onderdeel van uit. Groenbeleidsplan gemeente Bloemendaal, 1996 In het Groenbeleidsplan worden richtingen gegeven voor behoud en ontwikkelen van essentiële groenvoorzieningen. Hiermee kan de continuïteit van het groenbeleid worden 19 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
gewaarborgd. Het plan gaat uit van het versterken van de landschappelijke kenmerken, het tegengaan van nivellering en het handhaven van open en besloten ruimtes. Belangrijke uitgangspunten zijn dat openbaar en particulier groen zoveel mogelijk met elkaar verweven moeten zijn en dat wegen en stratenpatronen een hiërarchie in profiel en karakter van openbaar groen moeten hebben. Het Wethouder Laanpark is aangewezen als openbaar park en Het Naaldenveld als Landgoed. De continuïteit van deze groengebieden is van groot belang. Door een laaggelegen deel van de strandwal loopt de Aerdenhoutsebeek. Dit is een ondiepe watergang met een zandige bodem die kwelwater uit de duinen afvoert (duinrelbeek). De Aerdenhoutsebeek kent een kronkelig verloop, ligt grotendeels droog en passeert verschillende particuliere tuinen. De herkenbaarheid van de Aerdenhoutsebeek dient vergroot te worden. Het behoud van een gevarieerde waterloop is van belang.
Afbeelding: uitsnede Groenbeleidsplan, ligging Aerdenhoutsebeek in donkergroen
20 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
HOOFDSTUK 4 RANDVOORWAARDEN 4.1. 4.1.1.
Milieu Bodem
Kader Wet bodembescherming Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen: - Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan. - Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit). - Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd. - Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en
21 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren. Relatie Wbb en Woningwet (Ww) Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wbb (2006) is ook artikel 52a van de Woningwet gewijzigd: Als er ontwikkelingen zijn voorzien die gericht zijn op het verblijf van mensen in een gebied en de bodem blijkt verontreinigd te zijn of er bestaat een redelijk vermoeden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, dan geldt een aanhoudingsplicht. De aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat het heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Bodemkwaliteit in het plangebied In het plangebied hebben in het verleden plaatselijk een aantal bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Waar dit nodig is geacht, is de bodem van de (historisch) verdachte locaties onderzocht, onder andere in het kader van het verkrijgen van het landsdekkend beeld. In enkele gevallen heeft dit geleid tot een sanering van de bodem en op een paar locaties dient nog een beperkte sanering te worden uitgevoerd. Het betreft in Aerdenhout voornamelijk gevallen van verontreiniging van de bodem door lekkende brandstoftanks bij particuliere woningen. Voor de historisch niet verdachte percelen geeft de in juli 2007 vastgestelde bodemkwaliteitskaart regio IJmond een goede indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio. Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Er is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 – 100 cm) en de ondergrond (100 – 200 cm). Het gebied is ingedeeld in zones met schone grond en zones met licht verontreinigde grond. Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan regio IJmond geldt er onder voorwaarden een vrijstellingsregeling voor grondverzet naar zones van gelijke kwaliteit. Van de vrijstellingsregeling kan gebruik gemaakt worden zolang de grond niet verdacht is van bodemverontreiniging. Bij de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is vastgesteld dat gemeenten gedurende een overgangstermijn van 5 jaar de tijd hebben voor het vaststellen van nieuw beleid. Totdat nieuw beleid is vast gesteld kan gebruik gemaakt worden van de huidige bodemkwaliteitskaart. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging. Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden. Op grond van het bodembeheersplan regio IJmond kan in sommige gevallen vrijstelling verleend worden van de verplichting van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. 22 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Voorbeelden van bodembedreigende activiteiten kunnen bijvoorbeeld zijn; • Voormalige bedrijfsactiviteiten • De aanwezigheid van ondergrondse brandstoftanks • Voormalige kassencomplexen • Gedempte watergangen • Met puin verharde wegen • Grond- of slibdepots Onderzoek Het bestemmingsplan is conserverend. Het legt de bestaande planologische situatie vast en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is het in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig om bodemonderzoek uit te voeren. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering. 4.1.2.
Geluid
Kader In de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) is bepaald, dat indien met het bestemmingsplan nieuwbouw van woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk wordt gemaakt, de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. De verschillende uitvoeringsbesluiten van de Wet geluidhinder zijn geregeld in het Besluit geluidhinder. Onderzoek Het bestemmingsplan is conserverend. Het legt de bestaande planologische situatie vast en er worden dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er behoeft daarom geen nader onderzoek naar de geluidsbelasting te worden uitgevoerd. Conclusie Het aspect geluid vormt geen belemmering. 4.1.3.
Luchtkwaliteit
Kader De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO 2 en PM10 van 40 µg/m3 aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM 10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015. Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO 2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, 23 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
kortweg, dat als de toename van beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 µg/m3 (3% van 40 µg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project dat NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als: de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; projectsaldering kan worden toegepast. Onderzoek Het bestemmingsplan is conserverend. Het legt de bestaande planologische situatie vast en er worden dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op basis van dit bestemmingsplan is er geen verslechtering van de luchtkwaliteit te verwachten. Bovendien wordt in de gehele gemeente Bloemendaal, dus ook in het plangebied, ruimschoots aan de luchtkwaliteitsnormen voldaan. Er behoeft daarom geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit te worden uitgevoerd. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering. 4.1.4.
Bedrijvigheid
Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Onderzoek Aan de Aerdenhoutsduinweg 3 is een nutsbedrijf in de vorm van een telefooncentrale aanwezig. Deze is als zodanig bestemd. Voor deze functie geldt volgens de VNG-brochure een richtafstand tot een woning van 10 meter op basis van geluid. De bestaande woningen zijn gelegen op grotere afstand. Aan de Vogelenzangseweg 14a is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het betreft een tuinbouw-/bloembollenbedrijf. De bedrijfsgebouwen van het tuinbouw-/bloembollenbedrijf zijn gelegen op meer dan 30 meter. Hierdoor kan geconcludeerd worden, dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Conclusie Het aspect bestaande bedrijvigheid vormt geen belemmering.
24 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
4.2.
Externe veiligheid
Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10 -6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Voor nieuwe situaties geldt eveneens een grenswaarde van 106 per jaar. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord. Besluit externe veiligheid inrichtingen Op 27 mei 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (01-01-2010). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is geldig tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer de nieuwe wetgeving van kracht is wordt de circulaire ingetrokken.
25 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten, worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is. Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Onderzoek Door het plangebied loopt een aardgas transportleiding van de Gasunie. De diameter van de leiding bedraagt 6,63 inch en de maximale werkdruk 40 bar. De bijbehorende risicocontour (Pr10-6) bedraagt 0 meter en vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (nr. 20110408-02, d.d. 3 mei 2011) is een onderzoek naar de externe veiligheid uitgevoerd ten gevolge van de hogedruk aardgasleiding. Zoals hiervoor is aangegeven vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering. Het groepsrisico is met het rekenprogramma CAROLA berekend. Het groepsrisico ten gevolge van de hogedruk aardgasleiding ligt zeer ruim onder de oriëntatiewaarde. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 1,845*10 -3. De kilometer met het hoogste groepsrisico wordt berekend op de grens van de gemeente Bloemendaal en de gemeente Zandvoort. Het groepsrisico vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
26 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: uitsnede risicokaart
Na bestudering van de risicokaart van de provincie Noord-Holland en het gemeentelijk archief van de gemeente Bloemendaal blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn in het plangebied of de directe omgeving. Risicovolle inrichtingen zijn inrichtingen die onder het Bevi vallen en waardoor mogelijke belemmeringen zouden kunnen ontstaan. In 2008 en 2009 is het vervoer van gevaarlijke stoffen in de hele regio in kaart gebracht door Arcadis. Uit die onderzoeken is gebleken dat er geen LPG tankvervoer plaats vindt over de N201 en de N206 (LPG-transporten zijn meestal bepalend voor de hoogte van het risico). Er vindt wel op bescheiden schaal transport van butaan/propaan plaats over deze wegen. Bij toetsing aan de vuistregels ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen, wordt de oriënterende waarde van het groepsrisico niet overschreden. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering. 27 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
4.3.
Waterhuishouding
Kader Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan, vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Waterwet In de Waterwet zijn acht oude waterwetten samengebracht: de Wet op de waterhuishouding, de Wet op de waterkering, de Grondwaterwet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904), de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte'), de Waterstaatswet 1900 en de Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
28 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort. Kaderrichtlijn Water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een “goede ecologische toestand” (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een “goed ecologisch potentieel” (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn. Waterbeheer 21e eeuw (WB21) In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd. Waterplan 2010 – 2015 Het provinciale waterplan, Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren, 16 november 2009 geeft duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en acties tot 2015. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. Een belangrijk middel voor het realiseren van de waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Strategische waterdoelen zijn: Samen met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming waarborgen van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico’s via het principe: preventie 29 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
(het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening). Samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het versterken van het watersysteem en de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie. Samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven zorgen voor schoon en voldoende water door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem. Samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij hanteren we integrale gebiedsontwikkeling.
Waterbeheerplan 4 2010-2015 Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het integrale Waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld op 09-12-09. Dit waterbeheerplan (WBP 2010-2015) heeft betrekking op het gehele beheergebied. Dit sleuteldocument zet de lijnen uit voor de strategie, het beleid en de uit te voeren maatregelen in de planperiode 2010-2015. Het plan is gebaseerd op uitgebreid onderzoek en overleg met buurwaterschappen, provincies en Rijk. Ook hebben maatschappelijk organisaties hun inbreng geleverd via het Waterberaad, dat vijf keer is bijeengekomen om dit WBP4 te bespreken. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundige systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Rijnland is op meerdere manieren bezig om bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekeninghoudend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd dal dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen in het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Waterplan Bloemendaal, november 2007 Het waterplan is een concreet en uitvoeringsgericht plan voor het bestaande bebouwde gebied en het relevante landelijk gebied van de gemeente Bloemendaal. In het waterplan zijn beleid en maatregelen met een planning en kostenverdeling geformuleerd. Het plan is gericht op het realiseren van een duurzaam watersysteem, waarin maatregelen voor het grondwater, het oppervlaktewater en de waterketen integraal zijn opgenomen. Het waterplan beschrijft met betrekking tot verschillende onderwerpen de volgende doelstellingen: Ruimtelijke ordening: De aanleg van een duinrel (verbinding Teding van Berkhoutlaan - Houtvaart) bij de ontwikkeling van het Haringbuysterrein wordt ruimtelijk ingepast in de omgeving. Ecologie: In 2020 is 17% van alle oevers natuurvriendelijk ingericht (50% in 2050). De gebieden ingericht voor het vasthouden van duinwater zijn ecologisch ingericht. Materialen zijn duurzaam.
30 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Grondwatersysteem De gemeente draagt zorg voor de ontwatering van het openbare gebied. In gebieden met horizontale drainage kan de particuliere eigenaar hierop aansluiten. De bestrijding van grondwateroverlast door horizontale drainage is daar waar nodig geïntensiveerd. Bij de aanleg van (civieltechnische) werken worden standaard aanpassingen aan het ontwateringsysteem meegenomen. In nieuwbouwprojecten en bij ingrijpende verbouwingen wordt grondwaterneutraal gebouwd door het toepassen van bouwtechnische maatregelen De stimuleringsregeling bouwtechnische maatregelen wordt geëvalueerd en zo nodig voortgezet. Nagegaan wordt of de eis voor grondwaterneutraal bouwen in de bouwverordening voor grootschalige nieuwbouw kan worden ingepast. Een grondwaterloket ter registratie van vragen, klachten en ideeën wordt opgezet. Oppervlaktewatersysteem: Goede doorstroming van watergangen is mogelijk gemaakt door inrichting en beheer. Bestaande knelpunten zoals duikers en versmallingen zijn aangepakt en opgeheven. Het beheer en onderhoud is eenduidig geregeld. Het oppervlaktewatersysteem (afmetingen, peilen, kwaliteit, debieten, oevers, duikers etc) is goed gedocumenteerd. De historische duinrel Aerdenhout is (gedeeltelijk) hersteld waarbij de afwatering via een alternatief traject voornamelijk bovengronds kan verlopen. Hiervoor is aangesloten bij de ontwikkelingen van het Haringbuysterrein. Waterkwaliteit: Het duinwater is van een goede kwaliteit conform de geldende normering en de KRW. Gebiedseigen water in het boezemstelsel wordt vastgehouden. De oevers zijn in 2020 voor 17% natuurvriendelijk ingericht. Bij nieuwbouw wordt gebruik gemaakt van materialen conform het convenant Duurzaam Bouwen om diffuse verontreinigingen tegen te gaan. Verbreed rioleringsplan 2011-2016, (beoogde vaststelling eerste kwartaal 2011) In het verbreed rioleringsplan wordt het volgende beleid voorgesteld: Aanleg bij nieuwbouw Bij de inzameling en het transport van afvalwater van nieuwe bebouwing wordt in eerste instantie alleen het huishoudelijk afvalwater ingezameld. Schoon- en vuilwaterstromen worden volledig gescheiden. Al het afvalwater wordt gezuiverd. De gemeente Bloemendaal zet met haar beleid voor niet aankoppelen bij nieuwbouw in op duurzaamheid voor de lange termijn. Bij nieuwbouw of vervangende nieuwbouw wordt regenwater in principe in het watersysteem gehouden en niet afgevoerd via het riool. Strategie - Afkoppelen Openbare verharding wordt van het gemengde rioolstelsel afgekoppeld als: de ontwateringsdiepte minimaal 2 meter is EN … o … de grondslag goed doorlatend is (K-waarde > 1,5 m/dag); o … de werkzaamheden kunnen meeliften met reguliere rioolvervanging; o … dit kosteneffectief is. er in de nabijheid oppervlaktewater of een regenwaterriool aanwezig is EN … o … de werkzaamheden kunnen meeliften met reguliere rioolvervanging; o … dit kosteneffectief is.
31 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
- Niet aankoppelen Bij nieuwbouwprojecten wordt al het hemelwater lokaal binnen het plangebied verwerkt. Als dit niet mogelijk is dient: binnen het plangebied het vuilwater van het hemelwater van elkaar gescheiden te blijven tot het overnamepunt (gemeenteriool); er elders, zo mogelijk binnen hetzelfde stroomgebied, compensatie plaat te vinden door af te koppelen. Onderzoek In het oostelijk deel van Aerdenhout bevinden zich enkele vijvers en waterpartijen langs de Burgemeester Peereboom Vollerlaan, de Burgemeester Bas Backerhof en het Munterslaantje. Deze vijvers lozen via stuwen en duikers op de boezem ter plaatse van de Munterslaan. De waterpartijen zijn ingericht met harde, steile oevers. Op dit oppervlaktewater lozen tevens drainagestelsels. Maaiveld Aerdenhout ligt zowel op de strandwal als in de duinen. Ter plaatse van Aerdenhout ligt de strandwal tegen de duinen aan waardoor beide geleidelijk in elkaar overgaan. Er is hierdoor geen depressie aanwezig tussen de standwal en de duinen. In het oosten begint Aerdenhout aan de voet van de strandwal. Het laagste punt bevindt zich rond NAP. Richting het westen loopt het maaiveld op naar circa NAP + 10 meter.
32 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: maaiveldhoogten Duinrel Aerdenhout De duinrel ontspringt ten noorden van het gebied van Waternet (Amsterdamse Waterleiding Duinen) en ten zuiden van de Zuidlaan en voert af naar de Houtvaart. De oorspronkelijke duinrel heeft een lengte van circa 2,3 km. Van de spreng tot aan de Van Lennepweg is de duinrel gedeeltelijk gedempt en is niet watervoerend. Van de Van Lennepweg tot aan de Boekenroodeweg is de duinrel aanwezig als een droge greppel in het maaiveld en is watervoerend gedurende natte perioden. Van de Boekenroodeweg tot de watergang ten noorden van de Antoniusschool is de verbinding onbekend. Vanaf de watergang ten noorden van de Antoniusschool tot aan de Teding van Berkhoutlaan is de duinrel aanwezig als een watergang en is watervoerend gedurende het hele jaar. Vanaf de Teding van Berkhoutlaan tot aan de Houtvaart is aan het maaiveld geen ruimte voor een watergang. De afvoer geschiedt met behulp van een lange duiker naar de Houtvaart. De duiker ligt onder het fietspad ten zuiden van de Zandvoorterweg.
33 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Conclusie Het bestemmingsplan voegt geen oppervlakte verharding toe. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is daarom geen sprake van aantasting van de bestaande het bestaande watersysteem. Het aspect water vormt geen belemmering. 4.4.
Archeologie
Kader Wet op de archeologische monumentenzorg In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien. Gemeentelijk archeologiebeleid Onlangs is het Beleidsplan Archeologie voor de gemeente Bloemendaal vastgesteld. Het beleidsplan bestaat uit een archeologische waarden- en verwachtingenkaart, een beleidsadvieskaart en dekkingsmogelijkheden hiervoor. Een groot deel van het grondgebied in Bloemendaal kent een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat de kans aanwezig is dat bij verstoring van deze gebieden archeologische resten zullen worden aangetroffen. De Wet op de archeologische monumentenzorg gaat uit van de noodzaak van archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 100 m 2. Gemeenten kunnen echter van die norm afwijken (naar boven en naar beneden) als zij daarvoor een deugdelijke archeologische inhoudelijke motivering aanvoeren. Nu de gemeente een archeologische waarden- en verwachtingenkaart heeft laten opstellen kan een eigen planologisch regime, met voor de gemeente Bloemendaal eigen passende ondergrenzen, worden gemotiveerd. Voor wat betreft de gebieden met een middelhoge archeologische verwachting geldt een ondergrens van 500 m2. Voor de gebieden met een middelhoge tot hoge verwachting kiest Bloemendaal een ondergrens van 250 m2. Dit betreft de iets lager gelegen delen, waar de parklandschappen en blekerijen aanwezig zijn geweest. Wat betreft de gebieden met een hoge verwachting kiest de gemeente Bloemendaal ervoor hier een ondergrens te hanteren van 250 m2. De reden voor deze gebieden ook een lage ondergrens vast te stellen, is gelegen in het feit dat de trefkans voor archeologische sporen in deze gebieden hoger is. De hoge verwachting bevindt zich met name op de oude duinen en strandwallen, een landschap dat sporen uit de Nieuwe Steentijd herbergt. Voor de weinige gebieden met een lage verwachting kiest Bloemendaal voor een ondergrens van 1000 m2 en een dieptegrens van een meter.
34 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Een geheel eigen karakteristiek heeft het duingebied in de gemeente. De Jonge Duinen zijn relatief recent ontstaan. Hieronder kunnen zich echter nog archeologische resten uit de prehistorie bevinden. Voor dit gebied hanteert de gemeente dan ook een andere dieptegrens, te weten 5,5 m boven NAP. Alle ingrepen die onder 5,5 m boven NAP plaatsvinden en die groter zijn dan 250 m2, zijn onderzoeksplichtig. Onderzoek Gemeentelijke archeologische beleidskaart De gemeentelijke archeologische beleidskaart maakt het volgende onderscheid in gebieden met archeologische waarde: Waarde-Archeologie 1: bekende vindplaatsen Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 3 m2 en dieper dan 30 cm. Waarde-Archeologie 2: alle AMK-terreinen en de beschermde stads- en dorpsgezichten Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 100 m2 en dieper dan 30 cm. Waarde-Archeologie 3: hoge verwachting; strandwallen Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 250 m2 en dieper dan 30 cm. Waarde-Archeologie 3: extra: Jonge Duinen dieper dan 5,5 m boven NAP Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 250 m2 en dieper dan 5,5+ NAP. Waarde-Archeologie 4: middelhoog tot hoog: Jonge Duinen Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 250 m2 en dieper dan 50 cm. Waarde-Archeologie 5: Middelhoge archeologische verwachting; vlaktes Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 500 m2 en dieper dan 50 cm. Waarde-Archeologie 5 extra: Jonge Duinen dieper dan 5,5 m boven NAP Onderzoek benodigd bij bodemingrepen vanaf 500 m2 en dieper dan 5,5+ NAP. Waarde-Archeologie 6: lage archeologische verwachting Geen onderzoek benodigd bij bodemingrepen. Op de hierna volgende pagina is een uitsnede van de archeologische beleidskaart weergegeven. Hierop is te zien dat in het plangebied diverse archeologische verwachtingswaarden voorkomen. De gebieden zijn met de bijbehorende dubbelbestemmingen op de verbeelding van dit bestemmingsplan overgenomen.
35 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Uitsnede
Afbeelding: Uitsnede archeologische beleidskaart
36 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Conclusie Een deel van de gronden is reeds beschermd middels de Provinciale Milieuverordening. Voor de overige gronden geldt dat deze zo goed mogelijk beschermd moeten worden bij nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. De archeologische waarden worden via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen het bestemmingsplan beschermd. 4.5.
Cultuurhistorie
Kader Nota Belvedere In de “Nota Belvedere; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting” (1999) is door het rijk een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed is van grote betekenis omdat het kwaliteit toevoegt aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. De voornaamste opgave is dan ook het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de diverse ruimtelijke opgaven en de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. Provinciaal beleid Beleidskader Landschap en cultuurhistorie, Noord-Holland In het beleidskader Landschap en Cultuurhistorie staat in teksten en op kaarten aangegeven waarmee op het gebied van landschap en cultuurhistorie rekening is te houden bij nieuwe ontwikkelingen en wat aangrijpingspunten kunnen zijn voor meer kwaliteit bij de planvorming. Regioprofiel Kennemerzoom: De Kennemerzoom is een in Nederland uniek landschap dat zich kenmerkt door de hoge kwaliteit van de architectuur en de aantrekkelijkheid van het landschap in de kuststreek. De villaparken, buitenplaatsen en zorgcomplexen in het groen, afgewisseld met open weilanden, bepalen het aanzicht van dit groene weeldelandschap. Bebouwing en bebossing liggen vanouds op de strandwallen, terwijl de strandvlakten lange tijd onbebouwd zijn gebleven en dit deels nog zijn. Naast de noord-zuid verlopende structuren, bepaald door de verschillen in de ondergrond, zijn de oostwest verlopende vaarten en wegen kenmerkend voor dit gebied. Het mozaïek van het landschap heeft een kenmerkende maat die bepalend is voor de identiteit van deze regio. In de bodem van de strandwallen liggen archeologische vindplaatsen die getuigen van vroege bewoning. De Kennemerzoom is een hoogwaardig landschap waarin geen grootschalig bouwprogramma past. De ruimtelijke kwaliteit moet worden versterkt door in kleinschalige plannen ruim aandacht te geven aan vormgeving van architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Cultuurhistorische Waardenkaart De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) levert een belangrijk overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zal de provincie de Cultuurhistorische Waardenkaart inbrengen als kenniskaart en inspiratiebron, de waarden geïmplementeerd en benut worden. Het gaat bij dit alles om tastbare cultuurhistorische waarden: alle elementen en structuren die een beeld geven van de bewoningsgeschiedenis die nu nog aanwezig zijn en die een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van het landelijk (en ook het stedelijk) gebied. 37 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Onderzoek Binnen het plangebied zijn de volgende monumenten aanwezig. Boekenroodeweg 1-3 / Zandvoorterweg 62a Leeuweriklaan 7 Burg. Den Texlaan 15 Zandvoorterweg 64 Zandvoorterweg 77 Zwarteweg 5 Grenslaan bij 20 – Hek groot Bentveld Zwarteweg bij 4 ___________________________________ Aerdenhoutsduinweg 13 Bentveldsduinweg 2 Bentveldsweg 104 Marius Bauerlaan 5 Sparrenlaan 1-1a Sparrenlaan 3-5 Sparrenlaan 27 Van Lennepweg 14 Van Lennepweg 16-18 Van Lennepweg 58 Zandvoorterweg 27-29 Zandvoorterweg 68, 70, 72 Zuidlaan 5 ___________________________________ Aerdenhoutsduinweg 5 Aerdenhoutsduinweg 23 Bentveldseweg 142 Boekenroodeweg 4 Boekenroodeweg 6 Boekenroodeweg bij 41 Boekenroodeweg 50-52 Burg. Den Texlaan 17-19 Koeduinweg 2-2a-2b Langelaan 1 Langelaan 3 Mr. Enschedeweg 5 Mr. Enschedeweg 15 Nachtegalenlaan 12 Oosterduinweg 254 Oscar Mendliklaan 3-5 Sparrenlaan 6 Sparrenlaan 9 Van Alphenlaan 5 Van Vollenhovenlaan 16a Zwaluwenweg Oosterduinweg/Munterslaantje – grenspalen in het weiland
Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument ____________________________________ Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument Provinciaal monument ____________________________________ Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument
De volgende objecten zijn in studie om te bezien of ze een gemeentelijk monument kunnen worden. In februari 2011 wordt de vaststelling verwacht.
38 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
-
Teding van Berkhoutlaan 20 Bentveldseweg 144 Zwarteweg 2 Van Vollenhovenlaan 16
Afbeelding: ligging provinciale (rood) en rijksmonumenten (blauw), CHW
39 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: vlakken van bouwkundige waarden, landgoederenreeks (rood), (oranje), CHW
villadorp
Vlak van hoge waarde, Villadorp, 1899 – 1940 Gaaf bewaard en representatief voorbeeld van een aaneengesloten villagebied met stedenbouwkundige en architectonische samenhang waarin één functie van het zuivere wonen, dat wil zeggen het ontbreken van winkels en bedrijven, centraal staat en als zodanig van cultuurhistorische waarde binnen de ontwikkeling van de villaparken in Kennemerland uit de eerste helft van de 20e eeuw. Vlak van zeer hoge waarde Landgoederenreeks, 1850 – 1940 Gaaf bewaard en representatief voorbeeld van een aaneengesloten reeks landgoederen, waarbinnen een variëteit aan architectuur samen met de landschappelijke aanleg kenmerkend is voor de ontwikkeling in de periode 1850-1940. Conclusie Binnen het plangebied zijn zowel gemeentelijke-, provinciale- en rijksmonumenten aanwezig. Voor de monumenten uit al deze categorieën is een beschermende regeling 40 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
opgenomen in het bestemmingsplan. De cultuurhistorische waarde van het villadorp en de landgoederenreeks zal niet worden aangetast omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt. De cultuurhistorische belangen zijn hiermee voldoende gewaarborgd. 4.6.
Flora en fauna
Kader Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het “nee, tenzij”-principe. Dit betekent dat alleen onder voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. - Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. - Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). - Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State in augustus 2009. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde
41 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
zorgplicht. Dit houdt in dat “voldoende zorg” in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Onderzoek Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend plan en gaat uit van behoud van de huidige situatie. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt en er is in het kader van dit bestemmingsplan zodoende ook geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. In gevallen waarbij bijvoorbeeld bebouwing wordt gesloopt of bomen worden gekapt zal in het kader van een omgevingsvergunning onderzoek naar de Flora- en fauna moeten worden verricht. Conclusie Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Het aspect flora en fauna vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan. 4.7.
Landschapswaarden
Kader Gebiedsbescherming LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Bescherming van (natuur)gebieden vindt daarnaast ook plaats Natuurbeschermingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands.
middels
de
Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Onderzoek In het ontwerp Provinciale Verordening is de begrenzing van de EHS opgenomen. Doel van deze gebieden is behoud en de ontwikkeling van de Ecologische hoofdstructuur. Binnen het plangebied zijn grote delen aangewezen als EHS. Het betreft grote delen van natuurgebied Het Naaldenveld en gebieden met ruim opgezette villabebouwing.
42 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: Ecologische Hoofdstructuur (bron: provinciale ruimtelijke verordening) De herijking van de EHS is op 21 september 2010 vastgesteld en verwerkt in een herziening van de structuurvisie en de verordening van de provincie Noord-Holland. Natura-2000 gebied Kennemerland-Zuid Een deel van het plangebied is onderdeel van natura-2000 gebied Kennemerland-Zuid. Dit gebied bestaat uit een aanwijzing als een Habitatrichtlijngebied. Het gebied KennemerlandZuid is een uitgestrekt duingebied aan de zuidkant van het Noordzeekanaal. Het omvat onder meer het Nationaal Park Zuid-Kennemerland en de Amsterdamse Waterleidingduinen. De rijkdom van het gebied hangt samen met de breedte van de duinen, het hoge kalkgehalte, het uitblijven van grootschalige vergravingen en de historische, kleinschalige agrarische invloed vanuit oude zeedorpen. Bovendien is het aansluitende strandwallenlandschap op veel plaatsen bewaard gebleven. In de binnenduinrand liggen diverse oude landgoedbossen met goed ontwikkelde stinzenflora. 43 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Afbeelding: begrenzing Natura 2000-gebieden Bestaande groenstructuur De natuurlijke ontstaanswijze (vorming van strandwallen en strandvlakten), heeft de basis gevormd voor de huidige landschappelijke opbouw. Evenwijdig aan de kust bevind zich een rij jonge duinen. De gemeente Bloemendaal met de kernen Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang ligt op de westelijke strandwal. Op de Oostelijke strandwal is Haarlem tot ontwikkeling gekomen. Het plangebied kenmerkt zich door de open groene opzet tussen de woonbebouwing. Woningen zijn veelal gelegen op afstand van de weg en geheel omgeven door groen. In groter perspectief is het plangebied onderdeel van een bosgebied aan de binnenrand van de duinen dat in noord-zuidelijke richting loopt. Op de landgoederen komen zeer waardevolle bomen voor, met een leeftijd van vaak meer den 200 jaar. De hoofdontsluitingswegen zijn voorzien van een tweerijige laanbeplanting. In de woonstraten komen soms één en soms twee rijen laanbomen voor. Een afzonderlijk groengebied buiten de villawijken is Het Naaldenveld. De lineaire beplantingselementen (houtwallen, bosbermen, laanbeplanting, struwelen) vormen daar een belangrijk deel van de ruimtelijke opbouw. Van hieruit neemt men de open ruimte waar. De open ruimten hebben een overwegend groen karakter en zijn voor het overgrote deel 44 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
gekoppeld aan de hoofdontsluiting, die langs de randen van de strandwallen loopt (Vogelenzangseweg en de Nachtegalenlaan). De open/dichtstructuur vormt een essentieel en kenmerkend onderdeel van de ruimtelijke opbouw. Het overgrote deel van de beplanting in natuur- en woongebied Het Naaldenveld bestaat uit landschappelijk en particulier groen. Conclusie Zowel de EHS als de Natura-2000 gronden die binnen het plangebied vallen, zijn bestemd als natuur en hebben als zodanig een beschermend karakter waarin de natuurwaarden centraal staan. Hiermee wordt voldaan aan het doel van behoud en ontwikkeling van de EHS en de natura-2000 gebieden. 4.8.
Verkeer en infrastructuur
Kader Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2). De nota heeft een PKB procedure doorlopen overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en is op 21 februari 2006 in werking getreden. In de Nota Mobiliteit worden de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia beschreven. Uitgangspunt van beleid is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan 2007 – 2013 Het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) is vastgesteld op 1 oktober 2007 en bevat het beleid van de provincie op het gebied van Verkeer en Vervoer. Uitgangspunt hierbij is gebiedsbenadering, verkeersveiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid. Het fundament waar de provincie achter staat is benutten, beprijzen en bouwen. De provincie vindt het essentieel om naast de aanleg van infrastructuur andere maatregelen te treffen om de mobiliteit in Noord-Holland te faciliteren. Als beleidsuitgangspunt binnen het plangebied wordt genoemd het realiseren van een regionet buslijn verbinding over de N201 naar Zandvoort. Tevens is de N206 is in het kader van duurzaam veilig aangeduid als erftoegangsweg volgens de categorisering duurzaam veilig. Een erftoegangsweg is een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven (dat zijn alle particuliere en openbare percelen, inclusief woonerf en winkelerf). Alle manoeuvres die nodig zijn voor het bereiken van de erven, het in- en uitstappen en het laden en lossen van goederen, horen bij het toegankelijk maken. Deze wegcategorie is er in beginsel voor alle vervoerwijzen: voetgangers, fietsen, bromfietsen, motorvoertuigen en overige wegvoertuigen. Zo moet het mogelijk zijn met voertuigen in alle richtingen te manoeuvreren bij in- en uitritten van erven en moet de rijsnelheid overal laag zijn (bron: ASVV2004). Onderzoek Door Aerdenhout loopt een belangrijke provinciale verkeersverbinding (N206) die in zuidelijke richting naar Vogelenzang loopt. Het verlengde van de N206 loopt vanaf de Zandvoorterweg in noordelijke richting verder. De verkeersverbinding tussen de gemeenten Zandvoort en Heemstede (N201) is de belangrijkste in oost – west richting en heeft veel kustverkeer. De overige straten zijn grotendeels 30 km/uur gebieden en hebben een verkeersluw karakter. Aerdenhout heeft een karakteristieke langgerekte verkeersstructuur die is gekoppeld aan de ligging van de strandwallen. De woonstraten zijn vaak kronkelig en worden alleen door bestemmingsverkeer gebruikt. De villa’s hebben vaak een oprit op het 45 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
perceel en in de meeste gevallen wordt geparkeerd op eigen terrein. De bestaande buslijn over de N201 (lijn 80) wordt verbeterd door het aanpassen van bushaltes en het plaatsen van reisinformatiepanelen. Er worden geen nieuwe bushaltes gerealiseerd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Zodoende is ook geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten. Conclusie Het aspect verkeer en infrastructuur vormt geen belemmering. 4.9.
Stedenbouw en duurzaam bouwen
Kader Duurzaam Bouwen Duurzaam Bouwen is een bouwmethode waarbij vanaf het ontwerp tot en met het gebruik zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met het milieu, zowel nu als in de toekomst. Door het gebruik van deze definitie voor duurzaam bouwen heeft de gemeente een brede visie op dit onderwerp. Van energiebesparing bij individuele woningen tot een duurzaam gebouwde (stedelijke) omgeving, op alle niveaus wil de gemeente inspanning leveren om duurzaam bouwen tot een succes te maken; het realiseren van woningen met een 10% verscherpte EPC en het actief verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad uitgedrukt in energielabel met gemiddeld 1% per jaar op grond van het gemeentelijk klimaatbeleid behoort daarbij.. Het beleid voor duurzaam bouwen is vastgesteld in de Beleidsnotitie Duurzaam bouwen. Hiermee geeft de gemeente Bloemendaal tevens invulling aan het klimaatakkoord. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011 Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 14% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden. GPR Gebouw®4 Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Bloemendaal het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. In GPR worden de bouwprestaties gemeten op basis van vijf thema’s: 1. energie 2. milieu (materialen) 3. gezondheid 4. gebruikskwaliteit 5. toekomstwaarde De prestaties worden uitgedrukt in een rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit.
46 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
De ambitie van de gemeente is bepaald op een score van 7.0 op het thema energie en gemiddelde score van 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Onderzoek Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Binnen dit bestemmingsplan kan bij nieuwbouw worden voldaan aan de doelstellingen van duurzaam bouwen. Bij nieuwbouwplannen wordt er naar gestreefd zoveel mogelijk aan te sluiten bij het beleid op het gebied van duurzaam bouwen. Conclusie Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Eventueel vervangende nieuwbouw zal moeten voldoen aan de gemeentelijke eisen met betrekking tot duurzaamheid.
47 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
48 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
HOOFDSTUK 5 PLANBESCHRIJVING 5.1.
Uitgangspunten
Het onderhavige bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en legt in hoofdzaak de vigerende planologische situatie vast. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan omvat een gebied dat voorheen was onderverdeeld in een 19-tal vigerende plannen waarvan 11 bestemmingsplannen, en 8 herzienings-, wijzigings- en uitwerkingsplannen. Doel van het bestemmingsplan is dan ook te streven naar uniformiteit in de bestemmingsregeling. Ruimtelijke structuur De Nota Erfregeling is het uitgangspunt voor de opzet van nieuwe bestemmingsplannen. In de oude bestemmingsplannen zijn de woningen (hoofdgebouw) opgenomen in ruime bouwvlakken. Dit gaf de mogelijkheid om binnen het bouwvlak aanbouwen te realiseren. In de erfbestemming was dat niet mogelijk. Het erf was bedoeld voor bijgebouwen, zoals garages of bergingen. Een woningaanbouw, zoals een keuken of serre was hierbinnen niet mogelijk. In het nieuwe ruimtelijke beleid (vanaf 1999) worden aanbouwen aan de woning wel toegestaan op het erf. Verder is een gedifferentieerd (meestal ruimere) regeling voor de oppervlakte van erfbebouwing ingevoerd, inclusief al dan niet overdekte zwembaden. Ook worden fietsenbergingen in de voortuin bij tussenwoningen mogelijk gemaakt. Voor het bepalen van de ruimtelijke structuur is uitgegaan van de juridisch-planologische situatie van de geldende bestemmingsplannen. Voor de hoofdbebouwing (voor alle functies) wordt daarom uitgegaan van de hierin opgenomen maatvoering. In de geldende bestemmingsplannen zijn geen bouwhoogtes geregeld, maar maximale goothoogtes en, maar niet overal, de maximale dakhelling. De vigerende maximale goothoogtes zijn tevens de maximaal toegestane goothoogtes. De goot- en bouwhoogtes zijn geïnventariseerd in het veld. De bestaande woningen (hoofdgebouwen) zijn perceelsgewijs (vrijstaand en twee-ondereen-kap) of met bouwstroken (aaneengesloten woningen), of bouwvlakken (gestapelde woningen) ingetekend. Het voor-, achter- en zijerf is (grotendeels) gelegen buiten de bouwvlakken. Hoewel het bestemmingsplan een beheersplan is, is het mogelijk dat er bouwwerken worden gebouwd (of herbouwd) die al zijn bestemd binnen het vigerend planologisch regime. De aanwezige monumenten zijn beschermd krachtens de Monumentenwet en in het bestemmingsplan opgenomen door middel van een specifieke bouwaanduiding en een bouwregel. Het is onder voorwaarden mogelijk woningen te splitsen. Hiervoor komen alleen vrijstaande woningen in aanmerking van een bepaalde omvang. Het splitsen is mogelijk door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Bij uitvoering van deze wijzigingsbevoegdheid zal onderzoek moeten worden verricht naar alle van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten en dient te worden voldaan aan randvoorwaarden. Omdat voor de bouw van bouwwerken grond van de Nota Erfregeling van de 2005) onderscheid gemaakt wordt in regelingen voor erfbebouwing, is er
die behoren bij een woning in het plangebied op gemeente Bloemendaal (vastgesteld in december verschillende woongebieden, met onderscheiden voor gekozen de tuinen aan te duiden met
49 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
bouwaanduidingen waarin de gebiedstypen zijn opgenomen die corresponderen met de nota erfbebouwing. Voor de aanwezige sportvelden in de gemeente Bloemendaal zijn beleidsregels opgesteld op basis van een landschapsanalyse voor de inrichting van de sportvelden. In de landschapsanalyse is gekeken naar het landschap rond de sportvelden, belevingsaspecten van de omgeving met de daarbij behorende landschappelijke en visuele waarden. Per sportveld is maatwerk geleverd. In de beleidsregels zijn eisen gesteld aan zichtlijnen, lichtmasten, vlaggenmasten, kunstgras, afscheidingen en overige elementen. De beleidsregels zijn in de regels van de bestemming ‘Sport’ verwerkt. Op het perceel van de Antoniusschool, Teding van Berkhoutlaan 20, staan momenteel een dislokatie voor de school en een noodgebouw voor de peuterspeelzaal. Beide gebouwen zullen worden gesloopt. Ter vervanging van deze gebouwen wordt een nieuwe uitbreiding aan de school gebouwd. De uitbreiding betreft 250 m² voor twee lokalen en 200 m² voor een gezamenlijke ruimte voor de peuterspeelzaal en naschoolse opvang. Verder worden een bergruimte, toiletten en keuken voorzien. De totale oppervlakte van de nieuwbouw bedraagt 550 m². De uitbreiding past binnen de uitgangspunten van de Bloemendaalse structuurvisie. Ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt is geen bezwaar tegen deze nieuwbouw. Het bouwvlak is zodanig op de verbeelding ingetekend, dat de uitbreiding past binnen het bouwvlak. Functionele structuur Ook voor de functionele structuur geldt dat alle vigerende functies zodanig worden bestemd of worden mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Het plangebied bestaat voornamelijk uit woningen. Wonen vormt dan ook de hoofdfunctie van het plangebied. Het is toegestaan aan huis verbonden vrije beroepen uit te oefenen zoals een arts, notaris of advocaat. Het gaat om aan bedrijfsactiviteiten binnen milieucategorie 1 tot een maximumvloeroppervlak van 30% per woning en maximaal 60 m2. Er is een mogelijkheid opgenomen voor het afwijken van deze gebruiksregels om ook een bedrijf aan huis toe te staan. Dit betreft ook bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 2 en met een maximum vloeroppervlak van 60 m2. Seksinrichtingen zijn expliciet uitgesloten. Vigerende maatschappelijke bestemmingen worden in principe als zodanig bestemd waarbij dezelfde gebruiks- en bouwregels gelden. In de meeste gevallen gaat het om scholen. Binnen de bestemming bedrijven is een telefooncentrale geregeld, zoals deze ook binnen de vigerende regeling is opgenomen. Hetzelfde geldt voor een kantoorvilla binnen de bestemming kantoor. Voor groen en water wordt uitgegaan van de vigerende situatie zoals opgenomen in de verschillende plannen. De gehele EHS en de Natura-2000 gebieden zijn bestemd met de bestemming Natuur zodat met de regeling wordt voldaan aan de verplichting tot instandhouding en bescherming van de natuurwaarden. 5.2.
Juridische planopzet
De regels bestaan uit vier hoofdstukken: Inleidende regels (hoofdstuk 1) Bestemmingsregels (hoofdstuk 2) Algemene regels (hoofdstuk 3) Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)
50 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen. Hoofdstuk 1 Inleidende regels In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde begrippen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Agrarisch De gronden die eerder voor agrarische doeleinden zijn bestemd zijn in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. In het plangebied bevindt zich één agrarisch bouwperceel, namelijk Vogelenzangseweg 14a. Bedrijf Aan de Aerdenhoutsduinweg 3 is een nutsbedrijf in de vorm van een telefooncentrale aanwezig. Deze is als zodanig bestemd. Groen De in de vigerende bestemmingplannen opgenomen (openbare) groenvoorzieningen zijn bestemd als “Groen”, zonodig met een nadere aanduiding voor toegelaten bouwwerken. Horeca - 2 Het pannenkoekenhuis aan de 1e Leijweg is als zodanig bestemd met de bestemming “Horeca - 2”. In het plangebied zijn geen andere horecavestigingen aanwezig. Kantoor Aerdenhout heeft primair een woonfunctie. Daar waar een zelfstandig kantoor aanwezig is, is deze positief bestemd. Er wordt geen ruimte tot uitbreiding geboden. Maatschappelijk De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn als “Maatschappelijk” bestemd. Dit betreffen scholen, medische voorzieningen en religieuze instellingen. Uitwisseling van functies is binnen de bestemming mogelijk. Natuur Zowel de EHS als de Natura-2000 gebieden die binnen het plangebied vallen, zijn bestemd als natuur en hebben als zodanig een beschermend karakter waarin de natuurwaarden centraal staan. Hiermee wordt voldaan aan het doel van behoud en ontwikkeling van de EHS en de Natura-2000 gebieden. Natuur-1 In de vigerende bestemmingsplannen zijn deze gronden bestemd als ‘Landschappelijke tuin’, met zeer beperkte bouwmogelijkheden. In de bestemming is deze geldende regeling gecombineerd met de Nota Erfregeling. Doeleinden van behoud en versterking van de natuurwaarden en landschappelijke waarden staat voorop.
51 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Natuur-2 In de vigerende bestemmingsplannen zijn deze gronden bestemd voor Doeleinden voor natuur en landschap met agrarisch gebruik (NA)’, met zeer beperkte bouwmogelijkheden. De geldende regeling is in de bestemming “Natuur–2” overgenomen. Doeleinden van behoud en versterking van de natuurwaarden en landschappelijke waarden staan voorop. Agrarisch gebruik (grasland) is binnen de hoofddoelstelling voor natuurdoeleinden mede mogelijk. Recreatie Ter plaatse van de golfbaan is de bestemming “Recreatie” opgenomen. Sport De aanwezige sportvoorzieningen, zoals tennisbanen en de hockeyvelden met de daarbij behorende voorzieningen, zijn als “Sport” bestemd. Tuin Tuinen komen in beginsel niet voor bebouwing in aanmerking. Overeenkomstig de Nota Erfregeling (vastgesteld in december 2005) is onder omstandigheden enige erfbebouwing toelaatbaar. In de Nota Erfregeling is onderscheid gemaakt in verschillende woongebieden, met onderscheiden regelingen voor erfbebouwing op erven en tuinen. In het bestemmingsplan is er voor gekozen de gronden die bestemd zijn voor tuinen onder te verdelen door middel van specifieke aanduidingen, elk met een onderscheiden bebouwingsregeling. De normering uit de nota Erfregeling is in de bestemmingsregels vertaald. Verkeer Alle openbare gronden die voor verkeer en verblijf in gebruik genomen mogen worden, zijn in deze bestemming begrepen. In de bestemmingsomschrijving is tevens opgenomen, dat de gronden bestemd zijn voor onder meer bermen, groen en water. Water Watergangen en -partijen die waterhuishoudkundige betekenis hebben, zijn in het bestemmingsplan als zodanig bestemd met de bestemming “Water”. Wonen Zowel de begrenzing als de inhoud van de woonbestemmingen uit de vigerende bestemmingsplannen zijn als vertrekpunt genomen, waarbij de vigerende rechten zijn geaccepteerd. In de bestemmingsregeling is het vastgestelde ruimtelijke beleid van de gemeente Bloemendaal vertaald. Dit heeft in hoofdzaak betrekking op de mogelijkheden tot splitsing van woningen en toelaatbare erfbebouwing. De bouwvlakken rond de woningen zijn ‘strakker’ ingetekend in vergelijking met het oude bestemmingsplan. Binnen de bestemming zijn grondgebonden woningen toegestaan. Gestapelde woningen zijn op de verbeelding met een aanduiding aangegeven. Het splitsen van woningen is onder voorwaarden toegestaan door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zal aangetoond moeten worden, dat de woningen voldoen aan de gestelde, voornamelijk milieuhygiënische, randvoorwaarden. Erven bij woningen komen in aanmerking voor bebouwing. Overeenkomstig de Nota Erfregeling (december 2005) is erfbebouwing toelaatbaar. De Nota Erfregeling van de gemeente Bloemendaal maakt onderscheid tussen verschillende woongebieden, met
52 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
onderscheiden regelingen voor erfbebouwing op erven en tuinen. Gekozen is om de toegestane oppervlakte aan erfbebouwing per perceel aan te geven. Bij woningen is het toegestaan vrije aan huis verbonden beroepen uit te oefenen zoals arts, notaris of advocaat. Voor het uitoefenen van bedrijf aan huis is een afwijking opgenomen. Er is een mogelijkheid tot het afwijken van de bouwregels om tot 2 meter hoger te bouwen. Hierbij is het ook mogelijk een extra bouwlaag bij bungalows met een kapconstructie te realiseren. Voor deze afwijking geldt dat geen onevenredige hinder voor de aangrenzende bestemming mag optreden, de realisatie in milieuhygiënisch verantwoord moet zijn en dat dit in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving. Leiding – Gas Door het plangebied loopt een aardgas transportleiding van de Gasunie. De diameter van de leiding bedraagt 6,63 inch en de maximale werkdruk 40 bar. De bijbehorende risicocontour (Pr10-6) bedraagt 0 meter. Door middel van de dubbelbestemming wordt een ongestoorde ligging van de leiding gewaarborgd. Waarde - Archeologie Conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart is de archeologische waarde in het plangebied met diverse dubbelbestemmingen beschermd. Hierbij is onderscheid gemaakt in zeven verschillende verwachtingswaarden. De archeologische waarden worden door middel van een verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen het bestemmingsplan beschermd. Hoofdstuk 3 Algemene regels In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Anti-dubbeltelregel In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen. Algemene bouwregels In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders. Algemene gebruiksregels In dit artikel is aangegeven wat onder strijdig gebruik van de gronden wordt verstaan. Algemene afwijkingsregels Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.
53 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Algemene wijzigingsregels In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een afwijking geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens. Algemene procedureregels Dit artikel regelt de procedure die het bevoegd gezag dient te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijking- of wijzigingsregels. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald. 5.3
Bestemmingsmethodiek
De in dit bestemmingsplan gekozen bestemmingen voldoen geheel aan de wettelijk verplichte normen zoals die worden gesteld binnen de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) en de RO-standaarden-2008. Deze methoden hebben de basis gevormd bij het opstellen van de regels en keuze van bestemmingen. Daarnaast is het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Bloemendaal als vertrekpunt genomen. Dit handboek geeft uitgangspunten over onder andere de werkwijze, totstandkoming, opmaak en technische achtergrond van zowel toelichting, regels als verbeelding. Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is de GBKN d.d. juni 2010 gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. De tekenmethode voor de geometrische plaatsbepaling is geheel uitgevoerd volgens de wettelijke regels van de IMRO-coderingen. Sinds 1 januari 2010 moeten alle ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Dit gebeurd via de systematiek van Digitale Uitwisseling Ruimtelijke Plannen (DURP) waarbij het bestemmingsplan op de website www.ruimtelijkeplannen.nl wordt geplaatst.
54 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
HOOFDSTUK 6 UITVOERBAARHEID 6.1.
Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend plan en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Zodoende is het ook niet nodig om plankosten te verhalen op derden en hoeft derhalve ook geen anterieure overeenkomst te worden gesloten of een exploitatieplan te worden opgesteld. 6.2.
Handhaving
Inleidend Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of afwijking. Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
55 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. 6.3. 6.3.1.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraakprocedure
Voorafgaand aan de inspraakprocedure zijn de inwoners van de gemeente door middel van een publicatie geïnformeerd over de actualisering van de bestemmingsplannen en de nieuwe bestemmingsmethodiek. Hierbij zijn de bewoners/eigenaren in de gelegenheid gesteld nog gebruik te maken van de mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen bieden, door middel van het indienen van een bouwaanvraag. Het voorontwerpbestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn is een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. De gemeente heeft een inloopavond georganiseerd waarbij het voorontwerpbestemmingsplan is gepresenteerd. De ontvangen inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord en als bijlage bij deze toelichting gevoegd. 6.3.2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties: VROM Inspectie, Regio Noord-West Provincie Noord-Holland Hoogheemraadschap van Rijnland Gasunie Gemeente Heemstede Gemeente Zandvoort De ontvangen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord en als bijlage bij deze toelichting gevoegd. 6.3.3.
Zienswijzeprocedure
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg is de bestemmingsplanprocedure voortgezet. De aanpassingen die volgden uit de inspraakreacties en de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de 56 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. In beginsel betekent dit ook dat de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties moet worden toegezonden (artikel 3:13 Awb). Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan.
57 bestemmingsplan Aerdenhout 2011 - toelichting - ontwerp
Bijlage 1: Nota van inspraak en overleg
1.
Inleiding
Het voorontwerpbestemmingsplan “Aerdenhout” heeft van 25 maart tot en met 5 mei 2011 – ingevolge de gemeentelijke inspraakverordening - ter inzage gelegen op het gemeentehuis en is digitaal beschikbaar gesteld via ruimtelijkeplannen.nl. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overleginstanties zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 29 maart 2011 is een inloopavond georganiseerd waarbij belangstellenden de mogelijkheid hadden vragen te stellen over het bestemmingsplan. Gedurende de termijn van de terinzagelegging zijn 7 overlegreacties en 35 inspraakreacties ingekomen. In deze ‘Nota van Inspraak en Overleg’ zijn de inspraak- en overlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan samengevat en door het college van burgemeester en wethouders beantwoord. Daarbij is aangegeven of naar aanleiding van de reactie wijzigingen worden doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan. De inspraakreacties van natuurlijke personen zijn om privacyredenen geanonimiseerd.
2.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Overlegreacties ex artikel 3.1.1 Bro Overlegreactie Gemeente Heemstede Gemeente Zandvoort Provincie Noord-Holland Gasunie VROM-Inspectie Hoogheemraadschap Rijnland Gemeente Haarlem
Datum 04-04-2011 30-03-2011 30-03-2011 18-04-2011 28-04-2011 04-05-2011 29-04-2011
Kenmerk 2011010190 2011009750 2011009505 2011011841 2011012890 2011008132 2011014099
Overlegreactie 1 Samenvatting De gemeente Heemstede heeft geen opmerkingen gemaakt over het voorontwerpbestemmingsplan. Reactie Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Overlegreactie 2 Samenvatting Gemeente Zandvoort geeft aan dat het gebied ‘het Naaldenveld’ zowel binnen de grenzen van de gemeente Bloemendaal als binnen de grenzen van de gemeente Zandvoort ligt. In het bestemmingsplan ‘Strand en Duin’ van de gemeente Zandvoort heeft ‘het Naaldenveld’ naast de bestemming ‘Natuur’ tevens de aanduiding ‘scoutingterrein’. Het scoutingterrein betreft een verenigingskampeerterrein voor maximaal 150 kampeermiddelen. Volgens het bestemmingsplan ‘Aerdenhout’ heeft het betreffende gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Bloemendaal deze bestemming niet terwijl het terrein als zodanig wel in gebruik is. Verzocht wordt om gelijk aan de systematiek van de gemeente Zandvoort het Naaldenveld van een vergelijkbare aanduiding te voorzien. Reactie Op de verbeelding zal ter plaatse de aanduiding ‘verenigingsleven’ worden opgenomen in de bestemming Natuur. In de bestemmingsomschrijving zal worden aangesloten op de regeling in Zandvoort, namelijk een verenigingskampeerterrein voor scouting gedurende de periode 1 april tot 1 oktober. Conclusie De reactie geeft aanleiding de regels en de verbeelding aan te passen.
Overlegreactie 3 Samenvatting De Provincie Noord-Holland heeft de volgende op- en aanmerkingen: a. Tabel op blz. 9: Juliana van Slotberglaan moet zijn Juliana van Stolberglaan. b. Blz. 14: De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is bekend gemaakt in het Provinciaal Blad van 2 november 2010 en op 3 november 2010 in werking getreden. Reactie Bovenstaande opmerkingen zullen in de toelichting bij het bestemmingsplan worden verwerkt. Conclusie De reactie geeft aanleiding de toelichting aan te passen. Overlegreactie 4 Samenvatting Planregels a. De Gasunie geeft aan dat de opgenomen werken of werkzaamheden onvoldoende zijn om een veilig en bedrijfszeker gastransport te kunnen waarborgen en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding te beperken. De Gasunie verwijst naar artikel 14, tweede lid, sub b van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Verzocht wordt om artikel 18 (Leiding – Gas) lid 4 zodanig aan te passen dat de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, uitgevoerd binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leidingen (belemmeringenstrook), behoudens een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘aanleg’ zijn verboden: - het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Toelichting b. In hoofdstuk 4.2 ‘Externe veiligheid’ wordt onder andere ingegaan op het externe veiligheidsbeleid rondom gastransportleidingen. De Gasunie verzoekt om de aangegeven afstanden te gebruiken bij de verantwoording van het groepsrisico bij de verdere planontwikkeling. c. De Gasunie wijst erop dat de gemeente zelf verantwoordelijk is voor de verantwoording van het GR en behoort dit samen met het PR op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan. d. Gelet op het consoliderende karakter van het plan waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden toegelaten is de verwachting dat het groepsrisico niet zal stijgen. De Gasunie geeft aan dat ondanks dit feit, het bestaande groepsrisico inzichtelijk en verantwoord dient te worden in de toelichting (verwezen wordt naar art. 11 en 12 Bevb). De Gasunie adviseert om ook een berekening uit te (laten) voeren, mede omdat binnen 5 jaar na inwerkingtreding van het Bevb een bestemmingsplan in overeenstemming moet zijn met het Bevb (verwezen wordt naar art. 19 Bevb). Reactie Ad a. Het aanlegvergunningvereiste in artikel 18.4 van de planregels zal worden aangevuld met genoemde werken en werkzaamheden. Ad b, c, en d. Een kwantitatieve risico analyse (QRA) vanwege de gasleiding is opgesteld en is in de toelichting opgenomen.
Conclusie De reactie geeft aanleiding de regels, de verbeelding en de toelichting aan te passen. Overlegreactie 5 Samenvatting De VROM-Inspectie heeft geen opmerkingen gemaakt over het voorontwerpbestemmingsplan. Reactie Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Overlegreactie 6 Samenvatting Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft de volgende op- en aanmerkingen: a. Op de plankaart zijn niet alle hoofdwatergangen opgenomen; verzocht wordt dit alsnog te doen. De hoofdwatergangen staan op de legger en deze is beschikbaar via de website van het waterschap. b. Het waterschap geeft aan dat in het plangebied het afvalwatertransportgemaal Aerdenhout en de afvalwatertransportleiding van het transportgemaal zijn gelegen. Verzocht wordt om een strook grond te bestemmen voor de genoemde leiding. Deze strook heeft minimaal een breedte van de leiding plus 2,5 meter aan weerszijden van de leiding (en een en ander aan te passen ook conform de door het waterschap geleverde bijlage). c. Het waterschap geeft aan dat bij werkzaamheden binnen de voor de leiding bestemde grond contact opgenomen dient te worden met de beheerder van de leiding. Ter bescherming van de binnen het plangebied gelegen afvalwatertransportleiding zijn de volgende werken en werkzaamheden niet toegestaan op de voor de leiding bestemde grond: het uitvoeren van ontgrondingen, het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen, het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het verrichten van graafwerkzaamheden, ander dan normaal spit- en ploegwerk, het verrichten van grondophopingen, het indrijven van voorwerpen en bebouwingen. d. Het waterschap wijst erop dat de aanwezigheid van het gemaal consequenties heeft voor ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden vanwege de geurcontouren van het gemaal. Bij rioolgemalen moet hiervoor een afstand van 30 meter uit de gevel worden gerekend. Reactie Ad a. De bedoelde hoofdwatergangen zullen als zodanig worden bestemd, met de genoemde breedte. Ad b, c. De afvalwatertransportleiding wordt niet in het bestemmingsplan opgenomen. Bij uitvoering van werkzaamheden wordt altijd een clickmelding uitgevoerd, waarmee de kans op beschadiging van de leiding wordt uitgesloten. Ad d. In dit plandeel (blad 5 van de verbeelding) zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Conclusie De reactie geeft aanleiding de verbeelding aan te passen voor wat betreft het opnemen van de hoofdwatergangen.
Overlegreactie 7 Samenvatting In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in een gewenste langzaamverkeersverbinding over de Houtvaart. Deze verbinding moet zorgen voor een aanvullende regionale fietsroute die voorziet in een leemte in zowel het west-oost fietsverkeer v.v. als ook in het noord-zuid fietsverkeer v.v. zonder daarbij de barrière van de N208 te hoeven kruisen. De gemeente is van mening dat deze verbinding een meer prominente plaats in het bestemmingsplan moet innemen. Reactie Over de betreffende fietsroute heeft nog geen bestuurlijke besluitvorming plaatsgevonden en is daarom niet in het bestemmingsplan opgenomen. Conclusie De reactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
3.
Inspraakreacties
Inspraakreactie 1.
2.
3.
4. 5.
6.
7.
8.
9.
10. 11.
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Adres Mr. H. Enschedeweg 9a, 2111 EA Aerdenhout Mr.H. Enschedeweg 13, 2111 EA Aerdenhout Zwaluwenweg 11, 2111 HC Aerdenhout Bellamylaan 1, 2111 CH Aerdenhout Zwaluwenweg 17, 2111 HC Aerdenhout Zwaluwenweg 22, 2111 HC Aerdenhout Zwaluwenweg 26, 2111 HC Aerdenhout Nachtegalenlaan 3, 2111 HE Aerdenhout Zwarteweg 5, 2111 AJ Aerdenhout Zwarteweg 8, 2111 AJ Aerdenhout Zwarteweg 10, 2111 AJ Aerdenhout Oosterduinweg 213, 2111 XG Aerdenhout
Corsanr. 2011009733 2011009506 2011013046
2011009422 2011009741 2011009742 2011012787 2011009743 2011013388 2011012030 / 2011012031 2011012282
2011009735 Oosterduinweg 265, 2111 XH Aerdenhout Leeuwerikenlaan 3, 2111 HA Aerdenhout Leeuwerikenlaan 11, 2111 HA Aerdenhout Zandvoorterweg 44a, 2111 GW Aerdenhout Zandvoorterweg 61a, 2111 GT Aerdenhout Westerduinweg 5, 2111 VJ Aerdenhout Lt. Gen. Foulkeslaan 16, 2111 XG Aerdenhout Van Vollenhovenlaan 28, 2111 HH Aerdenhout
Betreffende perceel (alleen van toepassing indien anders dan huisadres)
2011012294 2011011970 2011009738
2011012967 2011009734 2011009736 2011009737
Zwaluwenweg 15
21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. <
33. 34. 35.
Verenigd Europalaan 12, 2111 WK Aerdenhout Juliana van Stolberglaan 22, 2111 CL Aerdenhout Grenslaan 18, 2111 GH Aerdenhout Van Haemstedelaan 21, 2111 CW Aerdenhout Karel Doormanlaan 8, 2111 XD Aerdenhout Slingerweg 10, 2111 AH Aerdenhout De Waal Malefijlaan 4, 2111 BV Aerdenhout Houtplein 10, 2012 DG Haarlem Tollenslaan 16, 2111 CR Aerdenhout Overste den Oudenlaan 2, 2111 WE Aerdenhout Golfclub Mariënweide Oscar Mendliklaan 4, 2111 AS Aerdenhout Brada-Kuttner advocaten namens de direct omwonenden van de sportvelden Aerdenhoutse Mixed Hockey Club Rood-Wit Stichting Ons Bloemendaal Lt. Gen. Foulkeslaan 1 2111 WH Aerdenhout
2011009739 2011009740 2011010996 2011011470 2011011677 2011011832 2011012571 2011012576 2011013387 2011013507 2011013621 2011013737
2011021423 2011049779
Inspraakreactie 1, Mr. H. Enschedeweg 9a Samenvatting geeft aan dat het bouwvlak van zijn/haar woning ten opzichte van de tuin te klein is ingetekend. Reactie In het geldende bestemmingsplan Hoogh Duijne 1989 is het bouwvlak aan de achterzijde iets ruimer. Het bouwvlak in het nieuwe bestemmingsplan is ingetekend overeenkomstig het ruimtelijk beleid in de Nota Erfregeling. De situering van de bestemming Tuin is neergelegd vanwege de ligging aan twee openbare wegen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 2, Mr. H. Enschedeweg 13 Samenvatting a. vraagt zich af waarom een gedeelte van de oorspronkelijke woning buiten het bouwvlak met dunne lijntjes is getekend. b. geeft aan dat alle woningen rondom het huis van inspreker een veel hogere gooten nokhoogte hebben. geeft aan dat toekomstige bewoners hier grote problemen mee kunnen hebben. c. geeft aan dat op de plankaart de driehoek met de mogelijkheden voor extra bouwvlakken ontbreekt en vraagt zich of de uitbreidingsmogelijkheden wellicht gerelateerd zijn aan de perceelsgrootte. Het perceel van omvat 3000 m². Reactie Ad a. Het bestemmingsplan is ingetekend overeenkomstig het bouwvlak zoals dat is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Hoogh Duijne 1989. Ad. b. Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. Om die reden zijn in het bestemmingsplan de goot- en nokhoogte van de huidige woning opgenomen. Ad c. Het symbool maximumoppervlakte (60 m²) zal worden ingetekend in het betrokken bestemmingsvlak. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 3, Zwaluwenweg 11 Samenvatting Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat de bestemming van het door de hockeyclub van de gemeente gehuurde terrein (na 45 jaar) is gewijzigd van ‘Recreatie’ (bestemd voor veld- en ruitersport) in twee aparte bestemmingen, namelijk ‘Sport’ en ‘Recreatie/golf’. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat de gemeente mondeling heeft aangegeven dat het hier gaat om een vastlegging van een bestaande situatie en overeenkomstig een bepaling uit de verleende bouwvergunning voor de aanleg van 3 kunstgrasvelden in 2003. Hockeyclub Rood-Wit is het hier niet mee eens, en geeft hiervoor de volgende argumenten: 1. De wijziging betekent dat in de toekomst geen zesde gras- of kunstgrasveld voor hockey kan worden aangelegd. Volgens hockeyclub Rood-Wit zou dit echter wel tot een van de mogelijkheden
2.
3.
4.
5.
6.
7.
behoren om iets aan de wachtlijsten te doen, en begrijpt de keuze van de gemeente niet om in dit stadium hier al een streep doorheen te zetten. Doordat aan de bestemming ‘Recreatie’ ook specifiek de aanduiding ‘golf’ is toegevoegd kiest de gemeente voor een sport waarvoor het animo landelijk afneemt, ten nadele van hockey waarvan de populariteit groeiende is. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat dit ook de feitelijke situatie ter plekke is, met een dalend ledenaantal voor golfclub Mariënweide en een ledenstop voor de jeugd bij hockeyclub Rood-Wit. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat de bestemming ‘Recreatie/golf’ suggereert dat golf geen sport is. Volgens de hockeyclub is golf wel degelijk een sport en de beoefening daarvan zou plaats moeten vinden op gebieden met bestemmingen waar sport is toegestaan. Bij Mariënweide zou het, net als in de bestaande situatie, moeten vallen onder de bestemming ‘Sport’. In de bestemmingsomschrijving van ‘recreatie’ (art. 12.1.1) zijn de voor Recreatie aangewezen gronden bestemd voor dagrecreatieve activiteiten. In artikel 12.1.2 zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘golfbaan’ uitsluitend bestemd voor een golfbaan met bijbehorende voorzieningen. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat dit betekent dat de gronden niet zijn bestemd voor recreatie maar uitsluitend voor de golfsport, dat helemaal niets met de bestemming ‘recreatie’ te maken heeft. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat de huidige bestemming ‘Recreatie’ zowel hockey als golf toelaat. Om het huidige golfgebruik te kunnen vastleggen en golfclub Mariënweide bescherming te bieden in verband met geplande investeringen verzoekt hockeyclub Rood-Wit de bestemming op het door de hockeyclub gehuurde terrein niet te splitsen in ‘Sport’ en ‘Recreatie/golf’, maar alles als ‘Sport’ te bestemmen. In het onderhuur contract tussen Rood-Wit en Mariënweide kan dan rekening gehouden worden met de investeringsbelangen van golfclub Mariënweide. Hockeyclub Rood-Wit vindt de splitsing in bestemming een kunstgreep die niet echt logisch is. De hockeyclub geeft aan dat het hele gebied inclusief de ruiterclub momenteel dezelfde bestemming heeft, namelijk veld en ruitersporten. In het voorstel wordt kunstmatig de bestemming gesplitst. Hockeyclub Rood-Wit is van mening dat het geen natuurlijke scheidslijnen betreft en het gebied dat momenteel als ‘recreatie/golf’ is aangeduid op zichzelf geen eigen functie heeft. Daarnaast is het voor serieuze golf een ongeschikt onderdeel van het terrein aangezien er uit veiligheidsoverwegingen niet tegelijk met hockey gespeeld kan worden. Het gebied dat in het voorstel is bestemd als ‘Sport’ is te eng bepaald direct rond de huidige kunstgrasvelden. Voor de wedstrijden dient ingelopen en ingeslagen te worden op het omliggende grasveld. Het hele noord-westelijke deel van het terrein wordt daar momenteel ook voor gebruikt. Hetzelfde geldt voor de strook tussen veld 5 en buurman Floris. Ook het vierkant tussen het clubhuis, veld 1 en veld 5 wordt hier nu voor gebruikt. Hier is nu een vergunningaanvraag voor ingediend om dit deel om te zetten in een mini kunstgrasveldje. Hockeyclub Rood-Wit is van mening dat deze gebieden tevens de bestemming ‘Sport’ dienen te krijgen/houden en niet ‘recreatie/golf’. De hockeyclub geeft aan dat wat hun betreft, net als nu, wel gegolfd kan blijven worden als er niet gehockeyd wordt. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat in de bouwvergunning voor aanleg van 3 kunstgrasvelden in 2003 een bepaling is opgenomen die aangeeft dat nadat golfclub Mariënweide over een ander golfterrein beschikt, de overgebleven ruimte (tussen kunstgrasvelden en singel) niet wordt gebruikt voor recreatie, maar bestemd voor natuurontwikkeling. In de huidige situatie is echter geen sprake van vertrek van de golfclub, maar juist van uitbreiding. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat de bestemming ‘Sport’ de huidige bestemming beter dekt. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat indien de golfclub om wat voor reden weg zou gaan, de bestemming voor het betreffende gebied ‘recreatie’ zou overblijven, dat juist in tegenspraak is met de bouwvergunning uit 2003. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat het hier niet gaat om vastlegging van eerder gemaakte afspraken conform de bouwvergunning uit 2003 zoals hen mondeling is toegelicht.
8. Hockeyclub Rood-Wit wijst erop dat in het bestemmingsplan de contouren van het oude clubhuis zijn ingetekend en verzoekt om dit aan te passen conform de bestaande situatie met clubhuis en terras. 9. Hockeyclub Rood-Wit is tegen de voorgestelde splitsing in bestemming van het door hun gehuurde terrein in ‘Sport’ en ‘Recreatie/golf’. Zoals uit de plankaart blijkt is het meest logische om het hele gebied Mariënweide (inclusief golf en de ruitersport) de bestemming ‘Sport’ te geven. 10. Hockeyclub Rood-Wit geeft aan dat de voorgestelde bestemmingswijzigingen belemmerend werkt en nu en in de toekomst geen voordelen biedt. Indien de gemeente wil voorkomen dat er de komende jaren op het huidige terrein waarop gegolfd wordt, een zesde kunstgrasveld wordt aangelegd en/of de belangen van golfclub Mariënweide wil waarborgen, dit op andere manieren kan dan op oneigenlijke wijze de bestemming van het terrein te wijzigen. Reactie Ad 1 t/m 7, 9, 10. In het vigerende bestemmingsplan Het Naaldenveld 1993 zijn de gronden bestemd voor recreatieve doeleinden, veld- ruitersporten. Het voorliggende bestemmingsplan bestemt de gronden voor de onderscheiden gebruikers; veldsporten de bestemming Sport, de overige gebruiken de bestemming Recreatie met subbestemmingen. Dit bestemmingplan is conserverend van aard. Er zijn geen concrete plannen, waardoor alleen het huidige gebruik is geregeld. Indien en voorzover de hockeyclub verdere uitbreidingsplannen heeft zullen deze op hun eigen merites worden beoordeeld. e Ad 8. Het bouwvlak is aangepast, overeenkomstig bestemmingsplan Het Naaldenveld, 1 herziening. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van het bouwvlak op de verbeelding. Inspraakreactie 4, achter Zwaluwenweg Samenvatting a. verzoekt om de op het terrein aanwezige opstallen op de plankaart op te nemen. Hierbij gaat het om een houten opstal ten behoeve van het voormalige vakantiehuis en de overige op het terrein aanwezige opstallen ten dienste van de schietbaan (e.e.a. is aangegeven op een bijgevoegde kadastrale kaart). b. is voornemens op het terrein in de toekomst een tweetal zogenaamde duinboerderijen te bouwen en vraagt dan ook om twee kavels als zodanig te bestemmen, elk met een te bebouwen grondoppervlak van 10 bij 15 meter en een goothoogte van 3 meter. geeft aan dat de woningen energieneutraal gebouwd zullen worden en in de huidige bestemming prima zullen passen, gezien ze overeen zullen komen met de aanwezige dienstwoningen in de omliggende landgoederen. geeft voorts aan dat de situering zodanig zal zij dat de opstallen bereikbaar zijn via de op het terrein aanwezige paden en er geen bomen gekapt hoeven te worden. De ontsluiting vaan de Zwaluwenweg kan plaatsvinden via een eigen toegangsweg. geeft aan dat hij bereid is om een eventuele planschade overeenkomst ten gevolge van deze partiële wijziging in de bestemming met de gemeente aan te gaan. Reactie Ad a. Het vakantiehuis is niet bestemd op grond van het vigerende bestemmingsplan. Op basis van het overgangsrecht mag het vakantiehuis blijven staan. Ad b. Op blad 5 is het perceel opgenomen binnen de bestemming Natuur. In het vigerende bestemmingsplan Het Naaldenveld 1993 is het perceel bestemd tot ‘Doeleinden voor natuur en landschap’. De beoogde ontwikkeling is daarmee strijdig. De ontwikkeling is tevens strijdig met het
provinciaal beleid (Ecologische Hoofdstructuur) en het ruimtelijk beleid in de Bloemendaalse structuurvisie. Om die reden zullen ter plaatse geen bouwvlakken worden toegevoegd. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 5, Zwaluwenweg 17 Samenvatting geeft aan dat zijn perceel maximaal voor 60 m² bebouwd kan worden met erfbebouwing in tegenstelling tot 75 m² in de eerdere situatie. Reactie De maximaal toegestane oppervlakte erfbebouwing wordt bepaald aan de hand van de oppervlakte van het perceel en de inhoud van de woning. Deze methode is opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijk beleid voor erfbebouwing, de Bijgebouwenregeling. Op basis van het beleid is op het perceel 65 m² erfbebouwing toegestaan. De verbeelding zal hierop worden aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 6, Zwaluwenweg 22 Samenvatting a. geeft aan dat in het voorontwerpbestemmingsplan ongeveer 250 m² van zijn bouwgrond wordt afgenomen. Daarnaast is de regeling voor wat betreft bijgebouwen onacceptabel. Het gaat namelijk om bijgebouwen die al meer dan 80 jaar staan. Bij de herziening van het bestemmingsplan Naaldenveld in 1991/92 heeft inspreker ook al aan bouwgrond ingeleverd. b. Gezien de huizen die de laatste jaren op de Zwaluwenweg gebouwd zijn is een nokhoogte van 8 m te laag. Reactie Ad. a. Het ontmoet geen bezwaar om aan de noordzijde het bouwvlak in te tekenen conform het bestemmingsplan. Ad. b. Zie reactie bij 2b. De maximum bouwhoogte is conform de bestaande situatie overgenomen. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 7, Zwaluwenweg 26 Samenvatting a. geeft aan dat de gemeenteraad een conserverend bestemmingsplan wenst. Dit betekent echter niet dat het een verstikkend plan moet zijn zonder enige ruimte voor nieuwe, eigentijdse woonopvattingen en afwijkende plattegronden. Nieuwe goede ontwikkelingen moeten een kans krijgen om het woon- en leefklimaat in het dorp van een hoog niveau te houden. geeft aan dat in het belang van een kwalitatieve goede toekomstige ontwikkeling van Aerdenhout het van belang is een minder strikt ingetekend plan of anderszins een ruimte
vrijstellingsmogelijkheid bij vervangende nieuwbouw op te nemen. geeft aan dat in onderhavig bestemmingsplan sprake is van gemiddeld grotere bouwpercelen zodat enige vrijheid wel gegund kan worden. Een voorgeschreven nokhoogte is hierbij wel van belang om het totale dorpsbeeld niet aan te tasten. b. geeft aan dat op zijn perceel twee geschakelde woningen zijn gesitueerd (nr. 26 en 28) en het te bebouwen oppervlak op het erf het dubbele zou moeten bedragen vergeleken bij de enkele woningen in de buurt. c. geeft aan dat het tuin- en erfgedeelte niet op de werkelijke situatie zijn gebaseerd en daarmee onwerkbaar en onrealistisch zijn. Het aanwezige duinmeer, de aanzienlijke hoogteverschillen (max 10 meter) en de aanwezige natuur en bomen vragen een op maat gesneden oplossing. De verdeling tussen tuin en erf is op zich zelf al een misvatting gezien de ligging in het natuurgebied ‘het Naaldenveld’ en het ontbreken van enige zichtrelatie met de openbare weg. d. Tenslotte verzoekt om de eventuele vernieuwbouwlocatie op zijn terrein in het nieuwe bestemmingsplan iets te verschuiven naar een logischer plek waar natuur en bebouwing meer in evenwicht zijn. De locatie leent zich ervoor gezien het perceel 23.000 m² groot is en geen buren in de directe omgeving wonen. wijst eveneens naar de toezegging van mevrouw Brandenburg om bij persoonlijk de situatie op te nemen en gezamenlijk tot een bevredigende oplossing te komen. Reactie Ad. a, b, c, d. Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan, waarin het bestaande gebruik en de bebouwing bestemd worden. Er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die nog niet bekend zijn. Als er concrete bouwplannen zijn, zal hierover een afweging worden gemaakt. Het bouwvlak op het perceel Zwaluwenweg 26 was niet volgens de bestaande situatie ingetekend en is daarom aangepast. De situering van de bestemmingen Wonen, buiten bouwvlak en Tuin zijn bepaald in overeenstemming met het vastgestelde beleid voor erfbebouwing. Deze worden niet aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 8, Nachtegalenlaan 3 Samenvatting geeft aan dat zijn perceel maximaal voor 60 m² bebouwd kan worden in tegenstelling tot 75 m² eerder en vraagt zich af wat hiervan de reden is. Reactie De maximaal toegestane oppervlakte erfbebouwing wordt bepaald aan de hand van de oppervlakte van het perceel en de inhoud van de woning. Deze methode is opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijk beleid voor erfbebouwing, de Bijgebouwenregeling. Op basis van het beleid is op het perceel 70 m² erfbebouwing toegestaan. De verbeelding zal hierop worden aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding.
Inspraakreactie 9, Zwarteweg 5 Samenvatting a. verzoekt medewerking te verlenen om aan de Zwarteweg op hun perceel in de rooilijn van de al aanwezige bebouwing een bouwvlak op te nemen voor een (door één van hun kinderen) nieuw te bouwen woning. geeft aan dat zij op korte termijn wellicht zorgbehoevend zullen zijn en dan kan mantelzorg dichtbij worden geboden. Daarnaast wordt met de opbrengst van het nieuwe perceel de instandhouding van het Rijks- en provinciaal monument (Zwarteweg 5) voor langere tijd verzekerd. Volgens gaat het bij de nieuwbouw van de woning slechts om een functiewijziging aangezien in de bestemming Natuur volgens het voorontwerpbestemmingsplan gebouwd mag worden. geeft aan dat in de bestemming Natuur de mogelijkheid ontbreekt tot ontsluiting van het perceel via een toegangsweg. b. vraagt zich af waarom afstandseisen van erfafscheidingen tot de perceelsgrens in het bestemmingsplan zijn opgenomen terwijl e.e.a. valt onder vergunningvrij bouwen. Reactie Ad. a. Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. Dat betekent dat de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik bestemd worden. Over het verzoek voor het bouwen van een woning heeft reeds besluitvorming plaatsgevonden. Dit verzoek is afgewezen. Om die reden wordt geen bouwvlak opgenomen. Ad. b. De bouwregels met betrekking tot erfafscheidingen gelden alleen voor zover ze niet vergunningvrij zijn. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 10, Zwarteweg 8 Samenvatting a. verzoekt om in het bestemmingsplan de aanbouw op te nemen die in 2007 is gerealiseerd. De vergunning voor de aanbouw is verleend per 15 december 2006. b. geeft aan dat in het voorontwerp enkel het bebouwde gedeelte binnen het bouwvlak is opgenomen en is de niet bebouwde ruimte in het bouwvlak komen te vervallen. Gezien de grootte van het perceel en de grootte van het huis vindt dit niet rechtvaardig en verzoekt dit deel alsnog binnen het bouwvlak op te nemen. c. De bouwmogelijkheid op het erfgebied is verkleind van 85 m² naar 70 m². Volgens is dit, gezien de grootte van het perceel en de huidige bebouwing, een sterke en onevenredige beperking van de mogelijkheden ten opzichte van de huidige situatie. d. geeft aan dat de nokhoogte en goothoogte worden beperkt, terwijl de praktijk van zijn huis uit 6 verschillende woonhoogtes bestaat aangezien het op een duin is gebouwd. Volgens strookt de praktijk niet met de intentie van het voorontwerp en is er veel onduidelijkheid. verzoekt dan ook om e.e.a. te verduidelijken. e. Tevens verzoekt om een praktische verdeling van het erfgebied en het tuingebied waarbij de aanbouw (2007) ook binnen het erfvlak komt te vallen. f. Tenslotte geeft aan dat het bestemmingsplan voor hen onevenredig zwaar uitvalt, en dat er sprake is van een duidelijke directe kapitaalschade en toekomstige ontwikkelingsschade.
Reactie Ad. a. Het bouwvlak zal worden aangepast, zodat de aanbouw binnen de bestemming Wonen, buiten bouwvlak komt te liggen. Ad. b. Het bestemmingsplan Aerdenhout-Bentveld had een ruimer bouwvlak. De ruimte in het bouwvlak komt in het nieuwe bestemmingsplan te vervallen. Het bouwvlak is ingetekend op basis van het vastgestelde ruimtelijk beleid in de Bijgebouwenregeling. Het bouwvlak wordt niet aangepast. Ad. c. De maximaal toegestane oppervlakte erfbebouwing wordt bepaald aan de hand van de oppervlakte van het perceel en de inhoud van de woning. Deze methode is opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijk beleid voor erfbebouwing, de Bijgebouwenregeling. Op basis van het beleid is op het perceel 65 m² erfbebouwing toegestaan. De maximaal toegestane oppervlakte wordt niet aangepast. Ad. d. De goothoogte is overgenomen uit vigerend bestemmingsplan Aerdenhout – Bentveld. De bouwhoogte is geïnventariseerd. De bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil. Ad. e. Zie reactie bij a en c. Ad. f. Voor zover betrokkene denkt schade te lijden ten gevolge van het bestemmingsplan is een afzonderlijke planschade procedure van toepassing. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding, zodat de aanbouw binnen de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak komt te liggen. Inspraakreactie 11, Zwarteweg 10 Samenvatting a. geeft dat zijn huis alleen bereikbaar is via de Zwarteweg en de garage zich midden in het gebied bevindt dat eventueel voor uitbreiding in aanmerking zou kunnen komen. geeft aan dat hier geen gebruik van gemaakt kan worden aangezien de garage met de auto niet bereikt kan worden. verzoekt om een en ander ingevolge de bijgevoegde tekening aan te passen. b. verzoekt de bouwmogelijkheid op het erf te vergroten van 70 m² naar 85 m², gezien de grootte van het perceel is het meer dan groot genoeg om de 85 m² te handhaven voor eventuele verdere uitbouw, zonder dat daarbij op enige manier overlast zou kunnen ontstaan bij derden. Reactie Ad. a. In de bestemming N-1 en de bestemming Tuin worden in de bestemmingsomschrijving toegangspaden toegevoegd, waardoor duidelijk is dat toegangspaden in de bestemming zijn toegelaten. De bestemmingen zijn neergelegd volgens de Bijgebouwenregeling. Er is geen aanleiding van deze methode af te wijken. Ad. b. De maximaal toegestane oppervlakte erfbebouwing wordt bepaald aan de hand van de oppervlakte van het perceel en de inhoud van de woning. Deze methode is opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijk beleid voor erfbebouwing, de Bijgebouwenregeling. Op basis van het beleid is op het perceel 70 m² erfbebouwing toegestaan. De maximaal toegestane oppervlakte wordt niet aangepast. Conclusie De reactie is geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Op de verbeelding ontbrak de aanduiding met de goot- en nokhoogte. Deze is toegevoegd.
Inspraakreactie 12, Oosterduinweg 213 Samenvatting a. geeft aan dat in het oude bestemmingsplan de mogelijkheid bestond op het hele bouwvlak bestemd voor Woondoeleinden tot een goothoogte van 6 meter hoog te bouwen. Op dit moment staat op de helft van de bestemming Woondoeleinden een aanbouw van één verdieping hoog. In het nieuwe bestemmingsplan gaat de mogelijkheid om daarop te bouwen verloren. geeft aan dat deze bouwmogelijkheid juist één van de redenen was om het huis te kopen. geeft aan dat dit tevens gevolgen heeft voor de verkoopwaarde en verzoekt de geplande aanpassing van het bouwvlak niet door te voeren. geeft tenslotte aan dat aangezien onder het nieuwe bestemmingsplan de huidige uitbouw (ca. 50 m²) geheel op het erf zal staan, de geboden compensatie om op het erf tot 30 m² uit te kunnen bouwen voor hem geen waarde heeft. is van mening dat hij niets terugkrijgt voor het feit dat hij bouwmogelijkheden zal verliezen. Reactie Het vigerend bestemmingsplan Nuyssenburch is de breedte van het bouwvlak op het perceel 14 m ingetekend. In het voorliggende bestemmingsplan is een strak bouwvlak ingetekend overeenkomstig het vastgestelde ruimtelijke beleid in de Bijgebouwenregeling. De mogelijkheid om de woning in twee bouwlagen uit te breiden komt hiermee te vervallen. Voor zover betrokkene denkt schade te lijden ten gevolge van het bestemmingsplan is een afzonderlijke planschade procedure van toepassing. De maximaal toegestane oppervlakte erfbebouwing is bepaald aan de hand van het vastgestelde ruimtelijke beleid uit de Nota Erfregeling. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 13, Oosterduinweg 265 Samenvatting a. geeft aan dat ter bepaling van de grootte van het bouwvlak in het nieuwe bestemmingsplan ten onrechte ervan uit is gegaan dat er geen twee onder een kap woning mogelijk was in het vigerende bestemmingsplan (zie art. 4 sub a). Dit zou betekenen dat er onder het nieuwe plan een veel kleinere bebouwingsmogelijkheid zou ontstaan met potentieel waardeverlies van de kavel. verzoekt om na te gaan of de bestaande bouwoppervlakte (conform het vigerende bestemmingsplan) gehandhaafd kan blijven. b. wijst erop dat de bestemming van een gedeelte van de tuin onterecht tot openbaar groen is bestemd en verzoekt om ten aanzien van deze correctie rekening te houden met het feit dat zij hier een zelfstandige woning willen realiseren en een bestemming als bouwgrond wenselijk is. Het college zou hierop actie ondernemen volgens brief d.d. 15 juli 1992. c. Tenslotte geeft aan dat zij opnieuw gebruik zouden willen maken van de oude ingang aan de Oosterduinweg. Er is wel onderzoek nodig of dit nog veilig is in verband met de verkeersdrukte. Reactie Ad. a. Het vigerende bestemmingsplan Rondom het Haringbuys is het bouwvlak ruimer ingetekend en is een twee onder 1 kap mogelijk. Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. Dat betekent dat het huidige gebruik en de huidige bebouwing worden bestemd. De mogelijkheid om een twee onder 1 kap woning te realiseren komt hiermee te vervallen. Voor zover betrokkene denkt
schade te lijden ten gevolge van het bestemmingsplan is een afzonderlijke planschade procedure van toepassing. b. De strook grond met de bestemming Groen hoort bij de tuin van het perceel en zal daarom de bestemming Tuin krijgen. De verbeelding zal worden aangepast, overeenkomstig de toezegging in de brief van 15 juli 1992. Over de wens om een zelfstandige woning te realiseren heeft nog geen bestuurlijke besluitvorming plaatsgevonden. Dit is niet opgenomen in het bestemmingsplan. Ad. c. De exacte situering van een oprit kan niet in een bestemmingsplan worden geregeld. Hiervoor wordt een ander besluitvormingstraject doorlopen. Indien nodig wordt hier een ander besluitvormingstraject doorlopen. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 14, Leeuwerikenlaan 3 Samenvatting geeft aan dat zij in de toekomst wellicht de huidige zijvleugel van hun huis iets aanbouwen en qua nokhoogte verhogen. Volgens het vigerende bestemmingsplan past dit binnen de bouwmogelijkheden. geeft aan dat het totale perceel bijna 4.500 m² groot is en een gemeenschappelijke toegang via de huidige oprijlaan is goed realiseerbaar. In het huidige bestemmingsplan is dit mogelijk, uitgezonderd dat het huidige pand een inhoud heeft van slechts 1.200 m³ in plaats van de gestelde eis van 1.400 m³. verzoekt om ontheffing te verlenen van de gestelde minimale eis qua inhoud, dit mede gezien het verhoudingsgewijs kleine verschil in gestelde eis en het gegeven dat na verbouwing heir wel ruim aan voldaan kan worden. Reactie Het nieuwe bestemmingplan biedt de mogelijkheid de huidige zijvleugel te verhogen. De inspreker heeft via een principeverzoek verzocht ontheffing te verlenen van de voorwaarde dat een woning een inhoud moet hebben van 1400 m² om het te mogen splitsen. Dit verzoek is afgewezen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 15, Leeuwerikenlaan 11 Samenvatting geeft aan dat op pagina 10 van het voorontwerp is aangegeven dat alle wegen 30 km/h wegen zijn behalve de Oosterduinweg. geeft aan dat dit niet klopt aangezien de Leeuwerikenlaan een 50 km/h weg is en verzoekt tevens om het snelheidsregime op de Leeuwerikenlaan te verlagen naar 30 km/h. Reactie Bladzijde 10 van de toelichting zal worden aangevuld. Over de maximaal toegestane snelheid op wegen vindt in dit bestemmingsplan geen afweging plaats. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 16, Zandvoorterweg 44a Samenvatting geeft aan dat een deel van de woning buiten het bouwvlak ligt. Dit deel betreft echter geen aanbouw, maar maakt onderdeel uit van de oorspronkelijke hoofdmassa van de woning. Reactie Het betreffende deel van de woning maakt inderdaad deel uit van de hoofdmassa van de woning. De verbeelding wordt aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 17, Zandvoorterweg 61a Samenvatting verzoekt om bij de bouwmogelijkheden op zijn perceel uit te gaan van het oorspronkelijke bouwvlak van het hoofdgebouw. Indien geen gehoor wordt gegeven vindt zich ernstig beperkt in zijn mogelijkheden nu en in de toekomst. Reactie Het bouwvlak is ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan Spiegelenbrugh. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 18, Westerduinweg 5 Samenvatting verzoekt om een deel van zijn erf dat in het voorontwerp buiten het bouwvlak ligt, binnen het bouwvlak op te nemen aangezien dat deel middels een vergunning al bebouwd is. heeft e.e.a. met een bijgevoegde tekening verduidelijkt. Reactie De uitbreiding van de woning is in 2004 gerealiseerd met een artikel 19 WRO vrijstelling. Daarbij is toegezegd dat dit verwerkt zou worden in een nieuw bestemmingsplan. De verbeelding wordt op dit punt aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 19, Lt.-Generaal Foulkeslaan 16 Samenvatting geeft aan dat de groenstrook voor/langs de Lt. Generaal Foulkeslaan op de verbeelding niet als zodanig is aangegeven.
Reactie De begrenzing van de bestemmingen is overgenomen conform het vigerende bestemmingsplan Bovenwegkwartier. Bij het overnemen is echter een omissie ontstaan, waardoor de betreffende groenstrook de bestemming Verkeer heeft gekregen. De plankaart wordt hierop aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 20, Van Vollenhovenlaan 28 Samenvatting vraagt zich af waarom zijn perceel niet conform de aanliggende percelen is bestemd als Tuin. verzoekt om het bouwvlak aan de westzijde tot aan de erfgrens te leggen conform de situatie bij zijn buren. Reactie Het bouwvlak/bestemmingsvlak is ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan Het Naaldenveld 1993. Dit is echter niet volgens het vastgestelde ruimtelijke beleid. Om die reden is de bestemming Tuin toegevoegd. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 21, Verenigd Europalaan 12 Samenvatting a. vraagt zich af of de groene zone rond de Verenigde Europalaan en Ruys de Perezlan (Natuur) in bezit is van de gemeente of van Staatsbosbeheer en of er op dit stuk grond toch nog gebouwd kan worden. b. vraagt zich af of de achtertuinen grenzend aan de bestemming Natuur groter zijn dan op de plankaart is aangegeven en verzoekt de gemeente om dit aan te passen conform de huidige situatie. c. vraagt zich af of de gemeente eigenaar blijft van de kleinere stukken grond met de bestemming Groen. Reactie Ad a. De gronden achter de Ruys de Perezlaan en Verenigd Europalaan zijn eigendom van Staatsbosbeheer. De gronden achter de Generaal Winkelmanlaan zijn eigendom van de gemeente. Dit doet voor het bestemmingsplan echter niet ter zake. Bedoelde stroken zijn bestemd overeenkomstig het geldend bestemmingsplan Bovenwegkwartier. Er zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Ad b. Voor de plankaart wordt de kaart van het Kadaster gebruikt. Illegaal gebruik wordt niet positief bestemd. Ad c. De gemeente blijft eigenaar van openbaar groen, met uitzondering van verkoop snippergroen. Hierover vindt per geval een afweging plaats. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan.
Inspraakreactie 22, Juliana van Stolberglaan 22 Samenvatting geeft aan dat in het vigerende bestemmingsplan de grens van tuin/erf halverwege het bouwvlak ligt. In het voorontwerp ligt dit aan de achterzijde van het bouwvlak. vraagt zich af of dit wel juist is en verzoekt om op de verbeelding na te gaan of de grens tuin/erf correct is ingetekend. Reactie Op basis van het vastgestelde ruimtelijke beleid voor erfbebouwing, de Bijgebouwenregeling, hoort de grens van erf en tuin halverwege de zijgevel te liggen. Dit is op de verbeelding niet correct opgenomen. De verbeelding wordt daarom aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 23, Grenslaan 18 Samenvatting verzoekt om het bouwvlak van de woning aan de Grenslaan 18 aan te passen conform de werkelijke situatie, aangezien het op de plankaart onjuist is aangegeven. Reactie Een deel van de woning is aangemerkt als aanbouw. Het betreffende deel van de woning maakt echter deel uit van de hoofdmassa van de woning. De verbeelding wordt aangepast. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 24, Van Haemstedelaan 21 Samenvatting maakt bezwaar tegen het verminderen van zijn bouwkavel met ongeveer 25% (85 m²) en verzoekt de grootte van de bouwkavel aan te houden conform de huidige situatie. voert een aantal argumenten aan: - De gemiddelde kostprijs van een vierkante meter bouwgrond vertegenwoordigt 4000 euro; in dit geval gaat het om een totaalwaarde van 340.000 euro die in het voorontwerp wegvalt; - Er ontstaat een substantiële waardevermindering bij toekomstige verkoop als het bouwvlak 80 m² kleiner wordt. Reactie Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. Dat betekent dat de huidige bebouwing en het huidige gebruik bestemd worden. De bestemmingen worden neergelegd zoals is opgenomen in het vastgestelde ruimtelijke beleid in de Bijgebouwenregeling. Dat betekent dat er ruimte in het bouwvlak komt te vervallen. Daarentegen is de bestemming ‘Wonen buiten bouwvlak’ in het nieuwe bestemmingsplan groter dan de bestemming Erf in het oude bestemmingsplan. Voor zover betrokkene denkt schade te lijden ten gevolge van het bestemmingsplan is een afzonderlijke planschade procedure van toepassing.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 25, Karel Doormanlaan 8 Samenvatting geeft aan dat de huidige zolder te laag is en niet voldoet niet aan de hedendaagse eisen. verzoekt om de bouwhoogte niet te beperken. Reactie Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. De goothoogten zijn gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan Bovenwegkwartier. In het vigerende bestemmingsplan zijn alleen goothoogten opgenomen. De inventarisatie van de nok- en goothoogte in onderhavig bestemmingsplan beoogt de karakteristieke massa en vorm beter te beschermen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 26, Slingerweg 10 Samenvatting a. verzoekt om een ‘tuinmanswoning’ te bouwen. wijst erop dat de inhoud van hun huis gering is in vergelijking met omliggende woningen en derhalve geen mogelijkheid biedt tot huisvesting van derden voor langere termijn. Ter beoordeling van het verzoek heeft een bijlage bijgevoegd waarin op de plankaart e.e.a. uiteen is gezet. geeft aan dat de afstanden tot de omringende bebouwing fors zijn en er geen schade toegebracht wordt aan het aanwezige bomenbestand. Daarnaast is er een aparte toegang naar de Slingerweg beoogd. benadrukt dat zij het perceel onverdeeld willen houden en ook rechtsopvolgers zullen verplichten dat zo te handhaven. Reactie Het perceel ligt in het gebied dat in de structuurvisie Bloemendaal is aangewezen als landgoederenzone. Dat betekent dat het niet wenselijk is een tuinmanswoning toe te voegen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 27, De Waal Malefijtlaan 4 Samenvatting a. geeft aan dat in het voorontwerpbestemmingsplan maximaal 60 m² ten behoeve van praktijkruimte is toegestaan terwijl de oppervlakte van de aanwezige praktijkruimte circa 80 m² bedraagt. b. verzoekt om de huidige situatie voor wat betreft gebruik en oppervlakte van de opstallen te handhaven en de afwijkende omvang specifiek op te nemen in het bestemmingsplan. Reactie Ad. a, b. Op grond van het bestemmingsplan is bij een woning een praktijkruimte van maximaal 60 m² toegestaan. Op het betreffende perceel is een praktijkruimte van 80 m². Voor deze praktijkruimte is een bouwvergunning verleend. Het ligt niet in de bedoeling deze bebouwing of functie weg te
bestemmen. Om die reden wordt de praktijkruimte positief bestemd door middel van een aanduiding op de verbeelding. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 28, Koekoeksweg 7 Samenvatting geeft aan dat het terrein waar de woning is gelegen is bestemd tot Maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Het Naaldenveld. verzoekt om deze bestemming te wijzigen naar Wonen. Bij een eerder verzoek van heeft dhr. De Mooij namens de gemeente schriftelijk bevestigd dat de bestemming van het terrein gewijzigd zal worden bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Reactie De woning behoort niet meer bij de Adventskerk en heeft dus geen maatschappelijke functie meer. Op de verbeelding krijgt de woning de bestemming Wonen, Tuin en Natuur-1. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding. Inspraakreactie 29, Tollenslaan 16 Samenvatting geeft aan dat een deel van zijn woning niet binnen het bebouwingsoppervlak (bouwvlak) is opgenomen. betreurt het dat bestaande rechten dreigen te worden ontnomen en verzoekt dan ook om het bouwvlak hierop aan te passen. Als een argumentatiepunt voert aan dat eventuele toekomstige bewoners geïnteresseerd zullen zijn in de mogelijkheid de eetkamer (relatief klein) te verlengen en te verbinden met de keuken. Reactie Het bouwvlak wordt gecorrigeerd conform het vigerend bestemmingsplan Hoogh Duijne. Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. Om die reden is in het bestemmingsplan de bestaande bebouwing opgenomen. De wijze van bestemmen is op basis van het vastgestelde ruimtelijke beleid in de Bijgebouwenregeling. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 30, Overste den Oudenlaan 2 Samenvatting a. geeft aan dat in de toelichting is beschreven dat het plangebied zich deels kenmerkt door het nog op voorhanden zijn van enkele geologische elementen als duinrellen en duinlichamen. In het onderhavige voorontwerp is echter onvoldoende duidelijk waar voorgesteld wordt deze landschappelijke karakteristieken te borgen en waar nodig te herstellen. b. geeft aan dat de zeer groene, gemêleerd opgezette wijk (kavels met bescheiden bungalowbouw, grotere herenhuizen, rijen met huurwoningen, twee onder een kap woningen, blokken van vier onder een kap en drie lage flatgebouwen) in gevaar komt door een drietal
c.
negatieve ontwikkelingen. Het gaat met name om verdichting, ontgroening van de wijk en illegale plant en ontgrondingen in de openbare groenstroken. Tenslotte geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan mede door zijn voorgestelde nieuwe dak- en goothoogten het nog unieke karakter van het woonkwartier verder zal aantasten.
Reactie Ad. a,b. Dit op conservering gerichte bestemmingsplan borgt de bestaande landschappelijke waarden in de bestemmingen Groen en Natuur in voldoende mate. Ad. c. De goothoogten zijn gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan Bovenwegkwartier. In het vigerende bestemmingsplan zijn alleen goothoogten opgenomen. De inventarisatie van de nok- en goothoogte in onderhavig bestemmingsplan beoogt de karakteristieke massa en vorm beter te beschermen. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het plan. Inspraakreactie 31, Zwaluwenweg Samenvatting a. Golfclub Mariënweide geeft aan dat in het voorontwerpbestemmingsplan het bouwvolume opgenomen is van de destijds verleende bouwvergunning. Golfclub Mariënweide geeft aan te willen uitbreiden. De golfclub verzoekt het nu opgenomen bouwvolume in het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen conform de bijgevoegde schetstekening. Voor deze uitbreiding loopt gelijktijdig een principe verzoek. Golfclub Mariënweide heeft het gewenste bouwplan al besproken met mevrouw Anja Brandenburg van de gemeente. b. Golfclub Mariënweide heeft bezwaar tegen het kleine stukje land dat achter het clubhuis ligt en uitkomt op het Mariënwegje en nu bestemd is voor bomenteelt. Golfclub Mariënweide geeft aan dat dit verzoek al reeds een keer eerder aan de gemeente kenbaar is gemaakt (brief van 3 februari jl.). Golfclub Mariënweide verzoekt nogmaals om deze kavel aan de golfclub beschikbaar te stellen en de bestemming van deze kavel te wijzigen in recreatiedoeleinden ten behoeve van een golfterrein, zodat een putting en chipping green gerealiseerd kan worden. c. Golfclub Mariënweide maakt bezwaar tegen de geringe hoogte van 8 meter ten behoeve van de ballenvangers/netten. Golfclub Mariënweide geeft aan dat de golfgronden en de aangrenzende velden van de hockeyclub Rood-Wit alleen veilig naast elkaar kunnen blijven mits er netten tot een hoogte van maximaal 20 meter worden aangelegd. De aanleg van deze netten kan deels gecombineerd worden met de door de hockeyclub gewenste lichtmasten. Golfclub Mariënweide verzoekt om in het ontwerpbestemmingsplan ruimte te bieden voor een adequate oplossing met golfnetten die tot maximaal 20 meter hoog moeten kunnen gaan en het daarbij benodigde aantal (licht)masten. Reactie Ad. a. Over het principeverzoek is positief besloten. Het bouwvlak van het clubhuis wordt aangepast, zodanig dat de uitbreiding daarbinnen past. De berging op het perceel wordt ook positief bestemd. Ad. b. De gemeente stelt een strook van deze grond beschikbaar voor de golfclub. Op de verbeelding krijgt deze strook de bestemming ‘Recreatie voor golf’. Ad. c. Deze ballenvangers staan gepland in de zichtlijn vanaf de Nachtegalenlaan. Om die reden wordt het plaatsen van ballenvangers met een hoogte van 20 meter niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Conclusie De verbeelding wordt aangepast ten behoeve van de uitbreiding van het clubhuis, de berging en het strookje grond achter het clubhuis. Inspraakreactie 32, Oscar Mendliklaan 4 Samenvatting heeft bezwaar tegen de voorgestelde aanpassing van het bouwvlak van zijn perceel. De in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen regels met betrekking tot het bouwvlak geven aan dat het bouwvlak zich zal beperken tot het huidig aanwezige bouwvlak (de feitelijke situatie). geeft aan dat het bouwvlak in de huidige situatie voor 80% wordt benut, maar dat hij graag recht wil houden op de aanwezige (uit-)bouwmogelijkheden. De inperking zoals genoemd in het voorontwerpbestemmingsplan betekent voor een aantasting van de rechten die hij bij de aankoop van genoemd perceel rechtmatig heeft verworven. Reactie Het bestemmingsplan ‘Aerdenhout 2011’ is een conserverend plan. Om die reden is in het bestemmingsplan de bestaande bebouwing opgenomen. De wijze van bestemmen is op basis van het vastgestelde ruimtelijke beleid in de Bijgebouwenregeling. De reactie leidt niet tot aanpassing van het plan. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Inspraakreactie 33, Brada-Kuttner advocaten namens de direct omwonenden van de sportvelden Aerdenhoutse Mixed Hockey Club Rood-Wit Samenvatting a. geeft aan dat de gemeente Bloemendaal in november 2010 de ontwerpstructuurvisie heeft opgesteld. De structuurvisie is erop gericht de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Bloemendaal hoog te houden. In dit kader is op verzoek van de gemeente op 23 november 2010 door Buro Adrichem een landschappelijk advies uitgebracht. Het adviesbureau heeft per sportveld concrete uitgangspunten geformuleerd waarbij de inpassing in het landschap de basis voor eventuele intensiveringsmogelijkheden zou moeten zijn. wijst erop dat in het voorontwerpbestemmingsplan op geen enkele wijze wordt verwezen naar het landschappelijk advies van Buro Adrichem. stelt dat hierdoor onduidelijk ontstaat in hoeverre de gemeente gebruik zal maken van het landschappelijk advies bij de beoordeling van toekomstige vergunningsaanvragen. is van mening dat afbreuk wordt gedaan aan de conclusies van het opgestelde landschappelijke advies en volstrekt onduidelijk is in hoeverre de landschappelijke waarden zijn gewaarborgd in het voorontwerpbestemmingsplan. b. geeft aan dat niet duidelijk is hoe het plaatsen van lichtmasten, vlaggenmasten en hekwerken zal worden beperkt. geeft aan dat uit het landschappelijk advies volgt dat de lichtmasten zo laag mogelijk dienen te zijn en het aantal masten zo beperkt mogelijk gehouden dient te worden. wijst erop dat deze onduidelijkheid grote gevolgen kan hebben voor de belangen van omwonenden en het behoud van de natuur. In het kader tot het behoud van de landschappelijke waarden van Bloemendaal achten belanghebbenden het dan ook onwenselijk dat hierover geen duidelijkheid bestaat in het voorontwerpbestemmingsplan en zijn zij van mening dat met hun belangen als omwonenden onvoldoende rekening wordt gehouden. c. wijst erop dat bij de verleende vergunning van 6 februari 2003 aan A.M.H.C. Rood-Wit in verband met de drie extra kunstgrasvelden een van de overwegingen om de
vergunning te verlenen was dat er geen reclameborden en lichtinstallaties mochten worden geplaatst ten behoeve van deze velden. geeft aan dat de reeds bestaande lichtmasten niet aan de gestelde beperking in aantal en hoogte voldoen en dientengevolge aangepast moeten worden om in overeenstemming te zijn met het landschappelijk advies. d. Tenslotte geeft aan dat omwonenden moeten toezien hoe beetje bij beetje het natuurgebied aan terrein verliest ten voordeel van de uitbreiding van de golf- en hockeyclub. Tot behoud van het natuurgebied zijn in het verleden afspraken gemaakt dat er geen lichtmasten en kunstgrasvelden meer zouden worden aangelegd. Belanghebbenden vrezen dat met het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan deze afspraken zullen worden geschonden ten nadele van het natuurgebied. Reactie Ad. a. In het voorontwerpbestemmingsplan is het landschappelijk advies van bureau Adrichem niet opgenomen, omdat daar op dat moment nog geen bestuurlijke besluitvorming over had plaatsgevonden. Inmiddels is dit wel gebeurd. In de toelichting van het bestemmingsplan is nu ook een paragraaf over dit advies opgenomen. In het landschappelijke advies wordt een zichtlijn aangegeven over het veld. Geadviseerd wordt binnen de zichtlijn geen bebouwing toe te staan. Het landschappelijke advies over deze zichtlijn wordt niet in het bestemmingsplan opgenomen, omdat dit een te grote beperking zou vormen voor de huidige en toekomstige ontwikkelingen van de betreffende sportvelden, in combinatie met de beperkte uitvoering van golfactiviteiten. Ad. b. De bouwwerken kunnen overal binnen de bestemming Sport geplaatst worden. Zoals onder a. is aangegeven wordt de zichtlijn uit het landschappelijk advies niet overgenomen, waardoor er ook geen beperking geldt voor wat betreft de plaats. In het landschappelijk advies is een beperking aangegeven voor de hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten. Deze zijn wel overgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Ad. c. Zie reactie onder a. Ad. d. Zie reactie onder a. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Inspraakreactie 34, Stichting Ons Bloemendaal Samenvatting Stichting Ons Bloemendaal geeft aan dat op grond van het MOMO en de Bro in de toekomst cultuurhistorische belangen meegewogen moeten worden in de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat bestemmingsplannen een beschrijving dienen te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Stichting Ons Bloemendaal geeft aan dat in het voorontwerp uitsluitend objecten zijn opgenomen die een monumentale status hebben en dus al bescherming genieten. Er is geen verder inventarisatie m.b.t. cultuurhistorische objecten, zoals karakteristieke bebouwing of waardevolle elementen als grenspalen gedaan. Dit komt niet overeen met de in de structuurvisie genoemde streven ‘om alle historische boven- en ondergrondse historische elementen in kaart te brengen, te benoemen en te beschermen’. Stichting Ons Bloemendaal heeft een inventarisatie uitgevoerd om te zien of zich daar cultuurhistorische elementen/objecten bevinden die het nieuwe bestemmingsplan opgenomen en beschermd moeten worden. Een lijst is als bijlage bij de brief gevoegd.
Reactie Sinds 1 juli 2011 is het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1. lid 2) gewijzigd. Wat voor archeologie geldt in bestemmingsplannen, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is dan kracht: In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De cultuurhistorische waarden bestaan uit een drietal elementen: archeologie; historische stedenbouwkunde/monumenten en cultuurlandschap/historische geografie. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Het aspect archeologie is geregeld doordat de gemeente onlangs een archeologische verwachtingenkaart heeft vastgesteld voor het gehele gebied van de gemeente. Het voor Aerdenhout relevante gedeelte van de verwachtingskaart is integraal opgenomen in de planregels en op de verbeelding van het bestemmingsplan. De historische stedenbouwkunde is beschermd door de aanwijzing van gebouwen als rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument. Voor het aspect cultuurlandschap/historische geografie zijn de bouwkundige waarden geraadpleegd, zoals aangegeven op de provinciale CHW-kaart. Het kader waarbinnen Ons Bloemendaal gebouwen aanwijst als waardevol ontbreekt in de inspraakreactie. Het is voor de gemeente daarom niet na te gaan op basis van welke inhoudelijke argumenten de lijst is opgesteld. Het overnemen van de huidige lijst zonder nadere beleidsanalyse zou kunnen leiden tot ad-hoc beleid van de gemeente. De gemeente geeft er daarom de voorkeur aan om in de toekomst, na 2013, nader te bezien in hoeverre het aspect cultuurhistorie nader kan worden uitgewerkt in bestemmingsplannen. De inbreng van Stichting Ons Bloemendaal stellen wij in dat proces vanzelfsprekend op prijs. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Inspraakreactie 35, Lt. Gen. Foulkeslaan 1 Samenvatting a. geeft aan dat in het nieuwe bestemmingsplan geen rekening is gehouden met de in het 2009 verleende bouwvergunning. De voormalige garage en verbinding tussen garage en keuken staan niet op de kaart. b. geeft tevens aan dat het bouwvlak niet goed uit het bestemmingsplan Bovenwegkwartier is overgenomen. Reactie a. In 2009 is een bouwvergunning verleend voor een verbinding van het woonhuis met de garage. Dat bouwplan is niet gerealiseerd en staat niet op de GBKN-ondergrond. Deze aanvraag was in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dat deze vergunning niet op de ondergrond staat maakt voor de aanvrager niet uit, omdat op de bestemmingsplankaart slechts het gebruik en de bouwrechten worden geregeld. De aanvrager heeft nu een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd voor een hogere kap. Deze aanvraag is in overeenstemming met het nu geldende
bestemmingsplan Bovenwegkwartier, omdat daar geen nokhoogte geldt. In het nieuwe bestemmingsplan Aerdenhout was een nokhoogte van 10 meter opgenomen. De nieuwe nokhoogte ligt op 10.40 meter. De nokhoogte in bestemmingsplan Aerdenhout wordt daarom verhoogd naar 11 meter. b. Het bouwvlak is gelijk aan het bouwvlak in het bestemmingsplan Bovenwegkwartier. Conclusie De reactie leidt tot aanpassing van de verbeelding.
Bijlage 2: Eindverslag zienswijzeprocedure artikel 3.8 wro (PM)
Bijlage 3: Rapportage externe veiligheid hogedruk aardgasleiding voor Bestemmingsplan Aerdenhout te Bloemendaal
Regels
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2 HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 HOOFDSTUK 3 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 HOOFDSTUK 4 Artikel 32 Artikel 33
INLEIDENDE REGELS
3
Begrippen Wijze van meten
3 15
BESTEMMINGSREGELS
17
Agrarisch Bedrijf Groen Horeca - 2 Kantoor Maatschappelijk Natuur Natuur-1 Natuur-2 Recreatie Sport Tuin Verkeer Water Wonen Leiding - Gas Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 2 Waarde - Archeologie 3 Waarde - Archeologie 3 extra Waarde - Archeologie 4 Waarde - Archeologie 5 Waarde - Archeologie 5 extra
17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 36 38 40 41 43 49 51 54 57 60 63 66 69
ALGEMENE REGELS
73
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
73 74 76 77 79 80
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
81
Overgangsrecht Slotregel
81 83
2
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2
Staat van Bedrijfsactiviteiten Staat van Horeca-activiteiten
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
3
HOOFDSTUK 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
aan huis verbonden bedrijf: bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie door de hoofdbewoner kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon, evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
1.2
aan huis verbonden beroep: een dienstverlenend beroep, dat door de hoofdbewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.3
aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.4
aanduiding (digitaal): een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens (digitaal): de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
achtergevellijn: de lijn waarin de achtergevel is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
4
1.7
achtergevelrooilijn: de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
1.8
agrarisch bedrijf: een bedrijf dat uitsluitend gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren;
1.9
archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.10
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11
bed en breakfast: kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een woonhuis of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis;
1.12
bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.13
bedrijfs-/dienstwoning: één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.14
bedrijfsvloeroppervlak: het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
5
1.15
bergbezinkbassin: een rioolstelsel/bassin dat bijvoorbeeld bij langdurige neerslag het regenwater opslaat als de huidige riolering het niet aan kan;
1.16
bestaand: a. bij bebouwing: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning; b. bij gebruik: gebruik zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.17
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
1.18
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0377.AE2011-vo01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.19
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20
bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden (al dan niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.21
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
6
1.23
bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane en met uitsluiting van zolder en kelder;
1.24
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25
bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
1.26
bouwvlak (analoog): een op een verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27
bouwvlak (digitaal): een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29
carport: een bouwwerk dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;
1.30
cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een geibed toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.31
dagrecreatie: verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden, zonder overnachting;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
7
1.32
dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst; dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden; dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,5 meter; de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 meter; de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 meter of meer; de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 meter of meer; de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak.
1.33
dakterras: niet-overdekte bouwlaag, welke aan ten hoogste drie zijden door wanden is omsloten;
1.34
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen banken, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen; evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.36
dienstverlening met baliefunctie: het bedrijfsmatig diensten aanbieden, waarbij het publiek rechtstreeks via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, een belwinkel en internetcafé worden hieronder ook begrepen;
1.37
eindwoning: op de begane grond gelegen woning met tenminste één zijgevel waarnaast een zijtuin is gelegen;
1.38
erf: wonen buiten het bouwvlak;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
8
1.39
erfbebouwing: functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken;
1.40
erker een ondergeschikte uitbouw aan de voor of zijkant van de woning die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is maximaal 1,5 meter diep en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
1.41
escortbedrijf: het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.42
extensief recreatief medegebruik: die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;
1.43
functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;
1.44
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45
gestapelde woning: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.46
grondgebonden agrarische bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
9
1.47
groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.48
hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.49
horeca(bedrijf): het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren (onder te verdelen in onderstaand categorieën): Cat 1. “lichte horeca”:
Cat 1a. Cat 1b. Cat 1c. Cat 1d.
Cat 2. “middelzware horeca”; Cat 3. “zware horeca”; 1.50
kantoor- en/of praktijkruimte: het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.51
kelder: een ruimte in een gebouw die geheel ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan;
1.52
maaiveld: de gemiddelde hoogte van terrein, grenzende aan de gevels, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.53
maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
10
1.54
natuurlijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.55
nieuwvestiging: het vestigen van een functie welke nog niet aanwezig is op de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.56
normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden: werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken;
1.57
ondergronds bouwwerk: een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
1.58
ondersteunende horecavoorzieningen een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waarvoor men ten behoeve van de hoofdfunctie ter plaatse drank en etenswaren kan nuttigen;
1.59
overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak;
1.60
parkeervoorzieningen: elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
1.61
peil: a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld, ter plaatse van de entree; c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats; d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
11
1.62
perceelgrens: een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.63
plan: het bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" van de gemeente Bloemendaal;
1.64
productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.65
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.66
risicovolle inrichting:
1.67
een inrichting waarvoor ingevolge het besluit externe veiligheid een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare object, of een inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations;
seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.68
seksuele dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.69
souterrain: een ruimte in een gebouw die gedeeltelijk ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen kelder verstaan);
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
12
1.70
standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.71
straatmeubilair: de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktegels, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, brandkranen, straatverlichtingspalen, bloembakken, zitbanken, urinoirs, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeerszuilen, brievenbussen, richtingaanwijzers, bushalteaanduidingen, verkeerslichten, verkeerstekens, bewegwijzering, brandmelders, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, bruggen, glas-, papier- en andere vuilcontainers;
1.72
terras: een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse;
1.73
tuincentrum: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen te koop worden aangeboden;
1.74
tussenwoning: een woning waarbij twee zijgevels tevens de scheidingsmuren zijn van naastgelegen woningen;
1.75
twee-aaneengesloten woning: een op de begane grond gelegen woning waarbij één zijgevel tevens de scheidingsmuur is van de naastgelegen woningen;
1.76
uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.77
verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan "Aerdenhout 2011", bestaande uit de (analoge) kaarten;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
13
1.78
verkoopvloeroppervlak: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke overdekte winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; dit is het netto verkoopvloeroppervlak;
1.79
verticale diepte van een gebouw: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil tot aan het diepste punt van het gebouw;
1.80
voorgevel: één of meerdere naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw;
1.81
voorgevellijn: de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.82
voorgevelrooilijn: de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.83
voorzieningen van algemeen nut: voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.84
vrijstaande woning: een woning waarbij alle gevels grenzen aan zijtuinen en/of erf;
1.85
wet/wettelijke regelingen: indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordening e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.86
winkel: een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
1.87
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
14
1.88
zolder: de bovenste verdieping onder het schuine dak van een gebouw, welke meestal wordt gebruikt als berging;
1.89
zoneringplichtige inrichting: een inrichting bij welke ingevolge artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht is aangewezen in onderdeel D van bijlage I als inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
15
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
bebouwd grondoppervlak (BGO): het bebouwd grondoppervlak wordt gemeten langs de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren die de desbetreffende ruimte(n) omhullen;
2.2
breedte van een gebouw: gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw;
2.3
bruto vloeroppervlak (BVO): de bruto vloeroppervlakte van de ruimte(n) van een gebouw wordt gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsmuren en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen over alle bouwlagen van een gebouw met uitzondering van parkeergarages en/of bergingen bij gestapelde woningen;
2.4
dakkapel: indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte per bouwlaag meer bedraagt dan 50 % van de gevelbreedte, wordt de goothoogte van deze dakkapel als goothoogte aangemerkt;
2.5
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.6
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7
de bouwhoogte van een dakterrasafscheiding: tussen de bovenkant van het dak en het hoogste punt van de dakterrasafscheiding;
2.8
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
16
2.9
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst is;
2.10
de horizontale diepte van een gebouw: de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.11
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, met inbegrip van erkers, dakkapellen en dergelijke;
2.12
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.13
de oppervlakte van een overkapping: tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
17
HOOFDSTUK 2
Artikel 3
BESTEMMINGSREGELS
Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
Algemeen De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het telen van gewassen; b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in de hoofdzaak grond gebonden agrarische bedrijfsvoering; met daarbij behorende: c. openbare nutsvoorzieningen; d. recreatief medegebruik; e. infrastructurele voorzieningen; f. wegen en paden; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. tuinen, terreinen en erven.
3.1.2
Bomenteelt Ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor het telen van bomen, heesters en opgroeiende gewassen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 3.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. per bouwvlak ten hoogste ten behoeve van één agrarisch bedrijf mag worden gebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan; e. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bouwperceel mag bedragen; f. er geen kassen mogen worden gebouwd.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 3.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. silo's niet zijn toegestaan buiten het bouwvlak; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,20 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
18
3.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bebouwing, ten behoeve van: a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische en/of landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden; b. de verkeersveiligheid; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4
Specifieke gebruiksregels Onverminderd het bepaalde in lid 3.1.1 is het gebruik van de daar bedoelde gronden als standplaats voor kampeermiddelen in strijd met het plan.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
19
Artikel 4
Bedrijf
4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1
Algemeen De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen en/of terreinen ten behoeve van: a. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen; b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen.
4.1.2
Nutsvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een openbare nutsvoorziening.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 4.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan.
4.2.2
Nutsvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' geldt dat: a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; 3 b. de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m ; c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 4.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht niet meer mag bedragen dan 1 m; b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,20 m bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
20
4.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving; c. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit; d. de verkeersveiligheid; e. de sociale veiligheid; f. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
21
Artikel 5
Groen
5.1
Bestemmingsomschrijving
5.1.1
Algemeen De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bermen en beplanting; c. fiets-, voet- en ruiterpaden; met daarbij behorende: d. speelvoorzieningen; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, f. verharding; g. extensief recreatief medegebruik; h. parkeervoorzieningen.
5.1.2
Speelvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat de gronden in ieder geval bestemd zijn voor speelvoorzieningen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 5.1.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend gebouwen met een maximum oppervlakte van 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van de waterhuishouding mogen worden gebouwd.
5.2.2
Speelvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
5.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 5.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verlichting en bewegwijzering mag niet meer bedragen dan 4 m; b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer van 1 meter mag bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer dan 3 meter mag bedragen.
5.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de infrastructuur, ten behoeve van:
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
22
a. de verkeersveiligheid; b. de sociale veiligheid; c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. 5.4
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor de bouw van een ondergrondse bergbezinkbassin, met elk een 2 maximale oppervlakte van 200 m , een daarbij behorend gebouw met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van de opvang van overmatige neerslag.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
23
Artikel 6
Horeca - 2
6.1
Bestemmingsomschrijving
6.1.1
Algemeen De voor Horeca - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
horeca-activiteiten in categorie 2, beschreven zoals in Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten,
met daarbij behorende: b. parkeervoorzieningen; c. groenvoorzieningen; d. tuinen, erven en terrassen; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 6.1.2
Speelvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat de gronden in ieder geval bestemd zijn voor speelvoorzieningen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 6.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte is toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan; d. met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - monument", geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
6.2.2
Speelvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
6.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 6.1.1 bedoelde gronden geldt dat:
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
24
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht ten hoogste 1 m mag bedragen; b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,20 m bedragen; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 m mag bedragen; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 m mag bedragen. 6.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van; a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. sociale veiligheid; c. de verkeersveiligheid; d. de brandveiligheid en rampen bestrijding; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
25
Artikel 7
Kantoor
7.1
Bestemmingsomschrijving
7.1.1
Algemeen De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; met daarbij behorende: b. c. d. e. f.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; tuinen, terreinen en erven; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 7.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan; d. met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - monument", geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 7.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht ten hoogste 1 m mag bedragen; b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,20 m bedragen; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 m mag bedragen; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 m mag bedragen.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
26
7.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. sociale veiligheid; c. de verkeersveiligheid; d. milieusituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
27
Artikel 8
Maatschappelijk
8.1
Bestemmingsomschrijving
8.1.1
Algemeen De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. kinderopvang; met daarbij behorende: c. wegen en paden; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. speelvoorzieningen; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. tuinen, terreinen en erven.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Hoofdgebouwen Ten aanzien van de in lid 8.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan; d. met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - monument", geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
8.2.2
Erfbebouwing bij hoofdgebouwen a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 40% van de bestemming 'Maatschappelijk' buiten het bouwvlak, tot maximaal 50 m²; b. de gronden die zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel niet mogen worden bebouwd; c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 3 m of de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; d. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen mag maximaal 3 meter hoger zijn dan de goothoogte van de aan- en uitbouw; e. voor het bouwen van een bijgebouw gelden de volgende bepalingen:
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
28
1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m; 2. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter. 8.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 8.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht ten hoogste 1 m mag bedragen; b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,20 m bedragen; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 m mag bedragen; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m mag bedragen.
8.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid; c. de sociale veiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
29
Artikel 9
Natuur
9.1
Bestemmingsomschrijving
9.1.1
Algemeen De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden; b. waterhuishoudkundige doeleinden; c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, d. extensief recreatief medegebruik;
9.1.2
Speelvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat de gronden mede bestemd zijn voor speelvoorzieningen.
9.1.3
Verenigingskampeerterrein Ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' geldt dat de gronden mede bestemd zijn voor een verenigingskampeerterrein voor maximaal 150 toeristische kampeermiddelen gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 9.1.1 bedoelde gronden geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
9.2.2
Speelvoorziening Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
9.2.3
Bouwwerken geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 9.1.1 bedoelde gronden gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1,20 m bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 14.2 aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van: a. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van natuur en/ of landschappelijke waarden van gronden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
30
b. de verkeersveiligheid; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 9.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1
Verboden uitvoeren van andere werken Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag omgevingsvergunning op de in lid 9.1.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; b. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn; c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen; d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds; e. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen; f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; g. het vellen rooien of beschadigen van houtgewas voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn; h. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water; i. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
9.4.2
Uitzonderingen Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3
Toelaatbaarheid Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van deze gronden.
9.4.4
Advies Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 advies in bij ter zake deskundige.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
31
Artikel 10
Natuur-1
10.1
Bestemmingsomschrijving
10.1.1
Algemeen De voor Natuur-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden; b. waterhuishoudkundige doeleinden; c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen; d. het behoud en herstel van landschappelijke tuinen.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 10.1.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend één berging per woonperceel mag worden gebouwd ten behoeve van terreinonderhoud, waarbij: 2 a. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m ; b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 10.1.1 bedoelde gronden gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht ten hoogste 1 m mag bedragen; b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,20 m mag bedragen; d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
10.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in lid 10.2 aan de plaatse en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van: a. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van natuur en/ of landschappelijke waarden van gronden; b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. de plaatsing van een erfafscheiding, met dien verstande, dat kan worden geëist, dat de erfafscheiding op een afstand van ten hoogste 1 m uit de perceelsgrens wordt geplaatst.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
32
10.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1
Verboden uitvoeren van andere werken Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 10.1.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; b. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn; c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen; d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds; e. het aanleggen van waterlopen, waterpartijen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen; f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; g. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn; h. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn; i. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water.
10.4.2
Uitzonderingen Het bepaalde in lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.4.3
Toelaatbaarheid Een vergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van deze gronden.
10.4.4
Advies Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 10.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
33
Artikel 11
Natuur-2
11.1
Bestemmingsomschrijving
11.1.1
Algemeen De voor Natuur-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden; b. waterhuishoudkundige doeleinden; c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen; d. agrarisch medegebruik; e. extensief recreatief medegebruik.
11.2
Bouwregels
11.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 11.1.1 bedoelde gronden geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
11.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 11.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 1,20 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen.
11.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 11.2 aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van: a. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van natuur en/ of landschappelijke waarden van de gronden; b. de verkeersveiligheid; c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1
Verboden uitvoeren van andere werken Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 11.1.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
34
b. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn; c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen; d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds; e. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen; f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; g. het vellen rooien of beschadigen van houtgewas voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn; h. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water; i. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen. 11.4.2
Uitzonderingen Het bepaalde in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3
Toelaatbaarheid Een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van deze gronden.
11.4.4
Advies Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 advies bij een ter zake deskundige.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
35
Artikel 12
Recreatie
12.1
Bestemmingsomschrijving
12.1.1
Algemeen De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dagrecreatieve voorzieningen en -activiteiten, met daarbij behorende: b. c. d. e. f.
12.1.2
ondersteunende horeca; wegen en paden; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; groenvoorzieningen; parkeerterreinen.
Golfbaan Ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' zijn de in lid 12.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een golfbaan, met de daarbij behorende voorzieningen.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden geldt, dat: a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan.
12.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden geldt, dat: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 1,20 m mag bedragen b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 5 m mag bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen; d. de hoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen.
12.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; e. instandhouding en versterking van de landschappelijke waarden.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
36
Artikel 13
Sport
13.1
Bestemmingsomschrijving
13.1.1
Algemeen De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportdoeleinden; b. kinderopvang; c. voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden, zoals kantines, kleedruimtes, bergingen en dugouts; met daarbij behorende: d. e. f. g. h.
ondersteunende horeca; wegen en paden; parkeervoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; groenvoorzieningen.
13.2
Bouwregels
13.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan.
13.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1,20 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 16 m mag bedragen; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en ballenvangers ten hoogste 6 m mag bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 m mag bedragen.
13.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. e. instandhouding en versterking van de landschappelijke waarden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
37
13.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1
Verboden uitvoeren van andere werken Het is verboden om buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag: a. het beplanten van gronden met bomen, houtopstanden en opgaande gewassen; b. het omzetten van grasvelden naar kunstgrasvelden en het verharden van de gronden, met een oppervlakte groter dan 50 m².
13.4.2
Uitzonderingen Het in lid 13.4.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen ondergeschikt onderhoud en beheer van watergangen.
13.4.3
Toelaatbaarheid De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 zijn uitsluitend toelaatbaar indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke waarde van de gronden, waaronder met name begrepen de openheid en doorzichten van het landschap.
13.4.4
Advies Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 13.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
38
Artikel 14
Tuin
14.1
Bestemmingsomschrijving
14.1.1
Algemeen De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; c. erkers bij woningen.
14.1.2
Specifieke vorm van tuin - 1 Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - 1" bij tussenwoningen zonder achterpad zijn de gronden tevens bestemd voor fietsenbergingen.
14.1.3
Specifieke vorm van tuin - 2 Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - 2" zijn de gronden tevens bestemd voor dierenverblijven/kassen.
14.1.4
Specifieke vorm van tuin - 3 Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - 3" zijn de gronden tevens bestemd voor dierenverblijven/kassen.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 14.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 1" geen gebouwen mogen worden gebouwd, met uitzondering van niet meer dan één fietsenberging per tussenwoning waar geen achterpad aanwezig is, waarbij: 1. de grondoppervlakte maximaal 5 m² mag bedragen; 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen; 3. tussen het bouwwerk en de weg een groenbuffer dient te worden gerealiseerd waarvan de breedte minimaal 0,5 m dient te bedragen; b. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 2" met betrekking tot dierenverblijven/kassen: 2 1. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m ; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m; c. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 2" geen gebouwen mogen worden gebouwd met uitzondering van niet meer dan één fietsenberging per tussenwoning waar geen achterpad aanwezig is, waarbij: 1. de grondoppervlakte maximaal 5 m² mag bedragen; 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen; 3. tussen het bouwwerk en de weg een groenbuffer dient te worden gerealiseerd waarvan de breedte minimaal 0,5 m dient te bedragen; d. ter plaatse van de "specifieke vorm van tuin - 3" met betrekking tot dierenverblijven/kassen: 2 1. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m ;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
39
2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m; e. een erker mag worden gebouwd aan de voorzijde van een woning, mits: 1. de erker maximaal 1 m voor de voorgevel uitsteekt; 2 2. de grondoppervlakte niet meer dan 4 m bedraagt; e 3. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de1 bouwlaag. 14.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 14.1.1 bedoelde gronden geldt, dat: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht niet meer dan ten hoogste 1 m mag bedragen; b. vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m mag bedragen; e. de bouw van zwembaden en tennisbanen niet is toegestaan.
14.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van: a. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 voor het bouwen van een open zwembad. Voor het bouwen van een open zwembad gelden de volgende bepalingen: a. het zwembad dient achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 m uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd; b. tussen het bouwwerk en de perceelsgrens dient een groenbuffer gerealiseerd te worden met een breedte van minimaal 5 m voor percelen met een oppervlakte tot 2.500 m² en een breedte van minimaal 10 m voor percelen met een oppervlakte groter dan 2.500 m²; c. de oppervlakte mag maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel bedragen tot een maximum van: 1. 80 m² bij een perceel tot en met 5.000 m²; 2. 110 m² bij een perceel groter dan 5.000 m²; d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het maaiveld; e. de bouwhoogte van de afdekking mag niet meer bedragen dan 0,5 m hoger dan het maaiveld.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
40
Artikel 15
Verkeer
15.1
Bestemmingsomschrijving
15.1.1
Algemeen De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
wegen; parkeerplaatsen; fiets- voet- en ruiterpaden; pleinen; voetgangersgebieden; voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; groenvoorzieningen.
15.2
Bouwregels
15.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 15.1.1 bedoelde gronden geldt dat dat uitsluitend gebouwen met een maximum oppervlakte van 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m ten behoeve van de waterhuishouding mogen worden gebouwd.
15.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 15.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 9 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 5 m.
15.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing, ten behoeve van: a. verkeersveiligheid; b. sociale veiligheid; c. samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 voor de bouw van een ondergrondse bergbezinkbassin, met elk 2 een totale maximale oppervlakte van 200 m , een daarbij behorende gebouw met een 2 oppervlakte van maximaal 30 m en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van de opvang van overmatige neerslag.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
41
Artikel 16
Water
16.1
Bestemmingsomschrijving
16.1.1
Algemeen De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterpartijen; b. duinrellen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; met daarbij behorende: d. dagrecreatie e. de ontwikkeling en het behoud van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden; f. bruggen, stuwen, steigers, dammen en/of duikers; g. kades, oevers en groenvoorzieningen.
16.2
Bouwregels
16.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 16.1.1 bedoelde gronden geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
16.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 16.1.1 bedoelde gronden geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
16.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1
Verboden uitvoeren van andere werken Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 16.1.1 werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag: a. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen; b. het aanleggen van, kaden, aanleg- of vissteigers, ligplaatsen of vlonders; c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds; d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen; e. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water; f. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie, dan wel het verrichten van andere werkzaamheden die een ernstige beschadiging van waardevolle oever- en watervegetatie tot gevolg kunnen hebben;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
42
g. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen 16.3.2
Uitzonderingen Het bepaalde in lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.3.3
Toelaatbaarheid Een vergunning als bedoeld in lid 16.3.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden.
16.3.4
Advies Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 16.3.1 advies op bij een ter zake deskundige
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
43
Artikel 17
Wonen
17.1
Bestemmingsomschrijving
17.1.1
Algemeen De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, b. aan huis verbonden beroepen; met de daarbij behorende: c. tuinen, terreinen en erven; d. toegangswegen en paden; e. parkeervoorzieningen; f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.1.2
Gestapelde woningen Ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor gestapelde woningen.
17.1.3
Garage Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor de stalling van voertuigen.
17.1.4
Kantoor Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor kantoren.
17.1.5
Praktijkruimte Ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een praktijkruimte.
17.2
Bouwregels
17.2.1
Hoofdgebouwen Ten aanzien van de in lid 17.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. het aantal woningen niet mag worden vermeerderd; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte is toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte is toegestaan; e. indien de bestaande goothoogte dan wel de bestaande bouwhoogte van hoofdgebouwen meer bedraagt dan de onder c en d aangegeven hoogte mag, de afwijking niet worden vergroot;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
44
f.
met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - monument", geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; g. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding – onderdoorgang” dient een onderdoorgang met een doorrijhoogte van ten minste 3 m gerealiseerd te worden. 17.2.2
Bijgebouwen a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 40 % van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak, tot maximaal het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven; b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen van tussenwoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning; c. de goothoogte van aan- en uitbouwen van eind-, vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning; d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen van eind-, vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen mag maximaal 3 meter hoger zijn dan de goothoogte van de aan- en uitbouw; e. de diepte van aanbouwen mag bij tussen- en eindwoningen niet meer bedragen dan 2,5 m; f. voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m; 2. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m; g. met betrekking tot gronden aangeduid met "specifieke bouwaanduiding - 1" geldt, dat de afstand van gebouwen tot een perceelsgrens ten minste 2,5 m dient te bedragen; h. de bouw van overdekte zwembaden en tennisbanen is niet toegestaan.
17.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 17.1.1 bedoelde gronden geldt dat: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht niet meer mag bedragen dan 1 m; b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 m mag bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 m mag bedragen. e. de bouw van zwembaden en tennisbanen is niet toegestaan;
17.3
Nadere eisen Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
45
b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 17.4
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan afwijken van: a. lid 17.2.1 onder c van de op de verbeelding aangegeven goothoogte voor het toestaan van een terugliggende extra bouwlaag, met inachtneming van het volgende: 1. de maximaal toegestane bouwhoogte is minimaal 3 meter hoger dan de maximaal toegestane goothoogte; 2. de goothoogte van de extra bouwlaag is maximaal 3 meter, of maximaal de hoogte van de onderliggende bouwlaag; 3. de extra bouwlaag moet ten minste onder een hoek van 65° terugliggen ten opzichte van de bestaande naar de weg georiënteerde gevel(s); 4. de extra bouwlaag moet plat worden afgedekt; 5. afwijking kan alleen worden verleend indien dit vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit passend wordt geacht; 6. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om afwijking advies in bij een ter zake deskundige; b. lid 17.2.2 onder h voor het bouwen van een overdekt zwembad, waarbij: 1. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan: 2 2 bij een perceel met een grondoppervlakte tot 5000 m : maximaal 60 m ; 2 bij een perceel met een grondoppervlakte groter dan 5000 m : maximaal 90 2 m; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning; 3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m dient te bedragen; 4. de afstand tot de grens van de openbare weg waarop de voorgevel van de woning georiënteerd is minimaal 15 m dient te bedragen; 5. het overdekte zwembad in bestaande erfbebouwing is toegestaan. c. lid 17.2.3 onder f voor het bouwen van een open zwembad, waarbij 1. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevellijn en minimaal 15 m uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd; 2. tussen het bouwwerk en de weg een groenbuffer aanwezig dient te zijn waarbij de breedte minimaal dient te bedragen: 2 bij een perceel met een grondoppervlakte tot 2.500 m : 5 m; bij een perceel met een grondoppervlakte groter dan 2.500 m²: 10 m; 3. het grondoppervlak van een bouwwerk maximaal 4 % van de oppervlakte van het perceel mag bedragen tot een maximum van: 2; 80 m² bij een perceel tot en met 5.000 m 2; 110 m² bij een perceel groter dan 5.000 m 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan het maaiveld; 5. de bouwhoogte van de afdekking niet meer mag bedragen dan 0,5 m boven het maaiveld; d. lid 17.2.3 onder f voor de bouw en aanleg van een tennisbaan, mits: 1. per bij een woning behorend perceel niet meer dan één tennisbaan is toegestaan;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
46
2. de grondoppervlakte van de bij het woonhuis behorende perceel tenminste 5.000 2 m bedraagt; 3. de afstand tot de perceelgrenzen ten minste 5 m bedraagt; 4. de afstand tot de weg ten minste 30 m bedraagt; 5. de bouwhoogte van een hekwerk niet meer dan 4 m bedraagt; 6. rondom een groensingel van ten minste 3,5 m breedte is ingeplant.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
47
17.5
Specifieke gebruiksregels
17.5.1
Algemeen Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 17.1.
17.5.2
Beroep aan huis Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels: a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per 2 woning bedragen, tot een maximum van 60 m ; b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan; c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan; d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan; e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel; f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
17.6
Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1
Bedrijf aan huis Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.5.2 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels: a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per 2 woning bedragen, tot een maximum van 60 m ; b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan; c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan; d. horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan; e. een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden; f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat; g. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan; h. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel; i. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
17.7
Wijzigingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het vermeerderen van het aantal woningen in hoofdgebouwen door een woning te splitsen, met dien verstande, dat: a. uitsluitend bestaande vrijstaande woningen mogen worden gesplitst;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
48
b. het creëren van woningen naast elkaar uitgangspunt dient te zijn, met dien verstande dat het bevoegd gezag in uitzonderlijke gevallen kan toestaan dat geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen ontstaan; c. de inhoud van een te splitsen vrijstaande woning als bedoeld onder a tenminste 3 1.400 m bedraagt, gemeten vanaf het maaiveld; d. het aantal woningen per te splitsen vrijstaande woning na wijziging maximaal 2 mag bedragen; 3 e. de inhoud van elke nieuwe woning tenminste 500 m mag bedragen, gemeten conform het gestelde onder c; f. met betrekking tot bijgebouwen het bepaalde in lidl 17.2.2.van overeenkomstige toepassing is; g. met betrekking tot bouwwerken geen gebouw zijnde het bepaalde in lid 17.2.3. van overeenkomstige toepassing is; h. de ontheffingen als bedoeld in lid 17.4 van overeenkomstige toepassing zijn met dien verstande dat in de bedoelde artikelen "per woning" en "bij het woonhuis behorende perceel" moet worden gezien als "per een te splitsen vrijstaande woning" en "bij het te splitsen woonhuis behorende perceel"; i. de ingevolge f en g toegestane bebouwing niet mag worden meegeteld bij het bepalen van de inhoud van de nieuwe woning bedoeld in sub c; j. per woning op het terrein behorende bij de te splitsen vrijstaande woning dient te worden voldaan aan een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning; de aan te leggen parkeerplaatsen moge slechts op 4 m achter de voorgevelbouwgrens c.q. grenzen van de te splitsen vrijstaande woning zijn gelegen; genoemde maat van 4 m is niet van toepassing indien de voorgevelbouwgrens c.q grenzen meer dan 20 m vanaf de weg is gelegen; k. aangetoond is dat de nieuwe woning verantwoord is: 1. in milieuhygiënisch opzicht, in ieder geval voor wat betreft wegverkeersgeluid, bodemkwaliteit en luchtkwaliteit; 2. voor wat betreft externe veiligheid; 3. voor wat betreft de effecten op flora en fauna; 4. voor wat betreft verkeersveiligheid en parkeercapaciteit; 5. voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
49
Artikel 18
18.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving a. De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende secundaire bestemmingen, tevens bestemd voor een hoofdgasleiding. b. De belangen van de in lid 18.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen. c. Indien de belangen van de bestemming "Leiding - Gas" strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde: 1. Leiding - Gas; 2. Waarde - Archeologie.
18.2
Bouwregels
18.2.1
Gebouwen Ten aanzien van de in lid 18.1 genoemde bestemming geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
18.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 18.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve de in lid 18.1 genoemde bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
18.3
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat gebouwen ten behoeve van de ondergeschikte bestemmingen worden gebouwd, mits is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de onder 18.1 bedoelde leidingbelangen. Het bevoegd gezag vraagt hiervoor advies van de leidingbeheerder.
18.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1
Verboden uitvoeren van andere werken Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 18.1 werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag: a. het verrichten van exploratie en exploratieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen; b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond; d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
50
e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen, dempen van reeds bestaande waterlopen; f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, anders dan ten behoeve van de in lid 18.1 bedoelde gronden; g. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; h. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water; i. het planten van bomen. 18.4.2
Uitzonderingen Het bepaalde in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
18.4.3
Toelaatbaarheid Een vergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan het leidingbelang.
18.4.4
Advies Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 18.4.1 advies in bij de leidingbeheerder.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
51
Artikel 19
19.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
19.2
Bouwregels
19.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 3 m² en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
19.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 19.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
52
19.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 19.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 100 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
19.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 19.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
19.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 19.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 19.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
53
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 19.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 19.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a.
de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 1 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
54
Artikel 20
20.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
20.2
Bouwregels
20.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
20.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 20.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 20.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 20.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
55
20.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 100 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
20.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 20.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
20.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 20.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 20.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
56
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 20.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 20.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a.
de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 2 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
57
Artikel 21
21.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van te verwachten archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
21.2
Bouwregels
21.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
21.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 21.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 21.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 21.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
58
21.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 21.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 250 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
21.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 21.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
21.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 21.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 21.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
59
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 21.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 21.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a.
de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
60
Artikel 22
22.1
Waarde - Archeologie 3 extra
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 3 extra aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van te verwachten archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
22.2
Bouwregels
22.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 5,5+ NAP, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
22.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 22.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 22.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 22.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
61
22.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 22.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 250 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 5,5 m + NAP, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
22.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 22.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
22.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 22.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 22.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
62
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 22.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 22.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 extra op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 3 extra toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
63
Artikel 23
23.1
Waarde - Archeologie 4
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van te verwachten archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
23.2
Bouwregels
23.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
23.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 23.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
64
23.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 250 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.50 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
23.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 23.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
23.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 23.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 23.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
65
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 23.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 23.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 4 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
66
Artikel 24
24.1
Waarde - Archeologie 5
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van te verwachten archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
24.2
Bouwregels
24.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
24.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 24.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 24.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 24.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
67
24.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 24.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 500 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.50 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
24.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 24.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
24.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 24.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 24.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
68
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 24.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 24.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a.
de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 5 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
69
Artikel 25
25.1
Waarde - Archeologie 5 extra
Bestemmingsomschrijving a. De voor Waarde - Archeologie 5 extra aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van te verwachten archeologische waarden. b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
25.2
Bouwregels
25.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 5,5+ NAP, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
25.2.2
Voorwaarden Indien uit het in 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.2.3
Bouwverbod Indien uit het in lid 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 25.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
70
25.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1
Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in lid 25.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een 2 oppervlakte van meer dan 500 m : a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 5,5 m + NAP, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; d. het omzetten van grasland in bouwland; e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van bos of boomgaard; g. verlagen van het waterpeil; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen; j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
25.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het bepaalde onder 25.3.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
25.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning a. Het bepaalde onder 25.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal. b. Voor zover de onder 25.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
71
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 25.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie. 25.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 extra op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht; b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie 5 extra toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
72
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
73
HOOFDSTUK 3
Artikel 26
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
74
Artikel 27
27.1
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen a. De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot: 1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen; 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 12 cm bedraagt; 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden; 4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden; 5. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden; 6. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen; 7. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties b. Voor panden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - monument" geldt dat nieuwe erkers, balkons, dakoptrekkingen niet zijn toegestaan voor zover deze zichtbaar zijn vanaf de straat. c. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden. d. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m, gemeten vanaf bovenkant van de dakconstructie, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
27.2
Afwijken overschrijding bouwgrenzen Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 1.5 m, indien het betreft: a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen; b. toegangen van bouwwerken; c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen; d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; e. balkons en galerijen; f. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame; g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen; h. kelderingangen en kelderkoekoeken.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
75
27.3
Ondergronds bouwen
27.3.1 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht; indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd; b. indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (s) geldt dat ondergronds bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken. 27.3.2 Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. de hoogte van kelders bedraagt maximaal 10 cm beneden peil; b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd; c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel. 27.3.3 Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
76
Artikel 28
Algemene gebruiksregels
28.1
Gebruiksverbod
28.1.1
Verboden gebruik onbebouwde gronden Onder gebruik van onbebouwde gronden in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval het volgende verstaan: a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen; b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
28.1.2
Verboden gebruik Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan gebruik voor een seksinrichting, een escortbedrijf en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.
28.2
Uitzonderingen gebruiksverbod Het bepaalde in lid 28.1.1 van dit artikel is niet van toepassing op: a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden; b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
77
Artikel 29
29.1
Algemene afwijkingsregels
Algemeen Het bevoegd gezag kan afwijken: a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits deze niet groter zijn dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m; b. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van de telecommunicatie of het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de zendinstallatie: 1. een masthoogte heeft die boven het maaiveld niet meer bedraagt dan 40 m; 2. in de vorm van een transparante constructie wordt gerealiseerd; 3. door meerdere operators wordt medegebruikt; 4. de daarbij behorende apparatuurkasten ingepast worden in het landschap; 5. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast; c. ten aanzien van de in dit plan aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding; d. voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 m bedragen en geen vergroting van bestemmingsof bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder c; a. voor het aanpassen van het beloop of het profiel van een weg indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter wordt overschreden.
29.2
Eerdere afwijkingen Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
29.3
Voorwaarden aan het verlenen van afwijking a. de in lid 29.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; b. de in lid 29.1 onder c en d genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor: 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
78
3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast; 4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
79
Artikel 30
Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op: a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een 3 inhoud van ten hoogste 150 m en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het artikel Algemene afwijkingsregels niet kunnen worden gebouwd; b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
80
Artikel 31
31.1
Algemene procedureregels
Afwijking Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.
31.2
Wijziging Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, zoals opgenomen in dit plan, is de in artikel 3.6a van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
81
HOOFDSTUK 4
Artikel 32
32.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
32.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 32.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 32.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1.1 met maximaal 10 %. 32.1.3 Lid 32.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 32.2
Overgangsrecht gebruik
32.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 32.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 32.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het lid 32.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 32.2.4 Lid 32.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 32.3
Persoonsgebonden overgangsecht
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
82
32.3.1
Specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen persoonsgebonden overgangsrecht" geldt het volgende: deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als burgerwoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van het in werking treden van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik van deze gebouwen als burgerwoning. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van het in werking treden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Bloemendaal als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
83
Artikel 33
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Aerdenhout 2011.
bestemmingsplan "Aerdenhout 2011" Regels ontwerp
Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
014
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 4 500 m²
15
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN - DRANKEN
G
30
2
2
1
G
1
0 30
0
1
G
30
2
2
1
G
1
10
1
G
30
2
2
1
G
1
intensiteit G of P
1552
- consumptie-ijsfabrieken: p.o. 2 <= 200 m²
1581
Broodfabrieken, brood- en 0 banketbakkerijen:
1581
1 - v.c. < 2500 kg meel/week
30 10 30
1584
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 3 200 m²
30 10 30
10
1
G
30
2
2
1
G
1
1584
- suikerwerkfabrieken zonder 6 suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30
10
1
G
30
2
2
1
G
1
0
1
G
30
2
2
1
G
1
10 10 30
10
2
G
30
2
2
2
G
2
10 10 30
0
1
G
30
2
2
1
G
1
P
10
1
1
1
P
1
1593 t/m 1595
18 182
20
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
Vervaardiging van kleding en toebehoren (excl. van leer)
0 30
C
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, - RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
22
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN - OPGENOMEN MEDIA
2222.6
10
C
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN - VERVEN VAN BONT
205
221
10
Uitgeverijen (kantoren) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2223
A Grafische afwerking
2223
B Binderijen
0
0 10
0
1
10
0 30
0
1
P
30
2
2
1
P
1
0
0 10
0
1
G
10
1
1
1
G
1
B
30
0 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
2224
Grafische reproduktie en zetten
30
0 10
10
2
G
30
2
2
2
G
1
B
2225
Overige grafische activiteiten
30
0 30
10
2
G
30
2
D 2
2
G
1
B
0
0 10
0
1
G
10
1
1
1
G
1
223
Reproduktiebedrijven opgenomen media
LUCHT
1
BODEM
VISUEEL
CAT
10
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE - LANDBOUW
CATEGORIE
AFSTAND
30 10 30
-
01
VERKEER
INDICES VERKEER
GEVAAR
STOF
GELUID
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
24
VERVAARDIGING VAN - CHEMISCHE PRODUKTEN
2442
2 - verbandmiddelenfabrieken
26
10
2
G
30
2
2
2
G
1
10 10 30
10
1
G
30
2
2
1
G
1
30 10 30
10
1
G
30
2
2
1
G
1
30 10 30
10
1
G
30
2
2
1
G
1
0 30
0
1
G
30
2
2
1
G
1
1
1
P
1
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, - KALK- EN GIPSPRODUKTEN
262, 263
0 Aardewerkfabrieken:
262, 263
- vermogen elektrische ovens 1 totaal < 40 kW
30
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN - COMPUTERS
30
Kantoormachines- en A computerfabrieken
31
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, - APPARATEN EN BENODIGDH.
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
33
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN - INSTRUMENTEN
33
Fabrieken voor medische en optische apparaten en A instrumenten e.d.
36
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE - GOEDEREN N.E.G.
361
10 10 30
Meubelstoffeerderijen b.o. < 2 200 m²
30
0 10 10
0
362
Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10
10
1
G
30
2
2
1
G
1
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30 10 30
10
2
G
30
2
2
2
G
2
0 30 30
0
1
P
30
2
2
1
P
1
1
P
30
2
2
1
P
1
1
1
P
1
3661.1
40
Sociale werkvoorziening
10
L
B
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, - STOOM EN WARM WATER
Elektriciteitsdistributiebedrijven, 40 C0 met transformatorvermogen: 40 C1 - < 10 MVA
0
0 30
C
10
- gas: reduceer-, compressor-, 40 D3 meet- en regelinst. Cat. A
0
0 10
C
10
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B 40 D4 en C
0
0 30
C
10
1
P
30
2
2
1
P
1
10
0 30
C
10
1
P
30
2
2
1
P
1
40 D0 Gasdistributiebedrijven: 10
Warmtevoorzieningsinstallaties, 40 E0 gasgestookt: 40 E2 - blokverwarming
41
WINNING EN DITRIBUTIE - VAN WATER
41 B0 Waterdistributiebedrijven met
B
pompvermogen: 41 B1 - < 1 MW 45
- BOUWNIJVERHEID
45
- aannemersbedrijven met 3 werkplaats: b.o.< 1000 m²
50
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; - BENZINESERVICESTATIONS
5020.4
B Autobeklederijen
5020.5
Autowasserijen
503, 504
51 511
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en accessoires
0
0 30
C
10
0 10 30
10
1
P
30
2
2
1
P
1
30
2
2
1
G
1
0
0 10
10
1
G
10
1
1
1
G
1
10
0 30
0
3
P
30
2
2
3
P
1
0
0 30
10
1
P
30
2
2
1
P
1
0
0 10
0
1
P
10
1
1
1
P
1
10 10 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
GROOTHANDEL EN - HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren)
5122
Grth in bloemen en planten
5134
Grth in dranken
5135
0
0 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
Grth in tabaksprodukten
10
0 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
5136
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
10 10 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
5137
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
30 10 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
5138, 5139
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
10 10 30
10
2
G
30
2
2
2
G
1
Grth in overige consumentenartikelen
10 10 30
10
2
G
30
2
2
2
G
1
10
0 30
10
2
G
30
2
2
2
G
1
0
0 30
30
1
G
30
2
2
2
G
1
0 10 30
10
1
G
30
2
2
1
G
1
0 10 30
0
1
G
30
2
2
1
G
1
1
G
30
2
2
1
G
1
1
G
30
2
2
1
G
1
514 5148.7
0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7
- consumentenvuurwerk, 1 verpakt, opslag < 10 ton
5148.7
5 - munitie
5153
Grth in hout en 0 bouwmaterialen:
5153
2 - algemeen: b.o. <= 2000 m²
5153.4
4 zand en grind:
5153.4
6 - algemeen: b.o. <= 200 m²
5154
Grth in ijzer- en metaalwaren 0 en verwarmingsapparatuur:
5154
2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m²
5155.2 5156
517
52
0 30
0
Grth in kunstmeststoffen
30 30 30
30
Grth in overige intermediaire goederen
10 10 30
10
2
G
30
2
2
2
G
2
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
0
V
R
0
0 30
0
2
G
30
2
2
2
G
1
0
0 10
10
1
P
10
1
1
1
P
1
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. - PARTICULIEREN
527
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
55
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN - DRANKENVERSTREKKING
B
5551
Kantines
10
0 10
C
10
1
P
10
1
D 1
P
1
5552
Cateringbedrijven
10
0 30
C
10
1
G/P
30
2
2
1 G/P
1
Taxibedrijven
0
0 30
C
0
2
P
30
2
2
2
P
1
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
0
0 30
C
10
1
P
30
2
D 2
1
P
1
0
0 10
0
2
P
10
1
1
2
P
1
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
0
0 10
0
2
P
10
1
1
2
P
1
633
Reisorganisaties
0
0 10
0
1
P
10
1
1
1
P
1
634
Expediteurs, cargadoors (kantoren)
0
0 10
0
1
P
10
1
D 1
1
P
1
60 6022 603
- VERVOER OVER LAND
61, 62
VERVOER OVER WATER / - DOOR DE LUCHT
61, 62
Vervoersbedrijven (uitsluitend A kantoren)
63 6322, 6323
64
1
DIENSTVERLENING T.B.V. - HET VERVOER
POST EN - TELECOMMUNICATIE
641
Post- en koeriersdiensten
0
0 30
C
0
2
P
30
2
2
2
P
1
642
A Telecommunicatiebedrijven
0
0 10
C
0
1
P
10
1
1
1
P
1
642 B2 - FM en TV
0
0
0
C
10
10
1
1
P
2
642 B3 - GSM en UMTS-steunzenders
0
0
0
C
10
10
1
1
P
2
0
0 10
C
0
1
P
10
1
1
1
P
1
0
0 10
0
1
P
10
1
1
1
P
1
10
642 B0 zendinstallaties:
65, 66, 67
FINANCIELE INSTELLINGEN - EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67
Banken, verzekeringsbedrijven, A beurzen
70
VERHUUR VAN EN HANDEL - IN ONROEREND GOED
70
Verhuur van en handel in A onroerend goed
71
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE - ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
0 30
10
2
P
30
2
2
2
P
1
714
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30
10
2
G
30
2
D 2
2
G
2
0
1
P
10
1
1
1
P
1
2
1
P
1
2
1
P
1
72
COMPUTERSERVICE- EN - INFORMATIETECHNOLOGIE
72
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's A e.d.
0
0 10
72
B Switchhouses
0
0 30
73
SPEUR- EN - ONTWIKKELINGSWERK
731
Natuurwetenschappelijk speuren ontwikkelingswerk
30 10 30
C
0
30
30
R
1
P
30
2
B
732
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74
OVERIGE ZAKELIJKE - DIENSTVERLENING
74
Overige zakelijke A dienstverlening: kantoren
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
75
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, - SOCIALE VERZEKERINGEN
75
Openbaar bestuur (kantoren A e.d.)
90 9001
9111
92 921, 922 9261.2 93 9301.2
0 10
0
0 10
10
0 30
0
0
1
P
10
1
1
1
P
1
0
2
P
10
1
D 1
2
P
1
10
2
G
30
2
2
2
G
1
0 10
0
2
P
10
1
1
2
P
1
0
0 10
0
2
P
10
1
1
2
P
1
30
0 10
2
1
P
1
C
B
- MILIEUDIENSTVERLENING B rioolgemalen
- verwerking fotochemisch en 9002.2 A7 galvano-afval 91
0
C
0
10 10 30
30
0
0 10
30 R
1
G
30
2
2
1
G
1
0
1
P
10
1
1
1
P
1
B
L
B
L
- DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) CULTUUR, SPORT EN - RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) B Bowlingcentra
0
0 30
C
10
2
G
30
2
2
2
G
1
0
0 30
C
0
2
P
30
2
2
2
P
1
- OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen
30
0 30
30
2
G
30
2
2
2
G
1
9301.3
A Wasverzendinrichtingen
0
0 30
0
R
1
G
30
2
2
1
G
1
9301.3
B Wasserettes, wassalons
0
0 10
0
1
P
10
1
1
1
P
1
Bijlage 2: Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten Categorie I “lichte horeca” Bedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca - broodjeszaak; - cafetaria; - croissanterie; - koffiebar; - lunchroom; - ijssalon - tearoom; - traiteur. 1b. Overige Lichte Horeca - bistro; - automatiek; - snackbar; - restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); - hotel. 1c. Restaurant - Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice tot 250m2 bvo. 1d. Aan andere functies verwante horeca - kantine; - bedrijfsrestaurant. Categorie 2 “middelzware horeca” 2a. Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en/of daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: - bar; - bierhuis; - biljartcentrum; - café; - proeflokaal; - shoarma/grillroom; - zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- /dansevenementen). 2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking - bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m2 bvo; Categorie 3 “zware horeca”
Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: - dancing/discotheek; - nachtclub; - partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Verbeelding