Privacy voor licht verstandelijk gehandicapten In hoeverre wordt er een inbreuk gemaakt op de privacy van verstandelijk gehandicapten door middel van het plaatsen van sensoren in hun levenssfeer?
Project: Intelligente cliënt monitoring voor LVG Organisatie: Hanze Instituut voor ICT Afdeling: Lectoraat New Business & ICT. Plaats, datum: Groningen, 10 september 2010 Kader: Afstudeerstage Opleiding: HBO-Rechten, Hanzehogeschool Auteur: Jechiël Egers Studentnummer: 208464 Praktijkbegeleider: dr. Hugo Velthuijsen Afstudeerdocent: mr. Joey Wintjes Afstudeercoördinator: mr. John Meijer
Samenvatting Het doel van dit onderzoeksverslag is om te bepalen of sensoren geplaatst in de levenssfeer van licht verstandelijk gehandicapten een inbreuk maken op hun privacy. Artikel 8 EVRM en artikel 10 Gw zijn de juridische grondslagen voor het recht op de privacy. Volgens deze artikelen moet de levenssfeer geëerbiedigd worden. Volgens de wetgever en de rechter valt onder het begrip “levenssfeer” in ieder geval de woning. Volgens de rechter moet het begrip levenssfeer zo worden geïnterpreteerd dat een persoon zichzelf moet kunnen zijn zonder bemoeienis van buitenaf. Het is namelijk een voorwaarde voor het menswaardig bestaan. De Wet bescherming persoonsgegevens bepaald hoe moet worden omgegaan met persoonsgegevens. Licht verstandelijk gehandicapten hebben behoefte aan speciale zorg. Deze speciale zorg biedt hun structuur zodat zij beter functioneren in de maatschappij. Met de nieuwe dienst van NOVO, het “begeleidingssysteem voor licht verstandelijk gehandicapten” wil NOVO met behulp van intelligente ICT toepassingen structuur brengen in het leven van de licht verstandelijk gehandicapten. Dit heeft zijn voordelen, bijvoorbeeld dat de nadruk ligt op het pro-actief handelen. Maar er zijn ook risico‟s aan verbonden, bijvoorbeeld dat de doelgroep het nut van deze toepassingen niet inzien. Hoewel licht verstandelijk gehandicapten speciale zorg nodig hebben, zijn zij toch in staat om verbintenissen af te leggen, zij zijn dus handelingsbekwaam. Het is van belang om na te gaan of de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is op het begeleidingssysteem. Als de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is dan moet NOVO zich houden aan de regels die in deze wet zijn gegeven. Aan de hand van artikel 2 Wbp kan worden bepaald of deze wet van toepassing is. Volgens artikel 2 moet het in ieder geval om een verwerking van persoonsgegevens gaan. Een verwerking van persoonsgegevens houdt elke handeling van deze gegevens in. Het begrip persoonsgegevens is een breed begrip. Met dit begrip moet rekening worden gehouden dat het om een natuurlijk persoon moet gaan die in zijn maatschappelijk belang wordt geraakt. Verder is de aard van de gegevens belangrijk hierbij moet worden bepaald of deze direct of indirect zijn. Ook zijn de mogelijkheden van de verantwoordelijke om achter de identiteit van de betrokkene te komen van belang. Uit mijn onderzoek is gebleken dat alle ICT toepassingen een inbreuk maken op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten. De Wbp is niet van toepassing op elke ICT toepassing. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat niet elke ICT toepassing hoeft worden aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens. Voor de ICT toepassingen waar de Wbp wel van toepassing is moeten deze gegevens wel worden aangemeld bij het CBP. Dit heeft als gevolg dat NOVO zich moet houden aan verschillende regels van de Wbp. Voorbeelden van deze regels zijn dat NOVO de gegevens niet langer mag bewaren dan nodig is. Ook moeten de gegevens worden beveiligd. De achterliggende gedachte van de Wbp is dat er verantwoordelijk wordt omgegaan met persoonsgegevens. Aan de hand van mijn conclusie heb ik NOVO aanbevolen om de gegevensverwerking aan te melden bij het CBP. Voordat zij de gegevens gaan verwerking moet zij eerst toestemming krijgen van de licht verstandelijk gehandicapten. En hun op de hoogte brengen van de gegevensverwerking. Wanneer zij dit hebben gedaan moet NOVO zorgvuldig omgaan met de gegevens. Aan de hand van mijn aanbeveling heb ik een checklist opgesteld. Als deze checklist is doorlopen, heeft NOVO alle gegevens en informatie vergaard die nodig zijn bij het aanmelden van de persoonsgegevens.
1
Vo o r w o o r d Wat is privacy? En wanneer is er sprake van een inbreuk op de privacy? Op deze vragen kunt u verschillende antwoorden krijgen afhankelijk van de culturele achtergrond en maatschappelijke ervaring die de persoon heeft aan wie het wordt gevraagd. De een vindt dat hij alleen thuis behoefte heeft aan privacy. De ander heeft ook behoefte aan privacy op bepaalde publieke plaatsen. Sommige mensen vinden een inbreuk op een privacy geoorloofd als dit hun veiligheid bevordert. Terwijl anderen vinden dat de privacy altijd gewaarborgd moet blijven ongeacht of dit hun veiligheid waarborgt. Één gegeven dat wel vaststaat, is dat een ieder behoefte heeft aan privacy. Mijn doelgroep in mijn afstudeerverslag is NOVO1, een zorginstelling voor verstandelijk gehandicapten. Ook zij hebben vragen over privacy kwesties. NOVO wil namelijk met behulp van een begeleidingssysteem, dat gebruik maakt van sensoren, licht verstandelijk gehandicapten begeleiden. Deze sensoren worden in de levenssfeer geplaatst van licht verstandelijk gehandicapten, waardoor bij NOVO de vraag naar boven kwam ”of deze sensoren geen privacy inbreuk maken?”. In mijn afstudeerverslag richt ik mij op de vraag “In hoeverre wordt er een inbreuk gemaakt op de privacy van licht verstandelijk gehandicapten door middel van het plaatsen van sensoren in hun levenssfeer?” Met de bevindingen van mijn verslag wil ik met een juridische invalshoek een antwoord geven op de vraag van NOVO. Ik schrijf dit verslag in het kader van mijn opleiding Hbo rechten. In het laatste schooljaar is er een half jaar gereserveerd waarbinnen de student de mogelijkheid krijgt een afstudeerstage te lopen bij een organisatie. Mijn opdrachtgever is het “Lectoraat New business & ICT” die verbonden is aan de Hanze Hogeschool Groningen. Ik heb een goede en leerzame tijd gehad tijdens mijn afstudeeronderzoek hiervoor wil ik een aantal personen bedanken. Vanuit het Lectoraat New Business & ICT wil ik ten eerste de heer Hugo Velthuijsen bedanken die in de rol van praktijkbegeleider mij richting en advies heeft gegeven met betrekking tot mijn afstudeeronderzoek. De jurist van NOVO wil ik ook bedanken voor zijn tijd en inzet om mij juridische feedback te geven. Ook ben ik dankbaar voor de inzet die Joey Wintjes in de rol van afstudeerdocent heeft geleverd. Ik kon bij haar terecht voor vragen met betrekking tot mijn afstudeerverslag maar ook voor feedback. Last but not least wil ik mijn mede stagiaires van het Lectoraat New Business & ICT bedanken voor hun bereidwilligheid om mijn vragen te beantwoorden en de prettige werksfeer.
J. Egers, 10 september 2010
1
NOVO is de naam voor de Noordelijke Stichting Voorzieningen Geestelijk Gehandicapten (het is geen afkorting).
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................................. 4 2. Wanneer wordt er een inbreuk gemaakt op de levenssfeer? .............................................. 6 2.1 Inleiding ............................................................................................................................ 6 2.2 Relevante wetten .............................................................................................................. 6 2.2.1 Europees niveau ........................................................................................................ 6 2.2.2 Artikelen op nationaal niveau ..................................................................................... 7 2.2.3 Wet bescherming persoonsgegevens ........................................................................ 9 2.2.4 Relatie tussen artikel 10 Gw en 8 EVRM .................................................................... 9 2.3 Wat is de persoonlijke levenssfeer?.................................................................................11 2.3.1 Achtergrond “persoonlijke levenssfeer” .....................................................................11 2.3.2 Jurisprudentie “ levenssfeer” .....................................................................................12 2.4 Wat is de definitie van “eerbiediging” in verband met artikel 10 Gw? ...............................14 2.4.1 Jurisprudentie “eerbiediging” .....................................................................................15 2.5 Conclusie.........................................................................................................................17 3. Wat is de huidige situatie? .................................................................................................18 3.1 Inleiding ...........................................................................................................................18 3.2 Kenmerken licht verstandelijk gehandicapten ..................................................................18 3.3 Hoe ziet de woonomgeving van de licht verstandelijk gehandicapten eruit? ....................19 3.4 Toestemming licht verstandelijk gehandicapte genoeg? ..................................................19 3.5 Wat zijn de voordelen en risico‟s bij het plaatsen van intelligente ICT toepassingen? ......20 3.3.1 Voordelen..................................................................................................................20 3.3.2 Risico‟s .....................................................................................................................20 3.6 Conclusie.........................................................................................................................21 4. Wanneer is de Wbp van toepassing? ....................................................................................22 4.1 Inleiding ...........................................................................................................................22 4.2 Begrippen artikel 2 Wbp ..................................................................................................22 4.2.1 Verwerking ................................................................................................................22 4.2.2 Persoonsgegevens: ..................................................................................................22 4.2.3 Bestand.....................................................................................................................24 4.3 Vrijstellingsbesluit ............................................................................................................24 4.4 Vestigingsplaats verantwoordelijke ..................................................................................24 4.5 Conclusie.........................................................................................................................24 5. Welke sensoren worden gebruikt? ........................................................................................25 5.1 Inleiding ...........................................................................................................................25 5.2 Uitleg monitoringssysteem ...............................................................................................25 5.3 Intelligente ICT toepassingen ..........................................................................................26 5.3.1 Dag- nachtritme ........................................................................................................27 5.3.2 Woon- werkverkeer ...................................................................................................31 5.3.3 Kachel/raam scenario ...............................................................................................33 5.4 Conclusie.........................................................................................................................34 6. Aan welke eisen moet NOVO voldoen bij het plaatsen van de Sensoren? ............................35 6.1 Inleiding ...........................................................................................................................35 6.2 Stapsgewijze behandeling relevante artikelen Wbp .........................................................35 6.3 Conclusie.........................................................................................................................39 7. Conclusie ..............................................................................................................................40 8. Aanbeveling ..........................................................................................................................42 Bronnenlijst ...............................................................................................................................44 Bijlagen .....................................................................................................................................46
3
1. Inleiding De tijd waarin we nu leven kenmerkt zich door een snelle groei van de techniek. Waar onze voorouders nog niet van durfden te dromen is nu mogelijk. Organisaties spelen in op deze ontwikkelingen door nieuwe diensten te ontwikkelen. Zo ook zorginstelling NOVO die verstandelijk gehandicapten begeleid. NOVO ziet de noodzaak om de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten innovatiever te maken door middel van intelligente ICT toepassingen, zodat licht verstandelijk gehandicapten minder afhankelijk zijn van menselijke ondersteuning. Een ICT toepassing kenmerkt zich door het feit dat deze toepassingen zonder menselijke interventies acties kunnen nemen, afhankelijk van de informatie die zij waarnemen. NOVO is met dit initiatief begonnen nadat zij een klacht van een moeder van een van de licht verstandelijk gehandicapte kreeg. De moeder vond namelijk dat NOVO te weinig gebruikt maakt van ICT toepassingen bij het begeleiden van licht verstandelijk gehandicapten. Op initiatief van Rik Bakker, regiomanager Stad Groningen van NOVO, zijn het Instituut voor ICT, CENSI, Avics en NOVO een samenwerkingsverband aangegaan. In samenwerking hebben zij een monitorings- en begeleidingssysteem ontworpen, dat gebruik maakt van sensoren in de huisvesting. De vraag die bij NOVO opkwam is of al deze sensoren geen inbreuk maken op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapte. Met mijn onderzoekverslag wil ik met mijn bevindingen een juridisch antwoord geven op de vraag van NOVO. Mijn onderzoeksvraag luidt: In hoeverre wordt er een inbreuk gemaakt op de privacy van verstandelijk gehandicapten door middel van het plaatsen van sensoren in hun levenssfeer? Om deze centrale vraag te beantwoorden moeten er deelvragen worden opgesteld. In hoofdstuk twee getiteld “Wanneer wordt er een inbreuk gemaakt op de levenssfeer?” zal ik relevante artikelen behandelen die van belang zijn om te kunnen bepalen wanneer een inbreuk wordt gemaakt in de levenssfeer. Het is van belang om te weten wanneer er een inbreuk wordt gemaakt in levenssfeer. De Intelligente ICT toepassingen worden namelijk in een huiselijke sfeer geplaatst. In hetzelfde hoofdstuk ga ik ook in op de vraag wat moet worden verstaan onder de levenssfeer. Om deze vraag te beantwoorden zal ik gebruik maken van relevante jurisprudentie en kamerstukken. Het is belangrijk om te weten wat de huidige situatie is met betrekking tot het begeleiden van licht verstandelijk gehandicapten. Zodoende kan er een beter inzicht worden verkregen waarom NOVO graag een nieuwe dienst wilt ontwikkelen om de licht verstandelijk gehandicapten te begeleiden. Ik zal daarom in hoofdstuk drie getiteld “wat is de huidige situatie?” ingaan op dit vraagstuk. In dit hoofdstuk zal ik onder andere ingaan op de kenmerken van licht verstandelijk gehandicapten. De voordelen en de risico‟s bij het gebruik van de het nieuwe begeleidingssysteem zullen ook aan bod komen in dit hoofdstuk. Voor NOVO is het van belang om te weten of de Wbp van toepassing is op de gegevens die voortvloeien uit het begeleidingssysteem. Als de Wbp van toepassing is dan moet NOVO zich houden aan de regels die zijn gegeven in de Wbp. In hoofdstuk vier zal ik de relevante begrippen behandelen van artikel 2 Wbp. In artikel 2 Wbp staan namelijk de voorwaarden wanneer de Wbp van toepassing is. Om te bepalen of intelligente ICT toepassingen een inbreuk maken op de levenssfeer van verstandelijk gehandicapten, moet er worden gekeken naar de kenmerken van de verschillende intelligente ICT toepassingen. Deze intelligente ICT toepassingen gebruiken verschillende
4
sensoren die verschillende gegevens registreren. Het is van belang om te kijken naar de aard van de gegevens die worden geregistreerd om te bepalen of deze gegevens een inbreuk maken op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapte. Daarom zal ik in hoofdstuk vijf getiteld “welke sensoren worden gebruikt?” een beschrijving van het monitoringssysteem en de ICT toepassingen geven. In hetzelfde hoofdstuk zal ik ook een beschrijving geven van de verschillende ICT toepassingen die worden gebruikt voor het monitoringssysteem. Nadat ik de ICT toepassingen heb beschreven zal ik uiteenzetten of deze ICT toepassingen een inbreuk maken op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapte. Verder zal ik bespreken of de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is op NOVO. Vervolgens zal ik in hoofdstuk zes “ Aan welke eisen moet NOVO voldoen bij het plaatsen van de Sensoren?” uiteenzetten wat de juridische gevolgen zijn voor NOVO als zij een inbreuk maken op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapten. In dit hoofdstuk zal de Wet bescherming persoonsgegevens uitvoerig aanbod komen.
5
2. Wanneer wordt er een inbreuk gemaakt op de levenssfeer? 2.1 Inleiding Het is van belang om te weten wanneer er een inbreuk wordt gemaakt op de levenssfeer, om de onderzoeksvraag te beantwoorden. De Intelligente ICT toepassingen worden namelijk in de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten geplaatst. Om de vraag te beantwoorden wanneer een inbreuk wordt gemaakt op de levenssfeer zal ik ten eerste het relevante artikel op Europees (artikel 8 EVRM) niveau behandelen. Vervolgens zal ik de relevante artikelen op nationaal niveau behandelen. Ik heb voor deze volgorde gekozen omdat de Europese bepaling een doorwerking heeft in de nationale rechtsorde. Dit betekent dat er consequenties zijn op nationaal niveau. In paragraaf 2.2 zal ik hier dieper op in gaan. Aan de hand van deze volgorde kan de achtergrond van de nationale bepalingen beter worden uitgelegd. Het huis is een plek waar een persoon zich thuis moet kunnen voelen. Waar hij een zekere veiligheid en geborgenheid voelt. Wanneer een onbevoegd persoon zonder geldige reden het huis binnentreedt, wordt de veiligheid in het huis in zekere zin weggenomen. De wetgever vindt het veilig voelen een belangrijk onderwerp. Het is daarom ook in de grondwet opgenomen (de relevante artikelen zullen later in dit hoofdstuk worden besproken). De grondwet in Nederland is een document waarin de grondrechten en de organisatiestructuur van de staat zijn bepaald. In de grondwet zijn drie artikelen gewijd aan het recht op privacy. Om het recht op de privacy zorgvuldig te regelen is de “wet bescherming persoonsgegevens ( afgekort, Wbp) ” op 6 juli 2000 in werking getreden. In het kort is privacy het recht dat iemand heeft om zijn persoonlijke levenssfeer te beschermen. In de volgende paragraaf zal deze term nader worden uitgelegd. Het recht op privacy is een afweerrecht dat iedereen toekomt. Een afweerrecht kenmerkt zich door het feit dat ze een „onthouden‟ van de overheid en een vrijheid van staatsinmenging waarborgen. Wanneer een inbreuk wordt gemaakt op de privacy van een ander kan de betrokkene een beroep doen op de wet zodat aan de inbreuk een einde kan worden gemaakt.
2.2 Relevante wetten In deze paragraaf zal de relevante wetgeving met betrekking tot de privacy aan bod komen. Bepaalde artikelen in het “Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens” en de Grondwet (afgekort “Gw”) vormen namelijk de juridische grondslag voor het recht op privacy. Deze artikelen zullen vervolgens worden behandeld. Ik zal ook de “Wet bescherming persoonsgegevens” in het kort behandelen omdat deze wet ook belangrijk zal zijn voor NOVO als zij om zullen gaan met persoonsgegevens. 2.2.1 Europees niveau Op Europees niveau is het recht op de privacy geregeld in artikel 8 van het “Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens2” (afgekort “EVRM”) sinds 4 november 1950. In dit artikel wordt het recht op eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven beschermd. De reden waarom ik artikel 8 EVRM behandel, is omdat dit artikel een rol speelt op nationaal niveau. In de volgende alinea zal ik uitleggen waarom artikel 8 EVRM een rol speelt op nationaal niveau.
2
Voluit: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6
2.2.1.1 Artikel 8 EVRM Artikel 1 van het EVRM verplicht de lidstaten waar Nederland ook onder valt, zich te houden aan de artikelen van het EVRM. Deze moeten zij ook toepassen binnen hun rechtsmacht.3 Door artikel 1 EVRM vindt artikel 8 EVRM zijn doorwerking in Nederland. Niet alleen art. 1 EVRM zorgt voor de doorwerking in de nationale rechtsorde ook artikel 93 en 94 van de Grondwet zorgen voor deze doorwerking. Artikel 93 Gw4 bepaald dat bepalingen van verdragen een verbindende kracht hebben zodra deze bepalingen een ieder kunnen verbinden. De vraag is: wanneer kan een bepaling een ieder verbinden? Volgens de memorie van toelichting van artikel 93 Gw heeft een bepaling een verbindende werking zodra deze “algemeen verbindend” kan zijn.5 De term “een ieder” in artikel 1 en 8 van het EVRM duiden erop dat deze bepalingen voor een ieder bindend zijn. Volgens de memorie van toelichting is artikel 8 EVRM dus ook voor een ieder bindend. De rechter erkent ook dat artikel 8 EVRM “een ieder verbindende werking” heeft.6 Dit heeft als gevolg dat de Nederlandse burger rechtstreeks een beroep kan doen op dit artikel. Artikel 8 EVRM is een relatief recht, dit houdt in dat er een mogelijkheid bestaat om van de bepaling af te wijken, zolang de afwijking nog wel de achterliggende gedachte van het artikel 8 EVRM behoudt. Deze afwijking moet wel gerechtvaardigd zijn bij wet of de gevallen die in artikel 8 EVRM lid 2 worden genoemd. Concreet betekent dit dat de staat belangen mag afwegen en vervolgens een inbreuk kan maken op de privacy, maar de inbreuk moet gerechtvaardigd zijn. Artikel 8 EVRM luidt: 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Het is van belang voor NOVO om te weten wat de inhoud is van artikel 8 Evrm. Nu weet NOVO wat de juridische grondslag is voor het recht op privacy op Europees niveau. 2.2.2 Artikelen op nationaal niveau Op nationaal niveau is het recht op de privacy expliciet geregeld in artikel 10 tot en met 13 van de Nederlandse Grondwet. Het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is in het algemeen opgenomen in art. 10 Gw, art. 11 behandelt de bescherming van de lichamelijke 3
Artikel 1 EVRM luidt: De Hoge Verdragsluitende Partijen verzekeren een ieder, die ressorteert onder hun rechtsmacht, de rechten en vrijheden welke zijn vastgesteld in de Eerste Titel van dit Verdrag. 4 Artikel 93 Gw luidt: Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt 5 Kamerstukken II 1977/78, 15 049 / Artikel 5.2.2a [93]: ……verdragsbepalingen die materieel (naar haar inhoud algemeen verbindend kunnen zijn, die verbindendheid ook werkelijk bezitten wanneer is voldaan aan de voorwaarde van bekendmaking. 6 LJN: BM8044, Centrale Raad van Beroep , 08/1206 WWB + 08/1207 WWB: Dit huisbezoek moet dan ook worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op artikel 8 van het EVRM, nu het hier gaat om een schending van de integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van appellanten in de beslotenheid van hun eigen woning.
7
integriteit, dat een deelaspect is van de persoonlijke levenssfeer. Het huisrecht is opgenomen in art. 12 Gw en het brief-, telegraaf- en telefoongeheim in art. 13 Gw. De artikelen 10 tot en met 13 hebben een nauwe verbondenheid. Artikel 10 kan gezien worden als een algemene regel en de volgende als speciale uitwerkingen. Vanwege de strekking van de onderzoeksvraag zal ik alleen artikel 10 en 12 van de Grondwet behandelen. 2.2.2.1 Art. 10 Gw: Algemeen recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer Artikel 10 Gw luidt: 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. 2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. 3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens. Artikel 10 Gw lid 1 geeft een algemene regel dat een ieder recht heeft op privacy. Terwijl lid 2 en 3 het specifiek hebben over de bescherming van persoonsgegevens. Artikel 10 is op 28 januari 1983 in werking getreden. Wanneer dit artikel wordt gelezen, komt de vraag naar boven wat de levenssfeer inhoudt. Zowel Nederlandse als buitenlandse auteurs proberen allemaal deze vraag te beantwoorden. Wat blijkt is dat de manier waarop de privacy wordt beleefd deels cultureel en maatschappelijk verbonden is. Mr A. Alberding geeft in zijn rapport een voorbeeld hoe de Tweede wereldoorlog invloed heeft gehad op de manier waarop de privacy wordt beleefd in Europa. Tijdens de Tweede wereldoorlog gebruikte de Duitse bezetter persoonsgegevens voor verschrikkelijke doeleinden terwijl het oorspronkelijke doel van de verzameling van persoonsgegevens ergens anders lag. Dit is mede de reden dat Europeanen hun privacy anders beleven dan Amerikanen.7 De wetgever beseft dat op het gebied van de privacy geen eenstemmigheid bestaat en dat dit ook niet kan worden verwacht.8 Door de woordkeuze van de wetgever heeft de rechter de vrijheid gekregen om dit artikel nader uit te werken. Een voordeel hiervan is dat door de globale formulering het artikel flexibel is. Deze flexibiliteit maakt het mogelijk het artikel volgens de laatste ontwikkelingen te interpreteren.9 Uit de rechtspraak blijkt dat het recht op de persoonlijke levenssfeer geen ruimtelijke begrenzing kent.10 Het recht op privacy geldt dus niet alleen voor datgene wat zich afspeelt binnen en rondom de woning, een vertrouwelijk gesprek buiten dit gebied geniet dus ook bescherming van dit artikel. De locatie is dus niet belangrijk, maar de inhoud en de intimiteit van de informatie. 2.2.2.2 Artikel 12 Gw: Huisrecht Artikel 12 Gw luidt: 1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen. 7
Mr Chr.A. Alberdingk Thijm, Privacy vs. auteursrecht in een digitale omgeving, 14 februari 2001, p 25. Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3, p. 40.: Eenstemmigheid bestaat op dit punt niet en mag ook nog niet worden verwacht. 9 Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3, p. 40.: Thans reeds ten aanzien van al deze gebieden uitmaken wat wel en wat niet als behorend tot de persoonlijke levenssfeer moet worden geëerbiedigd, zou in een aantal gevallen voorbarig zijn. Wij menen daarom met enkele globale opmerkingen te moeten volstaan. 10 Rb. Amsterdam 26 augustus 2004, KG 04/1566 SR. In deze zaak was een foto opgehangen van een vrouw met als onderschrift “Deze vrouw heeft hier gestolen”. 8
8
2. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen. 3. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet. Artikel 12 Gw bepaalt dat binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner alleen mag in die gevallen die door de wet zijn bepaald, door diegene die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen. Het huisrecht beschermt alleen tegen vormen van fysiek binnentreden in een woning. Artikel 12 biedt geen bescherming tegen hoogtechnologische bespiedingmogelijkheden, zoals richtmicrofoons, warmtesensoren en minuscule camera‟s. Hiervoor moet er weer een beroep worden gedaan op art. 10 Gw. De rechter ziet in dat dit artikel is verouderd,11 dit komt mede door de snelle ontwikkelingen in de ICT wereld. De rechter kijkt daarom met een hedendaagse opvatting naar dit artikel. Vanwege de aard van het begeleidingssysteem is dit artikel niet van toepassing op het begeleidingssysteem omdat er niet fysiek wordt binnengetreden in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte. In het geval dat er nieuwe ICT toepassingen moeten worden geplaatst voor het begeleidingssysteem zal NOVO overeenkomstig dit artikel toestemming moeten vragen aan de licht verstandelijk gehandicapte.
2.2.3 Wet bescherming persoonsgegevens Om de privacy te waarborgen heeft de wetgever niet alleen artikel 10 tot en met 13 in de grondwet opgenomen. De maatschappij verandert steeds meer in een “informatie maatschappij” waardoor de behoefte ontstaat voor specifieke wetgeving inzake de privacy. De wetgever begrijpt deze behoefte ook door in lid 2 te stellen “de wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens”. Er bestaat verschillende wetgeving die dit grondrecht beschermt. De “Wet bescherming persoonsgegevens” is hier een van. De Wet bescherming persoonsgegevens reguleert het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens. Wanneer niet wordt voldaan aan de bepalingen die in de Wbp staan, wordt op die manier indirect ook artikel 10 Gw geschonden, waardoor de levenssfeer van de betrokkene niet wordt geëerbiedigd.
2.2.4 Relatie tussen artikel 10 Gw en 8 EVRM Zoals we in paragraaf 2.1 hebben besproken, is artikel 10 Gw een afweerrecht die de burger moet beschermen tegen bepaalde vormen van staatsinmenging. Afweerrechten maken onderdeel van klassieke rechten. Klassieke rechten beschermen burgers in het algemeen tegen de overheid. Tegenover klassieke rechten staan sociale rechten, die juist een optreden van de 11
Volgens het Europees hof moet het EVRM als een “living instrument” worden gezien. “The Court reiterates in this connection that the Convention is a living instrument which must be interpreted in the light of present-day conditions.” CASE OF MAZUREK v. FRANCE STRASBOURG 1 February 2000 (Application no. 34406/97). Dit heeft zijn doorwerking op nationaal niveau. LJN: AN8437, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Leeuwarden , AWB 02/36883: Het EHRM beschouwt het EVRM als living instrument
9
staat eisen. Volgens de wetgever heeft artikel 10 Gw een directe werking.12 Dit heeft als gevolg dat burgers rechtstreeks een beroep kunnen doen op artikel 10 Gw als hun privacy door de overheid wordt geschonden. De vraag is of burgers ook een beroep kunnen doen op artikel 10 Gw als er een inbreuk wordt gedaan op de privacy door een andere burger? De vraag is dus “of artikel 10 Gw een horizontale werking heeft?” uit de kamerstukken van artikel 10 Gw blijkt dat dit artikel een horizontale werking heeft.13 Uit de rechtspraak en literatuur blijkt dat artikel 10 Gw een indirecte horizontale werking heeft, wat als gevolg heeft dat de rechter in tegenstelling tot de directe werking de bepaling niet direct kan toepassen maar het slechts als inspiratiebron zal gebruiken.14 Mede door het feit dat artikel 10 Gw slechts een indirecte horizontale werking heeft en het toetsingsverbod van artikel 120 Gw, zal eerder een beroep worden gedaan op artikel 8 EVRM door de burger. Het toetsingsverbod houdt namelijk in dat de rechter niet mag oordelen of een formele wet in strijd is met de grondwet. Een beroep op artikel 8 EVRM ligt voor de hand omdat de Nederlandse rechter een (rechts)handeling die in strijd is met artikel 8 EVRM vanwege de „een ieder‟ verbindende werking onrechtmatig moet verklaren. Dit is ook de reden waarom er in mindere mate jurisprudentie over de interpretatie van de levenssfeer op nationaal niveau is. Uit de voorgaande subparagrafen is gebleken welke artikelen van belang zijn en een grondslag vormen op het recht van privacy. Met deze informatie kan de vraag “wanneer wordt er een inbreuk gemaakt op de levenssfeer?” gedeeltelijk worden beantwoord. Het is namelijk gebleken dat de levenssfeer en het privé leven geëerbiedigd dienen te woorden. Wat nog niet duidelijk is wat de definitie is van het privé leven of de levenssfeer. Volgens de wetgever hebben deze twee begrippen dezelfde betekenis. Daarom zal ik in de volgende paragraaf uitleggen wat moet woorden verstaan onder de “levenssfeer” en “eerbiediging”. Voor NOVO is het nu duidelijk welke artikelen van belang zijn bij het beschermen van de privacy voor de licht verstandelijk gehandicapten. In “tabel 1” heb ik voor de duidelijkheid de eigenschappen van artikel 10 Gw en 8 EVRM op een rijtje gezet. Tabel 1: Eigenschappen Artikel 10 Gw & 8 EVRM
Eigenschappen art. 10 Gw
Eigenschappen art. 8 EVRM
Klassiek recht
Een ieder verbindend (doorwerking)
Afweerrecht
Relatief recht
Directe werking
Geen toetsingsverbod
Indirecte horizontale werking Toetsingsverbod
12
Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3, p. 40.: Het uitgangspunt is evenwel dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer naar zijn inhoud in de eerste plaats op de vrijheidssfeer van de burger betrekking heeft en als een direct werkend recht moet worden geredigeerd. 13 Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3, p. 40.: Wij staan op het standpunt dat het probleem van de doorwerking van de grondrechten in de horizontale verhoudingen geen bezwaar oplevert de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als een direct werkend recht te redigeren. 14 L.F.M. Verhey, Horizontale werking van grondrechten, in het bijzonder van het recht op privacy, diss. Utrecht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1992, p. 188.
10
2.3 Wat is de persoonlijke levenssfeer? Om een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag, dient er ook te worden bepaald wat wordt bedoeld met de “persoonlijke levenssfeer”. De persoonlijke levenssfeer is geen eenduidige term. Om een idee te krijgen wat deze term inhoudt moet een beroep worden gedaan op verschillende jurisprudentie om te bepalen hoe de rechters dit begrip uitleggen, deze jurisprudentie zal ik in paragraaf 2.3.2 behandelen. Om te begrijpen wat de achterliggende gedachten zijn van de relevante artikelen zal ik eerst in grote lijnen uitleggen hoe het komt dat de maatschappij steeds meer is gaan nadenken over hun recht op privacy. Ook moet er worden gekeken naar kamerstukken over de grondwet, om een duidelijk beeld te krijgen wat de bedoeling was van de wetgever bij het maken van de wet.
2.3.1 Achtergrond “persoonlijke levenssfeer” Dat de term “persoonlijke levenssfeer” nog niet duidelijk is omschreven, is te begrijpen. Voorheen was privacy een recht waar het juridisch niet nodig was om uitgebreid aandacht aan te besteden. Er waren niet veel nieuwe ontwikkelingen die mogelijk een inbreuk konden maken op de privacy. Maar doordat de techniek zich snel ontwikkelde nam de interesse voor de privacy ook snel toe.15 Dit kwam met name door nieuwe technieken die het mogelijk maakte om op nieuwe manieren mensen af te luisteren en te bespieden. Een ander belangrijk aspect waardoor de maatschappij bewust is gaan nadenken over hun privacy, is het feit dat er steeds vaker persoonsgegevens worden geadministreerd in computervorm. De grote ommekeer vond plaats in 1971, het jaar waarin de volkstelling16 werd gehouden. Deze volkstelling was nodig om de bevolkingsgrootte vast te stellen. Voor de volkstelling moest er een vragenlijst van 90 vragen worden ingevuld. Het protest bestreed niet de hoeveelheid vragen die de enquête telde maar het feit dat de naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de desbetreffende persoon moest worden vermeld. Dit op straffe van een boete of hechtenis. De maatschappij kreeg het vermoeden dat de overheid de informatie uit het onderzoek niet alleen zou gebruiken om te bepalen hoeveel inwoners Nederland heeft maar ook om haar macht te vergroten.17 Informatie is namelijk kennis en kennis vergroot de macht die kan worden uitgeoefend. Na dit voorval met de volkstelling werden mensen zich meer bewust van het belang om hun privacy te beschermen. Zij gebruikten de term “ privacy” om hun persoonlijke levenssfeer aan te duiden. Naar aanleiding van dit gebeuren werd de Staatscommissie – Koopmans ingesteld, dit in verband met de persoonsregistratie.18 Deze commissie adviseerde om een nieuw artikel toe te voegen aan de grondwet (artikel 84 Gw). In dit artikel moest de volgende instructienorm worden verwerkt “de wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.” Dit werd uiteindelijk niet in artikel 84 van de grondwet opgenomen. De regering besloot om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te verwerken in artikel 10 van de Grondwet. Door het invoegen van deze bepaling was het nog steeds niet duidelijk wat met de “persoonlijke levenssfeer” werd bedoeld. Uit kamerstuk 1975/1976 blijkt dat hieronder moet worden verstaan 15
"Beter in beeld: de ins en outs van cameratoezicht" (Schouwstra, F. (2007). Den Haag: Elsevier Overheid (Stapel & de Koning)): Pas in de tweede helft van de 20ste eeuw leidde nieuwe technische en maatschappelijke ontwikkelingen tot een toenemende belangstelling voor het privacyrecht in Nederland. 16 http://www.volkstellingen.nl/nl/volkstelling/jaarview/1971/ 17 Kuitenbrouwer, F., Het recht om met rust gelaten te worden, Amsterdam, Uitgever Balans, 1991, 65: “Ons land is zijn onschuld verloren op zondag 28 februari 1971 om 14.00 uur precies: het officiële startsein voor de veertiende algemene volkstelling”. De Nederlandse burgers waren bang dat de gegevens verkeerd zouden worden gebruikt zoals in de tweede wereldoorlog is gebeurd toen persoonskaarten gebruikt werden voor het opsporen van Joodse Nederlanders. 18 Koninklijk Besluit 21 februari 1972, nr 70
11
de “ruimte” die de burger overhoudt om zijn eigen leven te leiden met zo min mogelijk bemoeienis van buitenaf. 19 Uit dit kamerstuk wordt het duidelijk dat het niet alleen om de inhoud en de aard van de gegevens gaat, de plek of situatie waar een individu zijn eigen leven leidt is ook van belang. De persoonlijke levenssfeer is dus niet per se beperkt tot besloten ruimten. In een andere memorie van toelichting op artikel 10 van de Grondwet blijkt dat onder de persoonlijke levenssfeer ook moet worden verstaan, de reeks situaties waarin de mens onbevangen zichzelf wil zijn.20 Met andere woorden betekent dat een persoon in bepaalde ruimtes / omgevingen zich niet hoeft te schamen en gewoon zichzelf kan zijn, dit is hun onschendbare persoonlijke levenssfeer. De rechter houdt bij het beoordelen rekening met de feiten die kunnen verschillen per geval. Hij houdt hierbij rekening met de maatschappelijke ontwikkelingen. Wat vast staat is dat de levenssfeer betrekking heeft op intimiteit. Het maakt hierbij niet uit of deze intimiteit plaatsvindt in het huis zelf of ergens anders in een publieke omgeving. Dit blijkt namelijk uit de kamerstukken van de tweede kamer die in deze paragraaf zijn besproken.
2.3.2 Jurisprudentie “ levenssfeer” In deze paragraaf zal ik twee uitspraken behandelen. Deze uitspraken geven een beter beeld van wat er wordt bedoeld met de “levenssfeer”. Het is van belang voor de centrale vraag om de betekenis van de “levenssfeer” te weten. Zodoende kunnen we bepalen in welke concrete gevallen een inbreuk wordt gemaakt op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten. 2.3.2.1 Jurisprudentie samenvatting: Bespieding alimentatieplichtige21 De volgende uitspraak van de rechtbank Haarlem is van belang voor NOVO omdat hieruit blijkt dat het huis onder de levenssfeer valt. Ook blijkt uit deze uitspraak dat een persooner aanspraak op mag maken zichzelf te willen zijn zonder bemoeienis van buitenaf. In deze zaak gaat het om het “Detectiveburo De Rijk” (de gedaagde) die op verzoek van de exechtgenoot van [A] vast moet stellen of [A] een relatie heeft met degene met wie zij samenwoont [eiser]. [A] werd voor een periode van ruim 10 maanden geobserveerd. Doordat [A] af en toe in de woning van [eiser] verbleef is de woning van [eiser] door Detectiveburo De Rijk geobserveerd. De rapportages die Detectiveburo De Rijk heeft opgemaakt geven (soms zeer) gedetailleerde informatie van de feitelijke handelingen die [A] en [eiser] in de woning van [eiser] verrichten. De rechtsvraag in dit arrest is: Heeft Detectiveburo De Rijk met de observaties een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het “EVRM”) van de eiser gemaakt? De rechter maakte op dat de woning van de eiser behoort tot de levenssfeer van de eiser.22 En door de frequentie van de observaties en de gedetailleerde inhoud van de rapportages, waarin de handelingen zijn beschreven waarin de eiser onbevangen zichzelf moet kunnen zijn, leveren de observaties een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de eiser.
19
Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3, p. 41. Tweede Kamer, 9419-3, 1967/68, p. 3 21 LJN: BJ3060, Rechtbank Haarlem , 158424 / KG ZA 09-311 - 16-07-2009 22 LJN: BJ3060, Rechtbank Haarlem , 158424 / KG ZA 09-311 - 16-07-2009: Bij de onder drie genoemde norm wordt gesproken over situaties waarbij geobserveerde personen er aanspraak op moeten kunnen maken onbevangen zichzelf te zijn. In dit kader kan gedacht worden aan woningen, hotelkamers, badhokjes in zwembaden, paskamers in winkels, relaxinrichtingen en toiletruimten. 20
12
De rechtsregel die we uit deze uitspraak kunnen halen is dat een persoon op plekken waar hij er aanspraak op kan maken onbevangen zichzelf moet kunnen zijn, zonder bemoeienis van buitenaf.23 Dit gegeven is van belang voor NOVO zodat het voor haar duidelijk is dat de ICT toepassingen die zij zullen gebruiken een inbreuk kunnen maken op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten. Met deze toepassingen kan NOVO namelijk bemoeien in het leven van de licht verstandelijk gehandicapten. 2.3.2.2 Jurisprudentie samenvatting: Niemietz v. Germany Het Niemietz v. Germany arrest dateert uit 1992. De reden waarom ik heb gekozen om dit arrest te behandelen is omdat er vaak naar de rechtsregel van dit arrest wordt verwezen door andere rechters.24 In dit opzicht is het een toonaangevend arrest. De rechtsvraag in dit arrest luidt: Heeft de huiszoeking op het kantoor van de aanklager een inbreuk gemaakt op artikel 8 EVRM?25 In dit arrest gaat het om de levenssfeer van mr. Niemietz, die in deze zaak de aanklacht heeft ingediend. Niemietz is werkzaam als advocaat maar is ook betrokken bij een antiklerikale werkgroep. Vanuit deze antiklerikale werkgroep is er een fax verzonden naar het privé adres van een rechter. In deze fax stonden een aantal beschuldigingen. Deze fax was ondertekend door een zekere K.W. (een schuilnaam). Deze fax was verzonden vanaf een postkantoor in “Freiburg”, K.W. gebruikte een postbus. Het Hof (Landgericht) had na dit gebeuren een verzoek bij het openbaar ministerie ingediend om K.W. te vervolgen, wegens belediging (smaad/laster). Elke manier om achter de identiteit van K.W. te komen was tot nu toe mislukt. Totdat ze Niemietz als verdachte aanmerkte. Volgens het O.M. werd de postbus voorheen gebruikt om brieven door te sturen naar het huis van Niemietz. Het openbaar ministerie besloot om zijn kantoor te doorzoeken om op deze manier achter de ware identiteit van K.W. te komen. Verschillende documenten werden doorzocht. In deze zaak stelde het OM dat er geen sprake was van een inbreuk op artikel 8 EVRM omdat de reikwijdte van dit artikel niet zo groot was dat deze ook betrekking had op de zakelijke activiteiten van Niemietz. Het Europees hof voor de rechten van de mens nam het standpunt in dat er wel een inbreuk was gemaakt op artikel 8 EVRM. Het Europees hof merkte het volgende op:26 Eerbiediging van de levenssfeer houdt in zekere zin ook in, het recht om relaties te ontwikkelen met anderen. Er is geen reden waarom het principe van de “ levenssfeer” zakelijke en professionele activiteiten zou moeten uitsluiten. Het 23
LJN: BJ3060, Rechtbank Haarlem , 158424 / KG ZA 09-311 - 16-07-2009: Daarbij is mede van belang dat een aanzienlijk deel van de observaties situaties betreffen waarin [eiser] er aanspraak op moet kunnen maken onbevangen zichzelf te kunnen zijn. 24 Zie: VAN VONDEL v. THE NETHERLANDS,(Application no. 38258/03), STRASBOURG, 25 October 2007 25 NIEMIETZ v. GERMANY (Application no. 13710/88), STRASBOURG, 16 December 1992: Mr Niemietz alleged that the search of his law office had given rise to a breach of Article 8 (art. 8) of the Convention. 26 NIEMIETZ v. GERMANY (Application no. 13710/88), STRASBOURG, 16 December 1992: Respect for private life must also comprise to a certain degree the right to establish and develop relationships with other human beings. There appears, furthermore, to be no reason of principle why this understanding of the notion of "private life" should be taken to exclude activities of a professional or business nature…...could moreover lead to an inequality of treatment, in that such protection would remain available to a person whose professional and non-professional activities were so intermingled that there was no means of distinguishing between them.
13
is namelijk ook mogelijk dat tijdens zakelijke aangelegenheden privé relaties worden ontwikkeld. Het ontkennen dat artikel 8 EVRM van toepassing is zou in dit geval leiden tot een oneerlijke behandeling. Dit omdat de bescherming dan alleen beschikbaar zou zijn voor de personen bij wie er moeilijk onderscheid kan worden gemaakt tussen privé en professionele activiteiten. In bepaalde landen van de EU wordt het woord “huis” ook geaccepteerd voor ondernemingspanden. Als het woord “huis” wordt ingeperkt bestaat er het risico dat er oneerlijk wordt gehandeld, zoals boven is uitgelegd. Door het woord “huis” en “ levenssfeer” breed uit te leggen wordt voldaan aan het doel van artikel 8 EVRM. In het onderhavige geval was de huiszoeking in “ overeenstemming met de wet”, maar de inbreuk op de levenssfeer is niet nodig geweest in een democratische samenleving. De huiszoeking stond niet in verhouding met de professionele vertrouwelijkheid die bewaard moest blijven, binnen de organisatie van de aanklager. Uit het Niemietz v. Germany arrest kunnen de volgende principes worden gehaald: Ten eerste dat het begrip “huis” breed moet worden uitgelegd en dat het niet alleen betrekking heeft op een fysieke woning maar zich ook kan uitstrekken tot plekken waar individuen relaties kunnen ontwikkelen met anderen. Ten tweede moet er rekening worden gehouden met de democratische samenleving, dit betekent dat er een dringende noodzaak moet zijn om een inbreuk te plegen op de levenssfeer. Voor NOVO is dit belangrijk om te weten omdat de rechter erkent dat begrip “huis” breed uitgelegd dient te worden.
2.4 Wat is de definitie van “eerbiediging” in verband met artikel 10 Gw? Het element “eerbiediging” wordt in het algemene spraakgebruik geassocieerd met “het gevoel van waardering of respect voor iets”.27 Het woord “eerbiediging” zoals het wordt gebruikt in art. 10 Gw heeft twee betekenissen. Zoals we in paragraaf 2.1 hebben besproken als een afweerrecht maar het element “eerbiediging” roept ook positieve verplichtingen op. Ten eerste positieve verplichtingen van de overheid, door ervoor te zorgen dat de eerbiediging door anderen wordt nageleefd. Door bijvoorbeeld inbreuken op de privacy door derden strafbaar te stellen. Maar ook door verplichtingen en maatregelen te treffen bij privacy inbreuken met een duurzaam karakter hierbij kan worden gedacht aan beveiligingscamera. Voor het observeren met camera gelden bepaalde regels. De achterliggende gedachte op het eerbiedigen van de levenssfeer van het individu is volgens de rechter en de wetgever en verschillende literatuur niet alleen het recht dat individuen deel kunnen nemen aan uiteenlopende persoonlijke verbanden maar ook het idee op een menswaardig bestaan.28 Het menswaardig bestaan verzekert namelijk een ethische inslag op het grondrecht van de privacy, het stelt de persoon in het recht voorop. De levenssfeer van een persoon zorgt ervoor dat deze zich kan ontwikkelen. Hij krijgt namelijk de mogelijkheid om in alle vrijheid zijn privé leven in te richten. Wanneer deze persoonlijke vrijheid er niet is, zal volgens Mill geen sprake zijn van waarheidsvinding, spontaniteit, originaliteit en genialiteit.29 Volgens de Graaf heeft inmenging en ongevraagde bemoeienis in 27
www.vandale.nl. Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3, p. 39.: Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt in onze samenleving thans terecht beschouwd als een essentiële voorwaarde voor een menswaardig bestaan en als één van de grondslagen van onze rechtsorde. L.A. Bygrave en K.J. Koelman, “Privacy, Data Protection and Copyright,” in: P.B. Hugenholtz: Naast vrijheid kunnen respect en menselijke waardigheid genoemd worden als grondslagen van privacybescherming. 29 R. Holmes, “Privacy: philosophical foundations and moral dilemma's,” in: P. Ippel, G. de Heij en B. Crouwers, Privacy disputed, Den Haag: SDU, 1995, p. 15-29, p. 17.: In zijn beroemde essay On Liberty schetst Mill de kwalijke consequenties van een leven zonder deze persoonlijke vrijheid. Bij gebreke aan een vrije markt van 28
14
het privé leven als gevolg dat de keuzemogelijkheden om het privéleven in te richten worden beperkt.30 Omdat de levenssfeer belangrijk is voor de ontwikkeling van een persoon kan worden gesteld dat dit een persoonlijkheidsrecht is.31 Het spreekt voor zich dat het invullen van het privé leven geen gevaar voor anderen mag opleveren. Deze vrijheid moet dus binnen wettelijke en maatschappelijke kaders blijven. Uit het voorgaande kan ik concluderen dat de mens zijn levenssfeer nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen in deze maatschappij. In deze zin is het dus menswaardig om een ieder zijn privacy te eerbiedigen. Wanneer dit grondbeginsel niet wordt nageleefd, is het mensonwaardig om een inbreuk te doen op de privésfeer.32 Eerbied in de zin van artikel 10 Gw betekent dus dat de levenssfeer dient te worden gerespecteerd door niet onnodig een inbreuk te maken op de privacy. Een inbreuk op de levenssfeer is wel nodig indien hij een gevaar oplevert voor anderen en hij niet binnen de kaders van de wet handelt.
2.4.1 Jurisprudentie “eerbiediging” In de vorige paragraaf heb ik besproken dat het recht op privacy een voorwaarde is voor het menswaardig bestaan. Zonder privacy kan de mens zich niet goed ontwikkelen. Volgens de wetgever gaat het om een recht dat onlosmakelijk met de persoonlijkheid van het persoon is verbonden. Met de eerste uitspraak van de rechtbank wil ik duidelijk maken dat de rechter erkent dat het recht op privacy deel uitmaakt van het menswaardig bestaan. In het tweede arrest erkent de rechter dat het recht op de privacy een persoonlijkheidsrecht. Het is van belang om deze uitspraken te behandelen zodat de achtergrond kan worden begrepen waarom het recht op privacy eerbiedigt dient te worden. LJN: BK9825,Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht , 279456 / KG ZA 09-1358 De volgende uitspraak van de rechtbank geeft aan dat het eerbiedigen van de levenssfeer een voorwaarde is voor het menswaardig bestaan. De rechtsvraag in dit arrest is: Heeft de gedaagde een onrechtmatige daad jegens de eiser gepleegd door het publiceren van zijn persoonsgegevens en het niet verwijderen van die gegevens? In dit arrest is de gedaagde eigenaar van een website. Op deze website waarschuwt hij voor een pedofiel die 3 keer is veroordeeld. Deze pedofiel heeft een stichting ondergebracht bij [eiser]. Deze stichting organiseert activiteiten voor jongeren. Op de site wordt betoogd dat het niet mogelijk kan zijn dat een pedofiel activiteiten organiseert voor kinderen. [Eiser] weet dat de gedachten zal er geen waarheidsvinding zijn, geen spontaniteit, geen originaliteit, en geen genialiteit. Ieder mens heeft behoefte aan wat Mill noemt een „domain of consciousness‟. 30 F. de Graaf, Rechtsbescherming van persoonlijkheid, privéleven, persoonsgegevens, diss. Utrecht, Alphen aan den Rijn: H.D. Tjeenk Willink 1977, p. 101. “[D]e vrijheid om, binnen het kader van de wettelijke en maatschappelijke mogelijkheden tot ontplooiing van individuele mogelijkheden zelf inhoud en inrichting van het privé-leven te bepalen. Inmenging, de ongevraagde bemoeiing ermee, is dan te omschrijven als het beperken van de keuzemogelijkheden ten aanzien van de inrichting van het privé leven. 31 Zie Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 10. Valkenhorst arrest (HR 15 april 1994, NJ 1994, 608): “[A]an grondrechten als het recht op respect voor het privé leven, het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het recht op vrijheid van meningsuiting ten grondslag liggende algemene persoonlijkheidsrecht (…).” 32 Privacy vs. auteursrecht in een digitale omgeving, Mr Chr.A. Alberdingk Thijm, 14 februari 2001: Naast vrijheid kunnen respect en menselijke waardigheid worden genoemd als grondslagen van het recht. In deze optiek is het een mens onwaardig om zijn privésfeer te schenden.
15
pedofiel 3 keer is veroordeeld. Dit was reden genoeg voor de gedaagde om een foto en andere persoonsgegevens van [eiser] op zijn website te plaatsen. De gedaagde voert aan dat hij het recht heeft van meningsuiting en dat dit moet prevaleren boven het recht van de levenssfeer van de [eiser]. De rechter besloot het volgende: Met de publicatie wordt immers inbreuk gemaakt op het – in vele vormen in het Nederlandse rechtssysteem verankerde – recht op een persoonlijke levenssfeer en het is in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven verkeer in het maatschappelijk verkeer betaamt. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt beschouwd als een essentiële voorwaarde voor een menswaardig bestaan en als een van de grondslagen van onze rechtsorde. De rechter heeft besloten dat de gedaagde binnen twee dagen alle persoonsgegevens van [eiser] dient te verwijderen. Dit arrest is van belang voor NOVO omdat het voor haar duidelijk wat de achtergrond is van het recht op privacy namelijk het menswaardig bestaan. En deze dient NOVO te eerbiedigen. Valkenhorst II33 arrest samenvatting In het volgende arrest erkent de rechter dat het recht op privacy een persoonlijkheidsrecht is. Het is van belang om te weten waarom het recht op privacy een persoonlijkheidsrecht is zodat kan worden begrepen waarom dit recht eerbiedigt dient te worden. De rechtsvraag is: Prevaleert het recht om te weten van wie je afstamt (art. 7 VN – Kinderrechtenverdrag) boven het recht op privacy (Art. 8 EVRM)? In het Valkenhorst II Arrest gaat het om Maria de Ruyter die als een buitenechtelijk kind geboren is, in een kraamkliniek voor ongehuwde moeders. Deze kraamkliniek wordt beheerd door stichting Valkenhorst. Valkenhorst weigerde Maria de R. inzage te geven in de door haar moeder verstrekte gegevens over haar biologische vader. Valkenhorst beriep zich op haar geheimhoudingsplicht. In het Valkenhorst I arrest had de hoge raad bepaald dat Valkenhorst inzage van gegevens moet verstrekken wanneer de moeders overleden is of als de moeder toestemming heeft gegeven. In dit geval is de moeder van Maria de R. nog in leven en zij wil geen toestemming geven. De afweging die de Hoge raad moet maken gaat tussen enerzijds het recht van een meerderjarig kind om te weten door wie het is verwekt en anderzijds het recht op privacy van de moeder. Maria de R. verloor haar beroep bij het Gerechtshof. Het Gerechtshof oordeelde namelijk dat het belang van de privacy van de nog in leven zijnde moeder in combinatie van het maatschappelijk belang prevaleerde boven het belang van Maria de R. Het maatschappelijk belang bestond volgens het hof hierin dat iedereen zich vrij en zonder vrees voor openbaarmaking van datgene wat is besproken tot een hulpverlener als Valkenhorst moet kunnen wenden. De Hoge Raad dacht daar anders over. De Hoge Raad overwoog dat: “Het aan grondrechten als het recht op respect voor het privé leven, het recht op vrijheid van gedachte, geweten en
33
HR 15 april 1994, NJ 1994, 608
16
godsdienst en het recht op vrijheid van meningsuiting ten grondslag liggende algemene persoonlijkheidsrecht, omvat mede het recht om te weten van welke ouders men afstamt.” Het persoonlijkheidsrecht dat hier wordt genoemd door de Hoge Raad is niet absoluut en zodra deze in botsing komen met andere persoonlijkheidsrechten dient er een afweging worden gemaakt. Volgens de Hoge Raad had het Gerechtshof teveel gewicht aan het maatschappelijk belang toegekend. De Hoge Raad achtte dit maatschappelijk belang nauwelijks aanwezig. Het persoonlijkheidsrecht om te weten van wie je afstamt, prevaleert volgens de Hoge Raad boven het persoonlijkheidsrecht op de privacy van de moeder.
2.5 Conclusie Wanneer wordt een inbreuk gemaakt op de levenssfeer? Deze vraag kan nu beantwoord worden doordat artikel 8 EVRM en 10 Gw de grondslag zijn voor het recht op privacy. Samen met de uitspraken van de rechter is het duidelijk geworden dat een inbreuk op de privacy inhoudt, dat er een bemoeienis plaatsvindt van buitenaf (door een derde) in de levenssfeer van een persoon. Deze levenssfeer dient onder andere eerbiedigt te worden omdat het een voorwaarde is voor een menswaardig bestaan. De Wbp is een van de wetten die is voortgekomen uit lid 2 van artikel 10 Gw. Deze wet bepaald hoe moet worden omgegaan met persoonsgegevens. Nu het duidelijk is wanneer een inbreuk wordt gedaan op de levenssfeer van een persoon zal ik in het volgende hoofdstuk behandelen wat de huidige situatie is met betrekking tot het begeleiden van licht verstandelijk gehandicapten.
17
3. Wat is de huidige situatie? 3.1 Inleiding Het is belangrijk om te weten wat de huidige situatie is met betrekking tot het begeleiden van licht verstandelijk gehandicapten. Zodat er een beter inzicht kan worden verkregen waarom het van belang is om deze situatie te veranderen en een andere methode te gebruiken. In de afgelopen jaren zijn mensen en zorgverleners anders naar verstandelijk gehandicapten gaan kijken. Zij streven er steeds meer naar om de kwaliteit van het leven van een verstandelijk gehandicapte te verbeteren. Dit kan worden bereikt door de licht verstandelijk gehandicapte zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren binnen een wooninstelling waar zij begeleidt kunnen wonen. Zo worden de gevallen dat verstandelijk gehandicapten die intramuraal (binnen de zorginstelling) worden verzorgd, beperkt.
3.2 Kenmerken licht verstandelijk gehandicapten Door het behandelen van de kenmerken van de licht verstandelijk gehandicapten wil ik bereiken dat er een beter beeld wordt verkregen van wat de huidige situatie bij het begeleiden van de licht verstandelijk gehandicapte is. Door de kenmerken te behandelen, wordt het duidelijk om wat voor personen het gaat die worden begeleid. Licht verstandelijk gehandicapten hebben een IQ die tussen de 55 en 85 ligt. Behalve dat de licht verstandelijk een laag IQ hebben, hebben zij ook andere beperkingen. In het “project voorstel intelligente monitoring voor lvg” staan de volgende eigenschappen vermeld van licht verstandelijk gehandicapten:34 Sociaal emotionele beperkingen: beperkt sociaal aanpassingsvermogen, vooral impulsief denken en handelen (weinig in staat zijn tot gebruik van strategieën), m.n. egocentrische belevingswereld (waardoor afstemmingsproblemen met de omgeving); Weinig realistisch zelfbeeld door vele faalervaringen, beoordeling en overschatting op grond van de „buitenkant‟, met als gevolg een negatief zelfbeeld en „overschreeuwen‟ bij de cliënt zelf; Problemen in waarnemen en ordenen – vaak een leven bij de dag/in het hier en nu (zelf minder goed in staat om structuur aan te brengen); Vooral situatie-specifiek leren en concreet denken (weinig abstractie, planmatig denken); Extra gevoelig voor (non verbale) uitstraling van de mensen om hen heen (en het wantrouwen wat daarin bevestigd wordt) (zie ook onderzoek Universiteit Utrecht); verbaal vermogen om zich te uiten is beperkt (lijken verbaal sterk door het zichzelf overschreeuwen); Mogelijk bijkomende problematiek: Autisme Spectrum Stoornissen, ADHD, psychiatrische diagnoses, hechtingsproblematiek, Niet Aangeboren Hersenletsel. Handelingsbekwaam35 – De licht verstandelijk gehandicapten die meedoen aan het monitoringsproject staan niet onder curatele. Dit heeft als gevolg dat zij gewoon rechtshandelingen kunnen plegen. Momenteel ligt de nadruk bij de begeleiding op het reactief handelen. Dit betekent dat zorgverleners de licht verstandelijk gehandicapten helpen bij het voorzien in de primaire 34 35
Projectvoorstel_Intelligente_cliënt_monitoring_voor_LVG_02_06_2009 Zie kop: Toestemming licht verstandelijk gehandicapte genoeg?
18
levensvoorwaarden. Bijvoorbeeld wanneer de verwarming te hoog staat, zal de zorgverlener er voor zorgen dat de thermostaat lager wordt gezet, zodat de licht verstandelijk gehandicapte niet het raam open gaat maken om de temperatuur te laten zakken. Zij helpen bij het veilig en geborgen voelen van de licht verstandelijk gehandicapten. Hierbij wordt ook aan de gezondheid van de cliënt gedacht. Zo helpen ze bij het bevorderen van de zelfredzaamheid en bij de persoonlijke ontplooiing van de licht verstandelijk gehandicapten. In het kort gezegd worden licht verstandelijk gehandicapten ondersteund door mensen die de gehandicapten observeren, vervolgens signalen rapporteren en als het nodig is ingrijpen. Als de licht verstandelijk gehandicapte zich onaanvaardbaar gedraagt, wordt er een medewerker in zijn huis geplaatst zo lang als nodig is. Dit kan tot gevolg hebben dat de medewerker 24 uur per dag gedurende 7 dagen in de week aanwezig zal zijn in het huis. Licht verstandelijk gehandicapten hebben behoefte aan een omgeving die gestructureerd en stabiel is. Dit is voor de licht verstandelijk gehandicapte van belang zodat zij de situatie kunnen voorspellen. Een stabiele dagstructuur geeft hun een zekere veiligheid, en zorgt ervoor dat zij in een omgeving verkeren die zij begrijpen. Om dit te bereiken worden verschillende handelingen met hen herhaald zodat de licht verstandelijk gehandicapte de motivatie hierachter zal begrijpen.
3.3 Hoe ziet de woonomgeving van de licht verstandelijk gehandicapten eruit? De licht verstandelijk gehandicapten in dit project wonen zelfstandig in een eigen studio. In deze studio hebben zij hun eigen voorzieningen zoals een keuken, douche en toilet. Naast de studio zijn er 6 andere studio´s voor het dienstencentrum, slaapwacht en een kantoor. Er is altijd iemand van de begeleiding aanwezig in het gebouw. De ondersteuning is op basis van afroep en op afspraak.36 Als het project goed is verlopen zal NOVO haar nieuwe dienst ook toepassen op andere woonvormen zoals het begeleiden van verstandelijk gehandicapten met een zwaardere beperking.
3.4 Toestemming licht verstandelijk gehandicapte genoeg? In het monitorings-project voor de licht verstandelijk gehandicapten hebben de licht verstandelijk gehandicapten toestemming gegeven voor het plaatsen van de ICT toepassingen. De vraag is of deze licht verstandelijk gehandicapten wel in staat zijn om deze overeenkomst te sluiten met NOVO. Om een overeenkomst te sluiten moet de persoon die de overeenkomst sluit handelingsbekwaam zijn omdat de overeenkomst rechten en plichten schept. De rechten en plichten die voortvloeien uit de overeenkomst zijn de rechtsgevolgen. De daad waarbij de overeenkomst wordt gesloten, wordt een rechtshandeling genoemd.37 Handelingsbekwaam zijn betekend dat je in staat bent om rechtshandelingen te verrichten.38 Licht verstandelijk gehandicapten zijn in beginsel handelingsbekwaam. Pas wanneer de rechter de licht verstandelijk gehandicapte onder curatele stelt, kan de licht verstandelijk gehandicapte zelf geen rechtshandelingen plegen en wordt daarom handelingsonbekwaam. Wil een licht verstandelijk gehandicapte een rechtshandeling plegen dan moet hij dit eerst overleggen met zijn curator.
36 37
Woonvorm Antillenstraat: http://www.stichtingnovo.nl/site_dateien/brochure%20Antillenstraat.pdf Artikel 3:33 BW: Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard. 38 Artikel 3:32 BW 1: Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt.
19
De licht verstandelijk gehandicapten in dit project zijn handelingsbekwaam. Daarom is een toestemming voor het plaatsten van de ICT toepassingen voldoende. Mocht er een licht verstandelijk gehandicapte zijn die handelingsonbekwaam is maar toch graag gebruikt wil maken van de nieuwe dienst van NOVO dan moet de curator toestemming geven. Naast de handelingsbekwaamheid moet de licht verstandelijk gehandicapte ook wilsbekwaam zijn. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij een onderzoeksplicht heeft om te bepalen of de wil van de licht verstandelijk gehandicapten er werkelijk op is gericht dat zijn gegevens mogen worden verwerkt.
3.5 Wat zijn de voordelen en risico’s bij het plaatsen van intelligente ICT toepassingen? 3.3.1 Voordelen Door het gebruik van intelligente ICT toepassingen wordt er een regelmaat in het leven van de licht verstandelijk gebracht. Door deze regelmaat in hun leven te brengen, kunnen bepaalde gevolgen van hun stoornis voorkomen of gecompenseerd worden. Dit heeft als gevolg dat de kwaliteit van hun leven wordt bevorderd.39 Doordat de intelligente ICT toepassingen risico‟s kunnen signaleren voordat deze intreden, wordt er proactief gehandeld in plaats van het verhelpen van het probleem achteraf. De licht verstandelijk gehandicapte wordt ook gelijk getraind doordat het systeem afhankelijk van de reactie feedback geeft op het handelen van de licht verstandelijk gehandicapte. Doordat de licht verstandelijk gehandicapte actief wordt gemonitord, worden de incidenten die zich plaatsvinden op straat minder. Dit heeft als gevolg dat de veiligheid en rust op straat toeneemt.
3.3.2 Risico‟s De sensoren worden in de levenssfeer geplaatst. De kans bestaat hierbij dat er een inbreuk op de privacy wordt gemaakt. Wanneer dit het geval is, kunnen de verschillende sensoren niet worden gebruikt, waardoor een deel of het hele monitorings- en begeleidingssysteem niet kan worden gebruikt om de licht verstandelijk gehandicapte te begeleiden. Het juridisch gevolg is dat de licht verstandelijk gehandicapten een beroep kunnen doen op artikel 8 EVRM of de Wbp. Zodat de rechter kan bepalen dat de handeling van NOVO onrechtmatig is. Dit risico kan worden vermeden door goed juridisch onderzoek te doen naar de juridische mogelijkheden op dit gebied van de privacy. Het kan zo zijn dat de doelgroep het nut van het gebruik van de ICT toepassingen niet inziet. Of dat zij van mening zijn dat het gebruik van ICT toepassingen in hun leefomgeving onethisch is.
39
Projectvoorstel_Intelligente_cliënt_monitoring_voor_LVG_02_06_2009
20
3.6 Conclusie In dit hoofdstuk is gebleken dat licht verstandelijk gehandicapten behoefte hebben aan speciale zorg. Deze speciale zorg biedt hun structuur zodat zij beter functioneren in de maatschappij. Met de nieuwe dienst van NOVO het “begeleidingssysteem voor licht verstandelijk gehandicapten” wil NOVO met behulp van intelligente ICT toepassingen structuur brengen in het leven van de licht verstandelijk gehandicapten. Dit heeft zijn voordelen, bijvoorbeeld dat de nadruk ligt op het pro-actief handelen. Maar er zijn ook risico‟s, bijvoorbeeld dat de doelgroep het nut van deze toepassingen niet inzien. Uit dit hoofdstuk is ook gebleken dat de licht verstandelijk gehandicapten handelingsbekwaam zijn. In het volgende hoofdstuk zal ik uiteenzetten wanneer de “Wet bescherming persoonsgegevens” van toepassing is. Dit is van belang om te weten zodat ik in het hoofdstuk daarop deze bevindingen kan toepassen op de verschillende ICT toepassingen.
21
4 . Wa n n e e r i s d e W b p v a n t o e pa s s i n g ? 4.1 Inleiding Om te bepalen of de Wbp van toepassing is, is artikel 2 Wbp noodzakelijk. In dit artikel is beschreven in welke gevallen de Wbp van toepassing is. Artikel 2 lid 1 Wbp luidt: Deze wet is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede de niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen. Voor NOVO is het van belang om te weten of de Wbp van toepassing is op de gegevens die voortvloeien uit het begeleidingssysteem. Als de Wbp namelijk van toepassing is dan moet NOVO zich houden aan de regels die zijn gegeven in de Wbp. In dit hoofdstuk zal ik de relevante begrippen behandelen van artikel 2 Wbp. Vervolgens zal ik uitleggen waarom het vrijstellingsbesluit niet van toepassing is. Als laatste komt artikel 4 Wbp aan bod dit artikel bepaald dat de Wbp van toepassing is op een verantwoordelijke die is gevestigd in Nederland.
4.2 Begrippen artikel 2 Wbp In dit artikel komen er woorden voor die eerst gedefinieerd moeten worden zodat het artikel specifiek kan worden uitgelegd. Deze woorden zijn: - Verwerking - Persoonsgegevens - Bestand
4.2.1 Verwerking Het verwerken van persoonsgegevens houdt elke behandeling in van persoonsgegevens. Volgens artikel 1 sub b Wbp zijn dit in ieder geval; het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.
4.2.2 Persoonsgegevens: Om het woord “persoonsgegevens” uit te leggen heb ik voor de duidelijkheid een schema (Schema 1: Persoonsgegevens) op pagina 23 gemaakt waarin, de belangrijke begrippen zijn opgenomen zodat de relatie tussen deze begrippen makkelijk kunnen worden begrepen. De definitie van persoonsgegevens die in artikel 1 sub a Wbp wordt gegeven, is “elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon”. Deze definitie bevat twee elementen. Het eerste element is dat het om informatie moet gaan betreffende een “natuurlijke persoon”. De manier waarop gebruik wordt gemaakt van de verkregen informatie heeft invloed op de beantwoording van de vraag of er sprake is van persoonsgegevens. Als gegevens mede bepalend zijn voor de manier waarop de betrokken persoon wordt beoordeeld of behandeld, zijn deze gegevens persoonsgegevens.40 Ook gegevens die niet direct betrekking hebben op een natuurlijk persoon kunnen persoonsgegevens zijn. Bijvoorbeeld gegevens die betrekking hebben op een product of proces waarmee bepaalde informatie over een persoon kan worden verkregen. Het gaat erom dat
40
Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p.46
22
personen niet in hun maatschappelijke positie worden geraakt om gegevens niet als persoonsgegevens aan te merken41. Het tweede element is de “identificeerbaarheid” van de persoon. In beginsel is een persoon identificeerbaar wanneer zijn identiteit zonder teveel inspanning vastgesteld kan worden42. Hierbij spelen twee factoren een rol, de “aard” van de gegevens en de “mogelijkheden” van de verantwoordelijke om de identificatie tot stand te brengen43. De aard van de gegevens – Wanneer gegevens of een combinatie hiervan zo kenmerkend zijn voor een bepaald persoon, dat deze aan de hand daarvan kan worden geïdentificeerd, is de persoon identificeerbaar44. Dit kan met name door één of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor de persoon zoals, fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit. De aard van deze gegevens kunnen we onderverdelen in “directe” en “indirecte” identificeerbare gegevens. Direct identificerende gegevens zijn gegevens die betrekking hebben op een persoon waarvan de identiteit zonder veel inspanning vast te stellen is.45 Dit zijn onder andere; gegevens als de naam, adres, geboortedatum, die in combinatie met elkaar uniek zijn en dus herleidbaar zijn tot een bepaald persoon. Indirecte gegevens zijn gegevens die geen naam bevatten van een persoon maar in combinatie met andere gegevens herleidbaar zijn naar een bepaalde persoon.46 Verder zijn bepaalde gegevens ook uniek dat deze ook identificerend zijn. Het sociaal-fiscaal nummer of gegevens zoals de stem, vingerafdrukken of een DNA profiel zijn allemaal indirecte gegevens over een persoon maar doordat ze uniek zijn kunnen ze worden herleid naar een bepaald persoon. De “mogelijkheden” van de verantwoordelijke speelt ook een rol of een persoon identificeerbaar is. Bij dit element moet worden gekeken naar alle mogelijke middelen die de verantwoordelijke tot zijn beschikking heeft om de persoon te identificeren.47 Het uitgangspunt is dat een verantwoordelijke redelijk is toegerust. Hierbij kan je denken aan computers, onderzoekmethodes, internet etc. die de verantwoordelijke tot zijn beschikking heeft. Persoonsgegevens
Natuurlijk persoon
Maatschappelijke positie
Identificeerbaarheid
Aard
Mogelijkheden
Direct
Indirect
Schema 2: Persoonsgegevens
41 42 43 44 45 46 47
Kamerstukken Kamerstukken Kamerstukken Kamerstukken Kamerstukken Kamerstukken Kamerstukken
II II II II II II II
1997/98, 1997/98, 1997/98, 1997/98, 1997/98, 1997/98, 1997/98,
25 25 25 25 25 25 25
892, 892, 892, 892, 892, 892, 892,
nr. nr. nr. nr. nr. nr. nr.
3, 3, 3, 3, 3, 3, 3,
p. p. p. p. p. p. p.
47. 47. 47. 48. 48. 48. 48.
23
4.2.3 Bestand Het begrip “bestand” is ook van belang om uit te leggen. In de context van de Wbp is er sprake van een bestand als de persoonsgegevens onderdeel uitmaken van een gestructureerd geheel dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op meerdere personen48. Een gestructureerd geheel houdt in dat de gegevensverwerking op grond van meer dan één kenmerk een onderlinge samenhang hebben. Deze onderlinge samenhang kan blijken uit een gemeenschappelijke bestemming of uit het feit dat in de praktijk de gegevens als een geheel wordt beschouwd.
4.3 Vrijstellingsbesluit Er zijn gevallen waarin het niet nodig is om gegevens te melden bij het College bescherming persoonsgegevens. Het CBP ziet er op toe dat de regels van de Wbp worden nageleefd. De voorwaarden die gelden voor het niet aanmelden van persoonsgegevens bij het CBP zijn vastgelegd in het vrijstellingsbesluit. Er zijn bepaalde vragen die moeten worden gesteld om te bepalen of NOVO in aanmerking komt voor een vrijstelling van de persoonsgegevens. Deze vragen heb ik in bijlage twee opgenomen. Uit deze vragen blijkt dat NOVO niet in aanmerking komt voor een vrijstelling. Dit komt omdat de verwerking van de persoonsgegevens niet voldoet aan de omschrijving van de categorie binnen “zorg en welzijn” in het vrijstellingsbesluit. Novo kom dus niet in aanmerking voor de vrijstelling.
4.4 Vestigingsplaats verantwoordelijke Volgens artikel 4 lid 1 Wbp is de Wbp van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van activiteiten van een vestiging van een verantwoordelijke in Nederland. Doordat NOVO (de verantwoordelijke) is gevestigd in Nederland is de Wbp van toepassing op NOVO. In het volgende hoofdstuk zal artikel 2 Wbp een rol spelen omdat op deze manier kan worden bepaald of de Wbp van toepassing is op de verschillende ICT toepassingen. In het volgende hoofdstuk zal ik daarom mijn bevindingen uit dit hoofdstuk toepassen op de verschillende ICT toepassingen.
4.5 Conclusie De Wet bescherming persoonsgegevens is van toepassing wanneer voldaan is aan de vereisten die zijn genoemd in artikel 2 Wbp. Het moet in ieder geval om een verwerking van persoonsgegevens. Een verwerking van persoonsgegevens houdt elke handeling van deze gegevens in. Het begrip persoonsgegevens is een breed begrip. Met dit begrip moet rekening worden gehouden dat het om een natuurlijk persoon moet gaan die in zijn maatschappelijk belang wordt geraakt. Verder is de aard van de gegevens belangrijk zijn deze direct of indirect? En de mogelijkheden van de verantwoordelijke om achter de identiteit van de betrokkene te komen. Verder is de Wbp ook van toepassing op een verantwoordelijke die gevestigd is in Nederland. Ook is gebleken dat het Vrijstellingsbesluit niet van toepassing is. Dit heeft als gevolg dat NOVO de gegevens die zij verwerken moeten aanmelden bij het CBP. Nu het duidelijk is wanneer de Wbp van toepassing is. Kunnen deze bevindingen toegepast worden op de gegevens die voortvloeien uit de verschillende ICT toepassingen. Wanneer de Wbp van toepassing is moet NOVO namelijk voldoen aan de regels die de WBP geeft. 48
Artikel 1 sub c Wet bescherming persoonsgegevens.
24
5. Welke sensoren worden gebruikt? 5.1 Inleiding Om te bepalen of intelligente ICT toepassingen een inbreuk maken op de levenssfeer van verstandelijk gehandicapten, moet er worden gekeken naar de kenmerken van de verschillende intelligente ICT toepassingen. Deze intelligente ICT toepassingen gebruiken verschillende sensoren die verschillende gegevens registreren. Het is van belang om te kijken naar de aard van de gegevens en hoe deze gegevens worden geregistreerd om te bepalen of deze gegevens een inbreuk maken op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapte.
5.2 Uitleg monitoringssysteem Om een goed beeld te krijgen van het monitoringssysteem zal ik de verschillende onderdelen/systemen onder de loep nemen. De meeste informatie komt uit het projectvoorstel voor licht verstandelijk gehandicapten van NOVO. Het monitoringssysteem voor de licht verstandelijk gehandicapte bestaat uit verschillende onderdelen. Deze onderdelen zijn; - sensoren, - feedback systeem - expert systeem, - signaleringsmodule, - rapportagemodule, - scriptmodule. Aan de hand van een voorbeeld zal ik uitleggen hoe het monitoringssysteem werkt. In dit voorbeeld moet de licht verstandelijk gehandicapte om 07:00 uur wakker worden zodat hij op tijd naar zijn werk kan gaan. Wanneer het 07:00 uur is gaat de wekker. De sensoren in dit geval de drukmat in bed signaleren dat de licht verstandelijk gehandicapte nog in bed ligt. Dit is het begin van het proces. Vervolgens wordt deze data doorgegeven aan het “expert systeem”, het expert systeem beslist wat voor actie zal worden uitgevoerd. In dit voorbeeld zal het expert systeem beslissen dat er een wekker moet afgaan. De wekker is deel van het feedback systeem. Het feedback systeem voert namelijk acties uit afhankelijk van de verkregen informatie van het expert systeem. In beginsel wordt er geen beroep gedaan op menselijke interventie. Wanneer de licht verstandelijk gehandicapte wakker wordt en opstaat, zal de drukmat stoppen met gegevens sturen naar het expert systeem. Wanneer het expert systeem data ontvangt dat de licht verstandelijk gehandicapte op is gestaan, zal deze informatie ook worden doorgestuurd naar de “signaleringsmodule”. De signaleringsmodule maakt het mogelijk dat de zorgverlener op de hoogte is van de acties die op dat moment worden ondernomen door het expert systeem. Op deze manier kan de zorgverlener ingrijpen als het nodig is. Verder is er nog een rapportagemodule in deze module kan de zorgverlener inzien welke acties, wanneer en met welke frequentie in gang zijn gezet door het expert systeem en met welk resultaat. Wanneer de licht verstandelijk gehandicapte niet om 07:00 uur is opgestaan maar om 07:10 dan komt dit in de rapportagemodule te staan. Met behulp van de gegevens van de rapportagemodule kunnen de zorgverleners tot de conclusie komen dat een andere actie wenselijker is. Zij kunnen in de“script editor” de acties veranderen die het expert systeem uitvoert. Bijvoorbeeld wanneer de licht verstandelijk
25
gehandicapte vakantie heeft en later mag opstaan, kan de zorgverlener dit veranderen in de script editor. Hierdoor hoeft de licht verstandelijk gehandicapte niet om 07:00 uur op te staan maar om 08:00 uur. In het schema hieronder zijn de verschillende onderdelen van het monitoringssysteem schematisch afgebeeld.49 = Feedback = Signaal
Orthopedagoog kan acties veranderen
Geschiede nis: acties uitgevoerd
Script editor
Expert systeem
Begin
Rapportage module Signalerings module
Neemt beslissing wat voor actie moet worden genomen
Stelt Orthopedagoog op de hoogte
Figuur 1: Monitoringssysteem* *Projectvoorstel_Intelligente_cliënt_monitoring_voor_LVG_02_06_2009
5.3 Intelligente ICT toepassingen In deze paragraaf zullen de verschillende ICT toepassingen worden besproken. Om de informatie te vergaren van de ICT toepassingen heb ik een gesprek gehad met ir. Igor StalpersCroeze50. Hij is werkzaam als hoofd van de Research & Development afdeling van software ontwikkelingsbedrijf Avics B.V. Ook heb ik gebruik gemaakt van de informatie die ik heb gekregen tijdens de “sprints”. Dit zijn ontmoetingsmomenten waar de voortgang van het project wordt besproken. Van elke ICT toepassing wordt een beschrijving gegeven, de manier hoe het werkt, of het een inbreuk maakt op de privacy en of de Wbp van toepassing is. Als de Wbp van toepassing is dan gelden er een aantal regels waaraan NOVO zich moet houden. Deze regels zal ik behandelen in het volgende hoofdstuk.
49
50
Projectvoorstel_Intelligente_cliënt_monitoring_voor_LVG_02_06_2009 Zie bijlage drie: Verslag ir. Igor Stalpers-Croeze 3 Juni 2010
26
Er wordt gebruikt gemaakt van verschillende intelligente ICT toepassingen. Deze toepassingen hebben als doel om 3 verschillende scenario‟s in het leven van de licht verstandelijk gehandicapten te reguleren. Deze scenario‟s zijn: 1) Het dag- en nachtritme 2) Werkwoonverkeer 3) Kachel/Raam. De toepassingen die worden gebruikt zijn: Dag- en nachtritme Drukmat in bed Tv sensor Bewegingssensor Werk- woonverkeer GPS-tracking systeem Deursensor Kachel/Raam Raamsensor Temperatuurmeter Deze intelligente ICT toepassingen zullen nu één voor één worden besproken.
5.3.1 Dag- nachtritme De toepassingen die worden gebruikt om het dag- nachtritme te reguleren hebben als doel om het slaapritme van de licht verstandelijk gehandicapten te structureren. De toepassingen moeten ervoor zorgen dat de licht verstandelijk gehandicapten op tijd gaan slapen en op tijd wakker worden. Hieronder volgt een bespreking van deze toepassingen. 5.3.1.1 Drukmat in bed Beschrijving De drukmat in bed maakt het mogelijk dat er kan worden gemeten of de licht verstandelijk gehandicapte in zijn bed ligt of niet. De drukmat heeft als doel om de licht verstandelijk gehandicapte structuur aan te bieden. Hoe werkt het? De drukmat werkt door middel van een druksensor die in het bed wordt geplaatst van de licht verstandelijk gehandicapte. Wanneer het tijd is voor de licht verstandelijk om op te staan gaat de wekker. Wanneer de licht verstandelijk gehandicapte wakker wordt en opstaat, gaat er een signaal naar het monitoring-systeem, zodat er een positief feedback kan worden gegeven aan de gehandicapte. Dit kan bijvoorbeeld door een compliment te laten horen aan de licht verstandelijk gehandicapte door middel van een luidspreker. In het geval dat de licht verstandelijk gehandicapte blijft liggen in zijn bed, gaat er een signaal naar het monitoringsysteem dat hij/ zij nog in zijn bed ligt. Wanneer er na een paar keer nog niet wordt gereageerd op de wekker, zal de begeleider van de licht verstandelijk gehandicapte polshoogte nemen. Welke gegevens worden verkregen? - Of de licht verstandelijk gehandicapte nog in zijn bed ligt of niet. - De tijd dat de licht verstandelijk gehandicapte moet opstaan. Maakt het een inbreuk op de privacy? Valt het plaatsen van de drukmat in bed onder de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte? Een slaapplek, in dit geval het bed, van de licht verstandelijk gehandicapte is een plek waar de licht verstandelijk gehandicapte zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
27
Tevens bevindt de slaapplek zich in de woning van de licht verstandelijk gehandicapte. Met dit gegeven kan er geconcludeerd worden dat de drukmat in bed wordt geplaatst in de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte. Volgens artikel 10 van de Grondwet dient deze levenssfeer eerbiedigt te worden. Door de drukmat in bed te plaatsen, wordt deze levenssfeer in beginsel niet geëerbiedigd omdat de gegevens die uit de sensor voortvloeien herleidbaar zijn naar een persoon en wat de persoon doet. Uit de gegevens kan namelijk worden opgemaakt of de licht verstandelijk gehandicapte nog slaapt en dus ook of de licht verstandelijk gehandicapte ook thuis is. Er wordt dus een inbreuk gemaakt op de privacy. Dit hoeft geen beletsel voor NOVO te zijn om deze sensor niet te gebruiken als zij zich houden aan de regels die de Wbp geeft. Is de Wbp van toepassing? Volgens lid 2 van artikel 10 Gw stelt de wet regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Zoals we hebben besproken in paragraaf 4.2 is deze wet de Wbp. De Wbp is van toepassing wanneer is voldaan aan de criteria die de Wbp geeft. Volgens de Wbp moet het gaan om een bestand, verwerking en om persoonsgegevens. De criteria “bestand” en “verwerking” zal ik niet per ICT toepassing behandelen omdat de situatie niet veranderd per ICT toepassing. Tenzij er geen sprake is van persoonsgegevens, maar in dat geval komen we niet toe aan de behandeling van deze criteria omdat deze dan niet van toepassing zijn. Het criterium “persoonsgegevens” zal ik wel per ICT toepassing behandelen. Nu volgt eerst een behandeling van het criteria “bestand” en “verwerking”. Bestand Er is sprake van een bestand, want de persoonsgegevens zullen onderdeel uitmaken van een gestructureerd geheel (namelijk het monitorings systeem) dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op meerdere personen (namelijk de verschillende licht verstandelijk gehandicapten). Dit begrip is ter sprake gekomen in paragraaf 4.2 Verwerking Er is ook sprake van een verwerking van persoonsgegevens. Er wordt namelijk informatie verzameld, opgeslagen en opgevraagd over de licht verstandelijk gehandicapten. Dit begrip is ter sprake gekomen in paragraaf 4.2 Persoonsgegevens Natuurlijk persoon – De gegevens die uit de drukmat voortkomen hebben betrekking op de licht verstandelijk gehandicapte. Er kan namelijk worden bepaald of de licht verstandelijk gehandicapte nog in bed ligt. Er is dus sprake van een natuurlijk persoon. Maatschappelijke positie – Deze gegevens kunnen vervolgens worden gebruikt om feedback te geven op de licht verstandelijk gehandicapte. In andere woorden; de verkregen informatie is bepalend op welke manier de licht verstandelijk gehandicapte wordt behandeld of beoordeeld. Er is dus sprake van persoonsgegevens. De licht verstandelijk gehandicapte kan in zijn maatschappelijke positie worden geraakt. Aard van de gegevens – Ook moet er worden gekeken naar de aard van de gegevens. De gegevens zijn indirecte gegevens want op zich kan met de verkregen informatie niet worden bepaald wie de desbetreffende persoon is die in het bed ligt. Zij bevatten bijvoorbeeld geen naam of geboortegegevens. Maar in combinatie met andere gegevens die de verantwoordelijke (NOVO) heeft, heeft NOVO de gelegenheid om achter de identiteit van de desbetreffende persoon te komen. Gevolg – Doordat aan de voorwaarden van artikel 2 zijn voldaan, is de Wbp van toepassing op de verwerking van de persoonsgegevens. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij de verwerking
28
moeten aanmelden bij het CBP. En zij moeten zich houden aan de regels die zijn vastgelegd in de Wbp. In het volgende hoofdstuk “Wat zijn de gevolgen voor NOVO?” zal ik aan de hand van de relevante artikelen uit de Wbp aangeven waar NOVO op moet letten bij het verwerken van de persoonsgegevens. 5.3.1.2 Bewegingsensor Beschrijving De bewegingssensor maakt het mogelijk om te bepalen of er bewegingen plaatsvinden in het huis. Deze informatie kan worden gebruikt om te bepalen of de licht verstandelijk gehandicapte aanwezig is in het huis. Hoe werkt het? In het huis worden op verscheidene plekken infrarood sensoren geplaatst. Wanneer de infrarood sensor een beweging registreert, wordt deze informatie doorgestuurd naar het expert systeem. Welke gegevens worden verkregen? - Of er beweging plaatsvindt in het huis - De tijden waarop de beweging wordt geregistreerd. Maakt het een inbreuk op de privacy? Valt het plaatsen van infrarood sensoren in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte onder de persoonlijke levenssfeer? Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit wel het geval is. De infrarood sensoren worden op verschillende plekken in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte geplaatst. Het huis is een plek waar de licht verstandelijk gehandicapte zich geborgen en veilig moet voelen. Zonder dat hij zich zorgen hoeft te maken dat derden in de gaten houden wat hij doet. Er wordt dus een inbreuk gemaakt op de privacy. Dit hoeft geen beletsel voor NOVO te zijn om deze sensor niet te gebruiken als zij zich houden aan de regels die de Wbp geeft. Is de Wbp van toepassing? Persoonsgegevens Natuurlijk persoon: – Het gaat in dit geval om een natuurlijk persoon. Namelijk om de licht verstandelijk gehandicapte. De gegevens die voortvloeien uit de bewegingssensor zullen in het algemeen betrekking hebben op de licht verstandelijk gehandicapte. De sensor registreert namelijk alle bewegingen hierbij ziet de sensor geen verschil tussen de licht verstandelijk gehandicapte of een ander persoon. Als de licht verstandelijk gehandicapte alleen thuis is heeft de informatie zonder twijfel alleen betrekking op de licht verstandelijk gehandicapte. Maatschappelijke positie - Deze gegevens kunnen vervolgens worden gebruikt om feedback te geven op de licht verstandelijk gehandicapte. In andere woorden; de verkregen informatie is bepalend op welke manier de licht verstandelijk gehandicapte wordt behandeld of beoordeeld. Er is dus sprake van persoonsgegevens de licht verstandelijk gehandicapte kan namelijk in zijn maatschappelijke positie worden geraakt. Aard van de gegevens – De gegevens zijn indirecte gegevens want op zich kan met de verkregen informatie niet worden bepaald wie de desbetreffende persoon is van wie de bewegingen worden geregistreerd. Zij bevatten bijvoorbeeld geen naam of geboortegegevens. Maar in combinatie met andere gegevens die de verantwoordelijke (NOVO) heeft, heeft NOVO de gelegenheid om achter de identiteit van de desbetreffende persoon te komen. Gevolg – De Wbp is van toepassing omdat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij zich moeten houden aan de regels van de Wbp. In het
29
volgende hoofdstuk zal ik bespreken waar NOVO aan moet denken bij het behandelen van deze persoonsgegevens. 5.3.1.3 Tv sensor Beschrijving De TV sensor wordt gebruikt om te bepalen of de licht verstandelijk gehandicapte naar tv kijkt. Wanneer het een tijdstip betreft dat de licht verstandelijke gehandicapte niet naar tv mag kijken kan er actie worden ondernomen. Hoe werkt het? Er wordt een sensor op de TV geplaatst die kan meten wanneer de TV uit of aan staat. Wanneer de licht verstandelijk gehandicapte naar bed dient te gaan zal er een signaal worden verstuur naar het expert systeem. Zodat er vervolgens feedback kan worden gegeven aan de licht verstandelijk gehandicapte. Wat voor gegevens? - Of de TV aan staat. - Of de TV uit staat. - Het tijdstip dat de TV aan of uit staat. Maakt het een inbreuk op de privacy? De sensor wordt op de TV geplaatst de TV bevindt zich in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte. Dit valt onder zijn levenssfeer. Zoals is gebleken door de jurisprudentie moet de licht verstandelijk gehandicapte zichzelf kunnen zijn zonder bemoeienis van buitenaf. Het is voor derden in beginsel niet van belang of de licht verstandelijk gehandicapte naar TV kijkt. Ik ben daarom ook van mening dat het plaatsen van de TV sensor een inbreuk maakt op de privacy. Ik zal daarom vervolgens behandelen of de Wbp van toepassing is op de TV sensor. Is de Wbp van toepassing? Persoonsgegevens Natuurlijk persoon: – Het gaat in dit geval om een natuurlijk persoon. Namelijk om de licht verstandelijk gehandicapte. De gegevens die voortvloeien uit de bewegingssensor zullen in het algemeen betrekking hebben op de licht verstandelijk gehandicapte die TV kijkt. Maatschappelijke positie - Deze gegevens kunnen vervolgens worden gebruikt om feedback te geven op de licht verstandelijk gehandicapte. Er kan namelijk worden gezegd dat hij wel of niet naar TV kijkt. In andere woorden; de verkregen informatie is bepalend op welke manier de licht verstandelijk gehandicapte wordt behandeld of beoordeeld. Er is dus sprake van persoonsgegevens de licht verstandelijk gehandicapte kan namelijk in zijn maatschappelijke positie worden geraakt. Aard van de gegevens – De gegevens zijn indirecte gegevens want op zich kan met de verkregen informatie niet worden bepaald wie de desbetreffende persoon die TV kijkt. Zij bevatten bijvoorbeeld geen naam of geboortegegevens. Maar in combinatie met andere gegevens die de verantwoordelijke (NOVO) heeft, heeft NOVO de gelegenheid om achter de identiteit van de desbetreffende persoon te komen. Gevolg – De Wbp is van toepassing omdat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij zich moeten houden aan de regels van de Wbp. In het volgende hoofdstuk zal ik bespreken waar NOVO aan moet denken bij het behandelen van deze persoonsgegevens.
30
5.3.2 Woon- werkverkeer De toepassingen die worden gebruikt om het woon- werkverkeer te reguleren hebben als doel dat de licht verstandelijk gehandicapten op tijd op zijn werk komt en vervolgens op tijd thuis komt. Op deze manier wordt er een structuur gebracht in het leven van de licht verstandelijk gehandicapten. 5.3.2.1 GPS-tracking systeem Beschrijving Het GPS-tracking systeem maakt het mogelijk om het woon- werkverkeer van de licht verstandelijk gehandicapte te monitoren. Wanneer de licht verstandelijk gehandicapte buiten zijn route verkeerd, wordt er een signaal naar het monitoringsysteem gestuurd. Zodat er een gepaste actie kan worden verricht. Hoe werkt het? De licht verstandelijk gehandicapte krijgt een mobiele telefoon met een GPS (Global Positioning System) functie. Een GPS functie maakt het mogelijk om de locatie van de mobiele telefoon te bepalen. Het lokaliseren van de mobiele telefoon gebeurd door middel van berekenen van de coördinaten van de mobiele telefoon. De gegevens gaan naar het monitoringsysteem. Welke gegevens worden verkregen? De coördinaten worden geregistreerd van de mobiele telefoon. Deze worden doorgestuurd naar het monitoringsysteem. De locatie van de licht verstandelijk gehandicapte wordt zodoende zichtbaar. Maakt het een inbreuk op de privacy? Valt het monitoren van het werk- woonverkeer van de licht verstandelijk gehandicapten onder de persoonlijke levenssfeer? Uit de jurisprudentie is gebleken dat niet alleen in je eigen huis het recht op privacy geld, maar ook op andere plekken. De burger moet ruimte overhouden zijn eigen leven te leiden met zo min mogelijk bemoeienis van buitenaf. Wanneer de licht verstandelijk gehandicapte naar zijn werk fietst, is het voor niemand van belang om zich daarmee te bemoeien. Hoewel de licht verstandelijk gehandicapte zich in een publieke omgeving bevindt, valt het opslaan van zijn route onder de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte en maakt het een inbreuk op zijn privacy. Is de Wbp van toepassing? Persoonsgegevens Natuurlijk persoon – Ja, de coördinaten van de mobiel die vervolgens naar het expert systeem worden doorgestuurd hebben betrekking op de licht verstandelijk gehandicapte. Want de locatie van de licht verstandelijk gehandicapte kan worden bepaald. Maatschappelijke positie – Deze gegevens kunnen vervolgens worden gebruikt om feedback te geven op de verstandelijk gehandicapte. In andere woorden; de verkregen informatie is bepalend op welke manier de licht verstandelijk gehandicapte wordt behandeld of beoordeeld. Er is dus sprake van persoonsgegevens. De licht verstandelijk gehandicapte kan in zijn maatschappelijke positie worden geraakt. Aard van de gegevens – Ook moet er worden gekeken naar de aard van de gegevens. De gegevens zijn indirecte gegevens want op zich kan met de verkregen informatie niet worden bepaald wie de desbetreffende persoon van wie de locatie wordt doorgegeven. Zij bevatten bijvoorbeeld geen naam of geboortegegevens. Maar in combinatie met andere gegevens die de verantwoordelijke (NOVO) heeft, heeft NOVO de gelegenheid om achter de identiteit van de desbetreffende persoon te komen.
31
Gevolg - Doordat aan de voorwaarden van artikel 2 zijn voldaan, is de Wbp van toepassing op de verwerking van de persoonsgegevens. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij moeten aangeven bij het CBP dat zij deze gegevens verzamelen. Verder heeft het als gevolg dat NOVO zich moet houden aan de regels die de Wbp geeft. Dit zal ik behandelen in het volgende hoofdstuk “Wat zijn de gevolgen voor NOVO?” 5.3.2.2 Deursensor Beschrijving Door middel van de deursensor kan worden bepaald wanneer de deur open of dichtgaat. Er kan dus worden bepaald wanneer de licht verstandelijk gehandicapte het huis verlaat of binnen komt. Hoe werkt het? Er wordt gebruikt gemaakt van een magneetsysteem dat wordt geplaatst op de deur en deurpost. Als de verbinding tussen deze twee magneten wordt verbroken, gaat er een signaal naar het expert systeem. Zodat er een gepaste actie kan worden genomen. Welke gegevens worden verkregen? - Of de deur open of dicht gaat. - De tijd dat de deur open of dicht gaat. Maakt het een inbreuk op de privacy? De deursensor wordt geplaatst op de deur en de deurpost van de licht verstandelijk gehandicapte. De deur bevindt zich in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte. Dit betekend dus dat de sensor in de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte wordt geplaatst. In het algemeen is het niet nodig voor derden om te weten wanneer iemand het huis verlaat of binnenkomt. Er wordt dus een inbreuk gemaakt op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapte. Dit hoeft geen probleem voor NOVO te zijn zolang zij zich houden aan de WBP als deze van toepassing is. Is de Wbp van toepassing? Persoonsgegevens Natuurlijk persoon – Het open- of dichtgaan van de deur wordt geregistreerd door de deursensor. Deze gegevens hebben vervolgens betrekking op de licht verstandelijk gehandicapte, wanneer deze de deur open of dicht doet. Het gaat in dit geval dus om een natuurlijk persoon. Maatschappelijke positie – De vraag of de licht verstandelijk gehandicapte in zijn maatschappelijke positie kan worden geraakt, moet bevestigend worden beantwoord. De gegevens kunnen namelijk van invloed zijn op hoe de licht verstandelijk gehandicapte wordt behandeld. De licht verstandelijk krijgt namelijk feedback op zijn handelen. Aard van gegevens – De gegevens zijn indirecte gegevens want op zich kan met de verkregen informatie niet worden bepaald wie de desbetreffende persoon is die het huis verlaat of binnenkomt. Maar in combinatie met andere gegevens kan de identiteit van de persoon achterhaald halen. Gevolg – Omdat aan de voorwaarden van artikel 2 Wbp is voldaan, is de Wbp van toepassing op het verwerken van de persoonsgegevens die worden verkregen. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij zich moeten houden aan de regels die in de Wbp worden gegeven. In het volgende hoofdstuk zal ik de relevante artikelen voor NOVO behandelen.
32
5.3.3 Kachel/raam scenario De ICT toepassingen die worden gebruikt voor kachel/ raam scenario hebben als doel dat de thermostaat op een verantwoordelijke wijze wordt gebruikt door de licht verstandelijk gehandicapten. En dat er niet onnodig ramen openstaan, zodat er niet continue wordt gestookt. 5.3.3.1 Temperatuurmeter Beschrijving Met de temperatuurmeter kan de temperatuur in het huis worden gemeten. Deze gegevens worden gecombineerd met de raamsensor. Het komt geregeld voor dat cliënten de thermostaat van de verwarming omhoog zetten, omdat zij het koud hebben. Als vervolgens de temperatuur in de ruimte stijgt, komt het geregeld voor dat de cliënt de ramen open zet in plaats van de thermostaat lager te zetten. In combinatie met de raamsensor kan zodanig worden ingegrepen dat de CV niet onnodig brand. Hoe werkt het? Door middel van een temperatuurmeter die direct op de radiator wordt geplaatst. De temperatuur wordt vervolgens naar het expert systeem gestuurd. Welke gegevens worden verkregen? - De temperatuur in huis Maakt het een inbreuk op de privacy? De sensor wordt op de radiator geplaatst de radiator bevindt zich in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte. De sensor wordt dus in de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte geplaatst. De vraag of deze ook een inbreuk maakt op de levenssfeer moet ontkennend worden beantwoord. De informatie die voortvloeit uit de temperatuurmeter heeft geen betrekking op de licht verstandelijk gehandicapte. Alleen de temperatuur wordt namelijk gemeten. Is de Wbp van toepassing? Persoonsgegevens Natuurlijk persoon – De informatie die voortvloeit uit de sensor namelijk de temperatuur heeft geen betrekking op een natuurlijk persoon (de licht verstandelijk gehandicapte). We komen dus ook niet toe aan de vraag of de natuurlijke persoon wordt geraakt in zijn maatschappelijke positie. Aard van gegevens – Niet van toepassing, komen niet toe aan dit criterium. Gevolg – Dat er geen sprake is van persoonsgegevens heeft voor NOVO als gevolg dat de Wbp niet van toepassing is. Zij hoeven daarom geen melding te maken van de gegevens die zij verkrijgen. Hierdoor zijn de bepalingen van de Wbp ook niet van toepassing op NOVO. 5.3.3.2 Raamsensor Beschrijving De raamsensor maakt het mogelijk om te bepalen wanneer een raam open- of dichtstaat. De raamsensor werkt samen met de temperatuurmeter. Zie de beschrijving van de temperatuurmeter voor het doel van de raamsensor.
33
Hoe werkt het? Door middel van een magneetsysteem dat wordt geplaatst op het raam. Als het contact tussen deze twee magneten wordt verbroken gaat er een signaal naar het expert systeem zodat er een gepaste actie kan worden genomen. Welke gegevens worden verkregen? - Raam open of dicht. - Tijd dat het raam open of dichtgaat. Maakt het een inbreuk op de privacy? De raamsensor wordt geplaatst op het raam, het raam bevindt zich in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte. De sensor wordt dus in de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte geplaatst. De informatie die voortvloeit, heeft geen betrekking op de licht verstandelijk gehandicapte er wordt dus geen inbreuk gemaakt op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte. Is de Wbp van toepassing? Persoonsgegevens Natuurlijk persoon - De informatie die voorvloeit uit de sensor namelijk of het raam open of dicht staat heeft geen betrekking op een natuurlijk persoon (de licht verstandelijk gehandicapte). We komen dus ook niet toe aan de vraag of de natuurlijke persoon wordt geraakt in zijn maatschappelijke positie. Aard van gegevens – Niet van toepassing, komen niet toe aan dit criterium. Gevolg – Dat er geen sprake is van persoonsgegevens heeft voor NOVO als gevolg dat de Wbp niet van toepassing is. Zij hoeven daarom geen melding te maken van de gegevens die zij verkrijgen. Hierdoor zijn de bepalingen van de Wbp ook niet van toepassing op NOVO.
5.4 Conclusie Uit dit hoofdstuk is gebleken dat er een speciaal monitoringssysteem is. Dit monitoringssysteem bestaat uit verschillende onderdelen. De verschillende ICT toepassingen zijn een deel van dit systeem. Het is gebleken dat al deze ICT toepassingen een inbreuk maken op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten. Maar de Wbp is pas van toepassingen op deze ICT toepassingen wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2 Wbp. Alleen de temperatuurmeter en de raamsensor hoeven niet worden aangemeld bij het CBP. De andere ICT toepassingen wel. Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij zich moeten houden aan de regels die de Wbp geeft. De relevante bepalingen voor NOVO zal ik in het volgende hoofdstuk behandelen.
34
6. Aan w elke eisen moet NOVO voldoen bij het p l a a ts e n v a n d e S e n s o r e n ? 6.1 Inleiding In het vorig hoofdstuk heb ik besproken in wat voor mate de verschillende ICT toepassingen een inbreuk maken op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten. En of de Wbp van toepassing is op de informatie die voortkomt uit de ICT toepassingen. Voor de ICT toepassingen waarvan een inbreuk wordt gemaakt op de levenssfeer en waarvan de Wbp van toepassing is, moet NOVO zich houden aan de regels die de Wbp geeft. Om deze reden zal ik in dit hoofdstuk de relevante artikelen behandelen waar NOVO aan moet denken als zij persoonsgegevens zullen verwerken.
6.2 Stapsgewijze behandeling relevante artikelen Wbp Heeft NOVO toestemming nodig? – Artikel 5 & 8 sub a Wbp Artikel 8 sub a Wbp geeft aan dat gegevens slechts mogen worden verwerkt nadat de betrokkene zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend. En in het geval dat de betrokkene handelingsonbekwaam is, dient de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger worden verkregen (artikel 5 Wbp). Dit heeft als gevolg voor NOVO dat zij de licht verstandelijk gehandicapten toestemming moeten vragen voor het verwerken van hun gegevens. NOVO moet hierbij rekening houden dat de toestemming niet twijfelachtig is (ondubbelzinnig). Omdat de licht verstandelijk gehandicapten die mee doen aan dit project handelingsbekwaam zijn, is hun toestemming gewoon geldig. Mochten er later licht verstandelijk gehandicapten zijn die handelingsonbekwaam zijn maar graag gebruik willen maken van het begeleidingssysteem, dan zal NOVO toestemming moeten vragen aan de curator. De toestemming hoeft niet schriftelijk te zijn maar dit is wel aan te raden zodat het makkelijk kan worden bewezen dat er toestemming is verleend. Kan iedereen deze gegevens inzien? – Artikel 8 Wbp Novo heeft als zorginstelling een geheimhoudingsplicht. De gegevens die de verwerker (NOVO) verwerkt, zijn in beginsel alleen te gebruiken voor het doel waarvoor zij deze gegevens verzameld. Dit doel heeft zij van te voren aan de betrokkene (de licht verstandelijk gehandicapte) meegedeeld. Wanneer een derde informatie opvraagt om deze te gebruiken voor hun doeleinden, valt dit niet onder het doel die NOVO heeft opgegeven namelijk het begeleiden van de licht verstandelijk gehandicapten. Artikel 8 van de Wbp geeft zes alternatieve gronden waarop gegevens verstrekt mogen worden.51 Deze zijn: Toestemming – Wanneer de betrokkene een ondubbelzinnige toestemming geeft dat zijn gegevens aan een derde mogen worden verstrekt, mag de verantwoordelijke deze gegevens verstrekken.
51
Uit artikel 1 sub b wbp blijkt dat het verstrekken van persoonsgegevens ook onder “verwerken” valt.
35
Overeenkomst – Als de verantwoordelijke persoonsgegevens moet verstrekken aan een derde om te voldoen aan een overeenkomst die hij heeft met de betrokkene, is hij gerechtvaardigd om deze gegevens te verstrekken. Wettelijke verplichting – Er zijn verplichtingen in verschillende wetten opgenomen, waarin staat dat de verantwoordelijke gegevens moet verstrekken van de betrokkene. Wanneer een organisatie met het verzoek komt om gegevens op te vragen van de betrokkene dienen zij duidelijk aan te geven met welk doel zij de gegevens zullen gebruiken en welke wettelijke bepaling hun het recht geeft om deze gegevens op te vragen. Vitaal belang van de betrokkene – Het verstrekken van gegevens is gerechtvaardigd als de betrokkene in een ernstig gevaar verkeerd. En het van belang is dat terstond hulp wordt verleend. Uitvoering van een publiekrechtelijke taak – Wanneer de gegevensverstrekking nodig is voor het uitvoeren van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan of een organisatie die een publiekrechtelijke taak uitvoert. Gerechtvaardigd belang – Als het verstrekken van persoonsgegevens nodig is voor de bedrijfsvoering van de organisatie. Als dit het geval is moeten de belangen van de organisatie en die van de betrokkene afgewogen worden. Voor NOVO kan het vitaal belang van de licht verstandelijk gehandicapte een grond zijn om gegevens te verstrekken aan een derde. Vitaal belang van de betrokkene – Voor NOVO is het van belang om te weten of zij persoonsgegevens mogen verstrekken aan hulpverleners zoals de politie of de ambulance als er waarschijnlijk iets is gebeurd met de licht verstandelijk gehandicapte. Als de licht verstandelijk gehandicapte bijvoorbeeld spoorloos is, zouden zij met behulp van het GPS tracking systeem de locatie van de licht verstandelijke gehandicapte kunnen achterhalen. Deze locatie zouden zij door kunnen geven aan de politie, ambulance of de familie van de licht verstandelijk gehandicapte. Volgens artikel 8 Wbp mogen deze gegevens alleen worden verstrekt als de licht verstandelijk gehandicapte in een ernstig gevaar verkeerd en het nodig is om terstond hulp te verlenen. Omdat NOVO de verantwoordelijke is, moeten zij altijd in staat zijn om hun actie te verantwoorden wanneer de licht verstandelijk gehandicapte hierom vraagt. Als zij dit niet kunnen dan is de verstrekking onrechtvaardig. Hoe lang mogen de gegevens worden bewaard? - Artikel 10 Wbp De gegevens die worden verkregen mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is om aan de doeleinden te voldoen die aan de betrokkene zijn meegedeeld. Na deze periode is het namelijk niet meer nodig om de gegevens te bewaren om aan het doel te voldoen. De gegevens mogen wel worden bewaard in een vorm die het niet mogelijk maakt om de betrokkene te identificeren. Ook mogen de gegevens langer worden bewaard voor zover ze voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard. In de rapportage module van het monitoringssysteem worden de acties opgeslagen die de verschillende ICT toepassingen hebben genomen. Op deze manier kan de orthopedagoog een beter inzicht krijgen in hoe de licht verstandelijk gehandicapte zich gedraagt bij bepaalde acties die het monitoringssysteem maakt. Aan de hand hiervan kan de orthopedagoog beslissen dat in een bepaald geval een andere actie nodig is van het monitoringssysteem om een betere structuur te kunnen bieden aan de licht verstandelijk gehandicapten. Doordat de gegevens voor
36
enige tijd worden bewaard, heeft dit als gevolg dat NOVO op papier moet zetten hoelang het nodig is om deze gegevens te bewaren. Moeten de gegevens worden beveiligd? - Artikel 13 Wbp Persoonsgegevens kunnen veel over een persoon vertellen. Met de snelle ontwikkeling van de ICT nemen ook de manieren toe waarop deze persoonsgegevens kunnen worden verkregen. Het wordt steeds makkelijker om deze informatie te vergaren. We hebben gezien dat de ICT een positieve bijdrage levert aan de maatschappij. Maar hoewel de ICT voor goede doeleinden kan worden gebruikt wordt het ook gemakkelijker voor kwaadwillenden om de ICT voor kwade doeleinden te gebruiken. Daarom is het van belang dat de informatie die wordt verkregen wordt beschermd tegen onrechtmatig gebruik. De Wbp geeft in artikel 13 aan dat passende technische en organisatorische maatregelen moeten worden genomen om een passend beveiligingsniveau te garanderen voor persoonsgegevens. Hierbij moet rekening worden gehouden met de; - stand van de techniek; - kosten; - risico‟s; - en de aard van de gegevens. NOVO moet er voor zorgen dat zij de gegevens die zij verkrijgen, beveiligen. Zij moeten hierbij overleg plegen met het software ontwikkelingsbedrijf AVICS B.V. om te bepalen wat de stand van de techniek is om de gegevens te beveiliging en wat de kosten hiervan zijn. Verder moeten zij bepalen wat de risico‟s zijn wanneer gegevens kwijtraken of in verkeerde handen komen. Hierbij rekening houdend met de aard van de gegevens. Heeft NOVO een meldingsplicht? – Artikel 27 Wbp Volgens dit artikel moet elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens die geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd worden verwerkt worden aangemeld bij het CBP.52 Onder geheel van handelingen moet worden verstaan een bundeling van verwerkingshandelingen die in het maatschappelijk verkeer als een eenheid worden aangemerkt.53 De verantwoordelijke hoeft niet elke verwerkingshandeling afzonderlijk te melden volgens dit artikel. Een „geheel van verwerkingen‟ kan ook voldoende zijn. Het melden van een geheel van verwerkingen kan nuttig zijn in de gevallen dat de verwerkingen voor hetzelfde doel nodig zijn. Op deze manier wordt er ingespeeld op de realiteit, in de praktijk is het namelijk zo dat er voortdurend gegevens worden verwerkt voor hetzelfde doel. Uit het voorgaande blijkt dat NOVO een meldingsplicht heeft bij het “College bescherming persoonsgegevens”. Dit betekend dat NOVO het doeleinde en de aard van de gegevens die voortvloeien uit de verschillende sensoren moet melden bij het CBP. Het NOVO hoeft niet telkens voor elke informatie die voortvloeit uit de sensoren een melding te maken bij het CBP. Als NOVO geen melding maakt bij het CBP kunnen zij volgens artikel 6 een boete krijgen van ten hoogste 4500 EURO. In tabel drie op pagina 38 staan de doeleinden en de aard van de gegevens vermeld die worden verkregen door NOVO.
52 53
Artikel 27 lid 1 Wet bescherming persoonsgegevens. Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 133.
37
Tabel 3: Aard en Doeleinden ICT toepassingen Doeleind Werk- woonverkeer controleren Locatie van de 54 lvg bepalen wanneer hij naar zn werk of huis gaat. Om te bepalen of hij veilig aankomt. Nacht- dagritme Doeleinde is om te bepalen of de lvg al in zijn bed licht of niet zodat zijn slaapritme wordt gestructureerd.
Aard gegevens Indirecte - Locatie lvg
Bewegingssensor
Bepalen of er een beweging plaatsvindt in het huis. Op deze manier kan worden bepaald of de lvg in het huis aanwezig is.
Raamsensor Temperatuurmeter Tv sensor
N.v.t. N.v.t. Nacht- dagritme Bepalen of de tv aan of uit is. Zodat kan worden bepaald of de licht verstandelijke gehandicapte naar TV kijkt of niet. Werk- woonverkeer controleren Het doeleinde is om te bepalen of de deur open of dichtgaat zodat kan worden nagegaan als de lvg op tijd het huis binnenkomt of verlaat om naar zijn werk te gaan.
Indirecte - Of er beweging plaatsvindt in het huis - De tijden waarop de beweging wordt geregistreerd. N.v.t. N.v.t. Indirect - Of de TV aan of uit is - Het tijdstip dat de TV aan of uit is.
GPS-tracking systeem
Drukmat in bed
Deursensor
Indirecte - Of de licht verstandelijk gehandicapte nog in zijn bed ligt of niet. - De tijd dat de licht verstandelijk gehandicapte moet opstaan.
Indirecte - Of de deur open of dicht gaat. - De tijd dat de deur open of dicht gaat.
Informatieplicht – Artikel 33 en 34 Wbp Artikel 33 en 34 zijn een uitwerking van het transparantie beginsel.55 Het transparantie beginsel heeft als doel om het gegevensverkeer transparant te maken, de betrokkene kan immers nagaan wat er met zijn gegevens gebeurd. Mocht het zo zijn dat de verantwoordelijke onrechtmatig met de gegevens omgaat, dan kan de betrokkene dit aanvechten. De verantwoordelijke is verplicht om zijn identiteit, en de doeleinden van de verwerking te vermelden.56 Deze informatie moet ook zijn aangekomen bij de betrokkene. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Hieronder valt schriftelijk maar ook mondeling contact. Het tijdstip waarop de verantwoordelijke aan zijn informatieplicht moet voldoen is het moment dat hij de informatie vergaart.57 Voor NOVO betekent de informatieplicht dat zij de licht verstandelijk gehandicapten op de hoogte moeten brengen van de doeleinden waarvoor hun persoonsgegevens worden verwerkt. Ook moet NOVO haar identiteit meedelen. NOVO kan het beste voldoen aan haar informatieplicht door de licht verstandelijk gehandicapte schriftelijk te informeren. Op deze manier is het makkelijk voor NOVO om te bewijzen dat zij hebben voldaan aan haar informatieplicht. Hebben de licht verstandelijk gehandicapten een inzagerecht? – Artikel 35 Wbp Artikel 35 maakt het mogelijk dat de betrokkene informatie kan opvragen bij de verwerker. Hij kan op deze manier nagaan wat er met zijn persoonsgegevens gebeurd. De betrokkene mag dit
54 55 56 57
Lvg staat voor licht verstandelijk gehandicapte Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 149. Artikel 33 lid 2 Wet bescherming persoonsgegevens. Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 152.
38
met enige regelmaat doen maar het mag niet buitensporig worden.58 Wanneer de verantwoordelijke een dergelijk verzoek ontvangt, dient er een volledig overzicht van de gegevens met inlichtingen over het doel, de aard van de gegevens, de ontvangers en de herkomst van de gegevens worden gegeven. Deze informatie moet in begrijpelijke taal worden meegedeeld.59 De licht verstandelijke gehandicapten hebben dus een inzagerecht, dit betekend voor NOVO dat zij de licht verstandelijk gehandicapten de gelegenheid moeten geven om de gegevens die worden verwerkt, in te zien. Is NOVO aansprakelijk wanneer de licht verstandelijk gehandicapte schade lijd door het verwerken van de gegevens? – Artikel 50 Wbp In artikel 50 Wbp wordt de aansprakelijkheid van de verantwoordelijke tegenover de betrokkene geregeld. Dit artikel bepaald dat de verantwoordelijke kan worden aangesproken in de gevallen dat de betrokkene schade lijdt. Dit kan overigens alleen wanneer de verantwoordelijke in strijd handelt met datgene wat in de wet is voorgeschreven. De rechter kan van de verantwoordelijke vorderen dat hij maatregelen treft om de gevolgen van zijn gedrag te herstellen. Of de rechter kan het gedrag van de verantwoordelijke helemaal verbieden.60 Uit dit artikel blijkt dat NOVO alleen aansprakelijk kan worden gesteld wanneer zij niet in overeenstemming met de regels van de Wbp handelen. Welke organisatie houdt toezicht op de naleving van de Wbp? – Artikel 51 In artikel 51 wordt de taak van het toezichthoudend orgaan beschreven. Het toezichthoudend orgaan is het “College bescherming persoonsgegevens”. Het CBP ziet er op toe dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met is met de wet. Bestuursdwang – Artikel 65 Artikel 65 geeft de CBP de mogelijkheid om bestuursdwang te gebruiken als er in strijd wordt gehandeld met de Wbp. Het CBP kan dan feitelijk optreden tegen hetgeen wat in strijd is met de CBP. Het CBP kan tot dit oordeel komen naar aanleiding van een onderzoek die zij zelf hebben ingesteld of op verzoek van de „betrokkene‟. In de plaats van bestuursdwang kunnen zij ook een dwangsom opleggen.61 Door het opleggen van een dwangsom wordt geprobeerd om indirect de overtreding te stoppen. Het CBP moet in beide gevallen, wanneer er een dwangsom of bestuursdwang wordt opgelegd, de verantwoordelijke de kans geven om zijn gedrag te herstellen of zijn overtreding ongedaan te maken.62 Dit artikel is alleen van belang voor NOVO mochten zij niet in overeenstemming handelen met de regels van de Wbp. Het CBP kan dan namelijk een dwangsom opleggen of er voor feitelijk voor zorgen dat NOVO ophoudt met de overtreding.
6.3 Conclusie In dit hoofdstuk is gebleken dat NOVO zich moet houden aan verschillende regels van de Wbp. De achtergrond van de regels zijn dat er verantwoord wordt omgegaan met de gegevens van de licht verstandelijk gehandicapten. 58 59 60 61 62
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
35 lid 1 Wet bescherming persoonsgegevens. 35 lid 2 Wet bescherming persoonsgegevens. 50 lid 1 Wet bescherming persoonsgegevens. 5:32 Algemene wet bestuursrecht. 5:24 Algemene wet bestuursrecht.
39
7. Conclusie De wetgever heeft in de grondwet vier artikelen gewijd aan het recht op privacy. Waarvan artikel 10 Gw relevant is voor het antwoord op de hoofdvraag. In dit artikel blijkt namelijk dat een ieder recht heeft op eerbiediging van zijn levenssfeer. Dit recht heeft een indirecte horizontale werking. Dit heeft als gevolg dat de rechter dit artikel alleen zal gebruiken als inspiratiebron voor zijn uitspraak. Hij mag de grondwet namelijk niet toetsen aan formele wetgeving. Dit is dan ook de reden waarom burgers meestal een beroep doen op het EVRM. Artikel 8 van het EVRM dat ook betrekking heeft op de privacy heeft een rechtstreekse werking. Artikel 10 Gw heeft het over de “levenssfeer”. Dit woord is geen woord waarvan de betekenis algemeen bekend is. Verschillende schrijvers, de rechter en de wetgever hebben een leidraad gegeven wat onder de term “levenssfeer” moet worden verstaan. Onder de term levenssfeer moet in ieder geval worden verstaan het huis. Maar ook in bepaalde omstandigheden op het kantoor moet de burger er op kunnen vertrouwen dat zijn levenssfeer wordt geëerbiedigd. Eerbiediging van de levenssfeer houdt in zekere zin ook in om relaties te ontwikkelen met anderen. Er is geen reden waarom het principe van de “ levenssfeer” zakelijke en professionele activiteiten zou moeten uitsluiten. Personen moeten op plekken waar zij onbevangen zichzelf moeten kunnen zijn, zichzelf kunnen zijn zonder bemoeienis van buitenaf (alimentatie arrest). De achterliggende gedachte op het eerbiedigen van de levenssfeer van het individu is volgens de rechter niet alleen het recht dat individuen deel kunnen nemen aan uiteenlopende persoonlijke verbanden. Maar ook het idee op een menswaardig bestaan. Het menswaardig bestaan verzekert namelijk een ethische inslag op het grondrecht van de privacy, het stelt de persoon in het recht voorop. NOVO zal gebruik maken van een monitoringssysteem. Het monitoringssysteem maakt gebruik van verschillende onderdelen. De sensoren vangen de verschillende informatie op binnen het huis. Alle informatie gaat vervolgens naar het expert systeem waar vervolgens wordt bepaald of er een actie moet worden ondernomen via het feedback systeem. De orthopedagoog heeft de mogelijkheid om via de signaleringsmodule op de hoogte te blijven van datgene wat zich afspeelt in het huis van de licht verstandelijk gehandicapte. In de rapportagemodule kan de orthopedagoog de geschiedenis inzien betreffende de verschillende acties die zijn ingezet door het monitoringssysteem. We hebben geleerd dat de meeste sensoren in combinatie met het monitoringssysteem een inbreuk maken op de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapte. Dit omdat de sensoren in de levenssfeer van de licht verstandelijk gehandicapten worden geplaatst. En de gegevens die daaruit voortvloeien herleidbaar zijn tot de licht verstandelijk gehandicapten. Op deze manier wordt de licht verstandelijk gehandicapten kwetsbaar als het in handen komt van een kwaadwillend persoon. Iemand kan hem namelijk in zijn maatschappelijke positie raken. Dit is één van de redenen waarom de Wbp regels geeft met betrekking tot persoonsgegevens. De persoonsgegevens moeten bijvoorbeeld worden beveiligd en mogen alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze worden vergaard. De Wbp is één van de wetten die voortvloeit uit artikel 10 lid 2 Gw. Volgens dit lid moet de wetgever een specifieke wet opstellen om de levenssfeer van de burgers te beschermen. Wil NOVO het begeleidingssysteem toepassen dan moeten zij verantwoord omgaan met de gegevens die zij vergaren. Hierbij moeten zij zich houden aan de regels die in de Wbp staan.
40
Ondanks dat er persoonsgegevens zullen worden verkregen over de licht verstandelijk gehandicapten, zullen de licht verstandelijk gehandicapten er baat bij hebben om deze nieuwe dienst van NOVO te gebruiken. Licht verstandelijk gehandicapten hebben namelijk behoefte aan structuur. Als zij een stabiele dagstructuur hebben, zullen zij zich zekerder voelen. Voorheen lag het accent op het re-actief begeleiden van de licht verstandelijk gehandicapten, terwijl met het begeleidingssysteem de nadruk ligt op het pro-actief begeleiden. Het begeleidingssysteem monitort namelijk het gedrag van de licht verstandelijk gehandicapten. Mocht het er op lijken dat een bepaald gedrag verkeerd kan zijn dan zal het feedback systeem ingrijpen voordat de situatie verslechtert. Uit mijn onderzoek is gebleken dat de onderzoeksvraag bevestigend moet worden beantwoord. Er wordt namelijk een inbreuk gepleegd op de privacy van de licht verstandelijk gehandicapten door de sensoren in hun levenssfeer te plaatsen. Dit hoeft geen obstakel te zijn om het begeleidingssysteem te gebruiken voor de licht verstandelijk gehandicapten. In het volgende hoofdstuk “aanbevelingen” zal ik een advies geven aan NOVO hoe zij om kunnen gaan met dit probleem. Mijn bevindingen kunnen in de toekomst ook van belang zijn voor andere organisaties die ook een dergelijk ICT systeem willen toepassen op hun doelgroep. Deze doelgroepen kunnen onder andere senioren zijn die begeleid dienen te worden. Maar ook verstandelijk gehandicapten die een zwaardere vorm van deze beperking hebben. Het ICT systeem kan namelijk relatief makkelijk worden aangepast, waardoor het commercieel interessant is voor andere organisaties en het ook positief zal bijdragen aan de Groningse economische ontwikkeling.63
63
*Projectvoorstel_Intelligente_cliënt_monitoring_voor_LVG_02_06_2009
41
8. Aanbe veling Nu het duidelijk is dat het begeleidingssysteem een inbreuk maakt op de levenssfeer van de verstandelijk gehandicapten is de vraag wat voor acties NOVO moet ondernemen. NOVO dient zorgvuldig om te gaan met de gegevens die zij verkrijgen van het begeleidingssysteem. De Wet bescherming persoonsgegevens geeft regels met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens. Deze wet beoogd bijvoorbeeld dat er niet onzorgvuldig of onrechtmatig met persoonsgegevens wordt omgegaan. Om NOVO te helpen bij het aanmelden en inventariseren van de persoonsgegevens heb ik een checklist opgesteld. Deze checklist heb ik in bijlage één toegevoegd. Als deze checklist doorlopen is, heeft NOVO alle gegevens en informatie vergaard die nodig zijn bij het aanmelden van de persoonsgegevens. De eerste stap die NOVO moet maken is het aanmelden van de persoonsgegevens bij het CBP. De tweede stap is om de licht verstandelijk gehandicapte mee te delen dat zijn persoonsgegevens verwerkt zullen worden. De derde stap is om er voor te zorgen dat de persoonsgegevens zorgvuldig worden verwerkt. De laatste stap is het daadwerkelijk aanmelden van de gegevensverwerking bij het CBP. Ik heb de checklist in deze vier stappen verdeeld. Stap 1: Aanmelding In de eerste stap wordt bepaald of NOVO zich wel moet aanmelden bij het CBP. Er moet worden afgevraagd of er sprake is van persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens en een bestand waarin deze worden opgenomen. In hoofdstuk 4.3 heb ik beschreven welke ICT toepassingen persoonsgegevens verwerken. NOVO kan deze gegevens gebruiken om de checklist af te vinken. Ook moet worden nagegaan wie de verantwoordelijke is. De Wbp is namelijk van toepassing op organisaties die in Nederland gevestigd zijn. NOVO is in Nederland gevestigd dus zij kunnen dit punt ook aanvinken. Stap 2: Licht verstandelijk gehandicapte meedelen verwerking Ten eerste moet de licht verstandelijk gehandicapte toestemming geven om zijn persoonsgegevens te verwerken. Wanneer NOVO toestemming heeft gekregen, zullen zij moeten meedelen waarom de persoonsgegevens worden verwerkt. Op deze manier heeft de licht verstandelijk gehandicapte de mogelijkheid om na te gaan wat er met zijn gegevens gebeurd. De punten die NOVO moet kunnen aanvinken zijn: Of er toestemming is verleend. Of de identiteit van de verantwoordelijke is meegedeeld. In dit geval is dat NOVO zelf. De doeleinden voor de gegevensverwerking. Dit doeleinde moet nauwkeurig zijn omschreven. In het algemeen zou NOVO kunnen zeggen dat het doeleinde om de persoonsgegevens te verwerken is om de licht verstandelijk gehandicapten te kunnen begeleiden. Bij de aanmelding bij het CBP moeten zij het doeleinde per verwerking specifiek omschrijven. Een voorbeeld is de gegevensverwerking die voortkomen uit de drukmat. Het doeleinde waarom deze gegevens worden verwerkt, is om de licht verstandelijk gehandicapten te helpen met hun dag en nacht ritme te structureren. Verder moet de mededeling zijn voldaan voordat de verantwoordelijke NOVO begint met het vergaren van de persoonsgegevens. Ik beveel NOVO aan om de mededeling schriftelijk uit te voeren in de vorm van een intentieverklaring. Waarin de licht verstandelijk gehandicapte aangeeft dat hij het eens is met de gegevens verwerking. Op deze manier is het makkelijk voor NOVO om te bewijzen dat zij hebben voldaan aan hun informatieplicht.
42
Stap 3: Zorgvuldigheid verwerking Nadat NOVO heeft overwogen om de gegevens aan te melden, moeten zij nagaan of zij in staat zijn om de persoonsgegevens zorgvuldig te verwerken zodat het in overeenstemming is met de wet. De bepalingen van de wet waaraan NOVO zich moet houden heb ik behandeld in hoofdstuk 6. NOVO moet onder andere bepalen wie de gegevens mogen inzien. Ook moeten zij bepalen hoe lang de gegevens worden bewaard en hoe deze gegevens worden beveiligd. Stap 4: Daadwerkelijk aanmelden Om de verwerking aan te melden moet NOVO een speciaal Wbp-Meldingsformulier aanvragen bij het CBP. Of zij kunnen een speciaal Wbp-Meldingsprogramma downloaden zodat de aanmelding digitaal kan gebeuren. Bij NOVO kwam de vraag naar boven of zij het begeleidingsproject niet moesten laten toetsen door een medisch ethische toetsingscommissie. Deze commissie weegt de wetenschappelijke aspecten van een onderzoekvoorstel af tegen de risico‟s en bezwaren van de deelnemers. Het gaat namelijk om een nieuw project met licht verstandelijk gehandicapten die speciale zorg nodig hebben. Het advies dat ik heb gegeven in de vorm van een memo heb ik opgenomen in bijlage vier. Uit mijn advies blijkt dat NOVO hun onderzoek niet hoeft te laten beoordelen door een toetsingscommissie.
43
Bronnenlijst Aangehaalde Literatuur A. Alberdingk Thijm 2001 Mr Chr.A. Alberdingk Thijm, Privacy vs. auteursrecht in een digitale omgeving, 14 februari 2001 F. de Graaf 1977 F. de Graaf, Rechtsbescherming van persoonlijkheid, privéleven, persoonsgegevens, diss. Utrecht, Alphen aan den Rijn: H.D. Tjeenk Willink 1977 F. Kuitenbrouwer 1991 F. Kuitenbrouwer, Het recht om met rust gelaten te worden, Amsterdam, Uitgever Balans, 1991 F. Schouwstra 2007 F. Schouwstra, Beter in beeld: de ins en outs van cameratoezicht, Den Haag: Elsevier Overheid (Stapel & de Koning) 2007; L. Verhey 1992 L.F.M. Verhey, Horizontale werking van grondrechten, in het bijzonder van het recht op privacy, diss. Utrecht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1992, p. 188; Projectvoorstel lvg 2009 Projectvoorstel_Intelligente_cliënt_monitoring_voor_LVG_02_06_2009 R. Holmes 1995 R. Holmes, “Privacy: philosophical foundations and moral dilemma's,” in: P. Ippel, G. de Heij en B. Crouwers, Privacy disputed, Den Haag: SDU, 1995 Geraadpleegde literatuur J Terstegge 2001 J Terstegge, Wet bescherming persoonsgegevens, Kluwer / 2001 K. Henrad 2008 K. Henrad, Mensenrechten vanuit internationaal en nationaal perspectief 2e druk, Boom Juridische uitgevers Den Haag 2008 T.F.M. Hooghiemstra 2001 T.F.M. Hooghiemstra, Teksten en toelichting op de Wet bescherming persoonsgegevens, Koninklijke Vermande Lelystad 2001 Dorine Rijkers 2002 mr. drs. Dorine Rijkers, Privacy: De wet bescherming persoonsgegevens, Uitgever: Drs. B.J. Veldkamp, Amsterdam 2002 L. van Amelo 2001 L. van Amelo, Ik heb toch niets te verbergen, SDU uitgevers, Den Haag, 2001
44
Elektrische bronnen http://www.volkstellingen.nl/nl/volkstelling/jaarview/1971/ http://www.stichtingnovo.nl/site_dateien/brochure%20Antillenstraat.pdf Kamerstukken Kamerstukken II 1977/78, 15 049; Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 3; Kamerstukken II 1967/68, 9 419 nr. 3; Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3. Koninklijk Besluit 21 februari 1972, nr 70. Jurisprudentie 25 October 2007, Application no. 38258/03, STRASBOURG (VONDEL v. THE NETHERLANDS); 1 February 2000, Application no. 34406/97, STRASBOURG (CASE OF MAZUREK v. FRANCE); 16 December 1992 (Application no. 13710/88), STRASBOURG, (NIEMIETZ v. GERMANY); HR 15 april 1994, NJ 1994, 608 (Valkenhorst arrest); LJN: BJ3060, Rechtbank Haarlem, 158424 / KG ZA 09-311 - 16-07-2009; Rb. Amsterdam 26 augustus 2004, KG 04/1566 SR; LJN: AN8437, Rechtbank 's-Gravenhage, zittingsplaats Leeuwarden, AWB 02/36883/ 30-092003; LJN: BM8044, Centrale Raad van Beroep, 08/1206 WWB + 08/1207 WWB/ 8-6-2010.
45
Bijlagen
46
Bijlage 1: Checklist: Aanmelden gegevens LVG
47
Bijlage 2: Vragen vrijstellingsbesluit
48
Bijlage 3: Verslag ir. Igor Stalpers-Croeze
49
Bijlage 4: Memo: WOM
50
Bijlage 5: WBP
51