Advies van de beoordelingscommissie onderzoeksmasteropleidingen Maatschappijwetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ten behoeve van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie over de aanvraag tot toets nieuwe opleiding van de joint degree onderzoeksmasteropleiding Business In Society van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam
Procedure Op verzoek van de NVAO heeft de beoordelingscommissie onderzoeksmasteropleidingen Maatschappijwetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) de aanvraag om accreditatie beoordeeld van de voorgenomen joint degree onderzoeksmasteropleiding Business In Society van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en de Universiteit van Amsterdam (UvA). De opleiding is een onderzoeksmasteropleiding die gezamenlijk wordt verzorgd door de VU en de UvA. Een samenwerkingsovereenkomst die de joint degree formeel regelt, is bij het dossier gevoegd. De commissie heeft haar advies opgesteld aan de hand van de criteria die zijn geformuleerd in het “Beoordelingskader beperkte opleidingsbeoordeling onderzoeksmasters” van 22 november 2011. De KNAW-commissie bestaat uit: – prof. dr. P. Scheepers (voorzitter), hoogleraar Methoden en Technieken van Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, Radboud Universiteit Nijmegen; – prof. dr. J. Plantenga, hoogleraar Economie van de Welvaartsstaat, Universiteit Utrecht; – prof. dr. F. Witlox, hoogleraar Economische Geografie, Universiteit Gent; – prof. mr. T.A. de Roos, emeritus hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht, Universiteit van Tilburg; – M. Postma MSc. (student-lid), recent afgestudeerd aan de research master Social and Cultural Science, Radboud Universiteit Nijmegen. De commissie heeft het aanvraagdossier bestudeerd en in een eerste vergadering op 18 maart 2014 besproken. Aan de opleiding is vervolgens een aantal inhoudelijke en feitelijke/organisatorische vragen voorgelegd. De antwoorden op de schriftelijke vragen (hier “aanvullend materiaal” genoemd) zijn ontvangen op 24 april 2014 en de commissie heeft deze besproken tijdens een bijeenkomst op 6 mei 2014, voorafgaand aan de hoorzitting ten kantore van de KNAW. De commissie heeft op laatst genoemde dag gesproken met respectievelijk delegaties van het management en docenten van de beoogde opleiding. De commissie heeft op basis van het aanvraagdossier, de schriftelijke antwoorden op de gestelde vragen en de hoorzitting haar advies vastgesteld. Het advies is op 15 juli 2014 aan de opleiding voorgelegd met het verzoek eventuele feitelijke onjuistheden te corrigeren. Op 21 juli 2014 is een reactie van de opleiding ontvangen. De in deze reactie voorgestelde geringe tekstuele aanpassingen heeft de commissie overgenomen. Het definitieve advies is vastgesteld op 27 augustus 2014. Het betreft een toets nieuwe opleiding. In dit geval wordt er bij de standaarden en het eindoordeel slechts gewerkt met de oordelen voldoende of onvoldoende.
1
Beoordeling Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties De joint degree onderzoeksmasteropleiding Business In Society beoogt getalenteerde en gemotiveerde studenten met een achtergrond in business studies of een aanverwante achtergrond voor te bereiden op een promotieplaats of andere onderzoeksfuncties. De joint degree onderzoeksmasteropleiding Business in Society is een initiatief van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA), onder auspiciën van het Amsterdam Business Research Institute (ABRI) van de VU en het Research Instituut van de Amsterdam Business School (ABS-RI) van de UvA. Met deze onderzoeksmasteropleiding wordt het voor de twee participerende faculteiten mogelijk om, binnen de Nederlandse context, een opleiding te verzorgen waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die van de beste internationale graduate schools op het gebied van management en bedrijfskunde. Het hoofddoel van de onderzoeksmasteropleiding Business in Society is studenten op te leiden tot onderzoekers die vraagstukken op het snijvlak van bedrijfskunde en de samenleving benaderen vanuit interdisciplinair perspectief. De beoogde opleiding geeft aan dat zij van oordeel is dat vier unieke eigenschappen de onderzoeksmasteropleiding Business in Society onderscheiden van andere onderzoeksmasteropleidingen op het gebied van bedrijfskunde en management in Nederland, te weten: 1. Profiel van het programma: de inhoud van de onderzoeksmasteropleiding Business in Society sluit aan bij de strategische prioriteiten (profielen) van beide universiteiten: Transnational Law and Corporate Governance (UvA) en Professional Services (VU). 2. Sterke focus op onderwijs in theorievorming: De meeste onderzoeksmasters in Nederland leggen de nadruk op methodologische training, wat niet zelden resulteert in het herhalen van onderzoek door studenten in plaats van eigen theorie ontwikkeling en onderzoek. Hoewel de onderzoeksmasteropleiding Business in Society studenten ook een sterke methodologische basis geeft, is het uitgangspunt om ze grote vaardigheid op het gebied van theorievorming te laten ontwikkelen (bijvoorbeeld ontwikkelen en samenvoegen van theorieën, interdisciplinaire reflectie), om zo tot innovatief onderzoek te komen. 3. Onderzoekservaring: Ervaring opdoen met onderzoek is één van de pijlers van de onderzoeksmaster. Het programma bevat drie „stages‟ bij verschillende onderzoeksgroepen en –centra binnen de participerende faculteiten. 4. Doelgroep: Naast studenten met een achtergrond in bedrijfskunde of sociale wetenschappen, richt de onderzoeksmasteropleiding Business in Society zich op afgestudeerden van Nederlandse en Europese University colleges (bijvoorbeeld het Amsterdam University College (AUC)). De beoogde opleiding heeft zich vergeleken met vier ander onderzoeksmasteropleidingen in Nederland die zich richten op business studies, management en organisatiewetenschappen. De beoogde onderzoeksmasteropleiding Business in Society heeft met deze opleidingen gemeen dat het onderzoekers opleidt in business studies, maar de beoogde opleiding verschilt sterk van de andere vier wat betreft doelstellingen en inhoud. Het grootste verschil is de nadruk op het bestuderen van managementvraagstukken in de sociale context en de analyse vanuit een interdisciplinair perspectief. Ook beoogt de opleiding studenten kritisch te laten reflecteren op bestaande theorievorming en vaardigheden te ontwikkelen om zelf daaraan een bijdrage te kunnen leveren. De beoogde opleiding heeft zich ook internationaal vergeleken met bestaande opleidingen. Bij de opleidingen in andere landen is anders dan bij de aangevraagde master vaak sprake van een vroege specialisatie in een bepaald domein. Volgens de opleiding ligt er bij die bestaande opleidingen ook minder nadruk op een afsluitend onderzoek in de vorm van een thesis. De beoogde opleiding ziet ook een duidelijk meerwaarde in de samenwerking tussen de UvA en de VU, zo vullen de betrokken onderzoeksprogramma‟s elkaar goed aan. Vanuit de VU is de beoogde opleiding gerelateerd aan drie onderzoeksprogramma‟s (van het ABRI), vanuit de UvA is de opleiding gerelateerd aan drie onderzoeksprogramma‟s (van het ABS-RI). De commissie heeft zich de vraag gesteld of de niche die men voor de opleiding ziet wel zo uniek is en zou daar graag bij een volgende visitatie van overtuigd worden. De commissie acht de eindtermen helder omschreven. Ze zijn passend bij een onderzoeksmasterniveau.
2
De commissie constateert dat de eindkwalificaties voldoen aan het criterium dat een onderzoeksmaster dient op te leiden tot functies waarin onderzoeksvaardigheden en -ervaring vereist zijn, en die uitgaan boven hetgeen op grond van de gebruikelijke koppeling van onderzoek en onderwijs kan worden verwacht. De commissie beoordeelt standaard 1: Beoogde eindkwalificaties, als voldoende.
Standaard 2: Onderwijsleeromgeving De beoogde joint degree onderzoeksmasteropleiding Business In Society is een tweejarige opleiding die volledig in het Engels onderwezen wordt. Het programma beoogt een gebalanceerde combinatie van meer op de inhoud gerichte vakken en meer op de methoden gerichte vakken. Het programma is ingedeeld in drie niveaus, met op elk niveau kernvakken en op niveau 1 en 2 ook specialisatievakken. Het aanleren van relevante vaardigheden vindt op alle niveaus plaats. 1. Theory building (39 EC) 2. Methodological proficiency (39 EC) 3. Research practice (42 EC) Het programma is opgebouwd uit 4 semesters en elk semester is opgebouwd uit twee periodes van 8 weken en één periode van 4 weken (8+8+4). In het aanvraagdossier is in een tabel de relatie aangegeven tussen de beoogde eindkwalificaties en de kernvakken en de keuzevakken. Daaruit is op te maken dat alle eindkwalificaties aan bod komen. Het programma vertoont een logische opbouw met voldoende diversiteit aan werkvormen. De commissie had de indruk dat de scheiding tussen theorie (in het eerste semester) en methoden (in het tweede semester) wat rigide was. Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen en de hoorzitting lijkt dat dit meevalt en blijkt er een duidelijke onderwijsfilosofie achter te zitten waarmee de integratie van theorie en methoden gewaarborgd is. Ook is een prototype van het programma bij PhD studenten getest. Alle vakken zijn uitsluitend ontwikkeld voor de onderzoeksmasterstudenten Er zijn duidelijke en adequate criteria voor de selectie van mogelijke studenten. Er wordt gekeken naar de vooropleiding, de behaalde cijfers tijdens de vooropleiding (gemiddelde van een 8 voor de bacheloropleiding), een bewijs voor uitstekende beheersing van het Engels, en een motivatiebrief. Er is een toelatingscommissie die op basis van de geformuleerde criteria besluit over toelating. Aan de docenten wordt de eis gesteld dat ze beschikken over een Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) en dat ze een uitstekende staat van dienst hebben op het gebied van onderzoek. De beoogde docenten die de commissie tijdens de hoorzitting gesproken heeft, maakten een bevlogen en gemotiveerde indruk en leken al een duidelijk team te vormen. Men was goed op de hoogte van het programma en de invulling ervan, en men kon de gemaakte keuzes verduidelijken. Ook is er een duidelijke wil aanwezig tot het steeds verder verbeteren van het programma. Docenten uit zes onderzoeksprogramma‟s zijn betrokken bij de onderzoeksmaster (drie programma‟s uit elke universiteit). Het zijn de programma‟s Strategic Entrepreneurship, Human Resources en Logistics, Information, Networks and Knowledge van de VU, en Accounting, Business in Society en Human Resource Management/Organizational Behaviour van de UvA. Eind 2013 zijn al deze onderzoeksprogramma‟s beoordeeld door een externe commissie volgens het SEP protocol. De eis die aan de onderzoeksomgeving voor een onderzoeksmaster gesteld wordt, is dat op alle onderdelen een oordeel van minimaal 4 (zeer goed) behaald wordt. De commissie maakt zich zorgen over het oordeel dat gegeven is op het onderdeel “viability” van een aantal onderzoeksprogramma‟s. Enkele programma‟s kregen voor viability niet de gewenste 4 (voor twee programma‟s van de UvA was de score een 3,5, en voor één programma van de VU was de score een 3). De commissie heeft tijdens de hoorzitting en de antwoorden op de schriftelijke vragen vernomen dat men denkt deze score op niet al te lange termijn te kunnen verbeteren. De commissie beveelt aan wat dat betreft de vinger aan de pols te houden en indien de viability niet verbetert het desbetreffende programma te vervangen door een programma dat wel aan de eisen voldoet.
3
De beoogde staf-student ratio voor deze opleiding is 1 op 25. De wijze waarop de eindtermen in leerdoelstellingen per cursus zijn vertaald, maakt het studenten mogelijk de eindtermen te behalen. Het aantal contacturen per week bedraagt tussen de 8 en 12 uur per week gedurende de eerste drie semesters. In het laatste semester (tweede semester van het tweede jaar) varieert dit aantal. Voor de thesisbegeleiding staat 60 uur. Samenvattend is de commissie van oordeel dat de onderzoeksomgeving en de kwaliteit van de staf van voldoende (hoog) niveau is en dat de opleiding voldoet aan de eisen wat betreft de instroom en selectie van de studenten en formele omvang van het programma. Het geheel overziende beoordeelt de commissie Standaard 2 (Onderwijsleeromgeving) als voldoende.
Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over de gezamenlijke examencommissie, de werkwijze van deze commissie, over de beoordeling en toetsing en het toezicht op de kwaliteit daarvan. De wijze van toetsen en beoordeling is inzichtelijk en duidelijk weergegeven in het aanvraagdossier en de docenten hebben er al over nagedacht. Dat wekt vertrouwen voor de toekomst. De commissie beveelt wel aan om als het de bedoeling is dat de thesis geschreven wordt in de vorm van een publiceerbaar artikel dat ook duidelijk in het beoordelingsformulier op te nemen. De commissie komt op basis van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met verschillende delegaties tot de conclusie dat de (beoogde) toetsing en beoordeling voldoen aan de (hoge) eisen die aan een onderzoeksmaster gesteld worden en dat afgestudeerden de vereiste eindkwalificaties kunnen bereiken. Het geheel overziende beoordeelt de commissie Standaard 3 (Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties) als voldoende.
Standaard 4. Afstudeergarantie en financiële voorzieningen De commissie heeft de financiële gegevens bekeken en geconstateerd dat er in het begin sprake is van aanzienlijke verliezen. Tijdens de hoorzitting werd door het management aangegeven dat men die verliezen wil en kan dragen. Op verzoek van de commissie heeft het management dat in een brief bevestigd. Tijdens de hoorzitting vernam de commissie dat de verliezen voor de komende 5 jaar al in de begroting zijn opgenomen. Daarnaast worden er vanuit elke instelling 6 promotieplaatsen per jaar gegarandeerd. Op basis hiervan beoordeelt de commissie Standaard 4 (Afstudeergarantie en financiële voorzieningen) als voldoende.
4
Advies De commissie komt op basis van de informatie in het aanvraagdossier, de antwoorden op de door haar gestelde schriftelijke vragen en de hoorzitting, tot een positief eindoordeel over de aanvraag. Op alle standaarden komt de commissie tot het oordeel voldoende, derhalve is ook het eindoordeel voldoende. De commissie is van mening dat deze opleiding voldoet aan de eisen die gesteld worden aan een onderzoeksmaster. De commissie is tevreden met de schriftelijke en mondelinge toezegging van het management dat elke instelling 6 PhD posities per jaar beschikbaar stelt.
Concluderend is de commissie van oordeel dat de nieuwe opleiding joint degree onderzoeksmasteropleiding Business In Society van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam voldoet aan de door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie gestelde eisen aan onderzoeksmasters, zoals neergelegd in het „Beoordelingskader onderzoeksmasters‟ van 22 november 2011.
Den Haag, 27 augustus 2014 Namens de Commissie Beoordeling onderzoeksmasteropleidingen Maatschappijwetenschappen,
prof. dr. P. Scheepers voorzitter
ir. S. van Bruggen secretaris
5
Bijlage Overzicht van beoordelingen door de KNAW-commissie Maatschappijwetenschappen betreffende de toets nieuwe opleiding joint degree onderzoeksmasteropleiding Business In Society van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam
Standaarden 1 Beoogde eindkwalificaties
2 Onderwijsleeromgeving
3 Toetsing
4 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar
Beoordeling door de KNAW-commissie V
Eindoordeel
V
V
V
V
De standaarden en het eindoordeel krijgen het oordeel onvoldoende (O) of voldoende (V)
6