KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST
Besluit medische zorg voor verstandelijk gehandicapten Besluit van 15 april 2004 houdende opleidings-, erkennings- en (her)registratie-eisen voor het specialisme medische zorg voor verstandelijk gehandicapten Het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, gelet op artikel 14, tweede lid, onder c, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid, van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst; gezien het advies van het federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband en de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie; Besluit: Hoofdstuk A Algemene bepalingen A.1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder medische zorg voor verstandelijk gehandicapten: het specialisme dat zich richt op de aanpak van algemene en handicapgerelateerde gezondheidsvragen van mensen met een verstandelijke handicap, inhoudende doelgroepspecifieke preventie, diagnostiek, behandeling en begeleiding, waar nodig in multidisciplinair verband.
Hoofdstuk B De opleiding Titel I Algemeen B.1. Duur De duur van de opleiding bedraagt drie jaar. B.2. Onderdelen opleiding 1. De praktijkopleiding voldoet aan de volgende eisen: a. de aios volgt opleidingsperioden in de opleidingsinrichting gedurende in totaal eenentwintig tot dertig maanden; b. de aios volgt stages met een totale duur van zes tot vijftien maanden. Daarbij wordt een keuze gemaakt uit twee tot zes stages uit onderstaande blokken: i. etiologie en neurologische functie: ii. somatische beperkingen en handicaps: iii. psyche en veroudering: iv. huisartsgeneeskunde: c. de aios kan één of meer andere keuzemodules volgen gedurende in totaal ten hoogste zes maanden, met inachtneming van het onder a en b bepaalde; B.3. Eindtermen De aios behaalt de eindtermen, genoemd in de bijlage bij dit besluit. Titel II Vrijstelling
B.4. Algemeen 1. De aios volgt gedurende ten minste een jaar opleidingsperioden in een opleidingsinrichting. 2. Voor de relevantie van de ervaring, waar vrijstelling voor wordt gevraagd, gelden de volgende criteria: A.2. Toepassingsbereik besluit a. ervaring in de volgende specialis1. Op de opleiding, erkenning en her- men kan als relevant worden registratie voor het specialisme medi- beschouwd: sche zorg voor verstandelijk gehandi- i. huisartsgeneeskunde; capten zijn, naast de in dit besluit ii. verpleeghuisgeneeskunde; genoemde eisen, alle eisen van toepas- iii. interne geneeskunde; sing zoals opgenomen in het iv. neurologie; Kaderbesluit CHVG. v. revalidatiegeneeskunde; 2. In beleidsregels van de HVRC vi. psychiatrie; kunnen de bepalingen in dit besluit vii. kindergeneeskunde; nader worden ingevuld. viii. keel- neus- oorheelkunde; ix. oogheelkunde
Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33
x. klinische geriatrie xi. klinische genetica b. in geval ervaring is opgedaan in een ander specialisme dan onder a vermeld, wordt door het hoofd aan de HVRC voorgesteld voor welk deel deze ervaring als relevant is te beschouwen B.5. Artsen met opleidingservaring of werkervaring in een opleidingsinrichting Met inachtneming van artikel B.4. kunnen de volgende categorieën artsen in aanmerking komen voor de onderscheidenlijk genoemde vrijstellingen: a. artsen die hebben deelgenomen aan een opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van eerder gevolgde onderdelen van de opleiding. b. artsen die hebben deelgenomen aan een opleiding tot medisch specialist, tot huisarts of tot verpleeghuisarts kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van één of meer stages en van een deel van het cursorisch onderwijs; c. artsen die een andere erkende specialistenopleiding hebben voltooid en ingeschreven zijn of zijn geweest in enig register van specialisten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van de praktijkopleiding voor de duur van één jaar en kunnen daarnaast, indien van toepassing, in aanmerking komen voor vrijstelling van één of meer stages en van een deel van het cursorisch onderwijs; d. artsen die voor de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten relevante ervaring hebben opgedaan in een door de HVRC of MSRC erkende opleidingsinrichting, kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van één of meer stages en van een deel van het cursorisch onderwijs. Hoofdstuk C De erkenning Titel I De opleider C.1. Eisen voor erkenning als opleider
1
De opleider voldoet aan de volgende aanvullende eisen: a. is ten minste voor 0,5 fte werkzaam in de opleidingsinrichting; b. heeft een zorgvuldige en inzichtelijke praktijkvoering, waarbij voor de registratie van patiëntgegevens een goed bijgehouden en inzichtelijk registratiesysteem wordt gebruikt; c. is tenminste 0,2 fte van de aanstelling beschikbaar voor de opleiding. Titel II De opleidingsinrichting C.2. Eisen voor erkenning als opleidingsinrichting De opleidingsinrichting of een combinatie van twee opleidingsinrichtingen voldoet aan de volgende aanvullende eisen: a. in de werkzaamheden komen de gebruikelijke facetten van de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten aan de orde; b. de samenstelling van de populatie die medische zorg voor verstandelijk gehandicapten ontvangt waarborgt voldoende variatie in de werkzaamheden; c. in de instelling ontvangen tenminste 300 cliënten integrale medische zorg dan wel aanvullende specialistische zorg van een arts voor verstandelijk gehandicapten; d. levert meerdere vormen van zorg aan mensen met een verstandelijke handicap; e. de populatie bestaat uit mensen met een verstandelijke handicap op alle niveaus alsmede mensen met (ernstige) meervoudige handicaps; f. beschikt over medisch-administratieve ondersteuning ten behoeve van de opleider van een omvang die correspondeert met de mate waarin de opleider met patiëntenzorg is belast; g. beschikt over ten minste de volgende disciplines of faciliteiten: verpleegkunde, fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtetiek, gedragswetenschappers, geneesmiddelenvoorziening; h. de aios kan gebruik maken van een onderzoekkamer en beschikken over een afzonderlijke werkplek i. beschikt over een ruimte voor de aios om zich terug te trekken voor studie of indien tijdens het doen van diensten geen beroep op hem wordt gedaan.
Titel III Het opleidingsinstituut C.3. Eisen voor erkenning als opleidingsinstituut Het opleidingsinstituut voldoet aan de volgende aanvullende eisen: a. de omvang van de personele bezetting bedraagt tenminste 0,15 fte per aios met de volgende verdeling: i. twee derde academisch gevormd onderwijsgevend personeel; ii. een zesde technisch en administratief personeel; iii. een zesde managementondersteunend personeel. b. de ruimten van het opleidingsinstituut bedoeld in artikel C.19., onder g, van het Kaderbesluit CHVG zijn ten minste geschikt voor: i. het onderwijs aan en bijeenkomsten van: – groepen van circa veertig tot zestig personen; – groepen van circa vijftien personen; – groepen van circa vijf personen; ii. training van vaardigheden en computerondersteunend personeel; iii. een bibliotheekvoorziening. Hoofdstuk D Herregistratie D.1. Werkzaam als arts voor verstandelijk gehandicapten 1. Een arts is werkzaam als arts voor verstandelijk gehandicapten als hij persoonlijk beschikbaar en verantwoordelijk is voor het verlenen van medische zorg aan verstandelijk gehandicapten en deze zorg ook daadwerkelijk verleent. Dit houdt in zowel de directe patiëntenzorg in de vorm van diagnostiek en behandeling, als het adviseren van andere artsen over de diagnostiek en behandeling bij verstandelijk gehandicapten. 2. Medische zorg voor verstandelijk gehandicapten heeft de volgende kenmerken: a. het is gericht op de specifieke doelgroep van mensen met een verstandelijke handicap; b. er is een veelheid aan oorzaken voor een verstandelijke handicap, waarmee diverse medische problemen zijn geassocieerd; c. er doen zich vaak meervoudige stoornissen voor; d. er bestaat een bijzondere verdeling van ziekten en aandoeningen; e. er is sprake van een bijzondere presentatie van de klachten; f. er treden handicapgebonden dia-
Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33
gnostische en therapeutische problemen op; g. er is bij de cliënten sprake van wisselende gradaties van handelings- en wilsonbekwaamheid, waardoor betrokkenheid bestaat van ouders of (andere) wettelijke vertegenwoordigers en (professionele) begeleiders; h. door de aard van de problematiek wordt de zorg verleend in multidisciplinair verband. 3. De werkzaamheden als arts voor verstandelijk gehandicapten kunnen zijn verricht: a. als arts voor verstandelijk gehandicapten in dienst van een instelling; b. als waarnemend arts voor verstandelijk gehandicapten; c. als zelfstandig gevestigd arts voor verstandelijk gehandicapten. 4. Onder werkzaam zijn als arts voor verstandelijk gehandicapten wordt ook begrepen het deelnemen aan onderlinge waarneming bij afwezigheid. 5. De arts voor verstandelijk gehandicapten is er voor verantwoordelijk dat in geval van zijn afwezigheid de zorg bij voorkeur wordt verleend door een arts voor verstandelijk gehandicapten. In het geval een huisarts waarneemt voor een arts voor verstandelijk gehandicapten, dient een arts voor verstandelijk gehandicapten als achterwacht te fungeren. D.2. Op andere wijze werkzaam 1. Werkzaamheden als uitsluitend adviserend arts, niet inhoudend patiëntgebonden werkzaamheden, worden niet beschouwd als werkzaamheden als arts voor verstandelijk gehandicapten als bedoeld in artikel D.1. 2. Andere werkzaamheden zoals zogeheten additieve werkzaamheden worden niet beschouwd als werkzaamheden als arts voor verstandelijk gehandicapten als bedoeld in artikel D.1. D.3. Gelijkgestelde werkzaamheden De volgende functies worden als gelijkgestelde werkzaamheden aangemerkt: a. staflid bij een universitair instituut voor medische zorg voor verstandelijk gehandicapten; b. beleidsmedewerker bij een beroepsof wetenschappelijke vereniging van artsen voor verstandelijk gehandicapten;
2
c. functionaris bij een bestuursorgaan, dat betrokken is bij de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten; d. managementfunctionaris van een instelling voor de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten of eerstverantwoordelijk geneeskundige of geneesheer-directeur in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.
samengetrokken als ‘Arts voor Verstandelijk Gehandicapten’) aan te merken als zelfstandig specialisme. In vervolg hierop werden, op geleide van advisering door de werkgroep, eisen voor de opleiding voor het nieuwe specialisme en eisen voor de erkenning van opleiders, opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten vastgesteld.
Hoofdstuk E Slotbepalingen
Artikelsgewijs
E.1. Overgangsbepaling Artikel E.1. van het Kaderbesluit CHVG is van overeenkomstige toepassing.
Artikel B.1. Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.4. van het Kaderbesluit CHVG.
E.2. Publicatie 1. Dit besluit wordt gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de goedkeuring van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant. 2. In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit.
Artikel B.2. Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.1. van het Kaderbesluit CHVG. Ten aanzien van de blokken genoemd in het eerste lid, onder b, geldt het volgende: Etiologie en neurologische functie: – afdeling klinische genetica met E.3. Inwerkingtreding oriëntatie in de moleculaire genetica, 1. Dit besluit treedt in werking met kindergeneeskunde en kinderneuroloingang van 1 januari 2005. gie; 2. Indien de Staatscourant waarin dit – afdeling (kinder)neurologie en epibesluit en het goedkeuringsbesluit, lepsiecentrum met oriëntatie in beeldbedoeld in artikel E.2., eerste lid, vormende technieken: de werktijd is worden geplaatst, wordt uitgegeven verdeeld over beide terreinen; na 31 december 2004, treedt dit Somatische beperkingen en handibesluit in werking met ingang van de caps: dag na de datum van uitgifte van de – (kinder)revalidatiecentrum met Staatscourant waarin zij wordt oriëntatie op de afdeling orthopedie; geplaatst, en werkt zij terug tot en – centrum voor mensen met een vermet 1 januari 2005. standelijke en visuele handicap met oriëntatie op een afdeling kinderoogE.4. Citeertitel heelkunde; Dit besluit wordt aangehaald als: – centrum voor mensen met een verBesluit medische zorg voor verstande- standelijk en auditieve handicap met lijk gehandicapten. oriëntatie in een audiologisch centrum; Utrecht, 17 mei 2004. Psyche en veroudering: F.P.M. Garnier, voorzitter CHVG – verpleeghuis (somatisch en psychomr. M.C.J. Rozijn, algemeen secretageriatrisch) met oriëntatie op een ris colleges. afdeling klinische geriatrie; – afdeling (kinder)psychiatrie en Toelichting observatiecentrum of SGLVG-afdeling van een instelling voor mensen Algemeen met een verstandelijke handicap met oriëntatie bij een consulententeam; Dit besluit bevat de aanvullende Huisartsgeneeskunde: opleidings-, erkennings- en (her)regis- – Het volgen van cursorisch ondertratie-eisen voor het specialisme medi- wijs uit de huisartsopleiding, aangesche zorg voor verstandelijk gehandi- vuld met een stage bij een huisarts. capten. Het College besloot in 1998 het werkgebied van de arts in de zorg Artikel B.3. voor mensen met een verstandelijke Dit is een nadere invulling van het handicap (om praktische redenen
Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33
bepaalde in artikel B.2. van het Kaderbesluit CHVG. Eén van de elementen van de zorg voor verstandelijk gehandicapten is, dat deze zorg zich richt op een specifieke doelgroep. Deze doelgroep bestaat uit mensen met een verstandelijke handicap van licht tot diep gestoord verstandelijk niveau, gekenmerkt door: – het bestaan van een grondlijden gebaseerd op veelvormige etiologie; – frequent aanwezige meervoudige complexe stoornissen en handicaps; – meer en bijzondere gezondheidsproblemen en risico’s; – handelings- en wilsonbekwaamheid in verschillende gradaties; – veelal functionerend binnen een cliëntsysteem, gevormd door ouders of wettelijke vertegenwoordigers en professionele begeleiders of verpleegkundigen (zorgondersteuning behoevend). Artikel B.4. en B.5. Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.10. van het Kaderbesluit CHVG. Artikel B.5. Het gaat hier om artsen die eerder in opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten zijn geweest, maar die de opleiding vanwege omstandigheden hebben moeten beëindigen. In beginsel hoeft de aios niet tweemaal aan dezelfde periode deel te nemen. Tevens betreft het hier artsen die een erkende specialistenopleiding na het artsexamen hebben gevolgd en voltooid en daarna zijn ingeschreven (geweest) in een specialistenregister. Deze artsen hebben een zodanige ervaring in de patiëntenzorg, dat een aanzienlijke bekorting van de opleiding is gerechtvaardigd. Artikel C.1. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.1. van het Kaderbesluit CHVG. Artikel C.2. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.7. van het Kaderbesluit CHVG. Artikel C.3. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.19. van het Kaderbesluit CHVG.
3
De omvang van de personele bezetting van wetenschappelijk personeel bedraagt bij voorkeur 0,125 fte per aios.
gerelateerde programma’s voor gezondheidsbewaking (health watch). – Vaccinatieadviezen , infectiepreventie en hygiëneaspecten. – Opsporing, behandeling en begeleiding van visus- en gehoorstoornissen. – Op indicatie advisering over of uitvoering van medicamenteuze ondersteuning bij onderzoeken en behandelingen, die door de cliënt als bedreigend worden ervaren (bijvoorbeeld de tandarts). – Specifieke handicapgebonden arbeidsgeneeskundige aspecten. – Opsporing, behandeling en begeleiding van voedingsproblematiek, eetproblemen en slikstoornissen. – Behandeling en begeleiding van mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). Onderlinge waarneming bij afwezigheid betekent dat de avg (arts voor verstandelijk gehandicapten) verantwoordelijk blijft voor de zorg. Een huisarts kan weliswaar voor een avg waarnemen, doch een avg zal dan wel als achterwacht bereikbaar moeten zijn.
capten beschikt over kennis en vaardigheden betreffende veel voorkomende klachten en ziekten bij verstandelijk gehandicapten. c. De arts voor verstandelijk gehandiHoofdstuk D capten is in staat een anamnese af te In 2000 is tegelijkertijd met de start nemen bij licht en matig verstandelijk van de opleiding tot arts voor vergehandicapten en een heteroanamnese standelijk gehandicapten het register bij begeleiders van ernstig verstandevoor Arts voor Verstandelijk lijk gehandicapten. Gehandicapten ingesteld. Per d. De arts voor verstandelijk gehandi1 december 2005 zullen de eerste artcapten is in staat de vaak atypische sen voor verstandelijk gehandicapten presentatie van klachten door verin aanmerking komen voor herregisstandelijk gehandicapten te interpretetratie. ren. e. De arts voor verstandelijk gehandiArtikel D.1. capten is in staat een zorgvuldig Dit is een nadere invulling van het lichamelijk onderzoek te verrichten, bepaalde in artikel D.19. van het ook bij minder coöperatieve verstanKaderbesluit CHVG. delijk gehandicapten. De specifieke medische deskundigheid f. De arts voor verstandelijk gehandivan de arts voor verstandelijk gehancapten is in staat tot het afwegen van dicapten richt zich op: het belang van diagnostische en the– De oorzaken van de verstandelijke rapeutische handelingen enerzijds en handicap en het onderzoek daarnaar, de belasting daarvan voor verstandede preventie, opsporing, behandeling lijk gehandicapten anderzijds. en begeleiding van medische probleg. De arts voor verstandelijk gehandimatiek hieraan gerelateerd. capten is in staat tot het bieden van – Syndromen en syndroomgerelateerintensieve medische zorg voor verplede medische problematiek (preventie, Artikel D.2. gingsbehoeftige kinderen en volwasseopsporing, behandeling en begeleiDit is een nadere invulling van het nen, postoperatieve zorg en zorg in ding). bepaalde in artikel D.20. van het de terminale fase. – Gedragsproblematiek, autisme, psy- Kaderbesluit CHVG. h. De arts voor verstandelijk gehandichiatrische stoornissen, (preventie, De in dit artikel genoemde werkcapten is op de hoogte van protocolopsporing behandeling en begeleizaamheden zijn geen werkzaamheden len t.a.v. preventie, diagnostiek en ding). van de arts voor verstandelijk gehan- behandeling, zoals deze met name – Communicatieve problemen (opspo- dicapten. Additieve werkzaamheden door de Nederlandse Vereniging van ring, behandeling, begeleiding, hulpzijn bijvoorbeeld homeopathie. De Artsen voor Verstandelijk middelen). criteria genoemd in artikel D.1., twee- Gehandicapten (NVAVG) en het – Epilepsie (herkenning, begeleiding de lid, zijn niet van toepassing op de Nederlands Huisartsen Genootschap en behandeling) en andere neurologi- werkzaamheden van de genoemde (NHG) ontwikkeld zijn. sche stoornissen. artsen. – Medische problematiek van cliënten 2. Kennis van etiologie van verstandemet ernstige meervoudige (complexe) Artikel D.3. lijke handicap, etiologische diagnosstoornissen, zoals spasticiteit en (pre- Dit is een nadere invulling van het tiek, specifieke co-morbiditeit gedurenventie, behandeling en begeleiding bepaalde in artikel D.23. van het de de levensloop en de implicaties van) daaraan gerelateerde problemen, Kaderbesluit CHVG. hiervan voor de behandeling zoals mobiliteitsstoornissen, contraca. Kennis van etiologie, diagnostiek turen en luxaties, eet- en drinkproble- Bijlage bij het Besluit medische zorg en specifieke co-morbiditeit: men, luchtweginfecties, refluxziekte voor verstandelijk gehandicapten, als i. de arts voor verstandelijk gehandien obstipatie. bedoeld in artikel B.3. capten kent de etiologie van verstan– Motorische en neurologische stoordelijke handicap; nissen (opsporing, behandeling, bege- Eindtermen ii. de arts voor verstandelijk gehandileiding, hulpmiddelen). capten is op de hoogte van etiolo– Opsporing, behandeling en begelei- 1. Geneeskundige kennis en vaardighe- gisch diagnostische methoden en proding van (specifieke) verouderingspro- den tocollen met betrekking tot screening; blematiek, inclusief behandeling en a. De arts voor verstandelijk gehandi- iii. de arts voor verstandelijk gehandibegeleiding in de laatste levensfase capten beschikt over kennis en vaarcapten is in staat vanuit anamnese en van mensen met een verstandelijke digheden op het gebied van huisartsonderzoek de specifieke somatische handicap. geneeskunde en het afwijkingen, functiestoornissen, dys– Preventieve geneeskunde bij mensen huisartsgeneeskundig diagnostisch en morfologieën en gedragskenmerken te met een verstandelijke handicap, therapeutisch handelen. herkennen die belangrijk zijn voor het onder meer door middel van etiologie b. De arts voor verstandelijk gehandi- stellen van de etiologische diagnose.
Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33
4
iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten is voldoende bekend met het vakgebied van andere specialismen met name kindergeneeskunde, neurologie en ontwikkelingsneurologie, klinische genetica, oogheelkunde, keelneus-oorheelkunde onderscheidenlijk audiologie en tandheelkunde om gericht te kunnen consulteren en verwijzen; v. de arts voor verstandelijk gehandicapten is voldoende bekend met de mogelijkheden van (neuro)psychologische onderzoeksmethoden om gericht te kunnen verwijzen; vi. de arts voor verstandelijk gehandicapten kent, voor zover bekend, de kenmerkende levensloop bij de verschillende oorzaken van verstandelijke handicap en kan op grond van de etiologisch diagnose voorlichting geven over complicaties en co-morbiditeit en, zo mogelijk, over de te verwachten ontwikkeling. b. Kennis van behandelingsstrategieën, voortvloeiend uit de etiologische diagnose: i. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat binnen een multidisciplinair team zijn aandeel te leveren aan het behandel- en begeleidingsplan; ii. de arts voor verstandelijk gehandicapten is voldoende bekend met paramedische onderzoeks- en behandelmethoden, met name fysiotherapie, logopedie, ergotherapie, om gericht te kunnen verwijzen ten behoeve van reductie en stabilisatie van de gevolgen van in ieder geval lichamelijke, communicatieve en sensomotorische handicaps.
capten heeft kennis van verschijningsvormen van epilepsie bij verstandelijk gehandicapten en is in staat epilepsie te behandelen en te begeleiden, waar nodig in samenwerking met de epileptoloog en neuroloog. Hij heeft kennis van anti-epileptica, ook ten aanzien van frequente en minder frequente bijwerkingen en is op de hoogte van specialistische onderzoeksmethoden ten behoeve van gerichte verwijzing. b. Aandoeningen van het bewegingsapparaat i. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van aandoeningen van het bewegingsapparaat, zowel neurologisch als orthopedisch, zoals die bij verstandelijk gehandicapten voorkomen; ii. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat tot oriënterend orthopedisch en neurologisch onderzoek van het bewegingsapparaat; iii. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van preventie en behandeling van secundaire gevolgen van aandoeningen van het bewegingsapparaat gedurende de levensloop; iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat tot het coördineren van de activiteiten van bij de behandeling van aandoeningen aan het bewegingsapparaat betrokken paramedici en specialisten. c. Psychische en gedragsstoornissen i. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de specifieke verschijnselen en presentatie van vormen van psychische en gedragsstoornissen zoals die zich kunnen manifesteren bij verstandelijk gehandicapten; ii. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de verschil3. Kennis van epidemiologie, diagnoslende classificatiesystemen en hun tiek, behandeling en waar mogelijk mogelijkheden en beperkingen bij preventie van: psychische en gedragsstoornissen bij a. Neurologische en ontwikkelingverstandelijk gehandicapten en is in sneurologische aandoeningen staat ze te hanteren; i. de arts voor verstandelijk gehandiiii. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de ontwikke- capten beschikt over kennis en vaarlingsneurologie; digheden met betrekking tot psychiaii. de arts voor verstandelijk gehandi- trische diagnostiek en behandeling bij capten is in staat een oriënterend neu- verstandelijk gehandicapten, waar rologisch onderzoek te verrichten. Hij nodig in samenwerking met de psyis op de hoogte van specialistische chiater. De arts voor verstandelijk onderzoeksmethoden ten behoeve van gehandicapten is bekend met de wergerichte verwijzing; king en bijwerkingen van psychofariii. de arts voor verstandelijk gehandi- maca en de specifieke toepassingsgecapten kent de neurologische verbieden. Tevens is hij voldoende schijnselen die bij een bepaald synbekend met de gedragswetenschappedroom kunnen optreden gedurende lijke theorieën en methoden met de levensloop; betrekking tot diagnostiek en behaniv. de arts voor verstandelijk gehandi- deling;
Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33
iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat bij diagnostiek en behandeling van psychische en gedragsstoornissen multidisciplinair te werken; v. de arts voor verstandelijk gehandicapten herkent somatisatie bij verstandelijk gehandicapten en bij hun begeleiders en is in staat daar adequaat mee om te gaan. d. Interne ziekten i. de arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van de frequentie, manifestatie en beloop van interne aandoeningen bij verstandelijk gehandicapten, gerelateerd aan de oorzaak en de mate van verstandelijke handicap en omgevingsfactoren; ii. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat interne aandoeningen te diagnosticeren, ook bij atypische presentatie van klachten. e. Zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie i. de arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van aard en voorkomen van zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie in de populatie verstandelijk gehandicapten en kent de specifieke risicogroepen; ii. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat voor verstandelijk gehandicapten aangepaste methoden van screening op zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie toe te passen; iii. de arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van de behandeling van zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie bij verstandelijk gehandicapten en is in staat verstandelijk gehandicapten en hun begeleiders te instrueren en te begeleiden. f. Kennis van de specifieke medische aspecten van veroudering i. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de incidentie en prevalentie van de meest voorkomende ziektebeelden bij ouder wordende verstandelijk gehandicapten, deels gerelateerd aan de etiologische diagnose. Met name heeft hij kennis van de specifiek bij het syndroom van Down voorkomende verouderingsproces; ii. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis en vaardigheden met betrekking tot diagnostiek en behandeling van ziektebeelden en psychische en gedragsstoornissen zoals die bij oudere verstandelijk gehandi-
5
capten voorkomen. Hij is in staat hierbij rekening te houden met multipele pathologie en interacties van geneesmiddelen. 4. Kennis van de zorg voor verstandelijk gehandicapten a. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de geschiedenis van de zorg voor verstandelijk gehandicapten en de ontwikkelingen hierin. Tevens is hij op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen in het buitenland die hun invloed hebben op de zorg in Nederland. b. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van in Nederland heersende wetenschappelijke en maatschappelijke visies op zorg voor verstandelijk gehandicapten. c. De arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van de huidige zorgbehoefte van verstandelijk gehandicapten en de te verwachten ontwikkeling hierin op landelijk niveau. d. De arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van het bestaan en van de doelstelling van de verschillende belangenverenigingen en wetenschappelijke verenigingen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten en verenigingen die mensen met een verstandelijke handicap tot hun doelgroep rekenen. e. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de verschillende zorgvormen , waaronder dagvoorzieningen, 24-uurs voorzieningen, op de thuissituatie gerichte voorzieningen, in de regio. Tevens is de arts voor verstandelijk gehandicapten op de hoogte van te verwachten ontwikkelingen in het zorgaanbod. 5. Communicatieve vaardigheden en persoonlijk functioneren a. De arts voor verstandelijk gehandicapten beschikt over vaardigheden om te communiceren met mensen met een verstandelijke handicap, zijn ouders, familieleden en andere begeleiders. b. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat samen te werken met andere disciplines en kan in samenwerkingsverbanden functioneren. c. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat om het eigen functioneren in samenwerkingsverbanden, organisaties en in conflicten onder ogen te zien en te evalueren en zonodig bij te stellen.
d. De arts voor verstandelijk gehandicapten kent voor zijn beroepsuitoefening relevante gespreksmethoden; hij kan deze hanteren in het adviserend en voorlichtend, het probleemoplossend en het slecht nieuws-gesprek in contacten met verstandelijk gehandicapten, familie, personeel of externe instanties. e. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat een bijdrage te leveren aan deskundigheidsbevordering en dient daartoe te beschikken over vaardigheden gericht op onderwijs, intervisie, supervisie en consultatie. f. De arts voor verstandelijk gehandicapten is zich bewust van zijn eigen normen en waarden in relatie tot zijn beroepsrol. 6. Wetenschappelijke vorming a. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft zich een wetenschappelijke denk- en werkwijze eigen gemaakt. b. De arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van, voor zijn beroepsveld relevant wetenschappelijk onderzoek. c. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat op zijn terrein verrichte wetenschappelijk onderzoek kritisch te bezien en de implicaties ervan voor zijn beroepsuitoefening te kunnen beoordelen. d. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft vaardigheden verworven in het opzetten, uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek. 7. Kennis van de algemene gezondheidszorg a. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft een actieve attitude ten aanzien van Gezondheids Voorlichting en Opvoeding. b. De arts voor verstandelijk gehandicapten is ingesteld op actieve screening en diagnostiek ten aanzien van gezondheidsrisico’s en is in staat tot het organiseren ervan binnen de verschillende voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten. c. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van een aantal te nemen maatregelen ter voorkoming van gezondheidsrisico’s, mede gerelateerd aan de mate van verstandelijke handicap en de voorziening waaronder 24-uurs opvang, en dagopvang, waar gebruik van wordt gemaakt. d. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van aspecten van de algemene gezondheidszorg, zoals
Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33
infectiepreventie, hygiëne, voeding en veiligheid. e. De arts voor verstandelijk gehandicapten hanteert protocollen onderscheidenlijk is in staat protocollen op te stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van hepatitis B preventie, influenza vaccinatie en andere besmettelijke ziekten. f. De arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van voor de zorg voor verstandelijk gehandicapten relevante aspecten van sociale wetgeving waaronder de ziekenfondswet en de AWBZ. 8. Ethiek en gezondheidsrecht a. De arts voor verstandelijk gehandicapten beschikt over kennis van de medische ethiek voor wat betreft: i. het verantwoorden en verduidelijken van eigen ethische standpunten; ii. ethische aspecten van wetenschappelijk onderzoek bij verstandelijk gehandicapten; iii. de wijze waarop op voorzieningen niveau aan medisch-ethische standpunten wordt vormgegeven. b. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat om te gaan met plaatsvervangend beslissen en kent zijn verantwoordelijkheid en juridische positie hierin. c. De arts voor verstandelijk gehandicapten kan omgaan met ethische dilemma’s in de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten. d. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat tot het afwegen van belang en belasting van diagnostische en therapeutische handelingen. e. De arts voor verstandelijk gehandicapten kent de hoofdzaken en de belangrijkste bronnen van het gezondheidsrecht; hij is in staat gezondheidsrechtelijke problemen te herkennen; hij kan elementaire beginselen van het gezondheidsrecht, waaronder BOPZ, WGBO, BIG en ARBO, in zijn werkkring praktisch toepassen. f. De arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van de wetgeving met betrekking tot wilsonbekwame mensen, in het bijzonder met betrekking tot het verrichten van wetenschappelijk onderzoek.
6