Blz:1 ,van 6 Standaard Protocol Fonetogram Opname, Voice Profiler users Group, Copyright P.Pabon
1. 1.1
STANDAARD PROTOCOL Protocol Spreekstemgebied
Laat de cliënt tellen vanaf 1. Ga hiermee zolang door, tot er in het spreekstemgebied een gebiedje meer aankleurt (dus meer naar geel/oranje/rood verkleurt). >Bewaar het document (blz. ..) en zet het eventueel als achtergrond op het scherm (blz.:..). 1.2
Protocol Opname Standaard fonetogram
Voor opname van het fonetogram mag alleen op de klinker aa gezongen worden. Het voordeel van een open klinker aa is dat er zo weinig mogelijk verholen blijft. Dit houdt tegelijkertijd in dat alle oneffenheden te horen zijn. Het gaat er echter niet om de mooiste tonen op te nemen, maar juist om alle uitersten en mogelijkheden af te tasten. Tevens is de keuze om de klinker aa te gebruiken deel van een internationale standaard. 1.3
Op een makkelijke toon zacht
Laat de cliënt eerst zo zacht mogelijk de klinker aa zingen op een zelf gekozen toonhoogte. 1.4
Eerst zacht omhoog
Probeer eerst vanuit de makkelijke toon de zachtste stemgevingen te registreren. Wissel daarbij liever niet steeds luid en zacht af. Laat de cliënt elke toon aanzetten en dan proberen deze zo zacht mogelijk te laten klinken. Besteed voldoende tijd om de cliënt naar een echt minimum te laten zoeken. De zachtste stemgevingen komen pas naar voren wanneer één toonhoogte langer vastgehouden wordt. Het is mogelijk eerst de ondergrens van het fonetogram ruw te schetsen door snel alle tonen zo zacht mogelijk te doorlopen om vervolgens daarna per toon naar een minimum te zoeken. Vaak wordt een nog veel lager minimum bereikt als de cliënt de geruststelling krijgt dat de toon niet helemaal helder hoeft te zijn. Neem dus niet te snel genoegen met de in eerste instantie behaalde ondergrens. Eenmaal zeer zacht aan het stemgeven lukt het veel mensen om de toon in een later stadium ook weer helder te krijgen. De onderlijn hoort op te lopen: Naarmate de toonhoogte hoger wordt, wordt het moeilijker om zacht te zingen. De meeste cliënten weten niet dat dit het normale beeld is en proberen dan heel trouw de onderlijn vlak te krijgen. Enige geruststelling over het normaalbeeld: hoger betekent ook minder zacht kunnen zingen.
Blz:2 ,van 6 Standaard Protocol Fonetogram Opname, Voice Profiler users Group, Copyright P.Pabon
Heel plotseling niet meer zacht kunnen bij toenemende toonhoogte: De zachtste stemgevingen zijn te verwachten in het onderste octaaf van het stembereik. Het moment waarop de stem opeens niet meer zo zacht kan, kan zeer plotseling optreden, vaak tot eigen verbazing van een zanger. Ook dit plotseling scherp oplopen van de onderlijn hoort bij het normaalbeeld en het loont de moeite dit nogmaals duidelijk te maken. Hoog en zacht is extra belastend: De complete toonomvang van de ondergrens hoeft in deze fase nog niet eerst helemaal tot aan de hoogste tonen te worden afgemaakt. Dit kan beter gedaan worden als de cliënt goed ingezongen is, bv. wanneer de luidste tonen in het hoge bereik opgenomen worden. Er is dan een betere afwisseling tussen spanning en ontspanning. Men maakt vaak meer spanning in het keelgebied wanneer men zacht in het bovenste deel van het bereik zingt dan wanneer men hoog en luid zingt en kan ook dan de stem forceren! In het algemeen geldt: gebruik voortdurend uw eigen stem(pedagogische) ervaring om in te schatten hoe de cliënt er bijstaat. Wissel veel af en besluit rustig een oefening tussendoor te doen om een techniek duidelijker te krijgen. 1.5
Opname onderste octaaf: de laagste toon
Nadat een beeld is verkregen van de ondergrens, en met name van hoe de stem in dit deel van het bereik gebruikt wordt, verplaats dan de aandacht naar het onderste octaaf van het bereik. Vraag de cliënt zo laag mogelijk te zingen. Er zijn mensen die dit met een zeer geknepen stemgeving proberen te bereiken. Vaak is de laagste toon niet goed te herkennen doordat de stem plotseling onregelmatig, spetterend of aperiodiek trilt. Op het beeldscherm is dit te zien aan het heen en weer springen of verdwijnen van de cursor. Zeker voor deze mensen worden de laagste tonen het beste bereikt door al gapend of zuchtend een glijtoon naar beneden te maken. Het even voor- en nadoen is behalve grappig ook ontspannend! Probeer deze tonen ook zo zacht mogelijk te laten produceren. 1.6
Opname onderste octaaf: ook luider
Het onderste octaaf is tevens het gebied waar de gemiddelde spreekstem ligt. Probeer dit deel van het fonetogram altijd geheel te vullen. Het onderste octaaf is bovendien het gebied waar de borststem aanvangt. Laat de cliënt nu wat luider zingen en glijtonen en zweltonen maken. Voor de laagste tonen in de borststem vraag je de cliënt steeds luider te zingen. De toon gaat vaak automatisch vrijwel meteen mee omhoog (zie het intermezzo hieronder). Het fonetogram wordt hier als het ware gevuld door het maken van schuine bewegingen omhoog. Middengebied borststem Het maken van zweltonen is de techniek die in het onderste deel van het registerbereik het beste werkt om een maximum te vinden. Instrueer de cliënt zweltonen (crescendi) te maken. Dit is zeker aan te raden bij sterk geknepen of kelig stemgebruik.Terwijl u hiermee bezig bent,
Blz:3 ,van 6 Standaard Protocol Fonetogram Opname, Voice Profiler users Group, Copyright P.Pabon
vraag dan de cliënt zich ook eens van het scherm af keren of met de ogen dicht te zingen en probeer hem opnieuw bijvoorbeeld de laatste toon zo luid mogelijk te laten zingen.Van het scherm afgewend is er meer ruimte om op adem, houding en klank te letten. Vaak wordt er zo een nog hoger geluidsniveau bereikt. Voegt deze oefening geen hoger geluidsniveau toe dan weet u daarmee ook dat u op de goede weg was. De visuele terugkoppeling kan de stemgeving sterk bepalen. cliënten gaan soms scheef en op hun tenen staan om de cursor nog wat verder te bewegen of gebruiken een heel gespannen stem. Blijf ook als instructeur met uw aandacht dichter bij de cliënt dan bij het scherm. intermezzo: Om de gehele borststem goed in kaart te kunnen brengen is het nodig om al direct een onderscheid te maken tussen twee zangtechnieken die er zijn om het fonetogram te vullen: glijtonen of glissandi: de toonhoogte verandert glijdend van laag naar hoog of van hoog naar laag; een horizontale beweging in het fonetogram en crescendi(zweltonen) of decrescendi: van zacht naar luid of van luid naar zacht, terwijl de toonhoogte constant blijft; een verticale beweging in het fonetogram. Dit zijn twee tegenpolen in de stembewegingen die in het fonetogram te zien zijn. In veel gevallen beweegt de stem zich schuin door het fonetogram (fysiologisch gezien de gemakkelijkste weg) waarbij zowel toonhoogte als luidheid tegelijk variëren. Om de uitersten van een stem goed in kaart te kunnen brengen maakt het veel uit of er voor (A) glijtonen of voor (B) zweltonen gekozen wordt. Zo is reeds eerder aangegeven dat voor het bepalen van de ondergrens het maken van decrescendi de laagste minima oplevert. Zweltonen(crescendi) (B) zijn bij het vinden van de maximale geluidsniveaus eveneens de beste optie, echter niet voor het hele toonbereik! Het vermogen een toon vast te houden, d.w.z. luider te zingen zonder dat de toonhoogte meeverandert, verschilt sterk tussen cliënten (een kwestie van training). Ook kunnen binnen een individu grote verschillen optreden in “trefzekerheid” en toonvastheid afhankelijk van het toongebied/register waar gezongen wordt. Tevens is bij veel pathologieën het vermogen goed een toon vast te houden verloren gegaan (of het was nooit aanwezig). Het is raadzaam als instructeur hierop te anticiperen. Er is de volgende leidraad te geven: • bij de laagste tonen van de borststem is het voor iedereen moeilijk op toon te blijven en daarbij tevens steeds luider te zingen. Toon houden en aanzwellen is onderin het toonbereik een zeer moeilijke opgave. • in het middengebied van de borststem lukt het vasthouden van een toon doorgaans goed en is dit ook de beste optie om het hoogste geluidsniveau te registreren. • de hoogste tonen in de borststem worden bereikt door de instructie “toon vasthouden” los te laten. Uitersten worden bereikt door een combinatie van een luide steminzet, een snelle glijtoon omhoog, gevolgd door het vasthouden van de luide eindtoon. De hoogste tonen in de borststem worden gevonden ca. 1.5 octaaf boven de
Blz:4 ,van 6 Standaard Protocol Fonetogram Opname, Voice Profiler users Group, Copyright P.Pabon
laagste toon in het bereik. Dit zijn dus niet de hoogste tonen van het gehele stembereik! Boven het bereik van de borststem (het borstregister) ligt namelijk nog het falset- of kopregister. Om goed met de registerovergang om te gaan is het van belang dat je als instructeur op de hoogte bent van het volgende mechanisme: de stem kent twee verschillende basistrillingswijzen die op hun beurt samenhangen met één van de twee registers: borststem of falsetstem. De stem heeft in het algemeen de neiging om in één register (of trillingswijze) te blijven hangen, d.w.z. bij een steminzet “kiest” men (vaak onbewust) voor een bepaalde trillingswijze (register). Bij latere variaties in toonhoogte verandert wel de trillingsduur, maar het basistrillingspatroon van de stembanden blijft hetzelfde als datgene waar bij de steminzet voor gekozen is. Slechts met veel moeite is het mogelijk een overgang te maken naar een ander basistrillingspatroon; men forceert dan als het ware een stembreuk. Bij zeer lage toonhoogte is het bijna onmogelijk om een steminzet te maken in het falsetregister, men start automatisch in borststem. Bij zeer hoge toonhoogte is het zeer moeilijk in borstregister te starten, men start automatisch in falsetstem. In het middengebied van het toonbereik bestaat er een keuzemogelijkheid, òf een start in borststem òf een steminzet in falsetstem. Welke van de twee registers gekozen wordt, is sterk afhankelijk van de luidheid van de steminzet. Bij een steminzet in het midden van het stembereik kiest de stem met een luide inzet voor de borststem en bij een zachte inzet voor de falsetstem. Vaste niveaus of frequenties waarbij dit effect optreedt zijn helaas niet te geven; deze zijn stemafhankelijk. De individuele begrenzingen komen pas in beeld terwijl je de opname maakt. Voor de instructeur is een bewustzijn van het bovengenoemde mechanisme van essentieel belang om het uiterste uit een stem te kunnen halen. Wees dus vooral in het midden van het stembereik attent op het geluidsniveau waarop de cliënt start en hou daar in uw instructies rekening mee. 1.7
Hoogste en luidste tonen in borststem
Probeer het toon voor toon omhoog gaan met de stem vast te houden en door te laten zetten nog steeds in borststem. Zet de cliënt ertoe aan altijd luid te starten. Hiermee schept u de voorwaarde dat de stem in het borstregister inzet. Dit wordt steeds moeilijker te realiseren naarmate de stem hoger wordt. Er moet steeds luider gestart worden om in de borststem te blijven. Wordt er een keer te zacht gestart (in falset) dan merkt u dit meteen aan het feit dat de toon bij aanzwellen vooral omhoog gaat, maar niet luider wordt (of uiteindelijk wel luider wordt maar dan bij een veel hogere toon). Ga terug naar een lagere toonhoogte waarbij de cliënt nog in de borststem startte en instrueer nu om vanaf deze toon een glijtoon te maken (dus geen toon meer vasthouden). Laat luid en hoog starten. Laat met glijtonen waarbij toonhoogte en geluidsniveau tegelijkertijd toenemen, naar de uitersten van de borststem zoeken. Laat dan de cliënt aan het eind van zo’n toon de toonhoogte even vasthouden. De stemtechniek die voor het bereiken van deze uitersten gebruikt wordt, wordt ook wel het opdrijven van de borststem genoemd. Deze techniek is
Blz:5 ,van 6 Standaard Protocol Fonetogram Opname, Voice Profiler users Group, Copyright P.Pabon
belastend, dus hou de stem en de cliënt goed in de gaten. Het verschil tussen een getrainde en ongetrainde stem komt hier het duidelijkst naar voren. De registerovergang: In het volgende (middelste) octaaf van het stembereik ligt altijd een registerovergang. Deze kan goed zichtbaar en hoorbaar zijn of, bij meer getrainde stemmen, door mengen van borst- en kopregister geheel gemaskeerd worden. 1.8
Kop-/falsetstem: zacht starten; toon voor toon omhoog/zweltonen
Al voordat de hoogste tonen van het borstregister worden bereikt, kan de stem in het falset of kopregister terechtkomen. Het geluidsniveau waarop gestart wordt is hier weer de factor die bepaalt in welk register de stem terechtkomt. Instrueer de cliënt zowel hoog als zacht te starten. De laagste tonen in het falsetregisterbereik kunnen nog niet luid geproduceerd worden. Net zoals bij de laagste tonen in het borstregister zal een verhoging van het geluidsniveau snel ook een toonhoogteverhoging met zich meebrengen. Pas bij de hogere tonen in het falsetregisterbereik haalt de stem de maximale luidheid. De eerste kop-/falsetklanken zullen over het algemeen lager in geluidsniveau uitkomen dan de hoogste klanken in het borstregister; een zogenaamde dip in de bovenste contour. Is er geen dip dan kan dat ook komen doordat goed gemengd is of doordat de borststem niet uitgebouwd is. De bovengrens van het fonetogram loopt nu verder schuin op naar hogere toonhoogte, op een manier die vergelijkbaar is met het oplopen van de bovengrens bij de borststem. Dit oplopen is een normaal beeld. De hoogste tonen in het falsetbereik: Hier moeten weer tegelijkertijd glij- en zweltonen gemaakt worden. Het wordt steeds moeilijker om, naarmate de stem hoger komt zweltonen te blijven produceren. Hetzelfde verhaal als met de borststem. Het traject schuin omhoog door het fonetogram is gemakkelijker. Meer variëren (in toonhoogte) is nodig om de hoogte goed te bereiken. Dit hoge gebied is bij de meeste vrouwelijke stemmen het meest bekend, en voor het zoeken naar de luidste/hoogste tonen in het bereik is daarom ook weinig aansporing nodig. Bij de mannenstem zal voor de vulling van dit deel van het fonetogram meer coaching nodig zijn. 1.9
Afsluiten met hoog en zacht
Dit is vaak de moeilijkste opdracht. Laat de cliënt hieraan werken als de stem goed ingezongen is. Met name voor zangers is het belangrijk hier wel goed aandacht aan te besteden in verband met eventuele stemclassificatie. 1.10
Keuze: binnengebied vullen ja/nee
Het eerste octaaf moet altijd gevuld worden. Of je de rest van het fonetogram binnen de contouren op laat vullen, is afhankelijk van het doel van de opname. Mogelijke redenen om bijvoorbeeld het binnengebied te vullen zijn: - je wil de registergrenzen binnen het fonetogram zichtbaar hebben, of
Blz:6 ,van 6 Standaard Protocol Fonetogram Opname, Voice Profiler users Group, Copyright P.Pabon
- bij pathologieën wil je zoeken naar die gebieden waar de stem het gemakkelijkst aanspreekt of het helderst klinkt om van daaruit de stem verder uit te bouwen. Schreeuwen is het beste te definiëren als ongecontroleerd hard stemgeven. Iedereen kan schreeuwen. Vooral de ongetrainde stem kan in een schreeuw, gil, krijs tot ongekend hoge uitschieters komen. Luider nog dan een getrainde zanger omdat deze eerder een grens voelt. Bij sommige patiënten kan dit juist de manier zijn om meer mogelijkheden van de stem te ontdekken. Men is het er echter nog niet over eens of dergelijke stemgevingen bij een fonetogram horen. Geef bij het fonetogram in elk geval aan dat dit gebied met een schreeuw bereikt is. Het kan zijn dat een ‘uithaal’ de aanleiding vormt om nog eens verder de grenzen af te tasten, maar dan in een meer gecontroleerde vorm. Waarschuwing voor overbelasting: Het is vaak opmerkelijk wat een dwingend gegeven opdracht ook bij een schijnbaar geheel gevuld fonetogram nog aan nieuw gebied naar boven brengt. Wat te doen met secure en/of competitiegevoelige zangers die zich in allerlei bochten wringen om elk gaatje van het fonetogram te vullen of om elke uitschieter verder uit te bouwen en daarbij hun stem forceren? Of met ongetrainde stemmen die met extreme keelspanning proberen een zo groot mogelijk fonetogram te krijgen? Bij de instructeur ligt een belangrijke verantwoordelijkheid. Zorg dat de cliënt rustig zijn stemspieren kan opwarmen en blijf goed kijken en luisteren om in te schatten of je nog verder moet gaan met de taak die je hebt gegeven. PROTOCOL OPNAME Makkelijke toon zacht
(zie § 1.3)
Zacht omhoog
(zie § 1.4)
Onderste octaaf; de laagste toon
(zie § 1.5)
Onderste octaaf; luider
(zie § 1.6)
Borststem; hoogste en luidste tonen
(zie § 1.7)
Kop-/falset stem; zacht starten, toon voor toon omhoog/zweltonen
(zie § 1.8)
Afsluiten met hoog & zacht
(zie § 1.9)
Binnengebied vullen (keuze)
(zie § 1.10)